Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Openbaring 13

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, OPENBARING 13

Revelation 13:1

VI. Revelation 13:1-Revelation 13:10. In de eerste plaats ziet Johannes uit de zee een dier opstijgen. Dit is de antichristelijke wereldmacht. De gedaante van het dier is op zo karakteristieke wijze beschreven, dat wij in de wereldmacht, hier bedoeld, niet alleen een vereniging moeten zien van de vier wereldmonarchieën van Daniël in haar toppunt, maar ook reeds in staat worden gesteld, het land en volk, dat in de gezichtskring van de profetie treedt, uit te vinden, waaruit dan ten einde van de tijden de anti-christ zal voortkomen. Ja zelfs kan de vraag, die die dynastie zal zijn, worden beantwoord en nu worden ook de aanmatigingen van hem, die uit die dynastie als mens van de zonde en kind van het verderf zal voortkomen, beschreven in nauwe verwantschap met 2 Thessalonians 2:4 ; maar tevens ontvangt die Kerk, die zich met deze mens van de zonde verenigt en hem tot zijn heerschappij brengt, de losmaking uit alle verhouding tot Christus en de aankondiging van het gericht, dat hem treft.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, OPENBARING 13

Revelation 13:1

VI. Revelation 13:1-Revelation 13:10. In de eerste plaats ziet Johannes uit de zee een dier opstijgen. Dit is de antichristelijke wereldmacht. De gedaante van het dier is op zo karakteristieke wijze beschreven, dat wij in de wereldmacht, hier bedoeld, niet alleen een vereniging moeten zien van de vier wereldmonarchieën van Daniël in haar toppunt, maar ook reeds in staat worden gesteld, het land en volk, dat in de gezichtskring van de profetie treedt, uit te vinden, waaruit dan ten einde van de tijden de anti-christ zal voortkomen. Ja zelfs kan de vraag, die die dynastie zal zijn, worden beantwoord en nu worden ook de aanmatigingen van hem, die uit die dynastie als mens van de zonde en kind van het verderf zal voortkomen, beschreven in nauwe verwantschap met 2 Thessalonians 2:4 ; maar tevens ontvangt die Kerk, die zich met deze mens van de zonde verenigt en hem tot zijn heerschappij brengt, de losmaking uit alle verhouding tot Christus en de aankondiging van het gericht, dat hem treft.

Vers 1

1. En ik Johannes zag, uit de zee, het zinnebeeld van het rusteloos op en neer golvend leven van de volken Da 7:3, onder de invloed van de draak, die op het zand van de zee stond (Revelation 12:18), een beest opkomen, hebbende, evenals de draak zelf (Revelation 12:3), zeven hoofden en tien horens. En in een enkel opzicht was er onderscheid met de draak, die op zijn zeven hoofden zeven kronen droeg, op zijn horens waren tien koninklijke hoeden, want het doel van de slang met het voortbrengen van dit dier was van het begin af de vorming van het antichristelijke rijk met zijn tien koningen (Revelation 17:2 en "Da 2:45. En op zijn hoofden was een naam van Gods-lastering; want die hoofden hadden reeds iets van dat karakter, dat in de ene van hen tot volkomen openbaring komen zou (Revelation 13:5).

Vers 1

1. En ik Johannes zag, uit de zee, het zinnebeeld van het rusteloos op en neer golvend leven van de volken Da 7:3, onder de invloed van de draak, die op het zand van de zee stond (Revelation 12:18), een beest opkomen, hebbende, evenals de draak zelf (Revelation 12:3), zeven hoofden en tien horens. En in een enkel opzicht was er onderscheid met de draak, die op zijn zeven hoofden zeven kronen droeg, op zijn horens waren tien koninklijke hoeden, want het doel van de slang met het voortbrengen van dit dier was van het begin af de vorming van het antichristelijke rijk met zijn tien koningen (Revelation 17:2 en "Da 2:45. En op zijn hoofden was een naam van Gods-lastering; want die hoofden hadden reeds iets van dat karakter, dat in de ene van hen tot volkomen openbaring komen zou (Revelation 13:5).

Vers 2

2. En het beest dat ik zag, was, wat de romp aangaat een pardel gelijk, dat zo behendige dier met gevlekte huid en koude, wrede aard (Habakkuk 1:8 Jeremiah 13:23 Isaiah 11:6), en zijn voeten waren als de voeten van een beer, die lomp en zonder verschoning alles neer treden wat er onder raakt. En zijn mond, die hij had als geheel, buiten de zeven hoofden, was als de mond van een leeuw, die zo ontzettend brult en alles met grote schrik vervult. En de draak, die het dier uit de zee had doen opstijgen, gaf hem naar het hem gegeven recht (Luke 4:16) zijn kracht, om geweld te oefenen over leven en vrijheid, over handel en wandel van de mensen zoals het hem behaagde en zijn troon om een koninkrijk op te richten, dat zich over de hele wereld uitstrekte en grote macht, met onbeperkte bevoegdheid om buiten de grenzen van zijn heerschappij te handelen en te regeren, als de tijd van zijn bestuur gekomen zou zijn (Revelation 13:5).

Niet zoals de meeste uitleggers aannemen het geheel van alle wereldmonarchieën, of de wereldmonarchie in het algemeen, zoals die in de loop van de tijd van de wereld in zeven na elkaar opkomende wereldrijken opstond, stelt dit dier uit de zee met zijn zeven hoofden voor; want het getal van de wereldrijken in hun geheel is door Daniel 7:1 reeds tot vier beperkt en wij hebben geen recht, om door aanvoeging van voren en achter dit getal tot zeven uit te breiden; ook is het wereldrijk van de laatste tijd slechts een wederopstaan van het Romeinse ("Da 2:38"en "Da 2:43. Ons gezicht handelt integendeel over de verschillemde vormen van het vierde wereldrijk van Daniël (Daniel 7:7), het Romeinse, waaruit ten slotte het wereldrijk van de laatste tijd, afgebeeld onder de tien met kronen versierde hoofden of het anti-christelijke rijk, zich ontwikkelt. Als wij vragen, welke van die vier vormen dus bedoeld wordt, worden wij door de zeven hoofden en tien horens met kronen bepaald gewezen op een rijk of land, dat gedurende zijn geschiedkundige ontwikkeling zeven koningsgeslachten of koningshuizen aanwijst, niet meer en niet minder en dat reeds eenmaal zijn streven en zijn bekwaamheid heeft getoond, om alle overige koninklijke machten tot een monarchie onder zijn heerschappij te verenigen. Zeker kunnen wij nog bij geen enkel rijk of land op aarde zijn geschiedkundige ontwikkeling tot de laatste tijd overzien, dat wij ten opzichte van de 7 dynastieën, die wellicht reeds nu van het begin van zijn eigen bijzonder bestaan kunnen worden aangewezen, met zekerheid zouden kunnen zeggen, dat het niet tot een achtste of negende zal komen. Dit gemis wordt echter rijkelijk vergoed door een dubbel inzicht, dat ons nu reeds de wereldgeschiedenis vergunt. Als namelijk in Revelation 17:10 van de 7 koningen, waaronder wij niet enkele personen, maar hele regenten-huizen of dynastieën moeten verstaan, wordt gezegd "vijf zijn gevallen", dan hebben wij daaraan de vrij onbedriegelijke maatstaf, om de rijken of landen in ons Europa te beschouwen, die van deze hier alleen in aanmerking zou kunnen komen. Bovendien moet dat land of rijk onder zijn zeven koningshuizen er een bezitten, waaraan het volgende karakteristieke teken wordt gezien. Israël, de vrouw van de Messias zwanger, waarvan wij in Revelation 12:1 hebben gelezen, heeft tot zijn koningshuis, dat volgens de bestemming van God het ten deel geworden was, het huis en het geslacht van David gehad. Uit dit huis moest de Messias of Christus voortkomen en David, de stichter van het huis, was in zijn persoonlijk wezen en in zijn eigen geschiedenis vanaf het begin zodanig, dat het tot op zekere hoogte de Christus, die kwam, voorafschaduwde. Dienovereenkomstig moet ook het rijk of land, dat van de antichrist zwanger is, als het nu reeds mogelijk zou zijn het bij name te noemen, reeds een dynastie weten aan te wijzen, welks stichter de toekomstige antichrist, die het nog eens uit zich zal doen voorkomen en zich reeds gepreformeerd, of wat zijn wezen en werken aangaat heeft voorafgeschaduwd. Wij zeggen nu zonder twijfel niet te veel, als wij Frankrijk het land noemen, dat de treurige roeping heeft om eens de antichrist voort te brengen. Vooral is sinds de revolutie van 1789 zijn geschiedenis niets meer dan een "grote smart om te baren" en zijn keizer Napoleon I heeft zich niet ontzien om de mening van koning Gustaaf IV van Zweden, dat hij de reeds verschenen antichrist zou zijn, op deze wijze te verbeteren: "de antichrist zelf ben ik niet, maar wel zijn voorloper. " Heeft nu Frankrijk werkelijk op 7 dynastieën te wijzen: 1) het Karolingische, 2) het Capetingische huis, 3) het huis van Valois, 4) van Valois Orleans, 5) het huis van Bourbon, 6) het huis Buonaparte. 7) het huis Bourbon-Orleans; dan komt het met No. 1-5 geheel overeen "vijf zijn gevallen", terwijl de dynastie van de Bourbons in onze dagen reeds zo goed als teniet gedaan is en de goddelijke leiding in de kinderloosheid van de graaf van Chambord niet te miskennen is. Is vervolgens naar Revelation 13:18 het getal van het dier 666 en moet dit een getal zijn van een mens, niet een, dat moet gevonden worden door een geheime goddelijke, maar door menselijke berekening, waarmee gewezen wordt op de gematria of de kunst, om de getalswaarde van de letters te berekenen Jer 25:26, dan vinden wij ook, dat in de naam van het huis Buonaparte dat getal verborgen ligt. De getalswaarde van de zeven Hebreeuwse letters trbnwwb is 400 + 200 + 2 + 50 + 6 + 6 + 2 = 666. Beschouwen wij de geschiedenis van Frankrijk, zo ver die reeds bekend is en nemen wij voor de verdere gang daarvan aan, dat het huis (Bourbon) Orleans (hetzij na een tussenregering van de graaf Chambord of niet) op een niet al te verwijderd tijdstip op de troon gekomen en die dan ook behouden zal, tot na 4 mensen leeftijden een Napoleon VIII het aflost, dan geeft de op elkaar volging van de dynastieën deze getallenrij: 1, 2. 3, 4, 5 5, 7. 6, (5), 7, 6 en bovengenoemd getal 666 zou ons ook hier weer voor de ogen treden. Zo ook komen bij deze opvatting ook de wereldrijken, als men deze onder de hoofden wil verstaan, waartoe zonder twijfel een zekere aanleiding bestaat, tot hun volle recht; eerst zijn deze vier na elkaar opgetreden, het Chaldeeuwse, Medo-Perzische, Griekse, Romeinse. In het jaar 500 na Christus ontving Karel de Grote te Rome de Rooms-Duitse keizerskroon, waarmee het heilige Roomse rijk ontstond. Dit wordt vervolgens in het jaar 1806 door Napoleon 1 omver gestort; vijf waren er dus gevallen (Revelation 17:10), hemzelf komt nu als wereldmonarch het getal zes toe. Omdat er nu echter drie van deze naam opstaan en wel in voortgaand naderen tot het doel, verkrijgen wij het volgende schema: 6. 60. 600. Nap. 5. Heilige Roomse Rijk, 4. Romeinse rijk. 3. Alexanders monarchie, 2. Medo-Perzisch rijk. 1. Chald. rijk onder Nebukadnezar. Reeds konden wij bij Daniel 11:37-Daniel 11:39 bij het karakteriseren van de antichrist niet nalaten te wijzen op het wezen en de handelwijze van Napoleon I. In die man is hetgeen in Revelation 13:26 van die plaats van zelfverheffing gezegd is, voldoende openbaar geworden, toen hij in het jaar 1798 in Egypte zijn proclamatie gaf en daarin, hoewel voornamelijk slechts misbruik makend van het bijgeloof van de Mohammedanen: "Ik zou zeker van u rekenschap kunnen afeisen over de meest geheime gedachten van zijn hart; want ik weet alles, zelfs dat, wat men tot niemand gezegd heeft. Zalig zij, die de eersten zijn, om zich met een oprecht hart aan mij aan te sluiten". Evenals in de woorden aan de jeugdige aartshertog van Berg: "uw eerste plichten zijn die jegens mij, vervolgens jegens Frankrijk, dan jegens uw volk", zo stelde hij in alles en altijd zich boven alles. Wat hij in zijn catechisme liet leren, dat was ook in ernst de mening van zijn hart, dat hij, die keizer Napoleon eert en dient, God eert en die dient. Wat de overige dynastieën van Frankrijk aangaat, de Roomse stoel heeft ze met de naam van allerchristelijkste koningen versierd, zoals die titel eerst in Lodewijk XI (van 1461-1483) een koning is gegeven, die Gods wet zoals nauwelijks een ander despoot van de Middeleeuwen met voeten heeft getreden en wiens geestelijke overmacht over allen, met wie hij te doen had, alleen in dienst stond van onbegrensde heerszucht, zo komt hij aan ieder, die de zaken volgens Christelijke maatstaf afmeet, voor als een godslastering als een illustratie op de woorden van onze teksten op zijn hoofden was een naam van godslastering". Daardoor wordt op een hun allen gemeenschappelijke naam (wellicht in tegenstelling tot hetgeen op het voorhoofd van de hogepriester stond geschreven Exodus 28:36): Nsvl vdq d. i. "heilig de satan" ten minste zijn dat 7 letters en daaronder als eerste K: Karolingers, en als laatste N: Napoleon) als aanwijzing van hetzelfde karakter gewezen; zodat dus niet bedoeld is, dat ieder hoofd zijn eigen bijzondere naam zou hebben gehad. Er mogen nu in de lange tijdruimte van meer dan 1200 jaren enkele vorsten in Frankrijk zijn geweest, die in gezindheid en handelwijze beter waren, zodat men hen niet onder de categorie van lastering kon brengen, er is ook in het geheel alleen sprake van hoofden, of van verschillende koningshuizen en op deze allen kan die categorie worden toegepast, als men zich hun voornaamste vertegenwoordigers voorstelt. Dat enkele uitzonderingen op de geldigheid van de titel voor het geheel geen inbreuk maken, is reeds na de opmerking bij Revelation 10:7 daardoor te kennen gegeven, dat in Revelation 13:5 met 1260 dagen maar 42 maanden zijn genoemd. Bij de beschrijving van de gedaante van het dier, welks lichaam als dat van een pardel, welk, voeten als beren voeten en welks muil als een leeuwemuil is, terwijl ook de twee horens niet ontbreken, herinnert men zich de vier dieren in Daniel 7:2-Daniel 7:8 Wij hebben hier dus niet te doen met een zelfstandige, nieuwe wereldmacht, die naast die vier als vijfde werd gesteld maar met een, die het wezen van de andere in zich samenvat, hun karakteristieke tekenen weer opvat en in een bijzonder opzicht nog meer bepaald uitdrukt, ten slotte het streven, om de hele wereld onder een bestuur te dwingen, in de staat van de eenheid, met de 10 vazallen-rijken onder haar oppergezag werkelijk bereikt. Wat nu in de eerste plaats het slanke en gevlekte panterlichaam aangaat, zo onderscheidt zich het Franse volk door een bijzondere vlugheid en behendigheid boven alle volken van de aarde; nationaliteit en taal zijn inderdaad een mengsel van het Romeinse en het Germaanse, van Latijn en Celtisch. Hoe het met zijn lompe berenvoeten reeds alles op de aarde heeft vertrapt, ondanks alle pochen op de roem de meest beschaafde natie van de aarde te zijn, hoeven wij voor hen, die de geschiedenis kennen, niet in het bijzonder op te tellen en nu is de naam, die zij zichzelf geven van "de grote natie" het prestige, dat men met zo grote zelfverbeelding zich heeft toegekend en de stem van een aangematigde en ook in tijden van verachtering niet opgegeven zelfverheerlijking, die de aardbodem in vrees en schrik houdt, sterk genoeg, om het attribuut van leeuwemuil te rechtvaardigen: Wij moeten ons intussen ook de plaats (Hosea 13:7 v) herinneren, waar God Zijn afgevallen, ondankbaar volk dringt: "Ik werd voor hen als een felle leeuw, als een luipaard loerde Ik op de weg. Ik ontmoette hen als een beer, die van jongen beroofd is en scheurde het slot van hun harten en Ik verslond ze aldaar als een oude leeuw". Frankrijk met zijn leeuwemuil en zijn berenvoeten en zijn panters behendigheid heeft dus zeker een goddelijke missie onder de volken van Europa; het is die, om de afgevallen, ondankbare Christenen te straffen, in bestendige vrees te houden en als het laatste uur komt, te verslinden.

Hier ontmoeten wij nu in de vierde schildering van het 1260 jarige tijdsverloop een met schrikwekkende uitvoerigheid geschilderd beest. De zee, waaruit het opstijgt, is in het algemeen de zee van de volksverhuizing in het Westen, in welks golven het heidens-Romeinse wereldrijk verzwolgen is. Uit deze zee kwamen het tienkoningschap en het pausdom, nadat de volken vaste woonplaatsen verkregen hadden, voort, als opvolgers van het oude Romeinse wereldrijk. De draak had zich als een monster met zeven hoofden en tien horens tegenover de vrouw gesteld; hier verschijnt een beest, dat, naar het lichaam weliswaar een pardel gelijkt, maar in zijn zeven hoofden en tien horens nauwkeurig met de draak overeenkomt, zo zelfs dat de draak op zijn hoofd kronen draagt, het zeedier evenwel de kronen op de horens en op de hoofden namen van de lastering vertoont. De draak is onzichtbaar en beduidt de duivel, die de gemeente in het onzichtbare belaagt en zich met zijn zeven hoofden en tien horens als heer van de wereld voordoet. Het beest uit de zee is een wereldhistorische, zichtbare verschijning, waarin de draak zich verbergt; het voert zijn bevelen uit en dient zo in de eerste plaats de draak en vervolgens zichzelf. De zeven hoofden van de draak zijn een nabootsing van de zeven ogen (of horens) van het Lam; de duivel wil zoals Jezus Christus wereldbeheerser zijn; daarom draagt hij kronen op al de zeven hoofden. De tien horens beduiden de tien staten van Europa, waarop na de volksverhuizing het Pausdom rust en die hun heerschappij in bijna alle delen van de aarde laten gelden. De zeven hoofden van het beest wijzen niet zeven koninkrijken aan, die naast elkaar bestaan, omdat zich op de hoofden geen kronen bevinden. Het pausdom is slechts een van de zeven wereldrijken van de draak, dat juist door het ene hoofd, dat verwond is, aangewezen wordt. Alle hoofden dragen namen van de lastering, in zoverre dit beest niet de draak, maar het pausdom is. De kronen van de draak komen met de lasternamen van het pausdom overeen; omdat het het Evangelie vervalst heeft, lastert het bovenal God, In zoverre het zich voorts de macht over de gewetens van de mensen en over hun lichamen en over hun eigendom in deze wereld en over hun afgescheiden zielen in de andere wereld, met een monsterachtige onbeschaamdheid aanmatige en dan nog met een even voorbeeldeloze huichelarij beweert, dat het deze macht van de Zoon van God ontvangen heeft en in Zijn naam en op Zijn bevel uitoefent, lastert het God zonder ophouden, van zijn eerste aanvang af tot aan zijn verdwijning toe. Zijn mond wordt met de leeuwenmond van het eerste Daniëlitische dier, dat op de Babylonische wereldmacht wees, vergeleken. De leeuwenmond is het zinnebeeld van het vreselijk gehuil, dat het uitstoot en alles wijd en zijd doet schrikken. Daarmee zijn in het pausdom de aanmatigende beweringen van de Pausen, omdat zij plaatsbekleders van Christus, opvolgers van de Apostel Petrus en de rechtmatige Heere van de wereld zijn, gemeend; vervolgens de banbullen en banbliksems, de vervloeking van andersdenkenden in Christelijke dingen, van de zogenaamde ketters enz. Zo verenigen zich dus in dit beest de liet van de tijger, het vertreden van de beer en het gebrul van de leeuw, de drie eigenschappen van de drie eerste wereldrijken, tot een natuur, dier gelijke in de schepping van God in geen enkel dier te vinden is. Eindelijk komt nog het ontzettendste: de draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht. De kracht van de draak is de innerlijke levensgrond van het beest uit de zee, afgezien nog van zijn tien gekroonde horens, die de troon van de draak beduiden. Reeds in de zeven zendbrieven is van satansscholen en in de brief aan Pergamus van de troon van de satan sprake. De troon is het zinnebeeld van de koninklijke heerschappij. De kracht, waardoor dit dier innerlijk en onzichtbaar bezield wordt, is die van de draak; uiterlijk en zichtbaar is het tien-koningschap zijn troon, die het zich juist door deze kracht verwierf en tegelijk daarmee, naar binnen en naar buiten, onzichtbaar en zichtbaar, de grote macht, waarmee het sinds zijn troonsbestijging heerst.

Hetgeen nu bij Daniël de vier dieren zijn, wordt bij Johannes tot een dier samengevat en vandaar de beschrijving, die er in het tweede vers van gegeven wordt; want terwijl Daniël de wereldheerschappijen, die als vijanden van God en Zijn volk optraden, ieder afzonderlijk beschouwt, is de voorstelling bij Johannes die van een doorlopende macht, die zich in vijandschap stelt tegen God, van de aanvang af, toen God Zich uit Abrahams zaad een volk ten eigendom uitverkoor, tot aan de afloop van de eeuwen en van de huishouding van de dingen op aarde. De pardel of luipaard vindt men op verschillende plaatsen van het Oude Verbond als een wreed, maar vlug en sterk dier. Het maakt hier het hoofdbeeld uit, de romp, terwijl van de leeuw alleen de mond en van de beer alleen de voeten genoemd worden. Het bontgevlekte luipaard is een beeld van de vlekken van de zonde: "Zal ook een moorman zijn huid veranderen? of een luipaard zijn vlekken? zo zullen jullie ook kunnen goed doen, die geleerd bent kwaad te doen. " Het beest heeft "voeten als beren voeten", waardoor het aangrijpende, aanvallende wordt aangeduid van de wereldheerschappij; immers de beer bedient zich daartoe van zijn klauwen. Ook Daniël plaatst de beer in een aanvallende houding, terwijl bij de "leeuw" al het vreselijke in de mond (muil) bestaat.

Zoals de vrouw de Gods-gemeente in haar geheel voorstelt, zo het Beest het wereldrijk door alle tijden heen, beginnende van dat tijdstip, dat Godsrijk en wereldrijk zich afscheiden en er een tegenstelling op aarde zichtbaar wordt. Want evenmin als in het voorgaande door Johannes uitsluitend de Christelijke gemeente wordt bedoeld; evenmin hier slechts de Romeinse wereldheerschappij van zijn tijd, of het een of het andere ontwikkelings-tijdperk van het Romeinse rijk. Hiertegen getuigt de beschrijving van het Beest, dat de reeds verlopen wereld-monarchieën in zich sluit van leeuw, beer en pardel. Men mag ook niet veronderstellen dat Johannes zich het vierde dier van Daniël uit de vroegeren te samengesteld had gedacht. Daniël beschrijft ons zelf dit vierde beest; en wanneer nu aan Johannes dit vierde beest met uitsluiting van de anderen getoond moest worden, zo zou toch niets ongeschikter hebben kunnen gebeuren, dan juist de vroegere beesten daarin op te nemen. Ook kan men niet zeggen dat de eerste wereld-monarchieën voorgesteld worden als in het Romeinse rijk ingelijfd; was dit het geval, dan zou in Daniëls profetie de leeuw ook in de beer en deze later in de pardel ingelijfd, zijn voorgesteld. Veel meer is de enige natuurlijke verklaring van Revelation 13:2, dat dit beest de wereld-heerschappij in haar geheel betekent, dat zij in verschillende hoofden (monarchieën) aan het licht treedt. Bovendien hebben de beesten en de wijze, waarop zij in het apocalyptische Beest zijn verenigd: "dat pardellijf", "die berenpoot", "die leeuwemuil" ieder eigenaardig wel hun verklaring. De pardel wijst op listige en afgerichte valsheid, behendigheid en wreedheid; de berenpoten, die op de voetzolen gaan, op koelbloedige, sluipende, maar onbeschaamde en vermetele stappen met grote volharding; de leeuwemuil op hoogmoedig gebrul en vraatzuchtige verovering; het geheel te samen genomen, op list en woede.

Dit wordt het geschiktst verklaard voor de nieuwe Roomse heerschappij, die in deze stad, over de tijd van de vertreding van de heilige stad, en van de vlucht van de Christelijke kerk, die in de woestijn is opgericht, zich over de hele Christenheid voornamelijk in het Westen heeft uitgestrekt. Welke heerschappij, zo zij tweeërlei is, namelijk een wereldse, die de antichrist boven alle koningen, prinsen en republieken directelijk of indirectelijk uitsteekt en de geestelijke, die hij over alle bisschoppen, abten, prelaten en priesters in de Kerk aanneemt, zo worden deze beiden geusurpeerde machten in dit gezicht onder de gedaante van deze twee beesten duidelijk voorgesteld, zoals hier namaals ook door de koninklijk opgesmukte hoer, die op dit beest zit, en vergezeld is door de valse profeet; want dit is eigen aan de Apostel in dit schrift, dat verscheidene eigenschappen en werkingen van personen door verscheidene gezichten vertoond worden, zoals hier te voren vertoond wordt (Revelation 2:1) door de Christelijke kerk en zijn voorhoven en Revelation 12:1, door een vrouw met de zon bekleed: ja zoals Christus zelf vaak wordt ingevoerd als een Lam, soms als een Engel en Priester van de hemel en als een overwinnaar zittend op een wit paard.

De paus van Rome is de Antichrist. Dit volgt in vier bewijsredenen genomen. 1. van zijn naam ateinovLateinos, uitmakende een getal van 666. 2. van zijn zitplaats of stoel, het zevenbergig Rome. 3. van zijn opvolging en tijd van de openbare vertoning, de vorige regeerders van Rome volgende en tegelijk voor de dag komende met de kroning van de tien horens, dat is koningen, die uit de vernietiging van het keizerrijk sproten, waardoor hij zijn macht uitvoert. 4. van zijn gedrag, dat in zeven zaken aangewezen wordt. De Antichrist komt op uit de zee, niet eigenlijk, maar oneigenlijk genomen. Hier betekent de zee ongestadigheid, woeling, verwarring, die als een zee alles overstromen (Jeremiah 51:42): een zee is over Babel gerezen, door de veelheid van haar golven is zij bedekt (Isaiah 57:20): De goddelozen zijn als een voortgedreven zee, want die kan niet rusten. Toen de Kerk verlost was van de dwingelandij van de heidense keizers, raakte het alles in verwarring, velerlei ketterijen namen in de Kerk de overhand. Daarbij kwam een verschrikkelijke hoogmoed; ieder wilde in de Kerk de eerste zijn. Daardoor raakte de Kerk onder vier hoofdbisschoppen; en van vier kwam het op twee, namelijk van Rome en Constantinopel; hierbij raakte in het burgerlijke alles overhoop. Toen Constantijn Rome verlaten had en zijn zetel te Bijzantium, nu Constantinopel genoemd, genomen had, vielen de Gothen, Wandalen, Longobarden en andere volken in het westerse keizerrijk en in Italië, en maakten het westerse keizerrijk teniet; dan wordt hij uit het midden weggedaan, die hem, de Antichrist, weerhield (2 Thessalonians 2:7). In deze verwarring trok de bisschop van Rome alles aan zich, terwijl hij zich, zoveel in hem was, beijverde tot hij alleen voor het hoofd van de kerk erkend werd. Het gezicht was een vertoning van opkomen uit de zee en de betekenis is het opkomen van de paus, de Antichrist uit verwarringen. De zeven hoofden zijn zeven bergen, waarop de vrouw zit. Door de horens strijden de gehoornde beesten, daarmee verweren zij zich en beschadigen anderen. Deze tien horens zijn tien koningen, die het koninkrijk nog niet hebben ontvangen (toen Johannes dit schreef), maar als koningen macht ontvangen op een uur met het beest (Revelation 12:3) had de rode draak de tien horens virtualiter, in het vermogen in zich en zullende uit hem voortkomen; maar de horens waren nog niet gekroond. Zij hadden het koninkrijk nog niet ontvangen. Zij regeerden toen nog niet, maar zij kregen macht om te regeren, de koninklijke hoeden, dat is kronen, over dezelfde tijd, als het pauselijk beest macht ontving, die in het jaar 606 voor het hoofd van de Kerk uitgeroepen werd, toen het Westerse rijk verwoest was door de Gothen en Wandalen, die het keizerrijk onder zich in verscheidene koninkrijken verdeelden. Deze koningen waren de horens van het beest, omdat hij door hen zijn wil uitvoerde. De zeven hoofden worden beschreven van hun opschrift, dat hun natuur en werk te kennen geeft. Op de hoofden was een naam van godslastering, daarin waren zij gelijk. Zij onteerden God, zij schreven God toe hetgeen met Zijn heilige natuur niet overeenkomt. Zij ontkenden van God wat Hem toekomt, zij eerden andere dingen naast en boven God, Hem tot smaadheid en oneer, die toch Zijn eer geen anderen geven wil. Het is op te merken dat op deze zeven hoofden de naam van godslastering was, want ook in dit opzicht zullen zij naderhand voorkomen. Als een godslasterend hoofd wordt de wond genezen.

Men past dit het beste toe op het Rooms antichristelijk rijk. Het is een beest gelijk, werelds naar de vorm van de wereldse monarchieën en veelheid van leden, wijde uitgestrektheid, gedaante en wijze van regering, grote kracht en tirannie. De zee, waaruit het opkomt, is het Westerse en Europese werelddeel, of men kan er de afgrond door verstaan, omdat het uit de oude ketterijen en heidense zeden is voortgekomen. Zijn "opkomen" vertoont, hoe het verborgen ontvangen en gekweekt is, voordat het in het openbaar aan de dag kwam (2 Thessalonians 2:7-2 Thessalonians 2:8). Wat Revelation 13:1 verder meldt verstaat men van de grote kracht en koninklijke majesteit, te zien in de drievoudige kroon van de paus (zie verder bij Revelation 17:9-Revelation 17:12). De samengestelde gedaante van pardel, leeuw en beer toont de wreedheid, welke die van het heidens Rome overtreffen. In het bijzonder kan men denken bij de pardel aan de gevlekte meningen van heidense ketterijen, onder valse godsdiensten en bij de berenvoeten aan de vastheid van dit rijk door canones, besluiten enz., terwijl de draak het zijn kracht geeft, aan het antichristendom zijn kracht en werking verleent.

Wij hebben hier een groot en geheimzinnig koninkrijk onder het zinnebeeld van een groot en wreed wild dier, dat Johannes zag uit de zee opkomen, namelijk in navolging van de dieren bij Daniël (7:3). Men moet hier dus denken aan enige volken, die in deze tijd, waarin deze openbaring aan Johannes geschied is, voor barbaren werden gehouden, zoals de Franken, Germanen, Engelsen, Bohemers en in het algemeen de Noordse volken. Wij aarzelen hier niet te erkennen het rijk van het verborgen Babylon of vals Christelijk Rome, de vervolgster van de heiligen, dat uit de overblijfselen van het oude verwoeste Roomse rijk in het Westen zal worden geboren en zich vertonen zal in tien machtige koninkrijken van Europa, die zich omwille van de godsdienst met Rome zullen verenigen en aan haar bijgeloof en wreedheid voor een tijd ten dienste zullen staan, dat Johannes gezien heeft omstreeks ten tijde van Gregorius VII, d. i. op het einde van de 11 de eeuw voortgekomen te zijn uit de zee van de Noordse volken en met een uitwendige vreselijke gedaante in de wereld verschenen is.

Vers 2

2. En het beest dat ik zag, was, wat de romp aangaat een pardel gelijk, dat zo behendige dier met gevlekte huid en koude, wrede aard (Habakkuk 1:8 Jeremiah 13:23 Isaiah 11:6), en zijn voeten waren als de voeten van een beer, die lomp en zonder verschoning alles neer treden wat er onder raakt. En zijn mond, die hij had als geheel, buiten de zeven hoofden, was als de mond van een leeuw, die zo ontzettend brult en alles met grote schrik vervult. En de draak, die het dier uit de zee had doen opstijgen, gaf hem naar het hem gegeven recht (Luke 4:16) zijn kracht, om geweld te oefenen over leven en vrijheid, over handel en wandel van de mensen zoals het hem behaagde en zijn troon om een koninkrijk op te richten, dat zich over de hele wereld uitstrekte en grote macht, met onbeperkte bevoegdheid om buiten de grenzen van zijn heerschappij te handelen en te regeren, als de tijd van zijn bestuur gekomen zou zijn (Revelation 13:5).

Niet zoals de meeste uitleggers aannemen het geheel van alle wereldmonarchieën, of de wereldmonarchie in het algemeen, zoals die in de loop van de tijd van de wereld in zeven na elkaar opkomende wereldrijken opstond, stelt dit dier uit de zee met zijn zeven hoofden voor; want het getal van de wereldrijken in hun geheel is door Daniel 7:1 reeds tot vier beperkt en wij hebben geen recht, om door aanvoeging van voren en achter dit getal tot zeven uit te breiden; ook is het wereldrijk van de laatste tijd slechts een wederopstaan van het Romeinse ("Da 2:38"en "Da 2:43. Ons gezicht handelt integendeel over de verschillemde vormen van het vierde wereldrijk van Daniël (Daniel 7:7), het Romeinse, waaruit ten slotte het wereldrijk van de laatste tijd, afgebeeld onder de tien met kronen versierde hoofden of het anti-christelijke rijk, zich ontwikkelt. Als wij vragen, welke van die vier vormen dus bedoeld wordt, worden wij door de zeven hoofden en tien horens met kronen bepaald gewezen op een rijk of land, dat gedurende zijn geschiedkundige ontwikkeling zeven koningsgeslachten of koningshuizen aanwijst, niet meer en niet minder en dat reeds eenmaal zijn streven en zijn bekwaamheid heeft getoond, om alle overige koninklijke machten tot een monarchie onder zijn heerschappij te verenigen. Zeker kunnen wij nog bij geen enkel rijk of land op aarde zijn geschiedkundige ontwikkeling tot de laatste tijd overzien, dat wij ten opzichte van de 7 dynastieën, die wellicht reeds nu van het begin van zijn eigen bijzonder bestaan kunnen worden aangewezen, met zekerheid zouden kunnen zeggen, dat het niet tot een achtste of negende zal komen. Dit gemis wordt echter rijkelijk vergoed door een dubbel inzicht, dat ons nu reeds de wereldgeschiedenis vergunt. Als namelijk in Revelation 17:10 van de 7 koningen, waaronder wij niet enkele personen, maar hele regenten-huizen of dynastieën moeten verstaan, wordt gezegd "vijf zijn gevallen", dan hebben wij daaraan de vrij onbedriegelijke maatstaf, om de rijken of landen in ons Europa te beschouwen, die van deze hier alleen in aanmerking zou kunnen komen. Bovendien moet dat land of rijk onder zijn zeven koningshuizen er een bezitten, waaraan het volgende karakteristieke teken wordt gezien. Israël, de vrouw van de Messias zwanger, waarvan wij in Revelation 12:1 hebben gelezen, heeft tot zijn koningshuis, dat volgens de bestemming van God het ten deel geworden was, het huis en het geslacht van David gehad. Uit dit huis moest de Messias of Christus voortkomen en David, de stichter van het huis, was in zijn persoonlijk wezen en in zijn eigen geschiedenis vanaf het begin zodanig, dat het tot op zekere hoogte de Christus, die kwam, voorafschaduwde. Dienovereenkomstig moet ook het rijk of land, dat van de antichrist zwanger is, als het nu reeds mogelijk zou zijn het bij name te noemen, reeds een dynastie weten aan te wijzen, welks stichter de toekomstige antichrist, die het nog eens uit zich zal doen voorkomen en zich reeds gepreformeerd, of wat zijn wezen en werken aangaat heeft voorafgeschaduwd. Wij zeggen nu zonder twijfel niet te veel, als wij Frankrijk het land noemen, dat de treurige roeping heeft om eens de antichrist voort te brengen. Vooral is sinds de revolutie van 1789 zijn geschiedenis niets meer dan een "grote smart om te baren" en zijn keizer Napoleon I heeft zich niet ontzien om de mening van koning Gustaaf IV van Zweden, dat hij de reeds verschenen antichrist zou zijn, op deze wijze te verbeteren: "de antichrist zelf ben ik niet, maar wel zijn voorloper. " Heeft nu Frankrijk werkelijk op 7 dynastieën te wijzen: 1) het Karolingische, 2) het Capetingische huis, 3) het huis van Valois, 4) van Valois Orleans, 5) het huis van Bourbon, 6) het huis Buonaparte. 7) het huis Bourbon-Orleans; dan komt het met No. 1-5 geheel overeen "vijf zijn gevallen", terwijl de dynastie van de Bourbons in onze dagen reeds zo goed als teniet gedaan is en de goddelijke leiding in de kinderloosheid van de graaf van Chambord niet te miskennen is. Is vervolgens naar Revelation 13:18 het getal van het dier 666 en moet dit een getal zijn van een mens, niet een, dat moet gevonden worden door een geheime goddelijke, maar door menselijke berekening, waarmee gewezen wordt op de gematria of de kunst, om de getalswaarde van de letters te berekenen Jer 25:26, dan vinden wij ook, dat in de naam van het huis Buonaparte dat getal verborgen ligt. De getalswaarde van de zeven Hebreeuwse letters trbnwwb is 400 + 200 + 2 + 50 + 6 + 6 + 2 = 666. Beschouwen wij de geschiedenis van Frankrijk, zo ver die reeds bekend is en nemen wij voor de verdere gang daarvan aan, dat het huis (Bourbon) Orleans (hetzij na een tussenregering van de graaf Chambord of niet) op een niet al te verwijderd tijdstip op de troon gekomen en die dan ook behouden zal, tot na 4 mensen leeftijden een Napoleon VIII het aflost, dan geeft de op elkaar volging van de dynastieën deze getallenrij: 1, 2. 3, 4, 5 5, 7. 6, (5), 7, 6 en bovengenoemd getal 666 zou ons ook hier weer voor de ogen treden. Zo ook komen bij deze opvatting ook de wereldrijken, als men deze onder de hoofden wil verstaan, waartoe zonder twijfel een zekere aanleiding bestaat, tot hun volle recht; eerst zijn deze vier na elkaar opgetreden, het Chaldeeuwse, Medo-Perzische, Griekse, Romeinse. In het jaar 500 na Christus ontving Karel de Grote te Rome de Rooms-Duitse keizerskroon, waarmee het heilige Roomse rijk ontstond. Dit wordt vervolgens in het jaar 1806 door Napoleon 1 omver gestort; vijf waren er dus gevallen (Revelation 17:10), hemzelf komt nu als wereldmonarch het getal zes toe. Omdat er nu echter drie van deze naam opstaan en wel in voortgaand naderen tot het doel, verkrijgen wij het volgende schema: 6. 60. 600. Nap. 5. Heilige Roomse Rijk, 4. Romeinse rijk. 3. Alexanders monarchie, 2. Medo-Perzisch rijk. 1. Chald. rijk onder Nebukadnezar. Reeds konden wij bij Daniel 11:37-Daniel 11:39 bij het karakteriseren van de antichrist niet nalaten te wijzen op het wezen en de handelwijze van Napoleon I. In die man is hetgeen in Revelation 13:26 van die plaats van zelfverheffing gezegd is, voldoende openbaar geworden, toen hij in het jaar 1798 in Egypte zijn proclamatie gaf en daarin, hoewel voornamelijk slechts misbruik makend van het bijgeloof van de Mohammedanen: "Ik zou zeker van u rekenschap kunnen afeisen over de meest geheime gedachten van zijn hart; want ik weet alles, zelfs dat, wat men tot niemand gezegd heeft. Zalig zij, die de eersten zijn, om zich met een oprecht hart aan mij aan te sluiten". Evenals in de woorden aan de jeugdige aartshertog van Berg: "uw eerste plichten zijn die jegens mij, vervolgens jegens Frankrijk, dan jegens uw volk", zo stelde hij in alles en altijd zich boven alles. Wat hij in zijn catechisme liet leren, dat was ook in ernst de mening van zijn hart, dat hij, die keizer Napoleon eert en dient, God eert en die dient. Wat de overige dynastieën van Frankrijk aangaat, de Roomse stoel heeft ze met de naam van allerchristelijkste koningen versierd, zoals die titel eerst in Lodewijk XI (van 1461-1483) een koning is gegeven, die Gods wet zoals nauwelijks een ander despoot van de Middeleeuwen met voeten heeft getreden en wiens geestelijke overmacht over allen, met wie hij te doen had, alleen in dienst stond van onbegrensde heerszucht, zo komt hij aan ieder, die de zaken volgens Christelijke maatstaf afmeet, voor als een godslastering als een illustratie op de woorden van onze teksten op zijn hoofden was een naam van godslastering". Daardoor wordt op een hun allen gemeenschappelijke naam (wellicht in tegenstelling tot hetgeen op het voorhoofd van de hogepriester stond geschreven Exodus 28:36): Nsvl vdq d. i. "heilig de satan" ten minste zijn dat 7 letters en daaronder als eerste K: Karolingers, en als laatste N: Napoleon) als aanwijzing van hetzelfde karakter gewezen; zodat dus niet bedoeld is, dat ieder hoofd zijn eigen bijzondere naam zou hebben gehad. Er mogen nu in de lange tijdruimte van meer dan 1200 jaren enkele vorsten in Frankrijk zijn geweest, die in gezindheid en handelwijze beter waren, zodat men hen niet onder de categorie van lastering kon brengen, er is ook in het geheel alleen sprake van hoofden, of van verschillende koningshuizen en op deze allen kan die categorie worden toegepast, als men zich hun voornaamste vertegenwoordigers voorstelt. Dat enkele uitzonderingen op de geldigheid van de titel voor het geheel geen inbreuk maken, is reeds na de opmerking bij Revelation 10:7 daardoor te kennen gegeven, dat in Revelation 13:5 met 1260 dagen maar 42 maanden zijn genoemd. Bij de beschrijving van de gedaante van het dier, welks lichaam als dat van een pardel, welk, voeten als beren voeten en welks muil als een leeuwemuil is, terwijl ook de twee horens niet ontbreken, herinnert men zich de vier dieren in Daniel 7:2-Daniel 7:8 Wij hebben hier dus niet te doen met een zelfstandige, nieuwe wereldmacht, die naast die vier als vijfde werd gesteld maar met een, die het wezen van de andere in zich samenvat, hun karakteristieke tekenen weer opvat en in een bijzonder opzicht nog meer bepaald uitdrukt, ten slotte het streven, om de hele wereld onder een bestuur te dwingen, in de staat van de eenheid, met de 10 vazallen-rijken onder haar oppergezag werkelijk bereikt. Wat nu in de eerste plaats het slanke en gevlekte panterlichaam aangaat, zo onderscheidt zich het Franse volk door een bijzondere vlugheid en behendigheid boven alle volken van de aarde; nationaliteit en taal zijn inderdaad een mengsel van het Romeinse en het Germaanse, van Latijn en Celtisch. Hoe het met zijn lompe berenvoeten reeds alles op de aarde heeft vertrapt, ondanks alle pochen op de roem de meest beschaafde natie van de aarde te zijn, hoeven wij voor hen, die de geschiedenis kennen, niet in het bijzonder op te tellen en nu is de naam, die zij zichzelf geven van "de grote natie" het prestige, dat men met zo grote zelfverbeelding zich heeft toegekend en de stem van een aangematigde en ook in tijden van verachtering niet opgegeven zelfverheerlijking, die de aardbodem in vrees en schrik houdt, sterk genoeg, om het attribuut van leeuwemuil te rechtvaardigen: Wij moeten ons intussen ook de plaats (Hosea 13:7 v) herinneren, waar God Zijn afgevallen, ondankbaar volk dringt: "Ik werd voor hen als een felle leeuw, als een luipaard loerde Ik op de weg. Ik ontmoette hen als een beer, die van jongen beroofd is en scheurde het slot van hun harten en Ik verslond ze aldaar als een oude leeuw". Frankrijk met zijn leeuwemuil en zijn berenvoeten en zijn panters behendigheid heeft dus zeker een goddelijke missie onder de volken van Europa; het is die, om de afgevallen, ondankbare Christenen te straffen, in bestendige vrees te houden en als het laatste uur komt, te verslinden.

Hier ontmoeten wij nu in de vierde schildering van het 1260 jarige tijdsverloop een met schrikwekkende uitvoerigheid geschilderd beest. De zee, waaruit het opstijgt, is in het algemeen de zee van de volksverhuizing in het Westen, in welks golven het heidens-Romeinse wereldrijk verzwolgen is. Uit deze zee kwamen het tienkoningschap en het pausdom, nadat de volken vaste woonplaatsen verkregen hadden, voort, als opvolgers van het oude Romeinse wereldrijk. De draak had zich als een monster met zeven hoofden en tien horens tegenover de vrouw gesteld; hier verschijnt een beest, dat, naar het lichaam weliswaar een pardel gelijkt, maar in zijn zeven hoofden en tien horens nauwkeurig met de draak overeenkomt, zo zelfs dat de draak op zijn hoofd kronen draagt, het zeedier evenwel de kronen op de horens en op de hoofden namen van de lastering vertoont. De draak is onzichtbaar en beduidt de duivel, die de gemeente in het onzichtbare belaagt en zich met zijn zeven hoofden en tien horens als heer van de wereld voordoet. Het beest uit de zee is een wereldhistorische, zichtbare verschijning, waarin de draak zich verbergt; het voert zijn bevelen uit en dient zo in de eerste plaats de draak en vervolgens zichzelf. De zeven hoofden van de draak zijn een nabootsing van de zeven ogen (of horens) van het Lam; de duivel wil zoals Jezus Christus wereldbeheerser zijn; daarom draagt hij kronen op al de zeven hoofden. De tien horens beduiden de tien staten van Europa, waarop na de volksverhuizing het Pausdom rust en die hun heerschappij in bijna alle delen van de aarde laten gelden. De zeven hoofden van het beest wijzen niet zeven koninkrijken aan, die naast elkaar bestaan, omdat zich op de hoofden geen kronen bevinden. Het pausdom is slechts een van de zeven wereldrijken van de draak, dat juist door het ene hoofd, dat verwond is, aangewezen wordt. Alle hoofden dragen namen van de lastering, in zoverre dit beest niet de draak, maar het pausdom is. De kronen van de draak komen met de lasternamen van het pausdom overeen; omdat het het Evangelie vervalst heeft, lastert het bovenal God, In zoverre het zich voorts de macht over de gewetens van de mensen en over hun lichamen en over hun eigendom in deze wereld en over hun afgescheiden zielen in de andere wereld, met een monsterachtige onbeschaamdheid aanmatige en dan nog met een even voorbeeldeloze huichelarij beweert, dat het deze macht van de Zoon van God ontvangen heeft en in Zijn naam en op Zijn bevel uitoefent, lastert het God zonder ophouden, van zijn eerste aanvang af tot aan zijn verdwijning toe. Zijn mond wordt met de leeuwenmond van het eerste Daniëlitische dier, dat op de Babylonische wereldmacht wees, vergeleken. De leeuwenmond is het zinnebeeld van het vreselijk gehuil, dat het uitstoot en alles wijd en zijd doet schrikken. Daarmee zijn in het pausdom de aanmatigende beweringen van de Pausen, omdat zij plaatsbekleders van Christus, opvolgers van de Apostel Petrus en de rechtmatige Heere van de wereld zijn, gemeend; vervolgens de banbullen en banbliksems, de vervloeking van andersdenkenden in Christelijke dingen, van de zogenaamde ketters enz. Zo verenigen zich dus in dit beest de liet van de tijger, het vertreden van de beer en het gebrul van de leeuw, de drie eigenschappen van de drie eerste wereldrijken, tot een natuur, dier gelijke in de schepping van God in geen enkel dier te vinden is. Eindelijk komt nog het ontzettendste: de draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht. De kracht van de draak is de innerlijke levensgrond van het beest uit de zee, afgezien nog van zijn tien gekroonde horens, die de troon van de draak beduiden. Reeds in de zeven zendbrieven is van satansscholen en in de brief aan Pergamus van de troon van de satan sprake. De troon is het zinnebeeld van de koninklijke heerschappij. De kracht, waardoor dit dier innerlijk en onzichtbaar bezield wordt, is die van de draak; uiterlijk en zichtbaar is het tien-koningschap zijn troon, die het zich juist door deze kracht verwierf en tegelijk daarmee, naar binnen en naar buiten, onzichtbaar en zichtbaar, de grote macht, waarmee het sinds zijn troonsbestijging heerst.

Hetgeen nu bij Daniël de vier dieren zijn, wordt bij Johannes tot een dier samengevat en vandaar de beschrijving, die er in het tweede vers van gegeven wordt; want terwijl Daniël de wereldheerschappijen, die als vijanden van God en Zijn volk optraden, ieder afzonderlijk beschouwt, is de voorstelling bij Johannes die van een doorlopende macht, die zich in vijandschap stelt tegen God, van de aanvang af, toen God Zich uit Abrahams zaad een volk ten eigendom uitverkoor, tot aan de afloop van de eeuwen en van de huishouding van de dingen op aarde. De pardel of luipaard vindt men op verschillende plaatsen van het Oude Verbond als een wreed, maar vlug en sterk dier. Het maakt hier het hoofdbeeld uit, de romp, terwijl van de leeuw alleen de mond en van de beer alleen de voeten genoemd worden. Het bontgevlekte luipaard is een beeld van de vlekken van de zonde: "Zal ook een moorman zijn huid veranderen? of een luipaard zijn vlekken? zo zullen jullie ook kunnen goed doen, die geleerd bent kwaad te doen. " Het beest heeft "voeten als beren voeten", waardoor het aangrijpende, aanvallende wordt aangeduid van de wereldheerschappij; immers de beer bedient zich daartoe van zijn klauwen. Ook Daniël plaatst de beer in een aanvallende houding, terwijl bij de "leeuw" al het vreselijke in de mond (muil) bestaat.

Zoals de vrouw de Gods-gemeente in haar geheel voorstelt, zo het Beest het wereldrijk door alle tijden heen, beginnende van dat tijdstip, dat Godsrijk en wereldrijk zich afscheiden en er een tegenstelling op aarde zichtbaar wordt. Want evenmin als in het voorgaande door Johannes uitsluitend de Christelijke gemeente wordt bedoeld; evenmin hier slechts de Romeinse wereldheerschappij van zijn tijd, of het een of het andere ontwikkelings-tijdperk van het Romeinse rijk. Hiertegen getuigt de beschrijving van het Beest, dat de reeds verlopen wereld-monarchieën in zich sluit van leeuw, beer en pardel. Men mag ook niet veronderstellen dat Johannes zich het vierde dier van Daniël uit de vroegeren te samengesteld had gedacht. Daniël beschrijft ons zelf dit vierde beest; en wanneer nu aan Johannes dit vierde beest met uitsluiting van de anderen getoond moest worden, zo zou toch niets ongeschikter hebben kunnen gebeuren, dan juist de vroegere beesten daarin op te nemen. Ook kan men niet zeggen dat de eerste wereld-monarchieën voorgesteld worden als in het Romeinse rijk ingelijfd; was dit het geval, dan zou in Daniëls profetie de leeuw ook in de beer en deze later in de pardel ingelijfd, zijn voorgesteld. Veel meer is de enige natuurlijke verklaring van Revelation 13:2, dat dit beest de wereld-heerschappij in haar geheel betekent, dat zij in verschillende hoofden (monarchieën) aan het licht treedt. Bovendien hebben de beesten en de wijze, waarop zij in het apocalyptische Beest zijn verenigd: "dat pardellijf", "die berenpoot", "die leeuwemuil" ieder eigenaardig wel hun verklaring. De pardel wijst op listige en afgerichte valsheid, behendigheid en wreedheid; de berenpoten, die op de voetzolen gaan, op koelbloedige, sluipende, maar onbeschaamde en vermetele stappen met grote volharding; de leeuwemuil op hoogmoedig gebrul en vraatzuchtige verovering; het geheel te samen genomen, op list en woede.

Dit wordt het geschiktst verklaard voor de nieuwe Roomse heerschappij, die in deze stad, over de tijd van de vertreding van de heilige stad, en van de vlucht van de Christelijke kerk, die in de woestijn is opgericht, zich over de hele Christenheid voornamelijk in het Westen heeft uitgestrekt. Welke heerschappij, zo zij tweeërlei is, namelijk een wereldse, die de antichrist boven alle koningen, prinsen en republieken directelijk of indirectelijk uitsteekt en de geestelijke, die hij over alle bisschoppen, abten, prelaten en priesters in de Kerk aanneemt, zo worden deze beiden geusurpeerde machten in dit gezicht onder de gedaante van deze twee beesten duidelijk voorgesteld, zoals hier namaals ook door de koninklijk opgesmukte hoer, die op dit beest zit, en vergezeld is door de valse profeet; want dit is eigen aan de Apostel in dit schrift, dat verscheidene eigenschappen en werkingen van personen door verscheidene gezichten vertoond worden, zoals hier te voren vertoond wordt (Revelation 2:1) door de Christelijke kerk en zijn voorhoven en Revelation 12:1, door een vrouw met de zon bekleed: ja zoals Christus zelf vaak wordt ingevoerd als een Lam, soms als een Engel en Priester van de hemel en als een overwinnaar zittend op een wit paard.

De paus van Rome is de Antichrist. Dit volgt in vier bewijsredenen genomen. 1. van zijn naam ateinovLateinos, uitmakende een getal van 666. 2. van zijn zitplaats of stoel, het zevenbergig Rome. 3. van zijn opvolging en tijd van de openbare vertoning, de vorige regeerders van Rome volgende en tegelijk voor de dag komende met de kroning van de tien horens, dat is koningen, die uit de vernietiging van het keizerrijk sproten, waardoor hij zijn macht uitvoert. 4. van zijn gedrag, dat in zeven zaken aangewezen wordt. De Antichrist komt op uit de zee, niet eigenlijk, maar oneigenlijk genomen. Hier betekent de zee ongestadigheid, woeling, verwarring, die als een zee alles overstromen (Jeremiah 51:42): een zee is over Babel gerezen, door de veelheid van haar golven is zij bedekt (Isaiah 57:20): De goddelozen zijn als een voortgedreven zee, want die kan niet rusten. Toen de Kerk verlost was van de dwingelandij van de heidense keizers, raakte het alles in verwarring, velerlei ketterijen namen in de Kerk de overhand. Daarbij kwam een verschrikkelijke hoogmoed; ieder wilde in de Kerk de eerste zijn. Daardoor raakte de Kerk onder vier hoofdbisschoppen; en van vier kwam het op twee, namelijk van Rome en Constantinopel; hierbij raakte in het burgerlijke alles overhoop. Toen Constantijn Rome verlaten had en zijn zetel te Bijzantium, nu Constantinopel genoemd, genomen had, vielen de Gothen, Wandalen, Longobarden en andere volken in het westerse keizerrijk en in Italië, en maakten het westerse keizerrijk teniet; dan wordt hij uit het midden weggedaan, die hem, de Antichrist, weerhield (2 Thessalonians 2:7). In deze verwarring trok de bisschop van Rome alles aan zich, terwijl hij zich, zoveel in hem was, beijverde tot hij alleen voor het hoofd van de kerk erkend werd. Het gezicht was een vertoning van opkomen uit de zee en de betekenis is het opkomen van de paus, de Antichrist uit verwarringen. De zeven hoofden zijn zeven bergen, waarop de vrouw zit. Door de horens strijden de gehoornde beesten, daarmee verweren zij zich en beschadigen anderen. Deze tien horens zijn tien koningen, die het koninkrijk nog niet hebben ontvangen (toen Johannes dit schreef), maar als koningen macht ontvangen op een uur met het beest (Revelation 12:3) had de rode draak de tien horens virtualiter, in het vermogen in zich en zullende uit hem voortkomen; maar de horens waren nog niet gekroond. Zij hadden het koninkrijk nog niet ontvangen. Zij regeerden toen nog niet, maar zij kregen macht om te regeren, de koninklijke hoeden, dat is kronen, over dezelfde tijd, als het pauselijk beest macht ontving, die in het jaar 606 voor het hoofd van de Kerk uitgeroepen werd, toen het Westerse rijk verwoest was door de Gothen en Wandalen, die het keizerrijk onder zich in verscheidene koninkrijken verdeelden. Deze koningen waren de horens van het beest, omdat hij door hen zijn wil uitvoerde. De zeven hoofden worden beschreven van hun opschrift, dat hun natuur en werk te kennen geeft. Op de hoofden was een naam van godslastering, daarin waren zij gelijk. Zij onteerden God, zij schreven God toe hetgeen met Zijn heilige natuur niet overeenkomt. Zij ontkenden van God wat Hem toekomt, zij eerden andere dingen naast en boven God, Hem tot smaadheid en oneer, die toch Zijn eer geen anderen geven wil. Het is op te merken dat op deze zeven hoofden de naam van godslastering was, want ook in dit opzicht zullen zij naderhand voorkomen. Als een godslasterend hoofd wordt de wond genezen.

Men past dit het beste toe op het Rooms antichristelijk rijk. Het is een beest gelijk, werelds naar de vorm van de wereldse monarchieën en veelheid van leden, wijde uitgestrektheid, gedaante en wijze van regering, grote kracht en tirannie. De zee, waaruit het opkomt, is het Westerse en Europese werelddeel, of men kan er de afgrond door verstaan, omdat het uit de oude ketterijen en heidense zeden is voortgekomen. Zijn "opkomen" vertoont, hoe het verborgen ontvangen en gekweekt is, voordat het in het openbaar aan de dag kwam (2 Thessalonians 2:7-2 Thessalonians 2:8). Wat Revelation 13:1 verder meldt verstaat men van de grote kracht en koninklijke majesteit, te zien in de drievoudige kroon van de paus (zie verder bij Revelation 17:9-Revelation 17:12). De samengestelde gedaante van pardel, leeuw en beer toont de wreedheid, welke die van het heidens Rome overtreffen. In het bijzonder kan men denken bij de pardel aan de gevlekte meningen van heidense ketterijen, onder valse godsdiensten en bij de berenvoeten aan de vastheid van dit rijk door canones, besluiten enz., terwijl de draak het zijn kracht geeft, aan het antichristendom zijn kracht en werking verleent.

Wij hebben hier een groot en geheimzinnig koninkrijk onder het zinnebeeld van een groot en wreed wild dier, dat Johannes zag uit de zee opkomen, namelijk in navolging van de dieren bij Daniël (7:3). Men moet hier dus denken aan enige volken, die in deze tijd, waarin deze openbaring aan Johannes geschied is, voor barbaren werden gehouden, zoals de Franken, Germanen, Engelsen, Bohemers en in het algemeen de Noordse volken. Wij aarzelen hier niet te erkennen het rijk van het verborgen Babylon of vals Christelijk Rome, de vervolgster van de heiligen, dat uit de overblijfselen van het oude verwoeste Roomse rijk in het Westen zal worden geboren en zich vertonen zal in tien machtige koninkrijken van Europa, die zich omwille van de godsdienst met Rome zullen verenigen en aan haar bijgeloof en wreedheid voor een tijd ten dienste zullen staan, dat Johannes gezien heeft omstreeks ten tijde van Gregorius VII, d. i. op het einde van de 11 de eeuw voortgekomen te zijn uit de zee van de Noordse volken en met een uitwendige vreselijke gedaante in de wereld verschenen is.

Vers 3

3. En ik zag een van zijn hoofden, namelijk dat, dat op de vijf voorste (Revelation 17:10) volgde, dat het zesde, als tot de dood gewond (nauwkeuriger "als geslacht tot de dood, waardoor het zich meteen openbaarde als dat, waaraan het tegenbeeld van het Lam (Revelation 5:6), namelijk de antichrist, zal toebehoren. Enzijn dodelijke wond, de wond, waardoor het tot de dood scheen getroffen te zijn, werd genezen, evenals Jezus Christus uit de dode opstond. En de hele aarde, niet de hele bewoonde aarde, maar alleen het geheel van de volken, die reeds tot beschaving waren gekomen (terwijl de volken, die nog buiten de kring van de beschaving staan, als buitengesloten worden gedacht en vervolgens in Revelation 20:3 en 8 onder de uitdrukking "heidenen" in aanmerking komen), verwonderde zich achter het beest d. i. met een bewondering, die een onderwerping onder dit ten gevolge had.

Vers 3

3. En ik zag een van zijn hoofden, namelijk dat, dat op de vijf voorste (Revelation 17:10) volgde, dat het zesde, als tot de dood gewond (nauwkeuriger "als geslacht tot de dood, waardoor het zich meteen openbaarde als dat, waaraan het tegenbeeld van het Lam (Revelation 5:6), namelijk de antichrist, zal toebehoren. Enzijn dodelijke wond, de wond, waardoor het tot de dood scheen getroffen te zijn, werd genezen, evenals Jezus Christus uit de dode opstond. En de hele aarde, niet de hele bewoonde aarde, maar alleen het geheel van de volken, die reeds tot beschaving waren gekomen (terwijl de volken, die nog buiten de kring van de beschaving staan, als buitengesloten worden gedacht en vervolgens in Revelation 20:3 en 8 onder de uitdrukking "heidenen" in aanmerking komen), verwonderde zich achter het beest d. i. met een bewondering, die een onderwerping onder dit ten gevolge had.

Vers 4

4. En zij, allen op de aardbodem, aanbaden de draak, die het beest macht gegeven had zodat de dodelijke wond van dat zesde hoofd weer kon worden genezen; en zij aanbaden het beest, dat ook in hetgeen dat weer gezond geworden hoofdbetekent, nu ook van zich kon roemen, evenals de verheerlijkte Christus (Revelation 1:18): "Ik was dood en zie Ik ben levend". Onder hen werd de bewondering hoe langer hoe meer vol geestdrift, zeggende: "wie is dit beest gelijk (Isaiah 40:25; Isaiah 46:5 Psalms 35:10)? Wie kan strijd voeren tegen dit? Moet zich niet de hele wereld zonder meer daaraan onderwerpen als een onverwinnelijke macht?

a) Revelation 8:18

Vers 4

4. En zij, allen op de aardbodem, aanbaden de draak, die het beest macht gegeven had zodat de dodelijke wond van dat zesde hoofd weer kon worden genezen; en zij aanbaden het beest, dat ook in hetgeen dat weer gezond geworden hoofdbetekent, nu ook van zich kon roemen, evenals de verheerlijkte Christus (Revelation 1:18): "Ik was dood en zie Ik ben levend". Onder hen werd de bewondering hoe langer hoe meer vol geestdrift, zeggende: "wie is dit beest gelijk (Isaiah 40:25; Isaiah 46:5 Psalms 35:10)? Wie kan strijd voeren tegen dit? Moet zich niet de hele wereld zonder meer daaraan onderwerpen als een onverwinnelijke macht?

a) Revelation 8:18

Vers 5

5. En aan het dier, toen het in zijn ontwikkeling tot dat punt was gekomen, werd een mond gegeven, om grote dingen en gods-lasteringen te spreken (Daniel 7:25; Daniel 11:36. 2 Thessalonians 2:4 2 Thessalonians 2:2Th) en het werd macht gegeven, om, voordat nog deze ontwikkeling van zijn hoogste toppunt in de antichrist was bereikt, zulks te doen tweeënveertig maanden. Voor de duur van het toppunt zelf was daarentegen een andere, slechts zeer korte tijd reeds sinds lang afgemeten (Revelation 12:14), die, het tegendeel is van het "levend in alle eeuwigheid" van de ware Christus (Revelation 1:18).

Er kan geen twijfel aan zijn, of de 42 maanden moeten eveneens in profetischen zin worden opgevat als in Revelation 11:2; er moet dus een tijdruimte van 1260 jaren mee bedoeld zijn. Nu kan nooit een enkel persoonlijk heerser zo lang blijven; wij moeten dus verder erkennen, dat, terwijl in de eerste helft van het vijfde vers van de antichrist wordt gesproken als het dier, dat tot zijn volle ontwikkeling is gekomen, de tweede helft wil aangeven, hoeveel tijd zal verlopen van het eerste aanzijn van het dier tot aan deze volledige ontwikkeling. Zo hangt er alles van af, dat de tijd voor de eerste aanvang van het dier wordt bepaald, om vervolgens ook de tijd van het verschijnen van de antichrist te kunnen berekenen; want dat deze tijd een onnavorsbaar, ondoordringbaar geheim zou blijven, is een volstrekt verkeerde veronderstelling; integendeel wordt het ons hier nadrukkelijk voorgehouden, onze kracht te besteden aan het onderzoek daarvan. Deuteronomy 70:1 jaren in Jeremiah 25:11, moesten ook niet om niet in de Bijbel staan; wij zien Daniël in Revelation 9:1 van zijn profetisch boek zich daarmee bezig houden. En weer de, 70 jaarweken in Daniel 9:24, stonden daar evenmin tevergeefs; de mannen van God hebben nagespeurd, waarop en op welke tijd de Geest van Christus, die in hen was, beduidde (1 Peter 1:11) en de grijze Simeon is zeker zo'n onderzoeker geweest en heeft op zijn vragen een antwoord van de Heilige Geest ontvangen (Luke 2:25 v.). Omdat wij nu het rijk of land reeds kennen, waaraan wij bij het dier met de zeven hoofden te denken hebben, zullen wij slechts op het meest beslissende, en voor het rijk van God belangrijke jaar in de eerste geschiedenis van Frankrijk moeten peinzen, om voor onze berekening een zekere vastheid te verkrijgen. En dan komt ons het jaar 732 na Christus, waarin Karel Martel tussen Tours en Poitiers zijn overwinning op de Saracenen behaalde en waardoor hij de steeds verder voortdringenden Islam in zijn vreselijke macht knakte, als zo een voor. Hiermee waren niet alleen volgens de voorspelling in Revelation 9:14 de Germaanse volken en de Christelijke kerk van het Westen tegen het gevaar van een overstroming door de Saracenen en de vernietiging door de Islam, zoals die het Oosten had getroffen, gered, maar ook de grond gelegd tot de opkomst van de naar Karel genoemde dynastie van de Karolingers, die wij boven als de eerste onder de 7 hoofden van het dier hebben gerekend. Dat is ook de aanvang voor die eigenaardige betrekking van sympathie voor elkaar, die door alle tijden tussen de Roomse stoel en de Franse wereldmacht heengaat, tot het eindelijk direct tot een huwelijk, of tot een bepaald zitten van de vrouw op het dier komt Re 16:19; want de pauselijke opwekking tot het roven van de Frankisch koningskroon valt in het jaar 752 en de schenking van Pepijn aan "de heilige Petrus", zoals men zegt in het jaar 756 na Christus. Berekenen wij nu de 42 maanden van dat jaar 732 af, dan verkrijgen wij een tweede rij naast de eerste, die wij bij Revelation 11:2, Revelation 11:3 verkregen, bijna een eeuw later begint en even zoveel later ten einde loopt, door 11 eeuwen heen daarentegen parallel naast die gaat; a. 637 + 1260 = 1897 de eerste noemen wij de periode van de ontwikkeling van de antichristelijke tijdgeest, b. 732 + 1260 = 1992 de tweede de ontwikkeling van de persoonlijke antichrist. De ene brengt het gevaar teweeg dat in het protestantse principe van vrijheid voor de nog strijdende Kerk ligt, omdat deze vrijheid toch ook aan groot misbruik is blootgesteld en tot libertinisme en teugelloosheid worden kan, zelfs tot het ontstaan van de toestanden, beschreven in Revelation 11:7-Revelation 11:10 en de ongehoorzaamheid en opstand tegen de Heere voor de mensen mogelijk verhoogt tot de mate in Psalms 2:2 v. voorgesteld. Maar tegenover menselijke zonde, als die niet tot het ergste komt, blijft Gods genade en de zaligheid in Christus toch altijd nog machtiger en de 3 1/2 jaar van de heerschappij van de anti-Christelijke tijdgeest hebben de reactie, in Revelation 13:11-Revelation 13:13 aangeduid, ten gevolge, die de Evangelische kerk tot haar hoogste bloei brengt en tot die plaats tegenover de andere Kerk, die haar van rechtswege toekomt, maar door haar zolang moet worden gemist, tot het gevaar, dat in haar principe voor de ziel ligt, overwonnen is en de weg tot juist gebruik van de vrijheid was bereid. De tweede ontwikkeling daarentegen brengt het veel vreselijker en ontzettender gevaar teweeg, dat in het principe van het Roomse pausdom ligt. Met behulp van de leerstelling van een plaatsbekleding van God en van Christus door een mensenkind, van de onfeilbaarheid van deze plaatsbekleder en van zijn onbeperkte heerschappij over het geweten, en door de wederkerige verbintenis van de wereldlijke macht met de geestelijke en van de geestelijke met de wereldlijke, zal het de moordenaar vanaf het begin en de vader van de leugen eens mogelijk worden, in plaats van de Christus van God een anti-Christus onder te schuiven, aan die zijn kracht en zijn troon en grote macht te geven, en de tijd van zo'n dwaling teweeg te brengen, waarin hij, als het mogelijk was, ook de uitverkorenen zou verleiden. Daarmee zal het geheim van de boosheid worden vervuld; omdat het nu toch niet meer menselijke boosheid is, die zich daar ontwikkelt, maar de boosheid van de duivel zelf, die aan de mens werkt, kan er ook geen hulp en redding tot herstel meer zijn, maar het gevolg zal een oordeel zijn, dat ten eerste de grote hoer doet vallen (Revelation 18:1) en vervolgens het dier en de valse profeet in de poel van het vuur werpt, waarheen later de duivel met de dood en de hel volgt (Revelation 19:20; Revelation 20:14). Rekenen wij bij het jaartal 1992 na Christus, dat wij voor het verschijnen van de anti-christ hebben gevonden, de 3 1/2 jaren van zijn heerschappij (Daniel 7:25; Daniel 12:7), dan komen wij tot 1995 1/2. Nu is volgens juiste berekening de wereld in de herfst van het jaar 4005 voor Christus, dus 4004 1/2 geschapen, dan zou de duur van de hele strijd van de wereld tot aan de val van de anti-Christ juist 6000 jaren bedragen. Het is dan ook reeds de mening van de oudste kerkleraars geweest, die deze 6 duizendtallen van jaren met de 6 werkdagen van een week parallel stelden (2 Peter 3:8), die de wereldweek noemden en de oprichting van het duizendjarig rijk, die nu volgde (Revelation 20:1) als de wereldsabbath, als de zevende dag van de wereldgeschiedenis beschouwden, die vervolgens door de eeuwigheid (Revelation 20:7-Revelation 22:5) wordt afgelost en dus in een nooit eindigende Zondag overgaat.

Nadat wij bij Revelation 13:2 van de dynastieën van Frankrijk reeds datgene hebben gevonden, dat de anti-Christ eens zal voortbrengen, zal het niet moeilijk meer zijn, ook de dodelijke wond van dit hoofd, die echter weer werd genezen (voor de blik van Johannes stelde zich de zaak zeker zo voor, dat het hoofd voorkwam, als door een slag met het zwaard van de romp gescheiden, want het was heden de 19de Oktober (Revelation 1:10), het wedergenezen worden daarentegen is profetisch), zodat zich de hele wereld achter het dier verwonderde, in haar voorspel uit Frankrijks geschiedenis aan te wijzen; want Gods voorspelling is niet een pand, dat ledig voor een onbepaald en tijd in de aarde is begraven, maar het is op woeker gesteld. Zij beheerst de wereldgeschiedenis en toont haar werkzame kracht reeds in voorafgaande gebeurtenissen van de wereldgeschiedenis, die het toekomende afschaduwen, op dat men op haar eigenlijke mening opmerkzaam wordt en bij haar verklaring niet heen en weer geslingerd wordt. Als tot de dood gewond of geslacht, openbaart zich het zesde hoofd aan het lichaam van Frankrijk, dat de dynastie van Buonaparte vertegenwoordigt en Napoleon I, wiens lot het is geweest, dat hij aan zijn afstand van de troon in het jaar 1814, die hem nog de titel in luister van het keizerrijk met een klein souverein eigendom redde, niet trouw bleef, maar een laatste wanhopige poging tot herkrijging van de vorige heerlijkheid waagde. Het moest toch bij die val niet blijven, omdat het geen dodelijke wond geweest was, maar tot zo een zou komen, waarin het huis Buonaparte op doodstraf uit Frankrijk verbannen zou zijn en de drager van zijn naam nog in zijn leven voor de wereldgeschiedenis werd begraven. Van het dier, dat zich omstreeks 18 jaren lang geheel en al met Napoleon had vereenzelvigd, wordt nu gezegd (Revelation 17:8, Revelation 17:11): "het was en is niet"; maar is ook na een dubbel zo lange tijd niet het woord vervuld: "het zal terugkomen uit de afgrond" (de revolutie)? Wij hebben een tweede Frans keizerrijk onder Napoleon III zien opstaan en inderdaad heeft zich bij dit genezen worden van de dodelijke wond de hele aardbodem achter het dier verwonderd. De grootmachten van Europa hebben zich ootmoedig en gewillig onder het gezag van de avontuurlijke koning gebogen, alsof achter hem een bijzondere majesteit verborgen zou zijn en de volken hebben nu weer een bijna onverklaarbare sympathie met Frankrijk getoond, hoewel toch anders een grote mond niet veel aantrekkelijks heeft en de treden van berenvoeten niet gemakkelijk worden vergeten. Men bemerkt de toverachtige macht, die achter het dier staat en die het zo ver wil brengen, dat ten slotte nog eens wordt gezegd: "wie is aan het dier gelijk? en wie kan er tegen strijd voeren? " Intussen heeft de beschikking van God ook over Napoleon geregeerd. Het zou toch zo makkelijk hebben kunnen geschieden, dat zijn lichamelijk lijden reeds vroeger een dodelijk einde zou hebben gehad, of dat het krijgsfanatisme in het jaar 1870 nog eens voor een verstandig overleg zou zijn geweken en de weinige jaren van de nog achterstallige leeftijd van deze keizer in dezelfde baan als de vroegere zouden zijn verlopen. Maar nee, het gezicht van de dodelijke verwonding van het hoofd moest ook aan hem worden vervuld; het moest een wond van een zwaard zijn, die ook voor de tweede keizer op de Fransen troon in de geschiedboeken zou worden opgetekend. Nu is het bezwaarlijk een waarzeggen, maar alleen een volgen van de sporen, die Gods voet zelf op de aardbodem heeft ingedrukt, als wij bij onze uitlegging op de voorgrond stellen, dat ook het gezicht van het weer genezen worden van de dodelijke wond voor de tweede maal waar zal worden niet zo snel, maar pas na zoveel generaties, dat hij in wie dat plaats heeft, als een achtste optreedt, maar daartussen, evenals tussen Napoleon I en III een tweede ontbreekt, zo ook een vierde tot aan de zevende tot de vergetelheid behoort en nu ten opzichte van de regenten van dit huis eveneens gezegd kan worden, als ten opzichte van de dynastieën in het algemeen: "vijf zijn gevallen" (Revelation 17:10, Revelation 17:11) I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII. Maar hoe een achtste en toch van de zeven? Hij is dat zeker, in zo verre hij tot dezelfde dynastie met hen behoort. Moest het er echter niet bij blijven, dat er slechts zeven hoofden zijn ook ten opzichte van de Napoleons? En als dat zo was, zou dan niet iets monsterachtigs, iets bovenmenselijks, dat boven alle begrip verheven is, voortkomen? Wij behoeven voor deze consequentie van gedachten, die tot Napoleon I en Napoleon VIII als tot een en dezelfde persoon leidt, niet zonder meer terugschrikken; er zal ons bij deze dingen ook nog veel meer tegenkomen, dat een gewoon mens met zijn gewoon denken en ervaren niet kan rijmen. Maar daarop wordt juist voor de tijd van de laatste, grote droefenis gedoeld, op een verwondering van de aardbodem, die iets geestachtigs, bovenwereldlijks, god gelijkends in het dier opmerkt, al weet men ook niet, wat het eigenlijk is of van waar het komt, opdat aan de oprichting van het anti-Christische rijk een ontvankelijke bodem in de harten van de volken bereid wordt. Daarover zal bij Revelation 17:8-Revelation 17:11 nader worden gesproken. Intussen zullen de volgende opmerkingen van twee nauwkeurige en verstandige uitleggers voldoende zijn. De een die schrijft: "wij hebben hier te doen met een kunststuk van satan, waarmee hij God zelf nabootst; evenals Deze Ene tot Heer geeft, Die uit de dood is opgestaan, zo ook hij. Het is nu ook duidelijk, waarom de wereld bij zijn openbaar worden of weer aanwezig zijn, geheel wordt meegesleept en de draak aanbidt, die aan het dier de macht heeft gegeven. Hij is toch een heerser naar hun hart, omdat hij de dood, deze vijand van de mensen, aan wiens banden zij zich tot hiertoe niet hebben kunnen ontworstelen, overwonnen heeft en zo ook aan zijn aanhangers eeuwig leven, maar wel verstaan! eeuwig leven aan deze zijde van het graf belooft. " Bij een ander wordt gezegd: "De apostel Paulus stelt in 2 Thessalonians 2:1 het verschijnen van de mens van de toekomst met dezelfde woorden voor, die hij en de Schrift in het algemeen van de terugkomst van Christus bezigt. Een openbaring of onthulling, die nu nog slechts door een terughoudende macht wordt vertraagd een toekomst ofparousia, zoals Christus' terugkomst een paroesie is, noemt hij zijn optreden. Dat heeft geheel het uitwendige, alsof deze vijand van Christus reeds aanwezig was, maar niet op aarde, maar in de diepte, evenals Christus in de hemel is en slechts zou moeten verschijnen. Zo heeft men dan in de oude Kerk hier en daar de mening aangekleefd, als of die beruchte moordenaar van de Romeinse Christenen, de keizer Nero van de dood zou moeten terugkeren als de laatste vijand van Christus. Overeenkomstig zo'n feit luiden de woorden.

Als krijgvoerder tegen dit hoofd trad een Duitser op, eens bergwerkers zoon, Maarten Luther en sloeg hem door de Hervorming deze wond; de bisschop van Filadelfia, de eerste van de twee getuigen, die als mannen van ijzer en staal, met de kracht van een Elias en een Mozes gewapend, in deze wereld zich van hun taak kwijten. Er is geen twijfel aan, of de Reformatie bedreigde het Pausdom met de ondergang, omdat er ook in Spanje, Frankrijk en Italië lieden genoeg waren, die tot het zuivere Evangelie, door Luther en de andere Hervormers opnieuw aan het licht gebracht, weer terugkeren wilden, wanneer zij daarin niet door de Jezuïten verhinderd waren. Had de hervormingsbeweging van die zijde geen tegenwerking ondervonden, dan was het met het pausdom gedaan geweest en de dodelijke wond, door de Hervorming toegebracht, had het ook de dood veroorzaakt. Maar het moest nog eenmaal weer herleven, en het aangevangen werk van heerszucht, huichelarij en boosheid voleindigen. De dodelijke wond werd door de kerkvergadering te Trente geheeld, dat is door de Jezuïten. Over deze merkwaardige en onverwachte genezing, over de plotselinge herstelling van het aanzien van de pausen, verwonderde zich de hele katholieke wereld. Nu schatte men het pausdom veel hoger dan voorheen, omdat de Hervorming het zelfs niet schaden kon. Nu schaarden zich de katholieke volken vol verwondering en aanbidding achter de herder van hun zielen (Revelation 13:4) en aanbaden de draak, die het beest de macht gaf en aanbaden het beest. Merkwaardig en ontzettend! Zij aanbaden de draak! De draak had het beest reeds vele eeuwen van te voren de macht gegeven, maar in dit dreigende gevaar, waarin de hervormingstijd het beest wikkelde, gaf de draak aan het beest de macht om zich te redden; en daarover verbaasden zich de aardbewoners; deze redding deed de draak hun namelijk als een redding van Godswege en door de macht van de waarheid voorkomen. De lasterwoorden en grote dingen, die het na de Hervorming uitgesproken heeft, zijn vooral de stellingen van de Trentse kerkvergadering, waardoor alle dwalingen van het pausdom plechtig als goddelijke waarheden vastgesteld en voor alle toekomende tijden onherroepelijk bevestigd zijn en de uit Gods woord geputte leer van het Protestantisme 431 maal (aan het einde van ieder besluit) is vervloekt. Deuteronomy 42:1 maanden bepalen de duur van het pausdom op 1260 jaren, namelijk de 1260 dagen, gedurende welke de vrouw voor de draak in de woestijn vlucht. Wanneer ook het pausdom als wereldmacht geen volle 1260 jaren duurt, het bestaat toch zo lang als valse godsdienst, door Rome's bisschoppen reeds voor het begin van hun wereldlijke macht sinds de zevende eeuw aangekleefd en voorgestaan.

Johannes ziet het hoofd, zoals het reeds weer hersteld was, hij ziet het met het litteken van een dodelijke wond; men kon het dit hoofd aanzien, dat het eenmaal als van het lichaam gescheiden geweest was. En welk van de hoofden van het beest was het, dat gedood en weer genezen was? Geen ander dan het zesde, het hoofd door het beest gedragen ten tijde van de Heere Jezus en van Johannes; met andere woorden: het Romeinse rijk. En waardoor had het die dodelijke wond ontvangen? Door het verzoeningswerk van Jezus Christus. Van de draak heeft het beest kracht en troon en macht; dat beest is als een plaatsvervanger van de anderen, de stedehouders van de overste van deze wereld. Hetgeen de satan ten verderve deed gaan en zijn heerschappij op aarde verstoorde, dat moest ook een dodelijke wond toebrengen aan het beest en aan dat van zijn hoofden, dat zich toenmaals verhief. De volken van de wereld, die bij de verkondiging van het Evangelie van Christus Jezus, de Zoon van de levende God, vervuld waren geworden met schrik en beving vanwege de ondergang van de heidense wereld en de heerschappij van de zonde en de duisternis op aarde, zie, zij zijn plotseling verwonderd, dat al die vrees ijdel bevonden schijnt te zullen worden. "Alles blijft, zoals het van de aanvang van de schepping af geweest is! " zo roepen zij met zegepalende spot. En zoals niets in de Heere Jezus meer verbazing had gewekt dan Zijn opstanding uit de dood, zo stond het beest verstomd over de herleving van het heidendom, na het teweeg brengen van de verlossing door het bloed van het kruis. Dat heidendom scheen vaster gegrondvest dan ooit van te voren en de kleine menigte van aanhangers van de Nazarener scheen in korte tijd van de aardbodem verdelgd te zullen zijn. Toen de Vader Zijn Kind Jezus van de dood opgewekt en daardoor de hoop van de verslagen Kerk op verlossing levendig gemaakt en haar de voorsmaak van een luisterrijke zegepraal gegeven had, toen scheen de overste van deze wereld een gelijk wonder te hebben verricht tot verheerlijking van het Beest; want ook dat vierde zijn opstandingsfeest en daarom klonk de honende jubelzang van de heidenen, in felle haat tegen Jezus ontstoken: "Wie is dit beest gelijk? En wie kan strijd voeren tegen dit? Vertroostend is hetgeen wij lezen: "aan dit werd gegeven", want zo geldt ook van de overste van deze wereld dat woord: "Wat heeft u, dat u niet ontvangen heeft? " Is het de waarachtige God, die de tong van de vijanden bestuurt, hun hart regeert, en hun handen in Zijn macht heeft, dan kan alle verdrukking, die de Kerk van het beest te lijden heeft, geen wezenlijke ramp zijn, maar is genade; maar dan zal ook de Heere, die macht aan het beest gegeven heeft, haar ook daaraan weer ontnemen en kan ten slotte de triomfkreet van de godslastering: "Wie is dit beest gelijk? " de gelovigen nooit tranen van vrees uit de ogen persen, maar moet slechts dan medelijdende glimlach over zulke machteloze zelfverheffing tekenen op hun gelaat. Niet tevergeefs herhaalt dit Hoofdstuk zo vaak dat woord: "hieraan werd gegeven". Immers drie maal komt het bij paren voor: twee maal bij het eerste beest en eenmaal bij het tweede. De Heere kon het beest wel met een slag ter aarde werpen; maar dit doet Hij niet; Hij laat het integendeel over aan zijn vervolgingswoede gedurende tweeënveertig maanden. Deze tijdsbepaling komt reeds vroeger voor als maat van de heerschappij van de wereld over de Kerk, als een dieken voor de toenmalige tijd, waarin Gods volk wel vernederd werd, maar om eindelijk volkomen te zegepralen.

Dit van de dood toe gewonde hoofd betekent de Christelijke staat met zijn natuurlijke beschaving en veredeling. Deze trek duidt het grondkarakter van de wereldontwikkeling in deze Christelijke tijd naar zijn inwendig wezen aan, zoals ons vroeger de kerkelijke ontwikkeling beschreven werd, als de vrouw, die tot hoer werd. Beide deze ontwikkelingen stemmen met elkaar overeen: de wereldlijke macht verbergt haar vijandschap en haar ongeloof en neemt zelfs uitwendig het Christendom aan, maar zoals het beest zijn God-vijandige gezindheid bedekt, zo omgekeerd verloochent de vrouw haar vreez voor God en haar geloof, omdat zij naar de wereld en het aards genot haakt. Van beide zijden worden de uitersten vermeden; wereld en kerk betonen elkaar wederkerig inschikkelijkheden en geven elkaar in schijnbare verdraagzaamheid toe. Het beest draagt de hoer (17:3-7). Wereldgelijkvormig Christendom aan de ene zijde en verchristelijkte wereldgezindheid aan de andere zijde, ziedaar de grondtype van de Christelijke eeuwen, die volgen. En wie wint daarbij? Aanvankelijk zeker alleen de wereld. Want de Kerk die haar leven uit God en Christus heeft, kan slechts verliezen wanneer zij zich met de wereld en het wereldse vermengt. Zo verblijdend dan ook de Christelijke toestand van de wereld aan menselijke ogen moge toeschijnen, dit wereldgelijkvormig Christendom is in Gods ogen het ware niet. Wanneer eenmaal de koninkrijken van de Aarde van de Heere en van Zijn Christi zullen zijn, dan zal de Heere vooraf iets geheel nieuws scheppen.

Wreed, loos en vervaarlijk in het aanzien en afschuwelijk wegens zijn vlekken. Dit monster had lompe, maar sterke en verscheurende beervoeten en een lelijke gang; het had een leeuwenmond, verschrikkelijk wreed en verslindend. Zo is de antichrist in al zijn handelingen; al wat hij doet is duivelswerk, hij werkt alles door de duivel, die bezit hem, die bestuurt hem, die geeft hem kracht, troon en macht, daarom volbrengt hij ook in alles van de duivelen wil. De genezing van de dodelijke wond van het godslasterlijk hoofd is geschied door de paus, die niet alleen het gebied over Rome en het Romeinse rijk heeft en uitgebreid heeft en zo het zevende hoofd van het beest is, maar die heeft de godslasterlijke regering hersteld, hoewel onder een andere naam; toen ze gewond werd, was ze heidens godslasterlijk, nu is ze Christens godslasterlijk. De godslastering is in beiden gelijk en hoe zij overeenkomen, zal in Revelation 13:14, Revelation 13:15 getoond worden, als wij zien zullen hoe een beeld van het beest gemaakt is. De hele Christenwereld, alleen de 144. 000 verzegelden uitgenomen, verwondert zich over de grootheid, heerlijkheid en macht van de paus van Rome, de antichrist, het beest. Zij aan baden de draak, de duivel; niet onder die bevatting, maar afgodendienst is duivelsdienst. Zij aanbaden ook het beest en gaven het meer dan menselijke eer en onderwierpen zich onder de paus als onder God, omdat zij geloofden dat hij zaligheid en verdoemenis in zijn hand heeft. Zij achtten zijn macht zo groot, dat niemand zich tegen hem kon zetten, omdat hij alles, zelfs het geweten van de mensen, onder zich had. God laat de duivel en zijn werktuigen soms los, maar houdt hen als boze honden aan een keten, zodat zij niet kunnen doen, wat zij wel zouden willen en niet langer dan de Heere hun perk stelt. De duivel, losgelaten, spoort het beest aan en geeft het bekwaamheid en stoutheid om grote dingen te spreken, om zich uit te geven voor de stadhouder van Christus en gebieder op de aarde, om zonden te vergeven en te houden, om ten hemel te brengen en ter hel neer te stoten, om zulke godsdiensten in te stellen, die recht tegen Gods instellingen zijn, die God oneer aandoen, het schepsel eren boven de Schepper en de waarheid en zaak van God lasteren. Maar God had Zijn tijd om dat te doen bepaald tot tweeënveertig maanden, dat is een tijd, tijden en een halve tijd, dat is 1260 dagen. Die verschillende uitdrukkingen betekenen een en dezelfde tijd, die begonnen is over de dodelijke wond van het beest en eindigde over de tijd van de hervorming. Niet dat het beest teniet gedaan zou zijn, maar dat hij het niet langer zou doen als zittende in de Kerk, als de Kerk overheersende, als de onderwerping van allen hebbend. De duivel en het beest zullen niet ophouden van boosheid, zolang zij zijn.

Vers 5

5. En aan het dier, toen het in zijn ontwikkeling tot dat punt was gekomen, werd een mond gegeven, om grote dingen en gods-lasteringen te spreken (Daniel 7:25; Daniel 11:36. 2 Thessalonians 2:4 2 Thessalonians 2:2Th) en het werd macht gegeven, om, voordat nog deze ontwikkeling van zijn hoogste toppunt in de antichrist was bereikt, zulks te doen tweeënveertig maanden. Voor de duur van het toppunt zelf was daarentegen een andere, slechts zeer korte tijd reeds sinds lang afgemeten (Revelation 12:14), die, het tegendeel is van het "levend in alle eeuwigheid" van de ware Christus (Revelation 1:18).

Er kan geen twijfel aan zijn, of de 42 maanden moeten eveneens in profetischen zin worden opgevat als in Revelation 11:2; er moet dus een tijdruimte van 1260 jaren mee bedoeld zijn. Nu kan nooit een enkel persoonlijk heerser zo lang blijven; wij moeten dus verder erkennen, dat, terwijl in de eerste helft van het vijfde vers van de antichrist wordt gesproken als het dier, dat tot zijn volle ontwikkeling is gekomen, de tweede helft wil aangeven, hoeveel tijd zal verlopen van het eerste aanzijn van het dier tot aan deze volledige ontwikkeling. Zo hangt er alles van af, dat de tijd voor de eerste aanvang van het dier wordt bepaald, om vervolgens ook de tijd van het verschijnen van de antichrist te kunnen berekenen; want dat deze tijd een onnavorsbaar, ondoordringbaar geheim zou blijven, is een volstrekt verkeerde veronderstelling; integendeel wordt het ons hier nadrukkelijk voorgehouden, onze kracht te besteden aan het onderzoek daarvan. Deuteronomy 70:1 jaren in Jeremiah 25:11, moesten ook niet om niet in de Bijbel staan; wij zien Daniël in Revelation 9:1 van zijn profetisch boek zich daarmee bezig houden. En weer de, 70 jaarweken in Daniel 9:24, stonden daar evenmin tevergeefs; de mannen van God hebben nagespeurd, waarop en op welke tijd de Geest van Christus, die in hen was, beduidde (1 Peter 1:11) en de grijze Simeon is zeker zo'n onderzoeker geweest en heeft op zijn vragen een antwoord van de Heilige Geest ontvangen (Luke 2:25 v.). Omdat wij nu het rijk of land reeds kennen, waaraan wij bij het dier met de zeven hoofden te denken hebben, zullen wij slechts op het meest beslissende, en voor het rijk van God belangrijke jaar in de eerste geschiedenis van Frankrijk moeten peinzen, om voor onze berekening een zekere vastheid te verkrijgen. En dan komt ons het jaar 732 na Christus, waarin Karel Martel tussen Tours en Poitiers zijn overwinning op de Saracenen behaalde en waardoor hij de steeds verder voortdringenden Islam in zijn vreselijke macht knakte, als zo een voor. Hiermee waren niet alleen volgens de voorspelling in Revelation 9:14 de Germaanse volken en de Christelijke kerk van het Westen tegen het gevaar van een overstroming door de Saracenen en de vernietiging door de Islam, zoals die het Oosten had getroffen, gered, maar ook de grond gelegd tot de opkomst van de naar Karel genoemde dynastie van de Karolingers, die wij boven als de eerste onder de 7 hoofden van het dier hebben gerekend. Dat is ook de aanvang voor die eigenaardige betrekking van sympathie voor elkaar, die door alle tijden tussen de Roomse stoel en de Franse wereldmacht heengaat, tot het eindelijk direct tot een huwelijk, of tot een bepaald zitten van de vrouw op het dier komt Re 16:19; want de pauselijke opwekking tot het roven van de Frankisch koningskroon valt in het jaar 752 en de schenking van Pepijn aan "de heilige Petrus", zoals men zegt in het jaar 756 na Christus. Berekenen wij nu de 42 maanden van dat jaar 732 af, dan verkrijgen wij een tweede rij naast de eerste, die wij bij Revelation 11:2, Revelation 11:3 verkregen, bijna een eeuw later begint en even zoveel later ten einde loopt, door 11 eeuwen heen daarentegen parallel naast die gaat; a. 637 + 1260 = 1897 de eerste noemen wij de periode van de ontwikkeling van de antichristelijke tijdgeest, b. 732 + 1260 = 1992 de tweede de ontwikkeling van de persoonlijke antichrist. De ene brengt het gevaar teweeg dat in het protestantse principe van vrijheid voor de nog strijdende Kerk ligt, omdat deze vrijheid toch ook aan groot misbruik is blootgesteld en tot libertinisme en teugelloosheid worden kan, zelfs tot het ontstaan van de toestanden, beschreven in Revelation 11:7-Revelation 11:10 en de ongehoorzaamheid en opstand tegen de Heere voor de mensen mogelijk verhoogt tot de mate in Psalms 2:2 v. voorgesteld. Maar tegenover menselijke zonde, als die niet tot het ergste komt, blijft Gods genade en de zaligheid in Christus toch altijd nog machtiger en de 3 1/2 jaar van de heerschappij van de anti-Christelijke tijdgeest hebben de reactie, in Revelation 13:11-Revelation 13:13 aangeduid, ten gevolge, die de Evangelische kerk tot haar hoogste bloei brengt en tot die plaats tegenover de andere Kerk, die haar van rechtswege toekomt, maar door haar zolang moet worden gemist, tot het gevaar, dat in haar principe voor de ziel ligt, overwonnen is en de weg tot juist gebruik van de vrijheid was bereid. De tweede ontwikkeling daarentegen brengt het veel vreselijker en ontzettender gevaar teweeg, dat in het principe van het Roomse pausdom ligt. Met behulp van de leerstelling van een plaatsbekleding van God en van Christus door een mensenkind, van de onfeilbaarheid van deze plaatsbekleder en van zijn onbeperkte heerschappij over het geweten, en door de wederkerige verbintenis van de wereldlijke macht met de geestelijke en van de geestelijke met de wereldlijke, zal het de moordenaar vanaf het begin en de vader van de leugen eens mogelijk worden, in plaats van de Christus van God een anti-Christus onder te schuiven, aan die zijn kracht en zijn troon en grote macht te geven, en de tijd van zo'n dwaling teweeg te brengen, waarin hij, als het mogelijk was, ook de uitverkorenen zou verleiden. Daarmee zal het geheim van de boosheid worden vervuld; omdat het nu toch niet meer menselijke boosheid is, die zich daar ontwikkelt, maar de boosheid van de duivel zelf, die aan de mens werkt, kan er ook geen hulp en redding tot herstel meer zijn, maar het gevolg zal een oordeel zijn, dat ten eerste de grote hoer doet vallen (Revelation 18:1) en vervolgens het dier en de valse profeet in de poel van het vuur werpt, waarheen later de duivel met de dood en de hel volgt (Revelation 19:20; Revelation 20:14). Rekenen wij bij het jaartal 1992 na Christus, dat wij voor het verschijnen van de anti-christ hebben gevonden, de 3 1/2 jaren van zijn heerschappij (Daniel 7:25; Daniel 12:7), dan komen wij tot 1995 1/2. Nu is volgens juiste berekening de wereld in de herfst van het jaar 4005 voor Christus, dus 4004 1/2 geschapen, dan zou de duur van de hele strijd van de wereld tot aan de val van de anti-Christ juist 6000 jaren bedragen. Het is dan ook reeds de mening van de oudste kerkleraars geweest, die deze 6 duizendtallen van jaren met de 6 werkdagen van een week parallel stelden (2 Peter 3:8), die de wereldweek noemden en de oprichting van het duizendjarig rijk, die nu volgde (Revelation 20:1) als de wereldsabbath, als de zevende dag van de wereldgeschiedenis beschouwden, die vervolgens door de eeuwigheid (Revelation 20:7-Revelation 22:5) wordt afgelost en dus in een nooit eindigende Zondag overgaat.

Nadat wij bij Revelation 13:2 van de dynastieën van Frankrijk reeds datgene hebben gevonden, dat de anti-Christ eens zal voortbrengen, zal het niet moeilijk meer zijn, ook de dodelijke wond van dit hoofd, die echter weer werd genezen (voor de blik van Johannes stelde zich de zaak zeker zo voor, dat het hoofd voorkwam, als door een slag met het zwaard van de romp gescheiden, want het was heden de 19de Oktober (Revelation 1:10), het wedergenezen worden daarentegen is profetisch), zodat zich de hele wereld achter het dier verwonderde, in haar voorspel uit Frankrijks geschiedenis aan te wijzen; want Gods voorspelling is niet een pand, dat ledig voor een onbepaald en tijd in de aarde is begraven, maar het is op woeker gesteld. Zij beheerst de wereldgeschiedenis en toont haar werkzame kracht reeds in voorafgaande gebeurtenissen van de wereldgeschiedenis, die het toekomende afschaduwen, op dat men op haar eigenlijke mening opmerkzaam wordt en bij haar verklaring niet heen en weer geslingerd wordt. Als tot de dood gewond of geslacht, openbaart zich het zesde hoofd aan het lichaam van Frankrijk, dat de dynastie van Buonaparte vertegenwoordigt en Napoleon I, wiens lot het is geweest, dat hij aan zijn afstand van de troon in het jaar 1814, die hem nog de titel in luister van het keizerrijk met een klein souverein eigendom redde, niet trouw bleef, maar een laatste wanhopige poging tot herkrijging van de vorige heerlijkheid waagde. Het moest toch bij die val niet blijven, omdat het geen dodelijke wond geweest was, maar tot zo een zou komen, waarin het huis Buonaparte op doodstraf uit Frankrijk verbannen zou zijn en de drager van zijn naam nog in zijn leven voor de wereldgeschiedenis werd begraven. Van het dier, dat zich omstreeks 18 jaren lang geheel en al met Napoleon had vereenzelvigd, wordt nu gezegd (Revelation 17:8, Revelation 17:11): "het was en is niet"; maar is ook na een dubbel zo lange tijd niet het woord vervuld: "het zal terugkomen uit de afgrond" (de revolutie)? Wij hebben een tweede Frans keizerrijk onder Napoleon III zien opstaan en inderdaad heeft zich bij dit genezen worden van de dodelijke wond de hele aardbodem achter het dier verwonderd. De grootmachten van Europa hebben zich ootmoedig en gewillig onder het gezag van de avontuurlijke koning gebogen, alsof achter hem een bijzondere majesteit verborgen zou zijn en de volken hebben nu weer een bijna onverklaarbare sympathie met Frankrijk getoond, hoewel toch anders een grote mond niet veel aantrekkelijks heeft en de treden van berenvoeten niet gemakkelijk worden vergeten. Men bemerkt de toverachtige macht, die achter het dier staat en die het zo ver wil brengen, dat ten slotte nog eens wordt gezegd: "wie is aan het dier gelijk? en wie kan er tegen strijd voeren? " Intussen heeft de beschikking van God ook over Napoleon geregeerd. Het zou toch zo makkelijk hebben kunnen geschieden, dat zijn lichamelijk lijden reeds vroeger een dodelijk einde zou hebben gehad, of dat het krijgsfanatisme in het jaar 1870 nog eens voor een verstandig overleg zou zijn geweken en de weinige jaren van de nog achterstallige leeftijd van deze keizer in dezelfde baan als de vroegere zouden zijn verlopen. Maar nee, het gezicht van de dodelijke verwonding van het hoofd moest ook aan hem worden vervuld; het moest een wond van een zwaard zijn, die ook voor de tweede keizer op de Fransen troon in de geschiedboeken zou worden opgetekend. Nu is het bezwaarlijk een waarzeggen, maar alleen een volgen van de sporen, die Gods voet zelf op de aardbodem heeft ingedrukt, als wij bij onze uitlegging op de voorgrond stellen, dat ook het gezicht van het weer genezen worden van de dodelijke wond voor de tweede maal waar zal worden niet zo snel, maar pas na zoveel generaties, dat hij in wie dat plaats heeft, als een achtste optreedt, maar daartussen, evenals tussen Napoleon I en III een tweede ontbreekt, zo ook een vierde tot aan de zevende tot de vergetelheid behoort en nu ten opzichte van de regenten van dit huis eveneens gezegd kan worden, als ten opzichte van de dynastieën in het algemeen: "vijf zijn gevallen" (Revelation 17:10, Revelation 17:11) I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII. Maar hoe een achtste en toch van de zeven? Hij is dat zeker, in zo verre hij tot dezelfde dynastie met hen behoort. Moest het er echter niet bij blijven, dat er slechts zeven hoofden zijn ook ten opzichte van de Napoleons? En als dat zo was, zou dan niet iets monsterachtigs, iets bovenmenselijks, dat boven alle begrip verheven is, voortkomen? Wij behoeven voor deze consequentie van gedachten, die tot Napoleon I en Napoleon VIII als tot een en dezelfde persoon leidt, niet zonder meer terugschrikken; er zal ons bij deze dingen ook nog veel meer tegenkomen, dat een gewoon mens met zijn gewoon denken en ervaren niet kan rijmen. Maar daarop wordt juist voor de tijd van de laatste, grote droefenis gedoeld, op een verwondering van de aardbodem, die iets geestachtigs, bovenwereldlijks, god gelijkends in het dier opmerkt, al weet men ook niet, wat het eigenlijk is of van waar het komt, opdat aan de oprichting van het anti-Christische rijk een ontvankelijke bodem in de harten van de volken bereid wordt. Daarover zal bij Revelation 17:8-Revelation 17:11 nader worden gesproken. Intussen zullen de volgende opmerkingen van twee nauwkeurige en verstandige uitleggers voldoende zijn. De een die schrijft: "wij hebben hier te doen met een kunststuk van satan, waarmee hij God zelf nabootst; evenals Deze Ene tot Heer geeft, Die uit de dood is opgestaan, zo ook hij. Het is nu ook duidelijk, waarom de wereld bij zijn openbaar worden of weer aanwezig zijn, geheel wordt meegesleept en de draak aanbidt, die aan het dier de macht heeft gegeven. Hij is toch een heerser naar hun hart, omdat hij de dood, deze vijand van de mensen, aan wiens banden zij zich tot hiertoe niet hebben kunnen ontworstelen, overwonnen heeft en zo ook aan zijn aanhangers eeuwig leven, maar wel verstaan! eeuwig leven aan deze zijde van het graf belooft. " Bij een ander wordt gezegd: "De apostel Paulus stelt in 2 Thessalonians 2:1 het verschijnen van de mens van de toekomst met dezelfde woorden voor, die hij en de Schrift in het algemeen van de terugkomst van Christus bezigt. Een openbaring of onthulling, die nu nog slechts door een terughoudende macht wordt vertraagd een toekomst ofparousia, zoals Christus' terugkomst een paroesie is, noemt hij zijn optreden. Dat heeft geheel het uitwendige, alsof deze vijand van Christus reeds aanwezig was, maar niet op aarde, maar in de diepte, evenals Christus in de hemel is en slechts zou moeten verschijnen. Zo heeft men dan in de oude Kerk hier en daar de mening aangekleefd, als of die beruchte moordenaar van de Romeinse Christenen, de keizer Nero van de dood zou moeten terugkeren als de laatste vijand van Christus. Overeenkomstig zo'n feit luiden de woorden.

Als krijgvoerder tegen dit hoofd trad een Duitser op, eens bergwerkers zoon, Maarten Luther en sloeg hem door de Hervorming deze wond; de bisschop van Filadelfia, de eerste van de twee getuigen, die als mannen van ijzer en staal, met de kracht van een Elias en een Mozes gewapend, in deze wereld zich van hun taak kwijten. Er is geen twijfel aan, of de Reformatie bedreigde het Pausdom met de ondergang, omdat er ook in Spanje, Frankrijk en Italië lieden genoeg waren, die tot het zuivere Evangelie, door Luther en de andere Hervormers opnieuw aan het licht gebracht, weer terugkeren wilden, wanneer zij daarin niet door de Jezuïten verhinderd waren. Had de hervormingsbeweging van die zijde geen tegenwerking ondervonden, dan was het met het pausdom gedaan geweest en de dodelijke wond, door de Hervorming toegebracht, had het ook de dood veroorzaakt. Maar het moest nog eenmaal weer herleven, en het aangevangen werk van heerszucht, huichelarij en boosheid voleindigen. De dodelijke wond werd door de kerkvergadering te Trente geheeld, dat is door de Jezuïten. Over deze merkwaardige en onverwachte genezing, over de plotselinge herstelling van het aanzien van de pausen, verwonderde zich de hele katholieke wereld. Nu schatte men het pausdom veel hoger dan voorheen, omdat de Hervorming het zelfs niet schaden kon. Nu schaarden zich de katholieke volken vol verwondering en aanbidding achter de herder van hun zielen (Revelation 13:4) en aanbaden de draak, die het beest de macht gaf en aanbaden het beest. Merkwaardig en ontzettend! Zij aanbaden de draak! De draak had het beest reeds vele eeuwen van te voren de macht gegeven, maar in dit dreigende gevaar, waarin de hervormingstijd het beest wikkelde, gaf de draak aan het beest de macht om zich te redden; en daarover verbaasden zich de aardbewoners; deze redding deed de draak hun namelijk als een redding van Godswege en door de macht van de waarheid voorkomen. De lasterwoorden en grote dingen, die het na de Hervorming uitgesproken heeft, zijn vooral de stellingen van de Trentse kerkvergadering, waardoor alle dwalingen van het pausdom plechtig als goddelijke waarheden vastgesteld en voor alle toekomende tijden onherroepelijk bevestigd zijn en de uit Gods woord geputte leer van het Protestantisme 431 maal (aan het einde van ieder besluit) is vervloekt. Deuteronomy 42:1 maanden bepalen de duur van het pausdom op 1260 jaren, namelijk de 1260 dagen, gedurende welke de vrouw voor de draak in de woestijn vlucht. Wanneer ook het pausdom als wereldmacht geen volle 1260 jaren duurt, het bestaat toch zo lang als valse godsdienst, door Rome's bisschoppen reeds voor het begin van hun wereldlijke macht sinds de zevende eeuw aangekleefd en voorgestaan.

Johannes ziet het hoofd, zoals het reeds weer hersteld was, hij ziet het met het litteken van een dodelijke wond; men kon het dit hoofd aanzien, dat het eenmaal als van het lichaam gescheiden geweest was. En welk van de hoofden van het beest was het, dat gedood en weer genezen was? Geen ander dan het zesde, het hoofd door het beest gedragen ten tijde van de Heere Jezus en van Johannes; met andere woorden: het Romeinse rijk. En waardoor had het die dodelijke wond ontvangen? Door het verzoeningswerk van Jezus Christus. Van de draak heeft het beest kracht en troon en macht; dat beest is als een plaatsvervanger van de anderen, de stedehouders van de overste van deze wereld. Hetgeen de satan ten verderve deed gaan en zijn heerschappij op aarde verstoorde, dat moest ook een dodelijke wond toebrengen aan het beest en aan dat van zijn hoofden, dat zich toenmaals verhief. De volken van de wereld, die bij de verkondiging van het Evangelie van Christus Jezus, de Zoon van de levende God, vervuld waren geworden met schrik en beving vanwege de ondergang van de heidense wereld en de heerschappij van de zonde en de duisternis op aarde, zie, zij zijn plotseling verwonderd, dat al die vrees ijdel bevonden schijnt te zullen worden. "Alles blijft, zoals het van de aanvang van de schepping af geweest is! " zo roepen zij met zegepalende spot. En zoals niets in de Heere Jezus meer verbazing had gewekt dan Zijn opstanding uit de dood, zo stond het beest verstomd over de herleving van het heidendom, na het teweeg brengen van de verlossing door het bloed van het kruis. Dat heidendom scheen vaster gegrondvest dan ooit van te voren en de kleine menigte van aanhangers van de Nazarener scheen in korte tijd van de aardbodem verdelgd te zullen zijn. Toen de Vader Zijn Kind Jezus van de dood opgewekt en daardoor de hoop van de verslagen Kerk op verlossing levendig gemaakt en haar de voorsmaak van een luisterrijke zegepraal gegeven had, toen scheen de overste van deze wereld een gelijk wonder te hebben verricht tot verheerlijking van het Beest; want ook dat vierde zijn opstandingsfeest en daarom klonk de honende jubelzang van de heidenen, in felle haat tegen Jezus ontstoken: "Wie is dit beest gelijk? En wie kan strijd voeren tegen dit? Vertroostend is hetgeen wij lezen: "aan dit werd gegeven", want zo geldt ook van de overste van deze wereld dat woord: "Wat heeft u, dat u niet ontvangen heeft? " Is het de waarachtige God, die de tong van de vijanden bestuurt, hun hart regeert, en hun handen in Zijn macht heeft, dan kan alle verdrukking, die de Kerk van het beest te lijden heeft, geen wezenlijke ramp zijn, maar is genade; maar dan zal ook de Heere, die macht aan het beest gegeven heeft, haar ook daaraan weer ontnemen en kan ten slotte de triomfkreet van de godslastering: "Wie is dit beest gelijk? " de gelovigen nooit tranen van vrees uit de ogen persen, maar moet slechts dan medelijdende glimlach over zulke machteloze zelfverheffing tekenen op hun gelaat. Niet tevergeefs herhaalt dit Hoofdstuk zo vaak dat woord: "hieraan werd gegeven". Immers drie maal komt het bij paren voor: twee maal bij het eerste beest en eenmaal bij het tweede. De Heere kon het beest wel met een slag ter aarde werpen; maar dit doet Hij niet; Hij laat het integendeel over aan zijn vervolgingswoede gedurende tweeënveertig maanden. Deze tijdsbepaling komt reeds vroeger voor als maat van de heerschappij van de wereld over de Kerk, als een dieken voor de toenmalige tijd, waarin Gods volk wel vernederd werd, maar om eindelijk volkomen te zegepralen.

Dit van de dood toe gewonde hoofd betekent de Christelijke staat met zijn natuurlijke beschaving en veredeling. Deze trek duidt het grondkarakter van de wereldontwikkeling in deze Christelijke tijd naar zijn inwendig wezen aan, zoals ons vroeger de kerkelijke ontwikkeling beschreven werd, als de vrouw, die tot hoer werd. Beide deze ontwikkelingen stemmen met elkaar overeen: de wereldlijke macht verbergt haar vijandschap en haar ongeloof en neemt zelfs uitwendig het Christendom aan, maar zoals het beest zijn God-vijandige gezindheid bedekt, zo omgekeerd verloochent de vrouw haar vreez voor God en haar geloof, omdat zij naar de wereld en het aards genot haakt. Van beide zijden worden de uitersten vermeden; wereld en kerk betonen elkaar wederkerig inschikkelijkheden en geven elkaar in schijnbare verdraagzaamheid toe. Het beest draagt de hoer (17:3-7). Wereldgelijkvormig Christendom aan de ene zijde en verchristelijkte wereldgezindheid aan de andere zijde, ziedaar de grondtype van de Christelijke eeuwen, die volgen. En wie wint daarbij? Aanvankelijk zeker alleen de wereld. Want de Kerk die haar leven uit God en Christus heeft, kan slechts verliezen wanneer zij zich met de wereld en het wereldse vermengt. Zo verblijdend dan ook de Christelijke toestand van de wereld aan menselijke ogen moge toeschijnen, dit wereldgelijkvormig Christendom is in Gods ogen het ware niet. Wanneer eenmaal de koninkrijken van de Aarde van de Heere en van Zijn Christi zullen zijn, dan zal de Heere vooraf iets geheel nieuws scheppen.

Wreed, loos en vervaarlijk in het aanzien en afschuwelijk wegens zijn vlekken. Dit monster had lompe, maar sterke en verscheurende beervoeten en een lelijke gang; het had een leeuwenmond, verschrikkelijk wreed en verslindend. Zo is de antichrist in al zijn handelingen; al wat hij doet is duivelswerk, hij werkt alles door de duivel, die bezit hem, die bestuurt hem, die geeft hem kracht, troon en macht, daarom volbrengt hij ook in alles van de duivelen wil. De genezing van de dodelijke wond van het godslasterlijk hoofd is geschied door de paus, die niet alleen het gebied over Rome en het Romeinse rijk heeft en uitgebreid heeft en zo het zevende hoofd van het beest is, maar die heeft de godslasterlijke regering hersteld, hoewel onder een andere naam; toen ze gewond werd, was ze heidens godslasterlijk, nu is ze Christens godslasterlijk. De godslastering is in beiden gelijk en hoe zij overeenkomen, zal in Revelation 13:14, Revelation 13:15 getoond worden, als wij zien zullen hoe een beeld van het beest gemaakt is. De hele Christenwereld, alleen de 144. 000 verzegelden uitgenomen, verwondert zich over de grootheid, heerlijkheid en macht van de paus van Rome, de antichrist, het beest. Zij aan baden de draak, de duivel; niet onder die bevatting, maar afgodendienst is duivelsdienst. Zij aanbaden ook het beest en gaven het meer dan menselijke eer en onderwierpen zich onder de paus als onder God, omdat zij geloofden dat hij zaligheid en verdoemenis in zijn hand heeft. Zij achtten zijn macht zo groot, dat niemand zich tegen hem kon zetten, omdat hij alles, zelfs het geweten van de mensen, onder zich had. God laat de duivel en zijn werktuigen soms los, maar houdt hen als boze honden aan een keten, zodat zij niet kunnen doen, wat zij wel zouden willen en niet langer dan de Heere hun perk stelt. De duivel, losgelaten, spoort het beest aan en geeft het bekwaamheid en stoutheid om grote dingen te spreken, om zich uit te geven voor de stadhouder van Christus en gebieder op de aarde, om zonden te vergeven en te houden, om ten hemel te brengen en ter hel neer te stoten, om zulke godsdiensten in te stellen, die recht tegen Gods instellingen zijn, die God oneer aandoen, het schepsel eren boven de Schepper en de waarheid en zaak van God lasteren. Maar God had Zijn tijd om dat te doen bepaald tot tweeënveertig maanden, dat is een tijd, tijden en een halve tijd, dat is 1260 dagen. Die verschillende uitdrukkingen betekenen een en dezelfde tijd, die begonnen is over de dodelijke wond van het beest en eindigde over de tijd van de hervorming. Niet dat het beest teniet gedaan zou zijn, maar dat hij het niet langer zou doen als zittende in de Kerk, als de Kerk overheersende, als de onderwerping van allen hebbend. De duivel en het beest zullen niet ophouden van boosheid, zolang zij zijn.

Vers 6

6. En het beest opende in die mens van de zonde, die het ten slotte voortbracht en die, voor dat genoemde doel een mond was gegeven, nu ook daarvan gebruik makende, zijn mond tot lastering tegen God en wel in drievoudig opzicht, om Zijn naam te lasteren en in de tweede plaats Zijn tabernakel en ten derde die in de hemel wonen (Daniel 7:25. 2 Thessalonians 2:4

De profeet hoort in de geest het dier nu werkelijk lasteren. Het mag nu uitspreken wat reeds van vroeger in zijn binnenste was, wat het echter in vroegere tijden, toen het zich nog door allerlei banden gebonden voelde, ten minste niet in die mate waagde. Nu lastert het echter als de echte antichrist naar hartelust alles, wat hoog en heilig is: God zelf, "Zijn naam", d. i. alle openbaring van Zijn heerlijkheid, vooral ook Zijn eer in Christus Jezus en de Heilige Geest; "Zijn tabernakel", de godsdienst, het woord en de aanbidding van God; die in de hemel wonen, d. i. de mannen en dienaren van God, die de strijd hebben geëindigd, maar ook degenen, die niet op aarde wonen, wier wandel en burgerschap in de hemel is en die, hoewel nog hier beneden in de vreemde, toch met de hemelingen een gemeente uitmaken.

Het wordt gezegd, dat zij de Geest van God niet hebben en zij worden van heiligen in kwaaddoeners veranderd.

Vers 6

6. En het beest opende in die mens van de zonde, die het ten slotte voortbracht en die, voor dat genoemde doel een mond was gegeven, nu ook daarvan gebruik makende, zijn mond tot lastering tegen God en wel in drievoudig opzicht, om Zijn naam te lasteren en in de tweede plaats Zijn tabernakel en ten derde die in de hemel wonen (Daniel 7:25. 2 Thessalonians 2:4

De profeet hoort in de geest het dier nu werkelijk lasteren. Het mag nu uitspreken wat reeds van vroeger in zijn binnenste was, wat het echter in vroegere tijden, toen het zich nog door allerlei banden gebonden voelde, ten minste niet in die mate waagde. Nu lastert het echter als de echte antichrist naar hartelust alles, wat hoog en heilig is: God zelf, "Zijn naam", d. i. alle openbaring van Zijn heerlijkheid, vooral ook Zijn eer in Christus Jezus en de Heilige Geest; "Zijn tabernakel", de godsdienst, het woord en de aanbidding van God; die in de hemel wonen, d. i. de mannen en dienaren van God, die de strijd hebben geëindigd, maar ook degenen, die niet op aarde wonen, wier wandel en burgerschap in de hemel is en die, hoewel nog hier beneden in de vreemde, toch met de hemelingen een gemeente uitmaken.

Het wordt gezegd, dat zij de Geest van God niet hebben en zij worden van heiligen in kwaaddoeners veranderd.

Vers 7

7. En het beest werd, behalve die mond om tegen God te lasteren (Revelation 13:5), ook macht ter verderving tegen de Kerk gegeven, om de heiligen, de gelovigen in Jezus Christus, strijd aan te doen en om die door uitwendige vernietiging te overwinnen (Revelation 12:17 Daniel 7:21 en daaraan werd, nadat het zo de Kerk had verwoest en alle sporen van een heerschappij van God teniet had gedaan, als een tegenbeeld van hetgeen, de Vader aan de Zoon had geschonken (Daniel 7:14 Matthew 28:18 John 17:2 over alle geslacht en taal en volk (Revelation 5:9; Revelation 11:9; Revelation 14:6; Revelation 17:15).

De "hele aarde" (Revelation 13:3) is volgens het vaste spraakgebruik in al deze hoofdstukken tot Revelation 19:21 niet de hele bewoonde aarde in het algemeen, maar alleen het geheel van de volken, die reeds in het geschiedkundige leven zijn opgenomen in tegenstelling tot de volken, die tot de aardbodem behoren, waarvan vervolgens in Revelation 20:1 gesproken wordt als van degenen, die na de nederlaag van de antichrist nog overgebleven zijn. De antichrist zal dus werkelijk in de beschaafde volken van zijn tijd, die tot het gebied van de tien koningen behoren, zijn gebied hebben. Ook in Revelation 16:14 wordt alleen van deze gesproken, als daar van "de hele wereld" wordt gesproken.

Het beest richt een rijk op van deze wereld, ieder moet zich naar de godsdienst van deze zijde van het graf richten of de wereld ontruimen. Daarom wordt met alle middelen van geweld en dwang tegenover allen gehandeld, die zich niet schikken en de nieuwe dienst van het dier niet aannemen. Zo worden dan de gelovigen vervolgd, in de gevangenis geworpen en gedood en vinden nergens bescherming en toevlucht, want de hele wereld hangt het dier aan.

Vers 7

7. En het beest werd, behalve die mond om tegen God te lasteren (Revelation 13:5), ook macht ter verderving tegen de Kerk gegeven, om de heiligen, de gelovigen in Jezus Christus, strijd aan te doen en om die door uitwendige vernietiging te overwinnen (Revelation 12:17 Daniel 7:21 en daaraan werd, nadat het zo de Kerk had verwoest en alle sporen van een heerschappij van God teniet had gedaan, als een tegenbeeld van hetgeen, de Vader aan de Zoon had geschonken (Daniel 7:14 Matthew 28:18 John 17:2 over alle geslacht en taal en volk (Revelation 5:9; Revelation 11:9; Revelation 14:6; Revelation 17:15).

De "hele aarde" (Revelation 13:3) is volgens het vaste spraakgebruik in al deze hoofdstukken tot Revelation 19:21 niet de hele bewoonde aarde in het algemeen, maar alleen het geheel van de volken, die reeds in het geschiedkundige leven zijn opgenomen in tegenstelling tot de volken, die tot de aardbodem behoren, waarvan vervolgens in Revelation 20:1 gesproken wordt als van degenen, die na de nederlaag van de antichrist nog overgebleven zijn. De antichrist zal dus werkelijk in de beschaafde volken van zijn tijd, die tot het gebied van de tien koningen behoren, zijn gebied hebben. Ook in Revelation 16:14 wordt alleen van deze gesproken, als daar van "de hele wereld" wordt gesproken.

Het beest richt een rijk op van deze wereld, ieder moet zich naar de godsdienst van deze zijde van het graf richten of de wereld ontruimen. Daarom wordt met alle middelen van geweld en dwang tegenover allen gehandeld, die zich niet schikken en de nieuwe dienst van het dier niet aannemen. Zo worden dan de gelovigen vervolgd, in de gevangenis geworpen en gedood en vinden nergens bescherming en toevlucht, want de hele wereld hangt het dier aan.

Vers 8

8. En allen, die op de aarde wonen, die met hun lust en gedachten aan de aarde hangen (Revelation 3:10; Revelation 8:13; Revelation 11:10. Jeremiah 10:18), zullen het dier en in dit ook de draak (Revelation 13:4) aanbidden a), wier namen niet zijn geschreven in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld (Revelation 17:8). Zij daarentegen, die van eeuwigheid waren uitverkoren (Matthew 25:34 Ephesians 1:4), waren reeds in de hemel overgebracht (Revelation 14:13 Matthew 24:24) en de Zionsgemeente (Revelation 14:1-Revelation 14:5) bleef nog aan het bereik van het dier onttrokken (Revelation 12:14 Joel 3:5, Joel 3:21).

a) Exodus 32:33 Philippians 4:3

De verzoeking, om het dier te aanbidden, is zo groot, dat alleen de eeuwige verkiezing van God ervoor bewaart. De uitverkorenen nu zijn degenen, voor wie het Lam, dat voor ons in de dood is overgegeven, middelpunt van geloof en leven is geworden, die in de rechtvaardiging van de zondaars enig en alleen door het geloof in dit Lam als in het hoofdartikel van goddelijke waarheid door middel van eigen overtuiging en waarheid wortelen.

Het boek des levens wordt het geslachte Lam toegekend en dus alle zaligheid, ook die van de vromen van het Oude Verbond, daardoor van het offer van Christus afhankelijk gemaakt. Is echter de zaligheid van de gelovigen verworven door lijden en sterven, dan is hun daardoor voorgesteld, dat ook zij alleen door lijden en sterven zullen overwinnen.

Het beest deed wat hem door de draak geleerd was: het sprak lasteringen tegen God, vernietigende de voldoening van Christus. Het leerde de rechtvaardigmaking uit de werken en beeldde God af in de gedaante van een mens, een viervoetig dier en gevleugeld gevogelte. Hij offerde de broodgod tot vergeving van de zonden en deed die aanbidden en de hemel voor geld verkopen. Hij vervolgde, lasterde en verbrandde de Kerk en de ware godsdienst, tegen die in de hemel wonen. Hij onteerde de engelen en verstorven heiligen en maakte die tot afgoden. Dit doet de antichrist, hetzij hij beter weet, hetzij overgegeven om de leugen te geloven. Het een hoofd werd gewond kort na zijn opkomst. Dit betekent een zware slag door de inval van de Mohammedanen tot straf aan het antichristendom toegezonden. Het genas echter; het kreeg zijn krachten weer en werd in die werelddelen niet geheel uitgeroeid en breidde zich in andere oorden weer tot schadevergoeding uit. Daardoor werden de mensen overreed dit rijk als goddelijk en als het enige op aarde opgericht te eerbiedigen. Met onuitsprekelijke hoogmoed verheft het zich boven alle koninkrijken en wetten en koningen, ja zelfs boven God, wiens naam het zijn vorst geeft, op wiens rechten het aanvalt door onfeilbaar uitleggen van de Schrift, vrijspreken van zonden enz. De tijd van 42 maand geeft te kennen een lange maar bepaalde duur.

De historie wijst mij een duidelijke vervulling van deze profetie aan in Alexander III, het tweede hoofd van het beest, de eerste vervolger van de Waldenzen, die zeventien jaren achtereen is gekneveld door de keizer Frederik Ahenobarbus, terwijl daarna te Venetië de keizer overreed is om voor `s pausen voeten neergevallen vergiffenis te vragen en hem te aanbidden. Daardoor is het gezag van de pausen in de gedachten van de bijgelovige en vleselijke mensen zeer toegenomen.

Dit hoofd, dat gewond is, zijn de heidense keizers. De wond bestaat in een dodelijke slag op de afgoderij en in een zeer grote verduistering van de opperste troon van dit rijk door het overvoeren van de keizerstroon en zetel naar Constantinopel, waardoor de heerlijkheid van Rome verminderd is. Door de pausen is de afgoderij hersteld en Rome van haar eenzaamheid genezen door paus en kardinalen, zodat zij majestueuzer en meer heerschappij uitoefende.

Vers 8

8. En allen, die op de aarde wonen, die met hun lust en gedachten aan de aarde hangen (Revelation 3:10; Revelation 8:13; Revelation 11:10. Jeremiah 10:18), zullen het dier en in dit ook de draak (Revelation 13:4) aanbidden a), wier namen niet zijn geschreven in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld (Revelation 17:8). Zij daarentegen, die van eeuwigheid waren uitverkoren (Matthew 25:34 Ephesians 1:4), waren reeds in de hemel overgebracht (Revelation 14:13 Matthew 24:24) en de Zionsgemeente (Revelation 14:1-Revelation 14:5) bleef nog aan het bereik van het dier onttrokken (Revelation 12:14 Joel 3:5, Joel 3:21).

a) Exodus 32:33 Philippians 4:3

De verzoeking, om het dier te aanbidden, is zo groot, dat alleen de eeuwige verkiezing van God ervoor bewaart. De uitverkorenen nu zijn degenen, voor wie het Lam, dat voor ons in de dood is overgegeven, middelpunt van geloof en leven is geworden, die in de rechtvaardiging van de zondaars enig en alleen door het geloof in dit Lam als in het hoofdartikel van goddelijke waarheid door middel van eigen overtuiging en waarheid wortelen.

Het boek des levens wordt het geslachte Lam toegekend en dus alle zaligheid, ook die van de vromen van het Oude Verbond, daardoor van het offer van Christus afhankelijk gemaakt. Is echter de zaligheid van de gelovigen verworven door lijden en sterven, dan is hun daardoor voorgesteld, dat ook zij alleen door lijden en sterven zullen overwinnen.

Het beest deed wat hem door de draak geleerd was: het sprak lasteringen tegen God, vernietigende de voldoening van Christus. Het leerde de rechtvaardigmaking uit de werken en beeldde God af in de gedaante van een mens, een viervoetig dier en gevleugeld gevogelte. Hij offerde de broodgod tot vergeving van de zonden en deed die aanbidden en de hemel voor geld verkopen. Hij vervolgde, lasterde en verbrandde de Kerk en de ware godsdienst, tegen die in de hemel wonen. Hij onteerde de engelen en verstorven heiligen en maakte die tot afgoden. Dit doet de antichrist, hetzij hij beter weet, hetzij overgegeven om de leugen te geloven. Het een hoofd werd gewond kort na zijn opkomst. Dit betekent een zware slag door de inval van de Mohammedanen tot straf aan het antichristendom toegezonden. Het genas echter; het kreeg zijn krachten weer en werd in die werelddelen niet geheel uitgeroeid en breidde zich in andere oorden weer tot schadevergoeding uit. Daardoor werden de mensen overreed dit rijk als goddelijk en als het enige op aarde opgericht te eerbiedigen. Met onuitsprekelijke hoogmoed verheft het zich boven alle koninkrijken en wetten en koningen, ja zelfs boven God, wiens naam het zijn vorst geeft, op wiens rechten het aanvalt door onfeilbaar uitleggen van de Schrift, vrijspreken van zonden enz. De tijd van 42 maand geeft te kennen een lange maar bepaalde duur.

De historie wijst mij een duidelijke vervulling van deze profetie aan in Alexander III, het tweede hoofd van het beest, de eerste vervolger van de Waldenzen, die zeventien jaren achtereen is gekneveld door de keizer Frederik Ahenobarbus, terwijl daarna te Venetië de keizer overreed is om voor `s pausen voeten neergevallen vergiffenis te vragen en hem te aanbidden. Daardoor is het gezag van de pausen in de gedachten van de bijgelovige en vleselijke mensen zeer toegenomen.

Dit hoofd, dat gewond is, zijn de heidense keizers. De wond bestaat in een dodelijke slag op de afgoderij en in een zeer grote verduistering van de opperste troon van dit rijk door het overvoeren van de keizerstroon en zetel naar Constantinopel, waardoor de heerlijkheid van Rome verminderd is. Door de pausen is de afgoderij hersteld en Rome van haar eenzaamheid genezen door paus en kardinalen, zodat zij majestueuzer en meer heerschappij uitoefende.

Vers 9

9. Als iemand oren heeft, die horen. Zo liet de stem zich horen, die ook datzelfde woord in Revelation 2:7, Revelation 2:11, Revelation 2:17, Revelation 2:29; Revelation 3:6, Revelation 3:13, Revelation 3:22 de zeven gemeenten had gericht.

Vers 9

9. Als iemand oren heeft, die horen. Zo liet de stem zich horen, die ook datzelfde woord in Revelation 2:7, Revelation 2:11, Revelation 2:17, Revelation 2:29; Revelation 3:6, Revelation 3:13, Revelation 3:22 de zeven gemeenten had gericht.

Vers 10

10. Als iemand in de gevangenis leidt, zoals een Herodes Petrus, om hem vervolgens te doden, evenals Jakobus de oudere (Acts 12:1-Acts 12:4), die gaat tot vergelding daarvoor zelf in de gevangenis, om zelf gedood te worden (Acts 12:21-Acts 12:23). a) Als iemand met het zwaard zal doden, evenals Petrus eertijds met het zwaard naar van de Hogepriesters dienstknecht sloeg (Matthew 26:5 v.), die moet zelf met het zwaard gedood worden, zoals deze bij die gelegenheid reeds gezegd is. De Kerk, die juist het meest zich op Petrus beroemt, heeft echter het minst acht gegeven op hetgeen Petrus' geschiedenis leert en drijft nu in de dienst van de antichrist haar verkeerdheid ten toppunt. Zij zal daarom nog voor hem en zijn vazallen het oordeel ten prooi worden, zoals het sinds lang verdiende (Ezekiel 27:6-Ezekiel 27:10). Met dit dreigend woord aan het grote Babel van de laatste tijd over allen, die van Mijn volk nog in haar zijn en, om hun zonden en plagen niet deelachtig te worden, van haar uitgaan (Revelation 18:4), maar daarom nu met de heiligen onder hun vervolging moeten bezwijken, wil Ik een vermaning tot standvastige volharding in de verordende strijd verbinden. Hier is de lijdzaamheiden het geloof van de heiligen op zijn plaats (Revelation 14:12) lijdzaamheid, die het hardste over zich gaan laat en geloof, dat aan Christus vasthoudt en zich niet laat bewegen zich aan de zijde van het dier te stellen.

a) Genesis 9:6

Het is verkeerd, als de uitleggers menen, dat met de woorden "als iemand in de gevangenis leidt, die gaat zelf in de gevangenis, als iemand met het zwaard zal doden, die moet zelf met het zwaard gedood worden", aan de gelovigen, die door het beest en zijn aanhang vervolgd worden een waarschuwing wordt gegeven, dat zij niet moeten denken aan het aanwenden van dergelijke middelen van geweld, om dat schrikbewind te doen vallen. De toestanden en omstandigheden zorgen er reeds vanzelf voor, dat hun dat niet in de gedachte kan komen, zelfs als zij zouden vergeten, dat de wapens van hen niet vleselijk mogen zijn. Maar ook dat treft geen doel, als men de woorden neemt van een toespraak aan de vervolgde gelovigen: God zal strenge vergelding doen aan hun vervolgers en daarmee moesten zij zich vertroosten en geduldig wachten. Een slechte troost! zo moeten wij met Fller zeggen; want die om zijn belijdenis van Christus wordt gedood, wordt niet daardoor levend, dat zijn moordenaar eveneens een prooi van de dood wordt. Men moest bedenken, dat aan Christenen wel een betere vertroosting kan worden gegeven; maar laten wij dat ook gelden dan zou die toch van zo'n dagelijkse aard zijn, dat moeilijk te begrijpen zou zijn, hoe daarop als op iets bijzonder belangrijks moest worden gewezen met het woord: "die oren heeft om te horen, die horen". Worden nu zonder twijfel de woorden niet gericht aan de vervolgden, maar aan de vervolgers, dan heeft Christus, de Heere met de antichrist, die mens van de zonde en kind van het verderf, evenmin iets te doen, als Hij de duivel ooit een vermaning, waarschuwing of dreiging toedeelt. Hij spreekt slechts tot deze om hem af te weren, niet om hem van iets terug te houden en bedreigingen of voorspellingen handelen slechts over hem, maar worden niet tot hem gericht. Dit leidt noodzakelijk daartoe, dat de woorden tot iemand worden gericht, tot wie de Heere daarom nog een laatste woord spreekt, omdat Hij hem vroeger heeft aangeboord, die Hij echter nu voor altijd uit alle verbintenis met Hem loslaat en aan het oordeel van de verdoemenis overgeeft, evenals Hij met Judas in John 13:27 handelt. Wie deze is, is voldoende te kennen gegeven met het woord: "als iemand oren heeft, die horen". Het is het woord vroeger aan de zeven gemeenten gericht, maar geen woord van roepen en vermanen meer, waarom ook de tweede helft ervan ontbreekt, maar alleen nog een roepstem van overgave aan het gericht. Wij kunnen ook zeggen, welke van de zeven gemeenten bedoeld is, namelijk die te Tyatire, als zinnebeeld van de Roomse kerk (Revelation 2:18-Revelation 2:29). Die nu nog leden en aanhangers ervan zijn kunnen er zich niet over bezwaren, dat hun geestelijke moeder daarmee verongelijkt en op onverdiende wijze gebrandmerkt wordt; zij heeft door haar gedrag, zoals dat in de geschiedenis van de vervolging van andersdenkenden aan het licht is getreden, er ons volle recht toe gegeven, het woord van de goddelijke openbaring daarvan te verklaren. Maar die nu nog in kinderlijke piëteit de zonden van hun geestelijke moeder noch zichzelf noch anderen bekennen, maar menen voor haar waardigheid en haar recht te moeten optreden, zullen in de zielen, die nog enigszins waarheidlievend en op zalig worden bedacht zijn, in de laatste, anti-christelijke tijd navolgers hebben, die dan helderder zullen zien en beter verstaan wat de wil van de Heere is. Die zullen zich dan afzonderen van een Kerk, die zo ver God gaan, dat zij zelfs een verening met de persoonlijke antichrist niet schuwt en hen geldt nu de vermaning aan het slot van onze afdeling, omdat ook zij intreden in de schare van de heiligen tegen welke aan het dier macht wordt gegeven om te strijden en ze te overwinnen. Over het lot van die Kerk, welk oordeel haar met die woorden van in de gevangenis gaan en met het zwaard gedood worden, wordt aangekondigd, vernemen wij niets naders, omdat daarvan in Revelation 17:1, 18 het nodige zal worden gezegd. De aankondiging alleen is voldoende om er ons opmerkzaam op te maken, dat nu de volvoering van het vonnis als reeds geschied moet worden gedacht en in de volgende afdeling die tijd van de antichristische heerschappij bedoeld is, die na de val van Babel begint en de volle bloei van deze heerschappij aanbrengt, terwijl het dier zich nu in het bezit van de erfenis van de grote hoer welke zijn tien horens hebben omgebracht, plaatst, om de hoogste kerkelijke macht met de hoogste wereldmacht in een en dezelfde persoon te verenigen, en een priesterlijk koninkrijk in de dienst van de duivel op te richten. Daarvoor is een profeet nodig en die zal hem ook niet ontbreken in het bezinksel van al de onreinheid, die de grote hoer bij haar eigen ondergang achter zich heeft gelaten. De vervolgers van de gelovigen zullen de vergelding van hun euveldaden van de Heere ontvangen; zij zullen die ondervinden in dezelfde bezoekingen als zij de heiligen hebben aangedaan; hun zal gemeten worden met dezelfde maat, waarmee zij anderen gemeten hebben. Ten tijde van de vervolging behoorde Johannes onder hen die "in de gevangenis werden geleid", want om het Woord en de getuigenis van Jezus Christus werd hij verbannen naar het eiland Patmos, terwijl een Antipas met het zwaard werd gedood en in het lot van deze of van Johannes deelden velen. Maar de wreedaardige vervolging is op het eigen hoofd van de vijanden met woeker teruggekomen. Daarom lezen wij ook: "en de tien horens, die u gezien heeft op het beest, die zullen de hoer haten en zullen haar woest maken en naakt; en zij zullen haar met vuur verbranden" en weer: "Vergeld haar, zoals zij jullie vergolden heeft en verdubbel haar dubbel naar haar werken. In de drinkbeker, waarin zij geschonken heeft, schenk haar dubbel. " Altijd heeft zich dit bewaarheid en ook de toekomst zal er het bewijs van leveren, want "wie mensenbloed vergiet; diens bloed zal door de mensen vergoten worden. " Men vindt de voorbeelden daarvan in het uiteinde van Domitianus, Valerianus, Julianus, ja, in de verschrikkelijke ondergang van het hele Romeinse rijk en van alle latere wereldheerschappijen, die door het vervolgen van de Kerk in de voetstappen van de Romeinse getreden waren en evenals deze vernietigd zijn. Het zal ook dus gaan met de laatste macht op aarde, die zich tegen God verzet, Gog en Magog. Daarom zijn "lijdzaamheid" en "geloof" de heiligen nodig. Als zij die behouden, zullen zij de vernieling aanschouwen van hun bitterste vijanden; maar zij zullen tevens zien, dat de rechtvaardigen groeien als de palmbomen en groeien als de cederen van de Libanon. Vader in onze Heere Jezus Christus! geef het ons eenmaal te aanschouwen en te genieten en bereid er ons op voor, opdat wij lijdzaam en in geloof wandelen!

De Kerk zal wel door het beest verdrukt worden, maar het zal de beurt van de antichrist ook eens worden; zoals hij de kinderen van God gedaan heeft, zo zal aan hem gedaan worden. De gelovigen hebben hun geloof maar aan te wakkeren door de belofte van de uitkomst en ondertussen lijdzaam alles te verdragen.

Het was zeker wonderlijk en het scheen een ieder ongelooflijk, dat zo'n heerlijkheid vallen zou; maar het is gevallen, het Romeinse rijk. Het is ook naar goddelijke, natuurlijke en heidense wetten recht, dat aan een ieder zal geschieden, wat hij een ander heeft aangedaan. Het is recht, omdat Rome alles beroofd heeft, alle volken moeite heeft aangedaan en alle mensen bloedige oorlogen heeft teweeg gebracht, dat hij weer door alle volken aangevallen, beroofd, gescheurd en vertreden zal worden. Laat ons dit oordeel van God gadeslaan, en laat ons God vrezen en alle mensen weldoen want hier is een vonnis gegeven over alle mensen, die hun naasten verongelijken, maar allermeest tegen hen, die de onschuldigen met strijd of slavernij bezwaren.

God heeft Zich voorgenomen het bloed van Zijn knechten te wreken (Deuteronomy 32:43). God zal Babylon vergelden en zal wraak over haar nemen over de woede en ontheiliging van de heiligdommen zoals de volgende profetie leert (Revelation 17:16-Revelation 17:17; Revelation 18:5-Revelation 18:6). De uitkomst heeft dit reeds beginnen te leren, maar wij wachten nog andere en grotere dingen, als het God behagen zal de Roomsgeestelijke heerschappij, gegrondvest op zoveel onenigheden en verderfelijke oorlogen en ballingschappen en bloedvergieten van de onschuldige belijders van de waarheidgeheel te verdelgen.

VII. Revelation 13:11-Revelation 13:13. Verder ziet Johannes uit de aarde een dier opkomen en dit dier wordt voor de reeds persoonlijk geworden en tot een diabolische priesterkoning ontwikkelde anti-christ, tot de door de hel geïnspireerde en met wondergaven toegerusten profeet, opdat hij verleidt die op de aarde wonen en hier tot aanbidden niet alleen van het dier zelf, maar ook van zijn beeld dringt en dwingt. Ook dit dier is karakteristiek genoeg beschreven, om reeds nu te weten, uit welk kerkgenootschap het zal voortkomen. Zijn bedrog, waarvan hij zich zal bedienen, om, zo mogelijk, ook de uitverkorenen te verleiden, is eveneens reeds ontmaskerd, om de verzoeking onmogelijk te maken.

Vers 10

10. Als iemand in de gevangenis leidt, zoals een Herodes Petrus, om hem vervolgens te doden, evenals Jakobus de oudere (Acts 12:1-Acts 12:4), die gaat tot vergelding daarvoor zelf in de gevangenis, om zelf gedood te worden (Acts 12:21-Acts 12:23). a) Als iemand met het zwaard zal doden, evenals Petrus eertijds met het zwaard naar van de Hogepriesters dienstknecht sloeg (Matthew 26:5 v.), die moet zelf met het zwaard gedood worden, zoals deze bij die gelegenheid reeds gezegd is. De Kerk, die juist het meest zich op Petrus beroemt, heeft echter het minst acht gegeven op hetgeen Petrus' geschiedenis leert en drijft nu in de dienst van de antichrist haar verkeerdheid ten toppunt. Zij zal daarom nog voor hem en zijn vazallen het oordeel ten prooi worden, zoals het sinds lang verdiende (Ezekiel 27:6-Ezekiel 27:10). Met dit dreigend woord aan het grote Babel van de laatste tijd over allen, die van Mijn volk nog in haar zijn en, om hun zonden en plagen niet deelachtig te worden, van haar uitgaan (Revelation 18:4), maar daarom nu met de heiligen onder hun vervolging moeten bezwijken, wil Ik een vermaning tot standvastige volharding in de verordende strijd verbinden. Hier is de lijdzaamheiden het geloof van de heiligen op zijn plaats (Revelation 14:12) lijdzaamheid, die het hardste over zich gaan laat en geloof, dat aan Christus vasthoudt en zich niet laat bewegen zich aan de zijde van het dier te stellen.

a) Genesis 9:6

Het is verkeerd, als de uitleggers menen, dat met de woorden "als iemand in de gevangenis leidt, die gaat zelf in de gevangenis, als iemand met het zwaard zal doden, die moet zelf met het zwaard gedood worden", aan de gelovigen, die door het beest en zijn aanhang vervolgd worden een waarschuwing wordt gegeven, dat zij niet moeten denken aan het aanwenden van dergelijke middelen van geweld, om dat schrikbewind te doen vallen. De toestanden en omstandigheden zorgen er reeds vanzelf voor, dat hun dat niet in de gedachte kan komen, zelfs als zij zouden vergeten, dat de wapens van hen niet vleselijk mogen zijn. Maar ook dat treft geen doel, als men de woorden neemt van een toespraak aan de vervolgde gelovigen: God zal strenge vergelding doen aan hun vervolgers en daarmee moesten zij zich vertroosten en geduldig wachten. Een slechte troost! zo moeten wij met Fller zeggen; want die om zijn belijdenis van Christus wordt gedood, wordt niet daardoor levend, dat zijn moordenaar eveneens een prooi van de dood wordt. Men moest bedenken, dat aan Christenen wel een betere vertroosting kan worden gegeven; maar laten wij dat ook gelden dan zou die toch van zo'n dagelijkse aard zijn, dat moeilijk te begrijpen zou zijn, hoe daarop als op iets bijzonder belangrijks moest worden gewezen met het woord: "die oren heeft om te horen, die horen". Worden nu zonder twijfel de woorden niet gericht aan de vervolgden, maar aan de vervolgers, dan heeft Christus, de Heere met de antichrist, die mens van de zonde en kind van het verderf, evenmin iets te doen, als Hij de duivel ooit een vermaning, waarschuwing of dreiging toedeelt. Hij spreekt slechts tot deze om hem af te weren, niet om hem van iets terug te houden en bedreigingen of voorspellingen handelen slechts over hem, maar worden niet tot hem gericht. Dit leidt noodzakelijk daartoe, dat de woorden tot iemand worden gericht, tot wie de Heere daarom nog een laatste woord spreekt, omdat Hij hem vroeger heeft aangeboord, die Hij echter nu voor altijd uit alle verbintenis met Hem loslaat en aan het oordeel van de verdoemenis overgeeft, evenals Hij met Judas in John 13:27 handelt. Wie deze is, is voldoende te kennen gegeven met het woord: "als iemand oren heeft, die horen". Het is het woord vroeger aan de zeven gemeenten gericht, maar geen woord van roepen en vermanen meer, waarom ook de tweede helft ervan ontbreekt, maar alleen nog een roepstem van overgave aan het gericht. Wij kunnen ook zeggen, welke van de zeven gemeenten bedoeld is, namelijk die te Tyatire, als zinnebeeld van de Roomse kerk (Revelation 2:18-Revelation 2:29). Die nu nog leden en aanhangers ervan zijn kunnen er zich niet over bezwaren, dat hun geestelijke moeder daarmee verongelijkt en op onverdiende wijze gebrandmerkt wordt; zij heeft door haar gedrag, zoals dat in de geschiedenis van de vervolging van andersdenkenden aan het licht is getreden, er ons volle recht toe gegeven, het woord van de goddelijke openbaring daarvan te verklaren. Maar die nu nog in kinderlijke piëteit de zonden van hun geestelijke moeder noch zichzelf noch anderen bekennen, maar menen voor haar waardigheid en haar recht te moeten optreden, zullen in de zielen, die nog enigszins waarheidlievend en op zalig worden bedacht zijn, in de laatste, anti-christelijke tijd navolgers hebben, die dan helderder zullen zien en beter verstaan wat de wil van de Heere is. Die zullen zich dan afzonderen van een Kerk, die zo ver God gaan, dat zij zelfs een verening met de persoonlijke antichrist niet schuwt en hen geldt nu de vermaning aan het slot van onze afdeling, omdat ook zij intreden in de schare van de heiligen tegen welke aan het dier macht wordt gegeven om te strijden en ze te overwinnen. Over het lot van die Kerk, welk oordeel haar met die woorden van in de gevangenis gaan en met het zwaard gedood worden, wordt aangekondigd, vernemen wij niets naders, omdat daarvan in Revelation 17:1, 18 het nodige zal worden gezegd. De aankondiging alleen is voldoende om er ons opmerkzaam op te maken, dat nu de volvoering van het vonnis als reeds geschied moet worden gedacht en in de volgende afdeling die tijd van de antichristische heerschappij bedoeld is, die na de val van Babel begint en de volle bloei van deze heerschappij aanbrengt, terwijl het dier zich nu in het bezit van de erfenis van de grote hoer welke zijn tien horens hebben omgebracht, plaatst, om de hoogste kerkelijke macht met de hoogste wereldmacht in een en dezelfde persoon te verenigen, en een priesterlijk koninkrijk in de dienst van de duivel op te richten. Daarvoor is een profeet nodig en die zal hem ook niet ontbreken in het bezinksel van al de onreinheid, die de grote hoer bij haar eigen ondergang achter zich heeft gelaten. De vervolgers van de gelovigen zullen de vergelding van hun euveldaden van de Heere ontvangen; zij zullen die ondervinden in dezelfde bezoekingen als zij de heiligen hebben aangedaan; hun zal gemeten worden met dezelfde maat, waarmee zij anderen gemeten hebben. Ten tijde van de vervolging behoorde Johannes onder hen die "in de gevangenis werden geleid", want om het Woord en de getuigenis van Jezus Christus werd hij verbannen naar het eiland Patmos, terwijl een Antipas met het zwaard werd gedood en in het lot van deze of van Johannes deelden velen. Maar de wreedaardige vervolging is op het eigen hoofd van de vijanden met woeker teruggekomen. Daarom lezen wij ook: "en de tien horens, die u gezien heeft op het beest, die zullen de hoer haten en zullen haar woest maken en naakt; en zij zullen haar met vuur verbranden" en weer: "Vergeld haar, zoals zij jullie vergolden heeft en verdubbel haar dubbel naar haar werken. In de drinkbeker, waarin zij geschonken heeft, schenk haar dubbel. " Altijd heeft zich dit bewaarheid en ook de toekomst zal er het bewijs van leveren, want "wie mensenbloed vergiet; diens bloed zal door de mensen vergoten worden. " Men vindt de voorbeelden daarvan in het uiteinde van Domitianus, Valerianus, Julianus, ja, in de verschrikkelijke ondergang van het hele Romeinse rijk en van alle latere wereldheerschappijen, die door het vervolgen van de Kerk in de voetstappen van de Romeinse getreden waren en evenals deze vernietigd zijn. Het zal ook dus gaan met de laatste macht op aarde, die zich tegen God verzet, Gog en Magog. Daarom zijn "lijdzaamheid" en "geloof" de heiligen nodig. Als zij die behouden, zullen zij de vernieling aanschouwen van hun bitterste vijanden; maar zij zullen tevens zien, dat de rechtvaardigen groeien als de palmbomen en groeien als de cederen van de Libanon. Vader in onze Heere Jezus Christus! geef het ons eenmaal te aanschouwen en te genieten en bereid er ons op voor, opdat wij lijdzaam en in geloof wandelen!

De Kerk zal wel door het beest verdrukt worden, maar het zal de beurt van de antichrist ook eens worden; zoals hij de kinderen van God gedaan heeft, zo zal aan hem gedaan worden. De gelovigen hebben hun geloof maar aan te wakkeren door de belofte van de uitkomst en ondertussen lijdzaam alles te verdragen.

Het was zeker wonderlijk en het scheen een ieder ongelooflijk, dat zo'n heerlijkheid vallen zou; maar het is gevallen, het Romeinse rijk. Het is ook naar goddelijke, natuurlijke en heidense wetten recht, dat aan een ieder zal geschieden, wat hij een ander heeft aangedaan. Het is recht, omdat Rome alles beroofd heeft, alle volken moeite heeft aangedaan en alle mensen bloedige oorlogen heeft teweeg gebracht, dat hij weer door alle volken aangevallen, beroofd, gescheurd en vertreden zal worden. Laat ons dit oordeel van God gadeslaan, en laat ons God vrezen en alle mensen weldoen want hier is een vonnis gegeven over alle mensen, die hun naasten verongelijken, maar allermeest tegen hen, die de onschuldigen met strijd of slavernij bezwaren.

God heeft Zich voorgenomen het bloed van Zijn knechten te wreken (Deuteronomy 32:43). God zal Babylon vergelden en zal wraak over haar nemen over de woede en ontheiliging van de heiligdommen zoals de volgende profetie leert (Revelation 17:16-Revelation 17:17; Revelation 18:5-Revelation 18:6). De uitkomst heeft dit reeds beginnen te leren, maar wij wachten nog andere en grotere dingen, als het God behagen zal de Roomsgeestelijke heerschappij, gegrondvest op zoveel onenigheden en verderfelijke oorlogen en ballingschappen en bloedvergieten van de onschuldige belijders van de waarheidgeheel te verdelgen.

VII. Revelation 13:11-Revelation 13:13. Verder ziet Johannes uit de aarde een dier opkomen en dit dier wordt voor de reeds persoonlijk geworden en tot een diabolische priesterkoning ontwikkelde anti-christ, tot de door de hel geïnspireerde en met wondergaven toegerusten profeet, opdat hij verleidt die op de aarde wonen en hier tot aanbidden niet alleen van het dier zelf, maar ook van zijn beeld dringt en dwingt. Ook dit dier is karakteristiek genoeg beschreven, om reeds nu te weten, uit welk kerkgenootschap het zal voortkomen. Zijn bedrog, waarvan hij zich zal bedienen, om, zo mogelijk, ook de uitverkorenen te verleiden, is eveneens reeds ontmaskerd, om de verzoeking onmogelijk te maken.

Vers 11

11. En ik zag daarna een ander beest, niet als het eerste uit de zee of de onrustige golven van het leven van de volken, maar uit de aarde opkomen, dus uit de vaste, geregelde toestanden van het kerkelijk leven en het had als een geestelijke macht, twee horens, de Lams-horens gelijk, omdat het de schijn aannam, als kwam het in de dienst van het Lam (Revelation 5:6) en het sprak als de draak, stond dus met hetgeen hij verkondigde, volbracht en verlangde werkelijk in de dienst van de draak (Revelation 12:9).

De stem had (Revelation 12:12) over aarde en zee wee geroepen, toen de draak uit de hemel viel; uit de zee en uit de aarde staan de twee dieren op, die de wil van de draak volbrengen.

Dat dit tweede dier een geestelijke macht is, zoals die overeenkomt met het eerste dier, de wereldlijke macht, stelt reeds zijn verschijning naast het eerste dier voor; niet alleen de lichamen, ook de geesten moeten aan de draak dienstbaar worden gemaakt, de wereld moet hem geheel, namelijk geestelijk en lichamelijk, eigen worden; bij de praktijk moet de theorie komen, daardoor wordt pas het geheel een volkomen systeem.

Evenals reeds Farao in de strijd tegen de Heere en diens volk door Jannes en Jambres, de valse profeten van die dagen, omgeven was (2 Timothy 3:8), zo is om met Oetinger te spreken, de valse profeet de hoffilosoof van de antichrist.

Niet uit de zee, maar van de aarde, niet uit de bewogen vloed van de golvende volken en natiën, maar uit hetgeen reeds vaste grond is geworden, stijgt dit tweede dier op. Komt het echter niet te voorschijn uit de beroeringen van de volken, dan is het ook geen aardse, wordt het gevormd onder geregelde, voortgaande toestanden, dan is het een geestelijke macht en inderdaad wordt in Revelation 16:13; Revelation 19:20 bij het dier de valse profeet geplaatst; als hier het "tweede" ernaast wordt geplaatst.

Waren reeds de beide bedelorden van de Dominicanen en Franciscanen niet in tijden van een politieke chaos opgestegen, maar toen de toestanden zich in Europa reeds hadden gevestigd, de Jezuïetenorde is een voortbrengsel van het latere geciviliseerde Europa. De beginselen van deze orde zijn een geschiedkundig bewijs, hoever de natuurlijke wilskracht het brengen kan in verwondering wekkende zelf- en wereldverloochening; maar hoe rechtstreeks achter die gedaante van de engel van het licht de gevaarlijkste satans-diepten zich graag verbergen. In het bijzonder geldt ook van het Jezuïtisme het waarschuwend woord van de Heere: "Wacht u voor de valse profeten, die in schaapskleren tot u komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven, aan hun vruchten zult u ze kennen. " En juist de vruchten van het Jezuïtisme zijn van zo'n aard, dat geen onbevooroordeeld gemoed zich bedriegen kan over de aard van zijn oorsprong, al verbergt het zich ook in de schitterendste schijn van heiligheid.

Onder de leiding van Ignatius de Loyola begon de orde van de Jezuïten haar aan zijn en groeide snel op tot de volle mate van haar ontzaglijke macht. Met wat een beweging, wat een slimheid, met wat en strenge tucht, met wat een onverschrokken moed, met wat een zelfverloochening, met wat een losmaking van de dierbaarste persoonlijke banden, met wat een sterke, hardnekkige toewijding aan een enig doel, met wat een vastberadenheid en listigheid in de keuze van de middelen, strijden de Jezuïten de strijd van hun Kerk; dat staat op iedere bladzijde van de geschiedboeken van Europa verscheidene eeuwen door geschreven. In de orde van Jezus werd de kwintessens van de Katholieke geest samengedrongen; de geschiedenis van de orde van Jezus is de geschiedenis van de grote Katholieke reactie.

Van de gestalte van dit tweede dier wordt niets gezegd; er worden echter twee zeer karakteristieke tekenen aangevoerd: "het had twee horens, de horens van het Lam gelijk en het sprak als de draak. " Lam en draak moeten niet worden gehouden voor een zeker lam en een draak, die ook, maar moeten als eigennamen voor Jezus Christus en satan worden opgevat. Het Lam stelt de Zoon van God voor in Zijn vernedering als "Jezus", zodat wij hier eigenlijk een toespeling hebben op de naam "Jezuïten". Van het Lam werd in Revelation 5:6 gezegd dat het zeven horens en zeven ogen had; maar deze heilige zevenvoudige krachten van de Heilige Geest zijn de Jezuïten-orde niet eigen, deze heeft daarvoor twee krachten die slechts een uitwendige gelijkheid met de eerste aanbieden; dat zijn de geestelijke en wereldlijke macht, waardoor zij zich heeft uitgebreid (dit is integendeel wat de orde door haar krachten bereikt heeft, haar krachten zijn de profetische wonderen en profetie (Luke 24:19 Acts 2:22). Nooit heeft een orde, zoals deze, zich in zo'n mate behalve aan geestelijke bedoelingen aan het wereldse overgegeven. De Jezuïten waren geestelijken en kooplieden, naardat het tot het doel brengen zou. Zij hadden, zoals bekend is, een eigen rijk in Amerika, de staat Paraquai, waarover zij als wereldlijke vorsten regeerden. Ook probeerden zij overal hun eenmaal verkregen invloed in zo'n mate ook tot de wereldlijke aangelegenheden van hele landen, staten en steden uit te breiden, dat alles naar hun wil moest geschieden. Zo listig vleiend als zij zich overal indrongen, zo heerszuchtig en bloeddorstig waren zij, als zij de macht eenmaal in handen hadden. Dat was het eerste, dit het tweede, zoals dan ook in de eerste plaats de lamshorens in vervolgens het spreken als een draak wordt genoemd.

Hoe spreekt dan de draak? Wanneer de Heere hem voorstelt als de mensen-moordenaar vanaf het begin en als de leugenaar en de vader van de leugen, dan kan ook zijn spreken niet anders dan moordzuchtig en leugenachtig Zijn en zo ook het dier uit de aarde bij al zijn gelijkheid aan het Lam. "Wij zijn binnengetrokken als lammeren" heeft reeds Frans Borgia van het eerste optreden van zijn orde verzekerd; en zo treedt deze nog heden overal, waar zij nog niet tot heerschappij gekomen is, met grote voorzichtigheid en behoedzaamheid op, vooral in die zendingen, die zij met zo grote voorliefde in paritetische staten en hij bevolkingen van overwegend Protestants geloof volbrengt. Daar zijn in de regel de klauwen ingetrokken en alleen zachte fluwelen voetjes te bespeuren, maar waar zij haar eigen inwendige aard kan openbaren, wat een drakentaal, wat een taal van de onverdraaglijkste vervolgingszucht! De Jezuïten laten hun convertieten in Hongarije zweren: "Wij zweren, zolang een druppel bloed in onze aderen is, de vervloekte Protestantse leer op allerlei wijze, heimelijk en openlijk, met geweld en list, met woord en daad, het zwaard niet uitgezonderd, te willen vervolgen. " En wij hebben het ook reeds gezien, hoe het Jezuïtisme alle licht van reformatorische geest in de Romeinse landen in bloedstromen heeft uitgeblust; hoe Jezuïten aan het hof van Ferdinand II door woord en schrift de fakkels van de dertigjarige oorlog hebben ontstoken, hoe Jezuïten aan het hof van Lodewijk XIV hem hebben aangezet tot een vervolging tegen het verdrag in en zonder enig sparen een vervolging van zijn Hervormde onderdanen. En nog heden spreken de organen van die richting het openlijk uit, dat geloofs- en gewetensvrijheid rechtstreeks tegenover hun grondstellingen staat en dat zij bij verandering van de omstandigheden weer de vernietiging van het Protestantisme ook met middelen van geweld zouden beproeven. Ook reeds de zuivere vermelding van het Lam, waardoor in de Schrift en vooral in de Openbaring ezus wordt aangeduid, herinnert ons vanzelf aan de benaming van het beest uit de aarde: "Het genootschap van Jezus, of het genootschap van het Lam". Het lichaam van dit beest is niet geschilderd; wij kunnen het ons dus niet voorstellen. Maar het wordt met zijn twee horens een beest, dus evenals de zeven wereldmachten, een stichting van de satan genoemd. Zwijgt de ziener ten opzichte van zijn uitwendige gestalte, zo schildert hij des te nauwkeuriger zijn inwendige natuur: het spreekt als de draak. Dit beest onderscheidt zich dus bovenal door zijn spreken naar de wijze van de draak; wij moeten hier dus aan geleerde, welsprekende, aan de draak gehoorzame, dus aan Christus vijandige lieden denken. Spreukenekt dit beest als de draak, dan is het gezind als de draak, denkt als de draak en wordt door hem bezield en gezonden. "Draak" is in de Openbaring lechts de naam van de duivel, die ook aan het beest uit de zee zijn troon gaf, 12:9; 13:9 zich het genootschap van Jezus niet door wegslepende redenen en krachtige prediking? Zeker, maar hun prediking, die slechts de bestrijding van de Evangeliewaarheid en de bekering van de mensen tot de dwaalleer van het pausdom ten doel heeft, wordt door de draak ingegeven, in zijn naam en met een geestdrift van hem afkomstig voorgedragen. De korte trekken van de schildering van het beest uit de aarde worden volkomen in het genootschap van Jezus teruggevonden en zullen wanneer het in de toekomst, als pseudo-profeet van het tweede hoorn, van de antichrist optreedt, nog duidelijker uitkomen.

Dit heeft zijn oorsprong "uit de aarde" zoals Jezus eens als tegenstelling tussen Zich en Zijn ongelovige tijdgenoten opgaf: "jullie zijn van beneden en Ik ben van boven; u bent uit deze wereld. Ik ben niet uit deze wereld. " Daarom zei de Heere ook: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij iemand van boven (d. i. door de Geest van God) geboren wordt, hij kan het koninkrijk van God niet zien. " Elke menselijke wijsheid, die niet geboren is uit en vervuld van de geest van God, heeft haar wezen gemeen met de onredelijke dieren; en omdat zij slechts aan de aarde toebehoort, heeft zij haar oorsprong uit de hel. De waanwijsheid van de heidense wereld heet een "valse" profeet, omdat zij niet vervuld is van de goddelijke, maar van een boze geest. Het kan niet missen of ieder mens, vooral ieder leraar en in de hoogste zin ieder profeet moet, als hij de Heilige Geest mist, vol zijn van de geest van de afgrond. Wat de gedaante van het beest aangaat, wordt slechts gewag gemaakt van zijn horens, die slechts aan lamshorens gelijk worden genoemd. Horens zijn een zinnebeeld van kracht en macht. Wanneer het Lam van God zeven horens heeft, wordt door dit zevental te kennen gegeven, dat de Zijnen van God met de uitgestrektste macht zijn voorzien. Bij dit beest, waardoor de vermeende en God vijandige wijsheid van de wereld wordt afgespiegeld, treft men slechts twee horens aan; het beest staat zo in macht zeer ver beneden het Lam van God, terwijl de gedaante van de horens bij beiden toch dezelfde is, namelijk klein en onbemerkbaar, zodat men oppervlakkig zou menen dat er niets mee verricht kon worden. De wijsheid van deze wereld heeft dit met Jezus gemeen, dat haar macht een verborgene, haar werking een onzichtbare is.

Het Lam is het beeld van de Heiland, de draak het beeld van de satan; maar een lam is het beeld van een mens (1 Chronicles 21:17 Jeremiah 11:19 enz.); een draak, beeld van een boze macht of koning, een machtig rijk van vijanden van Gods volk, zoals bijvoorbeeld Babel (zie Psalms 74:13 Jeremiah 51:34 Isaiah 27:1, Isaiah 51:9 Naar mijn inzien hebben wij hier zo een zuiver menselijke macht; een priester-koning van de eredienst van de mens, die de natuur vooropstelt en spreekt de taal van aardse gebieders, de rol vervullende van de tovenaars, die Farao hielpen en van Bileam, de door het zwaard gedoden, in dit beeld als herleefde profeet (Openbaring :14). Deze macht uit de aarde wordt pas openlijk of bewust satanisch in Revelation 16:13 Zo'n humanistisch priester-koning past geheel in het tot dusver aangewezen geschiedkundig verband. Men is onrechtvaardig en belemmert zichzelf het behoorlijk beoordelen van de geschiedenis, wanneer men in het beest slechts het pausdom ziet. Het pausdom is zeker een van de voorlopers van dit beest en heeft wel het meest ertoe bijgedragen, dat dit beest er eenmaal zijn zal; maar het wereldlijke Protestantisme zeker niet minder. Johannes ziet het beest zoals het zijn zal gedurende de zevende bazuin, afgescheiden van zijn geschiedkundige ontwikkeling. Het is geworden in en door de aarde; het is de langzaam gerijpte vrucht van het persoonlijke, aardsgezinde bestaan van de mensen in het Romeinse rijk, dat aardsgezindheid, bijgeloof en ongeloof heeft voortgebracht, het pausdom geboren heeft doen worden en in stand gehouden, maar ook elke Protestantse of ongelovige afwijking van leer en leven. Ik twijfel er geenszins aan, dat wij hier een macht als het pausdom zullen hebben, maar dan het pausdom in zijn voorlaatste verschijning, dat is heidens; geheel verwereldlijkt en zeer versterkt door de afgevallen Protestantse wereld, als wanneer openbaar de Christus zal worden gelasterd en de ideaal-mens in de persoon van de anti-christ zal worden aangebeden.

Dat de opkomst van dit andere beest op de aarde de antichrist betekent, is buiten alle twijfel bij alle uitleggers, die zichzelf onder de gedaante van het eerste beest opdoet als een prins van de wereld, en zoals een God van de aarde, zoals tot nu toe daarop werkzaam is; maar nu als een valse profeet voorkomt, die de hele wereld door zijn afgoderij verleidt.

Dat het een ander genoemd wordt, is omdat het door een ander zinnebeeld vertoond wordt en omdat hij hetzelfde voorgaande beest aan de andere zijde vertoont in andere hoedanigheden. Het is in de schriftuur wel meer gebruikelijk een zaak onder verschillende zinnebeelden te vertonen. De hongersnood in Egypte werd door koeien en aren vertoond. De Kerk wordt onder de Openbaring ertoond, nu onder de gedaante van een vrouw, dan van de tempel, dan van een heirleger. Dezelfde antichrist komt voor nu eens onder de gedaante van een beest, dan van een hoer (Revelation 17:1). Dus mag het zinnebeeld van een ander beest geen vooroordeel geven, alsof het een andere zaak betekende, maar men moet dezelfde antichrist daardoor verstaan, maar in andere hoedanigheden. Het eerste beest vertoont de antichrist in zijn staatkundige heerschappij, als het levende hoofd van het beest, volgende in de beheersing van Rome en het Roomse gebied de vorige zes. Het tweede beest vertoont dezelfde antichrist in zijn geestelijke opperhoofdigheid over de Kerk door het Franse keizerrijk en over iedere ziel, waardoor geestelijke overheersing hij zijn staatkundige macht over de koningen van de aarde heeft bekomen en staande gehouden en dus is hij de achtste koning. Revelation 7:10-Revelation 7:11, waar uitdrukkelijk gezegd wordt, dat hetzelfde zevende hoofd tegelijk de achtste koning is. Het beest kwam niet van boven uit de hemel, maar van beneden uit de aarde, uit de put, uit de afgrond van de duivel. De draak gaf het macht, zoals de antichrist als het eerste beest uit de zee van verwarring in Kerk en Staat opkwam, zo komt hij op als het tweede beest uit de aarde, uit de aardsgezindheid van het volk. Als de Kerk in het gemeen hemelsgezind en geestelijk was geweest, hij zou geen heerschappij over de Kerk en ziel in van de mensen bekomen hebben. Maar het volk was aards, begeerde een uiterlijke, lichamelijke, zichtbare, aardse godsdienst; dit gaf hem gelegenheid om de geestelijke heerschappij te bekomen. Hij maakte de hele godsdienst aards; hij zocht een schijn van godzaligheid, maar verloochende haar kracht. De hele antichristische kraam bestaat in uiterlijkheden, in oppronken van de kerken, in kostelijke dienstkleren, in beelden, in wat zichtbaars te aanbidden, in muziek, in paternosters, in monnikschappen, in bedevaarten, in een natuurlijk, wellustig leven, in oorbiecht en menselijke vrijspraak. Zo had het volk het graag, zo kon men gemakkelijk zijn geweten geruststellen en daarom was het den antichrist gemakkelijk, de heerschappij over de Kerk te bekomen. horens betekenen in de schriftuur macht en heerlijkheid, die beide de Heere Jezus eigen zijn. De antichrist zou op de Heere Jezus willen lijken en zich voordoen alsof zijn staat en werk de staat en het werk van de Heere Jezus was. Hij geeft zich uit voor de stedehouder van Christus, voor het hoofd van de Kerk; dat hij onfeilbaar is en niet dwalen kan; dat hij macht heeft zonden te vergeven, zalig te maken en te verdoemen, godsdienst en sacramenten in te stellen. Hierdoor heeft hij zich ontzaglijk gemaakt, zelfs voor de koningen der aarde, omdat hij voorgeeft macht te hebben om koningen op en af te zetten. De spraak. En het sprak als de draak; of hij wel scheen de horens van het Lam te hebben, zo maakte zijn spraak hem nochtans openbaar. Hij sprak duivelstaal, dat is leugens (John 8:44). Zijn leringen waren leringen van de duivelen. Door geveinsdheid van leugensprekers (1 Timothy 4:1-1 Timothy 4:2). Zijn toekomst is naar de werking van de satan, in alle krachten, tekenen en wonderen van de leugen (2 Thessalonians 2:9). Zijn spraak was godslasterlijk, God en Christus tegensprekend en onterend. Hij was wreed, verdoemde met zijn Vaticaanse bliksems degenen, die zich tegen hem verzetten, of hem niet in alles van dienst waren.

Dit tweede beest is van het eerste zo onderscheiden, dat het er echter toe behoort en daarmee als met zijn meerderen nauw verbonden samenspant. Men kan dus geen menigte van mensen bedenken, waarop het zo past, als op de veelvuldige en talrijke genootschappen van monniken en het pausdom. Op hen past de naam van beest wegens hun verbazende menigte, wrede aard tegen de gelovigen en tevens om hun eenheid in vertoning en regelen van bestuur. De twee horens vertonen ons de macht, die de monnikenorden hebben. De gelijkheid van de horens aan die van het Lam doet ons zien de uitwendige streling, waarmee zij de mensen weten te bedriegen. Eenvoudigheid en religieusheid, die zij als op het voorhoofd dragen en roemvertoning van Christus de gekruiste, alsof zij door ijver tot Zijn eer werden gedrongen. In het spreken als de draak merken wij op de hoogmoedige verheffing van hun verdiensten, pronkende en farizese aanprijzing van hun orden en regels. Ook oefenen de monniken zeer vaardig alle verdere macht van het eerste beest, het antichristische rijk, onophoudelijk de ware gelovigen vervolgend. Al hun pogen strekt zich alleen uit om de hele aarde onder het Rooms antichristisch juk te brengen en het lukt hun, omdat hiertoe helpen vleiende woorden, geroemde wonderen, wrede vervolgingen, aangetrokken gedaante van het oude Christendom, voorbeelden van mensen, die allerheiligst schijnen enz.

Het rijk van onze Heere Jezus Christus komt uit de hemel. Het pausdom is uit de aarde, d. i. uit eergierigheid, gierigheid, verraderij en wreedheid. Door de twee horens geeft de Heere het priesterschap en het koninkrijk te kennen, dat de pausen zich toeschrijven, zeggende dat hun macht is geven in de hemel en op aarde, in geestelijke en wereldse zaken. Zij willen, dat ieder gelooft en voelt, dat zij van Christus het priesterschap en het rijk van Christus hebben en dat zij stedehouders van Christus zijn; maar hij spreekt als de draak. Evenals de duivel in het paradijs de waarheid en zekerheid van Gods woord in twijfel stelde, zo stelt ook de antichrist in het pausdom de waarheid van de Schrift in twijfel, die hij als onvolkomen en twijfelachtig voorgeeft.

Het zal de macht van Christus voorwenden en als Zijn stedehouder op aarde geheel oprecht en onnozel uitzien, als hebbende de macht om te binden en om te ontbinden tot voordeel van de zielen; om dus alles te doen in de naam van het Lam; maar hij spreekt echt als de draak, d. i. zijn leer is godlasterlijk en afgodisch.

Vers 11

11. En ik zag daarna een ander beest, niet als het eerste uit de zee of de onrustige golven van het leven van de volken, maar uit de aarde opkomen, dus uit de vaste, geregelde toestanden van het kerkelijk leven en het had als een geestelijke macht, twee horens, de Lams-horens gelijk, omdat het de schijn aannam, als kwam het in de dienst van het Lam (Revelation 5:6) en het sprak als de draak, stond dus met hetgeen hij verkondigde, volbracht en verlangde werkelijk in de dienst van de draak (Revelation 12:9).

De stem had (Revelation 12:12) over aarde en zee wee geroepen, toen de draak uit de hemel viel; uit de zee en uit de aarde staan de twee dieren op, die de wil van de draak volbrengen.

Dat dit tweede dier een geestelijke macht is, zoals die overeenkomt met het eerste dier, de wereldlijke macht, stelt reeds zijn verschijning naast het eerste dier voor; niet alleen de lichamen, ook de geesten moeten aan de draak dienstbaar worden gemaakt, de wereld moet hem geheel, namelijk geestelijk en lichamelijk, eigen worden; bij de praktijk moet de theorie komen, daardoor wordt pas het geheel een volkomen systeem.

Evenals reeds Farao in de strijd tegen de Heere en diens volk door Jannes en Jambres, de valse profeten van die dagen, omgeven was (2 Timothy 3:8), zo is om met Oetinger te spreken, de valse profeet de hoffilosoof van de antichrist.

Niet uit de zee, maar van de aarde, niet uit de bewogen vloed van de golvende volken en natiën, maar uit hetgeen reeds vaste grond is geworden, stijgt dit tweede dier op. Komt het echter niet te voorschijn uit de beroeringen van de volken, dan is het ook geen aardse, wordt het gevormd onder geregelde, voortgaande toestanden, dan is het een geestelijke macht en inderdaad wordt in Revelation 16:13; Revelation 19:20 bij het dier de valse profeet geplaatst; als hier het "tweede" ernaast wordt geplaatst.

Waren reeds de beide bedelorden van de Dominicanen en Franciscanen niet in tijden van een politieke chaos opgestegen, maar toen de toestanden zich in Europa reeds hadden gevestigd, de Jezuïetenorde is een voortbrengsel van het latere geciviliseerde Europa. De beginselen van deze orde zijn een geschiedkundig bewijs, hoever de natuurlijke wilskracht het brengen kan in verwondering wekkende zelf- en wereldverloochening; maar hoe rechtstreeks achter die gedaante van de engel van het licht de gevaarlijkste satans-diepten zich graag verbergen. In het bijzonder geldt ook van het Jezuïtisme het waarschuwend woord van de Heere: "Wacht u voor de valse profeten, die in schaapskleren tot u komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven, aan hun vruchten zult u ze kennen. " En juist de vruchten van het Jezuïtisme zijn van zo'n aard, dat geen onbevooroordeeld gemoed zich bedriegen kan over de aard van zijn oorsprong, al verbergt het zich ook in de schitterendste schijn van heiligheid.

Onder de leiding van Ignatius de Loyola begon de orde van de Jezuïten haar aan zijn en groeide snel op tot de volle mate van haar ontzaglijke macht. Met wat een beweging, wat een slimheid, met wat en strenge tucht, met wat een onverschrokken moed, met wat een zelfverloochening, met wat een losmaking van de dierbaarste persoonlijke banden, met wat een sterke, hardnekkige toewijding aan een enig doel, met wat een vastberadenheid en listigheid in de keuze van de middelen, strijden de Jezuïten de strijd van hun Kerk; dat staat op iedere bladzijde van de geschiedboeken van Europa verscheidene eeuwen door geschreven. In de orde van Jezus werd de kwintessens van de Katholieke geest samengedrongen; de geschiedenis van de orde van Jezus is de geschiedenis van de grote Katholieke reactie.

Van de gestalte van dit tweede dier wordt niets gezegd; er worden echter twee zeer karakteristieke tekenen aangevoerd: "het had twee horens, de horens van het Lam gelijk en het sprak als de draak. " Lam en draak moeten niet worden gehouden voor een zeker lam en een draak, die ook, maar moeten als eigennamen voor Jezus Christus en satan worden opgevat. Het Lam stelt de Zoon van God voor in Zijn vernedering als "Jezus", zodat wij hier eigenlijk een toespeling hebben op de naam "Jezuïten". Van het Lam werd in Revelation 5:6 gezegd dat het zeven horens en zeven ogen had; maar deze heilige zevenvoudige krachten van de Heilige Geest zijn de Jezuïten-orde niet eigen, deze heeft daarvoor twee krachten die slechts een uitwendige gelijkheid met de eerste aanbieden; dat zijn de geestelijke en wereldlijke macht, waardoor zij zich heeft uitgebreid (dit is integendeel wat de orde door haar krachten bereikt heeft, haar krachten zijn de profetische wonderen en profetie (Luke 24:19 Acts 2:22). Nooit heeft een orde, zoals deze, zich in zo'n mate behalve aan geestelijke bedoelingen aan het wereldse overgegeven. De Jezuïten waren geestelijken en kooplieden, naardat het tot het doel brengen zou. Zij hadden, zoals bekend is, een eigen rijk in Amerika, de staat Paraquai, waarover zij als wereldlijke vorsten regeerden. Ook probeerden zij overal hun eenmaal verkregen invloed in zo'n mate ook tot de wereldlijke aangelegenheden van hele landen, staten en steden uit te breiden, dat alles naar hun wil moest geschieden. Zo listig vleiend als zij zich overal indrongen, zo heerszuchtig en bloeddorstig waren zij, als zij de macht eenmaal in handen hadden. Dat was het eerste, dit het tweede, zoals dan ook in de eerste plaats de lamshorens in vervolgens het spreken als een draak wordt genoemd.

Hoe spreekt dan de draak? Wanneer de Heere hem voorstelt als de mensen-moordenaar vanaf het begin en als de leugenaar en de vader van de leugen, dan kan ook zijn spreken niet anders dan moordzuchtig en leugenachtig Zijn en zo ook het dier uit de aarde bij al zijn gelijkheid aan het Lam. "Wij zijn binnengetrokken als lammeren" heeft reeds Frans Borgia van het eerste optreden van zijn orde verzekerd; en zo treedt deze nog heden overal, waar zij nog niet tot heerschappij gekomen is, met grote voorzichtigheid en behoedzaamheid op, vooral in die zendingen, die zij met zo grote voorliefde in paritetische staten en hij bevolkingen van overwegend Protestants geloof volbrengt. Daar zijn in de regel de klauwen ingetrokken en alleen zachte fluwelen voetjes te bespeuren, maar waar zij haar eigen inwendige aard kan openbaren, wat een drakentaal, wat een taal van de onverdraaglijkste vervolgingszucht! De Jezuïten laten hun convertieten in Hongarije zweren: "Wij zweren, zolang een druppel bloed in onze aderen is, de vervloekte Protestantse leer op allerlei wijze, heimelijk en openlijk, met geweld en list, met woord en daad, het zwaard niet uitgezonderd, te willen vervolgen. " En wij hebben het ook reeds gezien, hoe het Jezuïtisme alle licht van reformatorische geest in de Romeinse landen in bloedstromen heeft uitgeblust; hoe Jezuïten aan het hof van Ferdinand II door woord en schrift de fakkels van de dertigjarige oorlog hebben ontstoken, hoe Jezuïten aan het hof van Lodewijk XIV hem hebben aangezet tot een vervolging tegen het verdrag in en zonder enig sparen een vervolging van zijn Hervormde onderdanen. En nog heden spreken de organen van die richting het openlijk uit, dat geloofs- en gewetensvrijheid rechtstreeks tegenover hun grondstellingen staat en dat zij bij verandering van de omstandigheden weer de vernietiging van het Protestantisme ook met middelen van geweld zouden beproeven. Ook reeds de zuivere vermelding van het Lam, waardoor in de Schrift en vooral in de Openbaring ezus wordt aangeduid, herinnert ons vanzelf aan de benaming van het beest uit de aarde: "Het genootschap van Jezus, of het genootschap van het Lam". Het lichaam van dit beest is niet geschilderd; wij kunnen het ons dus niet voorstellen. Maar het wordt met zijn twee horens een beest, dus evenals de zeven wereldmachten, een stichting van de satan genoemd. Zwijgt de ziener ten opzichte van zijn uitwendige gestalte, zo schildert hij des te nauwkeuriger zijn inwendige natuur: het spreekt als de draak. Dit beest onderscheidt zich dus bovenal door zijn spreken naar de wijze van de draak; wij moeten hier dus aan geleerde, welsprekende, aan de draak gehoorzame, dus aan Christus vijandige lieden denken. Spreukenekt dit beest als de draak, dan is het gezind als de draak, denkt als de draak en wordt door hem bezield en gezonden. "Draak" is in de Openbaring lechts de naam van de duivel, die ook aan het beest uit de zee zijn troon gaf, 12:9; 13:9 zich het genootschap van Jezus niet door wegslepende redenen en krachtige prediking? Zeker, maar hun prediking, die slechts de bestrijding van de Evangeliewaarheid en de bekering van de mensen tot de dwaalleer van het pausdom ten doel heeft, wordt door de draak ingegeven, in zijn naam en met een geestdrift van hem afkomstig voorgedragen. De korte trekken van de schildering van het beest uit de aarde worden volkomen in het genootschap van Jezus teruggevonden en zullen wanneer het in de toekomst, als pseudo-profeet van het tweede hoorn, van de antichrist optreedt, nog duidelijker uitkomen.

Dit heeft zijn oorsprong "uit de aarde" zoals Jezus eens als tegenstelling tussen Zich en Zijn ongelovige tijdgenoten opgaf: "jullie zijn van beneden en Ik ben van boven; u bent uit deze wereld. Ik ben niet uit deze wereld. " Daarom zei de Heere ook: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij iemand van boven (d. i. door de Geest van God) geboren wordt, hij kan het koninkrijk van God niet zien. " Elke menselijke wijsheid, die niet geboren is uit en vervuld van de geest van God, heeft haar wezen gemeen met de onredelijke dieren; en omdat zij slechts aan de aarde toebehoort, heeft zij haar oorsprong uit de hel. De waanwijsheid van de heidense wereld heet een "valse" profeet, omdat zij niet vervuld is van de goddelijke, maar van een boze geest. Het kan niet missen of ieder mens, vooral ieder leraar en in de hoogste zin ieder profeet moet, als hij de Heilige Geest mist, vol zijn van de geest van de afgrond. Wat de gedaante van het beest aangaat, wordt slechts gewag gemaakt van zijn horens, die slechts aan lamshorens gelijk worden genoemd. Horens zijn een zinnebeeld van kracht en macht. Wanneer het Lam van God zeven horens heeft, wordt door dit zevental te kennen gegeven, dat de Zijnen van God met de uitgestrektste macht zijn voorzien. Bij dit beest, waardoor de vermeende en God vijandige wijsheid van de wereld wordt afgespiegeld, treft men slechts twee horens aan; het beest staat zo in macht zeer ver beneden het Lam van God, terwijl de gedaante van de horens bij beiden toch dezelfde is, namelijk klein en onbemerkbaar, zodat men oppervlakkig zou menen dat er niets mee verricht kon worden. De wijsheid van deze wereld heeft dit met Jezus gemeen, dat haar macht een verborgene, haar werking een onzichtbare is.

Het Lam is het beeld van de Heiland, de draak het beeld van de satan; maar een lam is het beeld van een mens (1 Chronicles 21:17 Jeremiah 11:19 enz.); een draak, beeld van een boze macht of koning, een machtig rijk van vijanden van Gods volk, zoals bijvoorbeeld Babel (zie Psalms 74:13 Jeremiah 51:34 Isaiah 27:1, Isaiah 51:9 Naar mijn inzien hebben wij hier zo een zuiver menselijke macht; een priester-koning van de eredienst van de mens, die de natuur vooropstelt en spreekt de taal van aardse gebieders, de rol vervullende van de tovenaars, die Farao hielpen en van Bileam, de door het zwaard gedoden, in dit beeld als herleefde profeet (Openbaring :14). Deze macht uit de aarde wordt pas openlijk of bewust satanisch in Revelation 16:13 Zo'n humanistisch priester-koning past geheel in het tot dusver aangewezen geschiedkundig verband. Men is onrechtvaardig en belemmert zichzelf het behoorlijk beoordelen van de geschiedenis, wanneer men in het beest slechts het pausdom ziet. Het pausdom is zeker een van de voorlopers van dit beest en heeft wel het meest ertoe bijgedragen, dat dit beest er eenmaal zijn zal; maar het wereldlijke Protestantisme zeker niet minder. Johannes ziet het beest zoals het zijn zal gedurende de zevende bazuin, afgescheiden van zijn geschiedkundige ontwikkeling. Het is geworden in en door de aarde; het is de langzaam gerijpte vrucht van het persoonlijke, aardsgezinde bestaan van de mensen in het Romeinse rijk, dat aardsgezindheid, bijgeloof en ongeloof heeft voortgebracht, het pausdom geboren heeft doen worden en in stand gehouden, maar ook elke Protestantse of ongelovige afwijking van leer en leven. Ik twijfel er geenszins aan, dat wij hier een macht als het pausdom zullen hebben, maar dan het pausdom in zijn voorlaatste verschijning, dat is heidens; geheel verwereldlijkt en zeer versterkt door de afgevallen Protestantse wereld, als wanneer openbaar de Christus zal worden gelasterd en de ideaal-mens in de persoon van de anti-christ zal worden aangebeden.

Dat de opkomst van dit andere beest op de aarde de antichrist betekent, is buiten alle twijfel bij alle uitleggers, die zichzelf onder de gedaante van het eerste beest opdoet als een prins van de wereld, en zoals een God van de aarde, zoals tot nu toe daarop werkzaam is; maar nu als een valse profeet voorkomt, die de hele wereld door zijn afgoderij verleidt.

Dat het een ander genoemd wordt, is omdat het door een ander zinnebeeld vertoond wordt en omdat hij hetzelfde voorgaande beest aan de andere zijde vertoont in andere hoedanigheden. Het is in de schriftuur wel meer gebruikelijk een zaak onder verschillende zinnebeelden te vertonen. De hongersnood in Egypte werd door koeien en aren vertoond. De Kerk wordt onder de Openbaring ertoond, nu onder de gedaante van een vrouw, dan van de tempel, dan van een heirleger. Dezelfde antichrist komt voor nu eens onder de gedaante van een beest, dan van een hoer (Revelation 17:1). Dus mag het zinnebeeld van een ander beest geen vooroordeel geven, alsof het een andere zaak betekende, maar men moet dezelfde antichrist daardoor verstaan, maar in andere hoedanigheden. Het eerste beest vertoont de antichrist in zijn staatkundige heerschappij, als het levende hoofd van het beest, volgende in de beheersing van Rome en het Roomse gebied de vorige zes. Het tweede beest vertoont dezelfde antichrist in zijn geestelijke opperhoofdigheid over de Kerk door het Franse keizerrijk en over iedere ziel, waardoor geestelijke overheersing hij zijn staatkundige macht over de koningen van de aarde heeft bekomen en staande gehouden en dus is hij de achtste koning. Revelation 7:10-Revelation 7:11, waar uitdrukkelijk gezegd wordt, dat hetzelfde zevende hoofd tegelijk de achtste koning is. Het beest kwam niet van boven uit de hemel, maar van beneden uit de aarde, uit de put, uit de afgrond van de duivel. De draak gaf het macht, zoals de antichrist als het eerste beest uit de zee van verwarring in Kerk en Staat opkwam, zo komt hij op als het tweede beest uit de aarde, uit de aardsgezindheid van het volk. Als de Kerk in het gemeen hemelsgezind en geestelijk was geweest, hij zou geen heerschappij over de Kerk en ziel in van de mensen bekomen hebben. Maar het volk was aards, begeerde een uiterlijke, lichamelijke, zichtbare, aardse godsdienst; dit gaf hem gelegenheid om de geestelijke heerschappij te bekomen. Hij maakte de hele godsdienst aards; hij zocht een schijn van godzaligheid, maar verloochende haar kracht. De hele antichristische kraam bestaat in uiterlijkheden, in oppronken van de kerken, in kostelijke dienstkleren, in beelden, in wat zichtbaars te aanbidden, in muziek, in paternosters, in monnikschappen, in bedevaarten, in een natuurlijk, wellustig leven, in oorbiecht en menselijke vrijspraak. Zo had het volk het graag, zo kon men gemakkelijk zijn geweten geruststellen en daarom was het den antichrist gemakkelijk, de heerschappij over de Kerk te bekomen. horens betekenen in de schriftuur macht en heerlijkheid, die beide de Heere Jezus eigen zijn. De antichrist zou op de Heere Jezus willen lijken en zich voordoen alsof zijn staat en werk de staat en het werk van de Heere Jezus was. Hij geeft zich uit voor de stedehouder van Christus, voor het hoofd van de Kerk; dat hij onfeilbaar is en niet dwalen kan; dat hij macht heeft zonden te vergeven, zalig te maken en te verdoemen, godsdienst en sacramenten in te stellen. Hierdoor heeft hij zich ontzaglijk gemaakt, zelfs voor de koningen der aarde, omdat hij voorgeeft macht te hebben om koningen op en af te zetten. De spraak. En het sprak als de draak; of hij wel scheen de horens van het Lam te hebben, zo maakte zijn spraak hem nochtans openbaar. Hij sprak duivelstaal, dat is leugens (John 8:44). Zijn leringen waren leringen van de duivelen. Door geveinsdheid van leugensprekers (1 Timothy 4:1-1 Timothy 4:2). Zijn toekomst is naar de werking van de satan, in alle krachten, tekenen en wonderen van de leugen (2 Thessalonians 2:9). Zijn spraak was godslasterlijk, God en Christus tegensprekend en onterend. Hij was wreed, verdoemde met zijn Vaticaanse bliksems degenen, die zich tegen hem verzetten, of hem niet in alles van dienst waren.

Dit tweede beest is van het eerste zo onderscheiden, dat het er echter toe behoort en daarmee als met zijn meerderen nauw verbonden samenspant. Men kan dus geen menigte van mensen bedenken, waarop het zo past, als op de veelvuldige en talrijke genootschappen van monniken en het pausdom. Op hen past de naam van beest wegens hun verbazende menigte, wrede aard tegen de gelovigen en tevens om hun eenheid in vertoning en regelen van bestuur. De twee horens vertonen ons de macht, die de monnikenorden hebben. De gelijkheid van de horens aan die van het Lam doet ons zien de uitwendige streling, waarmee zij de mensen weten te bedriegen. Eenvoudigheid en religieusheid, die zij als op het voorhoofd dragen en roemvertoning van Christus de gekruiste, alsof zij door ijver tot Zijn eer werden gedrongen. In het spreken als de draak merken wij op de hoogmoedige verheffing van hun verdiensten, pronkende en farizese aanprijzing van hun orden en regels. Ook oefenen de monniken zeer vaardig alle verdere macht van het eerste beest, het antichristische rijk, onophoudelijk de ware gelovigen vervolgend. Al hun pogen strekt zich alleen uit om de hele aarde onder het Rooms antichristisch juk te brengen en het lukt hun, omdat hiertoe helpen vleiende woorden, geroemde wonderen, wrede vervolgingen, aangetrokken gedaante van het oude Christendom, voorbeelden van mensen, die allerheiligst schijnen enz.

Het rijk van onze Heere Jezus Christus komt uit de hemel. Het pausdom is uit de aarde, d. i. uit eergierigheid, gierigheid, verraderij en wreedheid. Door de twee horens geeft de Heere het priesterschap en het koninkrijk te kennen, dat de pausen zich toeschrijven, zeggende dat hun macht is geven in de hemel en op aarde, in geestelijke en wereldse zaken. Zij willen, dat ieder gelooft en voelt, dat zij van Christus het priesterschap en het rijk van Christus hebben en dat zij stedehouders van Christus zijn; maar hij spreekt als de draak. Evenals de duivel in het paradijs de waarheid en zekerheid van Gods woord in twijfel stelde, zo stelt ook de antichrist in het pausdom de waarheid van de Schrift in twijfel, die hij als onvolkomen en twijfelachtig voorgeeft.

Het zal de macht van Christus voorwenden en als Zijn stedehouder op aarde geheel oprecht en onnozel uitzien, als hebbende de macht om te binden en om te ontbinden tot voordeel van de zielen; om dus alles te doen in de naam van het Lam; maar hij spreekt echt als de draak, d. i. zijn leer is godlasterlijk en afgodisch.

Vers 12

12. En het oefent nu, als het na de ondergang in het pausdom, in welks diensten het van te voren stond, zijn werkzaamheid begint tot volle ontwikkeling van de anti-christische heerschappij (Revelation 17:15-Revelation 17:18), al de macht van het eerste beest. Het wendt alle kracht, aan dit dier gegeven, over de geslachten en talen en volken (Revelation 13:7) aan, is tegenwoordigheid daarvan, d. i. onder de ogen van het dier, omdat het zich geheel aan zijn nieuwe meester heeft overgegeven en het zich ten doel gesteld heeft om deze de aanhang te verschaffen en algemene hulde voor hem te verwerven. En het maakt door de macht van het woord en het wonder (2 Thessalonians 2:9 v.), in de beide horens in het bijzonder voorgesteld, dat de aarde en die daarin wonen, het eerste beest aanbidden, wiens dodelijke wond genezen was (Revelation 13:3), zoals het dan ook in dit opzicht geheel overeenstemt met het dier uit de zee, dat het als een dodelijke wond met het zwaard, eerst door de opheffing van de orde in 1773 en vervolgens een eeuw later door het verdrijven uit vele landen, ontvangen heeft, maar ook beide keer weer genezing heeft ondervonden.

Vers 12

12. En het oefent nu, als het na de ondergang in het pausdom, in welks diensten het van te voren stond, zijn werkzaamheid begint tot volle ontwikkeling van de anti-christische heerschappij (Revelation 17:15-Revelation 17:18), al de macht van het eerste beest. Het wendt alle kracht, aan dit dier gegeven, over de geslachten en talen en volken (Revelation 13:7) aan, is tegenwoordigheid daarvan, d. i. onder de ogen van het dier, omdat het zich geheel aan zijn nieuwe meester heeft overgegeven en het zich ten doel gesteld heeft om deze de aanhang te verschaffen en algemene hulde voor hem te verwerven. En het maakt door de macht van het woord en het wonder (2 Thessalonians 2:9 v.), in de beide horens in het bijzonder voorgesteld, dat de aarde en die daarin wonen, het eerste beest aanbidden, wiens dodelijke wond genezen was (Revelation 13:3), zoals het dan ook in dit opzicht geheel overeenstemt met het dier uit de zee, dat het als een dodelijke wond met het zwaard, eerst door de opheffing van de orde in 1773 en vervolgens een eeuw later door het verdrijven uit vele landen, ontvangen heeft, maar ook beide keer weer genezing heeft ondervonden.

Vers 14

14. En het a) verleidt, volgens hetgeen de Heere in Matthew 24:24 heeft voorspeld, degenen, die op de aarde wonen door de tekenen, die ook nog meer daaraan door de satan onder de toelating van God te doen gegeven zijn in de tegenwoordigheid van het beest. Het is toch om diens eer en de aanbidding daarvan te doen, terwijl tevens de macht van het woord wordt aangewend, zeggende tot degenen, die op de aarde wonen, dat zij het beest, dat de wond van het zwaards had, alsof het dodelijk getroffen was en weer leefde, even zo goed als Christus uit de dood opgestaan scheen te zijn, een beeld zouden maken, evenals dat in Daniel 3:1, dat het dier als zodanig voorstelde en waardoor zijn gewaande goddelijke majesteit en heerlijkheid (2 Thessalonians 2:4) werd voorgesteld.

a) Deuteronomy 13:1 Revelation 6:14; Revelation 19:20

Vers 14

14. En het a) verleidt, volgens hetgeen de Heere in Matthew 24:24 heeft voorspeld, degenen, die op de aarde wonen door de tekenen, die ook nog meer daaraan door de satan onder de toelating van God te doen gegeven zijn in de tegenwoordigheid van het beest. Het is toch om diens eer en de aanbidding daarvan te doen, terwijl tevens de macht van het woord wordt aangewend, zeggende tot degenen, die op de aarde wonen, dat zij het beest, dat de wond van het zwaards had, alsof het dodelijk getroffen was en weer leefde, even zo goed als Christus uit de dood opgestaan scheen te zijn, een beeld zouden maken, evenals dat in Daniel 3:1, dat het dier als zodanig voorstelde en waardoor zijn gewaande goddelijke majesteit en heerlijkheid (2 Thessalonians 2:4) werd voorgesteld.

a) Deuteronomy 13:1 Revelation 6:14; Revelation 19:20

Vers 15

15. En het werd, om de ontzaglijke dwalingen, die God in de antichristische tijd zendt, zodat de mensen de leugen zonden geloven (2 Thessalonians 2:11), vol te maken, ook nog macht gegeven, om, in satanische nabootsing van het goddelijk wonderwerk van de schepping van de mens op de zesde dag (Genesis 2:7), het beeld van het beest, welks vervaardiging en plaatsing het van te voren had bewerkt een geest van het leven te geven. Dit geschiedde, opdat het beeld van het beest nu ook zelf zou spreken en om daardoor duidelijk degenen, die het moest voorstellen, als een God te doen zijn, waarvoor die zichzelf uitgaf. En bovendien werd het macht gegeven om te maken, dat allen, die a) het beeld van het beest niet zouden aanbidden; gedood zou worden, als die de goddelijke heerlijkheid van de daardoor voorgestelden niet willen erkennen. Door zijn woord werd dat nu ook uitdrukkelijk aangekondigd, evenals de heraut van de koning Nebukadnezar dat in Daniel 3:4, deed.

a) Revelation 9:20

Dat zij, die op aarde waren, d. i. die hier hun tenten hebben opgeslagen, het dier zonden aanbidden, welks dodelijke wond was genezen, hebben wij reeds in Revelation 13:4 gehoord; nu vernemen wij ook, aan wiens bemoeiingen dat te danken zal zijn het is het tweede dier, dat de bewoners van de aarde daartoe brengt. Het is toch niet gepast voor de wereldbeheerser, zijn eigen heraut en profeet te zijn en te verkondigen wat wonderbaars met hem is voorgevallen; dit werk doet integendeel het tweede dier en dat aan zijn verkondiging geloof wordt geschonken, brengt het teweeg door de tekenen, die het doet.

Omdat deze "groot" worden genoemd, is het ons niet geoorloofd, aan wonderen in schijn te denken; er zijn wezenlijke wonderen gemeend, die het dier, dat met de macht van satan is toegerust, verricht; groot is toch zeker geen teken, dat alleen zulk een schijnt te zijn.

Zelfs voor gelovige Christenen wordt het moeilijk, zich te vinden in wonderen, die, als de hier voorlegde, van satanische aard zijn. Dat berust deels op het gebrek aan geloof aan het persoonlijk bestaan en de macht van de vorst van de duisternis, deels op de invloed van den tijdgeest, die al wat bovennatuurlijk is, loochent en waaraan zich zelfs de gelovigen nauwelijks geheel en al kunnen onttrekken. En toch spreekt de hele Heilige Schrift van zulke wonderen. Farao's tovenaars herhalen, zoals bekend is, tot op een zekere hoogte de wonderen van Mozes. In Deuteronomy 18:10 verbiedt God de zonde van toverij; als zij niet bestond, kon ze ook niet worden verboden. In Deuteronomy 13:1, zegt God uitdrukkelijk, terwijl Hij ervoor waarschuwt, om naar de valse profeten en die dromen dromen, te luisteren, dat het teken of wonder, waarvan zij hadden gesproken, komen kon. Juist voor de laatste tijd verzekert de Heere in Matthew 24:24, dat valse Christussen en valse profeten zullen opstaan en grote tekenen en wonderen doen. Eveneens verzekert Paulus in 2 Thessalonians 2:9, dat de toekomst van de boze, van de mens van de zonde zal plaats hebben naar de werking van de satan met allerlei krachten van de leugens en tekenen en wonderen en noemt uitdrukkelijk het doel, dat deze demonische wonderen naar de toelating van God hebben, namelijk de mensen te verleiden, zoals zij dat om hun ongeloof en hun ongerechtigheid hebben verdiend. Zulke wonderen kunnen echter nooit van de natuurlijke zijde losraken en dat geeft een wezenlijk onderscheid van de ware wonderen te kennen.

Het dier met de twee horens staat in verhouding tot de anti-christ, als de twee getuigen of profeten in Revelation 11:3, tot Christus. De werkzaamheid van de laatsten heeft nu zoverre met die van Mozes en Elia gelijkheid, als hun woorden het vuur zijn, waarmee zij verteren, de werkzaamheid van de eersten met die van Elia in zoverre, als het deze nabootst in de verdelging van de tegenstanders daardoor, dat het vuur van de hemel laat neerdalen. Dat was echter volgens Luke 9:51, voor de tijd van het Nieuwe Testament verboden, maar heeft hier juist voor het omgekeerde doel plaats, namelijk om de aanbidders van de ware God te verdelgen en aan de Bals-priesters de zege te verschaffen. De onreine vleselijke ijver, waarin eens die beide discipelen de macht begeerden, om door vuur van de hemel de ketterse Samaritanen te vernietigen, is de eigenlijke ziel van de Jezuïten-orde. Zolang zij nog in de dienst van het pausdom staat, moet zij zich met vuur van de aarde tevreden stellen en zij brengt dit aan, van waar zij het ook maar meester kan worden, totdat eenmaal, als zij in de dienst van de anti-christ en daardoor onmiddellijk in die van de duivel treedt, zij werkelijk de macht verkrijgt, om het vuur van de hemel te nemen, maar niet uit die hemel, die Elia ter hulpe was, maar die, waaruit in Job 1:16 door satans werking en alleen onder Gods toelating vuur valt. Een beeld te maken voor de voorwerpen, door haar ter verering gekozen, voor de maagd Maria en de heiligen; dat heeft de kerk, wier zonen en dienaren de Jezuïten in die tijd nog zijn, vanouds verstaan en men heeft ook aan deze beelden steeds gezocht de geest van het leven te geven door allerlei legenden, alsof zij weenden en lachten, spraken en aanwijzingen gaven. Zij zelf tonen zich daarbij het ijverigst en vindingrijkst en bewijzen, dat zij de eigenlijke meesters zijn in het voeden van het bijgeloof, door voedsel te geven aan de fantasie en het fanatisme te doen ontvlammen door hemelse verschijningen voor te spiegelen. En nu zal dan Gods rechtvaardige straf voor hun doemwaardig streven zijn, dat zij worden overgegeven aan het dier uit de zee, om dit naar de werking van de satan met allerlei krachten van de leugens te dienen, maar om ook daarna met het dier levend in de poel van het vuur te worden geworpen, die van zwavel brandt en de duivel en alle verdoemden de weg daarheen te banen (Revelation 19:20; Revelation 20:10, Revelation 20:15).

Het lukt de leugenprofeet het vreemdste wonder te verrichten, dat men zich kan denken. Wel heeft men reeds in het heidendom verteld van sprekende godenbeelden en ook de legenden van sprekend, bloedzwetend, wenende heilige beelden van de Roomse kerk behoren hiertoe. Maar waaraan men tot die tijd slechts vertelde, dat zal dat dier van de aarde volbrengen; de macht wordt ertoe gegeven. Het geeft aan het beeld van het beest geest en levensadem, opdat het ook spreekt en door zijn spreken teweeg brengt, dat zij, die het beeld van het dier niet willen aanbidden, gedood worden. Zo brengt het de leugen-profeet tot een dienst van de antichrist en van zijn beeld en er ontstaat aldus een soort van drie-eenheid. De plaats van God de Vader wordt ingenomen door de duivel, de plaats van de Zoon door de anti-christ, die enigermate in betrekking van Zoon tot de duivel staat, zodat deze ook wel tot hem kan zeggen (Psalms 2:7): "U bent mijn Zoon. " De plaats van de Geest wordt ingenomen door het beeld, dat met geest begaafd is, dat enigermate, evenals de Heilige Geest de Vader en de Zoon, zo ook de anti-christ, wiens afbeelding hij is en de draak, die hij bezield heeft, openbaart.

Dit hoofdstuk komt mij voor, (in verband met het 17de) de hardste veroordeling te zijn van het afgodische en vervolgzieke Katholicisme, en de schitterendste verheerlijking van de reformatie. Bewijst men mij, dat ik de symbolen van de Openbaring erkeerd verstaan heb, het boek slecht ingedeeld, de gezichten door de geschiedenis ten onrechte heb verklaard, dan zal ik verklaren, dat de beelden geen afgoderij en de inquisitie een vrucht van de evangelische geest is. Als echter deze uitlegging de gedachten van de goddelijke gerichten getrouw voorstelt, zoals ik daarvan de innigste overtuiging heb, dan durf ik hopen, dat zij de evangelische Christenen in hun geloof aan het Evangelie zal versterken en hier en daar een katholiek zal bewegen, Babylon te verlaten.

De valse wijsheid bevordert de aanbidding van de aardse macht bij de aarde en degenen, die daarop wonen. Zij bestuurt de hele macht van het eerste beest en ook deze is geducht.

De valselijk dus genoemde wijsheid maakt dat de aarde en die daarop wonen (gesteld tegenover "die in de hemel wonen" Revelation 13:6) de aardsgezinden dus, zich verheffen boven God en Zijn Woord, de macht van het eerste Beest erkennen en zich aan deze gewillig onderwerpen. En hoe wordt dit teweeg gebracht? Door aan de mensen te doen zien, dat de dodelijke wond van het eerste beest genezen is en zich zo te herroepen op het nieuwe leven, dat in de aardse heerschappij is ontstaan, op de gelukkige uitslag van de vervolging van de gelovigen en op de machteloosheid van de Kerk, waaruit dan volgen moet, dat het Evangelie van Jezus Christus niets ademt dan leugen en bedrog.

De Heere Jezus spreekt ook van valse profeten, die grote tekenen en wonderheden zullen doen, zodat zij, was het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden; en Paulus maakt op gelijke wijze melding van een werking van de satan, in alle kracht en tekenen en wonderen van de leugen. Die tekenen zijn zo een middel tot verleiding van de mensen. Zij zijn niet geheel, ofschoon dan ook ten dele, schijn en misleiding. De demonische invloed, die de mensen beheerst, maakt dat door meer dan gewone krachten dingen plaats hebben, die tot aan de grenzen van de wonderen naderen. Men denkt hier aan de door leugenachtige en geheimzinnige krachten verrichte wonderen van de Egyptische tovenaars aan het hof van Farao, aan de toverkunstenarijen in het Romeinse rijk in de eerste tijd van het Christendom, aan een Alexander van Abonoteichos en zo vele anderen als in het Oosten en Westen hun naam berucht hebben gemaakt en zich, ofschoon hun werk uit de boze was, een grote aanhang hebben weten te maken. Maar wat zegt de Heere daartoe? "Wanneer een profeet of droomdromer in het midden van u zal opstaan en u geven een teken of wonder en dat teken of dat wonder komt, dat hij tot u gesproken had, zeggende: laat ons andere goden, die u niet gekend heeft, navolgen en hen dienen; u zult naar de woorden van die profeet of naar die dromer niet horen, want de Heere uw God verzoekt jullie, om te weten of u de Heere uw God liefheeft met uw hele hart en met uw hele ziel. Maar al gaan ook de tekenen van de valse profeten hier en daar het gewone te boven, toch zijn zij zeer onderscheiden van de ware wonderen, die uit God zijn. En waardoor? Door doel, middelen en inrichting. De valse profeet roept de bewoners van de aarde op, om een beeld te maken voor het beest, dat een dodelijke wond ontvangen heeft door het zwaard van het woord van het Evangelie. In de eerste tijden van het Christendom schenen de heidense godsdienst en wereldheerschappij weer te zullen bloeien, zodra beide bekomen waren van de schrik, die hun om het hart was geslagen, ten gevolge van de gebeurtenissen, die in Palestina hadden plaats gehad. Het oprichten van standbeelden van de keizers was in de eerste tijden van het Christendom een van de krachtigste middelen, waarvan zich de heidense tirannen bedienden, ten einde zich te stellen in de plaats van de God van de hele aarde. En ofschoon dus de Romeinse keizer slechts op een plaats te Rome woonde, werd hij door middel van zijn overal ter aanbidding opgerichte standbeelden, inderdaad alomtegenwoordig en de Christenen bleef geen andere keuze over, dan of voor Jezus en Zijn zaak te willen sterven, of van Hem afvallig te worden en het beest te aanbidden. Geest en spraak als het ware, bekwamen de standbeelden van de Romeinse keizers door de spitsvondige voorstellingen van de heidense wijsbegeerte, die het volk wisten te vervullen met hoge voorstellingen van het beest en het probeerde te overreden, dat Jezus, de mededinger van die tot godheden verhevenen, slechts een machteloos wezen was. Aldus werd de eerbied voor de keizer op zijn standbeelden overgedragen.

Het beest heeft tot geestverwant en bondgenoot een tweede beest, waarvan de beschrijving zich in Revelation 13:11-Revelation 13:13 onmiddellijk aan die van het eerste paart, dat in Revelation 16:13 ook in verband met het eerste beest en de draak wordt genoemd en eindelijk in 19:20, 20:10 zijn vreselijk lot deelt. Bij de drie laatste aanhalingen wordt dit tweede beest met een nieuwe naam bestempeld: die van "valse profeet. " Zo was het ons in Revelation 13:1 nog niet bekend gemaakt. Intussen dient het om dezelfde zaak aan te duiden. Dit zien wij duidelijk bij een vergelijking van Revelation 19:20 met 13:13 valse profeet verleidt de aardbewoners tot aanbidding van het beest en het lukt hem wezenlijk, bij het meerdere gedeelte (zie Revelation 13:12 en 14). Het beeld, dat op zijn aandrang voor het beest gemaakt wordt (Revelation 13:14), tot welks denkbeeld de standbeelden aanleiding en voorbeeld gaven, die men voor de Romeinse keizers oprichtte en aan wie men goddelijke eer bewees, betekent de vergoding van de wereld en van de wereldheerschappij met de aanbidding van het genie, dat dan haar toppunt zal bereiken en wanneer de valse profeet aan dit beeld een geest gegeven heeft, opdat het zou spreken (Revelation 13:15), zo is ook dit van een hoogst treffende betekenis, namelijk, hoe die valse leer aan de schepselen-vergoding en aanbidding een verstandige filosofisch en schijn en uitdrukking zal weten te geven. De tijdgeest in zijn openbaring is die dode en toch weer leven-ademende afgod, voor wie de hele wereld zich buigt en als wiens uiterlijke verpersoonlijking de anti-christ zal verschijnen. Het is het moderne heidendom, tot natuur en mensvergoding verzonken en waarvan niet te bepalen is, welke vormen van dwaasheid en beestachtigheid het nog zal aannemen (Romans 1:22). Ook grote tekenen en wonderen zal het vermogen te doen, zoals zelfs de Heere Jezus Christus en de apostel Paulus ons bereids voorspeld hebben (Matthew 24:24. 2 Thessalonians 2:9). Dit heeft niet alleen betrekking op de wonderen van de natuurkrachten en haar beheersing, die aan de menselijke geest zijn gelukt en die hij ook tot mensvergoding misbruikt, omdat hij zichzelf de eer ervan toe-eigent; maar wij hebben zelfs alle demonische wonderen te wachten, buitengewoon geheimvolle werkingen van de leugens, zoals die onder andere ook door de Egyptische tovenaars van Mozes' tijd verricht werden. Het is van algemene bekendheid, dat het filosofisch beginsel van de zedelijke vrijheid van de menselijke geest en het daaraan beantwoordend godgeleerd beginsel van rationalisme, het idealisme, materialisme, deïsmus, pantheïsmus en atheïsmus, niets anders zijn dan voortbrengsels en uitwassen van een en dezelfde geest, wiens wezen afval is van de eerste beginselen van het Christendom, losscheuring van de levende, heilige God, schepsel-vergoding. " Dit alles te samen genomen verenigt de Openbaring n de uitdrukking "aanbidding van het beest" en deze beschrijving is juist naar het leven. Immers is veelszins tegenwoordig het ideaal van de vrijdenkers verdierlijking; maar zelfs daar, waar men niet in dit uiterste valt, is toch de eer van de valse profeet genoeg verbreid. Helaas, hoe vele duizenden worden van het ware Christendom afgehouden! En andere duizenden komen nooit tot doorbreking en onverdeelde toewijding aan de Heere, alleen door eerbied voor de verlichting van de wetenschap en gevangen door de verleidende tijdgeest van de moderne beschouwingen en ontwikkelingen, die meer en meer de wereld probeerden te beheersen. Maar het ongelukkigste daarbij is, dat nauwelijks iemand de diepte van het verval erkent, die deze stand van zaken in zich sluit; want immers bestond reeds in het Oude Testament de voornaamste bezigheid van de valse profeten daarin, dat zij het volk in de waan trachtten te brengen, dat het niet zo slecht met hen gesteld was, de oordelen van God ook niet zo nabij waren. Herhaaldelijk vernemen wij het verwijt tegen hen: "Zij genezen de breuk van Mijn volk op het lichtste en spreken van vrede, vrede en er is toch geen vrede. " Daarom had Jeremia voornamelijk met de valse profeten te doen, omdat bij de verwoesting van Jeruzalem beleefde en voor dit aanbrekend oordeel waarschuwen moest (Jeremiah 4:9; Jeremiah 6:13-Jeremiah 6:14; Jeremiah 8:10; Jeremiah 14:13; Jeremiah 23:9, Jeremiah 23:40; verg. Ezekiel 13:1).

De macht is dezelfde, de staatkundige en kerkelijke macht helpen en sterken elkaar; beider macht is heersen. Het tweede beest oefent zijn macht in de tegenwoordigheid van het eerste beest, dat toont, dat zij tegelijk, eentijdig waren. Het was dezelfde anti-christ met zijn twee zwaarden; het was dezelfde macht, hoewel in verscheidene opzichten, de ene staatkundig, de andere kerkelijk. Zij hadden hetzelfde oogmerk, de spil, waarop het alles draaide, de verheffing van hem in het staatkundige en kerkelijke, zijn heerlijkheid en gezag.

De profeten bevestigden hun leer met wonderen. Zo moest het beest ook wat doen, waardoor hij beter geloofd zou worden en meer ingang mocht hebben, maar het waren wonderen van de leugens. Zijn toekomst zou zijn in alle kracht en tekenen en wonderen van de leugen (2 Thessalonians 2:9). Wie roemt op wonderen als de Roomse antichrist, waarvan hun legenden vol zijn? Hun kerken zijn vervuld met gedenktekens van wonderen, die zij voorgeven, gedaan te hebben. Wat zijn er al plaatsen, fonteinen, putten en beelden in hun landen, alwaar en waardoor zij zeggen, dat wonderen geschied zijn en nog geschieden! Het moesten geen gemene wonderen zijn, maar het moesten de allergrootste zijn, om zelfs vuur van de hemel te doen neervallen, zoals Elias deed; hun schrijvers roemen hierop. Hierbij heeft hij zijn bliksems van uitsluiting, die de dwaze mensen schrik aanjagen. Een beeld is een gelijkenis van iets, dat afgebeeld is. Hetgeen hier uitgedrukt werd, was het zesde hoofd van het beest. Het heidens afgodisch keizerrijk, dat ter dood gewond was door de Christen keizers, herleefde weer in de anti-christ. De antichrist, de paus van Rome, wilde, dat men een gelijkenis zou maken van het zesde godslasterlijke hoofd van het beest met zeven hoofden en dat is trouw geschied. De regering over Rome en het keizerrijk moeten van dezelfde natuur zijn en zo heeft hij ze, hoewel onder een andere schijn, gemaakt. Het moest het heidens keizerrijk in afgodendienst gelijken. 1. Veranderden de heidenen de heerlijkheid van de onverderfelijke God in de gelijkenis van een beeld van een verderfelijke mens en gevogelte en van viervoetig en kruipend gedierte (Romans 1:23). De anti-christ doet ook zo, als hij God de Vader afbeeldt in de gedaante van een oud man, de Zoon in de gedaante van een Lam, de Heilige Geest in de gedaante van een duif. 2. Hebben zij hun ondergoden gehad en vergoodden zij verstorven mensen, hij ook; menigten van genoemde heiligen heeft hij geheiligd, die door hen aangebeden worden. 3. Hadden zij tempels, heilige plaatsen, die zij naar hun goden noemden, hij ook 4. Hadden en eerden zij de beelden, hij ook. 5. Bestond hun godsdienst in een lichamelijke pracht en in vele plechtigheden, de zijne ook. 6. Hadden zij hun drinkpartijen, hij ook zijn vastenavonden. 7. Heerste de hoererij onder hen, daarin is hij niet alleen gelijk, maar gaat hen verre te boven. 8. Vervolgden zij de Kerk, hij niet minder, zodat de anti-christ een zeer nette afbeelding is van het heidense keizerrijk. Hij maakte niet alleen een afbeeldsel van het heidendom, maar hij gaf het een geest, maakte het werkstellig. Hij voerde de afgoderij in, die levendig en stipt onderhouden werd. Hij deed het spreken door zijn leerregels, besluiten, banbliksems. Die stem was gans verschrikkelijk, want zij sprak niet dan van doden, hangen en branden, al degenen, die dit beeld van Nebukadnezar niet zouden aanbidden.

Vers 15

15. En het werd, om de ontzaglijke dwalingen, die God in de antichristische tijd zendt, zodat de mensen de leugen zonden geloven (2 Thessalonians 2:11), vol te maken, ook nog macht gegeven, om, in satanische nabootsing van het goddelijk wonderwerk van de schepping van de mens op de zesde dag (Genesis 2:7), het beeld van het beest, welks vervaardiging en plaatsing het van te voren had bewerkt een geest van het leven te geven. Dit geschiedde, opdat het beeld van het beest nu ook zelf zou spreken en om daardoor duidelijk degenen, die het moest voorstellen, als een God te doen zijn, waarvoor die zichzelf uitgaf. En bovendien werd het macht gegeven om te maken, dat allen, die a) het beeld van het beest niet zouden aanbidden; gedood zou worden, als die de goddelijke heerlijkheid van de daardoor voorgestelden niet willen erkennen. Door zijn woord werd dat nu ook uitdrukkelijk aangekondigd, evenals de heraut van de koning Nebukadnezar dat in Daniel 3:4, deed.

a) Revelation 9:20

Dat zij, die op aarde waren, d. i. die hier hun tenten hebben opgeslagen, het dier zonden aanbidden, welks dodelijke wond was genezen, hebben wij reeds in Revelation 13:4 gehoord; nu vernemen wij ook, aan wiens bemoeiingen dat te danken zal zijn het is het tweede dier, dat de bewoners van de aarde daartoe brengt. Het is toch niet gepast voor de wereldbeheerser, zijn eigen heraut en profeet te zijn en te verkondigen wat wonderbaars met hem is voorgevallen; dit werk doet integendeel het tweede dier en dat aan zijn verkondiging geloof wordt geschonken, brengt het teweeg door de tekenen, die het doet.

Omdat deze "groot" worden genoemd, is het ons niet geoorloofd, aan wonderen in schijn te denken; er zijn wezenlijke wonderen gemeend, die het dier, dat met de macht van satan is toegerust, verricht; groot is toch zeker geen teken, dat alleen zulk een schijnt te zijn.

Zelfs voor gelovige Christenen wordt het moeilijk, zich te vinden in wonderen, die, als de hier voorlegde, van satanische aard zijn. Dat berust deels op het gebrek aan geloof aan het persoonlijk bestaan en de macht van de vorst van de duisternis, deels op de invloed van den tijdgeest, die al wat bovennatuurlijk is, loochent en waaraan zich zelfs de gelovigen nauwelijks geheel en al kunnen onttrekken. En toch spreekt de hele Heilige Schrift van zulke wonderen. Farao's tovenaars herhalen, zoals bekend is, tot op een zekere hoogte de wonderen van Mozes. In Deuteronomy 18:10 verbiedt God de zonde van toverij; als zij niet bestond, kon ze ook niet worden verboden. In Deuteronomy 13:1, zegt God uitdrukkelijk, terwijl Hij ervoor waarschuwt, om naar de valse profeten en die dromen dromen, te luisteren, dat het teken of wonder, waarvan zij hadden gesproken, komen kon. Juist voor de laatste tijd verzekert de Heere in Matthew 24:24, dat valse Christussen en valse profeten zullen opstaan en grote tekenen en wonderen doen. Eveneens verzekert Paulus in 2 Thessalonians 2:9, dat de toekomst van de boze, van de mens van de zonde zal plaats hebben naar de werking van de satan met allerlei krachten van de leugens en tekenen en wonderen en noemt uitdrukkelijk het doel, dat deze demonische wonderen naar de toelating van God hebben, namelijk de mensen te verleiden, zoals zij dat om hun ongeloof en hun ongerechtigheid hebben verdiend. Zulke wonderen kunnen echter nooit van de natuurlijke zijde losraken en dat geeft een wezenlijk onderscheid van de ware wonderen te kennen.

Het dier met de twee horens staat in verhouding tot de anti-christ, als de twee getuigen of profeten in Revelation 11:3, tot Christus. De werkzaamheid van de laatsten heeft nu zoverre met die van Mozes en Elia gelijkheid, als hun woorden het vuur zijn, waarmee zij verteren, de werkzaamheid van de eersten met die van Elia in zoverre, als het deze nabootst in de verdelging van de tegenstanders daardoor, dat het vuur van de hemel laat neerdalen. Dat was echter volgens Luke 9:51, voor de tijd van het Nieuwe Testament verboden, maar heeft hier juist voor het omgekeerde doel plaats, namelijk om de aanbidders van de ware God te verdelgen en aan de Bals-priesters de zege te verschaffen. De onreine vleselijke ijver, waarin eens die beide discipelen de macht begeerden, om door vuur van de hemel de ketterse Samaritanen te vernietigen, is de eigenlijke ziel van de Jezuïten-orde. Zolang zij nog in de dienst van het pausdom staat, moet zij zich met vuur van de aarde tevreden stellen en zij brengt dit aan, van waar zij het ook maar meester kan worden, totdat eenmaal, als zij in de dienst van de anti-christ en daardoor onmiddellijk in die van de duivel treedt, zij werkelijk de macht verkrijgt, om het vuur van de hemel te nemen, maar niet uit die hemel, die Elia ter hulpe was, maar die, waaruit in Job 1:16 door satans werking en alleen onder Gods toelating vuur valt. Een beeld te maken voor de voorwerpen, door haar ter verering gekozen, voor de maagd Maria en de heiligen; dat heeft de kerk, wier zonen en dienaren de Jezuïten in die tijd nog zijn, vanouds verstaan en men heeft ook aan deze beelden steeds gezocht de geest van het leven te geven door allerlei legenden, alsof zij weenden en lachten, spraken en aanwijzingen gaven. Zij zelf tonen zich daarbij het ijverigst en vindingrijkst en bewijzen, dat zij de eigenlijke meesters zijn in het voeden van het bijgeloof, door voedsel te geven aan de fantasie en het fanatisme te doen ontvlammen door hemelse verschijningen voor te spiegelen. En nu zal dan Gods rechtvaardige straf voor hun doemwaardig streven zijn, dat zij worden overgegeven aan het dier uit de zee, om dit naar de werking van de satan met allerlei krachten van de leugens te dienen, maar om ook daarna met het dier levend in de poel van het vuur te worden geworpen, die van zwavel brandt en de duivel en alle verdoemden de weg daarheen te banen (Revelation 19:20; Revelation 20:10, Revelation 20:15).

Het lukt de leugenprofeet het vreemdste wonder te verrichten, dat men zich kan denken. Wel heeft men reeds in het heidendom verteld van sprekende godenbeelden en ook de legenden van sprekend, bloedzwetend, wenende heilige beelden van de Roomse kerk behoren hiertoe. Maar waaraan men tot die tijd slechts vertelde, dat zal dat dier van de aarde volbrengen; de macht wordt ertoe gegeven. Het geeft aan het beeld van het beest geest en levensadem, opdat het ook spreekt en door zijn spreken teweeg brengt, dat zij, die het beeld van het dier niet willen aanbidden, gedood worden. Zo brengt het de leugen-profeet tot een dienst van de antichrist en van zijn beeld en er ontstaat aldus een soort van drie-eenheid. De plaats van God de Vader wordt ingenomen door de duivel, de plaats van de Zoon door de anti-christ, die enigermate in betrekking van Zoon tot de duivel staat, zodat deze ook wel tot hem kan zeggen (Psalms 2:7): "U bent mijn Zoon. " De plaats van de Geest wordt ingenomen door het beeld, dat met geest begaafd is, dat enigermate, evenals de Heilige Geest de Vader en de Zoon, zo ook de anti-christ, wiens afbeelding hij is en de draak, die hij bezield heeft, openbaart.

Dit hoofdstuk komt mij voor, (in verband met het 17de) de hardste veroordeling te zijn van het afgodische en vervolgzieke Katholicisme, en de schitterendste verheerlijking van de reformatie. Bewijst men mij, dat ik de symbolen van de Openbaring erkeerd verstaan heb, het boek slecht ingedeeld, de gezichten door de geschiedenis ten onrechte heb verklaard, dan zal ik verklaren, dat de beelden geen afgoderij en de inquisitie een vrucht van de evangelische geest is. Als echter deze uitlegging de gedachten van de goddelijke gerichten getrouw voorstelt, zoals ik daarvan de innigste overtuiging heb, dan durf ik hopen, dat zij de evangelische Christenen in hun geloof aan het Evangelie zal versterken en hier en daar een katholiek zal bewegen, Babylon te verlaten.

De valse wijsheid bevordert de aanbidding van de aardse macht bij de aarde en degenen, die daarop wonen. Zij bestuurt de hele macht van het eerste beest en ook deze is geducht.

De valselijk dus genoemde wijsheid maakt dat de aarde en die daarop wonen (gesteld tegenover "die in de hemel wonen" Revelation 13:6) de aardsgezinden dus, zich verheffen boven God en Zijn Woord, de macht van het eerste Beest erkennen en zich aan deze gewillig onderwerpen. En hoe wordt dit teweeg gebracht? Door aan de mensen te doen zien, dat de dodelijke wond van het eerste beest genezen is en zich zo te herroepen op het nieuwe leven, dat in de aardse heerschappij is ontstaan, op de gelukkige uitslag van de vervolging van de gelovigen en op de machteloosheid van de Kerk, waaruit dan volgen moet, dat het Evangelie van Jezus Christus niets ademt dan leugen en bedrog.

De Heere Jezus spreekt ook van valse profeten, die grote tekenen en wonderheden zullen doen, zodat zij, was het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden; en Paulus maakt op gelijke wijze melding van een werking van de satan, in alle kracht en tekenen en wonderen van de leugen. Die tekenen zijn zo een middel tot verleiding van de mensen. Zij zijn niet geheel, ofschoon dan ook ten dele, schijn en misleiding. De demonische invloed, die de mensen beheerst, maakt dat door meer dan gewone krachten dingen plaats hebben, die tot aan de grenzen van de wonderen naderen. Men denkt hier aan de door leugenachtige en geheimzinnige krachten verrichte wonderen van de Egyptische tovenaars aan het hof van Farao, aan de toverkunstenarijen in het Romeinse rijk in de eerste tijd van het Christendom, aan een Alexander van Abonoteichos en zo vele anderen als in het Oosten en Westen hun naam berucht hebben gemaakt en zich, ofschoon hun werk uit de boze was, een grote aanhang hebben weten te maken. Maar wat zegt de Heere daartoe? "Wanneer een profeet of droomdromer in het midden van u zal opstaan en u geven een teken of wonder en dat teken of dat wonder komt, dat hij tot u gesproken had, zeggende: laat ons andere goden, die u niet gekend heeft, navolgen en hen dienen; u zult naar de woorden van die profeet of naar die dromer niet horen, want de Heere uw God verzoekt jullie, om te weten of u de Heere uw God liefheeft met uw hele hart en met uw hele ziel. Maar al gaan ook de tekenen van de valse profeten hier en daar het gewone te boven, toch zijn zij zeer onderscheiden van de ware wonderen, die uit God zijn. En waardoor? Door doel, middelen en inrichting. De valse profeet roept de bewoners van de aarde op, om een beeld te maken voor het beest, dat een dodelijke wond ontvangen heeft door het zwaard van het woord van het Evangelie. In de eerste tijden van het Christendom schenen de heidense godsdienst en wereldheerschappij weer te zullen bloeien, zodra beide bekomen waren van de schrik, die hun om het hart was geslagen, ten gevolge van de gebeurtenissen, die in Palestina hadden plaats gehad. Het oprichten van standbeelden van de keizers was in de eerste tijden van het Christendom een van de krachtigste middelen, waarvan zich de heidense tirannen bedienden, ten einde zich te stellen in de plaats van de God van de hele aarde. En ofschoon dus de Romeinse keizer slechts op een plaats te Rome woonde, werd hij door middel van zijn overal ter aanbidding opgerichte standbeelden, inderdaad alomtegenwoordig en de Christenen bleef geen andere keuze over, dan of voor Jezus en Zijn zaak te willen sterven, of van Hem afvallig te worden en het beest te aanbidden. Geest en spraak als het ware, bekwamen de standbeelden van de Romeinse keizers door de spitsvondige voorstellingen van de heidense wijsbegeerte, die het volk wisten te vervullen met hoge voorstellingen van het beest en het probeerde te overreden, dat Jezus, de mededinger van die tot godheden verhevenen, slechts een machteloos wezen was. Aldus werd de eerbied voor de keizer op zijn standbeelden overgedragen.

Het beest heeft tot geestverwant en bondgenoot een tweede beest, waarvan de beschrijving zich in Revelation 13:11-Revelation 13:13 onmiddellijk aan die van het eerste paart, dat in Revelation 16:13 ook in verband met het eerste beest en de draak wordt genoemd en eindelijk in 19:20, 20:10 zijn vreselijk lot deelt. Bij de drie laatste aanhalingen wordt dit tweede beest met een nieuwe naam bestempeld: die van "valse profeet. " Zo was het ons in Revelation 13:1 nog niet bekend gemaakt. Intussen dient het om dezelfde zaak aan te duiden. Dit zien wij duidelijk bij een vergelijking van Revelation 19:20 met 13:13 valse profeet verleidt de aardbewoners tot aanbidding van het beest en het lukt hem wezenlijk, bij het meerdere gedeelte (zie Revelation 13:12 en 14). Het beeld, dat op zijn aandrang voor het beest gemaakt wordt (Revelation 13:14), tot welks denkbeeld de standbeelden aanleiding en voorbeeld gaven, die men voor de Romeinse keizers oprichtte en aan wie men goddelijke eer bewees, betekent de vergoding van de wereld en van de wereldheerschappij met de aanbidding van het genie, dat dan haar toppunt zal bereiken en wanneer de valse profeet aan dit beeld een geest gegeven heeft, opdat het zou spreken (Revelation 13:15), zo is ook dit van een hoogst treffende betekenis, namelijk, hoe die valse leer aan de schepselen-vergoding en aanbidding een verstandige filosofisch en schijn en uitdrukking zal weten te geven. De tijdgeest in zijn openbaring is die dode en toch weer leven-ademende afgod, voor wie de hele wereld zich buigt en als wiens uiterlijke verpersoonlijking de anti-christ zal verschijnen. Het is het moderne heidendom, tot natuur en mensvergoding verzonken en waarvan niet te bepalen is, welke vormen van dwaasheid en beestachtigheid het nog zal aannemen (Romans 1:22). Ook grote tekenen en wonderen zal het vermogen te doen, zoals zelfs de Heere Jezus Christus en de apostel Paulus ons bereids voorspeld hebben (Matthew 24:24. 2 Thessalonians 2:9). Dit heeft niet alleen betrekking op de wonderen van de natuurkrachten en haar beheersing, die aan de menselijke geest zijn gelukt en die hij ook tot mensvergoding misbruikt, omdat hij zichzelf de eer ervan toe-eigent; maar wij hebben zelfs alle demonische wonderen te wachten, buitengewoon geheimvolle werkingen van de leugens, zoals die onder andere ook door de Egyptische tovenaars van Mozes' tijd verricht werden. Het is van algemene bekendheid, dat het filosofisch beginsel van de zedelijke vrijheid van de menselijke geest en het daaraan beantwoordend godgeleerd beginsel van rationalisme, het idealisme, materialisme, deïsmus, pantheïsmus en atheïsmus, niets anders zijn dan voortbrengsels en uitwassen van een en dezelfde geest, wiens wezen afval is van de eerste beginselen van het Christendom, losscheuring van de levende, heilige God, schepsel-vergoding. " Dit alles te samen genomen verenigt de Openbaring n de uitdrukking "aanbidding van het beest" en deze beschrijving is juist naar het leven. Immers is veelszins tegenwoordig het ideaal van de vrijdenkers verdierlijking; maar zelfs daar, waar men niet in dit uiterste valt, is toch de eer van de valse profeet genoeg verbreid. Helaas, hoe vele duizenden worden van het ware Christendom afgehouden! En andere duizenden komen nooit tot doorbreking en onverdeelde toewijding aan de Heere, alleen door eerbied voor de verlichting van de wetenschap en gevangen door de verleidende tijdgeest van de moderne beschouwingen en ontwikkelingen, die meer en meer de wereld probeerden te beheersen. Maar het ongelukkigste daarbij is, dat nauwelijks iemand de diepte van het verval erkent, die deze stand van zaken in zich sluit; want immers bestond reeds in het Oude Testament de voornaamste bezigheid van de valse profeten daarin, dat zij het volk in de waan trachtten te brengen, dat het niet zo slecht met hen gesteld was, de oordelen van God ook niet zo nabij waren. Herhaaldelijk vernemen wij het verwijt tegen hen: "Zij genezen de breuk van Mijn volk op het lichtste en spreken van vrede, vrede en er is toch geen vrede. " Daarom had Jeremia voornamelijk met de valse profeten te doen, omdat bij de verwoesting van Jeruzalem beleefde en voor dit aanbrekend oordeel waarschuwen moest (Jeremiah 4:9; Jeremiah 6:13-Jeremiah 6:14; Jeremiah 8:10; Jeremiah 14:13; Jeremiah 23:9, Jeremiah 23:40; verg. Ezekiel 13:1).

De macht is dezelfde, de staatkundige en kerkelijke macht helpen en sterken elkaar; beider macht is heersen. Het tweede beest oefent zijn macht in de tegenwoordigheid van het eerste beest, dat toont, dat zij tegelijk, eentijdig waren. Het was dezelfde anti-christ met zijn twee zwaarden; het was dezelfde macht, hoewel in verscheidene opzichten, de ene staatkundig, de andere kerkelijk. Zij hadden hetzelfde oogmerk, de spil, waarop het alles draaide, de verheffing van hem in het staatkundige en kerkelijke, zijn heerlijkheid en gezag.

De profeten bevestigden hun leer met wonderen. Zo moest het beest ook wat doen, waardoor hij beter geloofd zou worden en meer ingang mocht hebben, maar het waren wonderen van de leugens. Zijn toekomst zou zijn in alle kracht en tekenen en wonderen van de leugen (2 Thessalonians 2:9). Wie roemt op wonderen als de Roomse antichrist, waarvan hun legenden vol zijn? Hun kerken zijn vervuld met gedenktekens van wonderen, die zij voorgeven, gedaan te hebben. Wat zijn er al plaatsen, fonteinen, putten en beelden in hun landen, alwaar en waardoor zij zeggen, dat wonderen geschied zijn en nog geschieden! Het moesten geen gemene wonderen zijn, maar het moesten de allergrootste zijn, om zelfs vuur van de hemel te doen neervallen, zoals Elias deed; hun schrijvers roemen hierop. Hierbij heeft hij zijn bliksems van uitsluiting, die de dwaze mensen schrik aanjagen. Een beeld is een gelijkenis van iets, dat afgebeeld is. Hetgeen hier uitgedrukt werd, was het zesde hoofd van het beest. Het heidens afgodisch keizerrijk, dat ter dood gewond was door de Christen keizers, herleefde weer in de anti-christ. De antichrist, de paus van Rome, wilde, dat men een gelijkenis zou maken van het zesde godslasterlijke hoofd van het beest met zeven hoofden en dat is trouw geschied. De regering over Rome en het keizerrijk moeten van dezelfde natuur zijn en zo heeft hij ze, hoewel onder een andere schijn, gemaakt. Het moest het heidens keizerrijk in afgodendienst gelijken. 1. Veranderden de heidenen de heerlijkheid van de onverderfelijke God in de gelijkenis van een beeld van een verderfelijke mens en gevogelte en van viervoetig en kruipend gedierte (Romans 1:23). De anti-christ doet ook zo, als hij God de Vader afbeeldt in de gedaante van een oud man, de Zoon in de gedaante van een Lam, de Heilige Geest in de gedaante van een duif. 2. Hebben zij hun ondergoden gehad en vergoodden zij verstorven mensen, hij ook; menigten van genoemde heiligen heeft hij geheiligd, die door hen aangebeden worden. 3. Hadden zij tempels, heilige plaatsen, die zij naar hun goden noemden, hij ook 4. Hadden en eerden zij de beelden, hij ook. 5. Bestond hun godsdienst in een lichamelijke pracht en in vele plechtigheden, de zijne ook. 6. Hadden zij hun drinkpartijen, hij ook zijn vastenavonden. 7. Heerste de hoererij onder hen, daarin is hij niet alleen gelijk, maar gaat hen verre te boven. 8. Vervolgden zij de Kerk, hij niet minder, zodat de anti-christ een zeer nette afbeelding is van het heidense keizerrijk. Hij maakte niet alleen een afbeeldsel van het heidendom, maar hij gaf het een geest, maakte het werkstellig. Hij voerde de afgoderij in, die levendig en stipt onderhouden werd. Hij deed het spreken door zijn leerregels, besluiten, banbliksems. Die stem was gans verschrikkelijk, want zij sprak niet dan van doden, hangen en branden, al degenen, die dit beeld van Nebukadnezar niet zouden aanbidden.

Vers 16

16. En het tweede dier, dienstvaardig voor het eerste, voor welks erkenning en aanbidding het alles waagt, maakt, overreedt het, dat het aan de mensen zonder onderscheid van leeftijd, van bezitting en maatschappelijk leven, aan allen, kleinen en groten en rijken en armen en vrijen en dienstknechten a) een merkteken geeft. Het maakt, dat zij het toelaten, dat hun een door hem voorgesteld teken, dat onderwerping aan het beest inwendig te kennen geeft, op de wijze van een afgedrukt stempel of van een gegraveerde armband aannemen aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden, als aan die delen van het lichaam, waar men het dadelijk kan horen, of waar het dadelijk vanzelf in het oog valt.

a) Revelation 9:20

Vers 16

16. En het tweede dier, dienstvaardig voor het eerste, voor welks erkenning en aanbidding het alles waagt, maakt, overreedt het, dat het aan de mensen zonder onderscheid van leeftijd, van bezitting en maatschappelijk leven, aan allen, kleinen en groten en rijken en armen en vrijen en dienstknechten a) een merkteken geeft. Het maakt, dat zij het toelaten, dat hun een door hem voorgesteld teken, dat onderwerping aan het beest inwendig te kennen geeft, op de wijze van een afgedrukt stempel of van een gegraveerde armband aannemen aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden, als aan die delen van het lichaam, waar men het dadelijk kan horen, of waar het dadelijk vanzelf in het oog valt.

a) Revelation 9:20

Vers 17

17. En verder brengt het teweeg, dat bij het verkeer, dat voor het dagelijks leven met anderen nodig is, onvoorwaardelijk moet blijken, of iemand tot de aanbiddersvan het dier behoort of niet, terwijl niemand mag kopen of verkopen, dan die dat merkteken heeft, dat in een ingegraveerd beeld van het dier bestaat, of in plaats van dat beeld de naam van het beest, of in plaats van de naam zelf alleen het getal van zijn naam, d. i. dat getal, datvolgens de regels van de gematria (de kunst, die met behulp van de getalswaarde de verborgen betekenis van een woord of een gezegde doet kennen ("Jer 25:25 in zijn naam verbergt.

Iemand die koopt en verkoopt, heeft een vrije en gemeenzame omgang met zijn medeburgers; het niet mogen verkopen of kopen zou daarom kunnen te kennen geven, dat zulken, die het merkteken van het eerstgemelde monsterdier niet ontvangen hadden, van alle verkeer met hun medeburgers uitgesloten en aan aller verachting en mishandeling blootgesteld zouden worden. Het is een fraaie aanmerking van de hoogleraar Zichhorn, dat de uitdrukking kopen en verkopen, met die van uitgaan en ingaan, verwisseld wordt (1 Makk. 13:49 Volgens deze waarneming schijnt de zin te zijn, dat zij, die het merkteken van het monsterdier niet ontvangen hadden, geen vrijheid zouden hebben, om zich openlijk te vertonen, maar genoodzaakt zijn, zich te verbergen en schuil te houden.

Dat is, ieder moet iets hebben, waardoor de inquisitie weten kan, dat men van haar volk is, hetzij de toestel van hun doop, het vormsel, een kruis op aswoensdag, het dragen van een kruis of paternoster, het maken van een kruis bij allerlei gelegenheden, hetzij de naam van katholiek, Rooms, Latijns. Die niet goed katholiek is, mag onder hen geen handel drijven, van hoedanige voorwaarde hij ook zij, zoals onder de heidense keizers. Dit alles is zo duidelijk in de paus van Rome, dat hij zo blind is als een mol, die niet zien kan. Ja, de papisten zelf erkennen, dat hier de anti-christ wordt beschreven, ofschoon zij het in de paus niet willen zien.

In het verbod van het concilie van de Lateranen, onder Alexander III uitgegeven, tot verderf van de Waldenzen, staat, dat niemand voorneemt, hen in zijn huis of op zijn land te houden of onderstand te doen, of koopmanschap met hen te oefenen; in dat van de synode van Tours, door dezelfde paus gehouden, waarom wij allen bisschoppen en priesters van de Heere, in die landstreken wonend, gelasten, te waken tegen die leer, en onder bedreiging van de vloek, verbieden, dat, waar de navolgers van die ketterij bekend zijn, niemand zal voornemen een verblijfplaats aan hen op zijn land te vergunnen of hulp bij te zetten, maar dat men noch in enige verkoping of koping met hen gemeenschap zal houden, opdat zij, althans de hulp van de mensen verloren hebbend, genoodzaakt mogen worden om zich van de dwaling van hun weg te bekeren.

Vers 17

17. En verder brengt het teweeg, dat bij het verkeer, dat voor het dagelijks leven met anderen nodig is, onvoorwaardelijk moet blijken, of iemand tot de aanbiddersvan het dier behoort of niet, terwijl niemand mag kopen of verkopen, dan die dat merkteken heeft, dat in een ingegraveerd beeld van het dier bestaat, of in plaats van dat beeld de naam van het beest, of in plaats van de naam zelf alleen het getal van zijn naam, d. i. dat getal, datvolgens de regels van de gematria (de kunst, die met behulp van de getalswaarde de verborgen betekenis van een woord of een gezegde doet kennen ("Jer 25:25 in zijn naam verbergt.

Iemand die koopt en verkoopt, heeft een vrije en gemeenzame omgang met zijn medeburgers; het niet mogen verkopen of kopen zou daarom kunnen te kennen geven, dat zulken, die het merkteken van het eerstgemelde monsterdier niet ontvangen hadden, van alle verkeer met hun medeburgers uitgesloten en aan aller verachting en mishandeling blootgesteld zouden worden. Het is een fraaie aanmerking van de hoogleraar Zichhorn, dat de uitdrukking kopen en verkopen, met die van uitgaan en ingaan, verwisseld wordt (1 Makk. 13:49 Volgens deze waarneming schijnt de zin te zijn, dat zij, die het merkteken van het monsterdier niet ontvangen hadden, geen vrijheid zouden hebben, om zich openlijk te vertonen, maar genoodzaakt zijn, zich te verbergen en schuil te houden.

Dat is, ieder moet iets hebben, waardoor de inquisitie weten kan, dat men van haar volk is, hetzij de toestel van hun doop, het vormsel, een kruis op aswoensdag, het dragen van een kruis of paternoster, het maken van een kruis bij allerlei gelegenheden, hetzij de naam van katholiek, Rooms, Latijns. Die niet goed katholiek is, mag onder hen geen handel drijven, van hoedanige voorwaarde hij ook zij, zoals onder de heidense keizers. Dit alles is zo duidelijk in de paus van Rome, dat hij zo blind is als een mol, die niet zien kan. Ja, de papisten zelf erkennen, dat hier de anti-christ wordt beschreven, ofschoon zij het in de paus niet willen zien.

In het verbod van het concilie van de Lateranen, onder Alexander III uitgegeven, tot verderf van de Waldenzen, staat, dat niemand voorneemt, hen in zijn huis of op zijn land te houden of onderstand te doen, of koopmanschap met hen te oefenen; in dat van de synode van Tours, door dezelfde paus gehouden, waarom wij allen bisschoppen en priesters van de Heere, in die landstreken wonend, gelasten, te waken tegen die leer, en onder bedreiging van de vloek, verbieden, dat, waar de navolgers van die ketterij bekend zijn, niemand zal voornemen een verblijfplaats aan hen op zijn land te vergunnen of hulp bij te zetten, maar dat men noch in enige verkoping of koping met hen gemeenschap zal houden, opdat zij, althans de hulp van de mensen verloren hebbend, genoodzaakt mogen worden om zich van de dwaling van hun weg te bekeren.

Vers 18

18. Hier, waar van zo'n teken sprake is, dat ook in een getal kan bestaan en dat men voor een adiaphoronor onverschillig iets zou kunnen houden, waarvan het aannemenniet veel te betekenen heeft, is de wijsheid op haar plaats, die zich niet door uitwendige schijn laat verblinden, maar tot het wezen van de zaak doordringt. Die het verstand voor goddelijke zaken heeft (Exodus 31:3), rekent het getal van het beest, dat nu zal worden genoemd, opdat men de bijzondere verhouding tot het dier kent en zich voor het aannemen van het teken als voor een verderfelijke pest wacht (Revelation 14:9-Revelation 14:11); want het is een getal van een mensen. Het staat met de Christus des Heeren volstrekt in geen verband, zoals men op bedrieglijke wijze zal voorgeven, maar karakteriseert integendeel degene die in 2 Thessalonians 2:3 "de mens van de zonde" heet en zijn getal, dat het hele wezen van deze mens als van de afvalligen uitdrukt is zes honderd zes en zestig (de volgorde in de grondtekst is "zes honderd, zestig, zes.

Nadat de valse profeet ervoor gezorgd heeft, dat hij in wiens dienst hij zich gesteld heeft, na het uitroeien van het Roomse pausdom, in een zichtbare gedaante belichaamd is en de erkenning en aanbidding van deze tot algemene rijkswet is verheven, die op doodstraf streng moet worden gehouden, zorgt hij er nu ook voor, dat niemand, die evenwel deze erkenning en aanbidding weigert, zich heimelijk zou kunnen verbergen en zijn leven behouden. Volgens de wil van de Heere moet in de anti-christische tijd het zo ver komen, dat ieder, die Hem wil toebehoren en van de anti-christ niets wil weten, dit ook belijdt en zo'n belijdenis met zijn bloed moet bezegelen. Een verschoond blijven van de laatste grote verdrukking moet, behalve voor hen, wie het op bijzondere wijze en ook slechts tot op zekere hoogte is bescheiden (Revelation 12:14; Revelation 19:11), volstrekt niet mogelijk zijn. Nu heeft reeds keizer Diocletianus bij de vervolging van de Christenen, die hij beval, de laatste en zwaarste onder die, die over de oude Kerk zijn gekomen (van 303-311 na Christus), een edict uitgevaardigd, dat de heidenen verbood, aan de Christenen iets te verkopen. Evenals hierin, dat bij ieder, die het wilde verbergen dat hij een Christen was, de foltering werd toegepast, de inquisitie van de Roomse kerk, de Jezuïten tegenover de Protestanten reeds het voorbeeld van Diocletianus hebben nagevolgd, zo doen zij het ook aan het einde in het vaststellen en ten uitvoer leggen van een maatregel, zoals aan de straks genoemden. De valse profeet volvoert dus op deze plaats van de Openbaring en kunst, hem sinds lang bekend, als hij, om hen uit te vinden, die aan het dier de gevorderde eer weigeren, het aanzien van een kenteken eist, zonder hetwelk niemand mag kopen of verkopen, d. i. in het algemeen niet meer in de wereld zal kunnen bestaan, al wilde hij zich in de geheimste hoek verbergen. Evenmin, als men er nu voor terugdeinzen zou om allen, die niet aanbidden, zonder uitzondering om te brengen, al moest men het bloed ook bij stromen laten vloeien en er machines moesten worden aangewend, om de grote menigte opeens van het leven tot de dood te brengen, heeft men in menigerlei opzicht er belang bij de menigte van hen, die niet aanbidden, niet te groot te laten worden en het integendeel daartoe te leiden, dat zoveel mogelijk, al is het ook maar voor de uiterlijke schijn, door waarneming van een zekere vorm, zich tot onderwerping onder het gezag van het beest leven. De Jezuïten hebben bij hun diensten, de pauselijke stoel verleend, zich tevreden gesteld bij bijzondere omstandigheden met een nietige, de andersdenkenden niet al te zeer bezwarende vorm, als zij maar de schijn van onderwerping konden redden. Zo zullen zij, zoals onze tekst dat zeker wil doen verstaan, als een middel tot uitkomst voor degenen, die zij ondanks vuur en zwaard, ondanks marteling en vervolging, niet tot het aannemen van een kenteken kunnen brengen, dat het beeld van het dier of de naam ervan bevat, tot het getal 666 komen. Om welke redenen, dat hoeft niet onderzocht te worden in elk geval staan zij daarbij, hoewel onbewust, onder de leiding van God, die wel zal weten, hoe Hij het woord van de profetie vervuld zal krijgen. Slechts op bedekte wijze, zoals wij geloven, zal dit getal in de naam van de anti-christ liggen, in zoverre deze afstamt van de familie Bonaparte ("Re 13:2. In zoverre hij echter als Napoleon VIII regeert, kan geen verband tussen deze naam en het genoemde getal worden ontdekt; eer zou de naam, die voor de eersten, die die voerde, uitgevonden schijnt te zijn en vroeger niet bestaan schijnt te hebben, aan de engel uit de afgrond in Revelation 9:11 herinneren, die aan het hoofd van de Mohammedaanse krijgshorden stond, terwijl die kan worden opgelost in nai apolluwn (waarlijk een verderver!) zoals ook het woord apwleia (verderf Revelation 17:8. 2 Thessalonians 2:3 er in ligt. Zo moet het dan toch ook zeker zijn. Voerde de antichrist een naam, waarvan de getalswaarde van zijn letters juist op 666 te berekenen was (bijv. LVDOVICVS, dat zoveel als 50 + 5 + 500 + 5 + 1 + 100 + 5 = 666 is), dan was de naam zelf reeds het getal en niet juist te begrijpen, waarom er een onderscheid gemaakt zou worden in die zin, dat het getal wel als minder bedenkelijk en gevaarlijk zou voorkomen dan de naam, maar verstandig nadenken zou teweeg brengen, dat zij als getal van het dier geheel hetzelfde is als zijn naam en evenzeer zijn wezen in zich bevat. Wij kunnen nu zeker niet als zonder twijfel en zeker voorstellen, hoe het in het vervolg met deze zaak zijn zal; maar een mogelijkheid kan toch worden berekend en die zou het volgende zijn: de valse profeet heeft, zoals vroeger gezegd is, als getal van het dier het getal 666 uitgedacht, dat is voor hem en de hele anti-christische aanhang voor het aanwijzen van de nieuwe aera. Omdat toch de antichrist zich zal vermeten tijd en wet te veranderen (Daniel 7:28), zal men ook een karakteristiek kort begrip voor die verandering moeten hebben. Het getal, zoals het in het Grieks is geschreven, is xxv (600, 60, 6); en nu zou men de belijders van Christus diets kunnen maken, dat zij dit getal zouden kunnen aannemen, zonder bedenking, omdat het niets anders is dan het verkorte xpistov (Christus), alhoewel, als het dat werkelijk was, op de tweede plaats niet x maar p zou moeten staan; maar in zulke gevallen is dit een gewone kunstgreep van de valse profeten. Nu ligt voor de belijders van Christus de verzoeking voor de hand om aan te nemen: als getal komt het teken voor als iets onverschilligs; men heeft zich niet verenigd met het beeld, niet met de naam van het dier, zoals men denkt, de aanbidding ervan afgewezen, maar zich verenigd met het getal van de nieuwe aera, dat eiste toch wel het gebod: alle ziel zij de machten, over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God en de machten, die er zijn, die Zijn door God verordend. Bovendien is het getal bepaald uitgedrukt in een vorm, waardoorn men eigenlijk Christus belijdt. Men zou hierbij altijd nog God kunnen geven, wat van God is, terwijl men de keizer geeft wat van de keizer is. Tegenover dergelijke kunsten van verleiding, waarin zich ook, als het mogelijk was, de uitverkorenen zouden kunnen laten verstrikken, wordt nu door de profetie hier het getal 666 dadelijk als dat van het dier gebrandmerkt. Slaat men de Hebreeuwse bijbel op, die met het eerste boek van Mozes begint en met het tweede boek van de Kronieken eindigt, dan bevat zowel het eerste vers (Genesis 1:1), als het laatste (2 Kron. 36:23) de letter a zes maal. Dat hebben de Joodse schriftgeleerden vanouds voor een goddelijke vingerwijzing aangezien, dat de tijd van de wereld slechts 6000 jaren zal duren en dan is het drievoudige zes een teken, dat de nieuwe aera, waarover hier wordt gehandeld, het einde is van de tijden of de tijd van de anti-christ. Men begeeft zich dus, door het aannemen van 666 onder de heerschappij van de tegenstander, die geenszins te rekenen is onder de door God verordende machten. Maar 6 is ook het symbolisch getal voor de menselijke zonde. Evenals op Vrijdag de verzoening door Christus volbracht is, zo heeft op deze zelfde dag van de week, de zesde, zonder twijfel ook de zondeval plaatsgehad en zal, wordt nu dat getal in de Heilige Schrift vaak genoeg daar gebruikt, waar de mensheid, als van God losgerukt en een anti-goddelijk zoeken van haar moet worden gesignaliseerd (in Genesis 14:16, gaat de geslachtslijn van Kaïn voort tot in het zesde lid; in Deuteronomy 20:17 zijn zes Kananitische volken genoemd; 1 Samuel 17:4, 1 Samuel 17:7, 1 Samuel 17:2 wordt ten opzichte van de twee Filistijnse reuzen, die Israël hoonden, nadrukkelijk zes als teken van hun wapens of leden genoemd; eveneens in Daniel 3:1 en 5:4 kenschetsing van het beeld in Dura en als getal heidense afgodsbeelden; in Daniel 1:1-6 vertoont zich tegenover alle betuigingen van God, Babels karakter, dat zich ontwikkelt tot godslasterlijk tegenstaan, in zes trappen enz.). Is nu in 666 de zes eerst vertienvoudigd (60) en dan die vertienvoudiging nogmaals vertienvoudigd, dan is dat getal onmiskenbaar, dat van de zonde van de mensen; het kwaad in zijn drievoudige gestalte, die in de geschiedenis van de mensheid mogelijk is (vgl. de verzoeking van Jezus in Matthew 4:1-Matthew 4:11), is nu volledig ontwikkeld: 1) het algemeen menselijke of heidense kwaad, dat met Adam is begonnen; 2) het in vergelijking daarmee toegenomen Farizese of Joodse kwaad, dat in de kruisiging van Jezus zichtbaar werd; 3) het in vergelijking met het laatste weer tienvoudig versterkte kwaad, of het kwaad dat tot het anti-christische en tot iets bepaalds duivels is voortgegaan. En inderdaad lost men 666 op in 1 + 80 + 70 + 6 + 8 + 300 + 8 + 200 en schrijft nu daarvoor de letters, die er in het Grieks mee overeenkomen, dan krijgt men het woord apostov (afvallige); neemt men 60 + 200 + 6 + 400 en schrijft men dat met Hebreeuwse getaltekens, dan krijgen wij de meervoudige vorm xzdo, die de afval van de Heere voorstelt. Nu is het een merkwaardig spel van de geschiedenis, als de poging van keizer Julianus Apostata, om Christus' woord door het weer opbouwen van de Joodse tempel onwaar te maken, in het jaar 362 na Christus valt Lu 21:24. Dit jaartal heeft in het midden een 6; uit de vermenigvuldiging van het 1ste en 3de cijfer komt ook een 6. Zeker is het de bedoeling van het woord op onze plaats, in dat 666 de belijders van Christus op een tijd, dat de anti-christ werkzaam is, een bepaald kenteken aan de hand te geven, waarmee zij te doen hebben. Mogen er ook nog zoveel stemmen van buiten en binnen zich laten horen, om aan het genoemde getal zich niet te ergeren; zij weten dat dit het getal van het dier is en met het teken van het dier op gelijke lijn staat. Daarentegen is het getal van Christus, om dit bij deze gelegenheid mee op te merken, het getal 888; de naam Jezus, met Griekse letters geschreven, doet dit zien (ihsouv = 10 + 8 + 200 + 70 + 400 + 200). Evenals de Heere op de achtste dag van de week is opgestaan van de dood, zo voltooit hij ook met het begin van het 8ste tiental eeuwen van de wereld Deze 40:47 de zaligheid door de algemene opstanding, om de eeuwige Zondag aan te brengen, die is "de nasabbath, of het jaar van de toekomstige wereld, waarin geen dood meer in eeuwigheid zijn zal en geen zonde en straf, maar enkel vreugde over Gods wijsheid en kennis", zoals in een Joodse uitlegging van Psalms 92:2 wordt gezegd.

Johannes heeft het getal 666 met de drie Griekse letters Chi, Xi, Sigma geschreven = 600 + 60 + 6. Dat zijn drie aanvangletters van drie merkwaardige woorden. Wanneer de koning na zijn overwinning over de koning van het Noorden en de koning van het Zuiden (Daniel 11:40-Daniel 11:43) uit het morgenland als alleenheerser naar Europa terugkeert, dan zal hij zijn waardigheid met deze drie letters te kennen geven. Ch. geeft te kennen Christus, welks tegenbeeld de juist na die veldtocht optredende (16:12-14) anti-christ is; Ks of Cz geeft te kennen keizer of czaar, dat uit cezar of keizer is ontstaan; St; staat voor sultan. De koning treedt zoals overwinnaar uit het morgenland terugkerende, als Christus. en als keizer (czaar) en sultan, die beide waardigheden in het wereldlijke en geestelijke hij aan zich trekken zal, tegenover de volksheerschappij op. Deze beide heersers in het oosten, in Europa en Azië, zijn de geestelijke en wereldlijke gebieders over hun volken en zo'n gebieder of hoofd in dubbele zin zal ook deze koning worden. Zijn pseudo-profeet is hem ook behulpzaam bij het in bezit nemen van de waardigheid van het van het Christendom dan afgevallen pausdom (16:4-7, 10-11; 17:1-6), dat de godsdienst van de volksheerschappij (vergoding van de mensheid) aangenomen heeft. Op grond van al deze waardigheden klimt hij bijgevolg op tot de waardigheid van anti-christus (en niet slechts van zichtbaar plaatsvervanger van Christus) en matigt zich de eer en het gezag van de Godheid aan, zoals dat reeds sinds eeuwen is voorbereid en in de plannen van Napoleon I duidelijk doorschemert. Toen Napoleon, tot het toppunt van macht verheven, ook de zetel van het pausdom naar Parijs wilde verplaatsen, ten einde de pauselijke waardigheid op zijn persoon te doen overgaan, liet hij een catechismus in de scholen verspreiden, waaruit de jeugd moest leren: onze keizer Napoleon te eren en te dienen, is zoveel als God zelf te eren en te dienen, want hij is degene, die de Heere verwekt heeft. Zij, die hun plicht jegens keizer Napoleon niet betrachten, zouden zich tegen de wil van God verzetten en de eeuwige verdoemenis of zich laden.

Maar welke naam duidt het getal 666 aan? Van alle vragen naar oplossing van de raadsels in dit boek, is wel geen meer gedaan dan deze. Het antwoord heeft talloze ongerijmdheden in het leven geroepen, en toch is de zaak zeer eenvoudig. Johannes beweegt zich in het Openbaringsboek geheel in de zinnebeelden van het Oude Verbond. Daar hebben wij dus de sleutel te zoeken. Nu is daarin slechts een plaats, waar het getal 666 in verband tot een naam voorkomt (Ezr. 2:13). Door Ezra worden die Israëlieten opgenoemd, die na de Babylonische ballingschap naar Jeruzalem en Judea terugkeerden en o. a. opgenoemd: "de kinderen Adonikams zes honderd zes en zestig. " Deze naam betekenend: de Heere verheft Zich, is de naam van het beest. En inderdaad, deze naam in de mond van het beest, dat vervuld is van aanmatiging en godslastering, komt volkomen overeen met de honende uitroep van de vereerders van het gedrocht: "wie is aan het beest gelijk? " Al wat de profeten van de geest, het wezen, het woord en het werk van het beest zeggen, wordt in de naam Adonikam uitgedrukt en samengevat. Immers, het is een naam van godslastering; die naam voegt in de mond van het beest, overmoedig en pralend als het is; hij behelst de begeerte van het beest, om door allen op aarde te worden aangebeden; hij zinspeelt op de strijd van het beest tegen de heiligen van God en hun wegvoering tot gevangenis en dood. Bovendien is die naam in volkomen overeenstemming met de beschrijving, die Paulus geeft van de mens van de zonde: "Die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd, of (als God) geëerd wordt, zodat hij in de tempel van God als een god zal zitten, zichzelf vertonend, dat hij God is. " Adonikam (de Heere verheft Zich) is oorspronkelijk een de Heere geheiligde naam. Vaak lezen wij in de lofliederen van de Kerk van het Oude en Nieuwe Verbond, dat de gelovigen God prijzen als de Almachtige, die Zich verheft tot straf over Zijn vijanden. En deze Naam van de Allerhoogste eigent zich het beest nu toe, zoals zijn vereerders reeds de naam MICHAËL (wie is als God?) die de Heere Jezus alleen toekomt, aan het beest hadden gegeven, roepend: "wie is aan dit beest gelijk? " En wat wil het beest te kennen geven, met zich de naam Adonikam toe te eigenen? Niets anders dan dit: "Niet die voorgevende God, die niemand ziet, is Heer; hij is een niets, slechts uitgedacht door de verhitte en wilde verbeelding van de zogenaamde vromen; deze eisen, dat redelijke mensen zich zullen onderwerpen aan een ingebeelde God, die niet bestaat. Nee, ik ben de heer, die macht en hoogheid heeft, wiens alvermogen ieder met de ogen zien en met de handen tasten kan. Ik ben het, die gelukkig maken kan hen, die mij dienen en verderven allen, die zich tegen mij verzetten. Niet hij, die zij de naam van Jezus (Behouder, Zaligmaker) geven, is het, die de zijnen uitredt en behoudt; niet Hij maakt Zich op om Zijn vijanden te straffen; Ik, Ik ben het alleen die dit doe; ik maak mij op om die belachelijke dwepers het gewicht van mijn toorn te doen voelen. "

Maar wat die naam wezen zal, beken ik zeer graag, niet te weten. De heer Rosenmuller, die, door het monsterdier, de afgoderij verstaat, die de Roomse keizer vervoerde, om de Christenen te vervolgen, schreef, in deze veronderstelling: "het gebrek van geschiedkundige berichten, zo door heidenen als Christenen, eertijds mogelijk in het licht gegeven, schijnt ons in de weg te staan, om dit getal te verklaren; hadden wij deze gedenkstukken, wij zonden zonder twijfel vele omstandigheden weten, waarop hier gedoeld wordt. Van onze erachtens is de vervulling van de hele geheimzinnige voorspelling nog toekomend; en daarom houden wij het voor vergeefse arbeid, om iets te willen beslissen. De uitkomst zal alles, voor hen, die dan leven zullen, in een helder daglicht plaatsen. Volgens Herder is het in de Hebreeuwse taal het getal van het woord: afval. Volgens Zullig het getal van Bileam, de Zoon van Beor, de tovenaar. Zeer vele uitleggers vinden er het getal in van de Latijnse paus en in onze dagen wijzen meer dan 40 ernstige onderzoekers van de profetie er op, dat in de naam van Louis Napoleon Bonaparte in de Latijnse, Griekse en Hebreeuwse talen het cijfer van 666 te vinden is. Niet te ontkennen is het, dat de titel, die de paus zich aanmatigt, van Vicarius Filii Der (stedehouder van Gods Zoon) het getal 666 heeft, en dat Pierre L. in zijn opmerkelijk boek "Rome au dixneuvime sicle" mededeelt, dat de paus bij zijn benoeming 666 Louis d'op (Louis, gel. Ludovicus, gel. 666) van de kardinalen ontvangt. De naam Ludovicum is het allereerst door Seebachius als de vermoedelijke naam van het beest uit de zee aangegeven. Aan de ene kant acht ik het zeer gewaagd en onverantwoordelijk, iemand, wie hij ook zij, als de persoonlijke anti-christus aan te wijzen, voordat hij bepaald als godslasteraar optreedt en de aanbidding van zijn persoon eist; maar aan de andere kant zou het hoogst lichtvaardig zijn om de uitkomsten gering te achten van de studie van ernstige, gelovige mannen, die zowel tegen de paus als tegen de dynastie Napoleon waarschuwen, terwijl de wederzijdse ondersteuning van deze machtig, die belde onweersprekelijk het getal 666 hebben, tot dubbele waakzaamheid aanleiding moet geven. Het getal 666 heeft bovendien een symbolische betekenis. Zes is het getal van de werkdagen, het cijfer van hen, die nog niet tot rust zijn gekomen in God; het cijfer van de wereld in dienst van het verderfelijke, vergankelijke, dat niet komt tot de echte sabbath, het zegel, het jubeljaar van de rust en van de verlossing. Geen van de afgoderijen van de heidenen, van de Joden, of van het pausdom, hebben het kunnen brengen tot de wereldsabbat. De volken hebben gezocht naar de gouden eeuw van vrede en geluk, waarvan hun dichters de wenselijkheid zich voorstelden. Grote mannen streefden naar de daarstelling van een groot wereldrijk, en ten slotte brengt al het werken en tobben van de mensen buiten God, schijnbaar het begeerde rijk aan; maar het wezen daarvan is het werk van het vlees, dat, hoe ook vermenigvuldigd, het merk draagt van de onvolkomenheid, het cijfer 6. Merkwaardig is het, dat het cijfer van het beest eigenlijk geschreven is aldus: 600, 60, 6, zo steeds afnemend en eindigend in het cijfer van de werkdagen.

Wij ontkennen niet dat de Apcalyps, behalve het raadselachtig karakter, haar met alle waarheid goddelijke profetie gemeen, ook nog ten gevolge van haar eigen samenstelling vrij wat moeilijkheden en verwikkelingen ter oplossing aanbiedt. Maar tegenover die moeilijkheden staat ook weer die eigenaardigheid van het boek, dat het veelal of zelf de sleutel op zijn raadsel- of beeldspraak aangeeft, of duidelijk genoeg verwijst naar die plaatsen of uitdrukkingen van de schrijvers, vooral van het Oude Testament, dat bij een nauwkeurige vergelijking en juiste combinatie de verklaring als vanzelf volgt. Dus bijvoorbeeld komt in de Apcalyps het beeld voor van een beest uit de zee (13:1), waarvan de goddeloosheid en tirannie daarop de schilderingen volgen (ald. Revelation 13:2-Revelation 13:18). Een eenvoudige vergelijking met de insgelijks apocalyptische voorstelling bij Daniël (7), van vier grote wereldmonarchieën, onder het beeld van vier uit de zee geklommen grote dieren, geeft onmiddellijk de sleutel aan ter verklaring. Ook in de Apcalyps van Johannes moet door het beest een grote wereld-monarchie of een wereldbeheerser verstaan worden. Aan deze eerste uitkomst sluit zich, bij verder nadenken een tweede aan. Het beest van de Apcalyps, met zijn zeven hoofden en tien gekroonde horens, heeft door laatstgemelde trek inzonderheid een in het oog lopende gelijkenis met het vierde dier bij Daniël (7:8); niets natuurlijker, zo verder, dan dat de voorstelling van het beest bij Johannes de verdere ontwikkeling en voortzetting van de aard en de geschiedenis van het vierde dier bij Daniël is. En is dan nu door dat vierde dier bij Daniël aangeduid de wereld-monarchie van Rome, zo hebben wij ook als vanzelf bij Johannes diezelfde Romeinse wereld-monarchie, (om het even voor het ogenblik, of hierbij aan het heidense of aan het pauselijke Rome gedacht moet worden), afgeschilderd in het Boek van de Openbaring. Het behoort tot de bijzonderheden, de eigenaardigheden, de uitnemende eigenschappen van de Apcalyps, dat het gelijkelijk ingericht is om de gave van dichterlijke intuïtie en die van wiskundige redenering en berekening in beweging te brengen. Maar zijn wij inderdaad hier enigermate ook of wiskundig of arithmetisch-logisch terrein, dan begint men dan ook niet (om de Apcalyps van onverstaanbaarheid te overtuigen), met de zwaarste en meest ingewikkelde voorstellen of vraagstukken. Onmiddellijk een oplossing te verlangen bijvoorbeeld van het getal van het beest in de Apcalyps (13:18), is toch echt niet veel anders, dan of men bij de eerste les in de wiskunde reeds bekend wilde worden met de hoge stellingen van de sferische driehoeksmeting.

Een getal, dat gerekend wordt door de letters van de naam van een mens of de order van een mens, naar de Hebreeuwse of Griekse wijze, die de letters van haar A B C gebruiken om het getal uit te drukken en hoewel het over verscheidene verklaringen hier gedaan wordt, zo is de oudste en de waarschijnlijkste verklaring die van Irenaeus, die kort na de tijden van de apostel geleefd heeft, 1450 jaar geleden, die dit past op het woord Lateinos, waarin het getal van 666 gevonden wordt. Dit komt met de zaak zeer goed overeen, naardien de paus zich opgeeft voor het hoofd van de Latijnse kerk, de godsdienst in de Latijnse taal gepleegd wil hebben en de oude Latijnse vertalingen van de bijbel voor authentiek gehouden wil hebben.

Hij wil niet dat iedereen hem kent, nochtans wil hij niet, dat hij geheel onbekend blijft; men openbaart hem aan hen, die Hij in het verborgen wijsheid bekend maakt. De verborgenheden van de Heere zijn voor hen, die Hem vrezen. De Grieken rekenden met hun A B C. Hun letters waren tegelijk cijfertekens, daarom kan een woord tegelijk een zaak, plaats of persoon te kunnen geven en tegelijk ook een cijfer-getal uitmaken. Hier was een getal van 666. De Griekse letters, die dit getal uitmaken, waren ook een getal van een mens, spellen ook de naam van een mens. Meteen na de tijden van de apostelen spelde men uit dat getal van 666 de naam Lateinos, die is geweest de eerste koning van die landstreek, waarin Rome ligt. Het land werd naar zijn naam Latinus genoemd en de taal, die men daar sprak, werd de Latijnse taal genoemd, zoals ze alsnog die naam behoudt en dus wordt men door dit getal, dat Lateinos uitmaakt, als met de hand tot Rome geleid en in Rome tot de paus, die zich gezet heeft in de Kerk, die toen de Latijnse kerk genoemd werd, ter onderscheiding van de oosterse, die de Griekse kerk werd genoemd; en nu ten huidigen dage geschiedt de dienst nog in de Latijnse taal en zijn bullen en besluiten schrijft de paus in de Latijnse taal. Deze naam en zijn getal geven duidelijk te kennen, dat de paus de anti-christ is.

Vers 18

18. Hier, waar van zo'n teken sprake is, dat ook in een getal kan bestaan en dat men voor een adiaphoronor onverschillig iets zou kunnen houden, waarvan het aannemenniet veel te betekenen heeft, is de wijsheid op haar plaats, die zich niet door uitwendige schijn laat verblinden, maar tot het wezen van de zaak doordringt. Die het verstand voor goddelijke zaken heeft (Exodus 31:3), rekent het getal van het beest, dat nu zal worden genoemd, opdat men de bijzondere verhouding tot het dier kent en zich voor het aannemen van het teken als voor een verderfelijke pest wacht (Revelation 14:9-Revelation 14:11); want het is een getal van een mensen. Het staat met de Christus des Heeren volstrekt in geen verband, zoals men op bedrieglijke wijze zal voorgeven, maar karakteriseert integendeel degene die in 2 Thessalonians 2:3 "de mens van de zonde" heet en zijn getal, dat het hele wezen van deze mens als van de afvalligen uitdrukt is zes honderd zes en zestig (de volgorde in de grondtekst is "zes honderd, zestig, zes.

Nadat de valse profeet ervoor gezorgd heeft, dat hij in wiens dienst hij zich gesteld heeft, na het uitroeien van het Roomse pausdom, in een zichtbare gedaante belichaamd is en de erkenning en aanbidding van deze tot algemene rijkswet is verheven, die op doodstraf streng moet worden gehouden, zorgt hij er nu ook voor, dat niemand, die evenwel deze erkenning en aanbidding weigert, zich heimelijk zou kunnen verbergen en zijn leven behouden. Volgens de wil van de Heere moet in de anti-christische tijd het zo ver komen, dat ieder, die Hem wil toebehoren en van de anti-christ niets wil weten, dit ook belijdt en zo'n belijdenis met zijn bloed moet bezegelen. Een verschoond blijven van de laatste grote verdrukking moet, behalve voor hen, wie het op bijzondere wijze en ook slechts tot op zekere hoogte is bescheiden (Revelation 12:14; Revelation 19:11), volstrekt niet mogelijk zijn. Nu heeft reeds keizer Diocletianus bij de vervolging van de Christenen, die hij beval, de laatste en zwaarste onder die, die over de oude Kerk zijn gekomen (van 303-311 na Christus), een edict uitgevaardigd, dat de heidenen verbood, aan de Christenen iets te verkopen. Evenals hierin, dat bij ieder, die het wilde verbergen dat hij een Christen was, de foltering werd toegepast, de inquisitie van de Roomse kerk, de Jezuïten tegenover de Protestanten reeds het voorbeeld van Diocletianus hebben nagevolgd, zo doen zij het ook aan het einde in het vaststellen en ten uitvoer leggen van een maatregel, zoals aan de straks genoemden. De valse profeet volvoert dus op deze plaats van de Openbaring en kunst, hem sinds lang bekend, als hij, om hen uit te vinden, die aan het dier de gevorderde eer weigeren, het aanzien van een kenteken eist, zonder hetwelk niemand mag kopen of verkopen, d. i. in het algemeen niet meer in de wereld zal kunnen bestaan, al wilde hij zich in de geheimste hoek verbergen. Evenmin, als men er nu voor terugdeinzen zou om allen, die niet aanbidden, zonder uitzondering om te brengen, al moest men het bloed ook bij stromen laten vloeien en er machines moesten worden aangewend, om de grote menigte opeens van het leven tot de dood te brengen, heeft men in menigerlei opzicht er belang bij de menigte van hen, die niet aanbidden, niet te groot te laten worden en het integendeel daartoe te leiden, dat zoveel mogelijk, al is het ook maar voor de uiterlijke schijn, door waarneming van een zekere vorm, zich tot onderwerping onder het gezag van het beest leven. De Jezuïten hebben bij hun diensten, de pauselijke stoel verleend, zich tevreden gesteld bij bijzondere omstandigheden met een nietige, de andersdenkenden niet al te zeer bezwarende vorm, als zij maar de schijn van onderwerping konden redden. Zo zullen zij, zoals onze tekst dat zeker wil doen verstaan, als een middel tot uitkomst voor degenen, die zij ondanks vuur en zwaard, ondanks marteling en vervolging, niet tot het aannemen van een kenteken kunnen brengen, dat het beeld van het dier of de naam ervan bevat, tot het getal 666 komen. Om welke redenen, dat hoeft niet onderzocht te worden in elk geval staan zij daarbij, hoewel onbewust, onder de leiding van God, die wel zal weten, hoe Hij het woord van de profetie vervuld zal krijgen. Slechts op bedekte wijze, zoals wij geloven, zal dit getal in de naam van de anti-christ liggen, in zoverre deze afstamt van de familie Bonaparte ("Re 13:2. In zoverre hij echter als Napoleon VIII regeert, kan geen verband tussen deze naam en het genoemde getal worden ontdekt; eer zou de naam, die voor de eersten, die die voerde, uitgevonden schijnt te zijn en vroeger niet bestaan schijnt te hebben, aan de engel uit de afgrond in Revelation 9:11 herinneren, die aan het hoofd van de Mohammedaanse krijgshorden stond, terwijl die kan worden opgelost in nai apolluwn (waarlijk een verderver!) zoals ook het woord apwleia (verderf Revelation 17:8. 2 Thessalonians 2:3 er in ligt. Zo moet het dan toch ook zeker zijn. Voerde de antichrist een naam, waarvan de getalswaarde van zijn letters juist op 666 te berekenen was (bijv. LVDOVICVS, dat zoveel als 50 + 5 + 500 + 5 + 1 + 100 + 5 = 666 is), dan was de naam zelf reeds het getal en niet juist te begrijpen, waarom er een onderscheid gemaakt zou worden in die zin, dat het getal wel als minder bedenkelijk en gevaarlijk zou voorkomen dan de naam, maar verstandig nadenken zou teweeg brengen, dat zij als getal van het dier geheel hetzelfde is als zijn naam en evenzeer zijn wezen in zich bevat. Wij kunnen nu zeker niet als zonder twijfel en zeker voorstellen, hoe het in het vervolg met deze zaak zijn zal; maar een mogelijkheid kan toch worden berekend en die zou het volgende zijn: de valse profeet heeft, zoals vroeger gezegd is, als getal van het dier het getal 666 uitgedacht, dat is voor hem en de hele anti-christische aanhang voor het aanwijzen van de nieuwe aera. Omdat toch de antichrist zich zal vermeten tijd en wet te veranderen (Daniel 7:28), zal men ook een karakteristiek kort begrip voor die verandering moeten hebben. Het getal, zoals het in het Grieks is geschreven, is xxv (600, 60, 6); en nu zou men de belijders van Christus diets kunnen maken, dat zij dit getal zouden kunnen aannemen, zonder bedenking, omdat het niets anders is dan het verkorte xpistov (Christus), alhoewel, als het dat werkelijk was, op de tweede plaats niet x maar p zou moeten staan; maar in zulke gevallen is dit een gewone kunstgreep van de valse profeten. Nu ligt voor de belijders van Christus de verzoeking voor de hand om aan te nemen: als getal komt het teken voor als iets onverschilligs; men heeft zich niet verenigd met het beeld, niet met de naam van het dier, zoals men denkt, de aanbidding ervan afgewezen, maar zich verenigd met het getal van de nieuwe aera, dat eiste toch wel het gebod: alle ziel zij de machten, over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God en de machten, die er zijn, die Zijn door God verordend. Bovendien is het getal bepaald uitgedrukt in een vorm, waardoorn men eigenlijk Christus belijdt. Men zou hierbij altijd nog God kunnen geven, wat van God is, terwijl men de keizer geeft wat van de keizer is. Tegenover dergelijke kunsten van verleiding, waarin zich ook, als het mogelijk was, de uitverkorenen zouden kunnen laten verstrikken, wordt nu door de profetie hier het getal 666 dadelijk als dat van het dier gebrandmerkt. Slaat men de Hebreeuwse bijbel op, die met het eerste boek van Mozes begint en met het tweede boek van de Kronieken eindigt, dan bevat zowel het eerste vers (Genesis 1:1), als het laatste (2 Kron. 36:23) de letter a zes maal. Dat hebben de Joodse schriftgeleerden vanouds voor een goddelijke vingerwijzing aangezien, dat de tijd van de wereld slechts 6000 jaren zal duren en dan is het drievoudige zes een teken, dat de nieuwe aera, waarover hier wordt gehandeld, het einde is van de tijden of de tijd van de anti-christ. Men begeeft zich dus, door het aannemen van 666 onder de heerschappij van de tegenstander, die geenszins te rekenen is onder de door God verordende machten. Maar 6 is ook het symbolisch getal voor de menselijke zonde. Evenals op Vrijdag de verzoening door Christus volbracht is, zo heeft op deze zelfde dag van de week, de zesde, zonder twijfel ook de zondeval plaatsgehad en zal, wordt nu dat getal in de Heilige Schrift vaak genoeg daar gebruikt, waar de mensheid, als van God losgerukt en een anti-goddelijk zoeken van haar moet worden gesignaliseerd (in Genesis 14:16, gaat de geslachtslijn van Kaïn voort tot in het zesde lid; in Deuteronomy 20:17 zijn zes Kananitische volken genoemd; 1 Samuel 17:4, 1 Samuel 17:7, 1 Samuel 17:2 wordt ten opzichte van de twee Filistijnse reuzen, die Israël hoonden, nadrukkelijk zes als teken van hun wapens of leden genoemd; eveneens in Daniel 3:1 en 5:4 kenschetsing van het beeld in Dura en als getal heidense afgodsbeelden; in Daniel 1:1-6 vertoont zich tegenover alle betuigingen van God, Babels karakter, dat zich ontwikkelt tot godslasterlijk tegenstaan, in zes trappen enz.). Is nu in 666 de zes eerst vertienvoudigd (60) en dan die vertienvoudiging nogmaals vertienvoudigd, dan is dat getal onmiskenbaar, dat van de zonde van de mensen; het kwaad in zijn drievoudige gestalte, die in de geschiedenis van de mensheid mogelijk is (vgl. de verzoeking van Jezus in Matthew 4:1-Matthew 4:11), is nu volledig ontwikkeld: 1) het algemeen menselijke of heidense kwaad, dat met Adam is begonnen; 2) het in vergelijking daarmee toegenomen Farizese of Joodse kwaad, dat in de kruisiging van Jezus zichtbaar werd; 3) het in vergelijking met het laatste weer tienvoudig versterkte kwaad, of het kwaad dat tot het anti-christische en tot iets bepaalds duivels is voortgegaan. En inderdaad lost men 666 op in 1 + 80 + 70 + 6 + 8 + 300 + 8 + 200 en schrijft nu daarvoor de letters, die er in het Grieks mee overeenkomen, dan krijgt men het woord apostov (afvallige); neemt men 60 + 200 + 6 + 400 en schrijft men dat met Hebreeuwse getaltekens, dan krijgen wij de meervoudige vorm xzdo, die de afval van de Heere voorstelt. Nu is het een merkwaardig spel van de geschiedenis, als de poging van keizer Julianus Apostata, om Christus' woord door het weer opbouwen van de Joodse tempel onwaar te maken, in het jaar 362 na Christus valt Lu 21:24. Dit jaartal heeft in het midden een 6; uit de vermenigvuldiging van het 1ste en 3de cijfer komt ook een 6. Zeker is het de bedoeling van het woord op onze plaats, in dat 666 de belijders van Christus op een tijd, dat de anti-christ werkzaam is, een bepaald kenteken aan de hand te geven, waarmee zij te doen hebben. Mogen er ook nog zoveel stemmen van buiten en binnen zich laten horen, om aan het genoemde getal zich niet te ergeren; zij weten dat dit het getal van het dier is en met het teken van het dier op gelijke lijn staat. Daarentegen is het getal van Christus, om dit bij deze gelegenheid mee op te merken, het getal 888; de naam Jezus, met Griekse letters geschreven, doet dit zien (ihsouv = 10 + 8 + 200 + 70 + 400 + 200). Evenals de Heere op de achtste dag van de week is opgestaan van de dood, zo voltooit hij ook met het begin van het 8ste tiental eeuwen van de wereld Deze 40:47 de zaligheid door de algemene opstanding, om de eeuwige Zondag aan te brengen, die is "de nasabbath, of het jaar van de toekomstige wereld, waarin geen dood meer in eeuwigheid zijn zal en geen zonde en straf, maar enkel vreugde over Gods wijsheid en kennis", zoals in een Joodse uitlegging van Psalms 92:2 wordt gezegd.

Johannes heeft het getal 666 met de drie Griekse letters Chi, Xi, Sigma geschreven = 600 + 60 + 6. Dat zijn drie aanvangletters van drie merkwaardige woorden. Wanneer de koning na zijn overwinning over de koning van het Noorden en de koning van het Zuiden (Daniel 11:40-Daniel 11:43) uit het morgenland als alleenheerser naar Europa terugkeert, dan zal hij zijn waardigheid met deze drie letters te kennen geven. Ch. geeft te kennen Christus, welks tegenbeeld de juist na die veldtocht optredende (16:12-14) anti-christ is; Ks of Cz geeft te kennen keizer of czaar, dat uit cezar of keizer is ontstaan; St; staat voor sultan. De koning treedt zoals overwinnaar uit het morgenland terugkerende, als Christus. en als keizer (czaar) en sultan, die beide waardigheden in het wereldlijke en geestelijke hij aan zich trekken zal, tegenover de volksheerschappij op. Deze beide heersers in het oosten, in Europa en Azië, zijn de geestelijke en wereldlijke gebieders over hun volken en zo'n gebieder of hoofd in dubbele zin zal ook deze koning worden. Zijn pseudo-profeet is hem ook behulpzaam bij het in bezit nemen van de waardigheid van het van het Christendom dan afgevallen pausdom (16:4-7, 10-11; 17:1-6), dat de godsdienst van de volksheerschappij (vergoding van de mensheid) aangenomen heeft. Op grond van al deze waardigheden klimt hij bijgevolg op tot de waardigheid van anti-christus (en niet slechts van zichtbaar plaatsvervanger van Christus) en matigt zich de eer en het gezag van de Godheid aan, zoals dat reeds sinds eeuwen is voorbereid en in de plannen van Napoleon I duidelijk doorschemert. Toen Napoleon, tot het toppunt van macht verheven, ook de zetel van het pausdom naar Parijs wilde verplaatsen, ten einde de pauselijke waardigheid op zijn persoon te doen overgaan, liet hij een catechismus in de scholen verspreiden, waaruit de jeugd moest leren: onze keizer Napoleon te eren en te dienen, is zoveel als God zelf te eren en te dienen, want hij is degene, die de Heere verwekt heeft. Zij, die hun plicht jegens keizer Napoleon niet betrachten, zouden zich tegen de wil van God verzetten en de eeuwige verdoemenis of zich laden.

Maar welke naam duidt het getal 666 aan? Van alle vragen naar oplossing van de raadsels in dit boek, is wel geen meer gedaan dan deze. Het antwoord heeft talloze ongerijmdheden in het leven geroepen, en toch is de zaak zeer eenvoudig. Johannes beweegt zich in het Openbaringsboek geheel in de zinnebeelden van het Oude Verbond. Daar hebben wij dus de sleutel te zoeken. Nu is daarin slechts een plaats, waar het getal 666 in verband tot een naam voorkomt (Ezr. 2:13). Door Ezra worden die Israëlieten opgenoemd, die na de Babylonische ballingschap naar Jeruzalem en Judea terugkeerden en o. a. opgenoemd: "de kinderen Adonikams zes honderd zes en zestig. " Deze naam betekenend: de Heere verheft Zich, is de naam van het beest. En inderdaad, deze naam in de mond van het beest, dat vervuld is van aanmatiging en godslastering, komt volkomen overeen met de honende uitroep van de vereerders van het gedrocht: "wie is aan het beest gelijk? " Al wat de profeten van de geest, het wezen, het woord en het werk van het beest zeggen, wordt in de naam Adonikam uitgedrukt en samengevat. Immers, het is een naam van godslastering; die naam voegt in de mond van het beest, overmoedig en pralend als het is; hij behelst de begeerte van het beest, om door allen op aarde te worden aangebeden; hij zinspeelt op de strijd van het beest tegen de heiligen van God en hun wegvoering tot gevangenis en dood. Bovendien is die naam in volkomen overeenstemming met de beschrijving, die Paulus geeft van de mens van de zonde: "Die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd, of (als God) geëerd wordt, zodat hij in de tempel van God als een god zal zitten, zichzelf vertonend, dat hij God is. " Adonikam (de Heere verheft Zich) is oorspronkelijk een de Heere geheiligde naam. Vaak lezen wij in de lofliederen van de Kerk van het Oude en Nieuwe Verbond, dat de gelovigen God prijzen als de Almachtige, die Zich verheft tot straf over Zijn vijanden. En deze Naam van de Allerhoogste eigent zich het beest nu toe, zoals zijn vereerders reeds de naam MICHAËL (wie is als God?) die de Heere Jezus alleen toekomt, aan het beest hadden gegeven, roepend: "wie is aan dit beest gelijk? " En wat wil het beest te kennen geven, met zich de naam Adonikam toe te eigenen? Niets anders dan dit: "Niet die voorgevende God, die niemand ziet, is Heer; hij is een niets, slechts uitgedacht door de verhitte en wilde verbeelding van de zogenaamde vromen; deze eisen, dat redelijke mensen zich zullen onderwerpen aan een ingebeelde God, die niet bestaat. Nee, ik ben de heer, die macht en hoogheid heeft, wiens alvermogen ieder met de ogen zien en met de handen tasten kan. Ik ben het, die gelukkig maken kan hen, die mij dienen en verderven allen, die zich tegen mij verzetten. Niet hij, die zij de naam van Jezus (Behouder, Zaligmaker) geven, is het, die de zijnen uitredt en behoudt; niet Hij maakt Zich op om Zijn vijanden te straffen; Ik, Ik ben het alleen die dit doe; ik maak mij op om die belachelijke dwepers het gewicht van mijn toorn te doen voelen. "

Maar wat die naam wezen zal, beken ik zeer graag, niet te weten. De heer Rosenmuller, die, door het monsterdier, de afgoderij verstaat, die de Roomse keizer vervoerde, om de Christenen te vervolgen, schreef, in deze veronderstelling: "het gebrek van geschiedkundige berichten, zo door heidenen als Christenen, eertijds mogelijk in het licht gegeven, schijnt ons in de weg te staan, om dit getal te verklaren; hadden wij deze gedenkstukken, wij zonden zonder twijfel vele omstandigheden weten, waarop hier gedoeld wordt. Van onze erachtens is de vervulling van de hele geheimzinnige voorspelling nog toekomend; en daarom houden wij het voor vergeefse arbeid, om iets te willen beslissen. De uitkomst zal alles, voor hen, die dan leven zullen, in een helder daglicht plaatsen. Volgens Herder is het in de Hebreeuwse taal het getal van het woord: afval. Volgens Zullig het getal van Bileam, de Zoon van Beor, de tovenaar. Zeer vele uitleggers vinden er het getal in van de Latijnse paus en in onze dagen wijzen meer dan 40 ernstige onderzoekers van de profetie er op, dat in de naam van Louis Napoleon Bonaparte in de Latijnse, Griekse en Hebreeuwse talen het cijfer van 666 te vinden is. Niet te ontkennen is het, dat de titel, die de paus zich aanmatigt, van Vicarius Filii Der (stedehouder van Gods Zoon) het getal 666 heeft, en dat Pierre L. in zijn opmerkelijk boek "Rome au dixneuvime sicle" mededeelt, dat de paus bij zijn benoeming 666 Louis d'op (Louis, gel. Ludovicus, gel. 666) van de kardinalen ontvangt. De naam Ludovicum is het allereerst door Seebachius als de vermoedelijke naam van het beest uit de zee aangegeven. Aan de ene kant acht ik het zeer gewaagd en onverantwoordelijk, iemand, wie hij ook zij, als de persoonlijke anti-christus aan te wijzen, voordat hij bepaald als godslasteraar optreedt en de aanbidding van zijn persoon eist; maar aan de andere kant zou het hoogst lichtvaardig zijn om de uitkomsten gering te achten van de studie van ernstige, gelovige mannen, die zowel tegen de paus als tegen de dynastie Napoleon waarschuwen, terwijl de wederzijdse ondersteuning van deze machtig, die belde onweersprekelijk het getal 666 hebben, tot dubbele waakzaamheid aanleiding moet geven. Het getal 666 heeft bovendien een symbolische betekenis. Zes is het getal van de werkdagen, het cijfer van hen, die nog niet tot rust zijn gekomen in God; het cijfer van de wereld in dienst van het verderfelijke, vergankelijke, dat niet komt tot de echte sabbath, het zegel, het jubeljaar van de rust en van de verlossing. Geen van de afgoderijen van de heidenen, van de Joden, of van het pausdom, hebben het kunnen brengen tot de wereldsabbat. De volken hebben gezocht naar de gouden eeuw van vrede en geluk, waarvan hun dichters de wenselijkheid zich voorstelden. Grote mannen streefden naar de daarstelling van een groot wereldrijk, en ten slotte brengt al het werken en tobben van de mensen buiten God, schijnbaar het begeerde rijk aan; maar het wezen daarvan is het werk van het vlees, dat, hoe ook vermenigvuldigd, het merk draagt van de onvolkomenheid, het cijfer 6. Merkwaardig is het, dat het cijfer van het beest eigenlijk geschreven is aldus: 600, 60, 6, zo steeds afnemend en eindigend in het cijfer van de werkdagen.

Wij ontkennen niet dat de Apcalyps, behalve het raadselachtig karakter, haar met alle waarheid goddelijke profetie gemeen, ook nog ten gevolge van haar eigen samenstelling vrij wat moeilijkheden en verwikkelingen ter oplossing aanbiedt. Maar tegenover die moeilijkheden staat ook weer die eigenaardigheid van het boek, dat het veelal of zelf de sleutel op zijn raadsel- of beeldspraak aangeeft, of duidelijk genoeg verwijst naar die plaatsen of uitdrukkingen van de schrijvers, vooral van het Oude Testament, dat bij een nauwkeurige vergelijking en juiste combinatie de verklaring als vanzelf volgt. Dus bijvoorbeeld komt in de Apcalyps het beeld voor van een beest uit de zee (13:1), waarvan de goddeloosheid en tirannie daarop de schilderingen volgen (ald. Revelation 13:2-Revelation 13:18). Een eenvoudige vergelijking met de insgelijks apocalyptische voorstelling bij Daniël (7), van vier grote wereldmonarchieën, onder het beeld van vier uit de zee geklommen grote dieren, geeft onmiddellijk de sleutel aan ter verklaring. Ook in de Apcalyps van Johannes moet door het beest een grote wereld-monarchie of een wereldbeheerser verstaan worden. Aan deze eerste uitkomst sluit zich, bij verder nadenken een tweede aan. Het beest van de Apcalyps, met zijn zeven hoofden en tien gekroonde horens, heeft door laatstgemelde trek inzonderheid een in het oog lopende gelijkenis met het vierde dier bij Daniël (7:8); niets natuurlijker, zo verder, dan dat de voorstelling van het beest bij Johannes de verdere ontwikkeling en voortzetting van de aard en de geschiedenis van het vierde dier bij Daniël is. En is dan nu door dat vierde dier bij Daniël aangeduid de wereld-monarchie van Rome, zo hebben wij ook als vanzelf bij Johannes diezelfde Romeinse wereld-monarchie, (om het even voor het ogenblik, of hierbij aan het heidense of aan het pauselijke Rome gedacht moet worden), afgeschilderd in het Boek van de Openbaring. Het behoort tot de bijzonderheden, de eigenaardigheden, de uitnemende eigenschappen van de Apcalyps, dat het gelijkelijk ingericht is om de gave van dichterlijke intuïtie en die van wiskundige redenering en berekening in beweging te brengen. Maar zijn wij inderdaad hier enigermate ook of wiskundig of arithmetisch-logisch terrein, dan begint men dan ook niet (om de Apcalyps van onverstaanbaarheid te overtuigen), met de zwaarste en meest ingewikkelde voorstellen of vraagstukken. Onmiddellijk een oplossing te verlangen bijvoorbeeld van het getal van het beest in de Apcalyps (13:18), is toch echt niet veel anders, dan of men bij de eerste les in de wiskunde reeds bekend wilde worden met de hoge stellingen van de sferische driehoeksmeting.

Een getal, dat gerekend wordt door de letters van de naam van een mens of de order van een mens, naar de Hebreeuwse of Griekse wijze, die de letters van haar A B C gebruiken om het getal uit te drukken en hoewel het over verscheidene verklaringen hier gedaan wordt, zo is de oudste en de waarschijnlijkste verklaring die van Irenaeus, die kort na de tijden van de apostel geleefd heeft, 1450 jaar geleden, die dit past op het woord Lateinos, waarin het getal van 666 gevonden wordt. Dit komt met de zaak zeer goed overeen, naardien de paus zich opgeeft voor het hoofd van de Latijnse kerk, de godsdienst in de Latijnse taal gepleegd wil hebben en de oude Latijnse vertalingen van de bijbel voor authentiek gehouden wil hebben.

Hij wil niet dat iedereen hem kent, nochtans wil hij niet, dat hij geheel onbekend blijft; men openbaart hem aan hen, die Hij in het verborgen wijsheid bekend maakt. De verborgenheden van de Heere zijn voor hen, die Hem vrezen. De Grieken rekenden met hun A B C. Hun letters waren tegelijk cijfertekens, daarom kan een woord tegelijk een zaak, plaats of persoon te kunnen geven en tegelijk ook een cijfer-getal uitmaken. Hier was een getal van 666. De Griekse letters, die dit getal uitmaken, waren ook een getal van een mens, spellen ook de naam van een mens. Meteen na de tijden van de apostelen spelde men uit dat getal van 666 de naam Lateinos, die is geweest de eerste koning van die landstreek, waarin Rome ligt. Het land werd naar zijn naam Latinus genoemd en de taal, die men daar sprak, werd de Latijnse taal genoemd, zoals ze alsnog die naam behoudt en dus wordt men door dit getal, dat Lateinos uitmaakt, als met de hand tot Rome geleid en in Rome tot de paus, die zich gezet heeft in de Kerk, die toen de Latijnse kerk genoemd werd, ter onderscheiding van de oosterse, die de Griekse kerk werd genoemd; en nu ten huidigen dage geschiedt de dienst nog in de Latijnse taal en zijn bullen en besluiten schrijft de paus in de Latijnse taal. Deze naam en zijn getal geven duidelijk te kennen, dat de paus de anti-christ is.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Revelation 13". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/revelation-13.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile