Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 43". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-43.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 43". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 43Genesis 43:1.
REIS VAN JAKOB'S ZONEN NAAR EGYPTE MET BENJAMIN.
I. Genesis 43:1-Genesis 43:14. Bij het aanhouden van de droogte ziet zich Jakob genoodzaakt, zijn zonen weer naar Egypte te zenden. Juda verklaart, dat zij zonder Benjamin niet mochten komen, en stelt, daar de vader zich altijd nog ongeneigd betoont, zichzelf borg. Eindelijk bewilligt Jakob, voorziet de reizenden van geschenken en ander geld, om te kopen, en laat hen met beden en zegen wensen vertrekken, alles aan God overgevende.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 43Genesis 43:1.
REIS VAN JAKOB'S ZONEN NAAR EGYPTE MET BENJAMIN.
I. Genesis 43:1-Genesis 43:14. Bij het aanhouden van de droogte ziet zich Jakob genoodzaakt, zijn zonen weer naar Egypte te zenden. Juda verklaart, dat zij zonder Benjamin niet mochten komen, en stelt, daar de vader zich altijd nog ongeneigd betoont, zichzelf borg. Eindelijk bewilligt Jakob, voorziet de reizenden van geschenken en ander geld, om te kopen, en laat hen met beden en zegen wensen vertrekken, alles aan God overgevende.
Vers 1
1. De honger nu werd zwaar in dat land, daar, op het eerste jaar van misoogsten, een tweede volgde.Ongetwijfeld was dit een beproeving voor Jakob op tijdelijk gebied, maar ook niet minder op geestelijk. Want toch, de Heere had zich aan hem geopenbaard als de Almachtige, had hem beloofd te zullen zegenen, en nu scheen het wel alsof de beloften waren ingetrokken. Dit diende wel, om ook te midden van kommer en gebrek het geloof in een Almachtig God en Getrouw Vader bij Jakob te funderen, om hem te doen zien, dat Hij, die het verbond heeft opgericht, het ook houden zal, niettegenstaande de zonde en ongerechtigheden van Zijn volk..
Vers 1
1. De honger nu werd zwaar in dat land, daar, op het eerste jaar van misoogsten, een tweede volgde.Ongetwijfeld was dit een beproeving voor Jakob op tijdelijk gebied, maar ook niet minder op geestelijk. Want toch, de Heere had zich aan hem geopenbaard als de Almachtige, had hem beloofd te zullen zegenen, en nu scheen het wel alsof de beloften waren ingetrokken. Dit diende wel, om ook te midden van kommer en gebrek het geloof in een Almachtig God en Getrouw Vader bij Jakob te funderen, om hem te doen zien, dat Hij, die het verbond heeft opgericht, het ook houden zal, niettegenstaande de zonde en ongerechtigheden van Zijn volk..
Vers 2
2. Zo geschiedde het, als zij, bij alle spaarzaamheid-en de oosterling weet zich in tijd van nood met geringe kost te behelpen-de leeftocht, die zij uit Egypte gebracht hadden, opgegeten hadden, dat hun vader tot hen zei: Keert wederom, koopt ons een weinig spijze, weinig in de betrekking tot de behoefte van een zo groot gezin.Vers 2
2. Zo geschiedde het, als zij, bij alle spaarzaamheid-en de oosterling weet zich in tijd van nood met geringe kost te behelpen-de leeftocht, die zij uit Egypte gebracht hadden, opgegeten hadden, dat hun vader tot hen zei: Keert wederom, koopt ons een weinig spijze, weinig in de betrekking tot de behoefte van een zo groot gezin.Vers 3
3. Toen sprak Juda, 1) die, nadat Simeon en Levi, zowel als Ruben, hem zozeer bedroefd hadden (zie Genesis 38:26), bij zijn vader nog in het hoogste aanzien stond, tot hem zeggende: Die man heeft ons op het hoogste betuigt, zeggende: Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat uw broeder met u is.1) Juda schijnt er iets bij te voegen, waardoor hij zijn vader wil afdwingen, wat deze niet vrijwillig zou geven; maar waarschijnlijk is het, dat vele gesprekken voor en na gevoerd zijn, welke Mozes op de aangewezen plaats niet meedeelt. Het is volstrekt niet verwonderlijk, dat, omdat Jozef zo begerig was om het aangezicht van zijn broeder Benjamin te zien, op alle mogelijke wijze daarop heeft aangedrongen. En het is mogelijk, dat hij een bewijs, dat is: een wettige borgtocht, zoals in rechtszaken pleegt te geschieden, heeft afgegeven, ten opzichte van de te doen verschijnen broeder. Het is wel merkwaardig, dat door Mozes het lange twistgesprek meegedeeld wordt, hetwelk Jakob met zijn zonen heeft gehouden, opdat wij zouden weten, hoe moeilijk Jakob van zijn zoon Benjamin heeft kunnen scheiden. Want ofschoon de honger kwelt, gaf hij zich toch zoveel moeite, om hem terug te houden; alsof hij voor het heil van het gehele gezin in de bres sprong..
Juda treedt thans als hoofdpersoon, in vastheid en moed altijd schoner te voorschijn. Hij mocht evenals Ruben enigszins vrijer tot zijn vader spreken dan de overige broeders, omdat hij een vrijer geweten had, daarom zag hij het gevaar ook niet zo groot in. Juda treedt niet onbezonnen, maar grootmoedig op. Zijn verklaring tegenover het gewonde gemoed van zijn vader is zowel verschonend als vast. Brachten zij Benjamin niet mee, zo scheen Simeon verloren, en zij zelf werden niet voor Jozef gelaten; zelfs dreigde hun de dood, daar zij de verdenking van verspieders te zijn, niet wegnemen konden..
Vers 3
3. Toen sprak Juda, 1) die, nadat Simeon en Levi, zowel als Ruben, hem zozeer bedroefd hadden (zie Genesis 38:26), bij zijn vader nog in het hoogste aanzien stond, tot hem zeggende: Die man heeft ons op het hoogste betuigt, zeggende: Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat uw broeder met u is.1) Juda schijnt er iets bij te voegen, waardoor hij zijn vader wil afdwingen, wat deze niet vrijwillig zou geven; maar waarschijnlijk is het, dat vele gesprekken voor en na gevoerd zijn, welke Mozes op de aangewezen plaats niet meedeelt. Het is volstrekt niet verwonderlijk, dat, omdat Jozef zo begerig was om het aangezicht van zijn broeder Benjamin te zien, op alle mogelijke wijze daarop heeft aangedrongen. En het is mogelijk, dat hij een bewijs, dat is: een wettige borgtocht, zoals in rechtszaken pleegt te geschieden, heeft afgegeven, ten opzichte van de te doen verschijnen broeder. Het is wel merkwaardig, dat door Mozes het lange twistgesprek meegedeeld wordt, hetwelk Jakob met zijn zonen heeft gehouden, opdat wij zouden weten, hoe moeilijk Jakob van zijn zoon Benjamin heeft kunnen scheiden. Want ofschoon de honger kwelt, gaf hij zich toch zoveel moeite, om hem terug te houden; alsof hij voor het heil van het gehele gezin in de bres sprong..
Juda treedt thans als hoofdpersoon, in vastheid en moed altijd schoner te voorschijn. Hij mocht evenals Ruben enigszins vrijer tot zijn vader spreken dan de overige broeders, omdat hij een vrijer geweten had, daarom zag hij het gevaar ook niet zo groot in. Juda treedt niet onbezonnen, maar grootmoedig op. Zijn verklaring tegenover het gewonde gemoed van zijn vader is zowel verschonend als vast. Brachten zij Benjamin niet mee, zo scheen Simeon verloren, en zij zelf werden niet voor Jozef gelaten; zelfs dreigde hun de dood, daar zij de verdenking van verspieders te zijn, niet wegnemen konden..
Vers 4
4. Indien gij onze broeder met ons zendt, wij zullen vertrekken, en u spijze kopen.Vers 4
4. Indien gij onze broeder met ons zendt, wij zullen vertrekken, en u spijze kopen.Vers 5
5. Maar, a)indien gij hem niet zendt, wij zullen niet vertrekken; want die man heeft tot ons gezegd: b) Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat uw broeder met u is.a) Genesis 42:20 b) Genesis 44:23
Vers 5
5. Maar, a)indien gij hem niet zendt, wij zullen niet vertrekken; want die man heeft tot ons gezegd: b) Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat uw broeder met u is.a) Genesis 42:20 b) Genesis 44:23
Vers 6
6. En Israël zei, in moedeloosheid zich tot het laatste toe verzettende: Waarom hebt gij zo kwalijk aan mij gedaan, dat gij die man te kennen hebt gegeven, of gij nog een broeder had? Waarom hebt gij dat niet liever verzwegen?Vers 6
6. En Israël zei, in moedeloosheid zich tot het laatste toe verzettende: Waarom hebt gij zo kwalijk aan mij gedaan, dat gij die man te kennen hebt gegeven, of gij nog een broeder had? Waarom hebt gij dat niet liever verzwegen?Vers 7
7. En zij zeiden: Die man vroeg zeer scherp 1) naar ons, en naar onze familie, zeggende: Leeft uw vader nog? hebt gij nog een broeder? zo gaven wij het hem te kennen; volgens dezelfde woorden, die hij vroeg; wij hebben verder niets meegedeeld; hebben wij juist geweten, konden wij het vermoeden, dat hij zeggen zou: Brengt uw broeder mee?1) Hebreeën de Infinitivus bij de Indicativus: "hij vroeg (met te) vragen." Jozef had wel (Genesis 42:13) niet zo bepaald deze vragen gedaan, maar door zijn herhaaldelijk uitgesproken verdenking hen zo in het nauw gedreven, dat zij niets anders konden, als nauwkeurig opgaaf van hun familie te doen. Toch zou het kunnen zijn, dat hij na die opgave nog andere vragen als deze, had gedaan, eer hij op de in Genesis 42:14 meegedeelde wijze voortging..
Dat is het onredelijke, dat men het beleid van een zaak gaat veroordelen naar de nadelige uitkomsten, die men nu wel ziet, maar die niet vooraf of te berekenen of te voorzien waren. Gij, die de zaak van achteren beziet, kunt gemakkelijk uit de hoogte neerzien op hem, die er voor stond en gewis toen niet kon weten, wat gij door de afloop zelf nu weet. Datzelfde weet hij nu ook. O, het is gemakkelijk wijs te zijn, als die wijsheid niet meer baat, en elk ander, door dezelfde uitkomsten geleerd, even wijs kan zijn als gij. Als hij, die toen moest handelen, toen ook over de gegevens had kunnen beschikken, die er nu zijn, zou hij misschien ook gehandeld hebben, gelijk gij, het nu wilt, evenals ook gij, zonder die gegevens, wellicht zou gehandeld hebben, gelijk hij deed, wiens beleid gij nu veroordeelt, nu gij, juist door de uitkomsten van zijn beleid, in dit opzicht wijzer zijt geworden..
Vers 7
7. En zij zeiden: Die man vroeg zeer scherp 1) naar ons, en naar onze familie, zeggende: Leeft uw vader nog? hebt gij nog een broeder? zo gaven wij het hem te kennen; volgens dezelfde woorden, die hij vroeg; wij hebben verder niets meegedeeld; hebben wij juist geweten, konden wij het vermoeden, dat hij zeggen zou: Brengt uw broeder mee?1) Hebreeën de Infinitivus bij de Indicativus: "hij vroeg (met te) vragen." Jozef had wel (Genesis 42:13) niet zo bepaald deze vragen gedaan, maar door zijn herhaaldelijk uitgesproken verdenking hen zo in het nauw gedreven, dat zij niets anders konden, als nauwkeurig opgaaf van hun familie te doen. Toch zou het kunnen zijn, dat hij na die opgave nog andere vragen als deze, had gedaan, eer hij op de in Genesis 42:14 meegedeelde wijze voortging..
Dat is het onredelijke, dat men het beleid van een zaak gaat veroordelen naar de nadelige uitkomsten, die men nu wel ziet, maar die niet vooraf of te berekenen of te voorzien waren. Gij, die de zaak van achteren beziet, kunt gemakkelijk uit de hoogte neerzien op hem, die er voor stond en gewis toen niet kon weten, wat gij door de afloop zelf nu weet. Datzelfde weet hij nu ook. O, het is gemakkelijk wijs te zijn, als die wijsheid niet meer baat, en elk ander, door dezelfde uitkomsten geleerd, even wijs kan zijn als gij. Als hij, die toen moest handelen, toen ook over de gegevens had kunnen beschikken, die er nu zijn, zou hij misschien ook gehandeld hebben, gelijk gij, het nu wilt, evenals ook gij, zonder die gegevens, wellicht zou gehandeld hebben, gelijk hij deed, wiens beleid gij nu veroordeelt, nu gij, juist door de uitkomsten van zijn beleid, in dit opzicht wijzer zijt geworden..
Vers 8
8. Toen allen die getuigenis (Genesis 43:7) gegeven hadden, zei Juda, weer alleen het woord voerende, tot Israël, zijn vader: Zend de jongeling met mij, zo zullen wij ons opmaken en reizen, opdat wij leven en niet sterven, noch wij, noch gij, noch onze kinderen.Hoe ridderlijk, hoe beslist treedt Juda hier op! Hoe duidelijk spreekt hij het uit, dat hij niet om zichzelf, maar ook om zijn vader gaat!. 9. Ik zal borg voor hem zijn; a) van mijn hand zult gij hem eisen; indien ik hem tot u niet breng, en hem voor uw aangezicht niet levend en in goede welstand stel, zo zal ik alle dagen tegen u gezondigd hebben. 1)
a)Genesis 44:32; 1 Kings 1:21
1) Hij stelt zichzelf als borg en wel zo, dat hij zijn gehele leven als een schuldige voor zijn vader zal staan, en nimmer zijn gunst weer verwerven zal. Hiermee doet Juda wat hij kan doen; want een aanbieding als die van Ruben, was overdreven. Wij leren hem hier als een welsprekend en verstandig man kennen ook in zijn voorstelling hoe allen met de hongerdood bedreigd worden..
Hoe geheel anders spreekt Juda dan Ruben. Ruben wil twee van zijn zonen geven, indien hij hem niet levend terug brengt. Maar wat had Jakob daaraan? Dan was Benjamin toch al dood, en door de dood van Rubens zonen kreeg Jakob zijn Benjamin niet terug. Zulk een voorstel kon de treurende Jakob niet vertroosten. Jakob heeft een borg nodig, die voor het leven van Benjamin instaat, die zelf de dood verkiest eer Benjamin wordt gedood, of liever, die het onheil, dat Benjamin zou kunnen treffen, vrijwillig aanvaardt, om Benjamin te redden. Zo wordt Juda, hier op de voorgrond tredende, als borg voor zijn broeder, type van Hem, die uit zijn geslacht zou te voorschijn treden. De grote Godsgedachte van het volkomen Borgschap van Christus zou dus niet alleen in de offers afgebeeld worden, maar is ook afgebeeld in de geschiedenis van de levende personen van het Oude Verbond..
Vers 8
8. Toen allen die getuigenis (Genesis 43:7) gegeven hadden, zei Juda, weer alleen het woord voerende, tot Israël, zijn vader: Zend de jongeling met mij, zo zullen wij ons opmaken en reizen, opdat wij leven en niet sterven, noch wij, noch gij, noch onze kinderen.Hoe ridderlijk, hoe beslist treedt Juda hier op! Hoe duidelijk spreekt hij het uit, dat hij niet om zichzelf, maar ook om zijn vader gaat!. 9. Ik zal borg voor hem zijn; a) van mijn hand zult gij hem eisen; indien ik hem tot u niet breng, en hem voor uw aangezicht niet levend en in goede welstand stel, zo zal ik alle dagen tegen u gezondigd hebben. 1)
a)Genesis 44:32; 1 Kings 1:21
1) Hij stelt zichzelf als borg en wel zo, dat hij zijn gehele leven als een schuldige voor zijn vader zal staan, en nimmer zijn gunst weer verwerven zal. Hiermee doet Juda wat hij kan doen; want een aanbieding als die van Ruben, was overdreven. Wij leren hem hier als een welsprekend en verstandig man kennen ook in zijn voorstelling hoe allen met de hongerdood bedreigd worden..
Hoe geheel anders spreekt Juda dan Ruben. Ruben wil twee van zijn zonen geven, indien hij hem niet levend terug brengt. Maar wat had Jakob daaraan? Dan was Benjamin toch al dood, en door de dood van Rubens zonen kreeg Jakob zijn Benjamin niet terug. Zulk een voorstel kon de treurende Jakob niet vertroosten. Jakob heeft een borg nodig, die voor het leven van Benjamin instaat, die zelf de dood verkiest eer Benjamin wordt gedood, of liever, die het onheil, dat Benjamin zou kunnen treffen, vrijwillig aanvaardt, om Benjamin te redden. Zo wordt Juda, hier op de voorgrond tredende, als borg voor zijn broeder, type van Hem, die uit zijn geslacht zou te voorschijn treden. De grote Godsgedachte van het volkomen Borgschap van Christus zou dus niet alleen in de offers afgebeeld worden, maar is ook afgebeeld in de geschiedenis van de levende personen van het Oude Verbond..
Vers 10
10. Want hadden wij, vanwege uw weigering, niet gewacht, voorwaar, wij waren alreeds tweemaal teruggekomen; nu is echter de nood ten toppunt geklommen; houd ons nu niet langer op.Vers 10
10. Want hadden wij, vanwege uw weigering, niet gewacht, voorwaar, wij waren alreeds tweemaal teruggekomen; nu is echter de nood ten toppunt geklommen; houd ons nu niet langer op.Vers 11
11. Toen zei Israël, hun vader, tot hen, overwonnen door de drang van de omstandigheden en door Juda's woord: 1) Is het nu alzo, is de nood zo hoog, zo doet dit: neemt van het loffelijkste, 2) het beste, het meest geprezene, van dit land in uw vaten, 3) en brengt die man een geschenk daarheen mee, om hem gunstig te stemmen; een weinig balsem, 4) en een weinig honing, 5)specerijen 6) en mirre, 7) terpentijnnoten 8) en amandelen. 9)1) De nood en zijn macht in de hand van de goddelijke voorzienigheid, hoe onverbiddelijk is hij in zijn eisen: Jakob moet Benjamin meegeven; hoe genaderijk in zijn bedoelingen: slechts langs deze wegen kan Jakob's huis van de last een verderfelijke zonde verlost worden..
2)Eigenlijk: "van het gezang" of "het bezongene" van het land. De edelste voortbrengselen van de aarde worden het meest in de poëzie vereerd. Bij grote geschenken aan voornamen kan de gewone waarde niets doen; het kwalitatieve, de poëtische geur moet ze kracht geven..
Jakob heeft vroeger (Genesis 32:13; 1 Kings 10:25; Matthew 2:11) uit de kracht van de geschenken ondervonden, nu is het niet meer het vele, maar het uitgezochte van de geschenken, dat vertederen moet.. 3) Dit woord betekent allerlei gereedschap, waarmee men iets draagt of vervoert, en kan hier ook "zakken" betekenen..
4) Hier worden enkel voortbrengselen van Palestina genoemd, die door de karavanenhandel naar Egypte gevoerd werden (zie ook Genesis 37:25 waar ook van balsem, specerijen en mirre sprake geweest is)
De balsem, Zori, is Israël's, bijzonder Gilead's trots; hij wordt ingezameld van de zakkumstruiken. "De balsemboom is een boom van middelbare hoogte; zwelt een van de takken op, zo vloeit niettemin het vocht in de aderen en vezelen van de boom terug, zodra men de tak met ijzer aanraakt, maar met een scherpe steen of scherf kan men die openen; de daardoor verkregen vloeistof wordt door de geneesheren gebezigd (Tacitus v.6). Keizer Vespasianus heeft dit struikgewas het eerst te Rome getoond, want verwonderlijk is het, dat men sedert de tijd van Pompeius, zelfs bomen bij het houden van triomftochten meevoerde. Die boom is nu dienstbaar geworden en betaalt cijns, te gelijk met zijn volk. Hij gelijkt meer naar de wijnstok, dan naar de mirteboom. Door het planten van stekken wordt hij gekweekt. De heuvelen bedekt hij als een wijngaard en heeft daarbij geen steun nodig. Het blad heeft het meest overeenkomst met dat van de ruite en blijft steeds groen. De Joden hebben tegen het meevoeren van die boom gewoed, als voor hun eigen leven; de Romeinen hebben hem verdedigd, en men heeft om de wil van een boom gestreden. Thans plant de fiscus die; en nooit was hij talrijker en hoger. Het vocht, dat uit de met steen, glas of been gemaakte openingen vloeit, heet opobalsem, en heeft een zeer aangename geur. Slechts karig vloeien de druppels, die met wol in kleine hoornen kruikjes bijeen vergaard worden."
5) De "Debasch" is hier waarschijnlijk een bijenhoning, die in Egypte mede gevonden werd en geen kostbaar geschenk was; maar de druivehoning of Dips, dat is tot op n derde verkookte most, waarvan nog heden, uit de landstreek van Hebron, jaarlijks ongeveer 300 kameellasten naar Egypte gevoerd worden..
6) Nekot is de gom van de Tragakanth, die aan de voet van de Libanon groeit; een wit hars, dat bij brandoffers en voor geneesmiddel gebruikt werd, bekend onder de naam van storax..
7) Lot of Landanum, een hars van de cistusroos, dat als geneesmiddel gebruikt wordt..
8) Bothnim, vruchten van de Pistacia vera, een boom overeenkomende met de Terebint, die noten draagt als onze hazelnoten. Deze was in de oudheid zeer gezocht, en werd als tegengif tegen de beet van slangen gebezigd.
9) Schkediem, amandelen, de vrucht van de Amijgdalus communis, die in Palestina zeer algemeen is (Genesis 30:37). Met deze geschenken brengt Jakob de tweede droom in vervulling, en buigt zich voor Jozef, erkent hem als zijn meerdere..
Vers 11
11. Toen zei Israël, hun vader, tot hen, overwonnen door de drang van de omstandigheden en door Juda's woord: 1) Is het nu alzo, is de nood zo hoog, zo doet dit: neemt van het loffelijkste, 2) het beste, het meest geprezene, van dit land in uw vaten, 3) en brengt die man een geschenk daarheen mee, om hem gunstig te stemmen; een weinig balsem, 4) en een weinig honing, 5)specerijen 6) en mirre, 7) terpentijnnoten 8) en amandelen. 9)1) De nood en zijn macht in de hand van de goddelijke voorzienigheid, hoe onverbiddelijk is hij in zijn eisen: Jakob moet Benjamin meegeven; hoe genaderijk in zijn bedoelingen: slechts langs deze wegen kan Jakob's huis van de last een verderfelijke zonde verlost worden..
2)Eigenlijk: "van het gezang" of "het bezongene" van het land. De edelste voortbrengselen van de aarde worden het meest in de poëzie vereerd. Bij grote geschenken aan voornamen kan de gewone waarde niets doen; het kwalitatieve, de poëtische geur moet ze kracht geven..
Jakob heeft vroeger (Genesis 32:13; 1 Kings 10:25; Matthew 2:11) uit de kracht van de geschenken ondervonden, nu is het niet meer het vele, maar het uitgezochte van de geschenken, dat vertederen moet.. 3) Dit woord betekent allerlei gereedschap, waarmee men iets draagt of vervoert, en kan hier ook "zakken" betekenen..
4) Hier worden enkel voortbrengselen van Palestina genoemd, die door de karavanenhandel naar Egypte gevoerd werden (zie ook Genesis 37:25 waar ook van balsem, specerijen en mirre sprake geweest is)
De balsem, Zori, is Israël's, bijzonder Gilead's trots; hij wordt ingezameld van de zakkumstruiken. "De balsemboom is een boom van middelbare hoogte; zwelt een van de takken op, zo vloeit niettemin het vocht in de aderen en vezelen van de boom terug, zodra men de tak met ijzer aanraakt, maar met een scherpe steen of scherf kan men die openen; de daardoor verkregen vloeistof wordt door de geneesheren gebezigd (Tacitus v.6). Keizer Vespasianus heeft dit struikgewas het eerst te Rome getoond, want verwonderlijk is het, dat men sedert de tijd van Pompeius, zelfs bomen bij het houden van triomftochten meevoerde. Die boom is nu dienstbaar geworden en betaalt cijns, te gelijk met zijn volk. Hij gelijkt meer naar de wijnstok, dan naar de mirteboom. Door het planten van stekken wordt hij gekweekt. De heuvelen bedekt hij als een wijngaard en heeft daarbij geen steun nodig. Het blad heeft het meest overeenkomst met dat van de ruite en blijft steeds groen. De Joden hebben tegen het meevoeren van die boom gewoed, als voor hun eigen leven; de Romeinen hebben hem verdedigd, en men heeft om de wil van een boom gestreden. Thans plant de fiscus die; en nooit was hij talrijker en hoger. Het vocht, dat uit de met steen, glas of been gemaakte openingen vloeit, heet opobalsem, en heeft een zeer aangename geur. Slechts karig vloeien de druppels, die met wol in kleine hoornen kruikjes bijeen vergaard worden."
5) De "Debasch" is hier waarschijnlijk een bijenhoning, die in Egypte mede gevonden werd en geen kostbaar geschenk was; maar de druivehoning of Dips, dat is tot op n derde verkookte most, waarvan nog heden, uit de landstreek van Hebron, jaarlijks ongeveer 300 kameellasten naar Egypte gevoerd worden..
6) Nekot is de gom van de Tragakanth, die aan de voet van de Libanon groeit; een wit hars, dat bij brandoffers en voor geneesmiddel gebruikt werd, bekend onder de naam van storax..
7) Lot of Landanum, een hars van de cistusroos, dat als geneesmiddel gebruikt wordt..
8) Bothnim, vruchten van de Pistacia vera, een boom overeenkomende met de Terebint, die noten draagt als onze hazelnoten. Deze was in de oudheid zeer gezocht, en werd als tegengif tegen de beet van slangen gebezigd.
9) Schkediem, amandelen, de vrucht van de Amijgdalus communis, die in Palestina zeer algemeen is (Genesis 30:37). Met deze geschenken brengt Jakob de tweede droom in vervulling, en buigt zich voor Jozef, erkent hem als zijn meerdere..
Vers 12
12. En neemt dubbel geld 1) in uw hand, en brengt het geld, hetwelk in de mond van uw zakken teruggekeerd is, weer in uw hand; misschien is het een fout; in ieder geval zal het op de man een goede indruk maken, wanneer hij ziet, dat gij van een vergissing geen voordeel wilt trekken; voor het andere gedeelte van het geld kunt gij opnieuw kopen.1) In het Hebreeuws Ké f Mishneh, beter vertaald "vervangend geld."
Vers 12
12. En neemt dubbel geld 1) in uw hand, en brengt het geld, hetwelk in de mond van uw zakken teruggekeerd is, weer in uw hand; misschien is het een fout; in ieder geval zal het op de man een goede indruk maken, wanneer hij ziet, dat gij van een vergissing geen voordeel wilt trekken; voor het andere gedeelte van het geld kunt gij opnieuw kopen.1) In het Hebreeuws Ké f Mishneh, beter vertaald "vervangend geld."
Vers 13
13. Neemt ook uw broeder mee, en maakt u op, keert terug tot die man;Vers 13
13. Neemt ook uw broeder mee, en maakt u op, keert terug tot die man;Vers 14
14. En God, de Almachtige, 1) geve u barmhartigheid voor het aangezicht van die man, dat hij uw andere broeder, Simeon, en Benjamin met u late gaan. En mij aangaande, als ik van kinderen beroofd ben, zo ben ik beroofd.2) Zo ik u niet neerzag, het zij zo! ik buig mij onder de wil van god (Esther. 4:16).1) Nu de achterdocht is geweken, doemt het geloofsvertrouwen weer op en heeft de grijze patriarch er behoefte aan, om, voordat hij zijn berusting uitspreekt, zijn vertrouwen op de Almachtige God te doen uitkomen..
Niet van de geschenken, niet van Juda's belofte, maar van zijn God, die hij hier "El Shaddai", God de almachtige noemt, is zijn verwachting..
2) Wel is zijn geloofsvertrouwen opgewekt, maar deze uitdrukking toont het duidelijk, over zijn geloofsleven lag nog een donkere schaduw. Wel wenst hij in de wil van de Heere te berusten, maar toch stormt het nog in zijn ziel. Liefde tot vlees en bloed doet haar invloed op overweldigende wijze voelen..
Evenmin als zijn zegenwens een vertrouwend bidden is, zo is dit de uitdrukking van een volwaardig gegeven offer; want Jakob's ziel is, onbewust, gebonden door de ban die op zijn zonen ligt. Hij gaat gebukt onder de zondenlast van zijn huis..
II. Genesis 43:15-Genesis 43:34. In Egypte gekomen, worden de broeders vriendelijk door Jozef ontvangen, door de bestuurder van zijn huis in zijn woning geleid en ter tafel genodigd; op de tijd van de tuchtiging moet een uur van verkwikking volgen, eer hij tot de beproeving overgaat. Aan tafel geeft Jozef aan Benjamin bijzondere eer, en neemt nauwkeurig acht, hoe de ouderen dat opnemen.
Vers 14
14. En God, de Almachtige, 1) geve u barmhartigheid voor het aangezicht van die man, dat hij uw andere broeder, Simeon, en Benjamin met u late gaan. En mij aangaande, als ik van kinderen beroofd ben, zo ben ik beroofd.2) Zo ik u niet neerzag, het zij zo! ik buig mij onder de wil van god (Esther. 4:16).1) Nu de achterdocht is geweken, doemt het geloofsvertrouwen weer op en heeft de grijze patriarch er behoefte aan, om, voordat hij zijn berusting uitspreekt, zijn vertrouwen op de Almachtige God te doen uitkomen..
Niet van de geschenken, niet van Juda's belofte, maar van zijn God, die hij hier "El Shaddai", God de almachtige noemt, is zijn verwachting..
2) Wel is zijn geloofsvertrouwen opgewekt, maar deze uitdrukking toont het duidelijk, over zijn geloofsleven lag nog een donkere schaduw. Wel wenst hij in de wil van de Heere te berusten, maar toch stormt het nog in zijn ziel. Liefde tot vlees en bloed doet haar invloed op overweldigende wijze voelen..
Evenmin als zijn zegenwens een vertrouwend bidden is, zo is dit de uitdrukking van een volwaardig gegeven offer; want Jakob's ziel is, onbewust, gebonden door de ban die op zijn zonen ligt. Hij gaat gebukt onder de zondenlast van zijn huis..
II. Genesis 43:15-Genesis 43:34. In Egypte gekomen, worden de broeders vriendelijk door Jozef ontvangen, door de bestuurder van zijn huis in zijn woning geleid en ter tafel genodigd; op de tijd van de tuchtiging moet een uur van verkwikking volgen, eer hij tot de beproeving overgaat. Aan tafel geeft Jozef aan Benjamin bijzondere eer, en neemt nauwkeurig acht, hoe de ouderen dat opnemen.
Vers 15
15. En die mannen namen dat geschenk, gelijk hun vader dit voorgeschreven had, en namen dubbel ander geld in hun hand, en ook Benjamin ging met hen; en zij maakten zich op, en vertrokken naar Egypte, en zij stonden voor Jozefs aangezicht, en zij kwamen op de plaats (Genesis 42:6), waar hij degenen, die koren kochten, ontving.Vers 15
15. En die mannen namen dat geschenk, gelijk hun vader dit voorgeschreven had, en namen dubbel ander geld in hun hand, en ook Benjamin ging met hen; en zij maakten zich op, en vertrokken naar Egypte, en zij stonden voor Jozefs aangezicht, en zij kwamen op de plaats (Genesis 42:6), waar hij degenen, die koren kochten, ontving.Vers 16
16. Als Jozef, in het midden van de menigte Benjamin met hen zag, zo zei hij tot degene, die over zijn huis was: Breng deze mannen naar het huis, naar mijn woonhuis, toe, en slacht slachtvee, en maak het gereed, want deze mannen zullen vanmiddag met mij eten.De liefde van Jozef komt hier treffend uit. Zonder enige haat te koesteren, nodigt hij hen alle elf aan zijn tafel, opdat alle vrees bij hen zou worden verbannen.. 17. De man nu deed, zoals Jozef gezegd had, en de man bracht deze mannen in het huis van Jozef.
Vers 16
16. Als Jozef, in het midden van de menigte Benjamin met hen zag, zo zei hij tot degene, die over zijn huis was: Breng deze mannen naar het huis, naar mijn woonhuis, toe, en slacht slachtvee, en maak het gereed, want deze mannen zullen vanmiddag met mij eten.De liefde van Jozef komt hier treffend uit. Zonder enige haat te koesteren, nodigt hij hen alle elf aan zijn tafel, opdat alle vrees bij hen zou worden verbannen.. 17. De man nu deed, zoals Jozef gezegd had, en de man bracht deze mannen in het huis van Jozef.
Vers 18
18. Toen vreesden deze mannen, omdat zij in het huis van Jozef gebracht werden, daar zij dit, volgens de vorige ontvangst, toen zij zo hard aangesproken waren, niet konden verklaren, en zij zeiden: Te gevolge van het geld, dat in het begin in onze zakken teruggekeerd is, worden wij binnengebracht, opdat hij met zijn mannen ons overrompele en ons overvalle, en ons tot slaven neme met onze ezels. 1)1) Zo er geen geweten ware, zo had de hel geen vuur noch pijn. Dit wilde dier brandt en versterkt de dood en de hel, en rust de gehele schepping ten strijde tegen ons uit. Want dan vertoornt alles, alles is treurig, nors en hatelijk; alles is tegen ons. Dat is niet door het geschapene, want dat is goed; dat dreigt noch schaadt ons, maar het is door onze eigen zonde dat wij zo verschrokken zijn, en voor het schepsel vluchten..
Vers 18
18. Toen vreesden deze mannen, omdat zij in het huis van Jozef gebracht werden, daar zij dit, volgens de vorige ontvangst, toen zij zo hard aangesproken waren, niet konden verklaren, en zij zeiden: Te gevolge van het geld, dat in het begin in onze zakken teruggekeerd is, worden wij binnengebracht, opdat hij met zijn mannen ons overrompele en ons overvalle, en ons tot slaven neme met onze ezels. 1)1) Zo er geen geweten ware, zo had de hel geen vuur noch pijn. Dit wilde dier brandt en versterkt de dood en de hel, en rust de gehele schepping ten strijde tegen ons uit. Want dan vertoornt alles, alles is treurig, nors en hatelijk; alles is tegen ons. Dat is niet door het geschapene, want dat is goed; dat dreigt noch schaadt ons, maar het is door onze eigen zonde dat wij zo verschrokken zijn, en voor het schepsel vluchten..
Vers 19
19. Daarom wilden zij aanstonds de aanklacht van diefstal voorkomen, en naderden zij tot die man, die over het huis van Jozef was, en zij spraken tot hem, nog voordat zij het huis binnengingen, waar zij meenden, dat hun het kwaad overkomen zou, aan de deur van het huis.Maar zij menen voorzichtig te moeten zijn. Argwaan spoort dikwijls aan tot die onvoorzichtige voorzichtigheid, die door haar behoedzaam zelf eigen vrees ontdekt en andere achterdocht opwekt. Zij zullen het huis van Jozef niet betreden, voordat zij zich overtuigd hebben, dat er geen dadelijk gevaar voor hen is. "Daarom naderden zij tot die man, die over het huis van Jozef was, en zij spraken tot hem aan de deur van het huis;" eer zij nog de drempel van de gevreesde woning overschreden en zich, naar hun mening, daardoor weerloos gemaakt hadden..
Vers 19
19. Daarom wilden zij aanstonds de aanklacht van diefstal voorkomen, en naderden zij tot die man, die over het huis van Jozef was, en zij spraken tot hem, nog voordat zij het huis binnengingen, waar zij meenden, dat hun het kwaad overkomen zou, aan de deur van het huis.Maar zij menen voorzichtig te moeten zijn. Argwaan spoort dikwijls aan tot die onvoorzichtige voorzichtigheid, die door haar behoedzaam zelf eigen vrees ontdekt en andere achterdocht opwekt. Zij zullen het huis van Jozef niet betreden, voordat zij zich overtuigd hebben, dat er geen dadelijk gevaar voor hen is. "Daarom naderden zij tot die man, die over het huis van Jozef was, en zij spraken tot hem aan de deur van het huis;" eer zij nog de drempel van de gevreesde woning overschreden en zich, naar hun mening, daardoor weerloos gemaakt hadden..
Vers 20
20. En zij zeiden: Och mijn heer! hoor ons een ogenblik aan, voordat wij binnengaan. a) Wij waren in het begin gewis afgekomen, om spijze te kopen, niet om het land te verspieden, of enig bedrog te plegen.a) Genesis 42:3
Vers 20
20. En zij zeiden: Och mijn heer! hoor ons een ogenblik aan, voordat wij binnengaan. a) Wij waren in het begin gewis afgekomen, om spijze te kopen, niet om het land te verspieden, of enig bedrog te plegen.a) Genesis 42:3
Vers 21
21. Het is nu geschied, als wij in de herberg, in ons nachtleger (Genesis 42:27) gekomen waren, en wij, tenminste een van ons (Genesis 42:17), onze zakken opendeden, zie, zo was ieders geld, gelijk wij nader bij het uitschudden thuis gewaar werden (Genesis 42:35) in de mond van zijn zak, ons geld in zijn gewicht; en wij hebben hetzelve weer gebracht in onze hand.Vers 21
21. Het is nu geschied, als wij in de herberg, in ons nachtleger (Genesis 42:27) gekomen waren, en wij, tenminste een van ons (Genesis 42:17), onze zakken opendeden, zie, zo was ieders geld, gelijk wij nader bij het uitschudden thuis gewaar werden (Genesis 42:35) in de mond van zijn zak, ons geld in zijn gewicht; en wij hebben hetzelve weer gebracht in onze hand.Vers 22
22. Wij hebben ook ander geld in onze hand meegebracht, om spijze te kopen; wij weten niet wie ons geld in onze zakken gelegd heeft.Vers 22
22. Wij hebben ook ander geld in onze hand meegebracht, om spijze te kopen; wij weten niet wie ons geld in onze zakken gelegd heeft.Vers 23
23. En hij, genoegzaam met de voornemens van zijn heer bekend, zei: Vrede zij met u, vreest niet! Uw God en de God van uw vader heeft u een schat in uw zakken gegeven; 1) neemt het teruggevonden geld gerust, als een van God u toegedeelde schat, en weest niet bezorgd hoe het in uw zakken gekomen is; uw geld is tot mij gekomen; mij zijt gij niets schuldig. En hij bracht, om hen geheel gerust te stellen, Simeon uit zijn gevangenis (Genesis 42:34) tot hen uit.1) Ik twijfel niet of Jozef, ofschoon het hem niet vrijstond in het openbaar in de bestaande bijgelovigheden iets te veranderen, thuis wel beproefd heeft de ware dienst van God uit te breiden en altijd dat verbond getrouw heeft gehouden, waarvan hij van zijn vader als knaap gehoord had. Indien iemand nu vraagt, hoe hij weet, dat Jakob een dienaar was van de ware God, dan is het antwoord wel juist, dat Jozef zijn gestrengheid niet zo tot het uiterste heeft doorgedreven, dat hij Simeon niet zacht heeft laten behandelen, ofschoon hij als gijzelaar was achtergelaten. Indien hij voor verspieder was gehouden, zou de opzichter van de gevangenis hem hard behandeld moeten hebben. Daarom moest hij een bevel ontvangen van een menslievende en middelmatige behandeling. Waarom het vermoeden alle recht van bestaan heeft, dat Jozef de bestuurder van zijn huis, die in de plannen ingewijd was, deze zaak heeft geopenbaard..
Vers 23
23. En hij, genoegzaam met de voornemens van zijn heer bekend, zei: Vrede zij met u, vreest niet! Uw God en de God van uw vader heeft u een schat in uw zakken gegeven; 1) neemt het teruggevonden geld gerust, als een van God u toegedeelde schat, en weest niet bezorgd hoe het in uw zakken gekomen is; uw geld is tot mij gekomen; mij zijt gij niets schuldig. En hij bracht, om hen geheel gerust te stellen, Simeon uit zijn gevangenis (Genesis 42:34) tot hen uit.1) Ik twijfel niet of Jozef, ofschoon het hem niet vrijstond in het openbaar in de bestaande bijgelovigheden iets te veranderen, thuis wel beproefd heeft de ware dienst van God uit te breiden en altijd dat verbond getrouw heeft gehouden, waarvan hij van zijn vader als knaap gehoord had. Indien iemand nu vraagt, hoe hij weet, dat Jakob een dienaar was van de ware God, dan is het antwoord wel juist, dat Jozef zijn gestrengheid niet zo tot het uiterste heeft doorgedreven, dat hij Simeon niet zacht heeft laten behandelen, ofschoon hij als gijzelaar was achtergelaten. Indien hij voor verspieder was gehouden, zou de opzichter van de gevangenis hem hard behandeld moeten hebben. Daarom moest hij een bevel ontvangen van een menslievende en middelmatige behandeling. Waarom het vermoeden alle recht van bestaan heeft, dat Jozef de bestuurder van zijn huis, die in de plannen ingewijd was, deze zaak heeft geopenbaard..
Vers 24
24. Daarna bracht de man deze elf mannen in het huis van Jozef, en a) hij gaf water, als eerste bewijs van vriendelijke opname; en zij wasten hun voeten; hij gaf ook aan hun ezels voer.a) Genesis 18:4
Wat zal er omgegaan zijn in het hart van de broeders als zij, alleen gelaten, in de vreemde, daar voor het eerst wederom allen bijeen waren. Ja Simeon is er ook, uit de gevangenis ontslagen, die hem gewis niet te bezwaarlijk zal gemaakt zijn. Dat zal hij hun wel meegedeeld hebben, terwijl hij hartelijk en met blijdschap de jongste broeder Benjamin begroet. Ja, wat zal er omgegaan zijn in hun harten gedurende de tijd, die er moest verlopen tussen hun ontvangst in het huis en hun toelating tot de heer des huizes? Wat mengeling van aandoeningen! Wat wisseling van vrees en hoop! Wat gespannen verwachting en telkens weer doorbrekende angst! O gij kunt het u enigszins voorstellen, als gij denkt om de ogenblikken, die er verlopen tussen uw opkomst in Gods huis en uw nadering tot de avondmaalstafel. Het zijn ogenblikken die soms zo pijnlijk lang kunnen duren en soms zo onbegrijpelijk kort schijnen..
Vers 24
24. Daarna bracht de man deze elf mannen in het huis van Jozef, en a) hij gaf water, als eerste bewijs van vriendelijke opname; en zij wasten hun voeten; hij gaf ook aan hun ezels voer.a) Genesis 18:4
Wat zal er omgegaan zijn in het hart van de broeders als zij, alleen gelaten, in de vreemde, daar voor het eerst wederom allen bijeen waren. Ja Simeon is er ook, uit de gevangenis ontslagen, die hem gewis niet te bezwaarlijk zal gemaakt zijn. Dat zal hij hun wel meegedeeld hebben, terwijl hij hartelijk en met blijdschap de jongste broeder Benjamin begroet. Ja, wat zal er omgegaan zijn in hun harten gedurende de tijd, die er moest verlopen tussen hun ontvangst in het huis en hun toelating tot de heer des huizes? Wat mengeling van aandoeningen! Wat wisseling van vrees en hoop! Wat gespannen verwachting en telkens weer doorbrekende angst! O gij kunt het u enigszins voorstellen, als gij denkt om de ogenblikken, die er verlopen tussen uw opkomst in Gods huis en uw nadering tot de avondmaalstafel. Het zijn ogenblikken die soms zo pijnlijk lang kunnen duren en soms zo onbegrijpelijk kort schijnen..
Vers 25
25. En zij bereiden het geschenk, legden de verschillende geschenken gereed, totdat Jozef `s middags kwam; want zij hadden van de huisverzorger gehoord, dat zij aldaar, in Jozefs paleis, brood eten zouden.Vers 25
25. En zij bereiden het geschenk, legden de verschillende geschenken gereed, totdat Jozef `s middags kwam; want zij hadden van de huisverzorger gehoord, dat zij aldaar, in Jozefs paleis, brood eten zouden.Vers 26
26. Als nu Jozef thuis gekomen was, zo brachten zij hem het geschenk, hetwelk in hun hand was, in het huis, in het vertrek, waarin hij zich begeven had, en zij a) bogen zich voor hem ter aarde.a)Genesis 37:10; Genesis 42:6
Vers 26
26. Als nu Jozef thuis gekomen was, zo brachten zij hem het geschenk, hetwelk in hun hand was, in het huis, in het vertrek, waarin hij zich begeven had, en zij a) bogen zich voor hem ter aarde.a)Genesis 37:10; Genesis 42:6
Vers 27
27. En hij vroeg hen naar hun welstand, 1) en zei: is het wel met uw vader, de oude 2) man, waarvan gij mij vertelde? Leeft hij nog? 1) In het Hebreeuws Shalom, vrede..2) Dit was geen onbetamelijke uitdrukking, maar Jozef noemt hem zo, omdat zijn broeders hem een grijsaard hebben genoemd..
Vers 27
27. En hij vroeg hen naar hun welstand, 1) en zei: is het wel met uw vader, de oude 2) man, waarvan gij mij vertelde? Leeft hij nog? 1) In het Hebreeuws Shalom, vrede..2) Dit was geen onbetamelijke uitdrukking, maar Jozef noemt hem zo, omdat zijn broeders hem een grijsaard hebben genoemd..
Vers 28
28. En zij zeiden: elk van zijn vragen nauwkeurig beantwoordende: Het is wel met uw knecht, onze vader; hij leeft nog; en, terwijl zij dit zeiden, neigden zij het hoofd en bogen zij zich neer.Vers 28
28. En zij zeiden: elk van zijn vragen nauwkeurig beantwoordende: Het is wel met uw knecht, onze vader; hij leeft nog; en, terwijl zij dit zeiden, neigden zij het hoofd en bogen zij zich neer.Vers 29
29. En hij hief zijn ogen op; hij zag rond, om hem uit de kring te zoeken naar wiens wederzien hij het meest verlangde, en hij zag Benjamin, zijn broeder, de zoon van zijn moeder en zei: Is dit uw kleinste, uw jongste broeder, a) waarvan gij mij vertelde? Daarna zei hij, als zij toestemmend geantwoord hadden: Mijn zoon! God zij u genadig!a) Genesis 42:13
Hoewel Benjamin toen niet jong meer was (Genesis 46:21), toch noemt Jozef hem: "mijn zoon", om daarmee al de tederheid van zijn ziel uit te drukken. Door de bijgevoegde zegenwens spreekt hij zich echter reeds meer uit, dan hij zich voorgesteld had. Het is daarom ook, dat hij zich haast, om in een andere kamer zijn gevoel lucht te geven..
Vers 29
29. En hij hief zijn ogen op; hij zag rond, om hem uit de kring te zoeken naar wiens wederzien hij het meest verlangde, en hij zag Benjamin, zijn broeder, de zoon van zijn moeder en zei: Is dit uw kleinste, uw jongste broeder, a) waarvan gij mij vertelde? Daarna zei hij, als zij toestemmend geantwoord hadden: Mijn zoon! God zij u genadig!a) Genesis 42:13
Hoewel Benjamin toen niet jong meer was (Genesis 46:21), toch noemt Jozef hem: "mijn zoon", om daarmee al de tederheid van zijn ziel uit te drukken. Door de bijgevoegde zegenwens spreekt hij zich echter reeds meer uit, dan hij zich voorgesteld had. Het is daarom ook, dat hij zich haast, om in een andere kamer zijn gevoel lucht te geven..
Vers 30
30. En Jozef haastte zich, om zich van zijn broeders te verwijderen; want zijn ingewand ontstak 1) jegens zijn broeder, zodat hij zijn tranen niet langer kon terughouden, en hij zocht naar een plaats om daar te wenen; en hij ging in een kamer a) en weende aldaar. 2)a) Genesis 45:2
1) Hebreeën "Werden warm", "werden ontroerd"
2) Dat Jozef zich naar een andere kamer begaf, om daar te wenen, kwam niet voort uit een zeker schaamtegevoel, maar omdat hij de tijd nog niet rijp achtte, om zich te openbaren..
Dit is bij Jozef niet alleen gemoedsaandoening geweest over het weerzien, hij heeft waarschijnlijk lang gevreesd, dat zijn broeders in haat jegens Rachels zonen ook Benjamin zouden verdorven hebben; daarom wenste hij deze te zien voor hij zich bekend maakte. Nu werd hij ontroerd, omdat hij zich verheugen mocht, dat deze misdaad tenminste niet gepleegd was, en hij een vreugdevol einde, een verzoening mocht verwachten..
Vers 30
30. En Jozef haastte zich, om zich van zijn broeders te verwijderen; want zijn ingewand ontstak 1) jegens zijn broeder, zodat hij zijn tranen niet langer kon terughouden, en hij zocht naar een plaats om daar te wenen; en hij ging in een kamer a) en weende aldaar. 2)a) Genesis 45:2
1) Hebreeën "Werden warm", "werden ontroerd"
2) Dat Jozef zich naar een andere kamer begaf, om daar te wenen, kwam niet voort uit een zeker schaamtegevoel, maar omdat hij de tijd nog niet rijp achtte, om zich te openbaren..
Dit is bij Jozef niet alleen gemoedsaandoening geweest over het weerzien, hij heeft waarschijnlijk lang gevreesd, dat zijn broeders in haat jegens Rachels zonen ook Benjamin zouden verdorven hebben; daarom wenste hij deze te zien voor hij zich bekend maakte. Nu werd hij ontroerd, omdat hij zich verheugen mocht, dat deze misdaad tenminste niet gepleegd was, en hij een vreugdevol einde, een verzoening mocht verwachten..
Vers 31
31. Daarna waste hij zijn gezicht, opdat niemand het zou opmerken, dat hij geweend had; en hij kwam uit, en bedwong zichzelf, en zei: Dien het brood, met de overige spijzen op. 1)1) Hoe trouw is ook hier de Schrift in de voorstelling van zaken. Jozef verkeert in een weemoedige stemming, maar om zich in een andere stemming te brengen, geeft hij bevel, om de spijzen op te zetten, om daarin afleiding te vinden.. 32. En zij richtten voor hem aan in het bijzonder, 1) omdat hij de hoogste bestuurder en medelid van de priesterkaste was, en voor hen in het bijzonder, en voor de Egyptenaren, de hovelingen, die met hem aten, in het bijzonder: want de Egyptenaars mogen geen brood eten met buitenlanders en het allerminst met de Hebreeën, omdat zulks de Egyptenaren een gruwel is, daar de Hebreeën dieren slachten en eten, die de Egyptenaars heilig zijn.
1) Hier wordt de gewoonte van de Egyptische priesterkaste geschetst. De reden van deze afzondering was daarin gelegen, dat, gelijk nu nog bij de Hindoes, de vreemdelingen en de lagere kasten dieren slachten en aten, die bij de Egyptenaars voor heilig gehouden werden. Zo zegt Herodotus: "De godin Isis wordt met koehoornen afgebeeld, en op die wijze vereren alle Egyptenaars de koeien meer dan de schapen. Daarom zou een Egyptenaar nooit een Griek op de mond kussen, of gebruik maken van zijn mes, of van zijn braadspit, of van zijn ketel, noch zou hij ooit proeven van het vlees van een zuivere koe, die met het mes van een Griek was afgehakt". Daarna deelt hij mee, hoe zij de ossen en al het vee zorgvuldig begroeven, en zelfs na de verrotting, de beenderen nog op een afzonderlijke plaats bijeenbrachten. In dat alles blijkt ons, hoezeer de Egyptenaars in blinde kortzichtigheid de natuur verafgoden, hoezeer zij van de levende, persoonlijke God waren afgeweken, en dieren vereerden, als de levende openbaring als de vleesgeworden (incarnatie) krachten van de natuur. Jozef kon zich veel van die aard als onverschillige gewoonte getroosten; maar niettemin zal ons ook later het groot gevaar blijken, waaraan de Israëlieten, midden onder de Egyptenaars levende, bloot stonden..
Vers 31
31. Daarna waste hij zijn gezicht, opdat niemand het zou opmerken, dat hij geweend had; en hij kwam uit, en bedwong zichzelf, en zei: Dien het brood, met de overige spijzen op. 1)1) Hoe trouw is ook hier de Schrift in de voorstelling van zaken. Jozef verkeert in een weemoedige stemming, maar om zich in een andere stemming te brengen, geeft hij bevel, om de spijzen op te zetten, om daarin afleiding te vinden.. 32. En zij richtten voor hem aan in het bijzonder, 1) omdat hij de hoogste bestuurder en medelid van de priesterkaste was, en voor hen in het bijzonder, en voor de Egyptenaren, de hovelingen, die met hem aten, in het bijzonder: want de Egyptenaars mogen geen brood eten met buitenlanders en het allerminst met de Hebreeën, omdat zulks de Egyptenaren een gruwel is, daar de Hebreeën dieren slachten en eten, die de Egyptenaars heilig zijn.
1) Hier wordt de gewoonte van de Egyptische priesterkaste geschetst. De reden van deze afzondering was daarin gelegen, dat, gelijk nu nog bij de Hindoes, de vreemdelingen en de lagere kasten dieren slachten en aten, die bij de Egyptenaars voor heilig gehouden werden. Zo zegt Herodotus: "De godin Isis wordt met koehoornen afgebeeld, en op die wijze vereren alle Egyptenaars de koeien meer dan de schapen. Daarom zou een Egyptenaar nooit een Griek op de mond kussen, of gebruik maken van zijn mes, of van zijn braadspit, of van zijn ketel, noch zou hij ooit proeven van het vlees van een zuivere koe, die met het mes van een Griek was afgehakt". Daarna deelt hij mee, hoe zij de ossen en al het vee zorgvuldig begroeven, en zelfs na de verrotting, de beenderen nog op een afzonderlijke plaats bijeenbrachten. In dat alles blijkt ons, hoezeer de Egyptenaars in blinde kortzichtigheid de natuur verafgoden, hoezeer zij van de levende, persoonlijke God waren afgeweken, en dieren vereerden, als de levende openbaring als de vleesgeworden (incarnatie) krachten van de natuur. Jozef kon zich veel van die aard als onverschillige gewoonte getroosten; maar niettemin zal ons ook later het groot gevaar blijken, waaraan de Israëlieten, midden onder de Egyptenaars levende, bloot stonden..
Vers 33
33. En zij zaten voor zijn aangezicht, zodat hij hen allen voor zijn ogen had, en hun gedrag nauwkeurig kon gadeslaan; zij waren geplaatst naar de opvolging van leeftijd, de eerstgeborene naar zijn eerstgeboorte, en de jongere naarzijn jonkheid; 1) hierover verwonderden zich de mannen onder elkaar, dat men hier zo in bijzonderheden, met hun familiezaken bekend was; toch vermoeden zij de samenhang niet.1) Hoewel Jozef op allerlei manier de herkenning nog tracht te verhinderen, toch geeft hij zich soms meer dan genoeg bloot. Voor een liefhebbend hart is veinzen zo moeilijk..
Vers 33
33. En zij zaten voor zijn aangezicht, zodat hij hen allen voor zijn ogen had, en hun gedrag nauwkeurig kon gadeslaan; zij waren geplaatst naar de opvolging van leeftijd, de eerstgeborene naar zijn eerstgeboorte, en de jongere naarzijn jonkheid; 1) hierover verwonderden zich de mannen onder elkaar, dat men hier zo in bijzonderheden, met hun familiezaken bekend was; toch vermoeden zij de samenhang niet.1) Hoewel Jozef op allerlei manier de herkenning nog tracht te verhinderen, toch geeft hij zich soms meer dan genoeg bloot. Voor een liefhebbend hart is veinzen zo moeilijk..
Vers 34
34. En hij gaf hun van de gerechten aan, die voor hem waren, om hun ere te geven voor de aanwezige Egyptenaren; maar Benjamins gerecht was, tot nog grotere onderscheiding, vijfmaal groter dan de gerechten van hen allen 1) en Jozef zag daarbij scherp toe of dit eveneens de nijd zou opwekken, zoals vroeger de veelkleurige rok (Genesis 37:3) hen geërgerd had. Daarvan bemerkte hij niets. Hun vreugde werd daardoor niet gestoord; want zij dronken en zij werden a) dronken met hem.1) De eervolle en vriendelijke behandeling deed hen spoedig alle zorg vergeten, zodat zij verheugd werden van de wijn.a) Haggai 1:6
1) Deze beproeving mag niet voorbijgezien worden. Jozef wil weten, of Benjamin een voorwerp van hun nijd worden kan tot zijn verderf, waartoe spoedig de gelegenheid zou aanbreken. "Die overvloed was een bijzonder eerbewijs. Die men bijzonder vereren wilde, gaf men bij de maaltijd de grootste en beste stukken (1 Samuel 9:23, Hom.Ilias 7:321). Bij de Spartanen verkreeg de koning eens zoveel (Herod. 6:57); bij de Kretenzers de Archont viermaal zoveel als anderen (Heraclid. polit. 3). Het getal vijf was de Egyptenaars bijzonder geliefd. (Genesis 1:34; Genesis 45:22; Genesis 47:2,Genesis 47:24; Isaiah 19:18 ). Het gebruik van dit getal is daaruit te verklaren, dat de Egyptenaars vijf planeten aannamen..
2) Dit wil niet zeggen, dat zij beneveld werden door de wijn, maar dat zij volkomen bevredigd werden, van alles genoeg verkregen..
Vers 34
34. En hij gaf hun van de gerechten aan, die voor hem waren, om hun ere te geven voor de aanwezige Egyptenaren; maar Benjamins gerecht was, tot nog grotere onderscheiding, vijfmaal groter dan de gerechten van hen allen 1) en Jozef zag daarbij scherp toe of dit eveneens de nijd zou opwekken, zoals vroeger de veelkleurige rok (Genesis 37:3) hen geërgerd had. Daarvan bemerkte hij niets. Hun vreugde werd daardoor niet gestoord; want zij dronken en zij werden a) dronken met hem.1) De eervolle en vriendelijke behandeling deed hen spoedig alle zorg vergeten, zodat zij verheugd werden van de wijn.a) Haggai 1:6
1) Deze beproeving mag niet voorbijgezien worden. Jozef wil weten, of Benjamin een voorwerp van hun nijd worden kan tot zijn verderf, waartoe spoedig de gelegenheid zou aanbreken. "Die overvloed was een bijzonder eerbewijs. Die men bijzonder vereren wilde, gaf men bij de maaltijd de grootste en beste stukken (1 Samuel 9:23, Hom.Ilias 7:321). Bij de Spartanen verkreeg de koning eens zoveel (Herod. 6:57); bij de Kretenzers de Archont viermaal zoveel als anderen (Heraclid. polit. 3). Het getal vijf was de Egyptenaars bijzonder geliefd. (Genesis 1:34; Genesis 45:22; Genesis 47:2,Genesis 47:24; Isaiah 19:18 ). Het gebruik van dit getal is daaruit te verklaren, dat de Egyptenaars vijf planeten aannamen..
2) Dit wil niet zeggen, dat zij beneveld werden door de wijn, maar dat zij volkomen bevredigd werden, van alles genoeg verkregen..