Lectionary Calendar
Wednesday, May 22nd, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Genesis 43

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, GENESIS 43

De geschiedenis van Jozefs broers wordt hier voortgezet.

I. Hun droevig afscheid van hun vader Jakob in Kanan, Genesis 43:1.

II. Hun aangename samenkomst met Jozef in Egypte, Genesis 43:15 Genesis 43:34. Want in dit hoofdstuk wordt niets verhaald dan hetgeen lieflijk en aangenaam is.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, GENESIS 43

De geschiedenis van Jozefs broers wordt hier voortgezet.

I. Hun droevig afscheid van hun vader Jakob in Kanan, Genesis 43:1.

II. Hun aangename samenkomst met Jozef in Egypte, Genesis 43:15 Genesis 43:34. Want in dit hoofdstuk wordt niets verhaald dan hetgeen lieflijk en aangenaam is.

Verzen 1-10

Genesis 43:1-10

1. Jakob dringt er bij zijn zonen op aan, om naar Egypte te gaan en koren te kopen, Genesis 43:1, Genesis 43:2. De honger duurde voort, het koren dat zij gekocht hadden was op want het is spijs, die vergaat. Als een goed huisvader is Jakob nu in zorg om in geschikt voedsel voor zijn gezin te voorzien, en zal dan God niet voorzien voor Zijn kinderen, voor het huisgezin van het geloof? Jakob zegt hun heen te gaan om een weinig spijs te kopen, in deze tijd van schaarste moet een weinig genoeg zijn, want de natuur is met weinig tevreden.

2. Juda dringt bij hem aan om er in toe te stemmen, dat Benjamin met hen zal gaan, al ging dit ook nog zo in tegen zijn gevoel en zijn tevoren verklaard besluit. Het is volstrekt niet onbestaanbaar met de plicht van de kinderen om hun ouders te eren en te gehoorzamen dat zij hun in nederigheid en bescheidenheid raad geven, en, als het nodig is, met hen discussiëren over een zaak. "Pleit bij uw moeder pleit," Hosea 2:1.

a. Hij wijst op de volstrekte noodzakelijkheid, waarin zij zich bevinden, om Benjamin mee te brengen, want hij, die getuige was geweest van alles wat er in Egypte was voorgevallen, was meer bevoegd om hierover te oordelen, dan Jakob het kon wezen. Jozefs betuiging, Genesis 43:3, kan gebruikt worden om aan te tonen, op welke voorwaarden wij tot God mogen naderen: tenzij wij in de armen van ons geloof Christus medebrengen, kunnen wij het aangezicht van God niet zien in vrede.

b. Hij verbindt zich om alle mogelijke zorg voor hem te dragen alles te doen wat hij kan voor zijn veiligheid, Genesis 43:8, Genesis 43:9. Juda's geweten was ontwaakt en had hem verweten wat hij lang geleden tegen Jozef had gedaan, Genesis 42:21, en, als een blijk van de oprechtheid van zijn berouw, is hij bereid om, voorzoveel de mens dit kan, borg te zijn voor de veiligheid van Benjamin. Hij zal hem niet slechts geen kwaad doen, maar hij zal alles doen wat hij kan om hem te beschermen. Dit is, voorzover de zaak het toeliet, vergoeding of herstelling, niet wetende hoe hij Jozef zou terugbrengen, zal hij als enige vergoeding voor het onherstelbaar kwaad, dat hij hem gedaan heeft, zijn zorg verdubbelen voor Benjamins veiligheid en welvaren.

Verzen 1-10

Genesis 43:1-10

1. Jakob dringt er bij zijn zonen op aan, om naar Egypte te gaan en koren te kopen, Genesis 43:1, Genesis 43:2. De honger duurde voort, het koren dat zij gekocht hadden was op want het is spijs, die vergaat. Als een goed huisvader is Jakob nu in zorg om in geschikt voedsel voor zijn gezin te voorzien, en zal dan God niet voorzien voor Zijn kinderen, voor het huisgezin van het geloof? Jakob zegt hun heen te gaan om een weinig spijs te kopen, in deze tijd van schaarste moet een weinig genoeg zijn, want de natuur is met weinig tevreden.

2. Juda dringt bij hem aan om er in toe te stemmen, dat Benjamin met hen zal gaan, al ging dit ook nog zo in tegen zijn gevoel en zijn tevoren verklaard besluit. Het is volstrekt niet onbestaanbaar met de plicht van de kinderen om hun ouders te eren en te gehoorzamen dat zij hun in nederigheid en bescheidenheid raad geven, en, als het nodig is, met hen discussiëren over een zaak. "Pleit bij uw moeder pleit," Hosea 2:1.

a. Hij wijst op de volstrekte noodzakelijkheid, waarin zij zich bevinden, om Benjamin mee te brengen, want hij, die getuige was geweest van alles wat er in Egypte was voorgevallen, was meer bevoegd om hierover te oordelen, dan Jakob het kon wezen. Jozefs betuiging, Genesis 43:3, kan gebruikt worden om aan te tonen, op welke voorwaarden wij tot God mogen naderen: tenzij wij in de armen van ons geloof Christus medebrengen, kunnen wij het aangezicht van God niet zien in vrede.

b. Hij verbindt zich om alle mogelijke zorg voor hem te dragen alles te doen wat hij kan voor zijn veiligheid, Genesis 43:8, Genesis 43:9. Juda's geweten was ontwaakt en had hem verweten wat hij lang geleden tegen Jozef had gedaan, Genesis 42:21, en, als een blijk van de oprechtheid van zijn berouw, is hij bereid om, voorzoveel de mens dit kan, borg te zijn voor de veiligheid van Benjamin. Hij zal hem niet slechts geen kwaad doen, maar hij zal alles doen wat hij kan om hem te beschermen. Dit is, voorzover de zaak het toeliet, vergoeding of herstelling, niet wetende hoe hij Jozef zou terugbrengen, zal hij als enige vergoeding voor het onherstelbaar kwaad, dat hij hem gedaan heeft, zijn zorg verdubbelen voor Benjamins veiligheid en welvaren.

Verzen 11-14

Genesis 43:11-14

Merk hier op:

I. Hoe vatbaar Jakob was voor overreding. Hij wilde luisteren naar rede, ofschoon zij, die haar aanvoerden, zijn minderen waren. Hij zag de noodzakelijkheid in van het geval en daar het niet te verhelpen was, wilde hij aan de noodzakelijkheid toegeven. "Is het nu alzo, neemt uw broer mee. Indien erop geen andere voorwaarden koren te krijgen is, dan kunnen wij hem even goed aan de gevaren van de reis blootstellen, als ons en onze kinderen, en ook Benjamin onder hen, uit gebrek aan brood te laten omkomen." "Huid voor huid, en al wat iemand heeft, " zelfs een Benjamin, het dierbaarste van alles, "zal hij geven, voor zijn leven." Geen dood is zo schrikkelijk als de hongerdood, Lamentations 4:9. Mijn zoon zal met ulieden niet vertrekken, had Jakob gezegd, Genesis 42:38, maar nu is hij overtuigd om in zijn vertrek toe te stemmen. Het is geen verkeerdheid, maar verstandig en plichtmatig om op ons besluit en voornemen terug te komen, als daar een goede reden voor is. Standvastigheid is een deugd, maar hardnekkigheid is geen deugd. Het is het kroonrecht van God om niet te berouwen en onveranderlijke besluiten te nemen.

II. Jakob's wijsheid en rechtvaardigheid, die in drieërlei zaken uitkwamen.

1. Hij zond het geld terug, dat zij boven in hun zakken gevonden hadden, en hij geeft die voorzichtige uitlegging van de zaak: misschien was het een feil. De eerlijkheid gebiedt ons terug te geven, niet slechts hetgeen door ons eigen toedoen onrechtmatig tot ons komt, maar ook hetgeen door vergissing van anderen tot ons komt. Al hebben wij het ook door vergissing verkregen, zo wij het houden nadat wij de vergissing ontdekt hebben, dan houden wij het door bedrog. Bij het opmaken van rekeningen moeten vergissingen-zowel die in ons voordeel, als die in ons nadeel zijn-er in veranderd worden. Jakob's woorden voorzien ons van een gunstige uitlegging van dingen, die wij in een opwelling van toorn geneigd zijn als een belediging te beschouwen, zie het voorbij, en zeg: Misschien was het een feil

2. Hij zond dubbel geld, dubbel zoveel als zij de vorige maal hadden meegenomen, in de gedachte dat de prijs van het koren gestegen kon zijn of opdat, zo dit vereist werd, zij een losgeld konden betalen voor Simeon, of wel om de onkosten, die hij in de gevangenis had, er mede te bestrijden, of om een vrijgevige gezindheid te betonen, en daardoor een edelmoedige behandeling te verkrijgen van de man, de heer van het land.

3. Hij zond een geschenk uit de voortbrengselen van het land, balsem en honing, enz, Genesis 43:11, de koopwaren, die Kanan naar andere landen uitvoerde, Genesis 37:25. Gods voorzienigheid deelt haar gaven onderscheidenlijk uit. Sommige landen brengen de ene koopwaar voort, en andere landen weer andere opdat de koophandel in stand kan blijven. Honing en specerijen zullen nooit het gebrek aan broodkoren kunnen vergoeden. De honger was zwaar in Kanan, en toch hadden zij balsem en mirre, enz. Wij kunnen zeer goed leven van eenvoudig voedsel zonder lekkernijen, maar wij kunnen niet leven van lekkernijen zonder eenvoudig voedsel. Laat ons God er voor danken, dat hetgeen het nodigst en nuttigst is over het algemeen ook het meest voorhanden en het goedkoopst is. "Een gift in het verborgen houdt de toorn onder," Proverbs 21:14. Jakob's zonen zijn onrechtvaardig beschuldigd van verspieders te zijn, maar Jakob is bereid de kosten te dragen van een geschenk om de beschuldiger tevreden te stellen. Soms moeten wij het niet te veel achten om vrede te kopen, zelfs daar, waar wij vrede kunnen eisen als ons recht. III. Jakob's godsvrucht, die zich openbaart in zijn gebed, Genesis 43:14. God de Almachtige geve u barmhartigheid voor het aangezicht van die man! Tevoren had Jakob met een geschenk en een gebed een vertoornde broer in een vriendelijke veranderd, en hier volgt hij nu dezelfde methode, en hij had er voorspoed mee. Zij, die genade willen vinden voor het aangezicht van de mensen, moeten haar bij God zoeken, die alle harten in Zijn hand heeft, en ze neigt naar het Hem behaagt.

IV. Jakob's lijdzaamheid. Hij besluit het alles met dit woord: "Mij aangaande, als ik van kinderen beroofd ben, zo ben ik beroofd. Als ik hen aldus de een na de ander moet overgeven, dan moet ik berusten, en zeggen: De wil van de Heer geschiede." Wij zullen wijs handelen, als wij ons ook met onze zwaarste beproevingen verzoenen, want wij kunnen niets winnen door met onze Maker te twisten.

Verzen 11-14

Genesis 43:11-14

Merk hier op:

I. Hoe vatbaar Jakob was voor overreding. Hij wilde luisteren naar rede, ofschoon zij, die haar aanvoerden, zijn minderen waren. Hij zag de noodzakelijkheid in van het geval en daar het niet te verhelpen was, wilde hij aan de noodzakelijkheid toegeven. "Is het nu alzo, neemt uw broer mee. Indien erop geen andere voorwaarden koren te krijgen is, dan kunnen wij hem even goed aan de gevaren van de reis blootstellen, als ons en onze kinderen, en ook Benjamin onder hen, uit gebrek aan brood te laten omkomen." "Huid voor huid, en al wat iemand heeft, " zelfs een Benjamin, het dierbaarste van alles, "zal hij geven, voor zijn leven." Geen dood is zo schrikkelijk als de hongerdood, Lamentations 4:9. Mijn zoon zal met ulieden niet vertrekken, had Jakob gezegd, Genesis 42:38, maar nu is hij overtuigd om in zijn vertrek toe te stemmen. Het is geen verkeerdheid, maar verstandig en plichtmatig om op ons besluit en voornemen terug te komen, als daar een goede reden voor is. Standvastigheid is een deugd, maar hardnekkigheid is geen deugd. Het is het kroonrecht van God om niet te berouwen en onveranderlijke besluiten te nemen.

II. Jakob's wijsheid en rechtvaardigheid, die in drieërlei zaken uitkwamen.

1. Hij zond het geld terug, dat zij boven in hun zakken gevonden hadden, en hij geeft die voorzichtige uitlegging van de zaak: misschien was het een feil. De eerlijkheid gebiedt ons terug te geven, niet slechts hetgeen door ons eigen toedoen onrechtmatig tot ons komt, maar ook hetgeen door vergissing van anderen tot ons komt. Al hebben wij het ook door vergissing verkregen, zo wij het houden nadat wij de vergissing ontdekt hebben, dan houden wij het door bedrog. Bij het opmaken van rekeningen moeten vergissingen-zowel die in ons voordeel, als die in ons nadeel zijn-er in veranderd worden. Jakob's woorden voorzien ons van een gunstige uitlegging van dingen, die wij in een opwelling van toorn geneigd zijn als een belediging te beschouwen, zie het voorbij, en zeg: Misschien was het een feil

2. Hij zond dubbel geld, dubbel zoveel als zij de vorige maal hadden meegenomen, in de gedachte dat de prijs van het koren gestegen kon zijn of opdat, zo dit vereist werd, zij een losgeld konden betalen voor Simeon, of wel om de onkosten, die hij in de gevangenis had, er mede te bestrijden, of om een vrijgevige gezindheid te betonen, en daardoor een edelmoedige behandeling te verkrijgen van de man, de heer van het land.

3. Hij zond een geschenk uit de voortbrengselen van het land, balsem en honing, enz, Genesis 43:11, de koopwaren, die Kanan naar andere landen uitvoerde, Genesis 37:25. Gods voorzienigheid deelt haar gaven onderscheidenlijk uit. Sommige landen brengen de ene koopwaar voort, en andere landen weer andere opdat de koophandel in stand kan blijven. Honing en specerijen zullen nooit het gebrek aan broodkoren kunnen vergoeden. De honger was zwaar in Kanan, en toch hadden zij balsem en mirre, enz. Wij kunnen zeer goed leven van eenvoudig voedsel zonder lekkernijen, maar wij kunnen niet leven van lekkernijen zonder eenvoudig voedsel. Laat ons God er voor danken, dat hetgeen het nodigst en nuttigst is over het algemeen ook het meest voorhanden en het goedkoopst is. "Een gift in het verborgen houdt de toorn onder," Proverbs 21:14. Jakob's zonen zijn onrechtvaardig beschuldigd van verspieders te zijn, maar Jakob is bereid de kosten te dragen van een geschenk om de beschuldiger tevreden te stellen. Soms moeten wij het niet te veel achten om vrede te kopen, zelfs daar, waar wij vrede kunnen eisen als ons recht. III. Jakob's godsvrucht, die zich openbaart in zijn gebed, Genesis 43:14. God de Almachtige geve u barmhartigheid voor het aangezicht van die man! Tevoren had Jakob met een geschenk en een gebed een vertoornde broer in een vriendelijke veranderd, en hier volgt hij nu dezelfde methode, en hij had er voorspoed mee. Zij, die genade willen vinden voor het aangezicht van de mensen, moeten haar bij God zoeken, die alle harten in Zijn hand heeft, en ze neigt naar het Hem behaagt.

IV. Jakob's lijdzaamheid. Hij besluit het alles met dit woord: "Mij aangaande, als ik van kinderen beroofd ben, zo ben ik beroofd. Als ik hen aldus de een na de ander moet overgeven, dan moet ik berusten, en zeggen: De wil van de Heer geschiede." Wij zullen wijs handelen, als wij ons ook met onze zwaarste beproevingen verzoenen, want wij kunnen niets winnen door met onze Maker te twisten.

Verzen 15-25

Genesis 43:15-25

Jakob's zonen, toestemming verkregen hebbende om Benjamin mede te nemen, hielden zich strikt aan de orders, die hun vader hun had gegeven en gingen voor de tweede maal af naar Egypte om koren te kopen. Als wij ooit te weten komen wat een honger van het woord betekent, zo laat ons niet denken dat het te veel is om even ver te reizen om geestelijk voedsel te verkrijgen, als zij gereisd hebben om voedsel voor het lichaam te bekomen. Nu hebben wij hier een bericht van hetgeen voorviel tussen hen en de man, die over het huis van Jozef was, die, naar sommige vermoeden, in het geheim was en hen kende als Jozefs broers, en meehielp om de zaak van Jozefs wil te regelen. Ik denk echter dat dit niet zo was, want toen Jozef zich daarna aan zijn broers bekendmaakte wilde hij dat daar niemand bij tegenwoordig was, Genesis 45:1.

I. Jozefs huisbezorger had orders van Jozef (die het druk had met koren te verkopen en geld te ontvangen) om hen naar zijn huis te brengen en een maaltijd voor hen gereed te maken. Hoewel Jozef Benjamin daar zag, wilde hij toch niet in werktijd met werken ophouden, noch het aan iemand anders opdragen. Op hun tijd gaan zaken v r beleefdheid. Ons noodzakelijk werk mag niet verzuimd worden, zelfs niet om onze vrienden welkom te heten.

II. Zelfs dit verschrikte hen Genesis 43:18. Toen vreesden deze mannen, omdat zij in het huis van Jozef gebracht werden. De rechtvaardige beschuldigingen van hun geweten en Jozefs heftige verdenking van hen beletten hun enigerlei gunst te verwachten, maar deden het vermoeden bij hen ontstaan, dat dit met kwade bedoeling geschiedde. Zij, die schuldig zijn en daardoor vreesachtig, zijn licht geneigd om van alles het ergste te denken. Nu dachten zij ter verantwoording te zullen geroepen worden wegens het geld, dat zij bovenin hun zakken gevonden hadden, beschuldigd te zullen worden van bedriegers te zijn, met wie men geen handel kon drijven, daar zij hun voordeel hadden gedaan met de drukte op de markt, om hun koren mede te nemen zonder er voor betaald te hebben. Daarom legden zij hun zaak voor aan de hofmeester, opdat hij, er van verwittigd zijnde, hen tegen gevaar kon beschutten. Hierin gaven zij een degelijk bewijs van hun eerlijkheid, dat zij, voor zij nog beschuldigd waren van hun geld meegenomen te hebben, het teruggaven. Oprechtheid en vroomheid zullen ons behoeden, en zullen uitkomen als het licht van den morgen.

III. De hofmeester sprak hun moed in, Genesis 43:23. Vrede zij ulieden, vreest niet, hoewel hij niet wist wat zijn meester voorhad, begreep hij toch dat dit mannen waren, aan wie hij geen kwaad wenste te doen, en daarom zegt hij hun Gods voorzienigheid te zien in dat weerkeren van hun geld tot hen. Uw God en de God van Uw vader heeft u een schat in uw zakken gegeven. Merk op:

1. Dat hij hiermede toont hoegenaamd geen verdenking van oneerlijkheid jegens hen te koesteren, want van hetgeen wij door bedrog verkregen hebben, kunnen wij niet zeggen, dat "God het ons geeft."

2. Hiermede brengt hij hun verdere navraag er naar tot zwijgen. "Vraagt niet, hoe het daar gekomen is, Gods voorzienigheid heeft het u gebracht laat dit u genoeg zijn."

3. Uit hetgeen hij zei blijkt dat hij door het onderricht van zijn goede meester tot de kennis was gebracht van de ware God, de God van de Hebreeën. Het kan met recht verwacht worden, dat dienstboden in godsdienstige gezinnen alle geschikte gelegenheden waarnemen om met eerbied en ernst van God en Zijn voorzienigheid te spreken.

4. Hij vermaant hen op te zien tot God en Zijn voorzienigheid te erkennen in deze goede verrassing. Wij moeten ons verplicht erkennen aan God, als onze God en de God van onze vaderen, (een God in verbond met ons en hen) voor al onze voorspoed en al onze voordelen en de vriendelijkheid van onze vrienden, want ieder schepsel is datgene voor ons, en niets meer, wat God het voor ons doet zijn. De hofmeester bemoedigde hen niet slechts in woorden, maar in daden, want hij betoonde hun alle mogelijke goedheid en vriendelijkheid, totdat zijn meester kwam, Genesis 43:24.

Verzen 15-25

Genesis 43:15-25

Jakob's zonen, toestemming verkregen hebbende om Benjamin mede te nemen, hielden zich strikt aan de orders, die hun vader hun had gegeven en gingen voor de tweede maal af naar Egypte om koren te kopen. Als wij ooit te weten komen wat een honger van het woord betekent, zo laat ons niet denken dat het te veel is om even ver te reizen om geestelijk voedsel te verkrijgen, als zij gereisd hebben om voedsel voor het lichaam te bekomen. Nu hebben wij hier een bericht van hetgeen voorviel tussen hen en de man, die over het huis van Jozef was, die, naar sommige vermoeden, in het geheim was en hen kende als Jozefs broers, en meehielp om de zaak van Jozefs wil te regelen. Ik denk echter dat dit niet zo was, want toen Jozef zich daarna aan zijn broers bekendmaakte wilde hij dat daar niemand bij tegenwoordig was, Genesis 45:1.

I. Jozefs huisbezorger had orders van Jozef (die het druk had met koren te verkopen en geld te ontvangen) om hen naar zijn huis te brengen en een maaltijd voor hen gereed te maken. Hoewel Jozef Benjamin daar zag, wilde hij toch niet in werktijd met werken ophouden, noch het aan iemand anders opdragen. Op hun tijd gaan zaken v r beleefdheid. Ons noodzakelijk werk mag niet verzuimd worden, zelfs niet om onze vrienden welkom te heten.

II. Zelfs dit verschrikte hen Genesis 43:18. Toen vreesden deze mannen, omdat zij in het huis van Jozef gebracht werden. De rechtvaardige beschuldigingen van hun geweten en Jozefs heftige verdenking van hen beletten hun enigerlei gunst te verwachten, maar deden het vermoeden bij hen ontstaan, dat dit met kwade bedoeling geschiedde. Zij, die schuldig zijn en daardoor vreesachtig, zijn licht geneigd om van alles het ergste te denken. Nu dachten zij ter verantwoording te zullen geroepen worden wegens het geld, dat zij bovenin hun zakken gevonden hadden, beschuldigd te zullen worden van bedriegers te zijn, met wie men geen handel kon drijven, daar zij hun voordeel hadden gedaan met de drukte op de markt, om hun koren mede te nemen zonder er voor betaald te hebben. Daarom legden zij hun zaak voor aan de hofmeester, opdat hij, er van verwittigd zijnde, hen tegen gevaar kon beschutten. Hierin gaven zij een degelijk bewijs van hun eerlijkheid, dat zij, voor zij nog beschuldigd waren van hun geld meegenomen te hebben, het teruggaven. Oprechtheid en vroomheid zullen ons behoeden, en zullen uitkomen als het licht van den morgen.

III. De hofmeester sprak hun moed in, Genesis 43:23. Vrede zij ulieden, vreest niet, hoewel hij niet wist wat zijn meester voorhad, begreep hij toch dat dit mannen waren, aan wie hij geen kwaad wenste te doen, en daarom zegt hij hun Gods voorzienigheid te zien in dat weerkeren van hun geld tot hen. Uw God en de God van Uw vader heeft u een schat in uw zakken gegeven. Merk op:

1. Dat hij hiermede toont hoegenaamd geen verdenking van oneerlijkheid jegens hen te koesteren, want van hetgeen wij door bedrog verkregen hebben, kunnen wij niet zeggen, dat "God het ons geeft."

2. Hiermede brengt hij hun verdere navraag er naar tot zwijgen. "Vraagt niet, hoe het daar gekomen is, Gods voorzienigheid heeft het u gebracht laat dit u genoeg zijn."

3. Uit hetgeen hij zei blijkt dat hij door het onderricht van zijn goede meester tot de kennis was gebracht van de ware God, de God van de Hebreeën. Het kan met recht verwacht worden, dat dienstboden in godsdienstige gezinnen alle geschikte gelegenheden waarnemen om met eerbied en ernst van God en Zijn voorzienigheid te spreken.

4. Hij vermaant hen op te zien tot God en Zijn voorzienigheid te erkennen in deze goede verrassing. Wij moeten ons verplicht erkennen aan God, als onze God en de God van onze vaderen, (een God in verbond met ons en hen) voor al onze voorspoed en al onze voordelen en de vriendelijkheid van onze vrienden, want ieder schepsel is datgene voor ons, en niets meer, wat God het voor ons doet zijn. De hofmeester bemoedigde hen niet slechts in woorden, maar in daden, want hij betoonde hun alle mogelijke goedheid en vriendelijkheid, totdat zijn meester kwam, Genesis 43:24.

Verzen 26-34

Genesis 43:26-34

Hier is:

I. De grote eerbied, die de broers van Jozef hem bewezen, toen zij hem het geschenk brachten, zij bogen zich voor hem ter aarde, Genesis 43:26, en opnieuw, toen zij hem bericht gaven omtrent de gezondheid van hun vader, neigden zij het hoofd en bogen zich, en spraken van uw knecht, onze vader, Genesis 43:28. Aldus werden de dromen van Jozef al meer en meer vervuld, en door de zonen, boog zich zelfs de vader voor hem, overeenkomstig de droom, Genesis 37:10. Jakob had hun waarschijnlijk gezegd dat zij, indien zij gelegenheid hadden om van hem tot de man, de heer van het land, te spreken, hem zijn knecht zouden noemen.

II. De grote vriendelijkheid, die Jozef hun toonde, terwijl zij nog weinig dachten dat zij uit broederlijke liefde voortkwam. Hier is:

1. Zijn vriendelijk vragen naar Jakob: leeft hij nog? een zeer gepaste vraag omtrent iedereen, en in het bijzonder omtrent oude lieden, want wij sterven dagelijks, het is verwonderlijk dat wij nog leven. Vele jaren tevoren had Jakob gezegd: ik zal tot mijn zoon in het graf nederdalen, maar hij leeft nog, wij moeten niet sterven wanneer wij willen.

2. De vriendelijke aandacht, die hij schonk aan Benjamin, zijn volle broer.

A. Hij zond een gebed voor hem op, Genesis 43:29 mijn zoon, God zij u genadig. Hoewel Jozef de heer van het land was, zou zijn gunst hem weinig goed hebben gedaan, tenzij God hem genadig is. Velen zoeken de gunst van de heersers, maar hij leidt hem om de gunst van de Heerser van de heersers te zoeken.

B. Hij stortte tranen om hem, Genesis 43:30. Zijn natuurlijke genegenheid voor zijn broeder, zijn vreugde om hem te zien, zijn bekommernis om hem en de overigen van hen in broodsgebrek te weten, en de herinnering aan zijn eigen lijden sedert hij hem het laatst gezien had, brachten een grote ontroering bij hem teweeg, die hem wellicht des te heftiger aandeed wijl hij poogde haar te onderdrukken, maar hij was genoodzaakt zich in een binnenkamer terug te trekken, om daar lucht te geven aan zijn gevoel door te wenen. Tranen van tederheid en liefde zijn volstrekt geen verkleining voor de mens, zelfs niet voor aanzienlijke en wijze mensen. Godvruchtigen moeten, als zij wenen, hun tranen niet bekendmaken, "mijn ziel zal in verborgen plaatsen wenen," zegt de profeet, Jeremiah 13:17. "Petrus ging naar buiten en weende bitterlijk," zie Matthew 26:1.

3. Zijn vriendelijk onthaal van allen. Toen zijn wenen tot bedaren kwam, zat hij met hen aan voor het middagmaal, onthaalde hen ruim en feestelijk.

A. Hij gaf orders om drie tafels toe te richten, een voor zijn broers, een tweede voor de Egyptenaren, die bij hem aten, (want hun gewoonten waren z verschillend dat zij niet graag aan een tafel aten) een derde voor hemzelf, want hij durfde zich nog niet als Hebreeër bekennen en wilde toch niet met de Egyptenaren aanzitten. Zie hier een voorbeeld:

a. Van gastvrijheid en goede huiselijke orde, dat iets zeer loffelijks is, naar ieders vermogen het meebrengt. b. Van een zich schikken naar de begrippen van de mensen, al zijn die ook grillig, zoals bisschop Patrick dit niet willen eten van de Egyptenaren met de Hebreeën noemt. Hoewel Jozef de heer van het land was en er orders waren gegeven, dat iedereen hem moest gehoorzamen, wilde hij toch de Egyptenaren niet dwingen, om tegen hun zin met de Hebreeën te eten, maar liet hun vrij om naar hun genoegen te doen, wie waarlijk edelmoedig van aard is, haat dwang.

c. Van de vroege verwijdering reeds tussen Joden en heidenen, zij konden niet met elkaar aan een tafel aanzitten.

B. Hij deed zijn broers plaatsnemen naar hun onderscheiden rang van ouderdom, Genesis 43:33, alsof hij dat zeker waarnemen zou. Sommigen denken dat zij zelf aldus plaats hebben genomen naar hun gewoonte, maar dan zie ik niet waarom daar zo bijzonder nota van genomen is, inzonderheid omdat zij zich onder elkaar er over verwonderden.

C. Hij gaf hun een overvloedig maal en zond hun schotels van zijn eigen tafel, Genesis 43:34. Dit was des te meer edelmoedig in hem en verplichtend voor hen vanwege de schaarsheid van de levensmiddelen. Ten dage van de honger is het genoeg gevoed te worden, maar zij werden aan een feestmaal onthaald. Zulk een goed middagmaal hadden zij misschien in geen maanden gehad. Er wordt gezegd: Zij dronken en waren vrolijk. Hun zorgen en vrees waren nu voorbij, en zij aten hun brood met blijdschap, denkende dat zij nu op goede voet stonden met de man, de heer van het land. Indien God onze werken-ons geschenk-aanneemt dan hebben wij reden om vrolijk te zijn. Maar toch, als wij, zoals zij hier, aanzitten om met een heerser te eten, dan moeten wij scherp letten op degene, die voor ons aangezicht is, en ons door zijn smakelijke spijzen niet laten geruststellen, Proverbs 23:1. Jozef gaf hun te verstaan dat Benjamin zijn gunsteling was, want zijn gerecht was vijf maal groter dan de gerechten van hen allen, niet alsof hij wilde dat hij zoveel meer zou eten dan de anderen want dan zou hij meer eten dan goed voor hem was, (en het is geen daad van vriendschap, maar een kwaad veeleer en een onvriendelijkheid, om iemand tot te veel eten of drinken te dringen) maar aldus wilde hij zijn bijzondere genegenheid voor hem tonen, om te zien of zijn broers Benjamins meerdere gerechten zouden benijden, zoals zij voorheen hem benijd hadden om zijn fraaiere rok. En in zo'n geval moet het ons ten regel wezen om tevreden te zijn met wat wij hebben en ons niet te bedroeven om wat anderen hebben.

Verzen 26-34

Genesis 43:26-34

Hier is:

I. De grote eerbied, die de broers van Jozef hem bewezen, toen zij hem het geschenk brachten, zij bogen zich voor hem ter aarde, Genesis 43:26, en opnieuw, toen zij hem bericht gaven omtrent de gezondheid van hun vader, neigden zij het hoofd en bogen zich, en spraken van uw knecht, onze vader, Genesis 43:28. Aldus werden de dromen van Jozef al meer en meer vervuld, en door de zonen, boog zich zelfs de vader voor hem, overeenkomstig de droom, Genesis 37:10. Jakob had hun waarschijnlijk gezegd dat zij, indien zij gelegenheid hadden om van hem tot de man, de heer van het land, te spreken, hem zijn knecht zouden noemen.

II. De grote vriendelijkheid, die Jozef hun toonde, terwijl zij nog weinig dachten dat zij uit broederlijke liefde voortkwam. Hier is:

1. Zijn vriendelijk vragen naar Jakob: leeft hij nog? een zeer gepaste vraag omtrent iedereen, en in het bijzonder omtrent oude lieden, want wij sterven dagelijks, het is verwonderlijk dat wij nog leven. Vele jaren tevoren had Jakob gezegd: ik zal tot mijn zoon in het graf nederdalen, maar hij leeft nog, wij moeten niet sterven wanneer wij willen.

2. De vriendelijke aandacht, die hij schonk aan Benjamin, zijn volle broer.

A. Hij zond een gebed voor hem op, Genesis 43:29 mijn zoon, God zij u genadig. Hoewel Jozef de heer van het land was, zou zijn gunst hem weinig goed hebben gedaan, tenzij God hem genadig is. Velen zoeken de gunst van de heersers, maar hij leidt hem om de gunst van de Heerser van de heersers te zoeken.

B. Hij stortte tranen om hem, Genesis 43:30. Zijn natuurlijke genegenheid voor zijn broeder, zijn vreugde om hem te zien, zijn bekommernis om hem en de overigen van hen in broodsgebrek te weten, en de herinnering aan zijn eigen lijden sedert hij hem het laatst gezien had, brachten een grote ontroering bij hem teweeg, die hem wellicht des te heftiger aandeed wijl hij poogde haar te onderdrukken, maar hij was genoodzaakt zich in een binnenkamer terug te trekken, om daar lucht te geven aan zijn gevoel door te wenen. Tranen van tederheid en liefde zijn volstrekt geen verkleining voor de mens, zelfs niet voor aanzienlijke en wijze mensen. Godvruchtigen moeten, als zij wenen, hun tranen niet bekendmaken, "mijn ziel zal in verborgen plaatsen wenen," zegt de profeet, Jeremiah 13:17. "Petrus ging naar buiten en weende bitterlijk," zie Matthew 26:1.

3. Zijn vriendelijk onthaal van allen. Toen zijn wenen tot bedaren kwam, zat hij met hen aan voor het middagmaal, onthaalde hen ruim en feestelijk.

A. Hij gaf orders om drie tafels toe te richten, een voor zijn broers, een tweede voor de Egyptenaren, die bij hem aten, (want hun gewoonten waren z verschillend dat zij niet graag aan een tafel aten) een derde voor hemzelf, want hij durfde zich nog niet als Hebreeër bekennen en wilde toch niet met de Egyptenaren aanzitten. Zie hier een voorbeeld:

a. Van gastvrijheid en goede huiselijke orde, dat iets zeer loffelijks is, naar ieders vermogen het meebrengt. b. Van een zich schikken naar de begrippen van de mensen, al zijn die ook grillig, zoals bisschop Patrick dit niet willen eten van de Egyptenaren met de Hebreeën noemt. Hoewel Jozef de heer van het land was en er orders waren gegeven, dat iedereen hem moest gehoorzamen, wilde hij toch de Egyptenaren niet dwingen, om tegen hun zin met de Hebreeën te eten, maar liet hun vrij om naar hun genoegen te doen, wie waarlijk edelmoedig van aard is, haat dwang.

c. Van de vroege verwijdering reeds tussen Joden en heidenen, zij konden niet met elkaar aan een tafel aanzitten.

B. Hij deed zijn broers plaatsnemen naar hun onderscheiden rang van ouderdom, Genesis 43:33, alsof hij dat zeker waarnemen zou. Sommigen denken dat zij zelf aldus plaats hebben genomen naar hun gewoonte, maar dan zie ik niet waarom daar zo bijzonder nota van genomen is, inzonderheid omdat zij zich onder elkaar er over verwonderden.

C. Hij gaf hun een overvloedig maal en zond hun schotels van zijn eigen tafel, Genesis 43:34. Dit was des te meer edelmoedig in hem en verplichtend voor hen vanwege de schaarsheid van de levensmiddelen. Ten dage van de honger is het genoeg gevoed te worden, maar zij werden aan een feestmaal onthaald. Zulk een goed middagmaal hadden zij misschien in geen maanden gehad. Er wordt gezegd: Zij dronken en waren vrolijk. Hun zorgen en vrees waren nu voorbij, en zij aten hun brood met blijdschap, denkende dat zij nu op goede voet stonden met de man, de heer van het land. Indien God onze werken-ons geschenk-aanneemt dan hebben wij reden om vrolijk te zijn. Maar toch, als wij, zoals zij hier, aanzitten om met een heerser te eten, dan moeten wij scherp letten op degene, die voor ons aangezicht is, en ons door zijn smakelijke spijzen niet laten geruststellen, Proverbs 23:1. Jozef gaf hun te verstaan dat Benjamin zijn gunsteling was, want zijn gerecht was vijf maal groter dan de gerechten van hen allen, niet alsof hij wilde dat hij zoveel meer zou eten dan de anderen want dan zou hij meer eten dan goed voor hem was, (en het is geen daad van vriendschap, maar een kwaad veeleer en een onvriendelijkheid, om iemand tot te veel eten of drinken te dringen) maar aldus wilde hij zijn bijzondere genegenheid voor hem tonen, om te zien of zijn broers Benjamins meerdere gerechten zouden benijden, zoals zij voorheen hem benijd hadden om zijn fraaiere rok. En in zo'n geval moet het ons ten regel wezen om tevreden te zijn met wat wij hebben en ons niet te bedroeven om wat anderen hebben.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Genesis 43". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/genesis-43.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile