Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Genesis 43

Kingcomments op de hele BijbelKingcomments

Zoek naar…
Enter query below:

Verzen 1-14

De tweede reis naar Egypte


Jozef en Benjamin samen zijn een beeld van de Messias. In Jozef zien we de lijdende Knecht van de HEERE, verworpen en in deze tijd verheerlijkt. In Benjamin zien we de Messias Die spoedig in kracht en majesteit zal regeren (Gn 49:27), de Zoon van de rechterhand van de Vader (Gn 35:18). De orthodoxe Joden verwachten vandaag de Messias, maar alleen als Benjamin. De broers hebben Jozef verworpen, maar ze houden van Benjamin.

Het verschrikkelijkste is voor Jakob ook niet de hongersnood, maar dat hij Benjamin moet afgeven. Gedwongen door de hongersnood moeten Jakob en de broers nu toch Benjamin naar Jozef brengen, dat betekent Benjamin en Jozef met elkaar verenigen. Juda, die heeft aangezet tot de verwerping van Jozef (Gn 37:26-27), toont zich nu als degene die het belang van zijn vader en Benjamin zoekt. Er is een werk van herstel in hem en de broers gaande. Jakob geeft ten slotte toe. Eerst regelt hij weer van alles om “die man” gunstig te stemmen. Pas daarna geeft hij de zaak in handen van God, de Almachtige. Hier zien we weer even de oude Jakob.

Toch is er ook de herinnering aan de barmhartigheid van God, waarop hij wil vertrouwen. Daaraan kunnen we ons toevertrouwen in de weg die we moeten gaan; er is geen andere weg. Soms moeten we gedwongen worden om die barmhartigheid te ervaren. Jakob denkt alles te verliezen, maar hij krijgt alles terug en dat in rijkere mate dan hij het heeft verloren. Zo is Gods weg om ons te zegenen.

Verzen 1-14

De tweede reis naar Egypte


Jozef en Benjamin samen zijn een beeld van de Messias. In Jozef zien we de lijdende Knecht van de HEERE, verworpen en in deze tijd verheerlijkt. In Benjamin zien we de Messias Die spoedig in kracht en majesteit zal regeren (Gn 49:27), de Zoon van de rechterhand van de Vader (Gn 35:18). De orthodoxe Joden verwachten vandaag de Messias, maar alleen als Benjamin. De broers hebben Jozef verworpen, maar ze houden van Benjamin.

Het verschrikkelijkste is voor Jakob ook niet de hongersnood, maar dat hij Benjamin moet afgeven. Gedwongen door de hongersnood moeten Jakob en de broers nu toch Benjamin naar Jozef brengen, dat betekent Benjamin en Jozef met elkaar verenigen. Juda, die heeft aangezet tot de verwerping van Jozef (Gn 37:26-27), toont zich nu als degene die het belang van zijn vader en Benjamin zoekt. Er is een werk van herstel in hem en de broers gaande. Jakob geeft ten slotte toe. Eerst regelt hij weer van alles om “die man” gunstig te stemmen. Pas daarna geeft hij de zaak in handen van God, de Almachtige. Hier zien we weer even de oude Jakob.

Toch is er ook de herinnering aan de barmhartigheid van God, waarop hij wil vertrouwen. Daaraan kunnen we ons toevertrouwen in de weg die we moeten gaan; er is geen andere weg. Soms moeten we gedwongen worden om die barmhartigheid te ervaren. Jakob denkt alles te verliezen, maar hij krijgt alles terug en dat in rijkere mate dan hij het heeft verloren. Zo is Gods weg om ons te zegenen.

Verzen 15-23

Ontvangst in Egypte


Ze gaan op weg, met Benjamin. Maar er moet nog bewezen worden of ze alleen gaan vanwege de honger en daarom Benjamin meenemen, of dat er ook werkelijke zorg voor Benjamin is. Als Jozef ziet dat de broers Benjamin bij zich hebben, gaat zijn hart verder voor hen open. Hij wil dat ze bij hem in huis komen en met hem eten. Jozef verlangt ernaar de broers te zegenen, maar alle weldaden maken de broers alleen maar banger en achterdochtig. Ze vertrouwen het niet. Weer proberen ze hun geweten tot rust te brengen door allerlei verklaringen en verontschuldigingen te geven.

Dan horen ze uit de mond van de huisbestuurder van Jozef: “Vrede zij u, wees niet bevreesd. Uw God en de God van uw vader heeft u een schat in uw zakken gegeven.” Er is al betaald voor wat zij willen kopen, zonder dat zij ervan weten. Ze zijn op weg om te leren dat geen enkele eigen verdienste kan voorzien in de nood waarin ze zijn, maar dat in alles is voorzien door de genade van God. Die les moeten wij ook leren en we moeten ook nog wel eens op herhaling.

Verzen 15-23

Ontvangst in Egypte


Ze gaan op weg, met Benjamin. Maar er moet nog bewezen worden of ze alleen gaan vanwege de honger en daarom Benjamin meenemen, of dat er ook werkelijke zorg voor Benjamin is. Als Jozef ziet dat de broers Benjamin bij zich hebben, gaat zijn hart verder voor hen open. Hij wil dat ze bij hem in huis komen en met hem eten. Jozef verlangt ernaar de broers te zegenen, maar alle weldaden maken de broers alleen maar banger en achterdochtig. Ze vertrouwen het niet. Weer proberen ze hun geweten tot rust te brengen door allerlei verklaringen en verontschuldigingen te geven.

Dan horen ze uit de mond van de huisbestuurder van Jozef: “Vrede zij u, wees niet bevreesd. Uw God en de God van uw vader heeft u een schat in uw zakken gegeven.” Er is al betaald voor wat zij willen kopen, zonder dat zij ervan weten. Ze zijn op weg om te leren dat geen enkele eigen verdienste kan voorzien in de nood waarin ze zijn, maar dat in alles is voorzien door de genade van God. Die les moeten wij ook leren en we moeten ook nog wel eens op herhaling.

Verzen 24-34

Tweede ontmoeting met Jozef


Wanneer ze bij Jozef zijn aangekomen, buigen ze zich voor de tweede keer voor hem neer. Jozef vraagt niet naar hun geld, maar handelt naar zijn eigen hart. Hij verzorgt hen. De broers menen een geschenk mee te moeten brengen nu ze met de onderkoning zullen dineren. Jozef lijkt aan het geschenk echter geen enkele aandacht te besteden. Zo hoeven ook wij niet bij God te komen met geschenken als we menen Hem daardoor gunstig te moeten stemmen.

Jozef heeft gezegd: “Deze mannen zullen vanmiddag met mij eten” (Gn 43:16). Dit zomaar accepteren gaat te ver voor iemand die niet overtuigd is van zijn goedheid. Hetzelfde geldt vandaag nog voor ieder die uit valse nederigheid weigert in te gaan op het aanbod van de Heer Jezus: “Komt, want het is al gereed” (Lk 14:16-17).

Jozef is niet geïnteresseerd in hun geschenken, maar in henzelf. Hij vraagt naar hun welstand en hoe het met hun oude vader gaat. Met de vraag naar hun welstand had zijn vader hem meer dan twintig jaar geleden naar de broers gezonden (Gn 37:14). Hun antwoord is dat het goed met hem gaat. Maar is het wel waar? In hun antwoord vermelden ze niets van het verdriet van hun oude vader.

Als Jozef Benjamin ziet, moet hij opnieuw huilen. Hij zondert zich daarvoor af. Soms is het goed dat anderen onze tranen zien (Hd 20:19; 2Tm 1:4), maar soms is het ook goed dat anderen onze tranen niet zien (vgl. Jr 13:17; Lk 22:62). Hoe graag zou hij zich bekend hebben gemaakt! Maar het werk in de broers is nog niet klaar. Op dezelfde manier handelt de Heer Jezus met de vrouw aan de bron van Sichar in Johannes 4. Hij maakt Zichzelf ook niet direct aan haar bekend, maar pas nadat haar geweten in het licht is gekomen (Jh 4:25-26).

Jozef bedwingt zich. Hoewel hij zich nog niet bekendmaakt, laat hij door de regeling aan tafel zien dat hij hen en hun geschiedenis kent. Dit maakt opnieuw indruk op de broers, die uit deze handelwijze merken dat hun hooggeplaatste gastheer over bovennatuurlijke kennis bezit ten aanzien van hun familieverhoudingen. Ze kunnen elkaar er alleen maar verbijsterd over aankijken. Door Benjamin vijf keer meer te geven dan de broers test Jozef hun gezindheid tegenover Benjamin. Zullen ze jaloers worden of het hem gunnen?

Aan het slot van het hoofdstuk lezen we voor de eerste keer na alle treurigheid over vrolijkheid. De blijdschap van de broers is nog niet over Jozef zelf, maar alleen over wat ze van hem krijgen.

Verzen 24-34

Tweede ontmoeting met Jozef


Wanneer ze bij Jozef zijn aangekomen, buigen ze zich voor de tweede keer voor hem neer. Jozef vraagt niet naar hun geld, maar handelt naar zijn eigen hart. Hij verzorgt hen. De broers menen een geschenk mee te moeten brengen nu ze met de onderkoning zullen dineren. Jozef lijkt aan het geschenk echter geen enkele aandacht te besteden. Zo hoeven ook wij niet bij God te komen met geschenken als we menen Hem daardoor gunstig te moeten stemmen.

Jozef heeft gezegd: “Deze mannen zullen vanmiddag met mij eten” (Gn 43:16). Dit zomaar accepteren gaat te ver voor iemand die niet overtuigd is van zijn goedheid. Hetzelfde geldt vandaag nog voor ieder die uit valse nederigheid weigert in te gaan op het aanbod van de Heer Jezus: “Komt, want het is al gereed” (Lk 14:16-17).

Jozef is niet geïnteresseerd in hun geschenken, maar in henzelf. Hij vraagt naar hun welstand en hoe het met hun oude vader gaat. Met de vraag naar hun welstand had zijn vader hem meer dan twintig jaar geleden naar de broers gezonden (Gn 37:14). Hun antwoord is dat het goed met hem gaat. Maar is het wel waar? In hun antwoord vermelden ze niets van het verdriet van hun oude vader.

Als Jozef Benjamin ziet, moet hij opnieuw huilen. Hij zondert zich daarvoor af. Soms is het goed dat anderen onze tranen zien (Hd 20:19; 2Tm 1:4), maar soms is het ook goed dat anderen onze tranen niet zien (vgl. Jr 13:17; Lk 22:62). Hoe graag zou hij zich bekend hebben gemaakt! Maar het werk in de broers is nog niet klaar. Op dezelfde manier handelt de Heer Jezus met de vrouw aan de bron van Sichar in Johannes 4. Hij maakt Zichzelf ook niet direct aan haar bekend, maar pas nadat haar geweten in het licht is gekomen (Jh 4:25-26).

Jozef bedwingt zich. Hoewel hij zich nog niet bekendmaakt, laat hij door de regeling aan tafel zien dat hij hen en hun geschiedenis kent. Dit maakt opnieuw indruk op de broers, die uit deze handelwijze merken dat hun hooggeplaatste gastheer over bovennatuurlijke kennis bezit ten aanzien van hun familieverhoudingen. Ze kunnen elkaar er alleen maar verbijsterd over aankijken. Door Benjamin vijf keer meer te geven dan de broers test Jozef hun gezindheid tegenover Benjamin. Zullen ze jaloers worden of het hem gunnen?

Aan het slot van het hoofdstuk lezen we voor de eerste keer na alle treurigheid over vrolijkheid. De blijdschap van de broers is nog niet over Jozef zelf, maar alleen over wat ze van hem krijgen.

Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op Genesis 43". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/commentaries/dut/kng/genesis-43.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland. 2021.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile