the Fourth Week of Advent
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Vision of the Risen Christ; Message to Churches.Hoofdstuk 2
Messages to the Seven Churches.Hoofdstuk 3
Messages to the Remaining Churches; Laodicea.Hoofdstuk 4
Vision of Heaven's Throne; Worship.Hoofdstuk 5
The Lamb Worthy to Open the Scroll.Hoofdstuk 6
The First Six Seals; Disasters and Judgments.Hoofdstuk 7
Sealing of 144,000; Great Multitude in Heaven.Hoofdstuk 8
Seventh Seal Opened; Trumpet Judgments.Hoofdstuk 9
Fifth and Sixth Trumpet Judgments; Woes.Hoofdstuk 10
Mighty Angel; Little Scroll; John's Mission.Hoofdstuk 11
Two Witnesses; Seventh Trumpet; Worship.Hoofdstuk 12
Woman and Dragon; War in Heaven.Hoofdstuk 13
Beasts from the Sea and Earth; Mark of the Beast.Hoofdstuk 14
144,000 on Mount Zion; Messages of Judgment.Hoofdstuk 15
Seven Angels with Seven Plagues; Song of Victory.Hoofdstuk 16
Seven Bowl Judgments; Final Plagues.Hoofdstuk 17
Babylon the Great; Fall of the Great Harlot.Hoofdstuk 18
Fall of Babylon; Mourning for Its Destruction.Hoofdstuk 19
Marriage Supper of the Lamb; Christ's Return.Hoofdstuk 20
Satan's Binding and Release; Final Judgment.Hoofdstuk 21
New Heaven and New Earth; New Jerusalem.Hoofdstuk 22
The River of Life; Final Exhortations.
- Revelation
by Karl August Dächsel
Amos 3:7 Zeker de Heere Heere zal geen ding doen, tenzij Hij Zijn verborgenheid aan Zijnknechten, de profeten, geopenbaard heeft.
DE OPENBARING VAN JOHANNES, DE THEOLOOGDe Openbaring van Johannes is de grote hoofdstroom van de profetie, die, uit hetsamenvloeien van alle stromen van de Oud-Testamentische profetie ontstaan, in de zee van deeeuwigheid uitloopt.
Het verlangen naar de toekomst van de Heere, die alles voleindigt, is degrondtoon daarvan.
In grootse trekken, vol heilig symbolisch beeldwerk, waarin tot aan dehele vervulling zonder schade voor de stichting van de Christelijke gemeente veel duistersmoet blijven, schildert zij de ontwikkeling van het Godsrijk tot aan de laatste, heerlijkstevolmaking in het eeuwige leven.
Het is met deze profetie als met een komeet, welks loop vandag tot dag, van week tot week gemakkelijker kan worden berekend, omdat men tot de kennisvan een steeds groter deel van de hele baan komt.
Zeker is er geen bijbelboek, dat de uitlegger zoveel moeite baart, als het laatste.
De Costa zegtterecht: "Het boek van de Apocalyps is duister, behelst enkel raadsels, wordt door een iedernaar zijn eigen begrippen of vooroordelen willekeurig uitgelegd.
Onder dit voorwendsel iseen boek, waarvan zijn schrijver getuigt, dat "zalig zijn, die het lezen en horen en die bewarenhetgeen daarin geschreven is", reeds vroegtijdig uit kerkelijk en huiselijk gebruik verwijderdgeworden.
Wat heeft onze menselijke wetenschap of onwetendheid, ja, ook niet zelden bijoverigens oprechte vereerders van Zijn woord, al niet voor vonden gezocht, om zich van delezing en overdenking van zekere gedeelten van dat woord te verschonen! Wat aloneerbiedige eerbied niet zelden te baat genomen om de uitdrukkelijke verklaringen van datwoord zelf te ontgaan! Toch is de profetie, overeenkomstig het getuigenis van de Heere zelf,niet zomaar gegeven, om de vervulling daarvan eerst van achteren, wanneer zij daar is, teerkennen, maar ook om de tijden, waarvoor de profetie gegeven is, te onderscheiden en degebeurtenissen zo, die voorspeld zijn, met geloof tegemoet te gaan de vervulling van hetgeenhet woord van de profetie in zijn grote trekken voor ogen stelt, te leren verbeiden en haaraannadering met het hart en in de geest te vergezellen.
In die zin toch vorderde de Heere vande Joden en hun oversten en schriftgeleerden, dat zij de tekenen van de tijden, met betrekkingbepaald tot de godsdienstige en nationale verwachting van hun Messias, zoudenonderscheiden.
In dezelfde zin wordt het profetisch woord vergeleken met een licht, schijnendin een duistere plaats.
De bedoeling bij dergelijke vordering en vermaning kan wel nietgeweest zijn, dat elke bijzonderheid van het profetisch woord, als was het een reeds tothistorie geworden feit, van te voren gekend en verwacht zou worden, maar wel, dat de groteuitzichten, door de Godsspraken vanouds geopend, in het oog zouden worden gehouden, inhet hart verborgen; ja ook met aandacht en inspanning bestudeerd zouden worden, opdat, debeslissende tijd eindelijk daar zijnde, degenen, aan wie de belofte geschonken was, nietongelovig of onvoorbereid mocht vinden.
Zeker, het is een boek, dat "Openbaring" heten magen niet "verberging.
" Dchsel heeft bij de vele pogingen om de raadsels te ontraadselen, ookde zijne gevoegd en wij mogen hem voor menige opmerking dankbaar zijn, maar moeten bijmeer dan een onze schouders ophalen.
Als hij ons onder anderen wil doen geloven, datNapoleon I weer persoonlijk uit het graf zal opstaan, om als antichrist gezien te worden, dandoet ons dit denken aan de mening van de Joden van Jezus tijd, die Elia en Jeremiapersoonlijk uit het graf teruggekeerd verwachtten en Johannes de Doper vroegen, of hij diewas, hetgeen deze van zich wees, alhoewel hij volgens de getuigenis van de Heere de Eliawas, die komen zou.
Toch meende ik, eenmaal gebonden Dchsels bijbelwerk, al is het danook omgewerkt, terug te geven, ook zijn mijns inziens gewaagde gissingen en niet te volgenverklaringen, te moeten meedelen.
De lezer zal wel gelieven te bedenken, dat de uitbreidingenin de tekst en de aanmerkingen zonder bijvoeging van de naam van de schrijvers voorrekening van Dchsel blijven, zoals wij zijn naam ook in het bijzonder vaker plaatsten, waarwij een geheel ander voelen toegedaan waren.
Ik meende echter, die uitleggingen niet alleente mogen geven, maar ook van sommige anderen (want het getal verklaarders is legio) demeningen te moeten meedelen, terwijl wij graag bekennen, het meest in te stemmen methetgeen wij er van bekende Neerlandse namen bijvoegden.
De lezer zal van dekanttekeningen van onze Statenvertalers, van W. Brakel, van De Costa, van de terechtgewaardeerde Hengstenberg, wiens opvattingen in eenvoudiger vorm door Dressel zijnweergeven, alsmede van de oudere Gereformeerde theologen, aanhalingen vinden, waarmeewij graag verklaren ons meer te kunnen verenigen.
Verstandiger komt ons voor, het "nonliquet" uit te spreken, dan zich in gewaagde gissingen te begeven.
Wat in Jesaja 48 staat, datGod verkondigd heeft, eer het kwam, opdat men niet zeggen zou: "Mijn afgod heeft diedingen gedaan", en zegt "u heeft het gehoord, aanmerk dat alles", maar ook weer nieuwedingen doet horen en verborgene, waarvan Hij zegt: "V r deze dag heeft u ze ook nietgehoord, opdat u niet misschien zeggen zou: "Zie, ik heb ze geweten", komt mij voor, ook opde profetie in Johannes Openbaring van toepassing te zijn.
God heeft de toekomende dingengezegd; wij hebben ze geweten en weer de nieuwe dingen niet geweten.
Niet zonderinstemming laten wij dan ook hier volgen, wat v. d. Palm in zijn Bijbel aan dit geschrift laatvoorafgaan: "Dit boek van de Openbaringen of van de profetieën, of van de gezichten vanJohannes, het laatste van al de bijbelse boeken, was door zijn inhoud en opstel waardig, dehele rij van deze te besluiten.
Het is geheel in de grote, de heerlijke en verheven zin, die alleheilige schriften ademen.
Gods onbeperkte, alles omvattende wereld-regering wordt daaringeschilderd, met beelden en kleuren zo schoon en stout, als de gloeiende Oosterse verbeeldingdie bevatten kon, in een bloemlezing uit de krachtigste van de oude IsraëlitischeGodsspraken, doormengd met liederen en lofzangen, die ons uit hogere gewesten toeklinken.
Wat op aarde geschiedt, wordt in de hemel beraamd en voorbereid; daar wordt het bevel totde volvoering gegeven.
Tripmfeert hier beneden de boosheid, het is Gods toelating, Godsbestel tot ontwikkeling van hogere raadsbesluiten.
Worden deugd en godsvrucht vervolgd,verdrukt en vertrapt, het is om haar te louteren en daarboven is daarvoor eindelozevergoeding weggelegd.
Is deze aarde het toneel van gedurige strijd tussen het Rijk van hetlicht en dat van de duisternis, van de waarheid en van de leugen, van de deugd en van deondeugd; al de kansen van die worstelstrijd zijn door God berekend; hier wordt hij gevoerd,in de hemel beslist; en hoe veeg die strijd voor deugd en waarheid soms schijnt te staan,eindelijk is de zegepraal zeker en volkomen.
Dat Rijk van het Licht is het Rijk van Jezus, deverheerlijkte Middelaar en Zoon van God, door Hem gegrondvest in Zijn bloed; die Zijnnaam dragen en Zijn leer beleven, zijn burgers van dat Rijk hier en daarboven; en wie voorHem lijdt, zal met Hem heersen.
Zodanig is de hoofdinhoud van dit Boek en in welke reeksvan beelden die ook worden voorgedragen, welke tonelen in de hemel of op de aarde geopendwerden, die deze grote inhoud ervan voorbij ziet, om zijn vernuft of verbeelding, of dedriften, die in hem woelen, de vrije teugel te geven, zou wellicht gevaar kunnen lopen, om debelofte (Hoofdstuk 1:3) niet, althans niet in de ruimste en heerlijkste zin, op zich te kunnentoepassen.
Wat in Gods raad verborgen is, zal niemand uit het Boek ontraadselen, noch er eenmiddel in vinden om de Allerhoogste in Zijn onnagaanbaar bestuur te kunnen vooruitlopen.
Het is het Boek van Jezus toekomst, die even onverwacht als luisterrijk en zeker zou plaatshebben, maar waarvan dag en uur geen mens of Engel was geopenbaard.
Al bevatte dus ditBoek geen eigenlijke of stellige voorspelling, ja, niets meer dan de zinnebeeldige voordrachtvan de straks opgenoemde waarheden, door Gods Geest aan de verrukte verbeelding vanJohannes, in afwisselende hemelse en aardse tonelen aldus geopenbaard, dat het hart van elkgevoelig Christen-lezer erdoor in heilig vuur ontstoken moest worden; ook dan nog zou hetons een onschatbaar gedenkstuk zijn van de eindeloze verhevenheid van de Christelijke leeren de hemelse reinheid van haar zedenkunde.
Maar de wijze van de voorstelling op veleplaatsen en sommige stellige uitdrukkingen en aanduidingen overtuigen ons, dat het dadelijkevoorspellingen zijn van n of meer grote gebeurtenissen, waaraan hier de verwachting vanJezus toekomst wordt vastgehecht.
Wil iemand deze voorspellingen voor nog onvervuldhouden; en inderdaad, hetgeen in de drie laatste Hoofdstukken begrepen is, kan men tochbezwaarlijk als vervuld beschouwen, maar wil men ook al het voorgaande, hetzij vanHoofdstuk 6, hetzij van Hoofdstuk 13 af, voor nog onvervuld houden, men brengt dan allestot de laatste tijden, die Jezus toekomst zullen voorafgaan en bedenkt, dat elke profetie danpas ophoudt, een raadsel te zijn, wanneer de voorspelde uitkomst dadelijk aanwezig is, enspiegelt zich aan de Joden, die, omdat zij de voorspellingen van de Profeten niet naar degeest, maar naar de letter verklaarden, de Heere der heerlijkheid gekruist hebben.
Houdt menhet integendeel daarvoor, dat het voorspelde of liever door geheimzinnige beeldenaangeduide, in dit Boek, reeds voor vele eeuwen is vervuld, dan komen twee gevoelens inaanmerking, die beiden met vele redenen bekleed kunnen worden en waarover het moeilijk iseen bepaalde keuze te doen; een onzekerheid, hoedanige ook over vele andere reeds vervuldeGodsspraken van het Oude Verbond, bepaald over die van Daniël, plaats heeft, zonder datmen daarom aan haar reeds plaats gehad hebbende vervulling twijfelt.
Volgens het eerstevoelen behoort alles van Hoofdstuk 6 tot aan het einde van Hoofdstuk 19, tot de verwoestingvan Jeruzalem en de omkering van de Joodse Staat door de Romeinen, een gebeurtenis, diedoor Jezus zelf als een voorbode en waarborg van Zijn luisterrijke toekomst is voorgesteld;waarom ook hier de voorspelling en van niet enkel als een aankondiging van die uitkomst inde geschiedenis aangemerkt moet worden, maar als een Godsspraak over de zegepraal van hetChristendom, onwrikbaar gevestigd op de puinhopen van de Joodse godsdienst.
Volgens ditvoelen vindt men hier een eigenlijke voorspelling van gebeurde zaken, welker vervulling mentrek voor trek in de geschiedenis kan nagaan.
Anderen echter menen, dat, behalve de triomfvan de Christelijke godsdienst op het Jodendom, ook die op het Heidendom en de afgoderij,in Johannes voorspellingen wordt aangeduid; dat Rome, onder de benaming van Babel, alsde zetel van de afgoderij en de ondergang van die stad, zinnebeeldig, als de vernietiging vande afgodsdienst in de beschaafde gedeelten van de wereld wordt voorgesteld, en dat dezetweede zegepraal van de Christelijke leer, na een herhaalde kampstrijd (Hoofdstuk 13 tot 19)dichterlijk beschreven wordt.
Volgens dit laatste voelen behelst de Openbaring veel meeralgemene verwachting van hetgeen gebeuren zou, in allegorie of dichterlijke beeldspraakuitgedrukt, dan wel voorspelling van een toekomstige gebeurtenis door de voorkennis van deAlwetende en haar voornaamste en kenmerkende bijzonderheden, aan een profeet bekendgemaakt en op goddelijke last te boek gesteld, die laatste echter door de aard en dewaardigheid van een goddelijk en bijbels geschrift vereist schijnt te worden.
Hoezeer dit boekgrote dichterlijke verdiensten heeft, kan men het echter geen dichtstuk heten, zonder zich eenspeling met deze benaming te veroorloven.
De gedachten, de beelden zijn dichterlijk, maar inde proza-schrijfstijl; nu verhevener, dan eenvoudiger en platter uitgedrukt.
Nog minderaannemelijk en oordeelkundig is het om hier de aanleg van een toneelstuk, in verschillendebedrijven afgezonderd, te willen opmerken.
Het is de natuurlijke ontwikkeling van een grotedaad, zonder schijn van knoop of ontknoping, in haar aanvang en afloop, zoals de enegebeurtenis uit de andere vloeide, voorgedragen; terwijl alles, wat onder dit geschrift naar eenkunstmatig ingericht dichterlijk opstel doet zwemen, veel meer tot het geheimzinnige en hogevan de orakelspraak gebracht moet worden.
De opgave van de inhoud zal dit doen blijken.
Dedrie eerste hoofdstukken zijn voorbereidend; zij behelzen de toewijding van dit boek aan degemeenten van Klein-Azië, een verschijning van Jezus in Zijn heerlijkheid, die Zijn dienaarlast geeft om hetgeen hij zien zal op te tekenen en in Zijn naam brieven aan die Gemeenten teschrijven.
Met het vierde hoofdstuk beginnen eigenlijk de gezichten; de hemel opent zich,Johannes ziet God op Zijn troon gezeten, omringd door Zijn hemelraad; een boek met zevenzegels gesloten, is in zijn hand, dat niemand openen kan.
Maar voor de hemeltroon verschijntJezus als een Lam, dat geslacht is geweest en aan Hem wordt de macht toegekend, om datboek van het raadsbesluit te ontzegelen, waartoe Hij het ontvangt uit de hand van Hem, die opde troon zit, onder het luide lofgezang van alles, wat in de hemel is (Hoofdstuk 4 en 5).
Hetgesloten boek wordt ontzegeld; bij het openen van zes van de zeven zegels ziet menvertoningen, die niet dan onheil en jammer aanduiden (Hoofdstuk 6).
Maar eer alles nogbanger en vreselijker wordt, verschijnt er een engel, die een groot aantal van door Goduitverkorenen met een zegel merkt, waardoor de volgende rampen hen niet zouden treffen(Hoofdstuk 7 (zegel wordt geopend en zeven engelen ontvangen elk een bazuin.
Bij hetblazen van iedere bazuin of krijgstrompet, raakt eerst de hele natuur in angst en beroering,terwijl het blazen van de vijfde en zesde bazuin, geduchte onheilen en oorlogsverwoestingenverkondigt.
(Hoofdstuk 8, 9).
Een engel, met een boekrol in de hand, zweert dat er geenuitstel meer gegeven zal worden.
Hij beveelt Johannes de boekrol op te eten (Hoofdstuk 10).
Johannes ontvangt een meetstok om de tempel te meten, maar niet het voorhof; de tweelaatste getuigen verschijnen, worden gedood en herleven (Hoofdstuk 11:1-14).
De zevendebazuin kondigt aan, dat de strijd voor de zaak van God aanvankelijk beslist is, waarop dehemel van de lof weergalmt en de tempel zich geopend vertoont met de Verbondsark daarin(vs. 15-19).
Het beeld van een vrouw van een vorstin in hemelse luister vertoont zich, ook datvan de helse draak; de vrouw is zwanger en de draak belaagt haar, om haar kroost teverslinden.
Zij baart een Zoon, die bij God voor Zijn troon wordt opgenomen.
De draak voertkrijg in de hemel, maar wordt overwonnen en op de aarde geworpen, waar hij de vrouwvruchteloos probeert te doen omkomen (Hoofdstuk 12).
In de hemel is wel de strijd beslist,maar op aarde moet opnieuw met geweld en boosheid worden gekampt.
Een gedrocht komtop uit de zee, dat verschrikkelijke dwingelandij oefent en waarvoor alles bukt; het wordt dooreen ander gedrocht geholpen en in zijn oppermacht gesteund en bevestigd (Hoofdstuk 13 Inde hemel wordt het lied van het Lam gezongen, engelen verkondigen de aanstaande zegepraalvan het Evangelie, de val en de straf van de oproerigen tegen het Godsrijk, de sikkel wordt inde oogst geslagen en de perskuip van Gods toorn getreden (Hoofdstuk 14).
In de hemel wordthet lied van Mozes gezongen, de zeven laatste jammeren worden aangeduid door zevenengelen, aan elk van wie een gouden schaal wordt gegeven (Hoofdstuk 15).
De zeven engelenstorten hun schalen uit op de aarde; onder verschrikkelijke voortekenen nadert de grote dagvan Babels ondergang, welker einde straks daar zijn zal (Hoofdstuk 16).
Een nieuw gezichtwordt aan de apostel vertoond: een vrouw, koninklijk opgesierd, de verleidster tot afval enwreedheid; aan Johannes wordt de betekenis van dit en de voorafgaande beelden bekendgemaakt (Hoofdstuk 17).
Eindelijk wordt de hele ondergang van de tegen Christus vijandigestad aangezegd, en een zegelied op haar val gezongen.
Zo op aarde als door hemelingen.
Metde optocht van de triomf en de straf van de beide gedrochten eindigt dit grootste deel van deopenbaringen (Hoofdstuk 18, 19).
De draak wordt in de afgrond gebonden, Christus Rijkvertoont zich in al zijn heerlijkheid op aarde, geruime tijd durende.
Ten einde van die moethet nog een aanval verduren, maar overwint daarin snel, door God geholpen (Hoofdstuk 20:1-10).
Het einde is daar.
Het gericht van de grote dag wordt gehouden (Hoofdstuk 20:11-15).
De eeuwigdurende heerschappij van God en de Verlosser vangt aan; het nieuw Jeruzalemwordt beschreven in zijn alle begrip te boven gaande glans en het geluk van de gezaligdenhoog verheven (Hoofdstuk 21 en 22:1-5 het Boek, betuigingen, waarschuwingen,zaligsprekingen, beden om de haastige toekomst van Jezus en Zijn Rijk (Hoofdstuk 22:6-21).