Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
2 Koningen 14

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 KONINGEN 14

Dit hoofdstuk bevat de geschiedenis van de opvolging in de koninkrijken van Juda en van Israël.

I. In het koninkrijk van Juda hebben wij hier de gehele geschiedenis (zoveel er van als in dit boek vermeld is) van de regering van Amazia, zijn goed karakter, 2 Kings 14:1. De gerechtigheid, die hij oefende aan de moordenaars van zijn vader, 2 Kings 14:5, 2 Kings 14:6. Zijn overwinning over de Edomieten, 2 Kings 14:7. Zijn oorlog met Joas, en zijn nederlaag in die oorlog, 2 Kings 14:8. Zijn val ten laatste door een samenzwering, die tegen hem gesmeed werd, 2 Kings 14:17. En het begin van de regering van Azaria, 2 Kings 14:21, 2 Kings 14:22.

II. In het rijk van Israël, het einde van de regering van Joas, 2 Kings 14:15,2 Kings 14:16, en de gehele geschiedenis van Jerobeam, zijn zoon, de tweede van die naam, 2 Kings 14:23. Hoeveel grote mannen staan in een klein bestek in Gods boek!

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 KONINGEN 14

Dit hoofdstuk bevat de geschiedenis van de opvolging in de koninkrijken van Juda en van Israël.

I. In het koninkrijk van Juda hebben wij hier de gehele geschiedenis (zoveel er van als in dit boek vermeld is) van de regering van Amazia, zijn goed karakter, 2 Kings 14:1. De gerechtigheid, die hij oefende aan de moordenaars van zijn vader, 2 Kings 14:5, 2 Kings 14:6. Zijn overwinning over de Edomieten, 2 Kings 14:7. Zijn oorlog met Joas, en zijn nederlaag in die oorlog, 2 Kings 14:8. Zijn val ten laatste door een samenzwering, die tegen hem gesmeed werd, 2 Kings 14:17. En het begin van de regering van Azaria, 2 Kings 14:21, 2 Kings 14:22.

II. In het rijk van Israël, het einde van de regering van Joas, 2 Kings 14:15,2 Kings 14:16, en de gehele geschiedenis van Jerobeam, zijn zoon, de tweede van die naam, 2 Kings 14:23. Hoeveel grote mannen staan in een klein bestek in Gods boek!

Verzen 1-7

2 Koningen 14:1-7

Amazia is de koning, van wie wij hier een bericht hebben, hij was de zoon en opvolger van Joas. Laat ons hem beschouwen:

1. In de tempel, daar heeft hij, tot op zekere hoogte, wl gehandeld, zoals Joas, maar niet zoals David, 2 Kings 14:3, Hij begon goed, maar heeft niet volhard, Hij deed dat recht was in de ogen des Heeren, bezocht Gods altaren, gaf acht op Gods Woord, maar niet zoals zijn vader David. Het is niet genoeg om te doen wat onze vrome voorgangers gedaan hebben, enkel en alleen om de gewoonte aan te houden wij moeten het doen zoals zij het gedaan hebben, uit hetzelfde beginsel van geloof en Godsvrucht, en met dezelfde oprechtheid en trouw. Er wordt hier, evenals tevoren, nota van genomen, dat de hoogten niet werden weggenomen, 2 Kings 14:4. Het is moeilijk zich te ontdoen van die verdorvenheden, welke door langdurig gebruik als het ware recht van bestaan hebben verkregen.

2. Op de stoel van het gericht, en daar zien wij hem gerechtigheid oefenen aan de verraders en moordenaars van zijn vader, niet terstond nadat hij de troon had bestegen, want dan zou er allicht beroering door ontstaan zijn, hij heeft dit voorzichtig uitgesteld totdat het koninkrijk in zijn hand versterkt was, 2 Kings 14:5. Een oproerige partij trapsgewijze te verzwakken, als het niet veilig is haar te prikkelen of te verbitteren, blijkt dikwijls het beste middel om haar macht voor goed te vernietigen. Door langzaam te werk te gaan zal de gerechtigheid met zekerheid te werk gaan, en dikwijls handelt zij het wijst als zij niet terstond handelt. Hier is de wijsheid nuttig tot bestuur en leiding. Amazia deed dit:

a. Overeenkomstig de aloude wet dat: "Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden." Laat de verraders en moordenaars niet verwachten dat zij als andere mensen naar hun graf zullen gaan, laat hen "naar de kuil toevlieden en laat niemand hen vasthouden" Proverbs 28:17.

b. Onder de beperking van de wet. De kinderen van de doodslagers doodde hij niet omdat de wet van Mozes uitdrukkelijk bepaald had dat de kinderen niet voor de vaders gedood zullen worden, 2 Kings 14:6. Waarschijnlijk is hier nota van genomen, omdat hij personen in zijn omgeving had, die hem deze strengheid aanrieden, zowel in wraakoefening, omdat koningsmoord een buitengewone misdaad was als in staatkundig beleid, omdat de kinderen tegen hem konden samenspannen om de dood van hun vaderen te wreken. Maar tegenover die meningen stelde hij de uitdrukkelijke wet van God, Deuteronomy 24:16, waarnaar hij recht had te spreken, en waaraan hij besloten had zich te houden en op God te vertrouwen voor wat er de gevolgen van zijn konden. God bezoekt de ongerechtigheid van de vaderen aan de kinderen omdat ieder mens schuldig is voor Zijn aangezicht en tegenover Hem des doods schuldig is, zodat Hij geen onrecht doet wanneer Hij om de zonde van de vader een leven van hen eist, dat toch reeds verbeurd was. Maar aan aardse vorsten laat Hij niet toe dit te doen, voor hen zijn de kinderen onschuldig, en moeten dus niet lijden alsof zij schuldig waren.

3. Op het slagveld, en daar zien wij hem triomferen over de Edomieten, 2 Kings 14:7. De Edomieten vielen van onder het gebied van Juda af in de tijd van Joram, 2 Kings 8:22, nu voert hij oorlog tegen hen, om hen weer te onderwerpen, doodt tien duizend van hen, en neemt de hoofdstad in van Steenachtig Arabië, genaamd Sela, een rots, en gaf er een nieuwe naam aan. Een uitvoeriger bericht van deze krijgstocht vinden wij in 2 Chronicles 25:5 en verv.

Verzen 1-7

2 Koningen 14:1-7

Amazia is de koning, van wie wij hier een bericht hebben, hij was de zoon en opvolger van Joas. Laat ons hem beschouwen:

1. In de tempel, daar heeft hij, tot op zekere hoogte, wl gehandeld, zoals Joas, maar niet zoals David, 2 Kings 14:3, Hij begon goed, maar heeft niet volhard, Hij deed dat recht was in de ogen des Heeren, bezocht Gods altaren, gaf acht op Gods Woord, maar niet zoals zijn vader David. Het is niet genoeg om te doen wat onze vrome voorgangers gedaan hebben, enkel en alleen om de gewoonte aan te houden wij moeten het doen zoals zij het gedaan hebben, uit hetzelfde beginsel van geloof en Godsvrucht, en met dezelfde oprechtheid en trouw. Er wordt hier, evenals tevoren, nota van genomen, dat de hoogten niet werden weggenomen, 2 Kings 14:4. Het is moeilijk zich te ontdoen van die verdorvenheden, welke door langdurig gebruik als het ware recht van bestaan hebben verkregen.

2. Op de stoel van het gericht, en daar zien wij hem gerechtigheid oefenen aan de verraders en moordenaars van zijn vader, niet terstond nadat hij de troon had bestegen, want dan zou er allicht beroering door ontstaan zijn, hij heeft dit voorzichtig uitgesteld totdat het koninkrijk in zijn hand versterkt was, 2 Kings 14:5. Een oproerige partij trapsgewijze te verzwakken, als het niet veilig is haar te prikkelen of te verbitteren, blijkt dikwijls het beste middel om haar macht voor goed te vernietigen. Door langzaam te werk te gaan zal de gerechtigheid met zekerheid te werk gaan, en dikwijls handelt zij het wijst als zij niet terstond handelt. Hier is de wijsheid nuttig tot bestuur en leiding. Amazia deed dit:

a. Overeenkomstig de aloude wet dat: "Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden." Laat de verraders en moordenaars niet verwachten dat zij als andere mensen naar hun graf zullen gaan, laat hen "naar de kuil toevlieden en laat niemand hen vasthouden" Proverbs 28:17.

b. Onder de beperking van de wet. De kinderen van de doodslagers doodde hij niet omdat de wet van Mozes uitdrukkelijk bepaald had dat de kinderen niet voor de vaders gedood zullen worden, 2 Kings 14:6. Waarschijnlijk is hier nota van genomen, omdat hij personen in zijn omgeving had, die hem deze strengheid aanrieden, zowel in wraakoefening, omdat koningsmoord een buitengewone misdaad was als in staatkundig beleid, omdat de kinderen tegen hem konden samenspannen om de dood van hun vaderen te wreken. Maar tegenover die meningen stelde hij de uitdrukkelijke wet van God, Deuteronomy 24:16, waarnaar hij recht had te spreken, en waaraan hij besloten had zich te houden en op God te vertrouwen voor wat er de gevolgen van zijn konden. God bezoekt de ongerechtigheid van de vaderen aan de kinderen omdat ieder mens schuldig is voor Zijn aangezicht en tegenover Hem des doods schuldig is, zodat Hij geen onrecht doet wanneer Hij om de zonde van de vader een leven van hen eist, dat toch reeds verbeurd was. Maar aan aardse vorsten laat Hij niet toe dit te doen, voor hen zijn de kinderen onschuldig, en moeten dus niet lijden alsof zij schuldig waren.

3. Op het slagveld, en daar zien wij hem triomferen over de Edomieten, 2 Kings 14:7. De Edomieten vielen van onder het gebied van Juda af in de tijd van Joram, 2 Kings 8:22, nu voert hij oorlog tegen hen, om hen weer te onderwerpen, doodt tien duizend van hen, en neemt de hoofdstad in van Steenachtig Arabië, genaamd Sela, een rots, en gaf er een nieuwe naam aan. Een uitvoeriger bericht van deze krijgstocht vinden wij in 2 Chronicles 25:5 en verv.

Verzen 8-14

2 Koningen 14:8-14

Na de verdeling van het rijk heeft Juda gedurende verschillende opvolgingen veel geleden van de vijandschap van Israël. Na Asa's tijd heeft het onder verscheidene opvolgingen nog meer geleden van de vriendschap van Israël evenals door de verbintenis en de verwantschap met hen. Nu zien wij hen weer in vijandschap tegenover elkaar, nadat zij gedurende enige eeuwen in vriendschappelijke verhouding tot elkaar stonden.

I. Zonder enigerlei aanleiding, en zonder een reden voor de twist op te geven, daagt Amazia Joas uit om met hem te strijden, 2 Kings 14:8. "Kom, laat ons elkanders aangezicht zien, laat ons onze krachten meten in het strijdperk." Had hij hem tot een persoonlijk tweegevecht uitgedaagd, de dwaling zou hem alleen gegolden hebben, maar neen, zij moeten beide hun gehele strijdmacht te velde brengen, en van beide zijden moeten duizenden levens opgeofferd worden aan zijn gril. Hierin toonde hij zich hoogmoedig, vermetel en kwistig in bloedvergieten. Sommigen denken dat hij bedoelde het kwaad te wreken, dat de ontevreden, afgedankte Israëlieten onlangs bij hun terugkeer in zijn land hadden aangericht, 2 Chronicles 25:13, en dat hij ijdel genoeg was om te denken dat hij het rijk van Israël ten onder zou kunnen brengen, om het dan weer met Juda te verenigen. De lippen van de zot komen in twist, en zijn mond roept naar slagen. Aan hen, die uitdagen, kan het begin van het krakeel ten. laste gelegd worden, hetwelk is gelijk een, die het water opening geeft. Hij, die zo belust is op strijd of op het voeren van processen, kan er spoedig genoeg van hebben, en de eerste wezen om er berouw van te hebben.

II. Joas zond hem een ernstige bestraffing voor zijn uitdaging, met de raad om haar in te trekken, 2 Kings 14:9, 2 Kings 14:10.

1. Hij vernedert zijn hoogmoed door zichzelf te vergelijken bij een ceder, een statige boom, en Amazia bij een distel, een armzalig onkruid, hem zeggend dat hij, wel verre van hem te vrezen, hem verachtte, en het evenzeer beneden zich achtte om iets met hem te doen te hebben of een verbintenis aan te gaan, als de ceder om zijn dochter aan een distel te huwen. Het aloude huis van David acht hij niet waardig om op een dag met het huis van Jehu genoemd te worden, al was dit ook pas van gisteren. Hoe kan een nederig man glimlachen, als hij hoort hoe twee trotse, minachtende mannen hun vernuft te werk stellen om elkaar te onderschatten en te verlagen!

2. Hij voorzegt zijn val, het gedierte van het veld vertrad de distel, en maakte aldus een einde aan de onderhandeling met de ceder, zo gemakkelijk denkt Joas Amazia te kunnen verpletteren, en zo weinig instaat acht hij hem om weerstand te bieden.

3. Hij toont hem de dwaasheid van zijn uitdaging: "Gij hebt de Edomieten een zwak, ongewapend, ongedisciplineerd volk, dapper geslagen, en daarom denkt gij nu iedereen te kunnen overwinnen, het geregelde leger van Israël even gemakkelijk ten onder te kunnen brengen, uw hart heeft u verheven." Zie waar de wortel is van alle zonde, hij is in het hart, daaruit vloeit zij voort, en dat moet de schuld er van dragen. Het is niet de voorzienigheid Gods, niet de gebeurtenis, niet de gelegenheid, waarin die ook moge bestaan, die de mensen hoogmoedig, of vleselijk gerust, of ontevreden maakt, het is hun eigen hart, dat het doet. "Gij zijt trots op de slag, die gij Edom hebt toegebracht, alsof gij nu voor geheel het mensdom geducht zijt geworden." Diegenen misleiden zichzelf, die hun eigen daden vergroten en omdat zij met een kleine voorspoed gezegend werden en een weinigje roem hebben behaald, zich nu tot alles instaat en bekwaam achten.

4. Hij raadt hem aan om tevreden te wezen met de roem, die hij verkregen had, en die niet in de waagschaal te stellen door te haken naar hetgeen buiten zijn bereik is. "Waarom zoudt gij u in het kwade mengen, zoals dwazen, die zich in twist willen mengen", Proverbs 20:3. Velen zouden genoeg eer en rijkdom gehad hebben, indien zij slechts hadden geweten wanneer zij genoeg hadden. Hij waarschuwt hem voor de gevolgen, die niet alleen voor hemzelf noodlottig zullen zijn, maar ook voor zijn rijk dat hij behoort te beschermen.

III. Amazia blijft bij zijn besluit, en de uitkomst was slecht. Hij zou beter hebben gedaan met thuis te blijven, want Joas heeft hem zo in het aangezicht gezien, dat hij hem beschaamd maakte, uitdagers blijken gewoonlijk aan de verliezende kant te staan.

1. Zijn leger werd verslagen en verstrooid, 2 Kings 14:12. Josefus zegt: "Toen zij de slag zouden beginnen, werden zij door zulk een angst en schrik bevangen, dat zij het zwaard niet konden trekken, en iedereen zich trachtte te redden door de vlucht."

2. Hijzelf werd gevangen genomen door de koning van Israël, en toen had hij er genoeg van om zijn aangezicht te zien. Amazia's stamboom wordt hier ietwat plotseling vermeld de zoon van Joas, de zoon van Ahazia, misschien wel omdat hij zich verhovaardigd had op de eer en waardigheid van zijn voorouders, of omdat hij nu boette voor hun ongerechtigheid.

3. De overwinnaar kwam te Jeruzalem, dat hem gedwee de poorten opende, en toch brak hij hun muur af en, zoals Josefus zegt, reed in triomf in zijn wagen door de bres, tot versmaadheid van hen, en teneinde, als het hem behaagde, bezit te nemen van de koninklijke stad.

4. Hij plunderde Jeruzalem, nam alles weg, dat van waarde was, en keerde met buit beladen terug naar Samaria, 2 Kings 14:14. Van Joas werd gezegd, dat hij deed dat kwaad was in de ogen des Heeren, en van Amazia, dat hij deed wat recht was, en toch triomfeert Joas aldus over Amazia, en waarom? Omdat God in Amazia's lot wilde tonen dat Hij de hovaardigen weerstaat, of omdat-wat zij overigens ook waren-Joas zich onlangs eerbiedig had betoond jegens een van Gods profeten, 2 Kings 13:14, en Amazia beledigend jegens een andere, 2 Chronicles 25:16, en God eren wil, die Hem en Zijn profeten eren, maar dat zij, die hen verachten, en Hem, in hen licht geacht zullen worden.

Verzen 8-14

2 Koningen 14:8-14

Na de verdeling van het rijk heeft Juda gedurende verschillende opvolgingen veel geleden van de vijandschap van Israël. Na Asa's tijd heeft het onder verscheidene opvolgingen nog meer geleden van de vriendschap van Israël evenals door de verbintenis en de verwantschap met hen. Nu zien wij hen weer in vijandschap tegenover elkaar, nadat zij gedurende enige eeuwen in vriendschappelijke verhouding tot elkaar stonden.

I. Zonder enigerlei aanleiding, en zonder een reden voor de twist op te geven, daagt Amazia Joas uit om met hem te strijden, 2 Kings 14:8. "Kom, laat ons elkanders aangezicht zien, laat ons onze krachten meten in het strijdperk." Had hij hem tot een persoonlijk tweegevecht uitgedaagd, de dwaling zou hem alleen gegolden hebben, maar neen, zij moeten beide hun gehele strijdmacht te velde brengen, en van beide zijden moeten duizenden levens opgeofferd worden aan zijn gril. Hierin toonde hij zich hoogmoedig, vermetel en kwistig in bloedvergieten. Sommigen denken dat hij bedoelde het kwaad te wreken, dat de ontevreden, afgedankte Israëlieten onlangs bij hun terugkeer in zijn land hadden aangericht, 2 Chronicles 25:13, en dat hij ijdel genoeg was om te denken dat hij het rijk van Israël ten onder zou kunnen brengen, om het dan weer met Juda te verenigen. De lippen van de zot komen in twist, en zijn mond roept naar slagen. Aan hen, die uitdagen, kan het begin van het krakeel ten. laste gelegd worden, hetwelk is gelijk een, die het water opening geeft. Hij, die zo belust is op strijd of op het voeren van processen, kan er spoedig genoeg van hebben, en de eerste wezen om er berouw van te hebben.

II. Joas zond hem een ernstige bestraffing voor zijn uitdaging, met de raad om haar in te trekken, 2 Kings 14:9, 2 Kings 14:10.

1. Hij vernedert zijn hoogmoed door zichzelf te vergelijken bij een ceder, een statige boom, en Amazia bij een distel, een armzalig onkruid, hem zeggend dat hij, wel verre van hem te vrezen, hem verachtte, en het evenzeer beneden zich achtte om iets met hem te doen te hebben of een verbintenis aan te gaan, als de ceder om zijn dochter aan een distel te huwen. Het aloude huis van David acht hij niet waardig om op een dag met het huis van Jehu genoemd te worden, al was dit ook pas van gisteren. Hoe kan een nederig man glimlachen, als hij hoort hoe twee trotse, minachtende mannen hun vernuft te werk stellen om elkaar te onderschatten en te verlagen!

2. Hij voorzegt zijn val, het gedierte van het veld vertrad de distel, en maakte aldus een einde aan de onderhandeling met de ceder, zo gemakkelijk denkt Joas Amazia te kunnen verpletteren, en zo weinig instaat acht hij hem om weerstand te bieden.

3. Hij toont hem de dwaasheid van zijn uitdaging: "Gij hebt de Edomieten een zwak, ongewapend, ongedisciplineerd volk, dapper geslagen, en daarom denkt gij nu iedereen te kunnen overwinnen, het geregelde leger van Israël even gemakkelijk ten onder te kunnen brengen, uw hart heeft u verheven." Zie waar de wortel is van alle zonde, hij is in het hart, daaruit vloeit zij voort, en dat moet de schuld er van dragen. Het is niet de voorzienigheid Gods, niet de gebeurtenis, niet de gelegenheid, waarin die ook moge bestaan, die de mensen hoogmoedig, of vleselijk gerust, of ontevreden maakt, het is hun eigen hart, dat het doet. "Gij zijt trots op de slag, die gij Edom hebt toegebracht, alsof gij nu voor geheel het mensdom geducht zijt geworden." Diegenen misleiden zichzelf, die hun eigen daden vergroten en omdat zij met een kleine voorspoed gezegend werden en een weinigje roem hebben behaald, zich nu tot alles instaat en bekwaam achten.

4. Hij raadt hem aan om tevreden te wezen met de roem, die hij verkregen had, en die niet in de waagschaal te stellen door te haken naar hetgeen buiten zijn bereik is. "Waarom zoudt gij u in het kwade mengen, zoals dwazen, die zich in twist willen mengen", Proverbs 20:3. Velen zouden genoeg eer en rijkdom gehad hebben, indien zij slechts hadden geweten wanneer zij genoeg hadden. Hij waarschuwt hem voor de gevolgen, die niet alleen voor hemzelf noodlottig zullen zijn, maar ook voor zijn rijk dat hij behoort te beschermen.

III. Amazia blijft bij zijn besluit, en de uitkomst was slecht. Hij zou beter hebben gedaan met thuis te blijven, want Joas heeft hem zo in het aangezicht gezien, dat hij hem beschaamd maakte, uitdagers blijken gewoonlijk aan de verliezende kant te staan.

1. Zijn leger werd verslagen en verstrooid, 2 Kings 14:12. Josefus zegt: "Toen zij de slag zouden beginnen, werden zij door zulk een angst en schrik bevangen, dat zij het zwaard niet konden trekken, en iedereen zich trachtte te redden door de vlucht."

2. Hijzelf werd gevangen genomen door de koning van Israël, en toen had hij er genoeg van om zijn aangezicht te zien. Amazia's stamboom wordt hier ietwat plotseling vermeld de zoon van Joas, de zoon van Ahazia, misschien wel omdat hij zich verhovaardigd had op de eer en waardigheid van zijn voorouders, of omdat hij nu boette voor hun ongerechtigheid.

3. De overwinnaar kwam te Jeruzalem, dat hem gedwee de poorten opende, en toch brak hij hun muur af en, zoals Josefus zegt, reed in triomf in zijn wagen door de bres, tot versmaadheid van hen, en teneinde, als het hem behaagde, bezit te nemen van de koninklijke stad.

4. Hij plunderde Jeruzalem, nam alles weg, dat van waarde was, en keerde met buit beladen terug naar Samaria, 2 Kings 14:14. Van Joas werd gezegd, dat hij deed dat kwaad was in de ogen des Heeren, en van Amazia, dat hij deed wat recht was, en toch triomfeert Joas aldus over Amazia, en waarom? Omdat God in Amazia's lot wilde tonen dat Hij de hovaardigen weerstaat, of omdat-wat zij overigens ook waren-Joas zich onlangs eerbiedig had betoond jegens een van Gods profeten, 2 Kings 13:14, en Amazia beledigend jegens een andere, 2 Chronicles 25:16, en God eren wil, die Hem en Zijn profeten eren, maar dat zij, die hen verachten, en Hem, in hen licht geacht zullen worden.

Verzen 15-22

2 Koningen 14:15-22

In deze weinige verzen vinden wij het bericht, dat drie koningen ten grave gebracht worden.

1. Joas, koning van Israël, 2 Kings 14:15, 2 Kings 14:16. Wij hebben tevoren al gelezen van zijn begrafenis 2 Kings 13:12, 2 Kings 13:13. Maar omdat de geschiedschrijver nog een verder bericht had te geven van zijn leven en zijn daden, maakt hij hier nogmaals melding van zijn dood en begrafenis.

2. Amazia, koning van Juda, vijftien jaren heeft hij zijn overwinnaar, de koning van Israël, nog overleefd, 2 Kings 14:17. Een man kan nog lang leven, nadat hij te schande is gemaakt, kan diep vernederd zijn (zoals Amazia ongetwijfeld geweest is), en er toch niet van sterven. Zijn daden worden gezegd geschreven te zijn in zijn annalen, 2 Kings 14:18, maar niet zijn macht, want zijn wreedheid toen hij de Edomieten tenonder had gebracht, en zijn trotsheid toen hij de koning Israëls uitdaagde, toonden dat hij ontbloot was van ware moed. Hij werd gedood door zijn eigen onderdanen, die hem haatten wegens zijn wanbestuur, 2 Kings 14:19, en omdat hij Jeruzalem onaangenaam voor hen had gemaakt daar de smadelijke bres in hun muur aan zijn dwaasheid en vermetelheid te danken was. Hij vluchtte naar Lachis. Hoelang hij daar verborgen of beschut was, wordt ons niet gezegd maar eindelijk werd hij er vermoord, 2 Kings 14:19. De woede van de rebellen ging niet verder, want zij brachten hem op een wagen naar Jeruzalem en hebben er hem begraven bij zijn vaderen.

3. Azaria volgde zijn vader op, maar niet voor twaalf jaren na de dood van zijn vader, want Amazia stierf in het vijftiende jaar van Jerobeam, zoals blijkt uit de vergelijking van 2 Kings 14:23 met 2 Kings 14:2, maar Azaria begon zijn regering niet voor het zeven en twintigste jaar van Jerobeam, 2 Kings 15:1, want bij de dood van zijns vader was hij nog maar vier jaar oud, zodat gedurende de twaalf jaren voor hij zestien jaar was, de regering in handen was van beschermers. Hij regeerde zeer lang, 2 Kings 15:2, en toch wordt het bericht van zijn regering snel afgehandeld en plotseling afgebroken, 2 Kings 14:22. Hij bouwde Elath, dat aan de Edomieten had behoord, maar waarschijnlijk door zijn vader hernomen was, 2 Kings 14:17, nadat de koning met zijn vaderen ontslapen was, alsof dat, van alles wat hij gedaan heeft, het enige was, van de moeite waard om vermeld te worden, of liever, het wordt gezegd van koning Amazia, hij bouwde het, en spoedig daarna stierf Amazia.

Verzen 15-22

2 Koningen 14:15-22

In deze weinige verzen vinden wij het bericht, dat drie koningen ten grave gebracht worden.

1. Joas, koning van Israël, 2 Kings 14:15, 2 Kings 14:16. Wij hebben tevoren al gelezen van zijn begrafenis 2 Kings 13:12, 2 Kings 13:13. Maar omdat de geschiedschrijver nog een verder bericht had te geven van zijn leven en zijn daden, maakt hij hier nogmaals melding van zijn dood en begrafenis.

2. Amazia, koning van Juda, vijftien jaren heeft hij zijn overwinnaar, de koning van Israël, nog overleefd, 2 Kings 14:17. Een man kan nog lang leven, nadat hij te schande is gemaakt, kan diep vernederd zijn (zoals Amazia ongetwijfeld geweest is), en er toch niet van sterven. Zijn daden worden gezegd geschreven te zijn in zijn annalen, 2 Kings 14:18, maar niet zijn macht, want zijn wreedheid toen hij de Edomieten tenonder had gebracht, en zijn trotsheid toen hij de koning Israëls uitdaagde, toonden dat hij ontbloot was van ware moed. Hij werd gedood door zijn eigen onderdanen, die hem haatten wegens zijn wanbestuur, 2 Kings 14:19, en omdat hij Jeruzalem onaangenaam voor hen had gemaakt daar de smadelijke bres in hun muur aan zijn dwaasheid en vermetelheid te danken was. Hij vluchtte naar Lachis. Hoelang hij daar verborgen of beschut was, wordt ons niet gezegd maar eindelijk werd hij er vermoord, 2 Kings 14:19. De woede van de rebellen ging niet verder, want zij brachten hem op een wagen naar Jeruzalem en hebben er hem begraven bij zijn vaderen.

3. Azaria volgde zijn vader op, maar niet voor twaalf jaren na de dood van zijn vader, want Amazia stierf in het vijftiende jaar van Jerobeam, zoals blijkt uit de vergelijking van 2 Kings 14:23 met 2 Kings 14:2, maar Azaria begon zijn regering niet voor het zeven en twintigste jaar van Jerobeam, 2 Kings 15:1, want bij de dood van zijns vader was hij nog maar vier jaar oud, zodat gedurende de twaalf jaren voor hij zestien jaar was, de regering in handen was van beschermers. Hij regeerde zeer lang, 2 Kings 15:2, en toch wordt het bericht van zijn regering snel afgehandeld en plotseling afgebroken, 2 Kings 14:22. Hij bouwde Elath, dat aan de Edomieten had behoord, maar waarschijnlijk door zijn vader hernomen was, 2 Kings 14:17, nadat de koning met zijn vaderen ontslapen was, alsof dat, van alles wat hij gedaan heeft, het enige was, van de moeite waard om vermeld te worden, of liever, het wordt gezegd van koning Amazia, hij bouwde het, en spoedig daarna stierf Amazia.

Verzen 23-29

2 Koningen 14:23-29

Hier is een bericht van de regering van Jerobeam II. Ik vrees dat het een aanduiding is van de genegenheid, die het huis van Jehu koesterde voor de zonden van Jerobeam de zoon van Nebat, die Israël zondigen deed, dat zij een vermoedelijke erfgenaam van de kroon naar zijn naam hebben genoemd, die naam eervol achtende, die in het boek Gods als eerloos is gebrandmerkt.

I. Zijn regering was lang, de langste van al de koningen Israëls, hij regeerde een en veertig jaren, maar zijn tijdgenoot Azaria, de koning van Juda, regeerde nog langer, namelijk twee en vijftig jaren. Deze Jerobeam regeerde even lang als Asa, 1 Kings 15:10 en toch deed de een wat goed en de ander wat kwaad was. Wij kunnen het karakter van de mensen niet afmeten naar de lengte van hun leven of naar hun uitwendige voorspoed, enerlei wedervaart de rechtvaardige en de goddeloze.

II. Zijn karakter was gelijk aan dat van de overigen van deze koningen, hij deed wat kwaad was, 2 Kings 14:24 want hij week niet af van alle zonden van Jerobeam, hij handhaafde de aanbidding van de kalveren, en liet daarvan niet af denkende dat daar geen kwaad in was, omdat: het de wijze van doen was van al zijn voorouders en voorgangers, maar een zonde is er niet minder kwaad om in Gods ogen-wat zij ook in onze ogen moge zijn-omdat zij van oudsher gepleegd werd, en het is een beuzelachtige reden tegen goeddoen, dat wij gewoon zijn geweest kwaad te doen.

III. Toch was hij meer voorspoedig dan de meesten onder hen, want hoewel hij in dat opzicht deed dat kwaad was in de ogen des Heeren, zal er waarschijnlijk in andere opzichten iets goeds in hem geweest zijn, en daarom heeft God zich aan hem betuigd:

1. Door profetie. Hij verwekte Jona, de zoon van Amitthai, een Galileër (zozeer vergisten zij zich, die zeiden dat in "Galilea geen profeet is opgestaan," John 7:5 en door hem gaf Hij Zijn voornemens van gunst over Israël te kennen in weerwil van hun tergingen. Hij moedigde hem en zijn rijk aan om de wapens op te vatten tot herovering van hun aloude bezittingen, en (hetgeen niet weinig bijdroeg tot hun voorspoed) verzekerde hun van de overwinning. Het is een teken, dat God Zijn volk niet verstoten heeft, als Hij getrouwe leraren onder hen laat blijven, toen Elisa, die de handen van Joas had gesterkt, was heengegaan, werd Jona gezonden, om zijn zoon te bemoedigen. Gelukkig het land, dat een opvolging heeft van profeten, die gelijklopend is met de opvolging van vorsten, opdat het woord des Heeren besta tot in eeuwigheid. Van deze Jona lezen wij veel in het kleine boek van de Schrift, dat zijn naam draagt. Waarschijnlijk was het, toen hij een jonge man was, geschikt voor zo'n expeditie, dat God hem naar Ninev zond en dat het was, toen hij nog slechts weinig bekend was met de gezichten Gods, dat hij wegvluchtte en zich verbitterde, zoals hij gedaan heeft. Indien dit zo is, dan is het een ontwijfelbaar bewijs van de vergeving van zijn fouten en dwaasheden, dat hij later gebruikt werd als een boodschapper van de genade bij Israël. Een opdracht staat gelijk met een vergeving, en hij, die zelf genade heeft gevonden in weerwil van zijn tergingen, kon zoveel te beter hen aanmoedigen om op genade te hopen in weerwil van de hunne. Sommigen, die in het begin dwaas en driftig waren en hun werk zeer lomp en onhandig gedaan hebben, bleken later toch zeer nuttig en voortreffelijk te zijn, de mensen moeten om iedere fout niet dadelijk weggeworpen worden.

2. Door Zijn voorzienigheid, de uitkomst was naar het woord des Heeren, zijn wapens waren voorspoedig, hij bracht weer de landpale Israëls, heroverde de grenssteden en landstreken, die lagen van Hamath in het noorden tot aan de zee van het vlakke veld, dat is de zee van Sodom in het zuiden, van welke alle de Syriërs zich meester hadden gemaakt, 2 Kings 14:25. Er worden hier twee redenen gegeven, waarom God hen met deze overwinningen gezegend heeft.

a. Omdat de ellende zeer bitter was en dat maakte hen tot voorwerpen van Zijn mededogen, 2 Kings 14:26. Hij zag generlei teken van hun berouw en reformatie, maar Hij zag dat de ellende van Israël zeer bitter was. Zij, die woonden in de landstreken, waarvan de vijand zich meester had gemaakt, werden ellendig verdrukt en geknecht, zij konden niets het hunne noemen. De overigen waren, naar wij kunnen veronderstellen, zeer verarmd door de herhaalde invallen van de vijanden om hen te plunderen en te beroven, en voortdurend verschrikt door hun bedreigingen, zodat er geen opgeslotenen noch verlatenen waren, stad en land werden verwoest, beroofd van hun rijkdom, en er was geen helper. In veel streken van het land waren zij in het begin van Jerobeams regering tot dit uiterste gebracht, toen God in ontferming over hen hoorde het geroep van hun benauwdheid, (want er wordt hier geen melding gemaakt van de stem van hun gebed) en bracht verlossing voor hen door de hand van Jerobeam. Laat hen, die zich in rampzalige toestand bevinden zich vertroosten met de ontferming Gods, wij lezen van Gods ingewanden van de barmhartigheid, Isaiah 63:15, Jeremiah 31:20, en dat Hij barmhartig en genadig is, Psalms 86:15..

b. Omdat het raadsbesluit nog niet was uitgegaan voor hun algeheel verderf. Hij had nog niet gesproken dat Hij de naam Israëls verdelgen zou, 2 Kings 14:27, en omdat Hij het niet gesproken heeft, zal Hij het niet doen. Indien dit verstaan wordt van de verstrooiing van de tien stammen, dan heeft Hij het gezegd, en niet lang daarna gedaan (uitstel van straf is nog geen kwijtschelding) indien van de volstrekte uitdelging van de naam Israël, dan heeft Hij dit nooit gezegd, en zal Hij het ook nooit zeggen, want die naam blijft nog onder de hemel in het Evangelie-Israël, en zal blijven tot aan het einde der tijden, en omdat zij voor het ogenblik die naam droegen, die deze blijvende eer zal hebben, bewees Hij hun deze gunst, zowel als om der wille van de aloude eer diens naams, 2 Kings 13:23.

Eindelijk. Hier is het einde van Jerobeams regering, wij lezen in 2 Kings 14:28 van zijn macht en hoe hij gekrijgd heeft, maar in 2 Kings 14:29, dat hij ontsliep met zijn vaderen, want ook de machtigste moet buigen voor de dood en kan aan die strijd niet ontkomen.

Er zijn in Israël vele profeten geweest, een gestadige opvolging van hen door alle eeuwen, maar geen van hun heeft zijn profetieën in geschrifte gelaten, totdat die van deze tijd het begonnen te doen, en hun profetieën maken deel uit van de canon van de Schrift. Het was onder de regering van deze Jerobeam, dat Hosea (die gedurende lange tijd geprofeteerd heeft) begon te profeteren, en hij was de eerste, die zijn profetieën geschreven heeft, daarom wordt het woord des Heeren door hem het begin van het woord des Heeren genoemd, Hosea 1:2. Toen begon dat deel van het woord des Heeren geschreven te worden, en in die tijd profeteerde Amos, en schreef zijn profetie, spoedig daarna Micha en toen Jesaja in de dagen van Achaz en Hizkia. Zo heeft God zich nooit zonder getuigen gelaten, maar heeft Hij ook in de donkerste en meest ontaarde tijden van de kerk sommigen verwekt om er brandende en lichtende kaarsen in te zijn, voor hun eigen tijd door hun prediking en hun leven, en enkelen om door hun geschriften licht te doen afstralen op ons, op wie de einden van de eeuwen gekomen zijn.

Verzen 23-29

2 Koningen 14:23-29

Hier is een bericht van de regering van Jerobeam II. Ik vrees dat het een aanduiding is van de genegenheid, die het huis van Jehu koesterde voor de zonden van Jerobeam de zoon van Nebat, die Israël zondigen deed, dat zij een vermoedelijke erfgenaam van de kroon naar zijn naam hebben genoemd, die naam eervol achtende, die in het boek Gods als eerloos is gebrandmerkt.

I. Zijn regering was lang, de langste van al de koningen Israëls, hij regeerde een en veertig jaren, maar zijn tijdgenoot Azaria, de koning van Juda, regeerde nog langer, namelijk twee en vijftig jaren. Deze Jerobeam regeerde even lang als Asa, 1 Kings 15:10 en toch deed de een wat goed en de ander wat kwaad was. Wij kunnen het karakter van de mensen niet afmeten naar de lengte van hun leven of naar hun uitwendige voorspoed, enerlei wedervaart de rechtvaardige en de goddeloze.

II. Zijn karakter was gelijk aan dat van de overigen van deze koningen, hij deed wat kwaad was, 2 Kings 14:24 want hij week niet af van alle zonden van Jerobeam, hij handhaafde de aanbidding van de kalveren, en liet daarvan niet af denkende dat daar geen kwaad in was, omdat: het de wijze van doen was van al zijn voorouders en voorgangers, maar een zonde is er niet minder kwaad om in Gods ogen-wat zij ook in onze ogen moge zijn-omdat zij van oudsher gepleegd werd, en het is een beuzelachtige reden tegen goeddoen, dat wij gewoon zijn geweest kwaad te doen.

III. Toch was hij meer voorspoedig dan de meesten onder hen, want hoewel hij in dat opzicht deed dat kwaad was in de ogen des Heeren, zal er waarschijnlijk in andere opzichten iets goeds in hem geweest zijn, en daarom heeft God zich aan hem betuigd:

1. Door profetie. Hij verwekte Jona, de zoon van Amitthai, een Galileër (zozeer vergisten zij zich, die zeiden dat in "Galilea geen profeet is opgestaan," John 7:5 en door hem gaf Hij Zijn voornemens van gunst over Israël te kennen in weerwil van hun tergingen. Hij moedigde hem en zijn rijk aan om de wapens op te vatten tot herovering van hun aloude bezittingen, en (hetgeen niet weinig bijdroeg tot hun voorspoed) verzekerde hun van de overwinning. Het is een teken, dat God Zijn volk niet verstoten heeft, als Hij getrouwe leraren onder hen laat blijven, toen Elisa, die de handen van Joas had gesterkt, was heengegaan, werd Jona gezonden, om zijn zoon te bemoedigen. Gelukkig het land, dat een opvolging heeft van profeten, die gelijklopend is met de opvolging van vorsten, opdat het woord des Heeren besta tot in eeuwigheid. Van deze Jona lezen wij veel in het kleine boek van de Schrift, dat zijn naam draagt. Waarschijnlijk was het, toen hij een jonge man was, geschikt voor zo'n expeditie, dat God hem naar Ninev zond en dat het was, toen hij nog slechts weinig bekend was met de gezichten Gods, dat hij wegvluchtte en zich verbitterde, zoals hij gedaan heeft. Indien dit zo is, dan is het een ontwijfelbaar bewijs van de vergeving van zijn fouten en dwaasheden, dat hij later gebruikt werd als een boodschapper van de genade bij Israël. Een opdracht staat gelijk met een vergeving, en hij, die zelf genade heeft gevonden in weerwil van zijn tergingen, kon zoveel te beter hen aanmoedigen om op genade te hopen in weerwil van de hunne. Sommigen, die in het begin dwaas en driftig waren en hun werk zeer lomp en onhandig gedaan hebben, bleken later toch zeer nuttig en voortreffelijk te zijn, de mensen moeten om iedere fout niet dadelijk weggeworpen worden.

2. Door Zijn voorzienigheid, de uitkomst was naar het woord des Heeren, zijn wapens waren voorspoedig, hij bracht weer de landpale Israëls, heroverde de grenssteden en landstreken, die lagen van Hamath in het noorden tot aan de zee van het vlakke veld, dat is de zee van Sodom in het zuiden, van welke alle de Syriërs zich meester hadden gemaakt, 2 Kings 14:25. Er worden hier twee redenen gegeven, waarom God hen met deze overwinningen gezegend heeft.

a. Omdat de ellende zeer bitter was en dat maakte hen tot voorwerpen van Zijn mededogen, 2 Kings 14:26. Hij zag generlei teken van hun berouw en reformatie, maar Hij zag dat de ellende van Israël zeer bitter was. Zij, die woonden in de landstreken, waarvan de vijand zich meester had gemaakt, werden ellendig verdrukt en geknecht, zij konden niets het hunne noemen. De overigen waren, naar wij kunnen veronderstellen, zeer verarmd door de herhaalde invallen van de vijanden om hen te plunderen en te beroven, en voortdurend verschrikt door hun bedreigingen, zodat er geen opgeslotenen noch verlatenen waren, stad en land werden verwoest, beroofd van hun rijkdom, en er was geen helper. In veel streken van het land waren zij in het begin van Jerobeams regering tot dit uiterste gebracht, toen God in ontferming over hen hoorde het geroep van hun benauwdheid, (want er wordt hier geen melding gemaakt van de stem van hun gebed) en bracht verlossing voor hen door de hand van Jerobeam. Laat hen, die zich in rampzalige toestand bevinden zich vertroosten met de ontferming Gods, wij lezen van Gods ingewanden van de barmhartigheid, Isaiah 63:15, Jeremiah 31:20, en dat Hij barmhartig en genadig is, Psalms 86:15..

b. Omdat het raadsbesluit nog niet was uitgegaan voor hun algeheel verderf. Hij had nog niet gesproken dat Hij de naam Israëls verdelgen zou, 2 Kings 14:27, en omdat Hij het niet gesproken heeft, zal Hij het niet doen. Indien dit verstaan wordt van de verstrooiing van de tien stammen, dan heeft Hij het gezegd, en niet lang daarna gedaan (uitstel van straf is nog geen kwijtschelding) indien van de volstrekte uitdelging van de naam Israël, dan heeft Hij dit nooit gezegd, en zal Hij het ook nooit zeggen, want die naam blijft nog onder de hemel in het Evangelie-Israël, en zal blijven tot aan het einde der tijden, en omdat zij voor het ogenblik die naam droegen, die deze blijvende eer zal hebben, bewees Hij hun deze gunst, zowel als om der wille van de aloude eer diens naams, 2 Kings 13:23.

Eindelijk. Hier is het einde van Jerobeams regering, wij lezen in 2 Kings 14:28 van zijn macht en hoe hij gekrijgd heeft, maar in 2 Kings 14:29, dat hij ontsliep met zijn vaderen, want ook de machtigste moet buigen voor de dood en kan aan die strijd niet ontkomen.

Er zijn in Israël vele profeten geweest, een gestadige opvolging van hen door alle eeuwen, maar geen van hun heeft zijn profetieën in geschrifte gelaten, totdat die van deze tijd het begonnen te doen, en hun profetieën maken deel uit van de canon van de Schrift. Het was onder de regering van deze Jerobeam, dat Hosea (die gedurende lange tijd geprofeteerd heeft) begon te profeteren, en hij was de eerste, die zijn profetieën geschreven heeft, daarom wordt het woord des Heeren door hem het begin van het woord des Heeren genoemd, Hosea 1:2. Toen begon dat deel van het woord des Heeren geschreven te worden, en in die tijd profeteerde Amos, en schreef zijn profetie, spoedig daarna Micha en toen Jesaja in de dagen van Achaz en Hizkia. Zo heeft God zich nooit zonder getuigen gelaten, maar heeft Hij ook in de donkerste en meest ontaarde tijden van de kerk sommigen verwekt om er brandende en lichtende kaarsen in te zijn, voor hun eigen tijd door hun prediking en hun leven, en enkelen om door hun geschriften licht te doen afstralen op ons, op wie de einden van de eeuwen gekomen zijn.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Kings 14". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/2-kings-14.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile