Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Openbaring 16

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, OPENBARING 16

Revelation 16:1

DE SCHALEN VAN DE TOORN VAN GOD WORDEN DOOR DE ZEVEN ENGELEN UITGEGOTEN

IV. Revelation 16:1-Revelation 16:21. Op bevel van een stem uit de hemelse tempel gieten nu de zeven engelen, de een na de ander, hun schalen op aarde uit. Van deze maken de vijf eerste ontegenzeglijk een bij elkaar behorend geheel uit; want zij beginnen met vermelding van het beest en eindigen met de verduistering van het rijk van het beest; ook komen in de vijfde schaal nog dezelfde boze zweren voor, die in de eerste werden gevonden en van bekering is daar voor het laatst sprake (Revelation 16:1-Revelation 16:11). Daarentegen zouden de beide laatste schalen niet meer plagen, die berouw en bekering teweeg willen brengen, maar oordelen, die vernietiging ten gevolge hebben. De woorden van de tekst stellen echter de vernietiging zelf niet voor ogen, maar deze wordt bij de zesde schaal slechts aangeduid door een naam, die aan de Bijbelse geschiedenis herinnert, terwijl bij de zevende schaal slechts de een van de beide tot vernietiging bestemde machten deze ook werkelijk ervaart, de andere daarentegen voorkomt als eerst op de weg daartoe (Revelation 16:12-Revelation 16:21).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, OPENBARING 16

Revelation 16:1

DE SCHALEN VAN DE TOORN VAN GOD WORDEN DOOR DE ZEVEN ENGELEN UITGEGOTEN

IV. Revelation 16:1-Revelation 16:21. Op bevel van een stem uit de hemelse tempel gieten nu de zeven engelen, de een na de ander, hun schalen op aarde uit. Van deze maken de vijf eerste ontegenzeglijk een bij elkaar behorend geheel uit; want zij beginnen met vermelding van het beest en eindigen met de verduistering van het rijk van het beest; ook komen in de vijfde schaal nog dezelfde boze zweren voor, die in de eerste werden gevonden en van bekering is daar voor het laatst sprake (Revelation 16:1-Revelation 16:11). Daarentegen zouden de beide laatste schalen niet meer plagen, die berouw en bekering teweeg willen brengen, maar oordelen, die vernietiging ten gevolge hebben. De woorden van de tekst stellen echter de vernietiging zelf niet voor ogen, maar deze wordt bij de zesde schaal slechts aangeduid door een naam, die aan de Bijbelse geschiedenis herinnert, terwijl bij de zevende schaal slechts de een van de beide tot vernietiging bestemde machten deze ook werkelijk ervaart, de andere daarentegen voorkomt als eerst op de weg daartoe (Revelation 16:12-Revelation 16:21).

Vers 1

1. En ik hoorde een grote stem uit de met rook vervulde (Revelation 15:8) tempel. Die stem was een voorteken van de eigen stem van God, die later uit Zijn verborgenheid geheel uittreedt (Revelation 21:3, Revelation 21:5). Zij klonk, zeggende tot de zeven engelen, aan wie een van de vier levenden de zeven gouden schalen had overgegeven: "Ga nu heen en giet de zeven schalen, de schalen van de toorn van God uit op de aarde en vervul daardoor uw roeping ten opzichte van de plagen (Revelation 15:1).

De stem uit de tempel is de stem van de tempel zelf; het huis van de verlossing spreekt: mijn werk aan dit verhard geslacht is geëindigd, laat dan de toorn zich uitstorten.

1) Ons woord schaal, in klank overeenkomende met het Griekse woord hier gebruikt fialh = een schaal, heeft de betekenis van "een lange fles met een lange hals en ronde buik. " (v. L.).

Vers 1

1. En ik hoorde een grote stem uit de met rook vervulde (Revelation 15:8) tempel. Die stem was een voorteken van de eigen stem van God, die later uit Zijn verborgenheid geheel uittreedt (Revelation 21:3, Revelation 21:5). Zij klonk, zeggende tot de zeven engelen, aan wie een van de vier levenden de zeven gouden schalen had overgegeven: "Ga nu heen en giet de zeven schalen, de schalen van de toorn van God uit op de aarde en vervul daardoor uw roeping ten opzichte van de plagen (Revelation 15:1).

De stem uit de tempel is de stem van de tempel zelf; het huis van de verlossing spreekt: mijn werk aan dit verhard geslacht is geëindigd, laat dan de toorn zich uitstorten.

1) Ons woord schaal, in klank overeenkomende met het Griekse woord hier gebruikt fialh = een schaal, heeft de betekenis van "een lange fles met een lange hals en ronde buik. " (v. L.).

Vers 2

2. En de eerste ging heen en goot zijn schaal uit op de aarde, het zinnebeeld van de vast geregelde en wel bepaalde staats- en maatschappelijke inrichting en wel in dat land, waarvan nu sprake is; en er kwam een kwaad en boos gezweer, boosaardige blaren, die hevige pijnen veroorzaakten (Exodus 9:10 v.), aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden.

Het rijk van de antichrist wordt doorgaans in de Openbaring ls een wereld beschouwd, waar aarde, zee, rivieren, lucht, zon, sterren enz. zijn en dit vanwege de gestalte en de macht, die de antichrist zichzelf over hemel, aarde, zee enz. toeschrijft. Het eerste deel van deze anti- christelijke wereld is de aarde, waardoor hier, evenals elders in dit boek, de aardse mensen in het algemeen kunnen worden verstaan, die aardse en afgodische godsdiensten zijn toegedaan en die hartstochtelijk voorstaan, waarover deze eerste schaal volgens het voelen van velen wordt gezegd uitgegoten te zijn, als het antichristische rijk begonnen is afbreuk te lijden, als door de vernieuwing van de prediking van het eeuwige evangelie op verschillende plaatsen van Europa, door Waldus, Wicklif, Johannes Husz, Hieronymus van Praag en hun gelijken, de mensen van deze antichristische wereld en de aanbidders van het beest, in plaats dat zij zich hadden behoren te bekeren door Gods rechtvaardig oordeel, in een verkeerde zin zijn overgegeven en met haat en nijd, als door een boos gezweer in hun gemoed zijn ontstoken en gekweld, zodat zij noch zichzelf noch anderen enige rust hebben kunnen geven, totdat zij zelf weer, zoveel hun mogelijk was, hebben gedempt of verduisterd. Hoewel sommigen ook daarbij voegen, dat tot een bijzondere straf van deze afgodische mensen en vervolgers van Gods volk nu over honderd en veertig jaren geleden enige geheime ziekten en verzweringen in de landen, de antichrist het naast gelegen, hebben beginnen te heersen, die van daar voortgegaan zijn in andere delen van Europa, inzonderheid tegen degenen, die in hun gedwongen ongehuwde staat vele onreinheden hebben bedreven, die voor de wereld ook schandelijk zijn om te zeggen, waarmee eveneens God de Filistijnen heeft geplaagd, toen zij de ark des verbonds bij zich gevangen hielden (1 Samuel 5:6).

Dit gedeelte van de profetie wijst duidelijk op de plagen van Egypte. Dit heeft de Heilige Geest gedaan, opdat men zou denken, dat het Oud-Egypte een voorbeeld is van het antichristische rijk en dat God de zaken zo schikken zou, dat dit bijna altijd op dezelfde wijze zou vergaan. Het gezicht van de eerste schaal vertoont de inwendige verdorvenheid van de Kerk, die zich naar Rome laat noemen en die met zoveel kracht uitbreekt, dat de heiligen begonnen haar gemeenschap te ontvluchten, is duidelijk te zien en te zeggen, dat zij het geestelijk Babylon en Egypte was en de hoer van de Openbaring n Sodom, in welker gemeenschap niemand behouden kan worden. Deze was de eerste en zwaarste plaag, waarmee God het vijandig volk heeft geslagen.

Het gezweer doelt op het geweldig knagen van het geweten, alle rust ontnemend en soms tot wanhoop en toorn vervoerend. Zo'n plaag kan niet achterblijven als God de antichristen oordeelt. De tijd van deze plaag is niet met zekerheid te bepalen, maar door alle tijden van het antichristendom uit te strekken, zodat zij aangroeit naarmate de onreinheden en dreigende straffen toenemen.

Na de schrik van het geweten heeft men hier het begin van de uitwendige oordelen, het beest zo genakende, dat de naburige rijken de eerste stoot lijden, maar zo verschrikkelijk, dat het beest zelf daardoor schade en vrees voor groter schade voelt. De historie leert ook, dat aldus aan het antichristendom verwoesting is aangebracht, dat zijn naburige en verbonden rijken de zwaarste plagen moesten ondergaan. Weer wordt de tijd niet bepaald, maar geoordeeld, dat de vervulling van deze profetie in verschillende tijden van het antichristendom gezien is, in de verwoesting van vele grote naburige rijken en men nog verder vervulling v r het einde van de eeuw te wachten heeft.

Ik ben van gedachte, dat dit moet worden verstaan van zeker tijdelijk kwaad, dat de vijanden van God getroffen heeft. De bloedige zee moet gezocht worden in die plaatsen, waar de voornaamste stoel van het beest weer placht te zijn, in Italië en Duitsland. Ik meen daarom, dat hier die plagen en rampen worden vertoond, die zeer groot en zwaar zijn geweest en die onenigheden van pausen en keizers, die eindelijk twee verderfelijke partijen van de Gibellijnen en Guelphen hebben voortgebracht.

God ging voort de valsheid van de dienst van dat rijk te ontdekken, terwijl door die ontdekking de kerkelijken inzonderheid werden gepijnigd (Erasmus zei, dat de twee onvergeeflijke zonden van Luther waren, dat hij zich met de kroon van de paus en met de buiken van de monniken bemoeid had). Hierdoor is de antichristische staat tot grotere laagte gebracht en hebben vele die verdorven wateren verlaten, omdat zij er niet in konden leven, of zijn daarin gebleven zo, dat ze nu voor hen meer dodelijk waren dan voor de ontdekking. 3. En de tweede engel goot zijn schaal uit in de zee, het zinnebeeld van een verkeer naar buiten en zij werd a) bloed als van een dode, als geronnen bloed, dat reeds verdervende is en alle ziel is gestorven, die in de zee haar levensgebied had.

a) Exodus 7:20

Door deze zee worden het best verstaan de velerlei volken en koninkrijken, die het rijk van de antichrist als een zee omringden, zoals de engel hierna zelf (Revelation 17:15) verklaart. Deze wordt gezegd ten aanzien van de aanbidders van het beest in bloed veranderd te zijn, wanneer na de tijden van Luther hele provincies, koninkrijken en volken, die rondom lagen, hem zijn afgevallen, zodat de vissen of inwoners van dit zijn aardse rijk daarin niet langer vrij konden leven of hun bijgelovigheden plegen, waarbij ook veel van hun bloed is gestort en dagelijks nog gestort wordt tot een rechtvaardige wederwraak van het veelvuldig bloed, dat onder zijn heerschappij door de aanbidders van dit beeld van het beest ook gestort is, zoals Gods rechtvaardigheid daarover hierna (Revelation 16:6) wordt geprezen. Anderen verstaan hierdoor de decreten en besluiten van hun laatste conciliën en inzonderheid van Trente, dat enige jaren heeft geduurd, en waarheen uit alle delen van Europa de geestelijke en wereldlijke dienaren van het beest zijn toegevloeid. Zij worden daarom gezegd in bloed veranderd te zijn, omdat daarin de valse en afgodische leer is bevestigd, die de mensen noodzakelijk ter dood brengt, als zij die aannemen, aangezien geen afgodendienaar zalig kan worden (1 Corinthians 6:10) en die uit de werken van de wet gerechtvaardigd willen zijn, van Christus' genade zijn vervallen (Galatians 5:4).

Vers 2

2. En de eerste ging heen en goot zijn schaal uit op de aarde, het zinnebeeld van de vast geregelde en wel bepaalde staats- en maatschappelijke inrichting en wel in dat land, waarvan nu sprake is; en er kwam een kwaad en boos gezweer, boosaardige blaren, die hevige pijnen veroorzaakten (Exodus 9:10 v.), aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden.

Het rijk van de antichrist wordt doorgaans in de Openbaring ls een wereld beschouwd, waar aarde, zee, rivieren, lucht, zon, sterren enz. zijn en dit vanwege de gestalte en de macht, die de antichrist zichzelf over hemel, aarde, zee enz. toeschrijft. Het eerste deel van deze anti- christelijke wereld is de aarde, waardoor hier, evenals elders in dit boek, de aardse mensen in het algemeen kunnen worden verstaan, die aardse en afgodische godsdiensten zijn toegedaan en die hartstochtelijk voorstaan, waarover deze eerste schaal volgens het voelen van velen wordt gezegd uitgegoten te zijn, als het antichristische rijk begonnen is afbreuk te lijden, als door de vernieuwing van de prediking van het eeuwige evangelie op verschillende plaatsen van Europa, door Waldus, Wicklif, Johannes Husz, Hieronymus van Praag en hun gelijken, de mensen van deze antichristische wereld en de aanbidders van het beest, in plaats dat zij zich hadden behoren te bekeren door Gods rechtvaardig oordeel, in een verkeerde zin zijn overgegeven en met haat en nijd, als door een boos gezweer in hun gemoed zijn ontstoken en gekweld, zodat zij noch zichzelf noch anderen enige rust hebben kunnen geven, totdat zij zelf weer, zoveel hun mogelijk was, hebben gedempt of verduisterd. Hoewel sommigen ook daarbij voegen, dat tot een bijzondere straf van deze afgodische mensen en vervolgers van Gods volk nu over honderd en veertig jaren geleden enige geheime ziekten en verzweringen in de landen, de antichrist het naast gelegen, hebben beginnen te heersen, die van daar voortgegaan zijn in andere delen van Europa, inzonderheid tegen degenen, die in hun gedwongen ongehuwde staat vele onreinheden hebben bedreven, die voor de wereld ook schandelijk zijn om te zeggen, waarmee eveneens God de Filistijnen heeft geplaagd, toen zij de ark des verbonds bij zich gevangen hielden (1 Samuel 5:6).

Dit gedeelte van de profetie wijst duidelijk op de plagen van Egypte. Dit heeft de Heilige Geest gedaan, opdat men zou denken, dat het Oud-Egypte een voorbeeld is van het antichristische rijk en dat God de zaken zo schikken zou, dat dit bijna altijd op dezelfde wijze zou vergaan. Het gezicht van de eerste schaal vertoont de inwendige verdorvenheid van de Kerk, die zich naar Rome laat noemen en die met zoveel kracht uitbreekt, dat de heiligen begonnen haar gemeenschap te ontvluchten, is duidelijk te zien en te zeggen, dat zij het geestelijk Babylon en Egypte was en de hoer van de Openbaring n Sodom, in welker gemeenschap niemand behouden kan worden. Deze was de eerste en zwaarste plaag, waarmee God het vijandig volk heeft geslagen.

Het gezweer doelt op het geweldig knagen van het geweten, alle rust ontnemend en soms tot wanhoop en toorn vervoerend. Zo'n plaag kan niet achterblijven als God de antichristen oordeelt. De tijd van deze plaag is niet met zekerheid te bepalen, maar door alle tijden van het antichristendom uit te strekken, zodat zij aangroeit naarmate de onreinheden en dreigende straffen toenemen.

Na de schrik van het geweten heeft men hier het begin van de uitwendige oordelen, het beest zo genakende, dat de naburige rijken de eerste stoot lijden, maar zo verschrikkelijk, dat het beest zelf daardoor schade en vrees voor groter schade voelt. De historie leert ook, dat aldus aan het antichristendom verwoesting is aangebracht, dat zijn naburige en verbonden rijken de zwaarste plagen moesten ondergaan. Weer wordt de tijd niet bepaald, maar geoordeeld, dat de vervulling van deze profetie in verschillende tijden van het antichristendom gezien is, in de verwoesting van vele grote naburige rijken en men nog verder vervulling v r het einde van de eeuw te wachten heeft.

Ik ben van gedachte, dat dit moet worden verstaan van zeker tijdelijk kwaad, dat de vijanden van God getroffen heeft. De bloedige zee moet gezocht worden in die plaatsen, waar de voornaamste stoel van het beest weer placht te zijn, in Italië en Duitsland. Ik meen daarom, dat hier die plagen en rampen worden vertoond, die zeer groot en zwaar zijn geweest en die onenigheden van pausen en keizers, die eindelijk twee verderfelijke partijen van de Gibellijnen en Guelphen hebben voortgebracht.

God ging voort de valsheid van de dienst van dat rijk te ontdekken, terwijl door die ontdekking de kerkelijken inzonderheid werden gepijnigd (Erasmus zei, dat de twee onvergeeflijke zonden van Luther waren, dat hij zich met de kroon van de paus en met de buiken van de monniken bemoeid had). Hierdoor is de antichristische staat tot grotere laagte gebracht en hebben vele die verdorven wateren verlaten, omdat zij er niet in konden leven, of zijn daarin gebleven zo, dat ze nu voor hen meer dodelijk waren dan voor de ontdekking. 3. En de tweede engel goot zijn schaal uit in de zee, het zinnebeeld van een verkeer naar buiten en zij werd a) bloed als van een dode, als geronnen bloed, dat reeds verdervende is en alle ziel is gestorven, die in de zee haar levensgebied had.

a) Exodus 7:20

Door deze zee worden het best verstaan de velerlei volken en koninkrijken, die het rijk van de antichrist als een zee omringden, zoals de engel hierna zelf (Revelation 17:15) verklaart. Deze wordt gezegd ten aanzien van de aanbidders van het beest in bloed veranderd te zijn, wanneer na de tijden van Luther hele provincies, koninkrijken en volken, die rondom lagen, hem zijn afgevallen, zodat de vissen of inwoners van dit zijn aardse rijk daarin niet langer vrij konden leven of hun bijgelovigheden plegen, waarbij ook veel van hun bloed is gestort en dagelijks nog gestort wordt tot een rechtvaardige wederwraak van het veelvuldig bloed, dat onder zijn heerschappij door de aanbidders van dit beeld van het beest ook gestort is, zoals Gods rechtvaardigheid daarover hierna (Revelation 16:6) wordt geprezen. Anderen verstaan hierdoor de decreten en besluiten van hun laatste conciliën en inzonderheid van Trente, dat enige jaren heeft geduurd, en waarheen uit alle delen van Europa de geestelijke en wereldlijke dienaren van het beest zijn toegevloeid. Zij worden daarom gezegd in bloed veranderd te zijn, omdat daarin de valse en afgodische leer is bevestigd, die de mensen noodzakelijk ter dood brengt, als zij die aannemen, aangezien geen afgodendienaar zalig kan worden (1 Corinthians 6:10) en die uit de werken van de wet gerechtvaardigd willen zijn, van Christus' genade zijn vervallen (Galatians 5:4).

Vers 4

4. En de derde engel goot zijn schaal uit in de rivieren en in de fonteinen van de wateren; en de wateren daarin werden rood, drinkbaar bloed.

Hierdoor verstaan enigen de verdraaiing en vervalsing van Gods woord, dat bij klare waterfonteinen en rivieren in de heilige schriften wordt vergeleken. Zo zou hierdoor een kracht van dwaling en geestelijke blindheid over haar door Gods rechtvaardig oordeel worden aangeduid. Maar omdat het lang van te voren is begonnen en hier van de laatste plagen gesproken wordt, waardoor het rijk van de antichrist afbreuk heeft geleden en eindelijk te gronde zal gaan, zo wordt het door anderen wel zo goed verstaan van hun geestelijke inquisities, hoven, sociëteiten, conventen collegieën, scholen en dergelijke, die de antichrist in alle landen van zijn rijk heeft opgericht en als rivieren verdeeld om zijn stoel en zijn rijk daarmee te bevestigen, die ook in bloed veranderd zijn, wanneer die in de gereformeerde koninkrijken en landen zijn uitgeroeid en verboden, zodat niemand daarin kon blijven of zijn superstitiën verder gebruiken, die dingen, zoals die in sommige plaatsen zijn geschied, ook in de toekomst meer en meer zullen geschieden, wanneer de andere koningen hun macht aan het beest zullen onttrekken, zoals hierna (Revelation 17:16) wordt voorspeld.

Het zinnebeeld vertoont niets anders dan het grootste geweld van oorlogen en daaruit voortvloeiende bloedstorting, niet slechts in de omtrek van het antichristische rijk, maar ook in het midden ervan. Want rivieren en fonteinen zijn binnen in het land, terwijl het vergoten bloed licht tot de rivieren als dieper gelegen afvloeit. Zo'n bloedstroom moet geweldig zijn, als het aardrijk er zo van zwemt, dat zelfs de fonteinen het opwellen. Zo is hier een voortgang in de antichristische nederlaag van de buitenkant tot in het hart.

Door de rivieren en fonteinen van de wateren wordt in dit boek verstaan de leer van het geloof, of de leraren van de Kerk, die deze leer onderwijzen, uitleggen, inscherpen en de volken voorstellen (Revelation 8:10 Psalms 87:7 Isaiah 12:3; Isaiah 41:18). Uit deze fonteinen worden de mensen gezegd te drinken, als zij de leerstukken, die hun worden voorgesteld, aannemen. De fonteinen worden gezegd in bloed veranderd te zijn, in een geestelijke zin, als de leraar van de Kerk, vooral in hun synoden bloedige besluiten nemen, die zij onder de naam van Christelijke leer de mensen opdringen en voorschrijven, tot hun eigen verderf en ondergang, als God volgens Zijn gerechtigheid en strengheid maakt, dat die bloedige geloofsgronden ter verderving en bloedstorting van hen strekken, die ze aannemen.

De Egyptenaars hadden de eerstgeboren kinderen in de Nijl geworpen en vermoord en verdrukten de onschuldige Israëlieten, daarom waren zij waardig, dat zij uit de Nijl voor water bloed dronken. Elders betekent het water in de Schrift de leer, als bij Ezechiël en Zacharia. De vloeden en waterfonteinen betekenen de leraars van de kerken en de vorsten, die God tot bescherming aan Zijn volk heeft gegeven. Petrus noemt de valse leraars fonteinen, die geen water hebben (2 Peter 2:1). Daarom is het een straf van God, als de vorsten van het volk en de leraren van de vrede oorzaken worden van twisten en oorlogen, waarin zij, die het bloed van de gelovigen vergieten, gedood worden en zichzelf verderven.

Vers 4

4. En de derde engel goot zijn schaal uit in de rivieren en in de fonteinen van de wateren; en de wateren daarin werden rood, drinkbaar bloed.

Hierdoor verstaan enigen de verdraaiing en vervalsing van Gods woord, dat bij klare waterfonteinen en rivieren in de heilige schriften wordt vergeleken. Zo zou hierdoor een kracht van dwaling en geestelijke blindheid over haar door Gods rechtvaardig oordeel worden aangeduid. Maar omdat het lang van te voren is begonnen en hier van de laatste plagen gesproken wordt, waardoor het rijk van de antichrist afbreuk heeft geleden en eindelijk te gronde zal gaan, zo wordt het door anderen wel zo goed verstaan van hun geestelijke inquisities, hoven, sociëteiten, conventen collegieën, scholen en dergelijke, die de antichrist in alle landen van zijn rijk heeft opgericht en als rivieren verdeeld om zijn stoel en zijn rijk daarmee te bevestigen, die ook in bloed veranderd zijn, wanneer die in de gereformeerde koninkrijken en landen zijn uitgeroeid en verboden, zodat niemand daarin kon blijven of zijn superstitiën verder gebruiken, die dingen, zoals die in sommige plaatsen zijn geschied, ook in de toekomst meer en meer zullen geschieden, wanneer de andere koningen hun macht aan het beest zullen onttrekken, zoals hierna (Revelation 17:16) wordt voorspeld.

Het zinnebeeld vertoont niets anders dan het grootste geweld van oorlogen en daaruit voortvloeiende bloedstorting, niet slechts in de omtrek van het antichristische rijk, maar ook in het midden ervan. Want rivieren en fonteinen zijn binnen in het land, terwijl het vergoten bloed licht tot de rivieren als dieper gelegen afvloeit. Zo'n bloedstroom moet geweldig zijn, als het aardrijk er zo van zwemt, dat zelfs de fonteinen het opwellen. Zo is hier een voortgang in de antichristische nederlaag van de buitenkant tot in het hart.

Door de rivieren en fonteinen van de wateren wordt in dit boek verstaan de leer van het geloof, of de leraren van de Kerk, die deze leer onderwijzen, uitleggen, inscherpen en de volken voorstellen (Revelation 8:10 Psalms 87:7 Isaiah 12:3; Isaiah 41:18). Uit deze fonteinen worden de mensen gezegd te drinken, als zij de leerstukken, die hun worden voorgesteld, aannemen. De fonteinen worden gezegd in bloed veranderd te zijn, in een geestelijke zin, als de leraar van de Kerk, vooral in hun synoden bloedige besluiten nemen, die zij onder de naam van Christelijke leer de mensen opdringen en voorschrijven, tot hun eigen verderf en ondergang, als God volgens Zijn gerechtigheid en strengheid maakt, dat die bloedige geloofsgronden ter verderving en bloedstorting van hen strekken, die ze aannemen.

De Egyptenaars hadden de eerstgeboren kinderen in de Nijl geworpen en vermoord en verdrukten de onschuldige Israëlieten, daarom waren zij waardig, dat zij uit de Nijl voor water bloed dronken. Elders betekent het water in de Schrift de leer, als bij Ezechiël en Zacharia. De vloeden en waterfonteinen betekenen de leraars van de kerken en de vorsten, die God tot bescherming aan Zijn volk heeft gegeven. Petrus noemt de valse leraars fonteinen, die geen water hebben (2 Peter 2:1). Daarom is het een straf van God, als de vorsten van het volk en de leraren van de vrede oorzaken worden van twisten en oorlogen, waarin zij, die het bloed van de gelovigen vergieten, gedood worden en zichzelf verderven.

Vers 5

5. En ik hoorde de engel van de wateren, de engel, die macht had om zo te doen met de waterstromen en fonteinen, zeggen: "U bent rechtvaardig, Heere! a) Die is en Die was en Die zijn zal (het "die zijn zal" staat niet in de Griekse tekst (Revelation 11:17), maar in plaats daarvan staat hetzelfde woord, dat in Revelation 15:4 is overgezet "heilig", maar eigenlijk betekent "recht" en van mensen gezegd "vroom, godvruchtig, dat U dit geoordeeld heeft, zo'n oordeel heeft laten komen over hen, bij wie het water in bloed veranderd is.

a) Openbaring :4, 8; 4:8

Vers 5

5. En ik hoorde de engel van de wateren, de engel, die macht had om zo te doen met de waterstromen en fonteinen, zeggen: "U bent rechtvaardig, Heere! a) Die is en Die was en Die zijn zal (het "die zijn zal" staat niet in de Griekse tekst (Revelation 11:17), maar in plaats daarvan staat hetzelfde woord, dat in Revelation 15:4 is overgezet "heilig", maar eigenlijk betekent "recht" en van mensen gezegd "vroom, godvruchtig, dat U dit geoordeeld heeft, zo'n oordeel heeft laten komen over hen, bij wie het water in bloed veranderd is.

a) Openbaring :4, 8; 4:8

Vers 6

6. Omdat zij het bloed van de heiligen en van de profeten, van de gelovigen en van de waarheidsgetuigen vergoten hebben als water (Psalms 79:3), heeft U hun ook bloed te drinken gegeven; want zij zijn het waard (Isaiah 49:6. 2 Thessalonians 1:6

Vers 6

6. Omdat zij het bloed van de heiligen en van de profeten, van de gelovigen en van de waarheidsgetuigen vergoten hebben als water (Psalms 79:3), heeft U hun ook bloed te drinken gegeven; want zij zijn het waard (Isaiah 49:6. 2 Thessalonians 1:6

Vers 7

7. En ik hoorde een andere engel van het altaar, dat de herinnering van de dood van de heiligen en profeten bewaarde (Revelation 6:9; Revelation 8:5) zeggen (volgens betere lezing: "ik hoorde het altaar zeggen: "Ja, Heere, U almachtige God! uw oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig.

Vers 7

7. En ik hoorde een andere engel van het altaar, dat de herinnering van de dood van de heiligen en profeten bewaarde (Revelation 6:9; Revelation 8:5) zeggen (volgens betere lezing: "ik hoorde het altaar zeggen: "Ja, Heere, U almachtige God! uw oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig.

Vers 8

8. En de vierde engel goot zijn schaal uit op de zon; en haar is macht gegeven om door haar brandende hitte de mensen te verhitten door het vuur (liever: en hem is macht gegeven, om door middel van de brandende hitte van de zon de mensen te verhitten door vuur).

Vers 8

8. En de vierde engel goot zijn schaal uit op de zon; en haar is macht gegeven om door haar brandende hitte de mensen te verhitten door het vuur (liever: en hem is macht gegeven, om door middel van de brandende hitte van de zon de mensen te verhitten door vuur).

Vers 9

9. En de mensen werden verhit met grote hitte en lasterden de naam van God, die macht heeft over deze plagen, dat Hij ze ook weer kan wegnemen als Hij wil, evenzeer als Hij ze beschikken kan en zij bekeerden zich niet om Hem heerlijkheid te geven, waardoor Hij toch alleen zou hebben kunnen worden bewogen tot wegneming van de plagen.

Door de uitstorting van deze schaal in de zon en verhitting van de mensen daardoor, verstaan enigen zeer grote hitte, droogte en onvruchtbaarheden, mitsgaders hongersnoden en sterften, die daarop plegen te volgen, zoals ten tijde van Elia onder de Israëlieten is geschied, die op de landen en rijken, het beest toegedaan, nog op bijzondere wijze in toekomende tijden zullen worden gezonden. Maar omdat zulke straffen zelden in een land de overhand nemen of het andere deelt mee en deze plagen eigenlijk de aanbidders van het beest worden gedreigd, zo verstaan het anderen van het licht van het heilige Evangelie, waarop deze schaal wordt uitgegoten, om het meer kracht te geven tot overtuiging en ontsteking van de harten van de mensen, waardoor nog meer tot bekering zullen worden gebracht, ook zelfs de Joden Christus met hopen zullen aannemen (Romans 11:25, Romans 11:26) en de andere hardnekkige aanbidders van het beeld van het beest tot meer spijt en lastering zullen worden verwekt, omdat zij zullen zien, dat hun rijk daardoor eindelijk tot ondergang zal worden gebracht. Daarover zullen zij zelf de naam van God lasteren, als zij de Heilige Schrift van duisterheid, onvolmaaktheid en onzekerheid zullen beschuldigen en die een fundament van alle ketterijen durven noemen.

Niets verwoest zozeer de hele aarde en de mensen als de verschroeiende hitte van de zon, waaruit verbranding en onvruchtbaarheid van de velden en landerijen met honger en sterfte van de beesten, pestilentie en jammerlijke ondergang van de mensen voortvloeien. Bij de overvloedige bloedstorting komen dus nog onvruchtbaarheid, honger, pest en andere dergelijke rampen, die dit rijk inwendig zullen verwoesten, terwijl het antichristisch Babel, reeds aan dolle razernij en godslasteringen schuldig (Revelation 13:6), zich met zijn inwoners niet bekeren zal. Zeker, zoals Jeruzalem voorheen deze zware zonnebrand in de Romeinse oorlog gevoeld heeft, zo is er het antichristisch Rome tot heden op verschillende tijden niet meer vrij van geweest als van bloedige oordelen, dat men als voorspel van zwaarder plagen moet aanmerken.

De zon is in de taal van de profeten een zinnebeeld van koningen, die van majesteit en heerlijkheid schitteren. Ik ben van gedachte, dat hier met levendige verven worden afgemaald de overgrote rampen en verbazende ellenden, die Italië, de ware stoel van het beest, overstroomd hebben bij gelegenheid van de oorlogen, die de machtige koningen van Frankrijk (Karel VIII en Lodewijk XII) hebben verwekt, terwijl die eerst naar het rijk van Napels, daarna ook naar het hertogdom Milaan stonden en die Italië vele jaren lang heeft moeten doorworstelen; met zo zichtbare bewijzen van Gods strenge gerechtigheid, dat de hele wereld over de rechtvaardige oordelen van God verbaasd stond.

Hierin zien wij Gods soevereiniteit in het besturen van alle oordelen. Het wordt hier als een verzwaring van hun zonde aangemerkt, omdat zij God veracht en zichzelf niet vernederd hebben voor Die, die hen geslagen had (Isaiah 9:12). Door de lasteringen hebben wij te verstaan een meer verwoed en uitzinnig najagen van hun godslasterlijke dwalingen en afgodische wegen.

Vers 9

9. En de mensen werden verhit met grote hitte en lasterden de naam van God, die macht heeft over deze plagen, dat Hij ze ook weer kan wegnemen als Hij wil, evenzeer als Hij ze beschikken kan en zij bekeerden zich niet om Hem heerlijkheid te geven, waardoor Hij toch alleen zou hebben kunnen worden bewogen tot wegneming van de plagen.

Door de uitstorting van deze schaal in de zon en verhitting van de mensen daardoor, verstaan enigen zeer grote hitte, droogte en onvruchtbaarheden, mitsgaders hongersnoden en sterften, die daarop plegen te volgen, zoals ten tijde van Elia onder de Israëlieten is geschied, die op de landen en rijken, het beest toegedaan, nog op bijzondere wijze in toekomende tijden zullen worden gezonden. Maar omdat zulke straffen zelden in een land de overhand nemen of het andere deelt mee en deze plagen eigenlijk de aanbidders van het beest worden gedreigd, zo verstaan het anderen van het licht van het heilige Evangelie, waarop deze schaal wordt uitgegoten, om het meer kracht te geven tot overtuiging en ontsteking van de harten van de mensen, waardoor nog meer tot bekering zullen worden gebracht, ook zelfs de Joden Christus met hopen zullen aannemen (Romans 11:25, Romans 11:26) en de andere hardnekkige aanbidders van het beeld van het beest tot meer spijt en lastering zullen worden verwekt, omdat zij zullen zien, dat hun rijk daardoor eindelijk tot ondergang zal worden gebracht. Daarover zullen zij zelf de naam van God lasteren, als zij de Heilige Schrift van duisterheid, onvolmaaktheid en onzekerheid zullen beschuldigen en die een fundament van alle ketterijen durven noemen.

Niets verwoest zozeer de hele aarde en de mensen als de verschroeiende hitte van de zon, waaruit verbranding en onvruchtbaarheid van de velden en landerijen met honger en sterfte van de beesten, pestilentie en jammerlijke ondergang van de mensen voortvloeien. Bij de overvloedige bloedstorting komen dus nog onvruchtbaarheid, honger, pest en andere dergelijke rampen, die dit rijk inwendig zullen verwoesten, terwijl het antichristisch Babel, reeds aan dolle razernij en godslasteringen schuldig (Revelation 13:6), zich met zijn inwoners niet bekeren zal. Zeker, zoals Jeruzalem voorheen deze zware zonnebrand in de Romeinse oorlog gevoeld heeft, zo is er het antichristisch Rome tot heden op verschillende tijden niet meer vrij van geweest als van bloedige oordelen, dat men als voorspel van zwaarder plagen moet aanmerken.

De zon is in de taal van de profeten een zinnebeeld van koningen, die van majesteit en heerlijkheid schitteren. Ik ben van gedachte, dat hier met levendige verven worden afgemaald de overgrote rampen en verbazende ellenden, die Italië, de ware stoel van het beest, overstroomd hebben bij gelegenheid van de oorlogen, die de machtige koningen van Frankrijk (Karel VIII en Lodewijk XII) hebben verwekt, terwijl die eerst naar het rijk van Napels, daarna ook naar het hertogdom Milaan stonden en die Italië vele jaren lang heeft moeten doorworstelen; met zo zichtbare bewijzen van Gods strenge gerechtigheid, dat de hele wereld over de rechtvaardige oordelen van God verbaasd stond.

Hierin zien wij Gods soevereiniteit in het besturen van alle oordelen. Het wordt hier als een verzwaring van hun zonde aangemerkt, omdat zij God veracht en zichzelf niet vernederd hebben voor Die, die hen geslagen had (Isaiah 9:12). Door de lasteringen hebben wij te verstaan een meer verwoed en uitzinnig najagen van hun godslasterlijke dwalingen en afgodische wegen.

Vers 10

10. En de vijfde engel goot zijn schaal uit op de troon van het beest, dat in Revelation 13:1 v. is bedoeld, zodat het heersend huis, dat deze in bezit had, voor het tegenwoordige ten gronde ging en de troon nu leegstond (denk aan de 4de Sept. 1870!) En zijn rijk, het rijk van het beest, is verduisterd geworden, zodat al zijn vroegere glans voor geruime tijd geheel was uitgedoofd. En zij, die tot dat rijk behoorden, kauwden hun tongen van pijn; zo'n smartvolle indruk maakten die gebeurtenissen op hen.

Vers 10

10. En de vijfde engel goot zijn schaal uit op de troon van het beest, dat in Revelation 13:1 v. is bedoeld, zodat het heersend huis, dat deze in bezit had, voor het tegenwoordige ten gronde ging en de troon nu leegstond (denk aan de 4de Sept. 1870!) En zijn rijk, het rijk van het beest, is verduisterd geworden, zodat al zijn vroegere glans voor geruime tijd geheel was uitgedoofd. En zij, die tot dat rijk behoorden, kauwden hun tongen van pijn; zo'n smartvolle indruk maakten die gebeurtenissen op hen.

Vers 11

11. En zij lasterden de God van de hemel vanwege hun pijnen en vanwege hun gezweren (Revelation 16:2), wier brandende kwellingen nu, nadat die enige tijd hadden opgehouden, terugkeerden; en zij bekeerden zich niet van hun werken, want pijnen hebben op zichzelf nog geen verbeterende kracht, de tegenstand van het menselijk hart kan er zich over heen zetten en erbij verharden.

Omdat meteen de eerste plaag over hen wordt gebracht, die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden, schijnt het, alsof wij hier in de tijd van de heerschappij van de antichrist (Revelation 13:14) zijn verplaatst, dus naar onze berekening in de tijd van 1992 = 1995 na Christus. Deze opvatting van de plaats wordt reeds daardoor aan het wankelen gebracht, dat plagen over de mensen van de eigenlijke antichristische periode niet meer worden gebracht met het doel om hen tot bekering te brengen (Revelation 16:21), zoals toch bij de vijf eerste plagen nog het geval is (Revelation 16:9, Revelation 16:11), zo zijn er bovendien nog bepaalde aanwijzingen in onze tekst daarvoor, dat die tijd vooralsnog niet bedoeld is. Ten eerste brengt de zevende schaal vol toorn het oordeel over Babylon (Revelation 16:19); volgens het hele verband van de gezichten van de Openbaring oet echter Babylon eerst gevallen zijn, voordat de antichrist tot zijn volle heerschappij kan komen; ten tweede kan van een verduistering van het rijk van het dier (Revelation 16:10) geen sprake zijn in de tijd, dat dit rijk in de volle ontwikkeling van zijn macht is. Dienvolgens is het ontwijfelbaar zeker, dat wij bij de verklaring van de vijf eerste plagen geen standpunt mogen nemen in de antichristische tijd zelf, maar dat moeten doen in die tijd, die het voorspel daartoe is en als het ware de grond bereidt, waaruit de paddestoel van het antichristische rijk opgroeien zal. Letten wij nu nader op de geschiedenis van Frankrijk, dat wij reeds als de zetel van het rijk van het beest hebben leren kennen, dan werd daar in 1792 (dus 200 jaren v r het begin van het eigenlijke antichristische rijk) een geheel nieuwe tijdrekening verzonnen, bestemd om al wat Christelijk was af te schaffen, die snel daarop ook is ingevoerd. Er werd dus met dat drijven van de antichrist, die een mens van de zonde is (2 Thessalonicenzen. 2:4) en zich tegenstelt en verheft boven al wat God genoemd wordt of als goddelijk geëerd wordt, een feitelijk en beslist begin gemaakt. Was dit reeds een aannemen van het merkteken van het dier ook ontbrak de aanbidding van het beeld op het volksfeest van 10 Aug. 1793 niet. "Op het plein van de Bastille had David een reusachtig standbeeld voor de natuur laten oprichten, uit haar beide borsten borrelde water; en zodra de bedeksels, waarachter men dit kunstwerk had uitgevoerd, waren weggenomen en de eerste lichten van de morgen schitterden, stroomden onafzienbare mensen-massa's toe het convent in een geordende optocht, de club van de Jakobijnen, de gedeputeerden van de dochterloges reeds om 4 uur en nauwelijks verguldde de zon de schoorstenen van de huizen op het plein, of Herault de Sechelles ving onder het ruisen van een zachte muziek in een ijzeren schepvat het water op uit de borsten van de natuur, uit de "bron van de wedergeboorte" zoals die fontein werd genoemd. Hij dronk het onder een heidens gebed tot de godin natuur en het convent liet zich de frisse morgendronk smaken en al de Jakobijnen deden zo ook en de muziek ruiste en de Jakobijnen baden, totdat de donder van het geschut van de artillerie inviel en aan dit eerste waterachtige bedrijf een einde maakte. Nu volgde een lange processie over de boulevards met driekleurige linten, ruikers van korenaren en voorstellingen van burgerlijke ambachten. Ook werd er een ploeg voortgetrokken, waarop Filemon en Baucis zaten, de ploeg trokken hun kinderen en achter de ploeg rammelde een krijgswagen met de urnen van de patriotten, die in de strijd tegen de "tirannen" gevallen waren. Zo ging de processie voorwaarts onder triomfbogen door, waarbij op lopen van kanonnen heldinnen zaten uit de zusterloge van de naaisters, uit de Megaera-hopen van de 5, 6 Oktober met eikentakken en driekleurigen opschik. Herault aan het hoofd van de optocht hield een zeer tedere aanspraak tot het Megaera's geslacht en zo trok het verder, het feestmonster, naar het revolutieplein. Daar was een nieuw kolossaal standbeeld van gips, een standbeeld van de vrijheid en toen de processie tot de voeten ervan was gekomen, werden 3000 vogels uit kooien losgelaten met stroken papier om de hals, waarop geschreven stond: "wij zijn vrij, volg ons na! " Vervolgens verbrandde het vogelvrije volk allerlei tekens van de oude monarchale regering en Herault predikte daarbij en bad op heidense wijze. En dan ja dan ging het over de Seine! Er was op de plaats van de invaliden ten eerste een hoofdstandbeeld, voorstellend de in het volk geïncarneerde godheid, die zich in de mensheid bewust wordt. Een machtige Hercules zwaaide de knots tegen de geesten van oppositie en hindernis, die zich van de grond tegen hem verhieven. En Herault predikte weer en bad tot het peuple Dieu van gips. Daarna ging men naar het Champ de Mars en het altaar van het vaderland, waarop een urn stond van de "heilige martelaars", die voor de "zoen van het volk" waren gevallen en aan het heidense gesticuleren, prediken en bidden kwam geen einde. Heraults tong werd droog, als die van een koortslijder, van al het woeste gezwets, dat hij die dag liet horen, die geheel was doorgebracht met de leiding van het zogenaamde feest. Toen zette zich eindelijk de menigte aan tafel, deels thuis, deels onder de blote hemel, zoals men dat het best maken kon. Aan alle gevels van de huizen fladderden kleine driekleuren aan stokken en op deze zweefde de roodwollen muts en aan alle huizen waren borden met ellenlange letters: "enige, ondeelbare republiek! Vrijheid, gelijkheid, broederschap, of de dood! " Hoeveel dergelijke tonelen, in het bijzonder ook die van afgoderij met haar, die de wordende godheid, van de tot zichzelf komende geest, van het verstand, voorstelde, met het liederlijk vrouwspersoon Cardeille, zouden wij niet kunnen meedelen! Maar reeds genoeg om ons oordeel te bevestigen: een volk, dat zo'n geschiedenis achter zich heeft, is de levende commentaar op "de mensen, die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden. " Deze mensen hoeven niet eerst in de toekomst te worden gezocht, zij zijn reeds aanwezig en ook de "boze en kwade zweren" zijn er reeds, die de eerste engel met het uitgieten van zijn schaal op de aarde heeft voortgebracht. Wie kent niet die boosaardige, ongeneeslijke zweer, die de hoofdplaag is van het nieuwere Europese staatsleven, dat menigmaal in het voorbijgaan schijnbaar genezen, altijd weer opnieuw verschijnt, dat de beste krachten van de staten verteert en hun levensbestaan bedreigt de zweren van de geest van de revolutie, die meest eigenaardige verschijning van het moderne Westen? Een zweer is een pseudo-organisme uit ziekelijke sappen ontstaan en van het normale levensproces afwijkend en dit verstorend. En wat is de revolutiegeest anders, dan de zucht, om zich van de geschiedkundige ontwikkeling van het staats- en volksleven, zoals zich dit onder de leiding van de goddelijke wijsheid vormt en in wet en staatsinrichting heeft uitgedrukt, met geweld los te rukken en naar goeddunken nieuwe organismen te vormen, die als noodzakelijk van ziekelijke natuur, slechts storend en verstorend werken? En waar anders, zo vragen wij verder, is deze zweer eigenlijk doorgebroken en is zij aan het lichaam van de staat niet weer kunnen worden genezen dan in Frankrijk? Door de revolutie is ook dat vorstenhuis in de hoogte gekomen, dat ten slotte de antichrist leveren zal; dat is de uit ziekelijke grond opgeschoten gifplant, die zijn geschiktheid om ten slotte de "mens van de zonde" voort te brengen, in Napoleon I voldoende aan de dag heeft gelegd Re 13:2. Hebben wij op deze wijze vaste grond voor de verklaring van de vijf schalen dadelijk bij de eerste verkregen, dan zullen wij ook bij de volgende niet verlegen zijn, hoe wij die moeten begrijpen. De tweede schaal (Revelation 16:3) wordt uitgestort in de zee en de zee wordt nu bloed als van een dode en alle levende ziel sterft in de zee. Dat doelt op Frankrijks internationale betrekkingen, op zijn verhouding tot andere volken en zijn geestelijke en staatkundige invloed op deze. Wie zou het kunnen verbergen, hoe in al deze betrekkingen van dat land, vooral sinds de boze en kwade zweer van de revolutiegeest het aankleeft, slechts bloed als van een dode over de volken uitgaat, waarin alle levende ziel, die in de zee zich bevindt, sterft? Bloed van een dode is zwart, geronnen, vuilachtig bloed, waarvan iemand walgt en degene, die het toch drinkt, ja drinken moet, omdat nu eenmaal de levensomstandigheden hem niets anders aanbieden, dood en verderf mededeelt; en hoe vaak is nu reeds geklaagd over het verderf, dat van Frankrijk uitgaat, verderf in mode en smaak, in kunst en literatuur, in godsdienst en gewoonten, in het sociale en politieke zowel als in het private leven! Voornamelijk is de zweer van de revolutie, zo vaak die sinds de Franse staatsomwenteling ook bij andere volken is uitgebroken, altijd uit dat land overgeplant. En wat nu de bijzondere, inwendige toestanden in Frankrijk aangaat, de maatschappelijke betrekkingen van de verschillende klassen van de staatsburgers onder elkaar, voorgesteld door de waterstromen en bronnen van de derde schaal (Revelation 16:4), die bloedtonelen wijzen die dan in het ter dood brengen van het koningspaar, in de zogenaamde September-gruwelen, in het woeden van de guillotine gedurende het schrikbewind! Zij, die zich aan het hoofd hadden gesteld en de partijen, de een tegen de andere, wisten zich niet anders staande te houden dan door gedurig schavotten op te richten, zij rekten dus eigenlijk hun leven van het drinken van het bloed van anderen. Het is slechts een belichamen van hetgeen zij in figuurlijke zin zelf begonnen waren te doen, als de bloedmensen van die Septemberdagen de dochters van de fabeldichter Cazotte, om hun oude vader te redden, dwongen werkelijk een beker te drinken uit de bloedstroom van de reeds omgebrachten. Elk gedeelte gaf aan het andere schuld van het vergiftigen van de openbare mening, elk deel klaagde het andere aan van hoogverraad, klaagde het aan op dood en leven. Provinciale belangen stonden tegenover de belangen van Parijs, de belangen van de middenklasse en van de rijkere burgerklassen tegenover het arme volk. Tegenover de September-dagen van 1792, toen men begon bloed in plaats van water te drinken, staat de Bartholomes-nacht omstreeks het einde van Augustus van het jaar 1572, toen het Katholieke hof en het Katholieke volk in Frankrijk bloed vergoten als water, om de vernieuwing door het Evangelie voor altijd af te snijden en met het profetenmoordende Jeruzalem op gelijke lijn te plaatsen. Wij begrijpen dan wel, waarom in Revelation 16:5-Revelation 16:7 de engel over de wateren en de engel van het altaar de heiligheid, waarheid en gerechtigheid van de oordelen van God prijzen; want inderdaad staan deze derde schaal met de beide voorgaande en het altaar van God in wederkerige betrekking tot elkaar. De zweer van revolutie is een goddelijk gericht vooral over die landen, waarin het pausdom de heerschappij heeft behouden; vooral in Frankrijk hebben bigotte koningen, die in fanatieke bevordering van het pausdom en in bloedige onderdrukking van het Evangelie hun hoogste lauweren zochten en hun gruwelijk leven in zonden goed wilden maken door slecht bestuur de brandstof opgehoopt tot het eerste vreselijke uitbarsten van de revolutie en sinds is dit land de revolutie-krater gebleven, die geheel Europa bedreigt. Evenals zo de derde schaal in gelijke verhouding tot de eerste staat, zo ook de vierde (Revelation 16:8 v.) tot de tweede. Evenals bij de tweede gehandeld werd over Frankrijks verderfelijke invloed in internationaal opzicht, zo hebben wij bij de vierde te doen met de invloed op het leven van het volk zelf. Het meest ultramontaanse blad, dat vroeger in geheel Duitsland was, de vroegere "Duitse Volkshalle", moge het zelf zeggen, hoe het met deze invloed gesteld is: "Alle katholieke vroomheid, alle katholieke moraal, die in Frankrijk bloeien moge, heeft tot op dit ogenblik nog niet de minste invloed op het openbare leven, op de politiek van dit volk uitgeoefend. Die nu de staatkundige geschiedenis ervan sinds 200 jaren beschouwt, zijn verhouding naar buiten, zowel als de geschiedenis van zijn inwendige toestand, die zou bijna tot de overtuiging komen, dat de 10 geboden daar een geheel onbekende zaak waren. Geen land heeft als Frankrijk de ellendige wereldse roem zo beslist in de plaats van de Christenplicht gesteld; in geen land zijn sinds 60 jaren zo vele eden openlijk gebroken, zo talloze trouweloosheden begaan en, wat de hoofdzaak is, nog op dit ogenblik vindt niet de minste reactie in de openlijke moraal van dit volk plaats. Nog op dit ogenblik is het in het geheel niet mogelijk, de maatstaf van Christelijke moraal op hetgeen in de laatste tijd is geschied, toe te passen. En van al deze gruwelen, van al die godvergeten staatkunde ook niet het minste bewustzijn in de openbare organen; niet het minste spoor van berouw, van schaamte over de vroegere ongehoorde geschiedenis: "de gloire de la France", de roem van Frankrijk, dat is zijn elfde gebod, waaraan de overige tien geboden gemakkelijk ten offer worden gebracht". Wij weten daarom wat het uitgieten van de schaal door de vierde engel op de zon is; de zon, het zinnebeeld van de goddelijke openbaring, is niet als voor Israël (Revelation 6:12), zwart geworden, als een haren zak, de katholieke kerk biedt het land in godsdienstige kennis en Christelijke moraal niet minder aan, dan wat zij ook aan de andere landen biedt, waarin zij heersende is. Maar wat geboden is, blijft zonder invloed, zonder werking; de zon verlicht niet, verwarmt niet; zij kweekt geen vruchten; het is even goed of zij er in het geheel niet was. Alleen door een negatieve macht openbaart zij haar bestaan. Het is het vreselijk vuur van de hartstocht, de hitte van roemzucht, winzucht, genotzucht, die het volk zo heet maakt, dat zijn zoeken en drijven herinnert aan het woord van Faust bij Gthe: "zo duizel ik voort van begeerte tot genot en in het genot smacht ik naar begeerte. " Heden, nu ten gevolge van de laatste oorlog Frankrijks betekenis in Europa is gebroken en het op wraak bedacht is, is zijn verdere geschiedenis zo in het duister, dat niemand zelfs geen drie stappen vooruit kan zien of berekenen wat morgen zal plaats hebben, nu is wel geen nadere verklaring nodig wat het is, dat de vijfde schaal (Revelation 16:10 v.) teweeg brengt "zijn rijk is verduisterd geworden. " De vreselijke haat tegen Duitsland, dat het werktuig in Gods hand is geweest, om de profetie te vervullen, de gedachten van wraak, waarin zij hun tongen kauwen van smart, dat alles is eigenlijk toch niets anders dan een lasteren van God in de hemel vanwege hun smart en hun zweren. De vijfde schaal wijst op de eerste terug. Binnen 80 jaren hebben alle vijf schalen geheel uitgewerkt, terwijl daarentegen door het uitwerken van de beide andere nog anderhalf maal zoveel tijd zal nodig zijn, zodat de schalen in het geheel 200 jaren omvatten. "

De aarde, waarop de eerste toornschaal uitgegoten wordt, beduidt tegenover de volksverhuizing van de Middeleeuwen, door de ziener, Revelation 3:1, zee genoemd en tegenover de door de toornschalen bewerkte, toekomstige omwentelingen, rustige volken van Europa, die hij ook in de achtste en zestiende eeuw "aarde" noemt (Revelation 2:16; Revelation 13:11 Re 12. 16). Het kwaad en boos gezweer, dat door de toornschaal ontstaat, is een zinnebeeld van de verborgen gisting bij deze volken, in de nieuwere tijd aanwezig, van het vuur van de geestelijke en wereldlijke omwentelingsGeest, die onder de as voortglimt, het besloten vuur van een vulkaan gelijk, dat zich eenmaal, wanneer de samengeperste gassen zich lucht maken en de aarde doen splijten, met geweld door een aardbeving en een lavastroom zich lucht maakt. Dit gezweer ontstaat bij de mensen, die het merkteken van het beest hebben en zijn beeld aanbidden. Omdat de eerste en vijfde toornschaal bij elkaar behoren en in de vijfde de troon van het beest, namelijk van het beest uit de zee, verduisterd wordt, of de wereldlijke macht van het pausdom, het tienkoningschap, dat geen merkteken heeft, valt en omdat het merkteken in eigenlijke zin bij het beest uit de zee, gedurende de tijd van de 1260 jaren niet voorkomt (13:1-5; 11:12), zo is het beest hier (16:2), het beeld uit de afgrond, dat de mensen zijn merkteken geeft (Revelation 3:13-Revelation 3:18; Revelation 14:9-Revelation 14:12; Revelation 15:2; Revelation 19:20 Revelation 19:15. 2). Dit beest uit de afgrond huldigt op het gebied van de staat de heerschappij van het volk en op godsdienstig gebied de vergoding van de mensheid (Revelation 1:7; Revelation 17:3). Het beeld van het beest aanbidden is zoveel als de mensheid vergoden en ten tijde van de antichrist, die volksheerschappij en mensheidvergoding, door een staatsgreep en godsdienstgreep na enige jaren, in zijn alleenheerschappij en de goddelijke verering van zijn persoon verandert, hem en zijn beeldzuilen aanbidden. Uit de plaatsen, die van het merkteken van het beest spreken, bijvoorbeeld uit 13:13-18, blijkt duidelijk, dat het merkteken aan de mensen door het beest uitwendig pas na zijn openlijke en ambtelijke optreding gegeven wordt. Omdat zijn aanhangers hier evenwel het merkteken reeds hebben, eer het beest tot de heerschappij raakt, zo hebben wij het merkteken hier meer inwendig op te vatten en duidt het de aanhangers zonder uitwendig onderscheidend kenteken naar hun gezindheid aan, totdat het openlijke, uitwendige kenteken aan hen zichtbaar wordt. Dit is begrijpelijk, omdat de stichters van de toekomst-religie en de grondvesters van de volksheerschappij hun plannen sinds lang ontworpen hebben, eer zij hun grondstellingen officieel in toepassing kunnen brengen. De geestelijke ontwikkeling van de toekomst-religie heeft plaats sinds de tijd van de Hervorming, door de nieuwe filosofie, die insgelijks in 1789, 1848 de beide voorspelen van de volksheerschappij te voorschijn geroepen heeft. De vierde bazuin bereidt zich reeds sinds de tijd van de Hervorming voor, waarin de nieuwe wereldwijsheid van het ongeloof de mensen naar de geest vergiftigt; en in onze tijd verenigen zich de kwade sappen tot een gezweer, dat met de uitgieting van de eerste en vijfde schaal aan de mensen ontstaat en uitbreekt. In de tweede bazuin werd het zeewater van de in het Morgenland vervalste leer van het Christendom in de Islam tot bloed. De Islam bestaat tot op deze tijd en zinkt steeds dieper en dieper. Eindelijk zal hij ook de nieuwe leer van de verwerping van de ware God aannemen, omdat hij het meest een hervorming nodig schijnt te hebben. Hier luidt het niet slechts: de zee werd bloed, zoals bij de tweede bazuin, maar bloed van een dode, dus bloed, dat in bederf en oplossing is overgegaan. Hierdoor kan wel bij wijze van voorbereiding tot een latere gebeurtenis het verregaande verval van de Islam aangeduid worden, maar de plotselinge uitgieting van de toornschaal staat met een plotselinge omwenteling in het Oosten in verband, waar men de toekomst-religie van de Avondlandse volksbevrijders overneemt. (De tweede schaal toont de godsdienstige, de zesde de politieke zijde van die omwenteling aan). Alle levende ziel sterft in dat verdorven en opgeloste mensenbloed, terwijl het vroegere gericht over de Islam slechts voor een derde zo streng was. Ook het nog overige van de Morgenlandse kerk zal de toekomst-religie aannemen. Dat zal dan in de geest van de nieuwere tijd de oplossing zijn van het Oosterse vraagstuk, zodat alle geestelijk leven, voor zoverre het nog bestaat, ten volle vernietigd wordt. De volksheerschappij in Europa zal evenwel de Moslim-wereld niet op vreedzame wijze tot aanneming van haar godsdienst kunnen bewegen. Waarschijnlijk is het haar veldheer en afgezondene, die de koningen van het Noorden en van het Zuiden, d. i. van het Noord-Oostelijke Rijk in Europa en van het Turkse Rijk, overwint, die haar deze godsdienst brengt (Daniel 11:40). In allen gevalle is hij, die met de koningen van de opgang van de zon in aanraking komt, bereids de antichrist. In de derde bazuin viel de lichtende ster op de rivieren en waterbronnen en maakte onder het pausdom de leer van het Evangelie bitter, zodat de mensen aan zijn leer geestelijker wijze stierven. Het water, het woord van God, is dus nog onder het pausdom aanwezig, maar het is verbitterd. Hier wordt zijn water tot bloed, of wel het pausdom laat het Evangelie en de Heilige Schrift varen en gaat tot de toekomst-religie over. Het Roomse bijgeloof verkeert dus in volslagen ongeloof. Ongeloof en bijgeloof, vaak schijnbaar onderling vijandig, blijken dus nauw aan elkaar verwant te zijn. Wanneer deze overgang plaats heeft, bestijgt het pausdom het beest uit de afgrond, om als de grote hoer daarop te rijden. Dan wordt het in vereniging met de afvallige Christenheid van alle belijdenissen de volkomen hoer en moeder aller hoererijen (17:5). De Morgenlandse Christenheid was reeds gezamenlijk met de Islam aan een vernietigend oordeel overgegeven; ditzelfde geschiedt nu ook met de Avondlandse, wanneer de pauselijke hiërarchie het Christendom afschaft en zijn meer dan duizendjarige zaak laat varen. In de vierde bazuin werd de zon geslagen, hier wordt een schaal op de zon uitgegoten. De zon is Christus, reeds door Arius' dwaalleer verduisterd, maar door de toekomst-religie geslagen (9:2; 8:12 Deze toornschaal wordt op de valse zon van de toekomst-religie, op de antichrist uitgegoten, wie het toegelaten wordt, zich als tegenzon in Christus' plaats te stellen. Deze toelating is reeds de eerste stap tot het gericht, dat later bij Armageddon de antichrist treffen zal. Voorheen waren de vrijheidsmensen allen "op aarde wandelende godheden" en ieder was een "zichzelf verheerlijkend koning. " Nu evenwel treedt er een te voorschijn en werpt zich op als "aller god" en als "aller koning"; als god moeten hem de anderen aanbidden, als koning moeten hem de anderen gehoorzamen. Godsdienstige en staatkundige vrijheid zijn zo verdwenen en het zacht schijnende licht van de vergoding van het menselijke geslacht is in een heet schijnende, stekende en brandende zon van de godheid van de antichrist veranderd. God laat aldus weldra de godsdienstige vrijheid weer in een gewetensdwang, welks gelijke nog niet op aarde bestaan heeft, tot straf voor de hoogmoed van de mensvergoding en de gruwel van de profetenmoord, door de mensen gepleegd, overgaan. Wie deze koning niet aanbidt en zijn merkteken niet aanneemt, die moet gedood worden. Dat is het vuur, waarmee de mensen door de anti-christelijke zon worden verschroeid. De troon van het beest, namelijk van het beest uit de zee, is de troon van het pausdom, die de Draak (13:2) het gegeven heeft. Zijn koninkrijk wordt verduisterd, omdat de stralende kronen van zijn hoofd worden weggenomen, of omdat het Tienkoningschap door de Volksheerschappij wordt vervangen, zodat het pausdom in plaats van een vroeger beschermer in de koninkrijken van de Europese volken, nu in de Volksheerschappij of het beest uit de afgrond een vijand heeft, waardoor het rijk van het beest uit de zee verduisterd en in de schaduw gesteld en tot een valse godsdienst zonder wereldmacht, zonder troon gemaakt wordt. Daarover verbijten zich de aanhangers en dragers van het pausdom, vooral zijn beschermers, die nu hun macht verloren hebben, in bittere ontevredenheid hun tong, omdat zij geen invloed meer kunnen uitoefenen; wel geven zij hun toorn lucht door bullen en herderlijke brieven aan kerken en parochiën gericht, of door bevel en oproeping aan hun krijgsheiren en volken, maar zij worden niet alleen niet meer gehoord, maar gehaat en veracht, vervolgd en omgebracht. Het pausdom evenwel zal met de Volksheerschappij een verdrag aangaan, tot haar overlopen en zijn godsdienst laten vallen, ten einde zich voor de prijs van de afschaffing van het Christendom de genade van de Overwinnaars te kopen en zijn bestaan nog enige jaren te verlengen. Dit zijn juist zijn lasteringen van de God van de hemel, die ook, Revelation 13:6, beschreven worden. Bovendien vindt men zijn geschiedenis, 13:7, 8, in de vijfde schaal, waar het als de hoer op het beest uit de afgrond rijdt, 17:1-6. de God van de hemels lasteren, wil hier zeggen, van Hem afvallen en de mens in zijn plaats stellen. God heet de God van de hemel, omdat de toekenning van de heerlijkheid van de Heere, die in de hemel is, aan nietige mensen als de meest dwaze en onbeschaamde misstap aangeduid moet worden. De smarten en gezweren herinneren aan de eerste toornschaal. Bij de volken dringt de etter van de oproerlust uit de gezweren en bij het pausdom komt uit de oude gezwel van het bijgeloof de kwade stof van het ongeloof en van de godslastering en van de vijandschap tegen het Evangelie voor de dag. De pijnlijke gezweren betekenen ook nog de buitengewone nood en de verborgen woede, die bij het pausdom ontstaat, omdat zijn oude aanhangers onder de volken ontrouw worden, zodat het een pausdom zonder volken is. Het brengt evenwel de volken, snel op zijn zijde, omdat het niet alleen aan de zijde van het afgrondsdier staat, maar het verre achter zich laat in het opperen van grondstellingen, die de adel van de mensheid zullen moeten verkondigen. Dan zal in die dagen een kerkvergadering de godsdienst van de Roomse kerk overeenkomstig de vrijzinnige beschouwingen van de nieuwere tijd inrichten, op een wijze, die bij het beest uit de afgrond weerklank vindt en de tot nu toe bestaan hebbende inrichting van kerk en godsdienst als niet meer geldig en voor afgeschaft verklaren. Op zo'n wijze zal zich het pausdom, door lastering, in korte tijd op de nek van het afgrondsdier weten te plaatsen; zijn vroegere beschermers zullen evenwel niet weer tot de heerschappij raken, maar ten dele nog de verwoesting van Rome beleven, om haar wenend een eeuwig vaarwel toe te roepen: "Wee, wee, u grote stad, Babylon, u sterke stad, in n uur is uw oordeel gekomen! " (18:10).

Onder de profeten van het Nieuwe Verbond staan, zoals reeds is opgemerkt, de apostelen Petrus en Paulus bovenaan. Rome had hen ter dood gebracht; Rome zo een aanvang gemaakt met het bloedige werk van de vervolging; en zo begint ook met Rome het oordeel. Maar niet alleen Rome, ook alle vervolgers van de heiligen uit alle tijden en plaatsen worden als rechtvaardige straf met bloed gedrenkt, in plaats van met het water van welvaart, dat zij vroeger door Gods gunst en de dienst van de engelen ontvingen. Voorbij is het stil gelijk van de vrede en het gericht van de Rechtvaardige, dat men door de zonden over zich heeft gebracht, brengt hen tot vernieling van elkaar, zoals de Heere zegt: "En Ik zal uw verdrukkers spijzigen met hun eigen vlees en van hun eigen bloed zullen zij dronken worden als van zoete wijn en alle vlees zal gewaar worden dat Ik de Heere uw Heiland ben en uw Verlosser, de Machtige Jakob. " Zij worden door de geduchten vuurgloed verzengd; zij kunnen niet langer loochenen dat er een God in de hemel leeft; met geweld dringt zich die gedachte aan hen op; zij voelen dat met de zwaarte van een onlijdelijke last; maar zij zien knarsetandend tegen God op als tot een dwingeland, zij lasteren Hem en hun enige gedachte is spijt, dat zij Hem niet kunnen vernietigen. En waarom? Omdat zij de zonde niet aanmerken als overtreding van Zijn heilige wil, omdat zij zich niet beschouwen als in opstand tegen God. Denken wij slechts aan Farao. Hoe was het met hem gesteld? Hij gaf, ja, soms Gode de eer en sprak tot Mozes: "ik heb mij bezondigd; de Heere is rechtvaardig; ik daarentegen en mijn volk zijn goddeloos. " Maar dit was slechts voor een ogenblik; want wanneer hij de plaag zag ophouden, bezondigde hij zich opnieuw en verhardde zijn hart, hij en zijn knechten, zodat van al de Egyptische plagen het slot is: "zo werd Farao's hart verstokt. " Denken wij ook aan de Romeinen onder het vervolgen van de Christenen. Hoe zwaarder de ene ramp na de andere hun door de Heere werd toegezonden wegens het vergoten bloed van Zijn heiligen, des te heviger woedden zij tegen de belijders van Zijn naam. Nooit wordt een volk zekerder getroffen dan in zijn beheersers. De plagen troffen tot hiertoe de onderdanen en in zover slechts de koning; de vijfde treft de vorst en daarin tevens het volk. De troon van het beest, d. i. van de aan God vijandige wereldheerschappij, die in de wereldgeschiedenis zeven hoofden heeft, stond op verschillende plaatsen in verschillende tijden. Ten tijde van Farao stond die troon in diens hoofdstad, te Memphis; te Babylon in de dagen toen dat rijk zich had opgemaakt tot onderdrukking van het volk van de Heere en in de leeftijd van Johannes was die zetel te Rome geplaatst. Maar wanneer en waar ook opgericht, die troon wordt overal door de vijfde schaal getroffen, want door de hele geschiedenis heen vervolgt deze de wereldheerschappij, die zich tegen God verzet. Het was een uitstorting van deze schaal, toen Nebukadnezar waanzinnig, een dier gelijk werd en zijn rijk verloor; het was een uitstorting van deze schaal, toen vele eeuwen later de Romeinse keizer Valerianus door Perzen overwonnen en gevangen genomen werd en de koning van deze hem zo diep vernederde dat hij bukken moest om de overwinnaar tot voetbank te dienen bij het bestijgen van zijn paard; Valerianus verloor troon en scepter en de vijfde schaal werd over hem uitgegoten. Zo vaak dit plaats heeft over de troon van een, die heerst en de Kerk haat, wordt zijn rijk verduisterd door de duisternis van Gods heilig ongenoegen, want duisternis is in de Schrift het beeld van ongeluk en ellende.

Vele uitleggers verstaan hieronder de stad Rome, waar eigenlijk de troon is van de antichrist, waaruit hij over andere landen zijn geestelijke heerschappij voert, die troon door zulke instrumenten als God daartoe zal verwekken, gedestrueerd zal worden, die de antichrist zelf met zijn aanhang ook zullen verjagen, waardoor zijn rijk zeer zal afnemen en zijn luister in de wereld verduisteren, totdat hij eindelijk door de geest van de mond van Christus geheel teniet gedaan zal worden.

God in de tempel wonend gebiedt van daar de zeven engelen, de werktuigen, die Hij gebruiken wilde en tot hun werk bekwaam gemaakt had, met grote ernst en met een grote, hun harten doordringende en hen gewillig makende stem, dat zij het werk beginnen en uitvoeren en de antichrist, wiens rijk de hele aarde besloeg, ieder met hun plagen van trap tot trap verderven en uitroeien zouden. Zij, die last van God ontvangen hebbende, zijn meteen vaardig en voeren hun last nauwkeurig uit. De aarde (Revelation 16:2) is het vaste deel van de wereld, waarop van de mensen voet steunsel heeft, waarop de gebouwen rusten, waaruit boom en gras voortkomen. Daarom wordt hier door de aarde verstaan datgene, dat het fundament is, waarop het pausdom rust, en geheel zijn getimmerte gebouwd is. Dit nu is de opperhoofdigheid en de onfeilbaarheid van de paus in het geestelijke en in het wereldlijke, de macht om zalig te maken en te verdoemen. Neemt dit fundament weg en zijn hele kraam zal instorten; over dit fundament is deze schaal uitgegoten, het schuddende en doende waggelen. Dit is geschied ten tijde van de hervorming, wanneer vele koningen zijn opperheerschappij hebben afgeworpen. Het verwerpen van zijn oppermacht in het wereldlijke en geestelijke en van zijn onfeilbaarheid is hem en die het merkteken van het beest hebben en zijn beeld aanbidden en al zijn aanhang, tot een ondraaglijke smart in de ziel, als van een kwaad en boos gezwel in het lichaam en omdat het verwerpen van hem van buiten, het verwerpen van zijn onfeilbaarheid en het weinige ontzag van binnen als een boos gezwel blijft, zo blijft ook zijn smart, niet zonder grond van vrees, dat het hem van de troon nog werpen zal en hij ontziet al de koningen, die bij hem zijn gebleven, meer dan zij hem doen. De tweede schaal (Revelation 16:3) is een plaag, waarvan de zielen sterven, daarom moet men ze op zielverdervende leringen en godsdienst toepassen. Zoals de zee is een vergadering van vele wateren, zo is de Roomse godsdienst een vergadering van een grote menigte van bijgelovigheden, waaraan noch maat noch einde is. Door de zee verstaan wij de samenvloeiingen van menselijke inzettingen, plechtigheden, aanbiddingen van heiligen, houten en stenen beelden, van de broodgod, de dagelijkse opoffering van Christus in de mis, de verdiensten van de werken, de schat aan overtollige werken van de heiligen, die men voor geld kan kopen, de boetedoeningen, bedevaarten enz. enz. Door de fonteinen en rivieren in Revelation 16:4 worden verstaan de middelen, waardoor de dodelijke leringen en godsdiensten zich overal verspreiden, namelijk de kardinalen, bisschoppen, zendelingen enz. Over deze wordt de schaal van de gramschap van God uitgegoten, God heeft ze aan zichzelf overgegeven, in een verkeerde zin, tot gruwelijke ontuchtigheid en allerlei boosheid, gierigheid, bloeddorstigheid; God heeft ze stinkende en walgelijk gemaakt bij alle mensen, ook bij hun eigen volk en zoals zij zelf vuil bloed zijn, zo is het ook bloed, dat zij de mensen door het voortplanten van hun afgoderij, leringen en bijgelovigheden, te drinken geven, dat niet kan zijn het lessen van de dorst, maar is een vergiftige drank, die de zielen van de mensen voor eeuwig doodt. De engel van de wateren in Revelation 16:5 geeft te kennen de instrumenten, waardoor God de geestelijke oordelen over het pausdom heeft uitgevoerd, hier voorgesteld door de zinnebeelden van de zee, fonteinen en rivieren, waarvan de wateren in bloed veranderd werden; de engel stelt de leraars en de strijdende Kerk voor, die door hun uitgaan uit Babel en openbare vertoning in het aanzien van het pausdom, welks gruwelen door de verkondiging van het zuivere Woord van God openbaar, bestraft en veroordeeld zijn geworden, die, zeg ik, is het middel geweest van deze oordelen over de antichrist; want de engelen, die de schalen uitgieten zouden, kwamen uit de tempel en een van de vier dieren gaf hun de schalen (Revelation 5:6, Revelation 5:7). De Kerk keurt dele oordelen goed, en verheerlijkt de eeuwige, de onveranderlijke, de getrouwe God daarover, van wie die plagen over de antichrist zijn gekomen en wiens rechtvaardigheid op een bijzondere wijze daarin duidelijk te zien is; de Kerk ziet, erkent en verblijdt zich over die rechtvaardigheid, en verheerlijkt er God over. Onder de vierde schaal in Revelation 16:6 kan men door de zon niet de natuurlijke zon verstaan, waarvan de hitte algemeen is, ook niet de Heere Jezus, de Zon der gerechtigheid, die Zijn Kerk in genot bestraalt en vruchtbaar maakt, maar de oorzaak is van de plagen over de antichrist. Men kan daardoor ook niet verstaan een aanzienlijk vorst, die bekeerd zou worden en daardoor de antichrist spijt, hartzeer en nadeel toebrengen, want niemand zou in de tempel kunnen ingaan, totdat de zeven plagen uitgegoten zouden zijn (Revelation 5:8) en ook kan men van zo iemand niet zeggen, dat een plaag over hem zou uitgegoten worden. Maar door de zon wordt een vorst verstaan die voor het Christendom is wat de zon is aan de hemel, die in heerlijkheid en macht boven allen uitmunt en evenwel veel doet tot afbreuk van de antichrist. Wij durven niet volstrekt zeggen, dat het de koning van Frankrijk is, maar hij gelijkt hem zeer wel. Het voorwerp van de plaag van de vijfde schaal is de troon van het beest, niet zijn hele rijk, want de andere plagen worden daarover ook uitgegoten, maar zoals de andere plagen ieder een bijzonder voorwerp hebben, zo ook deze, de troon is Rome, de zevenbergige stad (Openbaring :9). Zij zelf bekennen, dat Rome is de stoel van de paus en het omliggende land noemen zij zelf de stoel. Als het bewezen is, dat de paus de antichrist is, dan is ook zonder tegenspreken Rome de troon van het beest, over deze is de vijfde schaal uitgegoten, dat Rome's ondergang zal meebrengen; Rome zal geheel verwoest, verbrand en tot een puinhoop gemaakt worden, zoals blijkt uit Revelation 17:8, Revelation 17:9. 18 Dan zal de paus nog wel paus blijven, maar zijn heerlijkheid, zijn luister en gezag zullen weg zijn en hij zal tot verachting worden; dit zal hem en zijn aanhang uitermate pijnen en deze opnieuw oppuilende zweren zullen hem zo verdrietig en boos maken, dat ze God zullen lasteren, omdat Hij hen niet beter bewaart en zij zullen even hardnekkig in hun afgoderij voortgaan.

Hier worden zeer zware rampen en ellenden van Rome en het aangrenzend Italië voorspeld. In de volgende hoofdstukken zullen die meer in het bijzonder worden voorgesteld. Bloedige oorlogen en andere schrikkelijke verwoestingen treffen het hart van het rijk, dat daaraan licht en warmte van het leven gaf. Daarop zou een grote verduistering van het rijk volgen, bestaande in verwisseling van de vroegere heerlijkheid met schade en verachting (Job. 30:30 Klaagt. 4:8) vergezeld van zielensmart (Jeremiah 14:2) in een jammerstaat vol vrees en verschrikking, als van degenen, die in duisternis gezeten zijn (Jeremiah 13:16 Mich. 7:8). In deze jammerstaat zouden nochtans de verharde mensen verre zijn van zich te bekeren, dat zij integendeel pogen zouden hun pijnen te verdonkeren, tot grotere razernij vervoerd worden en de ware God met hun oude lasteringen meer bestrijden zouden zonder er van af te laten voor hun eindelijk verderf.

Deze schaal brengt ons tot de tijden van de reformatie, toen het rijk van het beest een zware slag kreeg, in alle historiën vermaard. De volkeren, moe van de dwalingen van de voorgaande eeuwen, hebben vrijwillig de deur opengedaan voor de evangelieleer. Toen zijn de schanddaden van de Roomse Kerk en stoel en pausen en kerkvoogden openbaar geworden, waardoor sommigen niet alleen door bijgeloof, maar ook door goddeloze wandel bekend stonden bij de hele wereld. Toen zijn openbaar geworden de vuiligheden en kunsten en bedriegerij van de kloosterlingen en monniken en prekers en alle andere gruwelen. Sinds die tijd is het gezag van de paus ontzenuwd. In dit geestelijk oordeel kwam ook nog een tijdelijk. Rome kreeg een verbazende ramp, weinige jaren nadat het licht van het Evangelie opging onder Clemens VII, toen de stad door de legermacht van Keizer Karel V onder het beleid van Karel, hertog van Bourbon, zonder enig ontzag voor paus en heiligdommen met geweld veroverd werd en alle dartelheden en verwoedheden moest uitstaan, die men van een dartel leger van overwinnaars kon verwachten, veel zwaarder zelfs dan zij die van de Gothen en Vandalen, die ontzag hadden voor de heiligdommen, had moeten lijden.

Door de vijfde bazuin is de antichrist gekozen tot zijn troon, door de vijfde schaal is hij afgezet.

Wij zeggen in onze taal, "hij zou uitzinnig en razend worden" en hij zou van spijt zich de tong afbijten. Het is een wijze van spreken, die te kennen geeft, dat de papisten zullen razen en zich zeer lelijk gedragen, om de openbare waarheid, die zij begeren verachtelijk te maken en geheel ten onder te brengen.

Dit dier is de luipaard (Revelation 13:2), het kan zijn huid niet veranderen. Maar de macht van God zou zich niet zo grotelijks vertoond hebben, als Farao zich bekeerd had op het aanschouwen van de eerste tekenen. Zo zullen er ook zijn vele grote samenzweringen en listige praktijken, om het koninkrijk van de paus op te houden, nadat zijn troon zal zijn omvergeworpen; de antichristische religie zal nog in achting zijn bij de papisten, die Rome zullen overleven. Maar dat men hierover niet bevreesd is. Het beest wordt bewaard alleen om de triomf van Christus en van Zijn Kerk te versieren.

Vers 11

11. En zij lasterden de God van de hemel vanwege hun pijnen en vanwege hun gezweren (Revelation 16:2), wier brandende kwellingen nu, nadat die enige tijd hadden opgehouden, terugkeerden; en zij bekeerden zich niet van hun werken, want pijnen hebben op zichzelf nog geen verbeterende kracht, de tegenstand van het menselijk hart kan er zich over heen zetten en erbij verharden.

Omdat meteen de eerste plaag over hen wordt gebracht, die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden, schijnt het, alsof wij hier in de tijd van de heerschappij van de antichrist (Revelation 13:14) zijn verplaatst, dus naar onze berekening in de tijd van 1992 = 1995 na Christus. Deze opvatting van de plaats wordt reeds daardoor aan het wankelen gebracht, dat plagen over de mensen van de eigenlijke antichristische periode niet meer worden gebracht met het doel om hen tot bekering te brengen (Revelation 16:21), zoals toch bij de vijf eerste plagen nog het geval is (Revelation 16:9, Revelation 16:11), zo zijn er bovendien nog bepaalde aanwijzingen in onze tekst daarvoor, dat die tijd vooralsnog niet bedoeld is. Ten eerste brengt de zevende schaal vol toorn het oordeel over Babylon (Revelation 16:19); volgens het hele verband van de gezichten van de Openbaring oet echter Babylon eerst gevallen zijn, voordat de antichrist tot zijn volle heerschappij kan komen; ten tweede kan van een verduistering van het rijk van het dier (Revelation 16:10) geen sprake zijn in de tijd, dat dit rijk in de volle ontwikkeling van zijn macht is. Dienvolgens is het ontwijfelbaar zeker, dat wij bij de verklaring van de vijf eerste plagen geen standpunt mogen nemen in de antichristische tijd zelf, maar dat moeten doen in die tijd, die het voorspel daartoe is en als het ware de grond bereidt, waaruit de paddestoel van het antichristische rijk opgroeien zal. Letten wij nu nader op de geschiedenis van Frankrijk, dat wij reeds als de zetel van het rijk van het beest hebben leren kennen, dan werd daar in 1792 (dus 200 jaren v r het begin van het eigenlijke antichristische rijk) een geheel nieuwe tijdrekening verzonnen, bestemd om al wat Christelijk was af te schaffen, die snel daarop ook is ingevoerd. Er werd dus met dat drijven van de antichrist, die een mens van de zonde is (2 Thessalonicenzen. 2:4) en zich tegenstelt en verheft boven al wat God genoemd wordt of als goddelijk geëerd wordt, een feitelijk en beslist begin gemaakt. Was dit reeds een aannemen van het merkteken van het dier ook ontbrak de aanbidding van het beeld op het volksfeest van 10 Aug. 1793 niet. "Op het plein van de Bastille had David een reusachtig standbeeld voor de natuur laten oprichten, uit haar beide borsten borrelde water; en zodra de bedeksels, waarachter men dit kunstwerk had uitgevoerd, waren weggenomen en de eerste lichten van de morgen schitterden, stroomden onafzienbare mensen-massa's toe het convent in een geordende optocht, de club van de Jakobijnen, de gedeputeerden van de dochterloges reeds om 4 uur en nauwelijks verguldde de zon de schoorstenen van de huizen op het plein, of Herault de Sechelles ving onder het ruisen van een zachte muziek in een ijzeren schepvat het water op uit de borsten van de natuur, uit de "bron van de wedergeboorte" zoals die fontein werd genoemd. Hij dronk het onder een heidens gebed tot de godin natuur en het convent liet zich de frisse morgendronk smaken en al de Jakobijnen deden zo ook en de muziek ruiste en de Jakobijnen baden, totdat de donder van het geschut van de artillerie inviel en aan dit eerste waterachtige bedrijf een einde maakte. Nu volgde een lange processie over de boulevards met driekleurige linten, ruikers van korenaren en voorstellingen van burgerlijke ambachten. Ook werd er een ploeg voortgetrokken, waarop Filemon en Baucis zaten, de ploeg trokken hun kinderen en achter de ploeg rammelde een krijgswagen met de urnen van de patriotten, die in de strijd tegen de "tirannen" gevallen waren. Zo ging de processie voorwaarts onder triomfbogen door, waarbij op lopen van kanonnen heldinnen zaten uit de zusterloge van de naaisters, uit de Megaera-hopen van de 5, 6 Oktober met eikentakken en driekleurigen opschik. Herault aan het hoofd van de optocht hield een zeer tedere aanspraak tot het Megaera's geslacht en zo trok het verder, het feestmonster, naar het revolutieplein. Daar was een nieuw kolossaal standbeeld van gips, een standbeeld van de vrijheid en toen de processie tot de voeten ervan was gekomen, werden 3000 vogels uit kooien losgelaten met stroken papier om de hals, waarop geschreven stond: "wij zijn vrij, volg ons na! " Vervolgens verbrandde het vogelvrije volk allerlei tekens van de oude monarchale regering en Herault predikte daarbij en bad op heidense wijze. En dan ja dan ging het over de Seine! Er was op de plaats van de invaliden ten eerste een hoofdstandbeeld, voorstellend de in het volk geïncarneerde godheid, die zich in de mensheid bewust wordt. Een machtige Hercules zwaaide de knots tegen de geesten van oppositie en hindernis, die zich van de grond tegen hem verhieven. En Herault predikte weer en bad tot het peuple Dieu van gips. Daarna ging men naar het Champ de Mars en het altaar van het vaderland, waarop een urn stond van de "heilige martelaars", die voor de "zoen van het volk" waren gevallen en aan het heidense gesticuleren, prediken en bidden kwam geen einde. Heraults tong werd droog, als die van een koortslijder, van al het woeste gezwets, dat hij die dag liet horen, die geheel was doorgebracht met de leiding van het zogenaamde feest. Toen zette zich eindelijk de menigte aan tafel, deels thuis, deels onder de blote hemel, zoals men dat het best maken kon. Aan alle gevels van de huizen fladderden kleine driekleuren aan stokken en op deze zweefde de roodwollen muts en aan alle huizen waren borden met ellenlange letters: "enige, ondeelbare republiek! Vrijheid, gelijkheid, broederschap, of de dood! " Hoeveel dergelijke tonelen, in het bijzonder ook die van afgoderij met haar, die de wordende godheid, van de tot zichzelf komende geest, van het verstand, voorstelde, met het liederlijk vrouwspersoon Cardeille, zouden wij niet kunnen meedelen! Maar reeds genoeg om ons oordeel te bevestigen: een volk, dat zo'n geschiedenis achter zich heeft, is de levende commentaar op "de mensen, die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden. " Deze mensen hoeven niet eerst in de toekomst te worden gezocht, zij zijn reeds aanwezig en ook de "boze en kwade zweren" zijn er reeds, die de eerste engel met het uitgieten van zijn schaal op de aarde heeft voortgebracht. Wie kent niet die boosaardige, ongeneeslijke zweer, die de hoofdplaag is van het nieuwere Europese staatsleven, dat menigmaal in het voorbijgaan schijnbaar genezen, altijd weer opnieuw verschijnt, dat de beste krachten van de staten verteert en hun levensbestaan bedreigt de zweren van de geest van de revolutie, die meest eigenaardige verschijning van het moderne Westen? Een zweer is een pseudo-organisme uit ziekelijke sappen ontstaan en van het normale levensproces afwijkend en dit verstorend. En wat is de revolutiegeest anders, dan de zucht, om zich van de geschiedkundige ontwikkeling van het staats- en volksleven, zoals zich dit onder de leiding van de goddelijke wijsheid vormt en in wet en staatsinrichting heeft uitgedrukt, met geweld los te rukken en naar goeddunken nieuwe organismen te vormen, die als noodzakelijk van ziekelijke natuur, slechts storend en verstorend werken? En waar anders, zo vragen wij verder, is deze zweer eigenlijk doorgebroken en is zij aan het lichaam van de staat niet weer kunnen worden genezen dan in Frankrijk? Door de revolutie is ook dat vorstenhuis in de hoogte gekomen, dat ten slotte de antichrist leveren zal; dat is de uit ziekelijke grond opgeschoten gifplant, die zijn geschiktheid om ten slotte de "mens van de zonde" voort te brengen, in Napoleon I voldoende aan de dag heeft gelegd Re 13:2. Hebben wij op deze wijze vaste grond voor de verklaring van de vijf schalen dadelijk bij de eerste verkregen, dan zullen wij ook bij de volgende niet verlegen zijn, hoe wij die moeten begrijpen. De tweede schaal (Revelation 16:3) wordt uitgestort in de zee en de zee wordt nu bloed als van een dode en alle levende ziel sterft in de zee. Dat doelt op Frankrijks internationale betrekkingen, op zijn verhouding tot andere volken en zijn geestelijke en staatkundige invloed op deze. Wie zou het kunnen verbergen, hoe in al deze betrekkingen van dat land, vooral sinds de boze en kwade zweer van de revolutiegeest het aankleeft, slechts bloed als van een dode over de volken uitgaat, waarin alle levende ziel, die in de zee zich bevindt, sterft? Bloed van een dode is zwart, geronnen, vuilachtig bloed, waarvan iemand walgt en degene, die het toch drinkt, ja drinken moet, omdat nu eenmaal de levensomstandigheden hem niets anders aanbieden, dood en verderf mededeelt; en hoe vaak is nu reeds geklaagd over het verderf, dat van Frankrijk uitgaat, verderf in mode en smaak, in kunst en literatuur, in godsdienst en gewoonten, in het sociale en politieke zowel als in het private leven! Voornamelijk is de zweer van de revolutie, zo vaak die sinds de Franse staatsomwenteling ook bij andere volken is uitgebroken, altijd uit dat land overgeplant. En wat nu de bijzondere, inwendige toestanden in Frankrijk aangaat, de maatschappelijke betrekkingen van de verschillende klassen van de staatsburgers onder elkaar, voorgesteld door de waterstromen en bronnen van de derde schaal (Revelation 16:4), die bloedtonelen wijzen die dan in het ter dood brengen van het koningspaar, in de zogenaamde September-gruwelen, in het woeden van de guillotine gedurende het schrikbewind! Zij, die zich aan het hoofd hadden gesteld en de partijen, de een tegen de andere, wisten zich niet anders staande te houden dan door gedurig schavotten op te richten, zij rekten dus eigenlijk hun leven van het drinken van het bloed van anderen. Het is slechts een belichamen van hetgeen zij in figuurlijke zin zelf begonnen waren te doen, als de bloedmensen van die Septemberdagen de dochters van de fabeldichter Cazotte, om hun oude vader te redden, dwongen werkelijk een beker te drinken uit de bloedstroom van de reeds omgebrachten. Elk gedeelte gaf aan het andere schuld van het vergiftigen van de openbare mening, elk deel klaagde het andere aan van hoogverraad, klaagde het aan op dood en leven. Provinciale belangen stonden tegenover de belangen van Parijs, de belangen van de middenklasse en van de rijkere burgerklassen tegenover het arme volk. Tegenover de September-dagen van 1792, toen men begon bloed in plaats van water te drinken, staat de Bartholomes-nacht omstreeks het einde van Augustus van het jaar 1572, toen het Katholieke hof en het Katholieke volk in Frankrijk bloed vergoten als water, om de vernieuwing door het Evangelie voor altijd af te snijden en met het profetenmoordende Jeruzalem op gelijke lijn te plaatsen. Wij begrijpen dan wel, waarom in Revelation 16:5-Revelation 16:7 de engel over de wateren en de engel van het altaar de heiligheid, waarheid en gerechtigheid van de oordelen van God prijzen; want inderdaad staan deze derde schaal met de beide voorgaande en het altaar van God in wederkerige betrekking tot elkaar. De zweer van revolutie is een goddelijk gericht vooral over die landen, waarin het pausdom de heerschappij heeft behouden; vooral in Frankrijk hebben bigotte koningen, die in fanatieke bevordering van het pausdom en in bloedige onderdrukking van het Evangelie hun hoogste lauweren zochten en hun gruwelijk leven in zonden goed wilden maken door slecht bestuur de brandstof opgehoopt tot het eerste vreselijke uitbarsten van de revolutie en sinds is dit land de revolutie-krater gebleven, die geheel Europa bedreigt. Evenals zo de derde schaal in gelijke verhouding tot de eerste staat, zo ook de vierde (Revelation 16:8 v.) tot de tweede. Evenals bij de tweede gehandeld werd over Frankrijks verderfelijke invloed in internationaal opzicht, zo hebben wij bij de vierde te doen met de invloed op het leven van het volk zelf. Het meest ultramontaanse blad, dat vroeger in geheel Duitsland was, de vroegere "Duitse Volkshalle", moge het zelf zeggen, hoe het met deze invloed gesteld is: "Alle katholieke vroomheid, alle katholieke moraal, die in Frankrijk bloeien moge, heeft tot op dit ogenblik nog niet de minste invloed op het openbare leven, op de politiek van dit volk uitgeoefend. Die nu de staatkundige geschiedenis ervan sinds 200 jaren beschouwt, zijn verhouding naar buiten, zowel als de geschiedenis van zijn inwendige toestand, die zou bijna tot de overtuiging komen, dat de 10 geboden daar een geheel onbekende zaak waren. Geen land heeft als Frankrijk de ellendige wereldse roem zo beslist in de plaats van de Christenplicht gesteld; in geen land zijn sinds 60 jaren zo vele eden openlijk gebroken, zo talloze trouweloosheden begaan en, wat de hoofdzaak is, nog op dit ogenblik vindt niet de minste reactie in de openlijke moraal van dit volk plaats. Nog op dit ogenblik is het in het geheel niet mogelijk, de maatstaf van Christelijke moraal op hetgeen in de laatste tijd is geschied, toe te passen. En van al deze gruwelen, van al die godvergeten staatkunde ook niet het minste bewustzijn in de openbare organen; niet het minste spoor van berouw, van schaamte over de vroegere ongehoorde geschiedenis: "de gloire de la France", de roem van Frankrijk, dat is zijn elfde gebod, waaraan de overige tien geboden gemakkelijk ten offer worden gebracht". Wij weten daarom wat het uitgieten van de schaal door de vierde engel op de zon is; de zon, het zinnebeeld van de goddelijke openbaring, is niet als voor Israël (Revelation 6:12), zwart geworden, als een haren zak, de katholieke kerk biedt het land in godsdienstige kennis en Christelijke moraal niet minder aan, dan wat zij ook aan de andere landen biedt, waarin zij heersende is. Maar wat geboden is, blijft zonder invloed, zonder werking; de zon verlicht niet, verwarmt niet; zij kweekt geen vruchten; het is even goed of zij er in het geheel niet was. Alleen door een negatieve macht openbaart zij haar bestaan. Het is het vreselijk vuur van de hartstocht, de hitte van roemzucht, winzucht, genotzucht, die het volk zo heet maakt, dat zijn zoeken en drijven herinnert aan het woord van Faust bij Gthe: "zo duizel ik voort van begeerte tot genot en in het genot smacht ik naar begeerte. " Heden, nu ten gevolge van de laatste oorlog Frankrijks betekenis in Europa is gebroken en het op wraak bedacht is, is zijn verdere geschiedenis zo in het duister, dat niemand zelfs geen drie stappen vooruit kan zien of berekenen wat morgen zal plaats hebben, nu is wel geen nadere verklaring nodig wat het is, dat de vijfde schaal (Revelation 16:10 v.) teweeg brengt "zijn rijk is verduisterd geworden. " De vreselijke haat tegen Duitsland, dat het werktuig in Gods hand is geweest, om de profetie te vervullen, de gedachten van wraak, waarin zij hun tongen kauwen van smart, dat alles is eigenlijk toch niets anders dan een lasteren van God in de hemel vanwege hun smart en hun zweren. De vijfde schaal wijst op de eerste terug. Binnen 80 jaren hebben alle vijf schalen geheel uitgewerkt, terwijl daarentegen door het uitwerken van de beide andere nog anderhalf maal zoveel tijd zal nodig zijn, zodat de schalen in het geheel 200 jaren omvatten. "

De aarde, waarop de eerste toornschaal uitgegoten wordt, beduidt tegenover de volksverhuizing van de Middeleeuwen, door de ziener, Revelation 3:1, zee genoemd en tegenover de door de toornschalen bewerkte, toekomstige omwentelingen, rustige volken van Europa, die hij ook in de achtste en zestiende eeuw "aarde" noemt (Revelation 2:16; Revelation 13:11 Re 12. 16). Het kwaad en boos gezweer, dat door de toornschaal ontstaat, is een zinnebeeld van de verborgen gisting bij deze volken, in de nieuwere tijd aanwezig, van het vuur van de geestelijke en wereldlijke omwentelingsGeest, die onder de as voortglimt, het besloten vuur van een vulkaan gelijk, dat zich eenmaal, wanneer de samengeperste gassen zich lucht maken en de aarde doen splijten, met geweld door een aardbeving en een lavastroom zich lucht maakt. Dit gezweer ontstaat bij de mensen, die het merkteken van het beest hebben en zijn beeld aanbidden. Omdat de eerste en vijfde toornschaal bij elkaar behoren en in de vijfde de troon van het beest, namelijk van het beest uit de zee, verduisterd wordt, of de wereldlijke macht van het pausdom, het tienkoningschap, dat geen merkteken heeft, valt en omdat het merkteken in eigenlijke zin bij het beest uit de zee, gedurende de tijd van de 1260 jaren niet voorkomt (13:1-5; 11:12), zo is het beest hier (16:2), het beeld uit de afgrond, dat de mensen zijn merkteken geeft (Revelation 3:13-Revelation 3:18; Revelation 14:9-Revelation 14:12; Revelation 15:2; Revelation 19:20 Revelation 19:15. 2). Dit beest uit de afgrond huldigt op het gebied van de staat de heerschappij van het volk en op godsdienstig gebied de vergoding van de mensheid (Revelation 1:7; Revelation 17:3). Het beeld van het beest aanbidden is zoveel als de mensheid vergoden en ten tijde van de antichrist, die volksheerschappij en mensheidvergoding, door een staatsgreep en godsdienstgreep na enige jaren, in zijn alleenheerschappij en de goddelijke verering van zijn persoon verandert, hem en zijn beeldzuilen aanbidden. Uit de plaatsen, die van het merkteken van het beest spreken, bijvoorbeeld uit 13:13-18, blijkt duidelijk, dat het merkteken aan de mensen door het beest uitwendig pas na zijn openlijke en ambtelijke optreding gegeven wordt. Omdat zijn aanhangers hier evenwel het merkteken reeds hebben, eer het beest tot de heerschappij raakt, zo hebben wij het merkteken hier meer inwendig op te vatten en duidt het de aanhangers zonder uitwendig onderscheidend kenteken naar hun gezindheid aan, totdat het openlijke, uitwendige kenteken aan hen zichtbaar wordt. Dit is begrijpelijk, omdat de stichters van de toekomst-religie en de grondvesters van de volksheerschappij hun plannen sinds lang ontworpen hebben, eer zij hun grondstellingen officieel in toepassing kunnen brengen. De geestelijke ontwikkeling van de toekomst-religie heeft plaats sinds de tijd van de Hervorming, door de nieuwe filosofie, die insgelijks in 1789, 1848 de beide voorspelen van de volksheerschappij te voorschijn geroepen heeft. De vierde bazuin bereidt zich reeds sinds de tijd van de Hervorming voor, waarin de nieuwe wereldwijsheid van het ongeloof de mensen naar de geest vergiftigt; en in onze tijd verenigen zich de kwade sappen tot een gezweer, dat met de uitgieting van de eerste en vijfde schaal aan de mensen ontstaat en uitbreekt. In de tweede bazuin werd het zeewater van de in het Morgenland vervalste leer van het Christendom in de Islam tot bloed. De Islam bestaat tot op deze tijd en zinkt steeds dieper en dieper. Eindelijk zal hij ook de nieuwe leer van de verwerping van de ware God aannemen, omdat hij het meest een hervorming nodig schijnt te hebben. Hier luidt het niet slechts: de zee werd bloed, zoals bij de tweede bazuin, maar bloed van een dode, dus bloed, dat in bederf en oplossing is overgegaan. Hierdoor kan wel bij wijze van voorbereiding tot een latere gebeurtenis het verregaande verval van de Islam aangeduid worden, maar de plotselinge uitgieting van de toornschaal staat met een plotselinge omwenteling in het Oosten in verband, waar men de toekomst-religie van de Avondlandse volksbevrijders overneemt. (De tweede schaal toont de godsdienstige, de zesde de politieke zijde van die omwenteling aan). Alle levende ziel sterft in dat verdorven en opgeloste mensenbloed, terwijl het vroegere gericht over de Islam slechts voor een derde zo streng was. Ook het nog overige van de Morgenlandse kerk zal de toekomst-religie aannemen. Dat zal dan in de geest van de nieuwere tijd de oplossing zijn van het Oosterse vraagstuk, zodat alle geestelijk leven, voor zoverre het nog bestaat, ten volle vernietigd wordt. De volksheerschappij in Europa zal evenwel de Moslim-wereld niet op vreedzame wijze tot aanneming van haar godsdienst kunnen bewegen. Waarschijnlijk is het haar veldheer en afgezondene, die de koningen van het Noorden en van het Zuiden, d. i. van het Noord-Oostelijke Rijk in Europa en van het Turkse Rijk, overwint, die haar deze godsdienst brengt (Daniel 11:40). In allen gevalle is hij, die met de koningen van de opgang van de zon in aanraking komt, bereids de antichrist. In de derde bazuin viel de lichtende ster op de rivieren en waterbronnen en maakte onder het pausdom de leer van het Evangelie bitter, zodat de mensen aan zijn leer geestelijker wijze stierven. Het water, het woord van God, is dus nog onder het pausdom aanwezig, maar het is verbitterd. Hier wordt zijn water tot bloed, of wel het pausdom laat het Evangelie en de Heilige Schrift varen en gaat tot de toekomst-religie over. Het Roomse bijgeloof verkeert dus in volslagen ongeloof. Ongeloof en bijgeloof, vaak schijnbaar onderling vijandig, blijken dus nauw aan elkaar verwant te zijn. Wanneer deze overgang plaats heeft, bestijgt het pausdom het beest uit de afgrond, om als de grote hoer daarop te rijden. Dan wordt het in vereniging met de afvallige Christenheid van alle belijdenissen de volkomen hoer en moeder aller hoererijen (17:5). De Morgenlandse Christenheid was reeds gezamenlijk met de Islam aan een vernietigend oordeel overgegeven; ditzelfde geschiedt nu ook met de Avondlandse, wanneer de pauselijke hiërarchie het Christendom afschaft en zijn meer dan duizendjarige zaak laat varen. In de vierde bazuin werd de zon geslagen, hier wordt een schaal op de zon uitgegoten. De zon is Christus, reeds door Arius' dwaalleer verduisterd, maar door de toekomst-religie geslagen (9:2; 8:12 Deze toornschaal wordt op de valse zon van de toekomst-religie, op de antichrist uitgegoten, wie het toegelaten wordt, zich als tegenzon in Christus' plaats te stellen. Deze toelating is reeds de eerste stap tot het gericht, dat later bij Armageddon de antichrist treffen zal. Voorheen waren de vrijheidsmensen allen "op aarde wandelende godheden" en ieder was een "zichzelf verheerlijkend koning. " Nu evenwel treedt er een te voorschijn en werpt zich op als "aller god" en als "aller koning"; als god moeten hem de anderen aanbidden, als koning moeten hem de anderen gehoorzamen. Godsdienstige en staatkundige vrijheid zijn zo verdwenen en het zacht schijnende licht van de vergoding van het menselijke geslacht is in een heet schijnende, stekende en brandende zon van de godheid van de antichrist veranderd. God laat aldus weldra de godsdienstige vrijheid weer in een gewetensdwang, welks gelijke nog niet op aarde bestaan heeft, tot straf voor de hoogmoed van de mensvergoding en de gruwel van de profetenmoord, door de mensen gepleegd, overgaan. Wie deze koning niet aanbidt en zijn merkteken niet aanneemt, die moet gedood worden. Dat is het vuur, waarmee de mensen door de anti-christelijke zon worden verschroeid. De troon van het beest, namelijk van het beest uit de zee, is de troon van het pausdom, die de Draak (13:2) het gegeven heeft. Zijn koninkrijk wordt verduisterd, omdat de stralende kronen van zijn hoofd worden weggenomen, of omdat het Tienkoningschap door de Volksheerschappij wordt vervangen, zodat het pausdom in plaats van een vroeger beschermer in de koninkrijken van de Europese volken, nu in de Volksheerschappij of het beest uit de afgrond een vijand heeft, waardoor het rijk van het beest uit de zee verduisterd en in de schaduw gesteld en tot een valse godsdienst zonder wereldmacht, zonder troon gemaakt wordt. Daarover verbijten zich de aanhangers en dragers van het pausdom, vooral zijn beschermers, die nu hun macht verloren hebben, in bittere ontevredenheid hun tong, omdat zij geen invloed meer kunnen uitoefenen; wel geven zij hun toorn lucht door bullen en herderlijke brieven aan kerken en parochiën gericht, of door bevel en oproeping aan hun krijgsheiren en volken, maar zij worden niet alleen niet meer gehoord, maar gehaat en veracht, vervolgd en omgebracht. Het pausdom evenwel zal met de Volksheerschappij een verdrag aangaan, tot haar overlopen en zijn godsdienst laten vallen, ten einde zich voor de prijs van de afschaffing van het Christendom de genade van de Overwinnaars te kopen en zijn bestaan nog enige jaren te verlengen. Dit zijn juist zijn lasteringen van de God van de hemel, die ook, Revelation 13:6, beschreven worden. Bovendien vindt men zijn geschiedenis, 13:7, 8, in de vijfde schaal, waar het als de hoer op het beest uit de afgrond rijdt, 17:1-6. de God van de hemels lasteren, wil hier zeggen, van Hem afvallen en de mens in zijn plaats stellen. God heet de God van de hemel, omdat de toekenning van de heerlijkheid van de Heere, die in de hemel is, aan nietige mensen als de meest dwaze en onbeschaamde misstap aangeduid moet worden. De smarten en gezweren herinneren aan de eerste toornschaal. Bij de volken dringt de etter van de oproerlust uit de gezweren en bij het pausdom komt uit de oude gezwel van het bijgeloof de kwade stof van het ongeloof en van de godslastering en van de vijandschap tegen het Evangelie voor de dag. De pijnlijke gezweren betekenen ook nog de buitengewone nood en de verborgen woede, die bij het pausdom ontstaat, omdat zijn oude aanhangers onder de volken ontrouw worden, zodat het een pausdom zonder volken is. Het brengt evenwel de volken, snel op zijn zijde, omdat het niet alleen aan de zijde van het afgrondsdier staat, maar het verre achter zich laat in het opperen van grondstellingen, die de adel van de mensheid zullen moeten verkondigen. Dan zal in die dagen een kerkvergadering de godsdienst van de Roomse kerk overeenkomstig de vrijzinnige beschouwingen van de nieuwere tijd inrichten, op een wijze, die bij het beest uit de afgrond weerklank vindt en de tot nu toe bestaan hebbende inrichting van kerk en godsdienst als niet meer geldig en voor afgeschaft verklaren. Op zo'n wijze zal zich het pausdom, door lastering, in korte tijd op de nek van het afgrondsdier weten te plaatsen; zijn vroegere beschermers zullen evenwel niet weer tot de heerschappij raken, maar ten dele nog de verwoesting van Rome beleven, om haar wenend een eeuwig vaarwel toe te roepen: "Wee, wee, u grote stad, Babylon, u sterke stad, in n uur is uw oordeel gekomen! " (18:10).

Onder de profeten van het Nieuwe Verbond staan, zoals reeds is opgemerkt, de apostelen Petrus en Paulus bovenaan. Rome had hen ter dood gebracht; Rome zo een aanvang gemaakt met het bloedige werk van de vervolging; en zo begint ook met Rome het oordeel. Maar niet alleen Rome, ook alle vervolgers van de heiligen uit alle tijden en plaatsen worden als rechtvaardige straf met bloed gedrenkt, in plaats van met het water van welvaart, dat zij vroeger door Gods gunst en de dienst van de engelen ontvingen. Voorbij is het stil gelijk van de vrede en het gericht van de Rechtvaardige, dat men door de zonden over zich heeft gebracht, brengt hen tot vernieling van elkaar, zoals de Heere zegt: "En Ik zal uw verdrukkers spijzigen met hun eigen vlees en van hun eigen bloed zullen zij dronken worden als van zoete wijn en alle vlees zal gewaar worden dat Ik de Heere uw Heiland ben en uw Verlosser, de Machtige Jakob. " Zij worden door de geduchten vuurgloed verzengd; zij kunnen niet langer loochenen dat er een God in de hemel leeft; met geweld dringt zich die gedachte aan hen op; zij voelen dat met de zwaarte van een onlijdelijke last; maar zij zien knarsetandend tegen God op als tot een dwingeland, zij lasteren Hem en hun enige gedachte is spijt, dat zij Hem niet kunnen vernietigen. En waarom? Omdat zij de zonde niet aanmerken als overtreding van Zijn heilige wil, omdat zij zich niet beschouwen als in opstand tegen God. Denken wij slechts aan Farao. Hoe was het met hem gesteld? Hij gaf, ja, soms Gode de eer en sprak tot Mozes: "ik heb mij bezondigd; de Heere is rechtvaardig; ik daarentegen en mijn volk zijn goddeloos. " Maar dit was slechts voor een ogenblik; want wanneer hij de plaag zag ophouden, bezondigde hij zich opnieuw en verhardde zijn hart, hij en zijn knechten, zodat van al de Egyptische plagen het slot is: "zo werd Farao's hart verstokt. " Denken wij ook aan de Romeinen onder het vervolgen van de Christenen. Hoe zwaarder de ene ramp na de andere hun door de Heere werd toegezonden wegens het vergoten bloed van Zijn heiligen, des te heviger woedden zij tegen de belijders van Zijn naam. Nooit wordt een volk zekerder getroffen dan in zijn beheersers. De plagen troffen tot hiertoe de onderdanen en in zover slechts de koning; de vijfde treft de vorst en daarin tevens het volk. De troon van het beest, d. i. van de aan God vijandige wereldheerschappij, die in de wereldgeschiedenis zeven hoofden heeft, stond op verschillende plaatsen in verschillende tijden. Ten tijde van Farao stond die troon in diens hoofdstad, te Memphis; te Babylon in de dagen toen dat rijk zich had opgemaakt tot onderdrukking van het volk van de Heere en in de leeftijd van Johannes was die zetel te Rome geplaatst. Maar wanneer en waar ook opgericht, die troon wordt overal door de vijfde schaal getroffen, want door de hele geschiedenis heen vervolgt deze de wereldheerschappij, die zich tegen God verzet. Het was een uitstorting van deze schaal, toen Nebukadnezar waanzinnig, een dier gelijk werd en zijn rijk verloor; het was een uitstorting van deze schaal, toen vele eeuwen later de Romeinse keizer Valerianus door Perzen overwonnen en gevangen genomen werd en de koning van deze hem zo diep vernederde dat hij bukken moest om de overwinnaar tot voetbank te dienen bij het bestijgen van zijn paard; Valerianus verloor troon en scepter en de vijfde schaal werd over hem uitgegoten. Zo vaak dit plaats heeft over de troon van een, die heerst en de Kerk haat, wordt zijn rijk verduisterd door de duisternis van Gods heilig ongenoegen, want duisternis is in de Schrift het beeld van ongeluk en ellende.

Vele uitleggers verstaan hieronder de stad Rome, waar eigenlijk de troon is van de antichrist, waaruit hij over andere landen zijn geestelijke heerschappij voert, die troon door zulke instrumenten als God daartoe zal verwekken, gedestrueerd zal worden, die de antichrist zelf met zijn aanhang ook zullen verjagen, waardoor zijn rijk zeer zal afnemen en zijn luister in de wereld verduisteren, totdat hij eindelijk door de geest van de mond van Christus geheel teniet gedaan zal worden.

God in de tempel wonend gebiedt van daar de zeven engelen, de werktuigen, die Hij gebruiken wilde en tot hun werk bekwaam gemaakt had, met grote ernst en met een grote, hun harten doordringende en hen gewillig makende stem, dat zij het werk beginnen en uitvoeren en de antichrist, wiens rijk de hele aarde besloeg, ieder met hun plagen van trap tot trap verderven en uitroeien zouden. Zij, die last van God ontvangen hebbende, zijn meteen vaardig en voeren hun last nauwkeurig uit. De aarde (Revelation 16:2) is het vaste deel van de wereld, waarop van de mensen voet steunsel heeft, waarop de gebouwen rusten, waaruit boom en gras voortkomen. Daarom wordt hier door de aarde verstaan datgene, dat het fundament is, waarop het pausdom rust, en geheel zijn getimmerte gebouwd is. Dit nu is de opperhoofdigheid en de onfeilbaarheid van de paus in het geestelijke en in het wereldlijke, de macht om zalig te maken en te verdoemen. Neemt dit fundament weg en zijn hele kraam zal instorten; over dit fundament is deze schaal uitgegoten, het schuddende en doende waggelen. Dit is geschied ten tijde van de hervorming, wanneer vele koningen zijn opperheerschappij hebben afgeworpen. Het verwerpen van zijn oppermacht in het wereldlijke en geestelijke en van zijn onfeilbaarheid is hem en die het merkteken van het beest hebben en zijn beeld aanbidden en al zijn aanhang, tot een ondraaglijke smart in de ziel, als van een kwaad en boos gezwel in het lichaam en omdat het verwerpen van hem van buiten, het verwerpen van zijn onfeilbaarheid en het weinige ontzag van binnen als een boos gezwel blijft, zo blijft ook zijn smart, niet zonder grond van vrees, dat het hem van de troon nog werpen zal en hij ontziet al de koningen, die bij hem zijn gebleven, meer dan zij hem doen. De tweede schaal (Revelation 16:3) is een plaag, waarvan de zielen sterven, daarom moet men ze op zielverdervende leringen en godsdienst toepassen. Zoals de zee is een vergadering van vele wateren, zo is de Roomse godsdienst een vergadering van een grote menigte van bijgelovigheden, waaraan noch maat noch einde is. Door de zee verstaan wij de samenvloeiingen van menselijke inzettingen, plechtigheden, aanbiddingen van heiligen, houten en stenen beelden, van de broodgod, de dagelijkse opoffering van Christus in de mis, de verdiensten van de werken, de schat aan overtollige werken van de heiligen, die men voor geld kan kopen, de boetedoeningen, bedevaarten enz. enz. Door de fonteinen en rivieren in Revelation 16:4 worden verstaan de middelen, waardoor de dodelijke leringen en godsdiensten zich overal verspreiden, namelijk de kardinalen, bisschoppen, zendelingen enz. Over deze wordt de schaal van de gramschap van God uitgegoten, God heeft ze aan zichzelf overgegeven, in een verkeerde zin, tot gruwelijke ontuchtigheid en allerlei boosheid, gierigheid, bloeddorstigheid; God heeft ze stinkende en walgelijk gemaakt bij alle mensen, ook bij hun eigen volk en zoals zij zelf vuil bloed zijn, zo is het ook bloed, dat zij de mensen door het voortplanten van hun afgoderij, leringen en bijgelovigheden, te drinken geven, dat niet kan zijn het lessen van de dorst, maar is een vergiftige drank, die de zielen van de mensen voor eeuwig doodt. De engel van de wateren in Revelation 16:5 geeft te kennen de instrumenten, waardoor God de geestelijke oordelen over het pausdom heeft uitgevoerd, hier voorgesteld door de zinnebeelden van de zee, fonteinen en rivieren, waarvan de wateren in bloed veranderd werden; de engel stelt de leraars en de strijdende Kerk voor, die door hun uitgaan uit Babel en openbare vertoning in het aanzien van het pausdom, welks gruwelen door de verkondiging van het zuivere Woord van God openbaar, bestraft en veroordeeld zijn geworden, die, zeg ik, is het middel geweest van deze oordelen over de antichrist; want de engelen, die de schalen uitgieten zouden, kwamen uit de tempel en een van de vier dieren gaf hun de schalen (Revelation 5:6, Revelation 5:7). De Kerk keurt dele oordelen goed, en verheerlijkt de eeuwige, de onveranderlijke, de getrouwe God daarover, van wie die plagen over de antichrist zijn gekomen en wiens rechtvaardigheid op een bijzondere wijze daarin duidelijk te zien is; de Kerk ziet, erkent en verblijdt zich over die rechtvaardigheid, en verheerlijkt er God over. Onder de vierde schaal in Revelation 16:6 kan men door de zon niet de natuurlijke zon verstaan, waarvan de hitte algemeen is, ook niet de Heere Jezus, de Zon der gerechtigheid, die Zijn Kerk in genot bestraalt en vruchtbaar maakt, maar de oorzaak is van de plagen over de antichrist. Men kan daardoor ook niet verstaan een aanzienlijk vorst, die bekeerd zou worden en daardoor de antichrist spijt, hartzeer en nadeel toebrengen, want niemand zou in de tempel kunnen ingaan, totdat de zeven plagen uitgegoten zouden zijn (Revelation 5:8) en ook kan men van zo iemand niet zeggen, dat een plaag over hem zou uitgegoten worden. Maar door de zon wordt een vorst verstaan die voor het Christendom is wat de zon is aan de hemel, die in heerlijkheid en macht boven allen uitmunt en evenwel veel doet tot afbreuk van de antichrist. Wij durven niet volstrekt zeggen, dat het de koning van Frankrijk is, maar hij gelijkt hem zeer wel. Het voorwerp van de plaag van de vijfde schaal is de troon van het beest, niet zijn hele rijk, want de andere plagen worden daarover ook uitgegoten, maar zoals de andere plagen ieder een bijzonder voorwerp hebben, zo ook deze, de troon is Rome, de zevenbergige stad (Openbaring :9). Zij zelf bekennen, dat Rome is de stoel van de paus en het omliggende land noemen zij zelf de stoel. Als het bewezen is, dat de paus de antichrist is, dan is ook zonder tegenspreken Rome de troon van het beest, over deze is de vijfde schaal uitgegoten, dat Rome's ondergang zal meebrengen; Rome zal geheel verwoest, verbrand en tot een puinhoop gemaakt worden, zoals blijkt uit Revelation 17:8, Revelation 17:9. 18 Dan zal de paus nog wel paus blijven, maar zijn heerlijkheid, zijn luister en gezag zullen weg zijn en hij zal tot verachting worden; dit zal hem en zijn aanhang uitermate pijnen en deze opnieuw oppuilende zweren zullen hem zo verdrietig en boos maken, dat ze God zullen lasteren, omdat Hij hen niet beter bewaart en zij zullen even hardnekkig in hun afgoderij voortgaan.

Hier worden zeer zware rampen en ellenden van Rome en het aangrenzend Italië voorspeld. In de volgende hoofdstukken zullen die meer in het bijzonder worden voorgesteld. Bloedige oorlogen en andere schrikkelijke verwoestingen treffen het hart van het rijk, dat daaraan licht en warmte van het leven gaf. Daarop zou een grote verduistering van het rijk volgen, bestaande in verwisseling van de vroegere heerlijkheid met schade en verachting (Job. 30:30 Klaagt. 4:8) vergezeld van zielensmart (Jeremiah 14:2) in een jammerstaat vol vrees en verschrikking, als van degenen, die in duisternis gezeten zijn (Jeremiah 13:16 Mich. 7:8). In deze jammerstaat zouden nochtans de verharde mensen verre zijn van zich te bekeren, dat zij integendeel pogen zouden hun pijnen te verdonkeren, tot grotere razernij vervoerd worden en de ware God met hun oude lasteringen meer bestrijden zouden zonder er van af te laten voor hun eindelijk verderf.

Deze schaal brengt ons tot de tijden van de reformatie, toen het rijk van het beest een zware slag kreeg, in alle historiën vermaard. De volkeren, moe van de dwalingen van de voorgaande eeuwen, hebben vrijwillig de deur opengedaan voor de evangelieleer. Toen zijn de schanddaden van de Roomse Kerk en stoel en pausen en kerkvoogden openbaar geworden, waardoor sommigen niet alleen door bijgeloof, maar ook door goddeloze wandel bekend stonden bij de hele wereld. Toen zijn openbaar geworden de vuiligheden en kunsten en bedriegerij van de kloosterlingen en monniken en prekers en alle andere gruwelen. Sinds die tijd is het gezag van de paus ontzenuwd. In dit geestelijk oordeel kwam ook nog een tijdelijk. Rome kreeg een verbazende ramp, weinige jaren nadat het licht van het Evangelie opging onder Clemens VII, toen de stad door de legermacht van Keizer Karel V onder het beleid van Karel, hertog van Bourbon, zonder enig ontzag voor paus en heiligdommen met geweld veroverd werd en alle dartelheden en verwoedheden moest uitstaan, die men van een dartel leger van overwinnaars kon verwachten, veel zwaarder zelfs dan zij die van de Gothen en Vandalen, die ontzag hadden voor de heiligdommen, had moeten lijden.

Door de vijfde bazuin is de antichrist gekozen tot zijn troon, door de vijfde schaal is hij afgezet.

Wij zeggen in onze taal, "hij zou uitzinnig en razend worden" en hij zou van spijt zich de tong afbijten. Het is een wijze van spreken, die te kennen geeft, dat de papisten zullen razen en zich zeer lelijk gedragen, om de openbare waarheid, die zij begeren verachtelijk te maken en geheel ten onder te brengen.

Dit dier is de luipaard (Revelation 13:2), het kan zijn huid niet veranderen. Maar de macht van God zou zich niet zo grotelijks vertoond hebben, als Farao zich bekeerd had op het aanschouwen van de eerste tekenen. Zo zullen er ook zijn vele grote samenzweringen en listige praktijken, om het koninkrijk van de paus op te houden, nadat zijn troon zal zijn omvergeworpen; de antichristische religie zal nog in achting zijn bij de papisten, die Rome zullen overleven. Maar dat men hierover niet bevreesd is. Het beest wordt bewaard alleen om de triomf van Christus en van Zijn Kerk te versieren.

Vers 12

12. En de zesde engel goot zijn schaal uit op de grote rivier, de Eufraat (Revelation 9:14); en zijn water is uitgedroogd. Met het uitgieten van de schaal verbande de Heere de inham van de zee en bewoog Hij Zijn hand tegen de rivier door de sterkte van Zijn wind (Isaiah 11:15 v.), opdat bereid zou worden de weg van de koningen, die van de opgang van de zon komen zullen en door Cyrus zijn voor afgebeeld (Isaiah 41:2, ; Isaiah 44:28 Door het droogmaken van de rivier werd eens voor Cyrus (Isaiah 46:11 Jeremiah 51:36) de weg bereid tot Israël's bevrijding uit de Babylonische ballingschap 2Ch 36:20; op gelijke wijze zal tot terugvoering van hen, die van de 12 stammen in de oostelijke landen van Azië nog aanwezig zijn Jer 31:21, als tot bevrijding van de overheersing van de halve maan Deze 35:15, de weg worden gebaand.

Als het nog verstokte en onder alle volken van de aarde verstrooide Israël tegen het einde van deze en het begin van de volgende eeuw tot zijn Heiland zal bekeerd zijn en dat zich in geloof met Hem heeft verbonden, dan zal ook de belofte in Leviticus 26:42 Deuteronomy 30:1, Isaiah 27:12 v. enz. over het weer verkrijgen van het heilige land vervuld worden tot herstel van de gemeente van Zion, waarvan wij in Revelation 14:1, hebben gelezen. Terwijl nu in Revelation 12:14 onder de twee vleugels, die aan de vrouw werden gegeven, de vleugels, als van een grote adelaar, opdat zij naar haar plaats vloog, de middelen van God werden voorgesteld, waardoor Hij Zijn volk uitleidt uit die landen en omstandigheden, waarin het tegenwoordig als gevangen zit, wordt op onze plaats aangewezen, wat geschieden moet, opdat het volk in zijn land binnenkomt. V r alle dingen wordt dan gehandeld over de bevrijding van dit land van de heerschappij van degenen, door wie de heilige stad 42 maanden lang vertreden wordt (Revelation 11:2). Op onze plaats is "de grote rivier, de Eufraat" een zinnebeeld van de Mohammedaanse macht (Revelation 9:14), zoals ook vaker stromen als beelden van machtige rijken worden gebruikt (Isaiah 8:7 Jeremiah 2:18). Deze waterstroom nu, nadat die eeuwen lang trots heeft voortgestroomd en vaak in plotseling stijgen de wereld had overstroomd, verdroogt. In zoverre het verdrogen van een rivier allengs geschiedt, is hierdoor het allengs zinken en verdwijnen van de Mohammedaanse macht voorgesteld. Dat komt ook volkomen overeen met de geschiedkundige gang. Alle Mohammedaanse rijken verouden en worden ziek; ook het tegenwoordige hoofdrijk van de Islam, Turkije, aan welks hoofd de opvolger van de Kalifen, het opperhoofd van alle Muzelmannen staat, is het hele opdrogen nabij; zijn geestelijke en materiële hulpbronnen verdrogen. Reeds lang heeft de Turkse Sultan in Europa de naam van de "zieke man" en zijn rijk heeft zijn bestaan te danken aan de onenigheid van de Europese machten over het verdelen van de erfenis. Niet weinige schriftverklaarders verklaren de mogelijkheid van een terugkeren van Israël naar Palestina als zouden de Europese machten, zodra het tot die verdeling van de erfenis komt, ook de Joden met een deel begiftigen en uit humaniteit of politiek hun het land van hun vaderen teruggeven. Verder veronderstellen zij, dat dit weer bezitten, als een duidelijke vervulling van de goddelijke toezegging, op de Joden zo machtige invloed zal hebben, dat zij zich nu tot Christus zullen bekeren. De ene gedachte is echter even verkeerd als de andere, en wij kunnen ons wel ontheven achten van de moeite dit in bijzonderheden aan te wijzen. Daarentegen ligt reeds in Isaiah 49:12 een aanwijzing, op welke wijze de Mohammedaanse heerschappij binnen korte tijd een einde zal nemen. Van het land Sinim af, van het verre Oosten van Azië, waar de volken zich reeds nu krachtig bewegen, zullen de koningen optreden, die "de tijd van de heidenen" (Luke 21:24) ook in zoverre vervullen, als het nu met diegenen, wie Jeruzalem ter vertreding was prijs gegeven, een einde zal nemen. En van Israël, als het in zijn land is teruggekeerd, nadat het van te voren reeds tot Christus bekeerd is en als de Zions gemeente, in Revelation 14:1, beschreven, nog een geheel ander zendingsvolk uitmaakt, dan ooit een van de Christelijke partijen het zendingswerk heeft verstaan, zal deze "volheid van de heidenen", die onze arbeid niet kan bemachtigen, zeer snel en gemakkelijk in het rijk van God worden ingeleid, zodat de "koningen van de opgang van de zon" tevens doen denken aan de wijzen van het Oosten (Matthew 2:1), die kwamen, om de geboren Koning van de Joden, wiens ster zij in hun vaderland hadden gezien, te aanbidden. Deze toornschaal wordt op de Eufraat uitgegoten en beduidt de val van de machten van de Islam, die aan de Eufraat haar hoofdzetel hebben. De tweede bazuin in de tweede toornschaal wijst op de godsdienst-vervalsingen in de Islam, de zesde bazuin en de zesde toornschaal op de wereldmachten van de Islam. Door de loslating van de engelen bij de Eufraat in voor-Azië werd het ontstaan van de Islam voorgesteld; hier wordt onder het zinnebeeld van de uitdroging van deze stroom zijn einde vermeld. Wie weet niet, dat de Moslim-wereld diep gezonken en onbekwaam is, om iets nieuws en levenwekkends daar te stellen? God laat de zieke man, zoals staatslieden hem noemen, van lieverlede uitteren en een langzame dood sterven.

Wanneer de Eufraat ten gevolge van het uitgieten van de schalen uitdroogt, dan blijkt reeds hieruit, dat de Heere dit doet om de eindelijke zegepraal en het heil van de Kerk voor te bereiden en haar vijanden te onderwerpen. Wij zien ook, dat de weg door de Eufraat slechts daarom voor de koningen bereid wordt, opdat zij erdoor mogen gaan naar het oord van hun nederlaag Armageddon. Maar wat is de Eufraat in de geschiedenis van de Kerk? De naam van deze rivier wordt gebruikt voor datgene, waardoor het voortrukken van de God vijandige wereldheerschappij tegen de heilige stad, de Kerk, wordt verhinderd. God zelf neemt, wanneer het Hem behaagt, die hindernissen weg. De kleingelovige siddert, de wereld juicht er over en de verharding van haar hart wordt te groter. Ten tijde van Johannes onder anderen, werden van de zuilen van de Kerk, Petrus en Paulus ter dood gebracht, Johannes zelf naar Patmos verbannen en daardoor de Kerk ogenschijnlijk prijs gegeven aan heidense willekeur. Dat was wel een treurige aanblik voor de gelovigen, en het scheen een luisterrijke zegepraal voor de wereld; het scheen met de Kerk gedaan te wezen en voor haar vijanden stonden de poorten van de heilige stad geopend. Menigeen klaagde daarover met innige smart. Maar wanneer het geloof het bezwijken nabij is en de wereld slechts de laatste slag meer aan de Kerk heeft toe te brengen, dan ziet die wereld op eenmaal de plaats van haar ondergang, Armageddon, voor zich. Dat is van oudsher de geschiedenis van het beest. Zie, de Heere God schijnt voor Farao en zijn leger een effen baan te bereiden, om Israël te achterhalen, te vervolgen, aan te tasten, te vernietigen het uitverkoren volk zweeft boven de rand van zijn onherroepelijke ondergang nog slechts nmaal de hand uitgestrekt, o Farao! Maar nee! De Egyptenaar wordt van de tin van zijn verwachting neergeworpen en komt om in de Schelfzee. Zo staat elke stap van de wereld, die zich tegen God verzet, onder het bestuur van de Voorzienigheid.

Hierdoor verstaan sommigen de eigenlijk genoemde rivier Euphrates, aan welker beide zijden de Turken, de Perzen en dergelijke natiën tegen het Oosten het gebied hebben gevoerd, zoals in Revelation 9:14 aangeduid is, die zich nog met elkaar zouden verenigen en de stoel van de antichrist innemen. Anderen verstaan door deze rivier de Euphrates, bij gelijkenis, al de inkomsten, die de antichrist uit de hele Christenheid trekt, waardoor zijn stoel verrijkt wordt en hij zich en zijn troon tegen alle andere geweld beschermt, die door de Christelijke prinsen eens geheel geschorst en uitgedroogd was, zoals al begonnen is, hem onmachtig te maken om zichzelf staande te houden, die prinsen, zoals hier verhaald wordt, van de opgang van de zon komen, omdat zij van Christus, die de opgang is uit de hoogte, daartoe verwekt zullen worden, zoals het oude Babylon door de rivier de Euphrates van te voren beschermd en verrijkt zijnde, door Cyrus uitgedroogd is en de weg geopend heeft tot overvallingen en innemingen van die stad en uitroepingen van haar rijk, zoals Jeremiah 51:31 enz. voorspeld is en in Daniel 5:30 vervuld.

De zesde bazuin bracht de Turk voor, als wanneer hij macht kreeg en een groot deel van de Christendom overstroomde en verwoestte; de zesde schaal breekt hem weer, hetgeen door het opdrogen van de rivier de Eufraat, zijn gebied, te kennen gegeven wordt, ziende op het innemen van Babel door het afleiden van de rivier, de sterkte van de stad. Het einde, waartoe de Turk verbroken zal worden, is de bekering van de Joden, die door de afgoderij van het Pausdom en geweldenarij van de Turk tot nog toe verhinderd geworden is; de Joden worden hier koningen genoemd (Exodus 19:6). Een koninklijk priesterdom (Isaiah 24:21-Isaiah 24:23 a) De koning van de aardbodem (Matthew 8:12). De kinderen van het Koninkrijk. De Joden zijn over de hele aarde verspreid, maar bijzonder zijn zij menigvuldig in de Oosterse landen. Dat de Joden bekeerd zullen worden, is boven op zijn plaats bewezen en tegelijk de terugkomst in hun land aangetoond. Dat in de Openbaring iet gesproken zou worden van deze grote zaak, is niet te geloven. Dat hier en in Revelation 19:1, waar deze zaak, in deze schaal kort voorgesteld, breder wordt vertoond, van hun bekering gesproken wordt, is het voelen van velen en van de voornaamste schrijvers over de Openbaring. Dat de verwoesting van de antichrist en van de Turk, onder wiens gebied zij allermenigvuldigst zijn, goede gelegenheid daartoe zal geven, is makkelijk te verstaan. Dus achten wij, dat door deze koningen van het Oosten de Joden verstaan worden en dat hun herstel na die tijd te verwachten is. En zij, bekeerd zijnde, zullen een middel van de bekering zijn van de daarover wonende koningen en volkeren.

Van de draak en van de twee beesten is hiervoor gesproken, waarbij het beeld van het beest van te voren ook is gevoegd. In de plaats van het tweede beest wordt hier de valse profeet gesteld, waaruit blijkt, dat deze valse profeet ook het beeld van de beesten is, dat is, de antichrist met zijn hele rijk, voor zoveel hij de valse leer door hem zelf en andere van zijn dienaren voorstaat en al zijn geestelijke prelaten, consistories, hoven, conventen, conciliën en personen daartoe gebruikt, om die valse leer te verbreiden, zoals in het volgende Hoofdstuk zal blijken. Door hem worden dan gezamenlijk deze onreine geesten gezonden, omdat zij al haar listigheid en aanzien samen brengen en samenspannen, om Gods Kerk en Zijn waarheid uit te roeien en als uit n mond hier in te spreken en door een geest te worden gedreven.

Wij vinden hier een voorbeeld van de nabij zijnde ondergang van het antichristische Rome, evenals het uitdrogen van de wateren van de Eufraat vroeger het uur van Babels ondergang was. Geen verklaring van de Eufraat is zo geschikt, als van volkeren, die van alle kanten naar Rome toevloeiden en versterkten, dat men niet makkelijk tot verwoesting kon komen. Het uitdrogen van de wateren zal dan het aftrekken van die volken betekenen, dat zij niet meer derwaarts vloeien, noch hun rijkdommen toevoegen, waardoor dan een gemakkelijke weg aan de vijanden van die goddeloze stad zal worden geopend om haar in te nemen, evenals eertijds aan Darius en Cyrus met hun talrijke en sterke legers.

Men zal door de Eufraat moeten verstaan een machtig en volkrijk koninkrijk in Europa, dat als de Eufraatstroom kan worden gehouden voor een voorschans en borstwering van het rijk van het beest, dat geen ander kan zijn dan Frankrijk. De koningen van Frankrijk hebben de paus tot die hoogheid verheven, waarin hij zich nu vertoont en, als zij hem in die waardigheid niet gehandhaafd en verdedigd hadden, het was gedaan geweest met dat rijksgebied van bijgelovigheid en afgoderij. Maar dat koninkrijk zal opgedroogd worden, d. i. God zal door Zijn voorzienigheid maken, dat dit grootmachtig rijk allengs van kracht en vermogen beroofd wordt, opdat de koningen en vorsten van de aarde daarom minder tegenstand vinden ten tijde van die strijd, die om de godsdienst zal worden gevoerd en een weg banen tot volvoering van de kerkhervorming, dat grote werk, waarvan hier gesproken wordt.

Onder de rivier de Eufraat moet worden verstaan het volk daar woonachtig, de Turken en onder de koningen van het Oosten de Joden, die, tot God bekeerd zijnde en tot het geloof in Christus, koningen zijn. Dat hier Joden bedoeld worden, blijkt uit Revelation 16:22. De wederoprichting van Christus' Koninkrijk onder hen en zo'n heerlijke regering ziet op de tijd, wanneer die het allerheerlijkst zijn zal en dus op de tijd van hun bekering.

Vers 12

12. En de zesde engel goot zijn schaal uit op de grote rivier, de Eufraat (Revelation 9:14); en zijn water is uitgedroogd. Met het uitgieten van de schaal verbande de Heere de inham van de zee en bewoog Hij Zijn hand tegen de rivier door de sterkte van Zijn wind (Isaiah 11:15 v.), opdat bereid zou worden de weg van de koningen, die van de opgang van de zon komen zullen en door Cyrus zijn voor afgebeeld (Isaiah 41:2, ; Isaiah 44:28 Door het droogmaken van de rivier werd eens voor Cyrus (Isaiah 46:11 Jeremiah 51:36) de weg bereid tot Israël's bevrijding uit de Babylonische ballingschap 2Ch 36:20; op gelijke wijze zal tot terugvoering van hen, die van de 12 stammen in de oostelijke landen van Azië nog aanwezig zijn Jer 31:21, als tot bevrijding van de overheersing van de halve maan Deze 35:15, de weg worden gebaand.

Als het nog verstokte en onder alle volken van de aarde verstrooide Israël tegen het einde van deze en het begin van de volgende eeuw tot zijn Heiland zal bekeerd zijn en dat zich in geloof met Hem heeft verbonden, dan zal ook de belofte in Leviticus 26:42 Deuteronomy 30:1, Isaiah 27:12 v. enz. over het weer verkrijgen van het heilige land vervuld worden tot herstel van de gemeente van Zion, waarvan wij in Revelation 14:1, hebben gelezen. Terwijl nu in Revelation 12:14 onder de twee vleugels, die aan de vrouw werden gegeven, de vleugels, als van een grote adelaar, opdat zij naar haar plaats vloog, de middelen van God werden voorgesteld, waardoor Hij Zijn volk uitleidt uit die landen en omstandigheden, waarin het tegenwoordig als gevangen zit, wordt op onze plaats aangewezen, wat geschieden moet, opdat het volk in zijn land binnenkomt. V r alle dingen wordt dan gehandeld over de bevrijding van dit land van de heerschappij van degenen, door wie de heilige stad 42 maanden lang vertreden wordt (Revelation 11:2). Op onze plaats is "de grote rivier, de Eufraat" een zinnebeeld van de Mohammedaanse macht (Revelation 9:14), zoals ook vaker stromen als beelden van machtige rijken worden gebruikt (Isaiah 8:7 Jeremiah 2:18). Deze waterstroom nu, nadat die eeuwen lang trots heeft voortgestroomd en vaak in plotseling stijgen de wereld had overstroomd, verdroogt. In zoverre het verdrogen van een rivier allengs geschiedt, is hierdoor het allengs zinken en verdwijnen van de Mohammedaanse macht voorgesteld. Dat komt ook volkomen overeen met de geschiedkundige gang. Alle Mohammedaanse rijken verouden en worden ziek; ook het tegenwoordige hoofdrijk van de Islam, Turkije, aan welks hoofd de opvolger van de Kalifen, het opperhoofd van alle Muzelmannen staat, is het hele opdrogen nabij; zijn geestelijke en materiële hulpbronnen verdrogen. Reeds lang heeft de Turkse Sultan in Europa de naam van de "zieke man" en zijn rijk heeft zijn bestaan te danken aan de onenigheid van de Europese machten over het verdelen van de erfenis. Niet weinige schriftverklaarders verklaren de mogelijkheid van een terugkeren van Israël naar Palestina als zouden de Europese machten, zodra het tot die verdeling van de erfenis komt, ook de Joden met een deel begiftigen en uit humaniteit of politiek hun het land van hun vaderen teruggeven. Verder veronderstellen zij, dat dit weer bezitten, als een duidelijke vervulling van de goddelijke toezegging, op de Joden zo machtige invloed zal hebben, dat zij zich nu tot Christus zullen bekeren. De ene gedachte is echter even verkeerd als de andere, en wij kunnen ons wel ontheven achten van de moeite dit in bijzonderheden aan te wijzen. Daarentegen ligt reeds in Isaiah 49:12 een aanwijzing, op welke wijze de Mohammedaanse heerschappij binnen korte tijd een einde zal nemen. Van het land Sinim af, van het verre Oosten van Azië, waar de volken zich reeds nu krachtig bewegen, zullen de koningen optreden, die "de tijd van de heidenen" (Luke 21:24) ook in zoverre vervullen, als het nu met diegenen, wie Jeruzalem ter vertreding was prijs gegeven, een einde zal nemen. En van Israël, als het in zijn land is teruggekeerd, nadat het van te voren reeds tot Christus bekeerd is en als de Zions gemeente, in Revelation 14:1, beschreven, nog een geheel ander zendingsvolk uitmaakt, dan ooit een van de Christelijke partijen het zendingswerk heeft verstaan, zal deze "volheid van de heidenen", die onze arbeid niet kan bemachtigen, zeer snel en gemakkelijk in het rijk van God worden ingeleid, zodat de "koningen van de opgang van de zon" tevens doen denken aan de wijzen van het Oosten (Matthew 2:1), die kwamen, om de geboren Koning van de Joden, wiens ster zij in hun vaderland hadden gezien, te aanbidden. Deze toornschaal wordt op de Eufraat uitgegoten en beduidt de val van de machten van de Islam, die aan de Eufraat haar hoofdzetel hebben. De tweede bazuin in de tweede toornschaal wijst op de godsdienst-vervalsingen in de Islam, de zesde bazuin en de zesde toornschaal op de wereldmachten van de Islam. Door de loslating van de engelen bij de Eufraat in voor-Azië werd het ontstaan van de Islam voorgesteld; hier wordt onder het zinnebeeld van de uitdroging van deze stroom zijn einde vermeld. Wie weet niet, dat de Moslim-wereld diep gezonken en onbekwaam is, om iets nieuws en levenwekkends daar te stellen? God laat de zieke man, zoals staatslieden hem noemen, van lieverlede uitteren en een langzame dood sterven.

Wanneer de Eufraat ten gevolge van het uitgieten van de schalen uitdroogt, dan blijkt reeds hieruit, dat de Heere dit doet om de eindelijke zegepraal en het heil van de Kerk voor te bereiden en haar vijanden te onderwerpen. Wij zien ook, dat de weg door de Eufraat slechts daarom voor de koningen bereid wordt, opdat zij erdoor mogen gaan naar het oord van hun nederlaag Armageddon. Maar wat is de Eufraat in de geschiedenis van de Kerk? De naam van deze rivier wordt gebruikt voor datgene, waardoor het voortrukken van de God vijandige wereldheerschappij tegen de heilige stad, de Kerk, wordt verhinderd. God zelf neemt, wanneer het Hem behaagt, die hindernissen weg. De kleingelovige siddert, de wereld juicht er over en de verharding van haar hart wordt te groter. Ten tijde van Johannes onder anderen, werden van de zuilen van de Kerk, Petrus en Paulus ter dood gebracht, Johannes zelf naar Patmos verbannen en daardoor de Kerk ogenschijnlijk prijs gegeven aan heidense willekeur. Dat was wel een treurige aanblik voor de gelovigen, en het scheen een luisterrijke zegepraal voor de wereld; het scheen met de Kerk gedaan te wezen en voor haar vijanden stonden de poorten van de heilige stad geopend. Menigeen klaagde daarover met innige smart. Maar wanneer het geloof het bezwijken nabij is en de wereld slechts de laatste slag meer aan de Kerk heeft toe te brengen, dan ziet die wereld op eenmaal de plaats van haar ondergang, Armageddon, voor zich. Dat is van oudsher de geschiedenis van het beest. Zie, de Heere God schijnt voor Farao en zijn leger een effen baan te bereiden, om Israël te achterhalen, te vervolgen, aan te tasten, te vernietigen het uitverkoren volk zweeft boven de rand van zijn onherroepelijke ondergang nog slechts nmaal de hand uitgestrekt, o Farao! Maar nee! De Egyptenaar wordt van de tin van zijn verwachting neergeworpen en komt om in de Schelfzee. Zo staat elke stap van de wereld, die zich tegen God verzet, onder het bestuur van de Voorzienigheid.

Hierdoor verstaan sommigen de eigenlijk genoemde rivier Euphrates, aan welker beide zijden de Turken, de Perzen en dergelijke natiën tegen het Oosten het gebied hebben gevoerd, zoals in Revelation 9:14 aangeduid is, die zich nog met elkaar zouden verenigen en de stoel van de antichrist innemen. Anderen verstaan door deze rivier de Euphrates, bij gelijkenis, al de inkomsten, die de antichrist uit de hele Christenheid trekt, waardoor zijn stoel verrijkt wordt en hij zich en zijn troon tegen alle andere geweld beschermt, die door de Christelijke prinsen eens geheel geschorst en uitgedroogd was, zoals al begonnen is, hem onmachtig te maken om zichzelf staande te houden, die prinsen, zoals hier verhaald wordt, van de opgang van de zon komen, omdat zij van Christus, die de opgang is uit de hoogte, daartoe verwekt zullen worden, zoals het oude Babylon door de rivier de Euphrates van te voren beschermd en verrijkt zijnde, door Cyrus uitgedroogd is en de weg geopend heeft tot overvallingen en innemingen van die stad en uitroepingen van haar rijk, zoals Jeremiah 51:31 enz. voorspeld is en in Daniel 5:30 vervuld.

De zesde bazuin bracht de Turk voor, als wanneer hij macht kreeg en een groot deel van de Christendom overstroomde en verwoestte; de zesde schaal breekt hem weer, hetgeen door het opdrogen van de rivier de Eufraat, zijn gebied, te kennen gegeven wordt, ziende op het innemen van Babel door het afleiden van de rivier, de sterkte van de stad. Het einde, waartoe de Turk verbroken zal worden, is de bekering van de Joden, die door de afgoderij van het Pausdom en geweldenarij van de Turk tot nog toe verhinderd geworden is; de Joden worden hier koningen genoemd (Exodus 19:6). Een koninklijk priesterdom (Isaiah 24:21-Isaiah 24:23 a) De koning van de aardbodem (Matthew 8:12). De kinderen van het Koninkrijk. De Joden zijn over de hele aarde verspreid, maar bijzonder zijn zij menigvuldig in de Oosterse landen. Dat de Joden bekeerd zullen worden, is boven op zijn plaats bewezen en tegelijk de terugkomst in hun land aangetoond. Dat in de Openbaring iet gesproken zou worden van deze grote zaak, is niet te geloven. Dat hier en in Revelation 19:1, waar deze zaak, in deze schaal kort voorgesteld, breder wordt vertoond, van hun bekering gesproken wordt, is het voelen van velen en van de voornaamste schrijvers over de Openbaring. Dat de verwoesting van de antichrist en van de Turk, onder wiens gebied zij allermenigvuldigst zijn, goede gelegenheid daartoe zal geven, is makkelijk te verstaan. Dus achten wij, dat door deze koningen van het Oosten de Joden verstaan worden en dat hun herstel na die tijd te verwachten is. En zij, bekeerd zijnde, zullen een middel van de bekering zijn van de daarover wonende koningen en volkeren.

Van de draak en van de twee beesten is hiervoor gesproken, waarbij het beeld van het beest van te voren ook is gevoegd. In de plaats van het tweede beest wordt hier de valse profeet gesteld, waaruit blijkt, dat deze valse profeet ook het beeld van de beesten is, dat is, de antichrist met zijn hele rijk, voor zoveel hij de valse leer door hem zelf en andere van zijn dienaren voorstaat en al zijn geestelijke prelaten, consistories, hoven, conventen, conciliën en personen daartoe gebruikt, om die valse leer te verbreiden, zoals in het volgende Hoofdstuk zal blijken. Door hem worden dan gezamenlijk deze onreine geesten gezonden, omdat zij al haar listigheid en aanzien samen brengen en samenspannen, om Gods Kerk en Zijn waarheid uit te roeien en als uit n mond hier in te spreken en door een geest te worden gedreven.

Wij vinden hier een voorbeeld van de nabij zijnde ondergang van het antichristische Rome, evenals het uitdrogen van de wateren van de Eufraat vroeger het uur van Babels ondergang was. Geen verklaring van de Eufraat is zo geschikt, als van volkeren, die van alle kanten naar Rome toevloeiden en versterkten, dat men niet makkelijk tot verwoesting kon komen. Het uitdrogen van de wateren zal dan het aftrekken van die volken betekenen, dat zij niet meer derwaarts vloeien, noch hun rijkdommen toevoegen, waardoor dan een gemakkelijke weg aan de vijanden van die goddeloze stad zal worden geopend om haar in te nemen, evenals eertijds aan Darius en Cyrus met hun talrijke en sterke legers.

Men zal door de Eufraat moeten verstaan een machtig en volkrijk koninkrijk in Europa, dat als de Eufraatstroom kan worden gehouden voor een voorschans en borstwering van het rijk van het beest, dat geen ander kan zijn dan Frankrijk. De koningen van Frankrijk hebben de paus tot die hoogheid verheven, waarin hij zich nu vertoont en, als zij hem in die waardigheid niet gehandhaafd en verdedigd hadden, het was gedaan geweest met dat rijksgebied van bijgelovigheid en afgoderij. Maar dat koninkrijk zal opgedroogd worden, d. i. God zal door Zijn voorzienigheid maken, dat dit grootmachtig rijk allengs van kracht en vermogen beroofd wordt, opdat de koningen en vorsten van de aarde daarom minder tegenstand vinden ten tijde van die strijd, die om de godsdienst zal worden gevoerd en een weg banen tot volvoering van de kerkhervorming, dat grote werk, waarvan hier gesproken wordt.

Onder de rivier de Eufraat moet worden verstaan het volk daar woonachtig, de Turken en onder de koningen van het Oosten de Joden, die, tot God bekeerd zijnde en tot het geloof in Christus, koningen zijn. Dat hier Joden bedoeld worden, blijkt uit Revelation 16:22. De wederoprichting van Christus' Koninkrijk onder hen en zo'n heerlijke regering ziet op de tijd, wanneer die het allerheerlijkst zijn zal en dus op de tijd van hun bekering.

Vers 13

13. En Ik zag, terwijl de koningen van het Oosten naderden, uit de mond van de draak, waarvan in Revelation 12:1 sprake was en uit de mond van het beest in Revelation 13:1 v. en uit de mond van de valse profeet (Revelation 13:11 v.), drie onreine geesten gaan, de vorsen gelijk.

Vers 13

13. En Ik zag, terwijl de koningen van het Oosten naderden, uit de mond van de draak, waarvan in Revelation 12:1 sprake was en uit de mond van het beest in Revelation 13:1 v. en uit de mond van de valse profeet (Revelation 13:11 v.), drie onreine geesten gaan, de vorsen gelijk.

Vers 14

14. Want hetgeen ik zag, namelijk deze drie onreine geesten, die ik in vorsen gedaante zag te voorschijn komen, dus ook de beide, die uit de mond van het dier en uit de mond van de valse profeet gingen, zijn geesten van de duivelen en dus met veel hogere krachten toegerust dan menselijke geesten. En zij a) doen tekenen, waardoor zij zich eerst groot aanzien verwerven, om daarna hun overredingskunst in toepassing te brengen, die tekenen het werk van de overreding verrichten en uitgaan tot de koningen van de aarde en van de hele wereld. Zij gaan tot die koningen, die hier het eerst in aanmerking komen; die ten gevolge van hun ver reikende invloed de koningen van de hele wereld vertegenwoordigen, dus tot de Europese grootmachten Re 13:7. Zij doen dat om die te vergaderen b) tot de strijd tegen de Heere, om diens werk aan Zijn volk te verhinderen, de strijd van die grote dag van de almachtige God, waarvan echter noch de verleiders, noch de door hen te verleiden koningen en regeringsmachten iets vermoeden, maar waartoe de ondernomen krijgstocht eveneens zal omslaan, als Sisera's veldtocht tegen Barak in een grote gerichtsdag van God over Jabin en zijn veldoverste omkeerde (Judges 4:1, 5).

a) 2 Thessalonians 2:9 Revelation 3:13; Revelation 19:20) Revelation 7:14; Revelation 20:8

Van die grote dag van God, als de Heere op het einde van de 20e eeuw tegen de anti-christ en diens legerschaar ten strijde trekt, om een einde aan hem te maken met het scherpe zwaard van Zijn mond (Revelation 19:11), is hier in het algemeen nog geen sprake. De uitleggers, van deze valse veronderstelling uitgaande, hebben onze plaatsen slechts duisterder gemaakt, in plaats van ze te doen begrijpen, zoals in het bijzonder bij hen de koningen van de opgang van de zon in Revelation 16:12 tot die koningen in Revelation 16:14 behoren, die door de drie onreine geesten worden aangebracht, alsof hierin Oosten en Westen elkaar wederkerig de handen reikten tot een anti-kruistocht, die bij Harmageddon in Revelation 16:16 op het verderf voor beide uitviel. Wij houden daarentegen vast, dat wij op onze plaats nog slechts aan het begin van de 20e eeuw staan, of bij die gerichtsdaad van God, waardoor Hij aan de anti-christische tijd ook uitwendig een einde maakt. Inwendig is aan deze tijd reeds zijn einde bereid door de weer levendmaking van de twee getuigen, of de bekering van Israël in Revelation 11:11 v. ; en nu in Revelation 12:14 de twee vleugels, die aan de vrouw werden gegeven, de vleugels als van een groten adelaar, van de uitleiding van het bekeerde Israël uit zijn gevangenschap, waarin het onder alle volken van de aarde verstrooid was, hebben verstaan, in Revelation 16:12 van ons hoofdstuk de bevrijden van het heilige land van de Mohammedaanse heerschappij zagen aankomen, zo wordt ons hier aangewezen, wat de constitutionele, van de wil van de Kamer-majoriteiten afhankelijke, hoewel misschien ook voor hun personen vrome en godvruchtige koningen op aarde zullen doen, om Gods werk aan Zijn volk te verhinderen. Zij beproeven een bepaalde veldtocht, die een andere oplossing van het Oosterse vraagstuk teweegbrengen, dan die met het aanrukken van de koningen van het Oosten begint te komen en die in het bijzonder ook bestemd is, om de wederoprichting van het rijk van Israël (Acts 1:6) onmogelijk te maken. Dat is zeker een onderneming, die men aan de machten van Europa, dat Christelijk was, aan de wereld, die zich op haar beschaving beroemde, niet moest toevertrouwen en hoezeer ook aan het staatkundig bestaan van ons werelddeel met het einde van deze lopende eeuw het Christelijk karakter zal zijn ontnomen en vrome herinneringen aan Gods woord en Christus' rijk niet meer mogen meespreken in de raad van de volken, zo zal men zich toch van alle nawerking van wat men vroeger geweest is en gedeeltelijk nog in zijn hart gelooft, niet zo geheel kunnen ontslaan, dat men volgens eigen besluit aan zo'n onderneming zou denken. Maar juist daarom ziet Johannes drie onreine geesten uit de mond van de draak en uit de mond van het dier en uit de mond van de valse profeet als vorsen voortkomen. Die kunnen als "geesten van de duivelen" tekenen doen en die zullen wel weten tot stand te brengen, dat de koningen op aarde overreed worden tot hetgeen de oude slang in haar raad heeft bedacht. De veldtocht, waartoe het komt, is dan het water als een stroom, dat in Revelation 12:15 de slang de vrouw achterna uit haar mond spuwt, opdat zij verdrinkt. Maar de grote dag van God de Almachtige, waarop de koningen zonder te weten en te willen zich laten vergaderen (Joel 3:6 vv. Ezekiel 38:4, Ezekiel 38:16), zal nu ook in zijn invloed op de landen in Europa die grote aardbeving teweegbrengen, tengevolge waarvan het tiende deel van de stad valt en zeven duizend namen van mensen gedood worden, de anderen echter verschrikken en de God van de hemel de eer geven. Niet alleen zal de Protestantse kerk uit haar diepe nederlaag worden opgericht, die de reus van de anti-christelijken tijdgeest haar heeft aangebracht, maar ook het staatkundige leven zal een gezegende regeneratie ondergaan, waarvoor in deze tijd, ondanks alle gebeden en inspanningen van de gelovigen en vromen, die de afgrond voor ogen zien, waarin de sinds langer dan een vierde eeuw ingeslagen richting leidt, nog in geen mensenleven enig uitzicht bestaat. Toch mag men regeneratie niet met reactie en restitutie niet met repristinatie verwarren: wat geweest is komt in die vorm niet terug, maar wat goed en recht is in de gedachte van een volksvertegenwoordiging in de staat en vertegenwoordiging van de gemeente en van de Kerk, dat zal eens niet meer door de geesten van revolutie en oppositie, van ongeloof en goddeloosheid misbruikt worden, om zichzelf op de troon van de majesteiten en autoriteiten te plaatsen, het zal integendeel een hervorming overeenkomstig zijn aard verkrijgen. Wat nu de drie onreine geesten, aan vorsen gelijk, aangaat, die Johannes uit de mond van de draak enz. ziet voortkomen, het is in het algemeen niet moeilijk het gezicht te verklaren. Wij kunnen ons dan ook geheel aansluiten aan de volgende uiteenzetting van een andere uitlegger. "Onreine geesten heten in het Nieuwe Testament (Matthew 10:1, Matthew 12:43 Mark 1:27, Mark 5:8; Mark 9:25 Luke 4:33 enz.) zodanige demonen, die van het lichamelijk-psychische organisme van een mens bezit hebben genomen, die dus de mens bezeten maken, zijn ziel van haar heerschappij over het organisme en het zenuwleven beroven 1Sa 16:14. Omdat nu die geesten eveneens onreine heten, moet hun werking op de mensen op ethisch-geestelijk gebied gelijk zijn aan de werking, die de demonen op ethisch-geestelijk gebied op de bezetenen uitoefenden; zij moeten de mensen als bezeten maken, hen met dronkenschap en bedwelming vervullen, zodat zij zichzelf niet meer meester zijn, maar door de demonische macht gedreven en voortgesleept worden. Als vorsen stellen zich deze onreine geesten voor. De vors komt in de bijbelse symboliek overigens niet voor, maar welke betekenis dit zinnebeeld heeft, ligt evenwel voor de hand en is duidelijk uit de natuurlijke gesteldheid van de vors. Men moet niet bij enkele trekken blijven staan, maar alle trekken van de vorsennatuur bij elkaar nemen, omdat deze juist in haar vereniging eerst datgene uitdrukken, wat hier zinnebeeldig moet worden uitgedrukt. In slijk geboren, in slijk levende, uit het slijk zich opheffend, klein, machteloos, ellendig, erbarmelijk, maar een luid, ver klinkend geschreeuw makend, en zich dik opblazende, daarbij afzichtelijk en afkeerwekkend, dat zijn in de vors zo zeldzaam verbonden trekken, die hem zo bijzonder tot een fabelachtig dier, maar juist daarom ook tot het zinnebeeld zoals hier vereist wordt, geschikt maken. Hij, die van deze drie vorsen, of van een van die bezeten is, zal de geest en de manier van een onbehagelijke, inwendig lege, lage, nietswaardige maar grootsprekende, hoogmoedige, opgeblazen schreeuwer hebben en door dit zijn geschreeuw weer de Godverlatende menigte bezeten maken en met dezelfde geest vervullen. " Moeilijk is het, de drie geesten in het bijzonder te verklaren; wij zouden echter zeker niet mistasten, als wij aan drie maximen of grondstellingen denken, die door de woordvoerders van die tijd, waarin het in Revelation 16:12 voorspelde plaats heeft, op de voorgrond worden geplaatst en met veel pathos worden ontwikkeld om de volstrekte noodzakelijkheid van een veldtocht naar het Oosten aan te wijzen. Zij zelf, die woordvoerders, hebben geen inwendige waarde en waarachtige ernst; maar een duivelse betovering geeft hun in de ogen van de menigte, die geen oordeel heeft, de schijn, alsof zij wezens waren van gans bijzondere aard en als zij een voorstel doen, dan is daaraan meteen de majesteit verzekerd en de pers ondersteunt hen met zo'n nadruk, dat de openbare mening snel gewonnen is, waarmee de regerende machten dan moeten rekenen. Wellicht hebben wij ook recht, als wij de drie hoofdredenen van de tot die besproken veldtocht, die in staatkundig opzicht nog andere doeleinden zal najagen, in godsdienstig opzicht maar toch hoofdzakelijk erop doelt, om het Christelijk geworden Israël, dat zich onder de scepter van de Davidszoon begeeft, van het terugkeren in zijn vaderland af te houden, nader op deze wijze voorstellen: 1) van het standpunt van het ongeloof en van de godsdienstloosheid, wordt gezegd, dat de Joodse godsdienst, zoals die in het reform-Jodendom haar uitdrukking heeft gevonden, minstens even goed is als de Christelijke, ja dat deze na vele trappen van ontwikkeling aan die zijde is gaan staan een zo sterke reactie dus als de bekering van Israël tot Christus, reeds om die terugwerking op de verlaten Kerk, die dan gemakkelijk weer van haar dood tot een nieuw leven zou kunnen ontwaken, niet mag worden geduld dat is de onreine geest uit de mond van de draak. 2) Van het standpunt van de politiek en staatsmanschap zal worden beweerd, dat de landen van Europa de Joden met hun schatten en leningen, met hun geestelijke talenten en commerciële bekwaamheden, nadat men ze genationaliseerd en gelijke rechten gegeven heeft met alle Christenen en kinderen van het land, uit het staatsverband niet kunnen laten gaan zonder zich de grootste schade aan te doen. Het meest zal dat land zich voor deze grondstelling interesseren, dat in de laatste drie tientallen van jaren zozeer de hulp van de bankiershuizen nodig had dat is de onreine geest uit de mond van het dier. 3) Eindelijk van het standpunt van die Kerk, die dan weer haar gewicht in de weegschaal kan werpen, zal worden beweerd, dat wat niet tot haar overgaat en zich niet onder haar opperhoofd stelt, ook niet zalig kan worden een wederoprichting van Israël met voorbijgaan van haar aanspraken op het alleen geldende van de machten, die haar belijden, volstrekt verhinderd moet worden dat is de onreine geest uit de mond van de valse profeet. Eindelijk zeggen wij wellicht ook niet te veel, als wij deze geschiedenis van de toekomst ons verder voorstellen, dat, nadat de drie grondstellingen alle partijen tot een besluit hebben verenigd en dat de landen van Europa hun krijgslegers naar het Oosten hebben gezonden, deze bij Ptolemaïs, evenals eertijds Farao Necho, de Koning van Egypte (2 Kings 23:29) landen en van daar heentrekken naar de vlakte bij Megiddo; maar snel zullen de grootmachten van hun legers ondervinden, tegen wie zij eigenlijk strijden en wat een dag hun door de Almachtige bereid is.

De drie geesten, die uit de mond van deze helse drie-eenheid uitgaan, zijn onreine geesten, de vorsen gelijk. Niet zonder reden maakt de ziener uitdrukkelijk melding van de mond van de draak, van de antichrist en van de valse profeet, waaruit de drie onreine kikvors-geesten voortkomen. De mond van de draak is de mond van dat sprekende beeld, dat standbeeld van de antichrists, waaraan de pseudo-profeet door zijn toverkunst een geest geeft, zodat de boze op zijn bevel uit het beeld, als uit een orakel van de duivel, spreekt (13:15). De mond van het beest is de mond van de Antichrist, die, insgelijks door de duivel bezield, vreselijke lastertaal en menig vonnis zal uitspreken (Daniel 11:36). De mond van de pseudo-profeet is de mond van de persoonlijke valse profeet, waaruit toverwoorden en leugenachtige voorspellingen zullen uitgaan. Bij wijze van visioen zag Johannes elk van deze drie een onreine geest uitademen, aan een vors gelijk. De vors, door de veranderingen, die hij bij zijn levensaanvang ondergaat, ook een zinnebeeld van de toverij, is door het walgelijk ei, waaruit hij geboren wordt, door zijn wijze van leven in poelen en moerassen, door zijn tot barsten toe opgezwollen lichaam en door zijn gekwaak een zinnebeeld van de onreinheid en opgeblazenheid. Deze geesten zijn geesten van de demonen, zo duivelen, die wonderen en tekenen doen. Laat zich iets meer verlagend denken dan wanneer een onsterfelijke, voor Gods lichtwereld geschapen geest, met een onreine vors in een slijkerige poel vergeleken wordt? Deze duivelen verrichten tekenen door de valse profeet en zijn medegenoten (13:13), om alle natiën van de aardkreits tot het antichristendom te verlokken. Hier treedt Paulus' voorspelling aangaande veelvermogende dwalingen in vervulling (2 Thessalonians 2:9): "Wiens toekomst is naar de werking van de satan, in alle kracht en tekenen en wonderen van de leugens. " Door deze geesten zal de satan onzichtbaar alle volken op de hele aarde, in alle werelddelen ophitsen, zodat zij optrekken en in Europa zich onder de standaard van de antichrist voegen, om het Christendom te vernietigen en de strijd met Christus aan te binden, tegen wie de duivel, die hen verblindt en verdwaast, hen aanvoert.

De duivel is de overste, die het beest op de troon geholpen had en zijn heerschappij ondersteunt en die het beest, van de troon geschopt, weer daarop probeert te helpen; het beest, de plaatsbekleder van de duivel, onder twee gedaanten, als burgerlijk en kerkelijk, zou ook graag daarop zijn en weer heersen; en als de valse profeet, zocht hij zijn omvergeworpen afgoden-altaren weer op te richten; daartoe zien zij geen raad dan om een groot leger te vergaderen en met macht van wapenen de troon weer terug te krijgen; maar zij zagen daartoe geen waarschijnlijkheid dan door gezanten een verbintenis te maken met het overblijfsel van de Turk, van de pausen broeder en met allerlei slag van de vijanden van de Kerk. Uit zulke monden zulke uitbraaksels, zijn gezanten, zijn vuile, onreine, hatelijke en afschuwelijke beesten, de kardinalen, gezanten, monniken en inzonderheid de Jezuieten, door de geest van de duivel onderwezen en bestuurd. Dezen werden uitgezonden tot de koningen en oversten van de wereld; zij slopen in hun kamers, kropen op hun bedsteden en vervoegden zich aan hun tafelen, zoals de kikvorsen bij Farao; zij namen hun harten in door wonderlijke vertoningen en betoveringen en hitsten hen op om met hen aan te spannen tegen de Kerk van God en zo tegen God zelf, wiens hand daarin was, om hen te vergaderen en hen te samen te verdelgen, evenals de Heere aan Farao gedaan had.

Die geesten van de duivelen zijn de vorsen gelijk, zoals Egypte plaagden, die het vuile slijk en poelen beminnen en voor de mensen zeer walgelijk zijn. Men verstaat er door ijdele mensen, die veinzen de Heilige Geest te hebben, maar door onreine geesten gedreven worden. Zij komen drie in getal voor als komende van de draak, het beest en de valse profeet. Anderen noemen hier drieërlei wijze van werken of drie voorname orden: Dominicanen, Franciscanen en Jezuieten of bisschoppen, monniken en Jezuieten, waarbij men de naam "geesten" doet zien op "geestelijke vaders". In elk geval hier is de list en naarstigheid van het beest, zorgvuldig zoekende de gunst en hulp van de machtigen van deze wereld tegen de dag van het kwaad.

Er is een overgrote gelijkheid tussen deze vorsen en de verleidende monniken, de slaven van het beest en die in de laatste tijd zijn opgekomen, ik bedoel de aanhangers van Loyola, want ik kan van mijzelf niet verkrijgen, dat ik ze Jezuieten zou noemen om de Heere Jezus niet te verongelijken.

In hun leefwijze zijn ze vuil en walgelijk als vorsen, zich ophoudend in de moerassen. Zij zijn drie in getal. Toen de zaak van Christus in de laagte was, had Hij maar twee getuigen, maar de antichrist heeft er drie, dus meer, die hem tot het einde volgen en bijstaan, dan Christus gehad heeft; zo vasthoudend en standvastig zijn de mensen in het kwade boven het goede.

Vers 14

14. Want hetgeen ik zag, namelijk deze drie onreine geesten, die ik in vorsen gedaante zag te voorschijn komen, dus ook de beide, die uit de mond van het dier en uit de mond van de valse profeet gingen, zijn geesten van de duivelen en dus met veel hogere krachten toegerust dan menselijke geesten. En zij a) doen tekenen, waardoor zij zich eerst groot aanzien verwerven, om daarna hun overredingskunst in toepassing te brengen, die tekenen het werk van de overreding verrichten en uitgaan tot de koningen van de aarde en van de hele wereld. Zij gaan tot die koningen, die hier het eerst in aanmerking komen; die ten gevolge van hun ver reikende invloed de koningen van de hele wereld vertegenwoordigen, dus tot de Europese grootmachten Re 13:7. Zij doen dat om die te vergaderen b) tot de strijd tegen de Heere, om diens werk aan Zijn volk te verhinderen, de strijd van die grote dag van de almachtige God, waarvan echter noch de verleiders, noch de door hen te verleiden koningen en regeringsmachten iets vermoeden, maar waartoe de ondernomen krijgstocht eveneens zal omslaan, als Sisera's veldtocht tegen Barak in een grote gerichtsdag van God over Jabin en zijn veldoverste omkeerde (Judges 4:1, 5).

a) 2 Thessalonians 2:9 Revelation 3:13; Revelation 19:20) Revelation 7:14; Revelation 20:8

Van die grote dag van God, als de Heere op het einde van de 20e eeuw tegen de anti-christ en diens legerschaar ten strijde trekt, om een einde aan hem te maken met het scherpe zwaard van Zijn mond (Revelation 19:11), is hier in het algemeen nog geen sprake. De uitleggers, van deze valse veronderstelling uitgaande, hebben onze plaatsen slechts duisterder gemaakt, in plaats van ze te doen begrijpen, zoals in het bijzonder bij hen de koningen van de opgang van de zon in Revelation 16:12 tot die koningen in Revelation 16:14 behoren, die door de drie onreine geesten worden aangebracht, alsof hierin Oosten en Westen elkaar wederkerig de handen reikten tot een anti-kruistocht, die bij Harmageddon in Revelation 16:16 op het verderf voor beide uitviel. Wij houden daarentegen vast, dat wij op onze plaats nog slechts aan het begin van de 20e eeuw staan, of bij die gerichtsdaad van God, waardoor Hij aan de anti-christische tijd ook uitwendig een einde maakt. Inwendig is aan deze tijd reeds zijn einde bereid door de weer levendmaking van de twee getuigen, of de bekering van Israël in Revelation 11:11 v. ; en nu in Revelation 12:14 de twee vleugels, die aan de vrouw werden gegeven, de vleugels als van een groten adelaar, van de uitleiding van het bekeerde Israël uit zijn gevangenschap, waarin het onder alle volken van de aarde verstrooid was, hebben verstaan, in Revelation 16:12 van ons hoofdstuk de bevrijden van het heilige land van de Mohammedaanse heerschappij zagen aankomen, zo wordt ons hier aangewezen, wat de constitutionele, van de wil van de Kamer-majoriteiten afhankelijke, hoewel misschien ook voor hun personen vrome en godvruchtige koningen op aarde zullen doen, om Gods werk aan Zijn volk te verhinderen. Zij beproeven een bepaalde veldtocht, die een andere oplossing van het Oosterse vraagstuk teweegbrengen, dan die met het aanrukken van de koningen van het Oosten begint te komen en die in het bijzonder ook bestemd is, om de wederoprichting van het rijk van Israël (Acts 1:6) onmogelijk te maken. Dat is zeker een onderneming, die men aan de machten van Europa, dat Christelijk was, aan de wereld, die zich op haar beschaving beroemde, niet moest toevertrouwen en hoezeer ook aan het staatkundig bestaan van ons werelddeel met het einde van deze lopende eeuw het Christelijk karakter zal zijn ontnomen en vrome herinneringen aan Gods woord en Christus' rijk niet meer mogen meespreken in de raad van de volken, zo zal men zich toch van alle nawerking van wat men vroeger geweest is en gedeeltelijk nog in zijn hart gelooft, niet zo geheel kunnen ontslaan, dat men volgens eigen besluit aan zo'n onderneming zou denken. Maar juist daarom ziet Johannes drie onreine geesten uit de mond van de draak en uit de mond van het dier en uit de mond van de valse profeet als vorsen voortkomen. Die kunnen als "geesten van de duivelen" tekenen doen en die zullen wel weten tot stand te brengen, dat de koningen op aarde overreed worden tot hetgeen de oude slang in haar raad heeft bedacht. De veldtocht, waartoe het komt, is dan het water als een stroom, dat in Revelation 12:15 de slang de vrouw achterna uit haar mond spuwt, opdat zij verdrinkt. Maar de grote dag van God de Almachtige, waarop de koningen zonder te weten en te willen zich laten vergaderen (Joel 3:6 vv. Ezekiel 38:4, Ezekiel 38:16), zal nu ook in zijn invloed op de landen in Europa die grote aardbeving teweegbrengen, tengevolge waarvan het tiende deel van de stad valt en zeven duizend namen van mensen gedood worden, de anderen echter verschrikken en de God van de hemel de eer geven. Niet alleen zal de Protestantse kerk uit haar diepe nederlaag worden opgericht, die de reus van de anti-christelijken tijdgeest haar heeft aangebracht, maar ook het staatkundige leven zal een gezegende regeneratie ondergaan, waarvoor in deze tijd, ondanks alle gebeden en inspanningen van de gelovigen en vromen, die de afgrond voor ogen zien, waarin de sinds langer dan een vierde eeuw ingeslagen richting leidt, nog in geen mensenleven enig uitzicht bestaat. Toch mag men regeneratie niet met reactie en restitutie niet met repristinatie verwarren: wat geweest is komt in die vorm niet terug, maar wat goed en recht is in de gedachte van een volksvertegenwoordiging in de staat en vertegenwoordiging van de gemeente en van de Kerk, dat zal eens niet meer door de geesten van revolutie en oppositie, van ongeloof en goddeloosheid misbruikt worden, om zichzelf op de troon van de majesteiten en autoriteiten te plaatsen, het zal integendeel een hervorming overeenkomstig zijn aard verkrijgen. Wat nu de drie onreine geesten, aan vorsen gelijk, aangaat, die Johannes uit de mond van de draak enz. ziet voortkomen, het is in het algemeen niet moeilijk het gezicht te verklaren. Wij kunnen ons dan ook geheel aansluiten aan de volgende uiteenzetting van een andere uitlegger. "Onreine geesten heten in het Nieuwe Testament (Matthew 10:1, Matthew 12:43 Mark 1:27, Mark 5:8; Mark 9:25 Luke 4:33 enz.) zodanige demonen, die van het lichamelijk-psychische organisme van een mens bezit hebben genomen, die dus de mens bezeten maken, zijn ziel van haar heerschappij over het organisme en het zenuwleven beroven 1Sa 16:14. Omdat nu die geesten eveneens onreine heten, moet hun werking op de mensen op ethisch-geestelijk gebied gelijk zijn aan de werking, die de demonen op ethisch-geestelijk gebied op de bezetenen uitoefenden; zij moeten de mensen als bezeten maken, hen met dronkenschap en bedwelming vervullen, zodat zij zichzelf niet meer meester zijn, maar door de demonische macht gedreven en voortgesleept worden. Als vorsen stellen zich deze onreine geesten voor. De vors komt in de bijbelse symboliek overigens niet voor, maar welke betekenis dit zinnebeeld heeft, ligt evenwel voor de hand en is duidelijk uit de natuurlijke gesteldheid van de vors. Men moet niet bij enkele trekken blijven staan, maar alle trekken van de vorsennatuur bij elkaar nemen, omdat deze juist in haar vereniging eerst datgene uitdrukken, wat hier zinnebeeldig moet worden uitgedrukt. In slijk geboren, in slijk levende, uit het slijk zich opheffend, klein, machteloos, ellendig, erbarmelijk, maar een luid, ver klinkend geschreeuw makend, en zich dik opblazende, daarbij afzichtelijk en afkeerwekkend, dat zijn in de vors zo zeldzaam verbonden trekken, die hem zo bijzonder tot een fabelachtig dier, maar juist daarom ook tot het zinnebeeld zoals hier vereist wordt, geschikt maken. Hij, die van deze drie vorsen, of van een van die bezeten is, zal de geest en de manier van een onbehagelijke, inwendig lege, lage, nietswaardige maar grootsprekende, hoogmoedige, opgeblazen schreeuwer hebben en door dit zijn geschreeuw weer de Godverlatende menigte bezeten maken en met dezelfde geest vervullen. " Moeilijk is het, de drie geesten in het bijzonder te verklaren; wij zouden echter zeker niet mistasten, als wij aan drie maximen of grondstellingen denken, die door de woordvoerders van die tijd, waarin het in Revelation 16:12 voorspelde plaats heeft, op de voorgrond worden geplaatst en met veel pathos worden ontwikkeld om de volstrekte noodzakelijkheid van een veldtocht naar het Oosten aan te wijzen. Zij zelf, die woordvoerders, hebben geen inwendige waarde en waarachtige ernst; maar een duivelse betovering geeft hun in de ogen van de menigte, die geen oordeel heeft, de schijn, alsof zij wezens waren van gans bijzondere aard en als zij een voorstel doen, dan is daaraan meteen de majesteit verzekerd en de pers ondersteunt hen met zo'n nadruk, dat de openbare mening snel gewonnen is, waarmee de regerende machten dan moeten rekenen. Wellicht hebben wij ook recht, als wij de drie hoofdredenen van de tot die besproken veldtocht, die in staatkundig opzicht nog andere doeleinden zal najagen, in godsdienstig opzicht maar toch hoofdzakelijk erop doelt, om het Christelijk geworden Israël, dat zich onder de scepter van de Davidszoon begeeft, van het terugkeren in zijn vaderland af te houden, nader op deze wijze voorstellen: 1) van het standpunt van het ongeloof en van de godsdienstloosheid, wordt gezegd, dat de Joodse godsdienst, zoals die in het reform-Jodendom haar uitdrukking heeft gevonden, minstens even goed is als de Christelijke, ja dat deze na vele trappen van ontwikkeling aan die zijde is gaan staan een zo sterke reactie dus als de bekering van Israël tot Christus, reeds om die terugwerking op de verlaten Kerk, die dan gemakkelijk weer van haar dood tot een nieuw leven zou kunnen ontwaken, niet mag worden geduld dat is de onreine geest uit de mond van de draak. 2) Van het standpunt van de politiek en staatsmanschap zal worden beweerd, dat de landen van Europa de Joden met hun schatten en leningen, met hun geestelijke talenten en commerciële bekwaamheden, nadat men ze genationaliseerd en gelijke rechten gegeven heeft met alle Christenen en kinderen van het land, uit het staatsverband niet kunnen laten gaan zonder zich de grootste schade aan te doen. Het meest zal dat land zich voor deze grondstelling interesseren, dat in de laatste drie tientallen van jaren zozeer de hulp van de bankiershuizen nodig had dat is de onreine geest uit de mond van het dier. 3) Eindelijk van het standpunt van die Kerk, die dan weer haar gewicht in de weegschaal kan werpen, zal worden beweerd, dat wat niet tot haar overgaat en zich niet onder haar opperhoofd stelt, ook niet zalig kan worden een wederoprichting van Israël met voorbijgaan van haar aanspraken op het alleen geldende van de machten, die haar belijden, volstrekt verhinderd moet worden dat is de onreine geest uit de mond van de valse profeet. Eindelijk zeggen wij wellicht ook niet te veel, als wij deze geschiedenis van de toekomst ons verder voorstellen, dat, nadat de drie grondstellingen alle partijen tot een besluit hebben verenigd en dat de landen van Europa hun krijgslegers naar het Oosten hebben gezonden, deze bij Ptolemaïs, evenals eertijds Farao Necho, de Koning van Egypte (2 Kings 23:29) landen en van daar heentrekken naar de vlakte bij Megiddo; maar snel zullen de grootmachten van hun legers ondervinden, tegen wie zij eigenlijk strijden en wat een dag hun door de Almachtige bereid is.

De drie geesten, die uit de mond van deze helse drie-eenheid uitgaan, zijn onreine geesten, de vorsen gelijk. Niet zonder reden maakt de ziener uitdrukkelijk melding van de mond van de draak, van de antichrist en van de valse profeet, waaruit de drie onreine kikvors-geesten voortkomen. De mond van de draak is de mond van dat sprekende beeld, dat standbeeld van de antichrists, waaraan de pseudo-profeet door zijn toverkunst een geest geeft, zodat de boze op zijn bevel uit het beeld, als uit een orakel van de duivel, spreekt (13:15). De mond van het beest is de mond van de Antichrist, die, insgelijks door de duivel bezield, vreselijke lastertaal en menig vonnis zal uitspreken (Daniel 11:36). De mond van de pseudo-profeet is de mond van de persoonlijke valse profeet, waaruit toverwoorden en leugenachtige voorspellingen zullen uitgaan. Bij wijze van visioen zag Johannes elk van deze drie een onreine geest uitademen, aan een vors gelijk. De vors, door de veranderingen, die hij bij zijn levensaanvang ondergaat, ook een zinnebeeld van de toverij, is door het walgelijk ei, waaruit hij geboren wordt, door zijn wijze van leven in poelen en moerassen, door zijn tot barsten toe opgezwollen lichaam en door zijn gekwaak een zinnebeeld van de onreinheid en opgeblazenheid. Deze geesten zijn geesten van de demonen, zo duivelen, die wonderen en tekenen doen. Laat zich iets meer verlagend denken dan wanneer een onsterfelijke, voor Gods lichtwereld geschapen geest, met een onreine vors in een slijkerige poel vergeleken wordt? Deze duivelen verrichten tekenen door de valse profeet en zijn medegenoten (13:13), om alle natiën van de aardkreits tot het antichristendom te verlokken. Hier treedt Paulus' voorspelling aangaande veelvermogende dwalingen in vervulling (2 Thessalonians 2:9): "Wiens toekomst is naar de werking van de satan, in alle kracht en tekenen en wonderen van de leugens. " Door deze geesten zal de satan onzichtbaar alle volken op de hele aarde, in alle werelddelen ophitsen, zodat zij optrekken en in Europa zich onder de standaard van de antichrist voegen, om het Christendom te vernietigen en de strijd met Christus aan te binden, tegen wie de duivel, die hen verblindt en verdwaast, hen aanvoert.

De duivel is de overste, die het beest op de troon geholpen had en zijn heerschappij ondersteunt en die het beest, van de troon geschopt, weer daarop probeert te helpen; het beest, de plaatsbekleder van de duivel, onder twee gedaanten, als burgerlijk en kerkelijk, zou ook graag daarop zijn en weer heersen; en als de valse profeet, zocht hij zijn omvergeworpen afgoden-altaren weer op te richten; daartoe zien zij geen raad dan om een groot leger te vergaderen en met macht van wapenen de troon weer terug te krijgen; maar zij zagen daartoe geen waarschijnlijkheid dan door gezanten een verbintenis te maken met het overblijfsel van de Turk, van de pausen broeder en met allerlei slag van de vijanden van de Kerk. Uit zulke monden zulke uitbraaksels, zijn gezanten, zijn vuile, onreine, hatelijke en afschuwelijke beesten, de kardinalen, gezanten, monniken en inzonderheid de Jezuieten, door de geest van de duivel onderwezen en bestuurd. Dezen werden uitgezonden tot de koningen en oversten van de wereld; zij slopen in hun kamers, kropen op hun bedsteden en vervoegden zich aan hun tafelen, zoals de kikvorsen bij Farao; zij namen hun harten in door wonderlijke vertoningen en betoveringen en hitsten hen op om met hen aan te spannen tegen de Kerk van God en zo tegen God zelf, wiens hand daarin was, om hen te vergaderen en hen te samen te verdelgen, evenals de Heere aan Farao gedaan had.

Die geesten van de duivelen zijn de vorsen gelijk, zoals Egypte plaagden, die het vuile slijk en poelen beminnen en voor de mensen zeer walgelijk zijn. Men verstaat er door ijdele mensen, die veinzen de Heilige Geest te hebben, maar door onreine geesten gedreven worden. Zij komen drie in getal voor als komende van de draak, het beest en de valse profeet. Anderen noemen hier drieërlei wijze van werken of drie voorname orden: Dominicanen, Franciscanen en Jezuieten of bisschoppen, monniken en Jezuieten, waarbij men de naam "geesten" doet zien op "geestelijke vaders". In elk geval hier is de list en naarstigheid van het beest, zorgvuldig zoekende de gunst en hulp van de machtigen van deze wereld tegen de dag van het kwaad.

Er is een overgrote gelijkheid tussen deze vorsen en de verleidende monniken, de slaven van het beest en die in de laatste tijd zijn opgekomen, ik bedoel de aanhangers van Loyola, want ik kan van mijzelf niet verkrijgen, dat ik ze Jezuieten zou noemen om de Heere Jezus niet te verongelijken.

In hun leefwijze zijn ze vuil en walgelijk als vorsen, zich ophoudend in de moerassen. Zij zijn drie in getal. Toen de zaak van Christus in de laagte was, had Hij maar twee getuigen, maar de antichrist heeft er drie, dus meer, die hem tot het einde volgen en bijstaan, dan Christus gehad heeft; zo vasthoudend en standvastig zijn de mensen in het kwade boven het goede.

Vers 15

15. "Zie", zo werd hier de stem gehoord van Hem, die mij het gezicht in Revelation 16:12 v. Re had toegezonden en ook de betekenis van de drie onreine geesten door Zijn Geest verklaard had (Revelation 16:14), de stem van de verheerlijkte Mensenzoon (Revelation 1:10 v.), het woord, dat Hij in de dagen van Zijn vlees had gesproken (Matthew 24:43 v.) en dat Hij reeds de gemeente te Sardis had herinnerd (Revelation 3:3), nu aan het geslacht van de tijd van de zesde schaal voorhoudend. Ik kom a) als een dief, zo onverwacht en ongedacht, dat ook de gelovigen de nabijheid van Mijn komst niet vermoeden. Zalig is hij, die waakt en dus niet, als een, die zich aan de behaaglijke gerustheid van het slapen wil overgeven, uitkleedt, maar zijn kleren bewaart, de ware gesteldheid van hart en wandel bewaart, opdat hij niet als de overigen, die zich aan de slaap hebben overgegeven en dus in een toestand van ontkleding zijn, door de dag van Mijn toekomst verrast worden (1 Thessalonians 5:2 v.), naakt (Mark 14:52 men zijn schaamte Exodus 28:41 niet ziet. Hij mag niet zijn, als had hij op de wijze van de kinderen van deze wereld gedacht, gesproken en gehandeld. Al was het ook, dat hij als een, die aan de macht van de koningen op aarde onderworpen is, ook deel zou nemen aan de strijd (Revelation 16:14), ook omkomen in de nederlaag (Revelation 16:16), zo zal hij toch behouden worden tot zaligheid.

a) Luke 12:39. 2 Peter 3:10

"Wij sterven elke dag", zei de apostel. Zo was het leven van de eerste Christenen; zij gingen steeds met het leven als in de hand. Wij worden tegenwoordig niet tot dezelfde vreselijke vervolgingen geroepen; als dit het geval was, zou de Heere ons genade geven om de proef door te staan; maar de toetssteen van het Christelijk leven, hoewel uitwendig niet zo verschrikkelijk in de tegenwoordige tijd, zal ons waarschijnlijk nog minder proefhoudend vinden dan in die eeuw van vuur. Wij hebben de spot van de wereld te verdragen, dat is weinig; haar liefkozingen, haar vriendelijke woorden, haar zalvende gesprekken, haar vleierij en huichelarij zijn veel erger. Ons gevaar bestaat daarin, dat wij rijk en hoogmoedig worden, dat wij ons voegen naar de gewoonten van de tegenwoordige boze wereld en zo het geloof verzaken. Of als rijkdom onze verzoeking niet is, dan is aardse zorg misschien even gevaarlijk. Als wij niet door de brullende leeuw verscheurd kunnen worden zullen wij misschien door de omhelzing van de beer worden verworgd; het kan de duivel weinig schelen hoe het gebeurt, mits hij ons maar onze liefde tot Jezus en ons vertrouwen in Hem ontneemt. Ik vrees dat de Christelijke kerk veel meer gevaar loopt te ontaarden in deze dagen van rust en voorspoed, dan in die moeilijker tijden. Wij moeten nu waakzaam zijn, want wij treden op betoverde grond en wij zullen waarschijnlijk in slaap vallen tot ons eigen verderf, tenzij ons geloof in Christus werkelijkheid is geworden en onze liefde een heldere vlam. Velen zullen in deze dagen van gemakkelijke belijdenis kaf en geen tarwe bevonden worden, geveinsden met schone maskers voor hun aangezichten, maar geen ware kinderen van de levende God. Christen, denk niet, dat u in deze tijden waakzaamheid of heilige ijver kunt ontberen; u heeft ze meer dan ooit nodig en moge God, de eeuwige Geest, Zijn almacht in u openbaren, opdat u mag kunnen zeggen, zowel in deze schermutselingen als in de meer hevige strijd: "Wij zijn meer dan overwinnaars door Hem, die ons lief gehad heeft. "

Vers 15

15. "Zie", zo werd hier de stem gehoord van Hem, die mij het gezicht in Revelation 16:12 v. Re had toegezonden en ook de betekenis van de drie onreine geesten door Zijn Geest verklaard had (Revelation 16:14), de stem van de verheerlijkte Mensenzoon (Revelation 1:10 v.), het woord, dat Hij in de dagen van Zijn vlees had gesproken (Matthew 24:43 v.) en dat Hij reeds de gemeente te Sardis had herinnerd (Revelation 3:3), nu aan het geslacht van de tijd van de zesde schaal voorhoudend. Ik kom a) als een dief, zo onverwacht en ongedacht, dat ook de gelovigen de nabijheid van Mijn komst niet vermoeden. Zalig is hij, die waakt en dus niet, als een, die zich aan de behaaglijke gerustheid van het slapen wil overgeven, uitkleedt, maar zijn kleren bewaart, de ware gesteldheid van hart en wandel bewaart, opdat hij niet als de overigen, die zich aan de slaap hebben overgegeven en dus in een toestand van ontkleding zijn, door de dag van Mijn toekomst verrast worden (1 Thessalonians 5:2 v.), naakt (Mark 14:52 men zijn schaamte Exodus 28:41 niet ziet. Hij mag niet zijn, als had hij op de wijze van de kinderen van deze wereld gedacht, gesproken en gehandeld. Al was het ook, dat hij als een, die aan de macht van de koningen op aarde onderworpen is, ook deel zou nemen aan de strijd (Revelation 16:14), ook omkomen in de nederlaag (Revelation 16:16), zo zal hij toch behouden worden tot zaligheid.

a) Luke 12:39. 2 Peter 3:10

"Wij sterven elke dag", zei de apostel. Zo was het leven van de eerste Christenen; zij gingen steeds met het leven als in de hand. Wij worden tegenwoordig niet tot dezelfde vreselijke vervolgingen geroepen; als dit het geval was, zou de Heere ons genade geven om de proef door te staan; maar de toetssteen van het Christelijk leven, hoewel uitwendig niet zo verschrikkelijk in de tegenwoordige tijd, zal ons waarschijnlijk nog minder proefhoudend vinden dan in die eeuw van vuur. Wij hebben de spot van de wereld te verdragen, dat is weinig; haar liefkozingen, haar vriendelijke woorden, haar zalvende gesprekken, haar vleierij en huichelarij zijn veel erger. Ons gevaar bestaat daarin, dat wij rijk en hoogmoedig worden, dat wij ons voegen naar de gewoonten van de tegenwoordige boze wereld en zo het geloof verzaken. Of als rijkdom onze verzoeking niet is, dan is aardse zorg misschien even gevaarlijk. Als wij niet door de brullende leeuw verscheurd kunnen worden zullen wij misschien door de omhelzing van de beer worden verworgd; het kan de duivel weinig schelen hoe het gebeurt, mits hij ons maar onze liefde tot Jezus en ons vertrouwen in Hem ontneemt. Ik vrees dat de Christelijke kerk veel meer gevaar loopt te ontaarden in deze dagen van rust en voorspoed, dan in die moeilijker tijden. Wij moeten nu waakzaam zijn, want wij treden op betoverde grond en wij zullen waarschijnlijk in slaap vallen tot ons eigen verderf, tenzij ons geloof in Christus werkelijkheid is geworden en onze liefde een heldere vlam. Velen zullen in deze dagen van gemakkelijke belijdenis kaf en geen tarwe bevonden worden, geveinsden met schone maskers voor hun aangezichten, maar geen ware kinderen van de levende God. Christen, denk niet, dat u in deze tijden waakzaamheid of heilige ijver kunt ontberen; u heeft ze meer dan ooit nodig en moge God, de eeuwige Geest, Zijn almacht in u openbaren, opdat u mag kunnen zeggen, zowel in deze schermutselingen als in de meer hevige strijd: "Wij zijn meer dan overwinnaars door Hem, die ons lief gehad heeft. "

Vers 16

16. En zij, de geesten van de duivelen hebben (Grieks: Hij, de Almachtige God, die Zijn grote dag wil houden (Revelation 16:14) heeft door middel van datgene, waartoe de drie onreine geesten hebben geraden en gedrongen) hen, de koningen van de aarde en van de hele wereld, vergaderd in de plaats, die in het Hebreeuws genaamd wordt Armageddon (= berg van Megiddo). Omdat hier sprake is van een plaats in het heilige land of van een, afgebeeld door de heilige geschiedenis, moet ook hier de heilige taal worden gebruikt.

Herinneren wij ons, dat in Judges 4:7 de Heere door de mond van de profetes Debora aan Barak laat zeggen: "Ik zal aan de beek Kison tot u trekken Sisera, de krijgsoverste van Jabin met zijn wagens en zijn menigte en ik zal hem in uw hand geven. " Vergelijken wij daarmee, dat op deze plaats God ook wordt voorgesteld als diegene, die de koningen van de aarde op een plaats in het heilige land vergadert, dan kan er geen twijfel zijn, dat deze plaats eveneens dat Megiddo is, door welks wateren de koningen van de Kananieten werden gebracht, om daar door de machten van de hemel een vreselijke nederlaag te ondervinden (Judges 5:19 v.). Het is dus geheel ten onrechte, als de uitleggers door verschillende kunstige verklaringen willen teweeg brengen, dat hier reeds moet worden gedacht aan de vervulling van de voorspelling in Joel 3:16, en Zechariah 14:4 v. en het dal Josafat bij Jeruzalem moet worden verstaan, terwijl daarop eerst het in Revelation 19:11, geprofeteerde betrekking heeft, namelijk de nederlaag van de antichrist en diens strijders. Het voorspel na deze nederlaag in de krijgslegers van de antichristische tijdgeest zal meer overeenkomst hebben met de nederlaag van de Kananitische schaar, die in het lied van Debora worden bezongen. Van de hemel zal tegen hen worden gestreden, de sterren zullen in hun loop tegen de koningen van de aarde strijden (Judges 4:15 v.), maar een zichtbare terugkomst van de Heere is daar nog niet nodig. Nog moet eerst Israël's onaantastbaarheid in zijn erfdeel en zijn zekere overwinning zonder zwaardslag (2 Chronicles 20:1) duidelijk daardoor worden uitgesproken, dat Megiddo, dat toch in de vlakte ligt, bij deze zijn natuurlijke gesteldheid als een Har-mageddon is voorgesteld, dus als een berg, die onwankelbaar vaststaat en waarvan hulp komt (Psalms 121:1; Psalms 125:2 genoemd wordt, terwijl in Revelation 19:11, aan het slot van de kerkgeschiedenis daarover wordt gehandeld wie in waarheid een Koning aller koningen is; of hij, die satan als zodanig heeft gesteld (Revelation 17:13 v. die God in de hemel daartoe gemaakt heeft.

De almachtige God heeft de koningen van de hele aarde vergaderd ter plaatse van de vergelding; Hij heeft de vijanden van Zijn Kerk tot aan de grenzen van Zijn volk gebracht, om ze te vernietigen. Reeds in het Oude Verbond spreekt de Heere door Joël: "de heidenen zullen zich opmaken en optrekken naar het dal van Josafat; maar daar zal Ik zitten om te richten alle heidenen van rondom. " Het oord, waar de Heere de vijanden van Zijn Kerk vernietigt, heet Armageddon, dat is: de berg van Megiddo. In het dal Megiddo heeft eenmaal een Farao, het "Beest" van zijn tijd, Josia geslagen en gedood een koning, van wie getuigd wordt, dat na David geen andere hem gelijk was in godsvrucht. Op het ombrengen van deze voortreffelijke koning, dat te Hadad-Rimmon, in de vallei van Megiddo plaats had, vervaardigde Jeremia een klaagzang. Van die Josia is onze Heere Jezus Christus het tegenbeeld. Zoals Egypte's leger en koning optrokken tegen Josia, zo verzet zich de macht van de wereld tegen de Heere. Men wil de Opgewekte vernietigen en met Hem Zijn Kerk. Groot is het gevaar, groter dan immer van te voren. Alles schijnt de nederlaag van Christus en Zijn Kerk te voorspellen. Reeds is de Eufraat, dat bolwerk tegen de aanvaller, uitgedroogd en daarmee het pad van de vijand geëffend; het dal Megiddo herinnert Josia's nederlaag en de lijken van de verslagenen door de hand van de Egyptenaren doen het akeligst lot verwachten over deze laatste strijd. De hele wereld niet meer een afzonderlijke wereldheerschappij heeft zich opgemaakt tot de strijd! Maar wee u, u vijanden van de Heere! het oord heet niet meer het dal, maar de berg van Megiddo, ten teken, dat de Heere en Zijn volk niet vallen, maar zegepralen. God zelf heeft al de vijanden op deze plaatse vergaderd, opdat de voormalige overmoed van de heidenen niet vernieuwd, maar gewroken wordt; Hij heeft hen vergaderd, opdat Hij al Zijn vijanden met n slag verplettert, want de grote dag van de Almachtigen is aangebroken! De overwinning door Hem behaald, wordt beschreven onder het beeld van de zevende schaal. Daar op de noordelijke vlakte van Judea zal dus de antichrist zich bevinden in het laatste van de eind-crisis en hij zal de afvallige volken op de Romeinse aarde bijeen verzamelen; (Revelation 6:15) daar zal de bloem van hun kracht vergaan. De zwijmelgeest, de kracht van de dwaling, zoals de Schrift zegt, die hem naar Juda zal trekken in de dag van de toorn, zal ontspringen uit de drie reeds opgegeven hoofdbronnen: de draak, het keizerlijk beest en de valse profeet, de helse drieheid. Omdat de draak de duivel is (Revelation 2:1, 20), zo zal de eerste bron van verleiding zuiver duivels zijn. Omdat het beest het wereldlijke Rome of Rome als wereldrijk is en de vorst, die het zal vertegenwoordigen en het in zijn persoon zal voorstellen, zo zal de tweede bron van verleiding wezenlijk staatkundig zijn. Omdat de valse profeet eindelijk, in de grond dezelfde als het beest met twee horens (Revelation 3:14 vgl.), de godsdienstige handlanger is van het keizerlijk beest, degene, die maakt, dat de volken het aanbidden (Revelation 3:14), zo zal de derde bron van verleiding voornamelijk godsdienstig zijn. Deze zijn de drie verleidende geesten, de drie vorsen, zoals de Geest van God ze noemt, de duivelse, de staatkundige en de godsdienstige vors, die dadelijk na het uitgieten van de zesde schaal door hun onrein gekwak de volken van de Romeinse aarde en hun koningen voor de grote en laatste dag van de Heere zullen uitnodigen en hen zullen meeslepen naar Palestina; want daar hebben altijd de grote oordelen van God plaats. Maar met welk oogmerk zullen de verleidende geesten al de bozen van de Romeinse aarde naar Palestina dringen? Welke beweegredenen zullen zij tot dat einde gebruiken, welke drijfveer zullen zij in het werk stellen? Ofschoon de profetie hiervan niets zegt, is het nochtans veroorloofd te geloven, dat die beweegredenen niet geheel en al vreemd zullen zijn aan de worsteling van de koning van het zuiden en die van het noorden, onder wier banier de volken van het oosten zich ook zullen scharen (Daniel 2:1 Ezekiel 38:1, 39 Hoe het ook zij, God zal toelaten, dat het keizerlijk beest te Armageddon al de kracht van de tien koninkrijken verenigt; dit feit is duidelijk geopenbaard. God zal (Revelation 6:16), door middel van de antichrist, in het noorden van Judea al de afvalligen van de Romeinse aarde verzamelen, zoals Hij de oproerige Joden van Jeruzalem verzameld had ten tijde van Nebukadnezar en daarna ten tijde van Titus, zoals Hij nu de volken van het Noorden en Oosten rondom Jeruzalem had vergaderd. Hij zal ze op dit enkel punt bijeenbrengen als de druiven bijeengebracht worden in de pers, om ze allen te samen te treden in de wijnpersbak van Zijn toorn. Judea was het voorname toneel geweest van de afval; dat land moet ook het voorname toneel zijn van de oordelen van God tegen de afvallige volken. In het land van Emmanuel had de koning aan de Koning van Israël en van de volken Zijn onvervreemdbare rechten betwist, daar worden zij nu door de Koning van Israël en van de volken van de koning terug geëist.

De vorsen vergaderden de verenigde machten in een geweldig groot leger, en dat op een plaats, die hun graf zou zijn, zoals Farao en zijn leger; want God zou hen daar slachten door het heirleger van Zijn Kerk, en zou alle vogels van de hemel nodigen, om het vlees van de verslagenen te eten (Revelation 9:17, Revelation 9:18). Deze plaats wordt niet beschreven in welk rijk of provincie die slag zou voorvallen; maar zij wordt ten opzichte van de uitslag van de strijd in het Hebreeuws genoemd Armageddon, dat is naar het naaste, dat men gissen kan "de berg van het heerlijk oordeel" of "de verwoesting van hun heirlegers".

Vers 16

16. En zij, de geesten van de duivelen hebben (Grieks: Hij, de Almachtige God, die Zijn grote dag wil houden (Revelation 16:14) heeft door middel van datgene, waartoe de drie onreine geesten hebben geraden en gedrongen) hen, de koningen van de aarde en van de hele wereld, vergaderd in de plaats, die in het Hebreeuws genaamd wordt Armageddon (= berg van Megiddo). Omdat hier sprake is van een plaats in het heilige land of van een, afgebeeld door de heilige geschiedenis, moet ook hier de heilige taal worden gebruikt.

Herinneren wij ons, dat in Judges 4:7 de Heere door de mond van de profetes Debora aan Barak laat zeggen: "Ik zal aan de beek Kison tot u trekken Sisera, de krijgsoverste van Jabin met zijn wagens en zijn menigte en ik zal hem in uw hand geven. " Vergelijken wij daarmee, dat op deze plaats God ook wordt voorgesteld als diegene, die de koningen van de aarde op een plaats in het heilige land vergadert, dan kan er geen twijfel zijn, dat deze plaats eveneens dat Megiddo is, door welks wateren de koningen van de Kananieten werden gebracht, om daar door de machten van de hemel een vreselijke nederlaag te ondervinden (Judges 5:19 v.). Het is dus geheel ten onrechte, als de uitleggers door verschillende kunstige verklaringen willen teweeg brengen, dat hier reeds moet worden gedacht aan de vervulling van de voorspelling in Joel 3:16, en Zechariah 14:4 v. en het dal Josafat bij Jeruzalem moet worden verstaan, terwijl daarop eerst het in Revelation 19:11, geprofeteerde betrekking heeft, namelijk de nederlaag van de antichrist en diens strijders. Het voorspel na deze nederlaag in de krijgslegers van de antichristische tijdgeest zal meer overeenkomst hebben met de nederlaag van de Kananitische schaar, die in het lied van Debora worden bezongen. Van de hemel zal tegen hen worden gestreden, de sterren zullen in hun loop tegen de koningen van de aarde strijden (Judges 4:15 v.), maar een zichtbare terugkomst van de Heere is daar nog niet nodig. Nog moet eerst Israël's onaantastbaarheid in zijn erfdeel en zijn zekere overwinning zonder zwaardslag (2 Chronicles 20:1) duidelijk daardoor worden uitgesproken, dat Megiddo, dat toch in de vlakte ligt, bij deze zijn natuurlijke gesteldheid als een Har-mageddon is voorgesteld, dus als een berg, die onwankelbaar vaststaat en waarvan hulp komt (Psalms 121:1; Psalms 125:2 genoemd wordt, terwijl in Revelation 19:11, aan het slot van de kerkgeschiedenis daarover wordt gehandeld wie in waarheid een Koning aller koningen is; of hij, die satan als zodanig heeft gesteld (Revelation 17:13 v. die God in de hemel daartoe gemaakt heeft.

De almachtige God heeft de koningen van de hele aarde vergaderd ter plaatse van de vergelding; Hij heeft de vijanden van Zijn Kerk tot aan de grenzen van Zijn volk gebracht, om ze te vernietigen. Reeds in het Oude Verbond spreekt de Heere door Joël: "de heidenen zullen zich opmaken en optrekken naar het dal van Josafat; maar daar zal Ik zitten om te richten alle heidenen van rondom. " Het oord, waar de Heere de vijanden van Zijn Kerk vernietigt, heet Armageddon, dat is: de berg van Megiddo. In het dal Megiddo heeft eenmaal een Farao, het "Beest" van zijn tijd, Josia geslagen en gedood een koning, van wie getuigd wordt, dat na David geen andere hem gelijk was in godsvrucht. Op het ombrengen van deze voortreffelijke koning, dat te Hadad-Rimmon, in de vallei van Megiddo plaats had, vervaardigde Jeremia een klaagzang. Van die Josia is onze Heere Jezus Christus het tegenbeeld. Zoals Egypte's leger en koning optrokken tegen Josia, zo verzet zich de macht van de wereld tegen de Heere. Men wil de Opgewekte vernietigen en met Hem Zijn Kerk. Groot is het gevaar, groter dan immer van te voren. Alles schijnt de nederlaag van Christus en Zijn Kerk te voorspellen. Reeds is de Eufraat, dat bolwerk tegen de aanvaller, uitgedroogd en daarmee het pad van de vijand geëffend; het dal Megiddo herinnert Josia's nederlaag en de lijken van de verslagenen door de hand van de Egyptenaren doen het akeligst lot verwachten over deze laatste strijd. De hele wereld niet meer een afzonderlijke wereldheerschappij heeft zich opgemaakt tot de strijd! Maar wee u, u vijanden van de Heere! het oord heet niet meer het dal, maar de berg van Megiddo, ten teken, dat de Heere en Zijn volk niet vallen, maar zegepralen. God zelf heeft al de vijanden op deze plaatse vergaderd, opdat de voormalige overmoed van de heidenen niet vernieuwd, maar gewroken wordt; Hij heeft hen vergaderd, opdat Hij al Zijn vijanden met n slag verplettert, want de grote dag van de Almachtigen is aangebroken! De overwinning door Hem behaald, wordt beschreven onder het beeld van de zevende schaal. Daar op de noordelijke vlakte van Judea zal dus de antichrist zich bevinden in het laatste van de eind-crisis en hij zal de afvallige volken op de Romeinse aarde bijeen verzamelen; (Revelation 6:15) daar zal de bloem van hun kracht vergaan. De zwijmelgeest, de kracht van de dwaling, zoals de Schrift zegt, die hem naar Juda zal trekken in de dag van de toorn, zal ontspringen uit de drie reeds opgegeven hoofdbronnen: de draak, het keizerlijk beest en de valse profeet, de helse drieheid. Omdat de draak de duivel is (Revelation 2:1, 20), zo zal de eerste bron van verleiding zuiver duivels zijn. Omdat het beest het wereldlijke Rome of Rome als wereldrijk is en de vorst, die het zal vertegenwoordigen en het in zijn persoon zal voorstellen, zo zal de tweede bron van verleiding wezenlijk staatkundig zijn. Omdat de valse profeet eindelijk, in de grond dezelfde als het beest met twee horens (Revelation 3:14 vgl.), de godsdienstige handlanger is van het keizerlijk beest, degene, die maakt, dat de volken het aanbidden (Revelation 3:14), zo zal de derde bron van verleiding voornamelijk godsdienstig zijn. Deze zijn de drie verleidende geesten, de drie vorsen, zoals de Geest van God ze noemt, de duivelse, de staatkundige en de godsdienstige vors, die dadelijk na het uitgieten van de zesde schaal door hun onrein gekwak de volken van de Romeinse aarde en hun koningen voor de grote en laatste dag van de Heere zullen uitnodigen en hen zullen meeslepen naar Palestina; want daar hebben altijd de grote oordelen van God plaats. Maar met welk oogmerk zullen de verleidende geesten al de bozen van de Romeinse aarde naar Palestina dringen? Welke beweegredenen zullen zij tot dat einde gebruiken, welke drijfveer zullen zij in het werk stellen? Ofschoon de profetie hiervan niets zegt, is het nochtans veroorloofd te geloven, dat die beweegredenen niet geheel en al vreemd zullen zijn aan de worsteling van de koning van het zuiden en die van het noorden, onder wier banier de volken van het oosten zich ook zullen scharen (Daniel 2:1 Ezekiel 38:1, 39 Hoe het ook zij, God zal toelaten, dat het keizerlijk beest te Armageddon al de kracht van de tien koninkrijken verenigt; dit feit is duidelijk geopenbaard. God zal (Revelation 6:16), door middel van de antichrist, in het noorden van Judea al de afvalligen van de Romeinse aarde verzamelen, zoals Hij de oproerige Joden van Jeruzalem verzameld had ten tijde van Nebukadnezar en daarna ten tijde van Titus, zoals Hij nu de volken van het Noorden en Oosten rondom Jeruzalem had vergaderd. Hij zal ze op dit enkel punt bijeenbrengen als de druiven bijeengebracht worden in de pers, om ze allen te samen te treden in de wijnpersbak van Zijn toorn. Judea was het voorname toneel geweest van de afval; dat land moet ook het voorname toneel zijn van de oordelen van God tegen de afvallige volken. In het land van Emmanuel had de koning aan de Koning van Israël en van de volken Zijn onvervreemdbare rechten betwist, daar worden zij nu door de Koning van Israël en van de volken van de koning terug geëist.

De vorsen vergaderden de verenigde machten in een geweldig groot leger, en dat op een plaats, die hun graf zou zijn, zoals Farao en zijn leger; want God zou hen daar slachten door het heirleger van Zijn Kerk, en zou alle vogels van de hemel nodigen, om het vlees van de verslagenen te eten (Revelation 9:17, Revelation 9:18). Deze plaats wordt niet beschreven in welk rijk of provincie die slag zou voorvallen; maar zij wordt ten opzichte van de uitslag van de strijd in het Hebreeuws genoemd Armageddon, dat is naar het naaste, dat men gissen kan "de berg van het heerlijk oordeel" of "de verwoesting van hun heirlegers".

Vers 17

17. En de zevende engel goot zijn schaal uit in de lucht (volgens andere lezing: "op de lucht. En er kwam op hetzelfde ogenblik, dat hij het deed een grote stem uit de tempel van de hemel van de troon, die zou aantonen, dat de stem van God zelf, die zich straks dadelijk zou laten horen, steeds meer nabij (Revelation 16:1) kwam, zeggende: a) Het is geschied, wat tot het vol worden van de toorn geschieden moest (Revelation 15:1) en zo komt voleindiging door hetgeen de zevende schaal teweeg brengt. a) Revelation 1:6

Bij de lucht kan men daaraan denken, dat zij in fysische zin datgene is, waarin de mens leeft. Wordt nu op deze de toornschaal uitgegoten, dan wijst dit aan, dat zij tot een middel om de mensen te plagen, dat zij bedorven moet worden, zodat voortaan niemand meer daarin leven en het daarin uithouden kan. Dit doelt echter niet zozeer op het lichamelijke als integendeel op het geestelijke, het zedelijk en godsdienstige leven; er moet nu in staatkundig en godsdienstig opzicht een staat van zaken komen, waarin een rechtschapen burger en een goed Christen niet meer kan bestaan, maar ieder, die nog leven en ademhalen wil in politiek en godsdienst een vrijgeest moet worden en de grondstellingen huldigen, die tot absolute heerschappij komen (Revelation 13:17). Daarom komt de grote verdrukking, waarvan de Heere in Matthew 24:21 v. gesproken heeft. Men kan echter ook daaraan denken, dat in de lucht de vorst van deze wereld heerst, dat in haar de boze geesten onder de hemel hun plaats hebben (Ephesians 2:2; Ephesians 6:12). Wordt nu in deze de schaal van de toorn uitgegoten, dan komt het hele rijk van de boosheid in opstand en beweging en kan als een vreselijke zwerm zijn werk doen. Er worden om zo te spreken alle duivelen losgelaten, opdat het rijk van de duisternis aan de zielen van de mensen uitwoedt en het ergste van het menselijk geslacht maakt wat het maken kan en wat dat ergste is, is reeds in 2 Thessalonians 2:3 aangewezen door de uitdrukking "de afval" en genoemd als het openbaar worden van de "mens van de zonde en de zoon van het verderf".

Deze zevende schaal maakt een einde aan alles en dienvolgens ook aan het hele antichristische rijk, omdat zij op de lucht wordt uitgegoten, omdat geen ongedierte zonder de lucht kan leven en omdat de satan, die tot nog toe in het meerder deel van de wereld heeft geheerst, aldaar zijn troon en woning heeft, zoals Paulus zegt Ephesians 2:2, Ephesians 6:12, die hiermee ook zal worden vernietigd, zoals hierna Revelation 20:10 duidelijk wordt betuigd.

De lucht is ongestadig, vluchtig, heeft geen fundament om op te steunen noch bestendigheid; zo was het anti-christendom en Turkendom na de slag van Armageddon. Nochtans was er een overblijfsel van beiden, die hun natuur houdend, zich naar hun vermogen tegen de Kerk kantten. Zij gaven het nog niet op en probeerden hun krachten weer te vergaderen, maar de zevende schaal maakte een einde aan hen.

De lucht, die het naaste de aarde, zee en rivieren omvangt, was tot nog toe onaangeraakt gebleven; zij dient tot de ademhaling en is zo het grootste hulpmiddel van het leven. Dit duidt aan de voltrekking van Gods oordeel, de onontvluchtbare uitgestrektheid ervan over alle vijanden en goddelozen waar ze zijn, de verschrikkelijke waarheid, die alle troost van het leven afsnijdt en een zekere en kwade dood aanbrengt. "Het is geschied" wil zeggen dat de laatste plaag tot vernieling van de vijanden voor de deur staat, zoals Paulus nabij zijn dood zegt: "Ik heb de loop geëindigd. " (2 Timothy 4:7) en Christus "het is volbracht. " (John 19:1).

Vers 17

17. En de zevende engel goot zijn schaal uit in de lucht (volgens andere lezing: "op de lucht. En er kwam op hetzelfde ogenblik, dat hij het deed een grote stem uit de tempel van de hemel van de troon, die zou aantonen, dat de stem van God zelf, die zich straks dadelijk zou laten horen, steeds meer nabij (Revelation 16:1) kwam, zeggende: a) Het is geschied, wat tot het vol worden van de toorn geschieden moest (Revelation 15:1) en zo komt voleindiging door hetgeen de zevende schaal teweeg brengt. a) Revelation 1:6

Bij de lucht kan men daaraan denken, dat zij in fysische zin datgene is, waarin de mens leeft. Wordt nu op deze de toornschaal uitgegoten, dan wijst dit aan, dat zij tot een middel om de mensen te plagen, dat zij bedorven moet worden, zodat voortaan niemand meer daarin leven en het daarin uithouden kan. Dit doelt echter niet zozeer op het lichamelijke als integendeel op het geestelijke, het zedelijk en godsdienstige leven; er moet nu in staatkundig en godsdienstig opzicht een staat van zaken komen, waarin een rechtschapen burger en een goed Christen niet meer kan bestaan, maar ieder, die nog leven en ademhalen wil in politiek en godsdienst een vrijgeest moet worden en de grondstellingen huldigen, die tot absolute heerschappij komen (Revelation 13:17). Daarom komt de grote verdrukking, waarvan de Heere in Matthew 24:21 v. gesproken heeft. Men kan echter ook daaraan denken, dat in de lucht de vorst van deze wereld heerst, dat in haar de boze geesten onder de hemel hun plaats hebben (Ephesians 2:2; Ephesians 6:12). Wordt nu in deze de schaal van de toorn uitgegoten, dan komt het hele rijk van de boosheid in opstand en beweging en kan als een vreselijke zwerm zijn werk doen. Er worden om zo te spreken alle duivelen losgelaten, opdat het rijk van de duisternis aan de zielen van de mensen uitwoedt en het ergste van het menselijk geslacht maakt wat het maken kan en wat dat ergste is, is reeds in 2 Thessalonians 2:3 aangewezen door de uitdrukking "de afval" en genoemd als het openbaar worden van de "mens van de zonde en de zoon van het verderf".

Deze zevende schaal maakt een einde aan alles en dienvolgens ook aan het hele antichristische rijk, omdat zij op de lucht wordt uitgegoten, omdat geen ongedierte zonder de lucht kan leven en omdat de satan, die tot nog toe in het meerder deel van de wereld heeft geheerst, aldaar zijn troon en woning heeft, zoals Paulus zegt Ephesians 2:2, Ephesians 6:12, die hiermee ook zal worden vernietigd, zoals hierna Revelation 20:10 duidelijk wordt betuigd.

De lucht is ongestadig, vluchtig, heeft geen fundament om op te steunen noch bestendigheid; zo was het anti-christendom en Turkendom na de slag van Armageddon. Nochtans was er een overblijfsel van beiden, die hun natuur houdend, zich naar hun vermogen tegen de Kerk kantten. Zij gaven het nog niet op en probeerden hun krachten weer te vergaderen, maar de zevende schaal maakte een einde aan hen.

De lucht, die het naaste de aarde, zee en rivieren omvangt, was tot nog toe onaangeraakt gebleven; zij dient tot de ademhaling en is zo het grootste hulpmiddel van het leven. Dit duidt aan de voltrekking van Gods oordeel, de onontvluchtbare uitgestrektheid ervan over alle vijanden en goddelozen waar ze zijn, de verschrikkelijke waarheid, die alle troost van het leven afsnijdt en een zekere en kwade dood aanbrengt. "Het is geschied" wil zeggen dat de laatste plaag tot vernieling van de vijanden voor de deur staat, zoals Paulus nabij zijn dood zegt: "Ik heb de loop geëindigd. " (2 Timothy 4:7) en Christus "het is volbracht. " (John 19:1).

Vers 18

18. En er geschiedden tekenen, die het uitbreken van de toorn van God verkondigden, namelijk stemmen en donderslagen en bliksems (vgl. Revelation 11:19) en er geschiedde, om de ontzaglijke periode van de nu volgende tijd of van het laatste tiental jaren van de 20ste eeuw in te leiden een grote aardbeving. Alle staatkundige en sociale betrekkingen van de volken werden zo beroerd en al wat tot hiertoe was geweest, omvergeworpen, dat het wel een aardbeving mag worden genoemd, hoedanige, zelfs in vergelijking van hetgeen in Revelation 11:13 werd geprofeteerd, niet is geschied, van dat de mensen op de aarde geweest zijn, namelijk een zodanige aardbeving, en zo groot. Alhoewel vanaf het begin van de wereldgeschiedenis af door alle tijden staatsomwentelingen genoeg zijn geweest en steeds met zware schokken, is toch, wat vroeger bestond, nooit zo geheel en al omver geworpen, als het nu het geval is.

Vers 18

18. En er geschiedden tekenen, die het uitbreken van de toorn van God verkondigden, namelijk stemmen en donderslagen en bliksems (vgl. Revelation 11:19) en er geschiedde, om de ontzaglijke periode van de nu volgende tijd of van het laatste tiental jaren van de 20ste eeuw in te leiden een grote aardbeving. Alle staatkundige en sociale betrekkingen van de volken werden zo beroerd en al wat tot hiertoe was geweest, omvergeworpen, dat het wel een aardbeving mag worden genoemd, hoedanige, zelfs in vergelijking van hetgeen in Revelation 11:13 werd geprofeteerd, niet is geschied, van dat de mensen op de aarde geweest zijn, namelijk een zodanige aardbeving, en zo groot. Alhoewel vanaf het begin van de wereldgeschiedenis af door alle tijden staatsomwentelingen genoeg zijn geweest en steeds met zware schokken, is toch, wat vroeger bestond, nooit zo geheel en al omver geworpen, als het nu het geval is.

Vers 19

19. En de grote stad van de Westerse Christenen (Revelation 11:8) is ten gevolge van de aardbeving in drie delen gescheurd en de steden van de heidenen, de afzonderlijke rijken, die tot hiertoe in Europa bestonden, zijn gevallen, om zich in de drie delen op te lossen.

Het gezicht van Johannes in het volgende, het 17e Hoofdstuk, kan ons verklaren, die de "drie delen van de grote stad" zijn, waarin de complexus van de Europese Staten op de boven aangegeven tijd door een zo geweldige revolutie, zoals die in de wereldgeschiedenis nog niet is geweest, zich oplost. Daar wordt melding gemaakt van 1) het scharlaken rode beest, vol van namen van de godslastering, waarbij wij aan Frankrijk met zijn nieuwe beheerser Napoleon VIII moeten denken; 2) de vrouw, die met de naam van "de moeder van de hoeren" wordt genoemd, of het pauselijk Rome, zittende op het dier en gekleed in het gewaad van een grote heerseres; 3) de tien koningen, verbonden door een mening en geheel zich stellend in de dienst van het dier en die juist daardoor voorkomen als een tot eenheid samenverbonden derde macht. Nu kunnen wij zeker niet met onvoorwaardelijke zekerheid voorspellen, op welke wijze deze drie delen van het Europese staatslichaam binnen nog geen 120 jaren worden zal; maar een berekening naar waarschijnlijkheid kan toch uit hetgeen de Openbaring aan de hand geeft worden gemaakt en we moeten dat ook doen, om de inhoud van het geopenbaarde enigszins te doen verstaan. Als Napoleon VIII in de laatste tientallen van het zesde duizendtal jaren sinds de schepping van de wereld verschijnt, zal hij zo geheel gedaante en wezen van de stichter van zijn dynastie bezitten, dat hij bij de Fransen meteen de herinnering aan de grootheid en heerlijkheid van hun eerste keizer doet ontwaken en zijn beloften, om de wraak aan Duitsland, waartoe men nog niet heeft kunnen komen (Revelation 16:10 v.) eindelijk te volvoeren en hun land en volk rijker en machtiger te maken dan ooit, zullen des te eer gehoor vinden, als de paus te Rome hem als een opgestane Napoleon I, al is het ook maar in figuurlijke zin, legitimeert en de eerste is, die zijn partij kiest. De paus toch heeft reeds lang op het uur gewacht, dat een wereldmacht hem weer aan zijn wereldlijke heerschappij in Italië helpt en heeft ook gedachten van wraak tegen Duitsland, dat hem zo diep in het vlees van zijn kerkelijke aanmatigingen gesneden heeft, niet vergeten. Heeft hij zich van de dubbele slag, die hij in deze laatste jaren van de tegenwoordige eeuw geleden heeft, tot aan het einde daarvan zover hersteld, dat hij in Revelation 16:13 v. van ons hoofdstuk zijn gewicht ook in de weegschaal kon leggen, hij heeft toch tegenover de Protestantse kerk, die in het begin van de 20e eeuw het geestelijk weder-opstaan van de dood heeft ervaren (Revelation 11:11) zeer veel van zijn kerkelijke betekenis verloren en daarvan kan hij geen afstand doen de uitsluitende bezitter van alle goederen en rechten van de Kerk op aarde te zijn, het moge kosten wat het wil. Hij zal het dus zijn gelovigen tot een gewetensplicht maken, het nieuwe verschijnsel aan de politieke hemel met vreugdegejuich te begroeten en dat op zijn loopbaan met alle krachten van lichaam en ziel te ondersteunen. Frankrijk weer geregeerd door een Bonapartist, die het op de wereldheerschappij toelegt, zal zich wel snel meester maken van België en Holland en dan zal de kruistocht tegen Duitsland beginnen. Daar zal de bruiloft worden gehouden tussen de achtsten, waarvan in Revelation 17:11 sprake was en de vrouw en het zal een "bloedbruiloft" zijn in de vreselijkste betekenis van het woord. Het is merkwaardig hoe Rome en Frankrijk van het begin af met elkaar gesympathiseerd en elkaar wederkerig de hand hebben gereikt. Het is een Roomse paus geweest, die de Frankische Major domus Pepijn het geweten heeft gerust gesteld, om zich meester te maken van de Merovingische koningskroon en weer is het een gift van Pepijn geweest, waarop de wereldlijke macht van de paus is gebouwd. In Frankrijk heeft het Katholicisme alle staatkundige en maatschappelijke betrekkingen met een macht aangegrepen en doordrongen, die zich ook wel in andere landen heeft vertoond, maar toch het sterkst haar invloed moest openbaren in een volk zo bijzonder gevoelig, levendig, zinnelijk, begerig naar tonelen en representaties en belust op processies, als dat de Fransen zijn. Alle uitdrukkingen van middeleeuws latijn hebben de pausen weten aan te wenden, om uitdrukkingen van het inwendig leven, van innig verlangen van de Kerk naar haar mystieke bruidegom, zoals wij die in het Hooglied aantreffen, op haar verlangen naar een verloving met Frankrijk en zijn beheerser toe te passen.

Een hele, territoriale hervorming is in dit land onmogelijk: wat de reformatie geven kan, dat kan aan het volk in het algemeen slechts voorkomen als een skelet van godsdienst. Dat zal wel "goed katholiek" blijven, ook als de andere landen zich weer tot het Evangelie zullen keren. Heeft echter eerst Christus zich met diegene, die volgens de voorspelling van de profeten Zijn bruid is (Hosea 2:19 v.) in het geloof verloofd en haar in de woestijn op adelaarsvleugels gebracht, waar Hij vriendelijk met haar spreekt en haar op de dag van de bruiloft heeft toebereid (Revelation 11:11 v. ; 12:14); dan zal de paus, die met zijn kerk van de dwaze maagden in het uur, als de bruidegom komt, bij de verkopers geweest is om olie te kopen voor de uitgaande lampen en vervolgens geen toelating meer heeft gevonden (Matthew 25:1), maar zich daarvoor op de wijze in Revelation 16:13 v. genoemd voldoening heeft verschaft, te zijner tijd ook gelegenheid vinden, om met het volk van zijn keuze en het anti-christische hoofd er van de zolang begeerde volledige verloving te doen plaats hebben. De bruidegom zal van zijn zijde nu ook, zodra dat op Duitslands met bloed gedrenkte en tot een woestijn gemaakte bodem geschiedt en het hele land in Frankrijks staatslichaam ingelijfd is, niet nalaten nu zijn bruid een gave te schenken. Hij zal aan het koninkrijk Italië een einde maken, de pauselijke stoel daarmee begiftigen en hem, die daarop zit, tot een tweede macht naast zich verheffen, evenals Napoleon I het eens reeds de paus Pius VII aanbood, maar deze nog zoveel bewustzijn had van zijn goddelijke roeping, dat hij de aanbidding met alle waardigheid van een dienaar van Christus afwees. Nu is de vrouw, zoals Johannes haar in Revelation 17:3, ziet, zittende op een scharlaken rood beest vol van namen van de lastering. Zonder twijfel is het een dag van gemeenschappelijke bespreking en wederkerige verbinding, die beide machten met elkaar houden en wij zullen bij Revelation 17:11 reeds te weten komen wat zij onder elkaar verhandelen. Dan zal ook snel daarop de vrouw van de volken van het Westen uit haar beker inschenken en de drank vol gruwel en onreinheid zal niet nalaten zijn uitwerking te doen, zodat het in de landen rondom gist en een revolutie ontstaat, die in korte tijd de 10 koningen zal voortbrengen als een derde macht naast de eerste en tweede; daarentegen heeft de grote held van de dag, de zoon van het verderf, reeds een hoofdstuk van zijn werk volbracht, hij heeft, zoals in Daniel 7:2 van hem geschreven staat, drie koningen verootmoedigd. Frankrijk met insluiting van Holland overmeesterd, Duitsland geannexeerd en Italië tot een voetbank van de voeten van zijn vrouw, "de moeder van de hoeren" gelegd. Maar hoe zal dit plaats hebben? De tweede helft van het vers openbaart het ons.

Deze zevende en laatste schaal, het laatste lid van de zevende zegels en van de zevende bazuin, brengt omwentelingen op aarde en onder de mensheid teweeg, als nog nooit hebben plaats gehad. De grote aardbeving, welks gelijke sinds Adam nog nooit is gezien, is juist deze verheven, geduchte, alle menselijke ordening oplossende volksverhuizing, waarvan de hele aarde het toneel zal wezen, maar die bovenal een richting neemt naar ons werelddeel. Bij de ophitsing aller volken van de wereldkreits door de heirschaar van de duivel, die dan in volkomen vrijheid woelt en woedt, zonder evenals van te voren door Gods engelen, tegenover de afvallige mensheid in toom te worden gehouden (2 Thessalonians 2:8-2 Thessalonians 2:12) hebben wij in Revelation 16:13, Revelation 16:14 stilgestaan. De ondergang van het Romeinse rijk werd ook onder het beeld van een aardbeving geschilderd, die in Revelation 8:5 alleen een aardbeving en in Revelation 6:12 een grote aardbeving wordt genoemd. Hier evenwel wordt de aardbeving geschilderd als een zo geducht en geweldig, dat haars gelijke nog nooit op aarde is vernomen noch ondervonden. Nu wordt het zesde zegel eerst volkomen vervuld. Wij weten dat Attila, de grote Hunnen-koning en verwoester van Europa, een voorloper van de antichrist van Abaddon en Apollyon, van de afgrondsengel is geweest. Hoe hebben de Hunnen gewoed, hoe hebben de Germanen huisgehouden; wat al steden hebben zij het onderste boven gekeerd, wat al verwoestingen aangericht! Dat alles was een gering voorspel van de verwoesting, die de antichrist met de heirschaar van koningen van de opgang van de zon, met zijn Chinezen, Japanners, Oost-Indiërs, Perzen en allerlei ruwe stammen van de binnenlanden van Azië, benevens de Moslim-wereld van voor-Azië en Afrika, alsook de tien koningen van Europa, vergezeld van een talloos tal rebellen-horden van roofzieke Europeërs in het hoogbeschaafde, rijke en prachtige Europa aanrichten zal (Revelation 17:12, Revelation 17:13, Revelation 17:16). Het gevolg van deze volksverhuizing in Europa wordt in het klaaglied van de koningen, van de kooplieden en groothandelaars nauwkeurig beschreven (Revelation 18:9-Revelation 18:19).

Er is een nauwkeurige overeenkomst tussen de zevende schaal en de zevende bazuin en wij staan hier weer op hetzelfde punt als daar ter plaatse. Maar de oordelen van God zijn ons uit een ander oogpunt ter beschouwing gegeven; want terwijl de bazuinen en zegelen op de strijd met goddeloze mensen doelden, heeft de laatste drinkschaal betrekking op een strijd met wereldheerschappijen. De hele vernietiging van deze wordt aangeduid door de beschrijving van de aardbeving, als een, die alles overtrof, wat immer van die aard was gezien of ondervonden. Hoezeer ook door vroegere strafgerichten van de Heere bestreden en verzwakt, had die wereldheerschappij zich in de loop der tijden nog altijd staande gehouden, of liever: onder andere gedaanten vertoond. Maar de laatste aardbeving had haar voor altijd verdelg van de aardbodem. Het is deze zelfde vernietiging van Gods vijanden, die Daniël voorspelt en waarop Jezus doelt.

Johannes begint met de grote stad, namelijk Rome, die keizerlijke heerschappij, die hem zo'n diepe bekommering baarde. Zij wordt in drie delen gescheurd; want zij wordt beheerst door de draak, het beest en de valse profeet. Nu is zij geheel en al te gronde gegaan; zij is gevallen, evenals de overige steden van de heidenen, evenals al de hoofdsteden en koninkrijken, waarin immer de woede tegen de Kerk de Heere ontvlamd was, maar die ook allen de straf van haar vermetelheid hebben gevonden in haar ondergang.

19b a) En het grote Babylon, welks val reeds in Revelation 14:8 is aangekondigd, is gedacht geworden voor God, voordat nog het oordeel plaats had aan het dier en de anderen (Revelation 19:20 v.), opdat ook hier de grondstelling (1 Peter 4:17) zou worden bevestigd, om haar te geven a) de drinkbeker van de wijn van de toorn van Zijn gramschap, de kelk van Zijntoorn, nu met al Zijn grimmigheid vervuld, opdat zij die tot de bodem toe zouden uitdrukken (Revelation 17:15-Revelation 19:4).

a) Jeremiah 25:15 Revelation 4:10

Hele eeuwen scheen God dit grote Babel vergeten te hebben; zo ongestoord en ongestraft zou het zijn werk verrichten. Ja scheen het ook enkele malen, alsof haar laatste uur had geslagen, zij verhief zich toch steeds weer van de ontvangen nederlaag met des te groter kracht en kwam tenslotte tot een toestand, waarbij zij onmiddellijk voor de verwezenlijking van haar aanspraken op de geestelijke heerschappij over de hele aardbol stond (Revelation 17:3 v.). Maar overvalt haar de toorn van God en treft haar nu in volle mate door de verwoesting, die de tien koningen haar bereiden (Revelation 17:16 v.).

Daar komt een stem van God uit de hemel, die zei: het is geschied, het is gedaan, de plagen over de antichrist hebben een einde, d. i. de laatste plaag. Daarop komt een allerverschrikkelijkste vertoning, daar geschieden stemmen, donderslagen en bliksemen, zoals bij het geven van de wet op Sinaï. Daarbij geschiedde een aardbeving, van hoedanige soort en grootte er nooit een geweest was; dit kan men niet naar de letter verstaan, want dan zou deze plaag ook de Kerk raken, of men moest deze dingen bepalen tot de plaatsen, al waar de papisten en Turken zich na de slag van Armageddon onthielden; maar zoals in de Openbaring door de zinnebeelden wat anders verstaan wordt, zo worden ook door deze verstaan, de grootste verschrikkingen, ontsteltenissen, bevingen en verwarringen, die de hele ondergang van beide met zich sleepten. De grote stad, het grote Babylon is Rome; als men dit bepaald neemt voor de troon van het beest, waarover de vijfde schaal is uitgegoten, zo moet men het nemen voor de zevenbergige grond, waarop Rome gestaan had; want de huizen en mensen waren al verwoest, hetzij door verzinken, hetzij door geweld van de mensen en dan zou het te kennen geven, dat God een klaarblijkelijk teken gaf van Zijn toorn over de antichrist, door het scheuren van de aarde in drie delen, ieder deel door een grote kloof van elkaar gescheiden; maar neemt men het onbepaald voor de hele wereld, voor het hele Pausdom zo kan men door het scheuren in drie delen verstaan de verdeeldheid onder het overblijfsel van de antichrist en de Turk, zodat zij elkaar niet meer konden verstaan; de Turk wilde dit, de antichrist, als staatkundige, wilde dat, de kerkelijken wilden weer wat anders, zodat er geen verenigen aan was, maar alles raakte in de uiterste ontsteltenis onder hen, hetgeen voortkwam uit de hevige toorn van God over hen; daar was nergens verberging, de steden, de sterkten waren gevallen en verwoest.

Er zijn tekenen in de lucht. Dit schrikkelijk onweer van de hemels schaduwt Gods allerzwaarste en schrikkelijke toorn op de jongste dag over het antichristendom af. De aardschudding is het best te verstaan van het vergaan van de aarde op de jongste dag. Van het Babylon wordt gezegd, dat het in drie delen wordt verdeeld, "drie" ter voorstelling van de volkomenheid van de omkering, zoals het drietal elders meer als een teken van volmaaktheid voorkomt. Sommigen denken aan een toespeling op de driederlei plagen, die God de Joden bedreigt, daarmee verklarend, dat Hij hen geenszins wil sparen (Ezekiel 5:11, Ezekiel 5:12). Onder heidenen moet men verstaan allen, die van de ware godsdienst vreemd en Gods volk vijandig zijn.

De woorden in Joël (Revelation 3:8, Revelation 3:9), dienen tot opheldering van deze tekst. Hiervan wacht de Kerk nog met vrees en bekommering de vervulling, maar niemand stelt de vervulling uit tot de dag van het oordeel. De grote stad is die, die het hele gebied van de antichrist omvat. Waarschijnlijk moeten de drie delen worden aangemerkt als drie partijen, waarin deze grote stad, die uit zo vele volken bestaat, na de bekendmaking van de ongelukkige uitslag van deze strijd verdeeld zal worden. Geen andere stad dan Babylon wordt in de Openbaring grote stad" genoemd.

Al wat van het pausdom is of van de papisten in enig deel van de wereld, hetzij te Rome of ergens elders, zal geheel en al vernietigd en verpletterd worden.

Vers 19

19. En de grote stad van de Westerse Christenen (Revelation 11:8) is ten gevolge van de aardbeving in drie delen gescheurd en de steden van de heidenen, de afzonderlijke rijken, die tot hiertoe in Europa bestonden, zijn gevallen, om zich in de drie delen op te lossen.

Het gezicht van Johannes in het volgende, het 17e Hoofdstuk, kan ons verklaren, die de "drie delen van de grote stad" zijn, waarin de complexus van de Europese Staten op de boven aangegeven tijd door een zo geweldige revolutie, zoals die in de wereldgeschiedenis nog niet is geweest, zich oplost. Daar wordt melding gemaakt van 1) het scharlaken rode beest, vol van namen van de godslastering, waarbij wij aan Frankrijk met zijn nieuwe beheerser Napoleon VIII moeten denken; 2) de vrouw, die met de naam van "de moeder van de hoeren" wordt genoemd, of het pauselijk Rome, zittende op het dier en gekleed in het gewaad van een grote heerseres; 3) de tien koningen, verbonden door een mening en geheel zich stellend in de dienst van het dier en die juist daardoor voorkomen als een tot eenheid samenverbonden derde macht. Nu kunnen wij zeker niet met onvoorwaardelijke zekerheid voorspellen, op welke wijze deze drie delen van het Europese staatslichaam binnen nog geen 120 jaren worden zal; maar een berekening naar waarschijnlijkheid kan toch uit hetgeen de Openbaring aan de hand geeft worden gemaakt en we moeten dat ook doen, om de inhoud van het geopenbaarde enigszins te doen verstaan. Als Napoleon VIII in de laatste tientallen van het zesde duizendtal jaren sinds de schepping van de wereld verschijnt, zal hij zo geheel gedaante en wezen van de stichter van zijn dynastie bezitten, dat hij bij de Fransen meteen de herinnering aan de grootheid en heerlijkheid van hun eerste keizer doet ontwaken en zijn beloften, om de wraak aan Duitsland, waartoe men nog niet heeft kunnen komen (Revelation 16:10 v.) eindelijk te volvoeren en hun land en volk rijker en machtiger te maken dan ooit, zullen des te eer gehoor vinden, als de paus te Rome hem als een opgestane Napoleon I, al is het ook maar in figuurlijke zin, legitimeert en de eerste is, die zijn partij kiest. De paus toch heeft reeds lang op het uur gewacht, dat een wereldmacht hem weer aan zijn wereldlijke heerschappij in Italië helpt en heeft ook gedachten van wraak tegen Duitsland, dat hem zo diep in het vlees van zijn kerkelijke aanmatigingen gesneden heeft, niet vergeten. Heeft hij zich van de dubbele slag, die hij in deze laatste jaren van de tegenwoordige eeuw geleden heeft, tot aan het einde daarvan zover hersteld, dat hij in Revelation 16:13 v. van ons hoofdstuk zijn gewicht ook in de weegschaal kon leggen, hij heeft toch tegenover de Protestantse kerk, die in het begin van de 20e eeuw het geestelijk weder-opstaan van de dood heeft ervaren (Revelation 11:11) zeer veel van zijn kerkelijke betekenis verloren en daarvan kan hij geen afstand doen de uitsluitende bezitter van alle goederen en rechten van de Kerk op aarde te zijn, het moge kosten wat het wil. Hij zal het dus zijn gelovigen tot een gewetensplicht maken, het nieuwe verschijnsel aan de politieke hemel met vreugdegejuich te begroeten en dat op zijn loopbaan met alle krachten van lichaam en ziel te ondersteunen. Frankrijk weer geregeerd door een Bonapartist, die het op de wereldheerschappij toelegt, zal zich wel snel meester maken van België en Holland en dan zal de kruistocht tegen Duitsland beginnen. Daar zal de bruiloft worden gehouden tussen de achtsten, waarvan in Revelation 17:11 sprake was en de vrouw en het zal een "bloedbruiloft" zijn in de vreselijkste betekenis van het woord. Het is merkwaardig hoe Rome en Frankrijk van het begin af met elkaar gesympathiseerd en elkaar wederkerig de hand hebben gereikt. Het is een Roomse paus geweest, die de Frankische Major domus Pepijn het geweten heeft gerust gesteld, om zich meester te maken van de Merovingische koningskroon en weer is het een gift van Pepijn geweest, waarop de wereldlijke macht van de paus is gebouwd. In Frankrijk heeft het Katholicisme alle staatkundige en maatschappelijke betrekkingen met een macht aangegrepen en doordrongen, die zich ook wel in andere landen heeft vertoond, maar toch het sterkst haar invloed moest openbaren in een volk zo bijzonder gevoelig, levendig, zinnelijk, begerig naar tonelen en representaties en belust op processies, als dat de Fransen zijn. Alle uitdrukkingen van middeleeuws latijn hebben de pausen weten aan te wenden, om uitdrukkingen van het inwendig leven, van innig verlangen van de Kerk naar haar mystieke bruidegom, zoals wij die in het Hooglied aantreffen, op haar verlangen naar een verloving met Frankrijk en zijn beheerser toe te passen.

Een hele, territoriale hervorming is in dit land onmogelijk: wat de reformatie geven kan, dat kan aan het volk in het algemeen slechts voorkomen als een skelet van godsdienst. Dat zal wel "goed katholiek" blijven, ook als de andere landen zich weer tot het Evangelie zullen keren. Heeft echter eerst Christus zich met diegene, die volgens de voorspelling van de profeten Zijn bruid is (Hosea 2:19 v.) in het geloof verloofd en haar in de woestijn op adelaarsvleugels gebracht, waar Hij vriendelijk met haar spreekt en haar op de dag van de bruiloft heeft toebereid (Revelation 11:11 v. ; 12:14); dan zal de paus, die met zijn kerk van de dwaze maagden in het uur, als de bruidegom komt, bij de verkopers geweest is om olie te kopen voor de uitgaande lampen en vervolgens geen toelating meer heeft gevonden (Matthew 25:1), maar zich daarvoor op de wijze in Revelation 16:13 v. genoemd voldoening heeft verschaft, te zijner tijd ook gelegenheid vinden, om met het volk van zijn keuze en het anti-christische hoofd er van de zolang begeerde volledige verloving te doen plaats hebben. De bruidegom zal van zijn zijde nu ook, zodra dat op Duitslands met bloed gedrenkte en tot een woestijn gemaakte bodem geschiedt en het hele land in Frankrijks staatslichaam ingelijfd is, niet nalaten nu zijn bruid een gave te schenken. Hij zal aan het koninkrijk Italië een einde maken, de pauselijke stoel daarmee begiftigen en hem, die daarop zit, tot een tweede macht naast zich verheffen, evenals Napoleon I het eens reeds de paus Pius VII aanbood, maar deze nog zoveel bewustzijn had van zijn goddelijke roeping, dat hij de aanbidding met alle waardigheid van een dienaar van Christus afwees. Nu is de vrouw, zoals Johannes haar in Revelation 17:3, ziet, zittende op een scharlaken rood beest vol van namen van de lastering. Zonder twijfel is het een dag van gemeenschappelijke bespreking en wederkerige verbinding, die beide machten met elkaar houden en wij zullen bij Revelation 17:11 reeds te weten komen wat zij onder elkaar verhandelen. Dan zal ook snel daarop de vrouw van de volken van het Westen uit haar beker inschenken en de drank vol gruwel en onreinheid zal niet nalaten zijn uitwerking te doen, zodat het in de landen rondom gist en een revolutie ontstaat, die in korte tijd de 10 koningen zal voortbrengen als een derde macht naast de eerste en tweede; daarentegen heeft de grote held van de dag, de zoon van het verderf, reeds een hoofdstuk van zijn werk volbracht, hij heeft, zoals in Daniel 7:2 van hem geschreven staat, drie koningen verootmoedigd. Frankrijk met insluiting van Holland overmeesterd, Duitsland geannexeerd en Italië tot een voetbank van de voeten van zijn vrouw, "de moeder van de hoeren" gelegd. Maar hoe zal dit plaats hebben? De tweede helft van het vers openbaart het ons.

Deze zevende en laatste schaal, het laatste lid van de zevende zegels en van de zevende bazuin, brengt omwentelingen op aarde en onder de mensheid teweeg, als nog nooit hebben plaats gehad. De grote aardbeving, welks gelijke sinds Adam nog nooit is gezien, is juist deze verheven, geduchte, alle menselijke ordening oplossende volksverhuizing, waarvan de hele aarde het toneel zal wezen, maar die bovenal een richting neemt naar ons werelddeel. Bij de ophitsing aller volken van de wereldkreits door de heirschaar van de duivel, die dan in volkomen vrijheid woelt en woedt, zonder evenals van te voren door Gods engelen, tegenover de afvallige mensheid in toom te worden gehouden (2 Thessalonians 2:8-2 Thessalonians 2:12) hebben wij in Revelation 16:13, Revelation 16:14 stilgestaan. De ondergang van het Romeinse rijk werd ook onder het beeld van een aardbeving geschilderd, die in Revelation 8:5 alleen een aardbeving en in Revelation 6:12 een grote aardbeving wordt genoemd. Hier evenwel wordt de aardbeving geschilderd als een zo geducht en geweldig, dat haars gelijke nog nooit op aarde is vernomen noch ondervonden. Nu wordt het zesde zegel eerst volkomen vervuld. Wij weten dat Attila, de grote Hunnen-koning en verwoester van Europa, een voorloper van de antichrist van Abaddon en Apollyon, van de afgrondsengel is geweest. Hoe hebben de Hunnen gewoed, hoe hebben de Germanen huisgehouden; wat al steden hebben zij het onderste boven gekeerd, wat al verwoestingen aangericht! Dat alles was een gering voorspel van de verwoesting, die de antichrist met de heirschaar van koningen van de opgang van de zon, met zijn Chinezen, Japanners, Oost-Indiërs, Perzen en allerlei ruwe stammen van de binnenlanden van Azië, benevens de Moslim-wereld van voor-Azië en Afrika, alsook de tien koningen van Europa, vergezeld van een talloos tal rebellen-horden van roofzieke Europeërs in het hoogbeschaafde, rijke en prachtige Europa aanrichten zal (Revelation 17:12, Revelation 17:13, Revelation 17:16). Het gevolg van deze volksverhuizing in Europa wordt in het klaaglied van de koningen, van de kooplieden en groothandelaars nauwkeurig beschreven (Revelation 18:9-Revelation 18:19).

Er is een nauwkeurige overeenkomst tussen de zevende schaal en de zevende bazuin en wij staan hier weer op hetzelfde punt als daar ter plaatse. Maar de oordelen van God zijn ons uit een ander oogpunt ter beschouwing gegeven; want terwijl de bazuinen en zegelen op de strijd met goddeloze mensen doelden, heeft de laatste drinkschaal betrekking op een strijd met wereldheerschappijen. De hele vernietiging van deze wordt aangeduid door de beschrijving van de aardbeving, als een, die alles overtrof, wat immer van die aard was gezien of ondervonden. Hoezeer ook door vroegere strafgerichten van de Heere bestreden en verzwakt, had die wereldheerschappij zich in de loop der tijden nog altijd staande gehouden, of liever: onder andere gedaanten vertoond. Maar de laatste aardbeving had haar voor altijd verdelg van de aardbodem. Het is deze zelfde vernietiging van Gods vijanden, die Daniël voorspelt en waarop Jezus doelt.

Johannes begint met de grote stad, namelijk Rome, die keizerlijke heerschappij, die hem zo'n diepe bekommering baarde. Zij wordt in drie delen gescheurd; want zij wordt beheerst door de draak, het beest en de valse profeet. Nu is zij geheel en al te gronde gegaan; zij is gevallen, evenals de overige steden van de heidenen, evenals al de hoofdsteden en koninkrijken, waarin immer de woede tegen de Kerk de Heere ontvlamd was, maar die ook allen de straf van haar vermetelheid hebben gevonden in haar ondergang.

19b a) En het grote Babylon, welks val reeds in Revelation 14:8 is aangekondigd, is gedacht geworden voor God, voordat nog het oordeel plaats had aan het dier en de anderen (Revelation 19:20 v.), opdat ook hier de grondstelling (1 Peter 4:17) zou worden bevestigd, om haar te geven a) de drinkbeker van de wijn van de toorn van Zijn gramschap, de kelk van Zijntoorn, nu met al Zijn grimmigheid vervuld, opdat zij die tot de bodem toe zouden uitdrukken (Revelation 17:15-Revelation 19:4).

a) Jeremiah 25:15 Revelation 4:10

Hele eeuwen scheen God dit grote Babel vergeten te hebben; zo ongestoord en ongestraft zou het zijn werk verrichten. Ja scheen het ook enkele malen, alsof haar laatste uur had geslagen, zij verhief zich toch steeds weer van de ontvangen nederlaag met des te groter kracht en kwam tenslotte tot een toestand, waarbij zij onmiddellijk voor de verwezenlijking van haar aanspraken op de geestelijke heerschappij over de hele aardbol stond (Revelation 17:3 v.). Maar overvalt haar de toorn van God en treft haar nu in volle mate door de verwoesting, die de tien koningen haar bereiden (Revelation 17:16 v.).

Daar komt een stem van God uit de hemel, die zei: het is geschied, het is gedaan, de plagen over de antichrist hebben een einde, d. i. de laatste plaag. Daarop komt een allerverschrikkelijkste vertoning, daar geschieden stemmen, donderslagen en bliksemen, zoals bij het geven van de wet op Sinaï. Daarbij geschiedde een aardbeving, van hoedanige soort en grootte er nooit een geweest was; dit kan men niet naar de letter verstaan, want dan zou deze plaag ook de Kerk raken, of men moest deze dingen bepalen tot de plaatsen, al waar de papisten en Turken zich na de slag van Armageddon onthielden; maar zoals in de Openbaring door de zinnebeelden wat anders verstaan wordt, zo worden ook door deze verstaan, de grootste verschrikkingen, ontsteltenissen, bevingen en verwarringen, die de hele ondergang van beide met zich sleepten. De grote stad, het grote Babylon is Rome; als men dit bepaald neemt voor de troon van het beest, waarover de vijfde schaal is uitgegoten, zo moet men het nemen voor de zevenbergige grond, waarop Rome gestaan had; want de huizen en mensen waren al verwoest, hetzij door verzinken, hetzij door geweld van de mensen en dan zou het te kennen geven, dat God een klaarblijkelijk teken gaf van Zijn toorn over de antichrist, door het scheuren van de aarde in drie delen, ieder deel door een grote kloof van elkaar gescheiden; maar neemt men het onbepaald voor de hele wereld, voor het hele Pausdom zo kan men door het scheuren in drie delen verstaan de verdeeldheid onder het overblijfsel van de antichrist en de Turk, zodat zij elkaar niet meer konden verstaan; de Turk wilde dit, de antichrist, als staatkundige, wilde dat, de kerkelijken wilden weer wat anders, zodat er geen verenigen aan was, maar alles raakte in de uiterste ontsteltenis onder hen, hetgeen voortkwam uit de hevige toorn van God over hen; daar was nergens verberging, de steden, de sterkten waren gevallen en verwoest.

Er zijn tekenen in de lucht. Dit schrikkelijk onweer van de hemels schaduwt Gods allerzwaarste en schrikkelijke toorn op de jongste dag over het antichristendom af. De aardschudding is het best te verstaan van het vergaan van de aarde op de jongste dag. Van het Babylon wordt gezegd, dat het in drie delen wordt verdeeld, "drie" ter voorstelling van de volkomenheid van de omkering, zoals het drietal elders meer als een teken van volmaaktheid voorkomt. Sommigen denken aan een toespeling op de driederlei plagen, die God de Joden bedreigt, daarmee verklarend, dat Hij hen geenszins wil sparen (Ezekiel 5:11, Ezekiel 5:12). Onder heidenen moet men verstaan allen, die van de ware godsdienst vreemd en Gods volk vijandig zijn.

De woorden in Joël (Revelation 3:8, Revelation 3:9), dienen tot opheldering van deze tekst. Hiervan wacht de Kerk nog met vrees en bekommering de vervulling, maar niemand stelt de vervulling uit tot de dag van het oordeel. De grote stad is die, die het hele gebied van de antichrist omvat. Waarschijnlijk moeten de drie delen worden aangemerkt als drie partijen, waarin deze grote stad, die uit zo vele volken bestaat, na de bekendmaking van de ongelukkige uitslag van deze strijd verdeeld zal worden. Geen andere stad dan Babylon wordt in de Openbaring grote stad" genoemd.

Al wat van het pausdom is of van de papisten in enig deel van de wereld, hetzij te Rome of ergens elders, zal geheel en al vernietigd en verpletterd worden.

Vers 20

20. En alle eiland is gevloden, als met Babels val aan het gebouw van het Germaans-Slavische leven van de volken de hoekpilaar was ingestort, en de bergen zijn niet gevonden. De oppervlakte van de aarde nam, wat de verdeling van het vaste land met de bergen en van de zee met de eilanden betreft, opeens een andere gedaante aan (Revelation 6:14), door de dingen, die op dat deel van de aarde voorvielen, dat in de wereldgeschiedenis de hele aarde vertegenwoordigt.

Het komt hier tot de oprichting van het anti-christische rijk, waarvan wij de tijd in het jaar 1992 berekend hebben. Alle rijken en machten, die vroeger bestonden, zijn verzonken en verdwenen als bergen, die in de diepte zinken en eilanden, die in de zee verdwijnen en de 10 koningen, die aan het bestuur zijn gekomen, hebben hun kracht en macht aan het dier gegeven (Revelation 17:12 v.). Een gouden tijd vol aardse macht en heerlijkheid, vol tijdelijk geluk en genot hebben zij, die tot oprichting van dit rijk hebben geholpen en met alle middelen van omverwerping en van ruw geweld die hebben doorgezet, de wereld beloofd, maar hoe gaat het in waarheid in het rijk van de antichrist?

Men plagt eilanden te noemen zulke gebouwen, die alleen stonden, waar men rondom gaan kon, zoals ook de kloosters zijn, die zo zijn getimmerd, alsof het steden op zichzelf waren; hoogheid, heerlijkheid, sterkte wordt in de schrifturen door bergen uitgedrukt, zodat het vergaan van eilanden en bergen te kennen geeft, de vernietiging van de kloosters, die hoerhuizen en moordkuilen en van al het heerlijke, hoge en machtige in het pausdom, zijnde de paus door allen verlaten en bestreden door de koningen, die van te voren met hem gehoereerd hadden en hem tot bescherming geweest waren.

Vers 20

20. En alle eiland is gevloden, als met Babels val aan het gebouw van het Germaans-Slavische leven van de volken de hoekpilaar was ingestort, en de bergen zijn niet gevonden. De oppervlakte van de aarde nam, wat de verdeling van het vaste land met de bergen en van de zee met de eilanden betreft, opeens een andere gedaante aan (Revelation 6:14), door de dingen, die op dat deel van de aarde voorvielen, dat in de wereldgeschiedenis de hele aarde vertegenwoordigt.

Het komt hier tot de oprichting van het anti-christische rijk, waarvan wij de tijd in het jaar 1992 berekend hebben. Alle rijken en machten, die vroeger bestonden, zijn verzonken en verdwenen als bergen, die in de diepte zinken en eilanden, die in de zee verdwijnen en de 10 koningen, die aan het bestuur zijn gekomen, hebben hun kracht en macht aan het dier gegeven (Revelation 17:12 v.). Een gouden tijd vol aardse macht en heerlijkheid, vol tijdelijk geluk en genot hebben zij, die tot oprichting van dit rijk hebben geholpen en met alle middelen van omverwerping en van ruw geweld die hebben doorgezet, de wereld beloofd, maar hoe gaat het in waarheid in het rijk van de antichrist?

Men plagt eilanden te noemen zulke gebouwen, die alleen stonden, waar men rondom gaan kon, zoals ook de kloosters zijn, die zo zijn getimmerd, alsof het steden op zichzelf waren; hoogheid, heerlijkheid, sterkte wordt in de schrifturen door bergen uitgedrukt, zodat het vergaan van eilanden en bergen te kennen geeft, de vernietiging van de kloosters, die hoerhuizen en moordkuilen en van al het heerlijke, hoge en machtige in het pausdom, zijnde de paus door allen verlaten en bestreden door de koningen, die van te voren met hem gehoereerd hadden en hem tot bescherming geweest waren.

Vers 21

21. En een grote hagel, elk als een talent pond; d. i. meer dan 87 Leviticus 19:37 pond zwaar, viel neer uit de hemel op de mensen, nadat alle uitverkorenen en gelovigen door de marteldood uit hun gemeenschap waren weggenomen en in hun toekomst waren verplaatst (Revelation 13:15; Revelation 14:12 v.). Met die overigen was dus niets meer te doen dan hen als verworpenen te vernietigen (Joshua 10:11); en de mensen, wier bekering, in onderscheiding van hen, die nog onder de vijfde schaal van de toorn waren (Revelation 16:10 v.), nu niet meer werd verwacht, lasterden God vanwege de plaag van de hagel; want zijn plaag was zeer groot, zoals dat past in een tijd, waarin het woord Ezekiel 18:32 niet meer van toepassing is.

Welke plaag hier bedoeld is kan natuurlijk niet nader worden bepaald; in elk geval is het een zodanige, die reeds nu een groot deel van de mensen verslaat, totdat dan de hele vernietiging in Revelation 19:21 komt. Met de aardbeving aan het begin van de 20e eeuw, die in Revelation 11:13 v : als het tweede wee wordt voorgesteld, komt, zoals ons het gezicht van de zevende schaal van de toorn heeft aangewezen, een ander nog veel vreselijker, waaruit het allerontzettendst schrikbewind, de anti-christische overheersing voortkomt. Deze staat aan het einde van de 20e eeuw en vormt het derde wee, waarvan dadelijk bij de aankondiging werd gezegd, dat het op het tweede snel zou volgen en daarvan niet door een zo lange tijdruimte, als het tweede van het eerste (Revelation 9:12) gescheiden zal zijn. Opmerkelijk is de trek, dat alle drie de weeën met de afgrond in verband worden gebracht (Revelation 9:2; Revelation 11:7; Revelation 12:18, Revelation 13:1, Revelation 13:11, maar daarbij het tweede eerst slechts als een voorbode van het derde voorkomt, terwijl bij het eerste het dier uit de grond slechts allengs en nauwelijks merkbaar opstijgt, daarentegen bij het derde zijn voortbrengsel nu een volkomen geheel is. Gaf ons het tweede wee in zijn verhouding tot het eerste de grond aan tot een nauwkeurige berekening van de 42 maanden in Revelation 11:2, zodat, terwijl het eerste het begin er van aanwijst, dit met het einde samenvalt Re 11:14, zo kan ook uit de verhouding van het derde wee tot het eerste een vaste grond voor de berekening van de 42 maanden in Revelation 13:5 worden verkregen. Bij de eerste werd namelijk de sprinkhanen, die uit de rook opstijgen, gezegd, dat zij het gras op aarde, noch enig groen, noch enige boom (Revelation 9:4) zouden beledigen. De kracht van dit woord is op de meest besliste wijze in die slag tussen Tours en Poitiers in het jaar 732 bevestigd en aan Karel Martel de overwinning verleend over de Saracenen, dat zij de planten van de Heere in de nieuwe Germaans-Slavische volkenwereld niet mochten vernietigen. Daarin ligt dus het aanvangspunt van deze 42 maanden van het dier. Het is nog geen volle eeuw verwijderd van het aanvangspunt van de 42 maanden van de vertreding van Jeruzalem (637), maar daarin ligt ook het derde wee, dat met het einde van die 42 maanden van het dier samenvalt. Even zeker als het echter is, dat het voorval van het jaar 1897 werkelijk en beslist behoort tot het hoofdstuk van het anti-christendom, zo zeker is dat toch nog niet dat van de persoonlijke antichrist, dat pas met het jaar 1992 komt, maar eerst van de anti-christelijke tijdgeest, zoals wij dat hebben genoemd.

Aan dat Rome, dat zo velen door zijn zwijmelwijn heeft doen vallen, geeft de Heere nu de drinkbeker van de wijn van de toorn van Zijn gramschap tot vernietiging. Maar niet aan Rome alleen. Ook alle eilanden en bergen van de heidenen, alle goddeloze wereldheerschappijen in de golvende zee van de volken ondervinden, dat het wereldgericht daar is. Deze rijken dragen de naam van eilanden, in zoverre zij afzonderlijk en op zichzelf bestaan en die van bergen, in zoverre zij zich boven andere rijken verheven en over deze heerschappij gevoerd hebben. Thans, op de grote dag van de Almachtige, zinken zij weg in de zee der volken, die met hen van de aarde verdwijnt! De wereld gaat voorbij met al haar begeerlijkheid, maar die de wil van God doet, blijft in de eeuwigheid! De hagel is, zoals wij reeds hebben opgemerkt, nergens een dreigend beeld van toekomstige strafgerichten, zoals de wolken; maar overal van een oordeel, dat als werkelijk tegenwoordig wordt voorgesteld en eigenlijk een aanduiding van een eindgericht. Hagelstenen van een talent gewicht laten niemand in het leven, die erdoor wordt getroffen, maar doen alle vijanden, ook die onder de vorige plagen nog niet omgekomen zijn, onfeilbaar verdelgd worden. Zij hebben de tijd niet meer om zich te bekeren. Maar stervend braken zij nog hun godslasteringen uit en gaan zo over in een ontzaglijke eeuwigheid. Verschrikkelijk! De straf van die godslastering achterhaalt hen op de aarde niet meer, maar des te zekerder na het jongste gericht in de toekomst.

Hagel was een van de plagen van Egypte; met grote hagelstenen doodde de Heere de Kananieten, toen Israël het land innam (Joshua 10:11). Door deze hagel wordt het opvolgend oordeel van God verstaan over alle aanhang van de paus, hen allen verpletterend, zodat er nergens verberging en ontkoming was, noch voor groten, noch voor kleinen en nochtans bekeerden zij zich niet, maar stierven goddeloos en godlasterend. Dit is het einde van de antichrist, de paus en van al zijn aanhang.

De hagel valt uit de hemel neer, de een volgt de ander. Laat nergens veilige rust over na het omwerpen van de gebouwen, maar velt, smijt neer, verwondt, doodt; dit alles kan makkelijk op de laatste helse straf worden overgebracht.

Hagel geeft hier een oordeel van God te kennen, dat van de hemel en als onmiddellijk door God de mensen wordt toegezonden. De profetie wil te kennen geven, dat de toorn van God van de hemel geopenbaard zal worden over de mensen, die de waarheid in ongerechtigheid te onder houden, zowel in oorlogen, waardoor de Heere hen vernielen zal, als in sterfte, dure tijd en hongersnood, welke plagen doorgaans samengaan, en die God zelf als uit de hemel onmiddellijk zal uitstorten over Zijn vijanden; en deze lichamelijke onvruchtbaarheid is een kenteken en zinnebeeld van geestelijke schaarsheid, dat is van een zwaar oordeel van de verharding.

De ontzaglijke grootte van de toorn zonder enig inmengsel van barmhartigheid is onlijdelijk en onverdraaglijk en echter worden zij na zo'n plaag in wezen behouden. Wij moeten het dus aanmerken als een eeuwig oordeel; want de mensen konden daaronder niet in het tijdelijk leven blijven en daarom moet dit lasteren in de hel zijn.

Een hagel zou op hen vallen als in oude tijden volgens Joshua 10:11 : "Toen zij voor het aangezicht van Israël vluchtten, zijnde in de afgang van Beth-horon, zo wierp de Heere grote hagelstenen op hen van de hemel, tot Azeka toe, dat zij stierven; er waren er meer, die van de hagelstenen stierven dan die de kinderen van Israël met het zwaard doodden. "

Vers 21

21. En een grote hagel, elk als een talent pond; d. i. meer dan 87 Leviticus 19:37 pond zwaar, viel neer uit de hemel op de mensen, nadat alle uitverkorenen en gelovigen door de marteldood uit hun gemeenschap waren weggenomen en in hun toekomst waren verplaatst (Revelation 13:15; Revelation 14:12 v.). Met die overigen was dus niets meer te doen dan hen als verworpenen te vernietigen (Joshua 10:11); en de mensen, wier bekering, in onderscheiding van hen, die nog onder de vijfde schaal van de toorn waren (Revelation 16:10 v.), nu niet meer werd verwacht, lasterden God vanwege de plaag van de hagel; want zijn plaag was zeer groot, zoals dat past in een tijd, waarin het woord Ezekiel 18:32 niet meer van toepassing is.

Welke plaag hier bedoeld is kan natuurlijk niet nader worden bepaald; in elk geval is het een zodanige, die reeds nu een groot deel van de mensen verslaat, totdat dan de hele vernietiging in Revelation 19:21 komt. Met de aardbeving aan het begin van de 20e eeuw, die in Revelation 11:13 v : als het tweede wee wordt voorgesteld, komt, zoals ons het gezicht van de zevende schaal van de toorn heeft aangewezen, een ander nog veel vreselijker, waaruit het allerontzettendst schrikbewind, de anti-christische overheersing voortkomt. Deze staat aan het einde van de 20e eeuw en vormt het derde wee, waarvan dadelijk bij de aankondiging werd gezegd, dat het op het tweede snel zou volgen en daarvan niet door een zo lange tijdruimte, als het tweede van het eerste (Revelation 9:12) gescheiden zal zijn. Opmerkelijk is de trek, dat alle drie de weeën met de afgrond in verband worden gebracht (Revelation 9:2; Revelation 11:7; Revelation 12:18, Revelation 13:1, Revelation 13:11, maar daarbij het tweede eerst slechts als een voorbode van het derde voorkomt, terwijl bij het eerste het dier uit de grond slechts allengs en nauwelijks merkbaar opstijgt, daarentegen bij het derde zijn voortbrengsel nu een volkomen geheel is. Gaf ons het tweede wee in zijn verhouding tot het eerste de grond aan tot een nauwkeurige berekening van de 42 maanden in Revelation 11:2, zodat, terwijl het eerste het begin er van aanwijst, dit met het einde samenvalt Re 11:14, zo kan ook uit de verhouding van het derde wee tot het eerste een vaste grond voor de berekening van de 42 maanden in Revelation 13:5 worden verkregen. Bij de eerste werd namelijk de sprinkhanen, die uit de rook opstijgen, gezegd, dat zij het gras op aarde, noch enig groen, noch enige boom (Revelation 9:4) zouden beledigen. De kracht van dit woord is op de meest besliste wijze in die slag tussen Tours en Poitiers in het jaar 732 bevestigd en aan Karel Martel de overwinning verleend over de Saracenen, dat zij de planten van de Heere in de nieuwe Germaans-Slavische volkenwereld niet mochten vernietigen. Daarin ligt dus het aanvangspunt van deze 42 maanden van het dier. Het is nog geen volle eeuw verwijderd van het aanvangspunt van de 42 maanden van de vertreding van Jeruzalem (637), maar daarin ligt ook het derde wee, dat met het einde van die 42 maanden van het dier samenvalt. Even zeker als het echter is, dat het voorval van het jaar 1897 werkelijk en beslist behoort tot het hoofdstuk van het anti-christendom, zo zeker is dat toch nog niet dat van de persoonlijke antichrist, dat pas met het jaar 1992 komt, maar eerst van de anti-christelijke tijdgeest, zoals wij dat hebben genoemd.

Aan dat Rome, dat zo velen door zijn zwijmelwijn heeft doen vallen, geeft de Heere nu de drinkbeker van de wijn van de toorn van Zijn gramschap tot vernietiging. Maar niet aan Rome alleen. Ook alle eilanden en bergen van de heidenen, alle goddeloze wereldheerschappijen in de golvende zee van de volken ondervinden, dat het wereldgericht daar is. Deze rijken dragen de naam van eilanden, in zoverre zij afzonderlijk en op zichzelf bestaan en die van bergen, in zoverre zij zich boven andere rijken verheven en over deze heerschappij gevoerd hebben. Thans, op de grote dag van de Almachtige, zinken zij weg in de zee der volken, die met hen van de aarde verdwijnt! De wereld gaat voorbij met al haar begeerlijkheid, maar die de wil van God doet, blijft in de eeuwigheid! De hagel is, zoals wij reeds hebben opgemerkt, nergens een dreigend beeld van toekomstige strafgerichten, zoals de wolken; maar overal van een oordeel, dat als werkelijk tegenwoordig wordt voorgesteld en eigenlijk een aanduiding van een eindgericht. Hagelstenen van een talent gewicht laten niemand in het leven, die erdoor wordt getroffen, maar doen alle vijanden, ook die onder de vorige plagen nog niet omgekomen zijn, onfeilbaar verdelgd worden. Zij hebben de tijd niet meer om zich te bekeren. Maar stervend braken zij nog hun godslasteringen uit en gaan zo over in een ontzaglijke eeuwigheid. Verschrikkelijk! De straf van die godslastering achterhaalt hen op de aarde niet meer, maar des te zekerder na het jongste gericht in de toekomst.

Hagel was een van de plagen van Egypte; met grote hagelstenen doodde de Heere de Kananieten, toen Israël het land innam (Joshua 10:11). Door deze hagel wordt het opvolgend oordeel van God verstaan over alle aanhang van de paus, hen allen verpletterend, zodat er nergens verberging en ontkoming was, noch voor groten, noch voor kleinen en nochtans bekeerden zij zich niet, maar stierven goddeloos en godlasterend. Dit is het einde van de antichrist, de paus en van al zijn aanhang.

De hagel valt uit de hemel neer, de een volgt de ander. Laat nergens veilige rust over na het omwerpen van de gebouwen, maar velt, smijt neer, verwondt, doodt; dit alles kan makkelijk op de laatste helse straf worden overgebracht.

Hagel geeft hier een oordeel van God te kennen, dat van de hemel en als onmiddellijk door God de mensen wordt toegezonden. De profetie wil te kennen geven, dat de toorn van God van de hemel geopenbaard zal worden over de mensen, die de waarheid in ongerechtigheid te onder houden, zowel in oorlogen, waardoor de Heere hen vernielen zal, als in sterfte, dure tijd en hongersnood, welke plagen doorgaans samengaan, en die God zelf als uit de hemel onmiddellijk zal uitstorten over Zijn vijanden; en deze lichamelijke onvruchtbaarheid is een kenteken en zinnebeeld van geestelijke schaarsheid, dat is van een zwaar oordeel van de verharding.

De ontzaglijke grootte van de toorn zonder enig inmengsel van barmhartigheid is onlijdelijk en onverdraaglijk en echter worden zij na zo'n plaag in wezen behouden. Wij moeten het dus aanmerken als een eeuwig oordeel; want de mensen konden daaronder niet in het tijdelijk leven blijven en daarom moet dit lasteren in de hel zijn.

Een hagel zou op hen vallen als in oude tijden volgens Joshua 10:11 : "Toen zij voor het aangezicht van Israël vluchtten, zijnde in de afgang van Beth-horon, zo wierp de Heere grote hagelstenen op hen van de hemel, tot Azeka toe, dat zij stierven; er waren er meer, die van de hagelstenen stierven dan die de kinderen van Israël met het zwaard doodden. "

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Revelation 16". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/revelation-16.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile