Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Openbaring 16

Kingcomments op de hele BijbelKingcomments

Search for…
Enter query below:

Verzen 1-4

De eerste, tweede en derde schaal


Op 16:1. Johannes hoort hoe uit de met rook gevulde tempel “een luide stem” klinkt. ‘Luide stem’ is letterlijk ‘grote stem’. In dit hoofdstuk komt vaak het woord ‘groot’ voor, soms twee keer in één vers (Op 16:9; 12; 14; 18; 19; 21). De ongerechtigheid is groot en Gods toorn is groot. Groot en omvangrijk is het gebied van de ongerechtigheid, groot en zwaar zijn ook de middelen van Gods toorn.

De luide stem geeft “de zeven engelen” bevel om tot handelen over te gaan. Ze moeten heengaan, ieder naar het gebied op aarde dat hun is toegewezen. Daar moeten ze “de zeven schalen van de grimmigheid van God” uitgieten. ‘Uitgieten’ is een plotseling en volledig uitstorten van de inhoud over de voorwerpen van Gods grimmigheid. De toorn van God bestaat hier bij wijze van spreken niet meer uit een tik met een stok om een verkeerd handelen te corrigeren, maar uit een volledig overrompelen en neerslaan van het kwaad.

De ene na de andere schaal wordt met een enkele beweging geleegd. De plagen volgen elkaar in grote snelheid op. Waarschijnlijk zullen deze niets en niemand sparende oordelen binnen enkele dagen voltooid zijn. Ze worden ook niet meer aangekondigd, zoals dat bij de twee vorige series plagen – zegels en bazuinen – het geval is. Ze komen zonder waarschuwing omdat God al vaak genoeg heeft gewaarschuwd (Sp 29:1).

Op 16:2. De eerste vier schalen lijken veel op de eerste vier bazuinen in Openbaring 8 (Op 8:6-12). De plagen van de eerste vier schalen treffen dezelfde terreinen als de eerste vier bazuinen. Het verschil is echter dat de bazuinplagen over een beperkt deel van de aarde gaan, een derde deel, terwijl de schaalplagen die beperking niet kennen.

Om de snelheid van handelen te benadrukken staat er niet ‘en de eerste engel ging weg’, maar “en de eerste ging weg”. Dat vind je ook in alle volgende gevallen. De eerste giet zijn schaal uit op de aarde. Dat is niet de aarde in de ruime betekenis van Op 16:1, maar in de beperkte betekenis van ‘het droge’, omdat hierna ook sprake is van andere gebieden op aarde, zoals de zee en de rivieren.

Als de engel zijn schaal heeft uitgegoten, worden de gevolgen onmiddellijk zichtbaar. De mensen die aan het beest verbonden zijn en hem hun eer betonen, krijgen als merkteken een afzichtelijke, ongeneeslijke zweer. Dit is geen zweertje waar je even een pleister op plakt, maar een enorme, opvallende zweer die niet te behandelen is. Een zweer is een uitbarsting van innerlijke vuiligheid die met pijn gepaard gaat en die uiterlijke schoonheid verandert in afstotelijkheid.

Voor mensen die alles opofferen voor een perfect lichaam, zowel wat gezondheid als wat vorm betreft, is dit een ramp van ongekende omvang. Ze hebben er alles aan gedaan hun lichaam in topconditie te houden en nu wordt in één handeling van Gods toorn hun lichaam een wrak, een armzalig toonbeeld van ellende en pijn. Zoals de satan eens Job sloeg met vreselijke zweren (Jb 2:7), zo slaat God nu de aanhangers van het beest hiermee (vgl. Ex 9:10; Dt 28:27; 35).

Op 16:3. Zonder een hernieuwd bevel uit de hemel – het bevel in Op 16:1 is één bevel voor alle zeven engelen – giet de tweede engel zijn schaal leeg. Het gebied dat hem is toegewezen, is “de zee”. Het leegkiepen van zijn schaal heeft tot direct gevolg dat de zee “bloed” wordt. Het is echter geen bloed dat vloeit, waarin beweging nog mogelijk is, maar het is gestold. Bij een dode stroomt het bloed niet meer. De zee verandert in een gestolde massa. Alles wat erin leeft, kan zich niet meer bewegen en sterft ter plekke. De stank van het geheel zal ondraaglijk zijn (vgl. Ex 7:19-21).

Geestelijk toegepast kun je de zee zien als een symbool voor alle volken waar het er ongeordend aan toegaat, in tegenstelling tot de aarde als symbool voor een geordend geheel. Ieder leeft voor zichzelf, gezag wordt niet erkend. Bij het leeggieten van de tweede schaal zal dit gedrag tot een plaag worden. Ieder komt zozeer op zichzelf te staan, dat het niet meer mogelijk is bereikt te worden of een ander te bereiken. Als gevolg van volkomen geestelijke afstomping is elke communicatie dood. Eenzaamheid heerst. Geestelijk dood als ze al waren als het gaat om hun verbinding met God, is nu ook de dood ingetreden in de relatie met de naaste.

Op 16:4. Mocht er nog enige hoop zijn dat door de rivieren fris water naar de zee kan stromen, waardoor deze weer kan gaan leven, dan wordt die hoop door de derde engel weggevaagd. De schaal die hij uitgiet, treft “de rivieren”, zodat ze bloed worden. Ook de op zichzelf staande “waterbronnen” ondergaan dit lot. Er kan geen water worden geput tot eigen verkwikking of om elders verkwikking te brengen.

Al het water is in bloed veranderd. Elke mogelijkheid om leven te brengen waar de dood is, wordt afgesneden. Als de mens van God en van zijn naaste is afgesloten, is hij volkomen onderworpen aan de invloed van de dood, zonder enig alternatief.

Lees nog eens Openbaring 16:1-4

Verwerking: Wat vind jij aangrijpend in de beschrijving van deze schaaloordelen?

Verzen 1-4

De eerste, tweede en derde schaal


Op 16:1. Johannes hoort hoe uit de met rook gevulde tempel “een luide stem” klinkt. ‘Luide stem’ is letterlijk ‘grote stem’. In dit hoofdstuk komt vaak het woord ‘groot’ voor, soms twee keer in één vers (Op 16:9; 12; 14; 18; 19; 21). De ongerechtigheid is groot en Gods toorn is groot. Groot en omvangrijk is het gebied van de ongerechtigheid, groot en zwaar zijn ook de middelen van Gods toorn.

De luide stem geeft “de zeven engelen” bevel om tot handelen over te gaan. Ze moeten heengaan, ieder naar het gebied op aarde dat hun is toegewezen. Daar moeten ze “de zeven schalen van de grimmigheid van God” uitgieten. ‘Uitgieten’ is een plotseling en volledig uitstorten van de inhoud over de voorwerpen van Gods grimmigheid. De toorn van God bestaat hier bij wijze van spreken niet meer uit een tik met een stok om een verkeerd handelen te corrigeren, maar uit een volledig overrompelen en neerslaan van het kwaad.

De ene na de andere schaal wordt met een enkele beweging geleegd. De plagen volgen elkaar in grote snelheid op. Waarschijnlijk zullen deze niets en niemand sparende oordelen binnen enkele dagen voltooid zijn. Ze worden ook niet meer aangekondigd, zoals dat bij de twee vorige series plagen – zegels en bazuinen – het geval is. Ze komen zonder waarschuwing omdat God al vaak genoeg heeft gewaarschuwd (Sp 29:1).

Op 16:2. De eerste vier schalen lijken veel op de eerste vier bazuinen in Openbaring 8 (Op 8:6-12). De plagen van de eerste vier schalen treffen dezelfde terreinen als de eerste vier bazuinen. Het verschil is echter dat de bazuinplagen over een beperkt deel van de aarde gaan, een derde deel, terwijl de schaalplagen die beperking niet kennen.

Om de snelheid van handelen te benadrukken staat er niet ‘en de eerste engel ging weg’, maar “en de eerste ging weg”. Dat vind je ook in alle volgende gevallen. De eerste giet zijn schaal uit op de aarde. Dat is niet de aarde in de ruime betekenis van Op 16:1, maar in de beperkte betekenis van ‘het droge’, omdat hierna ook sprake is van andere gebieden op aarde, zoals de zee en de rivieren.

Als de engel zijn schaal heeft uitgegoten, worden de gevolgen onmiddellijk zichtbaar. De mensen die aan het beest verbonden zijn en hem hun eer betonen, krijgen als merkteken een afzichtelijke, ongeneeslijke zweer. Dit is geen zweertje waar je even een pleister op plakt, maar een enorme, opvallende zweer die niet te behandelen is. Een zweer is een uitbarsting van innerlijke vuiligheid die met pijn gepaard gaat en die uiterlijke schoonheid verandert in afstotelijkheid.

Voor mensen die alles opofferen voor een perfect lichaam, zowel wat gezondheid als wat vorm betreft, is dit een ramp van ongekende omvang. Ze hebben er alles aan gedaan hun lichaam in topconditie te houden en nu wordt in één handeling van Gods toorn hun lichaam een wrak, een armzalig toonbeeld van ellende en pijn. Zoals de satan eens Job sloeg met vreselijke zweren (Jb 2:7), zo slaat God nu de aanhangers van het beest hiermee (vgl. Ex 9:10; Dt 28:27; 35).

Op 16:3. Zonder een hernieuwd bevel uit de hemel – het bevel in Op 16:1 is één bevel voor alle zeven engelen – giet de tweede engel zijn schaal leeg. Het gebied dat hem is toegewezen, is “de zee”. Het leegkiepen van zijn schaal heeft tot direct gevolg dat de zee “bloed” wordt. Het is echter geen bloed dat vloeit, waarin beweging nog mogelijk is, maar het is gestold. Bij een dode stroomt het bloed niet meer. De zee verandert in een gestolde massa. Alles wat erin leeft, kan zich niet meer bewegen en sterft ter plekke. De stank van het geheel zal ondraaglijk zijn (vgl. Ex 7:19-21).

Geestelijk toegepast kun je de zee zien als een symbool voor alle volken waar het er ongeordend aan toegaat, in tegenstelling tot de aarde als symbool voor een geordend geheel. Ieder leeft voor zichzelf, gezag wordt niet erkend. Bij het leeggieten van de tweede schaal zal dit gedrag tot een plaag worden. Ieder komt zozeer op zichzelf te staan, dat het niet meer mogelijk is bereikt te worden of een ander te bereiken. Als gevolg van volkomen geestelijke afstomping is elke communicatie dood. Eenzaamheid heerst. Geestelijk dood als ze al waren als het gaat om hun verbinding met God, is nu ook de dood ingetreden in de relatie met de naaste.

Op 16:4. Mocht er nog enige hoop zijn dat door de rivieren fris water naar de zee kan stromen, waardoor deze weer kan gaan leven, dan wordt die hoop door de derde engel weggevaagd. De schaal die hij uitgiet, treft “de rivieren”, zodat ze bloed worden. Ook de op zichzelf staande “waterbronnen” ondergaan dit lot. Er kan geen water worden geput tot eigen verkwikking of om elders verkwikking te brengen.

Al het water is in bloed veranderd. Elke mogelijkheid om leven te brengen waar de dood is, wordt afgesneden. Als de mens van God en van zijn naaste is afgesloten, is hij volkomen onderworpen aan de invloed van de dood, zonder enig alternatief.

Lees nog eens Openbaring 16:1-4

Verwerking: Wat vind jij aangrijpend in de beschrijving van deze schaaloordelen?

Verzen 5-11

Getuigenis, de vierde en vijfde schaal


Op 16:5. Nadat de derde zijn schaal heeft leeggegoten en voordat de vierde zijn schaal leeggiet, klinkt de stem van een andere engel. Hij wordt nader aangeduid als “de engel van de wateren”. De wateren schijnen het gebied te zijn dat hem door God is toebedeeld om daar te handelen (vgl. Op 7:1; Op 14:18). Hierdoor zal hij op een speciale manier in verbinding staan met de tweede en derde engel. De engel spreekt tot God en zegt tegen Hem dat uit Zijn oordelen blijkt dat Hij “rechtvaardig” is. De engel stemt met de rechtmatigheid ervan in.

Ook erkent hij dat uit Gods oordelen blijkt dat Hij is Wie Hij altijd al was, “de Heilige”. Gods oordelen over de wereld aan het einde van de geschiedenis zijn niet anders dan Zijn oordelen aan het begin van de wereld, zoals de zondvloed over de aarde en de plagen over Egypte. Hij is geen wispelturige heerser met steeds veranderende normen. In Zijn oordelen is Hij volkomen consequent.

Op 16:6. In de schaaloordelen handelt God naar het beginsel van ‘oog om oog, tand om tand’ (Ex 21:24). Je kunt ook zeggen dat de mens oogst wat hij heeft gezaaid (Gl 6:7). De engel geeft daaraan uiting door te stellen dat zij die bloed hebben vergoten, in de beide voorgaande oordelen bloed te drinken hebben gekregen. Zoals zij bloed hebben vergoten, zo is uit de schalen het bloed gekomen dat hun dood heeft veroorzaakt.

De woorden “zij zijn het waard”, worden soms in positieve zin gebruikt (Op 3:4; Lk 20:35), maar hier in negatieve zin. Ook het oordeel krijgt iemand omdat hij ‘het waard’ is. Wie “bloed van heiligen en profeten” heeft vergoten, heeft duidelijk te kennen gegeven dat hij alles haat wat van God is (Zijn ‘heiligen’) en aan Hem herinnert (Zijn ‘profeten’). Daarmee heeft hij zich ontdaan van elke zegen die God door Zijn heiligen en profeten nog gaf. Dan maak je jezelf het oordeel wel waard.

In geestelijk opzicht had God Zijn zegen tot Zijn volk doen komen door Zijn profeten. Maar deze ‘rivieren’ zijn door hen verworpen, waardoor ze in bloed zijn veranderd. Ook nu worden alle ‘rivieren’ verworpen en veranderen ze in rivieren van bloed. Gods Woord en Zijn inzettingen zijn tot zegen gegeven. Maar de mensen ontdoen zich ervan.

De gevolgen zien we in de dramatische veranderingen in het denken en gedrag van de mensen:
- onbaatzuchtigheid verandert in geldingsdrang;
- onderdanigheid van kinderen aan ouders verandert in opstandigheid;
- uitsluitend liefde van de man voor zijn vrouw in het huwelijk is beknellend en men gaat leven in alternatieve vormen als samenwonen en homoseksuele relaties;
- de onderdanigheid van de vrouw is slavernij waartegen het feminisme zich keert;
- euthanasie wordt een vorm van eerbied voor ouderen;
- abortus pleegt men uit eerbied voor het leven;
- gehoorzaamheid aan overheden en onderdanigheid van werknemers beantwoordt men met rechten.
Alle deugden van God zijn een gruwel voor de moderne, autonome mens. God zal hem in overeenstemming daarmee oordelen.

Op 16:7. Na de engel van de wateren hoort Johannes hoe ook het altaar met een ‘ja’ instemt met de waarachtigheid en rechtvaardigheid van Gods oordelen. Het altaar richt zich tot de Heer Jezus aan Wie heel het oordeel is gegeven (Jh 5:22-23) en Die tegelijk God de Almachtige is. Dit altaar verwijst naar het offer van de Heer Jezus en de verlossing van alle gelovigen. Nergens is Gods gerechtigheid duidelijker te zien dan in het offer van de Heer Jezus. Hij onderging het oordeel over de zonden van allen die in Hem geloven.

Daarom zijn zij vrij van de oordelen die als een gesel over de aarde gaan. Maar allen die Zijn offer hebben afgewezen, zullen door de gesel getroffen worden en eraan ten onder gaan. Van het altaar gaat de ernstige sprake uit dat Gods oordeel over de hardnekkige ongelovigen even waarachtig en rechtvaardig is als het oordeel dat de Heer Jezus trof voor hen die in Hem geloven.

Op 16:8. Vervolgens richt de grimmigheid van God zich op “de zon” als “de vierde” engel zijn schaal daarover uitgiet. Het gevolg is dat de zon zo heet gaat branden, dat haar stralen een vuur worden waardoor de mensen verbranden (vgl. Ml 4:1). Hiertegen helpt geen zonnebrandcrème, al is de beschermingsfactor nog zo hoog. Dit vuur is een voorbode van de hel.

Geestelijk toegepast stelt de zon grote machthebbers voor. “De mensen” zijn de ongelovigen. Tijdens de grote verdrukking zijn die machthebbers God vijandig gezind. Terwijl de mensen menen dat deze machthebbers het beste met hen voor hebben, zullen deze door de vierde schaal veranderen in meedogenloze heersers die zich tegen hun onderdanen keren en hen met satanisch genoegen vervolgen en verteren. Het zachte juk van Hem Die gezegd heeft dat Hij zachtmoedig en nederig van hart is, hebben ze niet gewild. Nu krijgen ze een ijzeren juk opgelegd dat hen zonder medelijden neerdrukt (vgl. Dt 28:48).

Op 16:9. De hitte zal een enorme pijn veroorzaken. Ze weten dat de plagen van God komen en zullen niet meer proberen er een natuurlijke verklaring voor te vinden, zoals vandaag bij alle natuurrampen gebeurt. De mensen willen echter niet toegeven dat God in natuurrampen in duidelijke taal tot hen spreekt, opdat zij zich zullen bekeren. Enorme lichamelijke pijnen of hevige innerlijke kwellingen of beide zullen hen tot God uitdrijven. Ze komen echter niet bij God om hun zonden te belijden, maar om Hem te lasteren. Tegen beter weten in geven ze Hem de schuld van alle onheil.

Hun haat tegen God komt in die dramatische omstandigheden in alle hevigheid naar buiten. Ze zijn zo geïndoctrineerd en gehersenspoeld door het beest, dat het niet in hen opkomt om God heerlijkheid te geven. De propaganda van het beest (Op 13:6) heeft zijn rampzalige werk in zijn volgelingen gedaan. Ze hebben zich nooit willen bekeren en dat willen ze ook nu niet. De toekomstige propaganda van het beest werpt zijn schaduwen vooruit. Via de krant, radio, televisie en internet komen steeds meer uitingen en programma’s waarin de afkeer van God verweven is. Wie het bijbelse evangelie predikt, ervaart dat de mensen steeds harder en onbereikbaarder worden. Dit geldt vooral voor de westerse wereld, waar het licht van het evangelie het helderst heeft geschenen en men zich nog steeds beroemt op zijn ‘christelijke wortels’.

Op 16:10. “De vijfde” engel giet “zijn schaal uit op de troon van het beest”, dat wil zeggen op het centrum van zijn macht. Het gevolg is een duisternis die zich vanuit dit centrum over zijn hele koninkrijk uitbreidt. De duisternis doet denken aan de duisternis in Egypte, de negende en voorlaatste plaag (Ex 10:21-22). Bij volslagen duisternis is het onmogelijk een stap te verzetten omdat er geen enkele oriëntatie en communicatie is. In die duisternis is de mens volkomen aan zichzelf overgelaten. Hij weet niet waar hij is, ziet geen uitweg en kan nergens heen om steun.

In deze duisternis hebben de mensen geen afleiding voor de pijnen die hen plagen. In grote wanhoop en tegelijk in ongetemperde haat kauwen ze “hun tongen van pijn”. Eerder hebben ze in hoogmoed de vraag gesteld wie oorlog zou kunnen voeren tegen het beest (Op 13:4; Op 19:19). Hier is het antwoord van God.

Het beest heeft zijn troon van de draak, dat is de satan, gekregen (Op 13:2). Het leek erop dat met de superhoge intelligentie van het beest, zijn kennis en inzicht, het licht op de wereld en de economie weer goed was gaan schijnen. Alle beknellende christelijke waarheden werden als duisternis verworpen. Maar hier is het ogenblik aangebroken dat al het snoeven over hoger licht en hogere kennis door God niet slechts in de schaduw wordt gesteld, maar volledig in duisternis wordt gehuld.

Als God de waarheid aan het licht brengt, betekent dat duisternis voor allen die Hem hebben uitgebannen. Hij maakt het licht dat verworpen is tot duisternis (Mt 6:23). Ze zullen niet weten waar ze zijn of heen moeten. Ze zullen ook geen enkele naaste meer zien. In deze volledige isolatie is de ziel alleen met zichzelf en vreet hij zichzelf op in haat, nijd, bitterheid en gal.

Op 16:11. “Hun pijnen” en “hun zweren” zijn voor de mensen de aanleiding om God te lasteren. Ze geven Hem de schuld ervan. In plaats van zich te bekeren volharden ze in hun zondige werken. Psychologen en politici wijden er misschien nog conferenties aan om hun reacties te verklaren. Elke verklaring, hoe onlogisch ook, is beter dan te erkennen dat je een zondaar bent en dat je je moet bekeren. Ze willen niets prijsgeven van hun liederlijke leven en kiezen ervoor liever met het beest ten onder te gaan dan zich te buigen onder deze laatste plagen van God.

Lees nog eens Openbaring 16:5-11.

Verwerking: Waarom bekeren de mensen zich niet, terwijl zij toch zo gepijnigd worden door de oordelen van God?

Verzen 5-11

Getuigenis, de vierde en vijfde schaal


Op 16:5. Nadat de derde zijn schaal heeft leeggegoten en voordat de vierde zijn schaal leeggiet, klinkt de stem van een andere engel. Hij wordt nader aangeduid als “de engel van de wateren”. De wateren schijnen het gebied te zijn dat hem door God is toebedeeld om daar te handelen (vgl. Op 7:1; Op 14:18). Hierdoor zal hij op een speciale manier in verbinding staan met de tweede en derde engel. De engel spreekt tot God en zegt tegen Hem dat uit Zijn oordelen blijkt dat Hij “rechtvaardig” is. De engel stemt met de rechtmatigheid ervan in.

Ook erkent hij dat uit Gods oordelen blijkt dat Hij is Wie Hij altijd al was, “de Heilige”. Gods oordelen over de wereld aan het einde van de geschiedenis zijn niet anders dan Zijn oordelen aan het begin van de wereld, zoals de zondvloed over de aarde en de plagen over Egypte. Hij is geen wispelturige heerser met steeds veranderende normen. In Zijn oordelen is Hij volkomen consequent.

Op 16:6. In de schaaloordelen handelt God naar het beginsel van ‘oog om oog, tand om tand’ (Ex 21:24). Je kunt ook zeggen dat de mens oogst wat hij heeft gezaaid (Gl 6:7). De engel geeft daaraan uiting door te stellen dat zij die bloed hebben vergoten, in de beide voorgaande oordelen bloed te drinken hebben gekregen. Zoals zij bloed hebben vergoten, zo is uit de schalen het bloed gekomen dat hun dood heeft veroorzaakt.

De woorden “zij zijn het waard”, worden soms in positieve zin gebruikt (Op 3:4; Lk 20:35), maar hier in negatieve zin. Ook het oordeel krijgt iemand omdat hij ‘het waard’ is. Wie “bloed van heiligen en profeten” heeft vergoten, heeft duidelijk te kennen gegeven dat hij alles haat wat van God is (Zijn ‘heiligen’) en aan Hem herinnert (Zijn ‘profeten’). Daarmee heeft hij zich ontdaan van elke zegen die God door Zijn heiligen en profeten nog gaf. Dan maak je jezelf het oordeel wel waard.

In geestelijk opzicht had God Zijn zegen tot Zijn volk doen komen door Zijn profeten. Maar deze ‘rivieren’ zijn door hen verworpen, waardoor ze in bloed zijn veranderd. Ook nu worden alle ‘rivieren’ verworpen en veranderen ze in rivieren van bloed. Gods Woord en Zijn inzettingen zijn tot zegen gegeven. Maar de mensen ontdoen zich ervan.

De gevolgen zien we in de dramatische veranderingen in het denken en gedrag van de mensen:
- onbaatzuchtigheid verandert in geldingsdrang;
- onderdanigheid van kinderen aan ouders verandert in opstandigheid;
- uitsluitend liefde van de man voor zijn vrouw in het huwelijk is beknellend en men gaat leven in alternatieve vormen als samenwonen en homoseksuele relaties;
- de onderdanigheid van de vrouw is slavernij waartegen het feminisme zich keert;
- euthanasie wordt een vorm van eerbied voor ouderen;
- abortus pleegt men uit eerbied voor het leven;
- gehoorzaamheid aan overheden en onderdanigheid van werknemers beantwoordt men met rechten.
Alle deugden van God zijn een gruwel voor de moderne, autonome mens. God zal hem in overeenstemming daarmee oordelen.

Op 16:7. Na de engel van de wateren hoort Johannes hoe ook het altaar met een ‘ja’ instemt met de waarachtigheid en rechtvaardigheid van Gods oordelen. Het altaar richt zich tot de Heer Jezus aan Wie heel het oordeel is gegeven (Jh 5:22-23) en Die tegelijk God de Almachtige is. Dit altaar verwijst naar het offer van de Heer Jezus en de verlossing van alle gelovigen. Nergens is Gods gerechtigheid duidelijker te zien dan in het offer van de Heer Jezus. Hij onderging het oordeel over de zonden van allen die in Hem geloven.

Daarom zijn zij vrij van de oordelen die als een gesel over de aarde gaan. Maar allen die Zijn offer hebben afgewezen, zullen door de gesel getroffen worden en eraan ten onder gaan. Van het altaar gaat de ernstige sprake uit dat Gods oordeel over de hardnekkige ongelovigen even waarachtig en rechtvaardig is als het oordeel dat de Heer Jezus trof voor hen die in Hem geloven.

Op 16:8. Vervolgens richt de grimmigheid van God zich op “de zon” als “de vierde” engel zijn schaal daarover uitgiet. Het gevolg is dat de zon zo heet gaat branden, dat haar stralen een vuur worden waardoor de mensen verbranden (vgl. Ml 4:1). Hiertegen helpt geen zonnebrandcrème, al is de beschermingsfactor nog zo hoog. Dit vuur is een voorbode van de hel.

Geestelijk toegepast stelt de zon grote machthebbers voor. “De mensen” zijn de ongelovigen. Tijdens de grote verdrukking zijn die machthebbers God vijandig gezind. Terwijl de mensen menen dat deze machthebbers het beste met hen voor hebben, zullen deze door de vierde schaal veranderen in meedogenloze heersers die zich tegen hun onderdanen keren en hen met satanisch genoegen vervolgen en verteren. Het zachte juk van Hem Die gezegd heeft dat Hij zachtmoedig en nederig van hart is, hebben ze niet gewild. Nu krijgen ze een ijzeren juk opgelegd dat hen zonder medelijden neerdrukt (vgl. Dt 28:48).

Op 16:9. De hitte zal een enorme pijn veroorzaken. Ze weten dat de plagen van God komen en zullen niet meer proberen er een natuurlijke verklaring voor te vinden, zoals vandaag bij alle natuurrampen gebeurt. De mensen willen echter niet toegeven dat God in natuurrampen in duidelijke taal tot hen spreekt, opdat zij zich zullen bekeren. Enorme lichamelijke pijnen of hevige innerlijke kwellingen of beide zullen hen tot God uitdrijven. Ze komen echter niet bij God om hun zonden te belijden, maar om Hem te lasteren. Tegen beter weten in geven ze Hem de schuld van alle onheil.

Hun haat tegen God komt in die dramatische omstandigheden in alle hevigheid naar buiten. Ze zijn zo geïndoctrineerd en gehersenspoeld door het beest, dat het niet in hen opkomt om God heerlijkheid te geven. De propaganda van het beest (Op 13:6) heeft zijn rampzalige werk in zijn volgelingen gedaan. Ze hebben zich nooit willen bekeren en dat willen ze ook nu niet. De toekomstige propaganda van het beest werpt zijn schaduwen vooruit. Via de krant, radio, televisie en internet komen steeds meer uitingen en programma’s waarin de afkeer van God verweven is. Wie het bijbelse evangelie predikt, ervaart dat de mensen steeds harder en onbereikbaarder worden. Dit geldt vooral voor de westerse wereld, waar het licht van het evangelie het helderst heeft geschenen en men zich nog steeds beroemt op zijn ‘christelijke wortels’.

Op 16:10. “De vijfde” engel giet “zijn schaal uit op de troon van het beest”, dat wil zeggen op het centrum van zijn macht. Het gevolg is een duisternis die zich vanuit dit centrum over zijn hele koninkrijk uitbreidt. De duisternis doet denken aan de duisternis in Egypte, de negende en voorlaatste plaag (Ex 10:21-22). Bij volslagen duisternis is het onmogelijk een stap te verzetten omdat er geen enkele oriëntatie en communicatie is. In die duisternis is de mens volkomen aan zichzelf overgelaten. Hij weet niet waar hij is, ziet geen uitweg en kan nergens heen om steun.

In deze duisternis hebben de mensen geen afleiding voor de pijnen die hen plagen. In grote wanhoop en tegelijk in ongetemperde haat kauwen ze “hun tongen van pijn”. Eerder hebben ze in hoogmoed de vraag gesteld wie oorlog zou kunnen voeren tegen het beest (Op 13:4; Op 19:19). Hier is het antwoord van God.

Het beest heeft zijn troon van de draak, dat is de satan, gekregen (Op 13:2). Het leek erop dat met de superhoge intelligentie van het beest, zijn kennis en inzicht, het licht op de wereld en de economie weer goed was gaan schijnen. Alle beknellende christelijke waarheden werden als duisternis verworpen. Maar hier is het ogenblik aangebroken dat al het snoeven over hoger licht en hogere kennis door God niet slechts in de schaduw wordt gesteld, maar volledig in duisternis wordt gehuld.

Als God de waarheid aan het licht brengt, betekent dat duisternis voor allen die Hem hebben uitgebannen. Hij maakt het licht dat verworpen is tot duisternis (Mt 6:23). Ze zullen niet weten waar ze zijn of heen moeten. Ze zullen ook geen enkele naaste meer zien. In deze volledige isolatie is de ziel alleen met zichzelf en vreet hij zichzelf op in haat, nijd, bitterheid en gal.

Op 16:11. “Hun pijnen” en “hun zweren” zijn voor de mensen de aanleiding om God te lasteren. Ze geven Hem de schuld ervan. In plaats van zich te bekeren volharden ze in hun zondige werken. Psychologen en politici wijden er misschien nog conferenties aan om hun reacties te verklaren. Elke verklaring, hoe onlogisch ook, is beter dan te erkennen dat je een zondaar bent en dat je je moet bekeren. Ze willen niets prijsgeven van hun liederlijke leven en kiezen ervoor liever met het beest ten onder te gaan dan zich te buigen onder deze laatste plagen van God.

Lees nog eens Openbaring 16:5-11.

Verwerking: Waarom bekeren de mensen zich niet, terwijl zij toch zo gepijnigd worden door de oordelen van God?

Verzen 12-21

De zesde en zevende schaal


Op 16:12. “De zesde” engel is aan de beurt om zijn schaal uit te gieten. Het doelwit van de inhoud van zijn schaal is “de grote rivier de Eufraat”. De Eufraat is de natuurlijke grens tussen oost en west. Door deze plaag wordt de Eufraat drooggelegd. Hierdoor wordt de weg vrijgemaakt voor oosterse machten – “die van [de] zonsopgang komen” – om het herstelde Romeinse rijk aan te vallen. Je kunt hierbij denken aan landen als India, Indonesië, China en Japan. Het gaat hierbij om de situatie dat de West-Europese legers Israël te hulp zijn geschoten omdat Israël bedreigd wordt door de koning van het noorden.

Op 16:13. Op dit moment krijgt Johannes een blik in het geheime handelen van de drie-eenheid van de goddeloosheid, “de draak … het beest … de valse profeet”. “Uit de mond” van elk van hen komt een onreine geest. Deze “onreine geesten” zien er uit “als kikkers”. ‘Uit de mond’ wil zeggen dat er propaganda wordt gevoerd. De inhoud van de propaganda is onrein. Het symbool, de kikker, is zeer gepast, want het is een onrein dier (Lv 11:10; 41). Kikkers worden in de Schrift verder alleen nog genoemd in verband met de tweede plaag over Egypte (Ex 8:2-14; Ps 78:45; Ps 105:30). Ze komen uit het moeras en zijn in het duister van de nacht het meest hoorbaar, wat ook weer past bij dit symbool voor demonisch geïnspireerde propaganda.

Onreinheid is een handelsmerk geworden. Er wordt handenvol geld aan onreinheid verdiend. De vele miljoenen (!) pornografische internetsites, waarvan het aantal dagelijks toeneemt, bewijzen de gevoeligheid van de mens voor uitgerekend dit soort van propaganda. De reclamewereld is ervan vergeven. Dat de antigoddelijke drie-eenheid deze vorm van propaganda kiest, maakt wel duidelijk hoezeer de mens verworden is tot een wezen dat alleen nog voor lustbevrediging leeft.

Op 16:14. Beloof de mensen ongeremde vrijheden en ze zijn gewonnen voor de zaak tegen God en Zijn Christus. Met deze boodschap gaan de “geesten van demonen” – want die onreine geesten zijn demonen – op pad en aan de slag. Ze zullen “tekenen” doen, waardoor hun boodschap er nog gemakkelijker ingaat. Hun missie is om “de koningen van het hele aardrijk” achter hun voornemen te krijgen. Dat voornemen is om oorlog te voeren tegen God en Zijn Christus. Maar sluw en leugenachtig als demonen altijd zijn, zullen ze hun plan zeker anders voorstellen, misschien wel als een vredesmissie. Er moet immers vrede in het Midden-Oosten komen?

Op 16:15. Het duistere toneel wordt onderbroken door een woord van de Heer Jezus voor de gelovigen die voor het beest op de vlucht zijn. Deze uitspraak is bedoeld om hen in die turbulente tijd aan te sporen de Heer te blijven verwachten en waakzaam te zijn. Ze moeten zich niet laten misleiden door alle gebeurtenissen en vooral niet door de misleidende taal. Voor hen die niet op Zijn wederkomst voorbereid zijn, komt de Heer als een dief, dat wil zeggen onverwachts en ongewenst.

Voor de derde keer klinkt in dit boek het “gelukkig”. Het is bedoeld als een vertroosting en bemoediging voor de levende heiligen. Terwijl onder invloed van de ‘kikkers’ de mensen zich steeds schaamtelozer kleden en gedragen, zullen de heiligen zich onderscheiden door zich eerbaar te kleden en te gedragen. Geestelijk toegepast wandelen de mensen van de wereld naakt, dat wil zeggen dat iedereen ziet waartoe het vlees in staat is. Gelovigen hebben de kleren van de behoudenis ontvangen, waardoor het vlees in de dood kan worden gehouden.

Op 16:16. Met het woord “en” wordt de draad weer opgepakt met Op 16:14, het verzamelen van de legers. Hier zie je dat in werkelijkheid God de vijandige legers verzamelt en niet de geesten van demonen in Op 16:14, die menen dat ze dit zelf zo georganiseerd hebben door hun misleiding. De plaats waar deze legers worden verzameld, wordt met zijn Hebreeuwse naam genoemd. ‘Harmagedon’ betekent dan ook ‘berg van de troepenverzameling’. Daar zullen de West-Europese legers worden verslagen door de Heer Jezus. Het verslag van die strijd, of beter, van dat oordeel, wordt in Openbaring 19 beschreven (Op 19:19-21).

Op 16:17. Ten slotte is het de beurt van “de zevende” en laatste engel. Onder de voorgaande schaaloordelen is de hele samenleving in al zijn onderdelen al verwoest. Er is nog één terrein overgebleven, “de lucht”. Daarop wordt de laatste schaal leeggegoten. De lucht die de mensen inademen, zal verstikkend zijn. De ademhaling zal zwaar en benauwd zijn.

In geestelijk opzicht is de lucht de atmosfeer die door de satan wordt beheerst (Ef 2:2). De geestelijke lucht die de mensen inademen, zal dan helemaal onder het oordeel van God liggen. Alle menselijke verhoudingen die de meest goddeloze mens nodig heeft om enigszins zinvol te kunnen bestaan, zoals familie, vrienden en werkkring, zullen verdwenen zijn. Er blijft niets anders over dan hopeloze eenzaamheid in een hopeloze omgeving, zonder enig uitzicht. Ook dit is als het ware een voorsmaak van de hel.

Hiermee zijn de oordelen van God tot een einde gekomen. Een luide stem kondigt aan dat Gods heiligheid (de stem komt uit de tempel) en Gods gerechtigheid (de stem komt vanaf de troon) volkomen genoegdoening is gegeven. Met de uitroep “het is gebeurd!”, wordt aangegeven dat aan alle bedoelingen van God is voldaan die Hij met Zijn oordelen had. Er is niets meer wat nog onder het oordeel moet komen.

Op 16:18. Wat nog volgt, is een beschrijving van de begeleidende verschijnselen bij de zevende schaal en de gevolgen van het uitgieten ervan. “Bliksemstralen” onderstrepen dat het oordeel uit de hemel komt en dat het plotseling komt en niet tegen te houden is. De bliksemstralen gaan gepaard met allerlei geluiden ofwel “stemmen” en met “donderslagen”. Donderslagen zien op het machtig spreken van God in het oordeel.

Dit indrukwekkende spreken vanuit de hemel vindt op aarde weerklank in een aardbeving van een omvang die alle eerdere aardbevingen in de schaduw stelt (Hg 2:7). Deze laatste aardbeving zal een radicaal einde maken aan alles wat de mens nog enig houvast bood.

Op 16:19. De aardbeving zal alle leefgebieden treffen waar zich maar mensen kunnen bevinden. Eerst wordt “de grote stad” genoemd. Welke stad daarmee wordt bedoeld, is niet helemaal duidelijk. Volgens sommige uitleggers gaat het om het politieke Rome en volgens anderen om Jeruzalem (Zc 13:8-9). Er zijn twee aanwijzingen die er m.i. voor spreken vooral aan Jeruzalem te denken. De eerste is dat Jeruzalem een keer eerder zo wordt genoemd (Op 11:8). De tweede is dat hier wordt gezegd dat de stad “tot drie delen” wordt, wat wil zeggen dat de stad niet volledig wordt verwoest, maar gedeeltelijk wordt gespaard (Zc 1:17).

“De steden van de naties” zijn alle steden buiten Israël. Het zijn de leefgemeenschappen van mensen. In het verleden werden na rampen zulke steden altijd weer opgebouwd. Dat zal hier niet het geval zijn. Alle opstand van de menselijke beschaving tegen de heerschappij van de hemel is zinloos gebleken. Ten slotte stort elke leefgemeenschap volledig in.

Als laatste stad wordt “het grote Babylon” genoemd. Daar heb je het godsdienstige Rome, de geestelijke macht, het systeem dat godsdienst heeft geleverd aan een goddeloos geheel. Dat systeem wordt apart voor God in herinnering gebracht als een speciaal voorwerp waarop Zijn toorn zich richt. Babylon, het rooms-katholieke systeem, heeft zich aangematigd Gods vertegenwoordiger op aarde te zijn en heeft op die manier het meest Gods Naam oneer aangedaan.

Op 16:20. Ook de oorden waar mensen naartoe zijn gevlucht om aan alle rampen te ontkomen, gaan in de aardbeving ten onder. Er zal geen schuilplaats meer gevonden worden. Alle dan nog levenden, mogelijk op weg naar een eiland of berg om daar een veilig heenkomen te zoeken, zullen direct blootstaan aan het afsluitende deel van de laatste plaag.

Op 16:21. Het laatste gevolg van de zevende schaal is een dodelijke “grote hagel … uit de hemel” (vgl. Jb 38:22-23). Het gewicht van de hagelstenen wordt genoemd. Omgerekend is het gewicht van een hagelsteen ongeveer vijftig kilo. De laatste druppels uit de laatste schaal nemen de vorm van deze enorme hagelstenen aan die met grote snelheid en verpletterende zwaarte op de mensen neerkomen.

De enige reactie van de verharde mens die
1. door zweren wordt gepijnigd,
2. door de zon wordt verbrand,
3. in duisternis is gehuld,
4. door een grote aardbeving van elke houvast is beroofd en
5. door een ongekende hagel wordt getroffen,
is dat hij God lastert. Er wordt hier niet meer gezegd dat de mensen zich niet bekeerden (Op 16:9; 11). Onder gevloek ballen ze de vuist naar de hemel en zinken ze neer in de dood.

Lees nog eens Openbaring 16:12-21.

Verwerking: Welke waarschuwingen bevatten de twee laatste schaaloordelen voor jou?

Verzen 12-21

De zesde en zevende schaal


Op 16:12. “De zesde” engel is aan de beurt om zijn schaal uit te gieten. Het doelwit van de inhoud van zijn schaal is “de grote rivier de Eufraat”. De Eufraat is de natuurlijke grens tussen oost en west. Door deze plaag wordt de Eufraat drooggelegd. Hierdoor wordt de weg vrijgemaakt voor oosterse machten – “die van [de] zonsopgang komen” – om het herstelde Romeinse rijk aan te vallen. Je kunt hierbij denken aan landen als India, Indonesië, China en Japan. Het gaat hierbij om de situatie dat de West-Europese legers Israël te hulp zijn geschoten omdat Israël bedreigd wordt door de koning van het noorden.

Op 16:13. Op dit moment krijgt Johannes een blik in het geheime handelen van de drie-eenheid van de goddeloosheid, “de draak … het beest … de valse profeet”. “Uit de mond” van elk van hen komt een onreine geest. Deze “onreine geesten” zien er uit “als kikkers”. ‘Uit de mond’ wil zeggen dat er propaganda wordt gevoerd. De inhoud van de propaganda is onrein. Het symbool, de kikker, is zeer gepast, want het is een onrein dier (Lv 11:10; 41). Kikkers worden in de Schrift verder alleen nog genoemd in verband met de tweede plaag over Egypte (Ex 8:2-14; Ps 78:45; Ps 105:30). Ze komen uit het moeras en zijn in het duister van de nacht het meest hoorbaar, wat ook weer past bij dit symbool voor demonisch geïnspireerde propaganda.

Onreinheid is een handelsmerk geworden. Er wordt handenvol geld aan onreinheid verdiend. De vele miljoenen (!) pornografische internetsites, waarvan het aantal dagelijks toeneemt, bewijzen de gevoeligheid van de mens voor uitgerekend dit soort van propaganda. De reclamewereld is ervan vergeven. Dat de antigoddelijke drie-eenheid deze vorm van propaganda kiest, maakt wel duidelijk hoezeer de mens verworden is tot een wezen dat alleen nog voor lustbevrediging leeft.

Op 16:14. Beloof de mensen ongeremde vrijheden en ze zijn gewonnen voor de zaak tegen God en Zijn Christus. Met deze boodschap gaan de “geesten van demonen” – want die onreine geesten zijn demonen – op pad en aan de slag. Ze zullen “tekenen” doen, waardoor hun boodschap er nog gemakkelijker ingaat. Hun missie is om “de koningen van het hele aardrijk” achter hun voornemen te krijgen. Dat voornemen is om oorlog te voeren tegen God en Zijn Christus. Maar sluw en leugenachtig als demonen altijd zijn, zullen ze hun plan zeker anders voorstellen, misschien wel als een vredesmissie. Er moet immers vrede in het Midden-Oosten komen?

Op 16:15. Het duistere toneel wordt onderbroken door een woord van de Heer Jezus voor de gelovigen die voor het beest op de vlucht zijn. Deze uitspraak is bedoeld om hen in die turbulente tijd aan te sporen de Heer te blijven verwachten en waakzaam te zijn. Ze moeten zich niet laten misleiden door alle gebeurtenissen en vooral niet door de misleidende taal. Voor hen die niet op Zijn wederkomst voorbereid zijn, komt de Heer als een dief, dat wil zeggen onverwachts en ongewenst.

Voor de derde keer klinkt in dit boek het “gelukkig”. Het is bedoeld als een vertroosting en bemoediging voor de levende heiligen. Terwijl onder invloed van de ‘kikkers’ de mensen zich steeds schaamtelozer kleden en gedragen, zullen de heiligen zich onderscheiden door zich eerbaar te kleden en te gedragen. Geestelijk toegepast wandelen de mensen van de wereld naakt, dat wil zeggen dat iedereen ziet waartoe het vlees in staat is. Gelovigen hebben de kleren van de behoudenis ontvangen, waardoor het vlees in de dood kan worden gehouden.

Op 16:16. Met het woord “en” wordt de draad weer opgepakt met Op 16:14, het verzamelen van de legers. Hier zie je dat in werkelijkheid God de vijandige legers verzamelt en niet de geesten van demonen in Op 16:14, die menen dat ze dit zelf zo georganiseerd hebben door hun misleiding. De plaats waar deze legers worden verzameld, wordt met zijn Hebreeuwse naam genoemd. ‘Harmagedon’ betekent dan ook ‘berg van de troepenverzameling’. Daar zullen de West-Europese legers worden verslagen door de Heer Jezus. Het verslag van die strijd, of beter, van dat oordeel, wordt in Openbaring 19 beschreven (Op 19:19-21).

Op 16:17. Ten slotte is het de beurt van “de zevende” en laatste engel. Onder de voorgaande schaaloordelen is de hele samenleving in al zijn onderdelen al verwoest. Er is nog één terrein overgebleven, “de lucht”. Daarop wordt de laatste schaal leeggegoten. De lucht die de mensen inademen, zal verstikkend zijn. De ademhaling zal zwaar en benauwd zijn.

In geestelijk opzicht is de lucht de atmosfeer die door de satan wordt beheerst (Ef 2:2). De geestelijke lucht die de mensen inademen, zal dan helemaal onder het oordeel van God liggen. Alle menselijke verhoudingen die de meest goddeloze mens nodig heeft om enigszins zinvol te kunnen bestaan, zoals familie, vrienden en werkkring, zullen verdwenen zijn. Er blijft niets anders over dan hopeloze eenzaamheid in een hopeloze omgeving, zonder enig uitzicht. Ook dit is als het ware een voorsmaak van de hel.

Hiermee zijn de oordelen van God tot een einde gekomen. Een luide stem kondigt aan dat Gods heiligheid (de stem komt uit de tempel) en Gods gerechtigheid (de stem komt vanaf de troon) volkomen genoegdoening is gegeven. Met de uitroep “het is gebeurd!”, wordt aangegeven dat aan alle bedoelingen van God is voldaan die Hij met Zijn oordelen had. Er is niets meer wat nog onder het oordeel moet komen.

Op 16:18. Wat nog volgt, is een beschrijving van de begeleidende verschijnselen bij de zevende schaal en de gevolgen van het uitgieten ervan. “Bliksemstralen” onderstrepen dat het oordeel uit de hemel komt en dat het plotseling komt en niet tegen te houden is. De bliksemstralen gaan gepaard met allerlei geluiden ofwel “stemmen” en met “donderslagen”. Donderslagen zien op het machtig spreken van God in het oordeel.

Dit indrukwekkende spreken vanuit de hemel vindt op aarde weerklank in een aardbeving van een omvang die alle eerdere aardbevingen in de schaduw stelt (Hg 2:7). Deze laatste aardbeving zal een radicaal einde maken aan alles wat de mens nog enig houvast bood.

Op 16:19. De aardbeving zal alle leefgebieden treffen waar zich maar mensen kunnen bevinden. Eerst wordt “de grote stad” genoemd. Welke stad daarmee wordt bedoeld, is niet helemaal duidelijk. Volgens sommige uitleggers gaat het om het politieke Rome en volgens anderen om Jeruzalem (Zc 13:8-9). Er zijn twee aanwijzingen die er m.i. voor spreken vooral aan Jeruzalem te denken. De eerste is dat Jeruzalem een keer eerder zo wordt genoemd (Op 11:8). De tweede is dat hier wordt gezegd dat de stad “tot drie delen” wordt, wat wil zeggen dat de stad niet volledig wordt verwoest, maar gedeeltelijk wordt gespaard (Zc 1:17).

“De steden van de naties” zijn alle steden buiten Israël. Het zijn de leefgemeenschappen van mensen. In het verleden werden na rampen zulke steden altijd weer opgebouwd. Dat zal hier niet het geval zijn. Alle opstand van de menselijke beschaving tegen de heerschappij van de hemel is zinloos gebleken. Ten slotte stort elke leefgemeenschap volledig in.

Als laatste stad wordt “het grote Babylon” genoemd. Daar heb je het godsdienstige Rome, de geestelijke macht, het systeem dat godsdienst heeft geleverd aan een goddeloos geheel. Dat systeem wordt apart voor God in herinnering gebracht als een speciaal voorwerp waarop Zijn toorn zich richt. Babylon, het rooms-katholieke systeem, heeft zich aangematigd Gods vertegenwoordiger op aarde te zijn en heeft op die manier het meest Gods Naam oneer aangedaan.

Op 16:20. Ook de oorden waar mensen naartoe zijn gevlucht om aan alle rampen te ontkomen, gaan in de aardbeving ten onder. Er zal geen schuilplaats meer gevonden worden. Alle dan nog levenden, mogelijk op weg naar een eiland of berg om daar een veilig heenkomen te zoeken, zullen direct blootstaan aan het afsluitende deel van de laatste plaag.

Op 16:21. Het laatste gevolg van de zevende schaal is een dodelijke “grote hagel … uit de hemel” (vgl. Jb 38:22-23). Het gewicht van de hagelstenen wordt genoemd. Omgerekend is het gewicht van een hagelsteen ongeveer vijftig kilo. De laatste druppels uit de laatste schaal nemen de vorm van deze enorme hagelstenen aan die met grote snelheid en verpletterende zwaarte op de mensen neerkomen.

De enige reactie van de verharde mens die
1. door zweren wordt gepijnigd,
2. door de zon wordt verbrand,
3. in duisternis is gehuld,
4. door een grote aardbeving van elke houvast is beroofd en
5. door een ongekende hagel wordt getroffen,
is dat hij God lastert. Er wordt hier niet meer gezegd dat de mensen zich niet bekeerden (Op 16:9; 11). Onder gevloek ballen ze de vuist naar de hemel en zinken ze neer in de dood.

Lees nog eens Openbaring 16:12-21.

Verwerking: Welke waarschuwingen bevatten de twee laatste schaaloordelen voor jou?

Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op Revelation 16". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/commentaries/dut/kng/revelation-16.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland. 2021.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile