Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Leviticus 9

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, LEVITICUS 9

Leviticus 9:1.

HET EERSTE OFFER VAN ARON WORDT DOOR VUUR VERTEERD.

I. Leviticus 9:1-Leviticus 9:24. Op de achtste dag, de dag na de zevendaagse priesterwijding, aanvaarden Aron en zijn zonen, na het gewone morgenbrandoffer, hun bediening met een zond- en brandoffer voor zichzelf, en een zond-, brand-, spijs- en dankoffer voor het volk. Als Mozes zijn broeder nu in de tent der samenkomst brengt, om hem de Heere als Hogepriester voor te stellen, en daarna met hem weer de voorhof betreedt, verschijnt de heerlijkheid des Heeren in de wolk, en een vuurstraal, die daaruit neerschiet, verteert de op het altaar brandende offers.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, LEVITICUS 9

Leviticus 9:1.

HET EERSTE OFFER VAN ARON WORDT DOOR VUUR VERTEERD.

I. Leviticus 9:1-Leviticus 9:24. Op de achtste dag, de dag na de zevendaagse priesterwijding, aanvaarden Aron en zijn zonen, na het gewone morgenbrandoffer, hun bediening met een zond- en brandoffer voor zichzelf, en een zond-, brand-, spijs- en dankoffer voor het volk. Als Mozes zijn broeder nu in de tent der samenkomst brengt, om hem de Heere als Hogepriester voor te stellen, en daarna met hem weer de voorhof betreedt, verschijnt de heerlijkheid des Heeren in de wolk, en een vuurstraal, die daaruit neerschiet, verteert de op het altaar brandende offers.

Vers 1

1. En het geschiedde op de achtste dag, naar onze berekening op 11 Nisan of Abib, dat Mozes, die op deze dag nog eenmaal, zoals al de tijd sedert de oprichting van de tabernakel, (Exodus 40:29), het gewone morgenbrandoffer zelf gebracht had (Leviticus 9:17),riep Aron en zijn zonen, en de oudsten van Israël, als vertegenwoordigers van de gemeente.

Vers 1

1. En het geschiedde op de achtste dag, naar onze berekening op 11 Nisan of Abib, dat Mozes, die op deze dag nog eenmaal, zoals al de tijd sedert de oprichting van de tabernakel, (Exodus 40:29), het gewone morgenbrandoffer zelf gebracht had (Leviticus 9:17),riep Aron en zijn zonen, en de oudsten van Israël, als vertegenwoordigers van de gemeente.

Vers 2

2. En hij zei tot Aron, die nu zijn bediening aanvaarden en, zoals Mozes door de Heere wist (Leviticus 9:4) bij deze gelegenheid het zegel van de Goddelijke bevestiging van zijn wijding ontvangen zou; neem U een kalf, want een volwassen stier is voor ditmaal na de vele offers, die in de afgelopen 7 dagen reeds gebracht zijn, niet nodig, een jong rund 1) ten zondoffer, 2) voor u en uw zonen, en een ram ten brandoffer, die zoals dit betaamt, volkomen zijn, en breng ze voor het aangezicht des HEEREN.

a) Exodus 29:1

1) De in de plaatsstelling van een iets geringer dier, dan in Leviticus 4:3 bevolen is, tot een priesterlijk zondoffer wijst aan, dat de verzoening van de vorige dagen nog kracht bezit; dat echter in het algemeen een zondoffer moet worden gebracht, wijst erop, dat de oudtestamentische offerdienst niet heiligen kan; voortdurend moet die herhaald worden, want in haar geschiedt ieder jaar weer gedachtenis aan de zonde..

2) Nu legde Mozes zijn priesterambt neer en Aron moest zijn Hogepriesterschap aanvaarden met een zondoffer, om aan te tonen, dat hij, hoewel Hogepriester zijnde, echter een zondig mens, geenszins de ware Hogepriester en maar slechts een voorbeeld was van Hem, Die zonder zonde zijnde, Zichzelf tot een zondoffer en rantsoen voor anderen offeren zou..

Vers 2

2. En hij zei tot Aron, die nu zijn bediening aanvaarden en, zoals Mozes door de Heere wist (Leviticus 9:4) bij deze gelegenheid het zegel van de Goddelijke bevestiging van zijn wijding ontvangen zou; neem U een kalf, want een volwassen stier is voor ditmaal na de vele offers, die in de afgelopen 7 dagen reeds gebracht zijn, niet nodig, een jong rund 1) ten zondoffer, 2) voor u en uw zonen, en een ram ten brandoffer, die zoals dit betaamt, volkomen zijn, en breng ze voor het aangezicht des HEEREN.

a) Exodus 29:1

1) De in de plaatsstelling van een iets geringer dier, dan in Leviticus 4:3 bevolen is, tot een priesterlijk zondoffer wijst aan, dat de verzoening van de vorige dagen nog kracht bezit; dat echter in het algemeen een zondoffer moet worden gebracht, wijst erop, dat de oudtestamentische offerdienst niet heiligen kan; voortdurend moet die herhaald worden, want in haar geschiedt ieder jaar weer gedachtenis aan de zonde..

2) Nu legde Mozes zijn priesterambt neer en Aron moest zijn Hogepriesterschap aanvaarden met een zondoffer, om aan te tonen, dat hij, hoewel Hogepriester zijnde, echter een zondig mens, geenszins de ware Hogepriester en maar slechts een voorbeeld was van Hem, Die zonder zonde zijnde, Zichzelf tot een zondoffer en rantsoen voor anderen offeren zou..

Vers 3

3. Daarna spreek tot de kinderen van Israël, waarvan de oudsten hier tegenwoordig zijn zeggende: neemt een geitebok, 1) ten zondoffer van de gemeente, en een kalf en een lam, eenjarig, volkomen ten brandoffer.

1) D.i. een jong bokje. Voor een bepaalde zonde werd een jong rund ten zondoffer geëist: maar hier was het een zondoffer in het algemeen. Wel een bewijs, dat in de grond van de zaak de verzoening niet afhing van de waarde van het offer, maar van het bloed van het Lam van de verzoening.. 4. Ook een os, een mannelijk of vrouwelijk rund (Leviticus 3:1; Leviticus 4:10) en ram 1) ten dankoffer, om voor het aangezicht des HEEREN te offeren; en brengt spijsoffer van meel (Leviticus 2:1) met olie gemengd; 2) want heden zal de HEERE u verschijnen, 3)u Zijn aanwezigheid op bijzondere wijze openbaren.

1) De woorden in de grondtekst geven aan, dat n de os n de ram tot hun volle kracht moesten gekomen zijn. Een groot offer werd dus geëist, opdat er een kostelijke feestmaaltijd zou zijn..

Voor Aron werd geen dankoffer geëist, wel voor de vergadering van het volk. Dit komt, omdat Aron in dit geval priester en offeraar tegelijk was..

2) Dit diende, om het dankoffer te volmaken..

3) Mozes voorspelde het volk deze gebeurtenis: 1e. Opdat het onder de inwachting van Gods zichtbare aanwezigheid zich stiller en in meer ontzag zou houden. 2e. Ten einde blijdschap in de harten te verwekken, door hen hoop te geven, dat God de offeranden, die men Hem ging aanbieden, gunstig zou aannemen. 3e. Om voor te komen, dat zij de nederdaling van het vuur niet voor een natuurlijk geval zouden aanzien, hetgeen zou hebben kunnen gebeuren, indien zoiets niet was voorzegd gevreest. 4e. Opdat zij zich des te meer zouden beijverigen in een betamelijke voorbereiding om als een heilig volk, dat het Verbond met God maakte, met offeranden de Heere te naderen en Zijn verschijning af te wachten..

Vers 3

3. Daarna spreek tot de kinderen van Israël, waarvan de oudsten hier tegenwoordig zijn zeggende: neemt een geitebok, 1) ten zondoffer van de gemeente, en een kalf en een lam, eenjarig, volkomen ten brandoffer.

1) D.i. een jong bokje. Voor een bepaalde zonde werd een jong rund ten zondoffer geëist: maar hier was het een zondoffer in het algemeen. Wel een bewijs, dat in de grond van de zaak de verzoening niet afhing van de waarde van het offer, maar van het bloed van het Lam van de verzoening.. 4. Ook een os, een mannelijk of vrouwelijk rund (Leviticus 3:1; Leviticus 4:10) en ram 1) ten dankoffer, om voor het aangezicht des HEEREN te offeren; en brengt spijsoffer van meel (Leviticus 2:1) met olie gemengd; 2) want heden zal de HEERE u verschijnen, 3)u Zijn aanwezigheid op bijzondere wijze openbaren.

1) De woorden in de grondtekst geven aan, dat n de os n de ram tot hun volle kracht moesten gekomen zijn. Een groot offer werd dus geëist, opdat er een kostelijke feestmaaltijd zou zijn..

Voor Aron werd geen dankoffer geëist, wel voor de vergadering van het volk. Dit komt, omdat Aron in dit geval priester en offeraar tegelijk was..

2) Dit diende, om het dankoffer te volmaken..

3) Mozes voorspelde het volk deze gebeurtenis: 1e. Opdat het onder de inwachting van Gods zichtbare aanwezigheid zich stiller en in meer ontzag zou houden. 2e. Ten einde blijdschap in de harten te verwekken, door hen hoop te geven, dat God de offeranden, die men Hem ging aanbieden, gunstig zou aannemen. 3e. Om voor te komen, dat zij de nederdaling van het vuur niet voor een natuurlijk geval zouden aanzien, hetgeen zou hebben kunnen gebeuren, indien zoiets niet was voorzegd gevreest. 4e. Opdat zij zich des te meer zouden beijverigen in een betamelijke voorbereiding om als een heilig volk, dat het Verbond met God maakte, met offeranden de Heere te naderen en Zijn verschijning af te wachten..

Vers 5

5. Toen namen zij, Aron en de oudsten, hetgeen Mozes geboden had, brengende dat tot v r aan de tent der samenkomst; en de gehele vergadering, vertegenwoordigd door de hoofden van de stammen, geslachten en gezinnen, (Leviticus 8:3) naderde en stond voor het aangezicht des HEEREN, aan de zuid- en oostzijde van de voorhof.

Vers 5

5. Toen namen zij, Aron en de oudsten, hetgeen Mozes geboden had, brengende dat tot v r aan de tent der samenkomst; en de gehele vergadering, vertegenwoordigd door de hoofden van de stammen, geslachten en gezinnen, (Leviticus 8:3) naderde en stond voor het aangezicht des HEEREN, aan de zuid- en oostzijde van de voorhof.

Vers 6

6. En Mozes zei tot de vergadering: deze zaak, die nu door Aron gebeuren zal, die de HEERE mij geboden heeft, zult gij doen; en de Heerlijkheid des HEEREN 1) zal u verschijnen en voor allen het nu bestaande priesterschap plechtig bevestigen.

1) Ook: zie Exodus 16:10.

Vers 6

6. En Mozes zei tot de vergadering: deze zaak, die nu door Aron gebeuren zal, die de HEERE mij geboden heeft, zult gij doen; en de Heerlijkheid des HEEREN 1) zal u verschijnen en voor allen het nu bestaande priesterschap plechtig bevestigen.

1) Ook: zie Exodus 16:10.

Vers 7

7. En Mozes zei tot de Hogepriester Aron: nader tot het altaar en maak het eerst a) uw zondoffer en uw brandoffer, waar over ik u vroeger (Leviticus 9:2) sprak, en doe daarmee verzoening voor u en voor het volk1) over alle schuld, welke gij, van nu af hun hoofd, daarover gebracht hebt; daarna maak de offerande van het volk, het zond-, brand- en dankoffer, dat gij door de oudsten hebt laten brengen (Leviticus 9:3) en doe de verzoening ook voor hen, voor de zonden, die zij zelf gedaan hebben, zoals de HEERE geboden heeft.

a) Leviticus 16:6 Hebrews 7:27

1) Hiermee komt de onvolmaaktheid uit van het priesterschap van Aron. Niet alleen voor het volk, maar ook voor eigen zonde moest de priester verzoening doen. Het Evangelie wijst de Hogepriester aan, die niet voor eigen zonde behoefde te offeren. Priester en volk waren hier overigens op het nauwste verbonden. Het offer van het volk ontving zijn kracht van de heiligheid van de priester..

Vers 7

7. En Mozes zei tot de Hogepriester Aron: nader tot het altaar en maak het eerst a) uw zondoffer en uw brandoffer, waar over ik u vroeger (Leviticus 9:2) sprak, en doe daarmee verzoening voor u en voor het volk1) over alle schuld, welke gij, van nu af hun hoofd, daarover gebracht hebt; daarna maak de offerande van het volk, het zond-, brand- en dankoffer, dat gij door de oudsten hebt laten brengen (Leviticus 9:3) en doe de verzoening ook voor hen, voor de zonden, die zij zelf gedaan hebben, zoals de HEERE geboden heeft.

a) Leviticus 16:6 Hebrews 7:27

1) Hiermee komt de onvolmaaktheid uit van het priesterschap van Aron. Niet alleen voor het volk, maar ook voor eigen zonde moest de priester verzoening doen. Het Evangelie wijst de Hogepriester aan, die niet voor eigen zonde behoefde te offeren. Priester en volk waren hier overigens op het nauwste verbonden. Het offer van het volk ontving zijn kracht van de heiligheid van de priester..

Vers 8

8. Toen naderde Aron, het bevel van Mozes opvolgende, tot het altaar en slachtte aan de noordzijde daarvan het kalf van het zondoffer (Leviticus 9:2), dat voor hem was.

Vers 8

8. Toen naderde Aron, het bevel van Mozes opvolgende, tot het altaar en slachtte aan de noordzijde daarvan het kalf van het zondoffer (Leviticus 9:2), dat voor hem was.

Vers 9

9. a) En de zonen van Aron in hun betrekking als priesters brachten het bloed, dat zij onder het slachten in schalen hadden opgevangen, tot hem, en hij doopte zijn vinger in dat bloed 1) en deed het op de hoornen vanhet altaar; 2) daarna goot hij het overige bloed uit aan de bodem van het altaar.

a)Zacharia9:15; 14:20

1) Dit was een afbeelding van het werk van de Heilige Geest, door Wie de verlossing door het bloed van Christus aan de harten van de gelovigen toegepast en verzameld wordt..

2) Het bloed werd niet in het Heilige gebracht, omdat het niet diende tot verzoening van een bijzondere zonde..

Vers 9

9. a) En de zonen van Aron in hun betrekking als priesters brachten het bloed, dat zij onder het slachten in schalen hadden opgevangen, tot hem, en hij doopte zijn vinger in dat bloed 1) en deed het op de hoornen vanhet altaar; 2) daarna goot hij het overige bloed uit aan de bodem van het altaar.

a)Zacharia9:15; 14:20

1) Dit was een afbeelding van het werk van de Heilige Geest, door Wie de verlossing door het bloed van Christus aan de harten van de gelovigen toegepast en verzameld wordt..

2) Het bloed werd niet in het Heilige gebracht, omdat het niet diende tot verzoening van een bijzondere zonde..

Vers 10

10. Maar het vet en de nieren en het net van de lever van het zondoffer heeft hij op het altaar aangestoken, zoals de HEERE Mozes geboden had.

Vers 10

10. Maar het vet en de nieren en het net van de lever van het zondoffer heeft hij op het altaar aangestoken, zoals de HEERE Mozes geboden had.

Vers 11

11. Doch het vlees en de huid verbrandde hij met vuur buiten het leger. 1)

1) Met het vlees en de huid wordt gehandeld als met alle zondoffers, welke voor de priester werden gebracht. Dit offer werd nog met aards vuur aangestoken. Wel hebben sommigen gemeend, dat hier bij wijze van vervroeging gesproken wordt, alsof Aron alleen het vet enz. heeft gelegd op het altaar, maar ten onrechte. Eerst het avondoffer, toen al de aangewezen offers waren gebracht en des Heeren bevel was gehoorzaamd, is op bijzondere wijze door vuur uit de hemel verbrand..

Nog is Aron geen volkomen toegerust hogepriester, maar wordt eerst daarvoor toebereid; daarom handelt hij met het zondoffer, zoals met die gedurende de 7 dagen van zijn wijding (Le.8:14-17, en brengt het bloed niet in het heilige, zoals in hfdts. 4:5-7 voor het zondoffer van de hogepriesters voorgeschreven werd..

Vers 11

11. Doch het vlees en de huid verbrandde hij met vuur buiten het leger. 1)

1) Met het vlees en de huid wordt gehandeld als met alle zondoffers, welke voor de priester werden gebracht. Dit offer werd nog met aards vuur aangestoken. Wel hebben sommigen gemeend, dat hier bij wijze van vervroeging gesproken wordt, alsof Aron alleen het vet enz. heeft gelegd op het altaar, maar ten onrechte. Eerst het avondoffer, toen al de aangewezen offers waren gebracht en des Heeren bevel was gehoorzaamd, is op bijzondere wijze door vuur uit de hemel verbrand..

Nog is Aron geen volkomen toegerust hogepriester, maar wordt eerst daarvoor toebereid; daarom handelt hij met het zondoffer, zoals met die gedurende de 7 dagen van zijn wijding (Le.8:14-17, en brengt het bloed niet in het heilige, zoals in hfdts. 4:5-7 voor het zondoffer van de hogepriesters voorgeschreven werd..

Vers 12

12. Daarna slachtte hij het voor hem (Leviticus 9:2) bepaalde brandoffer; en de zonen van Aron leverden aan hem het bloed, en hij sprenkelde dat rondom op het altaar (Leviticus 1:5).

Vers 12

12. Daarna slachtte hij het voor hem (Leviticus 9:2) bepaalde brandoffer; en de zonen van Aron leverden aan hem het bloed, en hij sprenkelde dat rondom op het altaar (Leviticus 1:5).

Vers 13

13. Ook leverden zij aan hem het brandoffer in zijn stukken; zij bezorgen behalve de bloedopvanging (Leviticus 9:9), ook de onthoofding en verdeling van het dier, en brachten de afzonderlijke stukken tot hem, met het hoofd, dat bij ieder verdeeld offer een afzonderlijk stuk vormde (Leviticus 1:8,Leviticus 1:12; Leviticus 4:11) en hij stak het aan op het altaar. 14. En hij waste de ingewanden en de schenkels (Leviticus 1:9), en hij stak ze aan op het brandoffer, op het altaar.

Vers 13

13. Ook leverden zij aan hem het brandoffer in zijn stukken; zij bezorgen behalve de bloedopvanging (Leviticus 9:9), ook de onthoofding en verdeling van het dier, en brachten de afzonderlijke stukken tot hem, met het hoofd, dat bij ieder verdeeld offer een afzonderlijk stuk vormde (Leviticus 1:8,Leviticus 1:12; Leviticus 4:11) en hij stak het aan op het altaar. 14. En hij waste de ingewanden en de schenkels (Leviticus 1:9), en hij stak ze aan op het brandoffer, op het altaar.

Vers 15

15. Daarna deed hij de offerande a) van het volk toebrengen (Leviticus 9:3) en nam eerst de bok van het zondoffer, die voor het volk was, en slachtte hem; en bereidde hem ten zondoffer, zoals het eerste. 1)

a) Leviticus 4:13

1) Hij behandelde dit offer in alles op dezelfde wijze, als het vroeger (Leviticus 9:8-Leviticus 9:11) voor hem zelf gebrachte zoenoffer; hij bracht dus het bloed ook niet in het heiligdom, maar bestreek alleen de hoornen van het brandofferaltaar daarmee, en zijn zonen verbrandden het vlees en het vet met vuur buiten de legerplaats; welke laatste daad echter niet de juiste was. (Leviticus 10:16 vv.).

Vers 15

15. Daarna deed hij de offerande a) van het volk toebrengen (Leviticus 9:3) en nam eerst de bok van het zondoffer, die voor het volk was, en slachtte hem; en bereidde hem ten zondoffer, zoals het eerste. 1)

a) Leviticus 4:13

1) Hij behandelde dit offer in alles op dezelfde wijze, als het vroeger (Leviticus 9:8-Leviticus 9:11) voor hem zelf gebrachte zoenoffer; hij bracht dus het bloed ook niet in het heiligdom, maar bestreek alleen de hoornen van het brandofferaltaar daarmee, en zijn zonen verbrandden het vlees en het vet met vuur buiten de legerplaats; welke laatste daad echter niet de juiste was. (Leviticus 10:16 vv.).

Vers 16

16. Verder deed hij het brandoffer, bestaande uit een eenjarig kalf en eenjarig schaap, toebrengen en maakte dat toe naar het recht, hij deed daarmee naar hetgeen bevolen was (Leviticus 1:3-Leviticus 1:13).

Vers 16

16. Verder deed hij het brandoffer, bestaande uit een eenjarig kalf en eenjarig schaap, toebrengen en maakte dat toe naar het recht, hij deed daarmee naar hetgeen bevolen was (Leviticus 1:3-Leviticus 1:13).

Vers 17

17. En hij deed verder het uit meel met olie (Leviticus 9:4) bestaande spijsoffer toebrengen en vulde daarvan zijn hand, zoveel hij van dit met olie vermengde meel met zijn hand vatten kon (Leviticus 2:2) en stak het met al de wierook aan op het altaar; dit spijsoffer bracht hij, behalve het spijsoffer, dat reeds op dezelfde dag als morgenbrandoffer, naar Exodus 29:40 was gebracht geworden.

Vers 17

17. En hij deed verder het uit meel met olie (Leviticus 9:4) bestaande spijsoffer toebrengen en vulde daarvan zijn hand, zoveel hij van dit met olie vermengde meel met zijn hand vatten kon (Leviticus 2:2) en stak het met al de wierook aan op het altaar; dit spijsoffer bracht hij, behalve het spijsoffer, dat reeds op dezelfde dag als morgenbrandoffer, naar Exodus 29:40 was gebracht geworden.

Vers 18

18. Daarna slachtte hij de os en de ram (Leviticus 9:4) ten dankoffer, dat voor het volk was, en de zonen van Aron leverden het bloed aan hem, dat hij rondom op het altaar sprenkelde (Leviticus 3:2).

Vers 18

18. Daarna slachtte hij de os en de ram (Leviticus 9:4) ten dankoffer, dat voor het volk was, en de zonen van Aron leverden het bloed aan hem, dat hij rondom op het altaar sprenkelde (Leviticus 3:2).

Vers 19

19. En het vet van de os en van de ram, (Leviticus 3:3; Leviticus 3:9), de staart en wat de ingewanden bedekt, en de nieren en het net van de lever.

Vers 19

19. En het vet van de os en van de ram, (Leviticus 3:3; Leviticus 3:9), de staart en wat de ingewanden bedekt, en de nieren en het net van de lever.

Vers 20

20. En zij legden het vet op de borsten, die zij van het vlees afgenomen hadden, en reikten het gezamenlijk hem over, en hij stak dat vet aan op het altaar.

Vers 20

20. En zij legden het vet op de borsten, die zij van het vlees afgenomen hadden, en reikten het gezamenlijk hem over, en hij stak dat vet aan op het altaar.

Vers 21

21. Maar de borsten en de medeafgenomen rechterschouder bewoog Aron, op de (Exodus. 29:24,28) voorgeschreven wijze, ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN, zoals Mozes geboden had (Leviticus 7:30); daarna bracht hij ook het voor het dankoffer (Leviticus 7:12) voorgeschreven spijsoffer.

Vers 21

21. Maar de borsten en de medeafgenomen rechterschouder bewoog Aron, op de (Exodus. 29:24,28) voorgeschreven wijze, ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN, zoals Mozes geboden had (Leviticus 7:30); daarna bracht hij ook het voor het dankoffer (Leviticus 7:12) voorgeschreven spijsoffer.

Vers 22

22. Daarna, nadat hij zo alle offers gebracht had, hief Aron zijn handen op tot het volk, ze daardoor middellijk een ieder in het bijzonder opleggende (Genesis 48:14) en zegende hen; 1) en hij kwam af van de om het altaar heenlopende verhevenheid (Exodus 27:4), nadat hij het zondoffer en brandoffer en dankoffer gedaan (op het altaar aangestoken) had. 2) 1) Voor deze priesterlijke zegening werd later (Numbers 6:22), een bijzondere blijvende formule verordend, die nog heden ten dage in de Christelijke kerk bij het zegenen van de gemeente gebruikt wordt..

2) Dat Aron het volk, na het brengen van de offerande zegende, daarmee gaf hij te kennen, dat alle zegen gegrond is op verzoening..

Vers 22

22. Daarna, nadat hij zo alle offers gebracht had, hief Aron zijn handen op tot het volk, ze daardoor middellijk een ieder in het bijzonder opleggende (Genesis 48:14) en zegende hen; 1) en hij kwam af van de om het altaar heenlopende verhevenheid (Exodus 27:4), nadat hij het zondoffer en brandoffer en dankoffer gedaan (op het altaar aangestoken) had. 2) 1) Voor deze priesterlijke zegening werd later (Numbers 6:22), een bijzondere blijvende formule verordend, die nog heden ten dage in de Christelijke kerk bij het zegenen van de gemeente gebruikt wordt..

2) Dat Aron het volk, na het brengen van de offerande zegende, daarmee gaf hij te kennen, dat alle zegen gegrond is op verzoening..

Vers 23

23. Toen ging Mozes met Aron in de tent der samenkomst, 1) daarna kwamen zij uit en zegende het volk, deelden tezamen aan het volk de zegen mee, waarom zij in het heiligdom hadden gebeden. En de heerlijkheid des HEEREN verscheen aanal het volk; 2) op hetzelfde ogenblik, dat zij hun handen over het volk ophieven, uit de wolk, die op de tabernakel rustte (Exodus 40:34), lichtte plotseling een wonderbare glans, zoals vroeger (Exodus 16:10); dat lichten ging echter nu nog met iets bijzonders gepaard.

1) Mozes en Aron gingen niet in het Heilige, om een reukwerk aan te steken, maar om Aron in te leiden tot zijn heilig dienstwerk en `s Heeren aangezicht te zoeken, opdat Hij Zijn woord en belofte zou vervullen. Want toch, al is alles gedaan naar recht en naar het eigen bevel van de Heere, daarom blijft God toch nog vrijmachtig, om te doen naar Zijn welbehagen. Als Hij straks het avondoffer met vuur uit de hemel zal aansteken, en daarom blijken zal geven van Zijn Goddelijke goedkeuring en zegen, zal dit nog altijd vrije gunst en ontferming zijn. Mozes en Aron beiden het Heilige binnengaande schaduwen af het Profetisch en het Hogepriesterlijk werk van Christus..

2) De verschijning van de heerlijkheid van Jehova hier zoals Numbers 16:19; Numbers 17:7; Numbers 20:6 hebben wij ons vermoedelijk als een plotseling oplichten van een wonderbare lichtglans te denken, welke uit de wolk, die de tabernakel bedekte, wellicht ook van de, in het Allerheilige zich bevindende, wolk te voorschijn kwam, of als een plotselinge, zeer in het oog vallende verandering van de, de Heerlijkheid des Heeren omhullende, wolk in een heldere lichtglans, waarvan dan in dit geval het vuur op de wijze van de bliksemstralen uitging, dat het offer op het altaar verteerde..

Vers 23

23. Toen ging Mozes met Aron in de tent der samenkomst, 1) daarna kwamen zij uit en zegende het volk, deelden tezamen aan het volk de zegen mee, waarom zij in het heiligdom hadden gebeden. En de heerlijkheid des HEEREN verscheen aanal het volk; 2) op hetzelfde ogenblik, dat zij hun handen over het volk ophieven, uit de wolk, die op de tabernakel rustte (Exodus 40:34), lichtte plotseling een wonderbare glans, zoals vroeger (Exodus 16:10); dat lichten ging echter nu nog met iets bijzonders gepaard.

1) Mozes en Aron gingen niet in het Heilige, om een reukwerk aan te steken, maar om Aron in te leiden tot zijn heilig dienstwerk en `s Heeren aangezicht te zoeken, opdat Hij Zijn woord en belofte zou vervullen. Want toch, al is alles gedaan naar recht en naar het eigen bevel van de Heere, daarom blijft God toch nog vrijmachtig, om te doen naar Zijn welbehagen. Als Hij straks het avondoffer met vuur uit de hemel zal aansteken, en daarom blijken zal geven van Zijn Goddelijke goedkeuring en zegen, zal dit nog altijd vrije gunst en ontferming zijn. Mozes en Aron beiden het Heilige binnengaande schaduwen af het Profetisch en het Hogepriesterlijk werk van Christus..

2) De verschijning van de heerlijkheid van Jehova hier zoals Numbers 16:19; Numbers 17:7; Numbers 20:6 hebben wij ons vermoedelijk als een plotseling oplichten van een wonderbare lichtglans te denken, welke uit de wolk, die de tabernakel bedekte, wellicht ook van de, in het Allerheilige zich bevindende, wolk te voorschijn kwam, of als een plotselinge, zeer in het oog vallende verandering van de, de Heerlijkheid des Heeren omhullende, wolk in een heldere lichtglans, waarvan dan in dit geval het vuur op de wijze van de bliksemstralen uitging, dat het offer op het altaar verteerde..

Vers 24

24. Want a) een vuur ging uit van 1) het aangezicht des HEEREN, en verteerde op het altaar het brandoffer, en het vet, 2) zodat de offers eensklaps tot as werden verbrand. Als het gehele volk dit zag, zo juichten zij van vreugde en vielen aanbiddend op hun aangezichten; want zij zagen met recht daarin een teken, dat de Heere hun offers genadig had aangenomen (Numeri. 4:4), en hun een priesterschap gegeven had, welks dienst Hem welgevallig was; maar tegelijk hadden zij nu op hun altaar in plaats van het gewone, natuurlijke vuur, een goddelijk, hemels vuur, dat nimmer weer zou uitgaan (Leviticus 6:13).

a) 1 Kings 18:38; 1 Kings 18:2 Kronieken7:1

1) De overleveringen van heidense volkeren delen evenzo de aansteking van hun offers door hemels vuur mee (Pausan. V: 27, 3; Sueton. Tib. 14 Amm. Marc. XXIII: 6, 34); dit zijn getuigenissen van hetgeen de mens ter Godsverering nodig heeft, namelijk, dat God de hemel scheure en genadig tot hem afdale; want de mens kan niet tot God opstijgen en zelf de gemeenschap met Hem herstellen. Terwijl nu bij de overige volkeren deze behoefte zich alleen in overleveringen uitspreekt, vinden wij bij Israël ook bevrediging van de behoefte door werkelijke vervulling van hetgeen het God zoekende hart begeert. Zie Exodus 13:21 zie Ex 19:9.

Letterlijk: Van voor het aangezicht des Heeren, d.i. vanuit de verschijning van Jehova..

2) Daar hier staat het brandoffer en het vet, mogen wij veilig aannemen, dat hiermee het avondoffer wordt bedoeld. Alles werd tot as verteerd, tot teken van Gods genoegen in het offer. Dit verklaart de uitdrukking, voorkomende in Psalms 20:3. Anderen zijn van mening, dat het offer reeds aangestoken was, maar het vuur van het offer nu door goddelijk vuur wordt gewijd..

Vers 24

24. Want a) een vuur ging uit van 1) het aangezicht des HEEREN, en verteerde op het altaar het brandoffer, en het vet, 2) zodat de offers eensklaps tot as werden verbrand. Als het gehele volk dit zag, zo juichten zij van vreugde en vielen aanbiddend op hun aangezichten; want zij zagen met recht daarin een teken, dat de Heere hun offers genadig had aangenomen (Numeri. 4:4), en hun een priesterschap gegeven had, welks dienst Hem welgevallig was; maar tegelijk hadden zij nu op hun altaar in plaats van het gewone, natuurlijke vuur, een goddelijk, hemels vuur, dat nimmer weer zou uitgaan (Leviticus 6:13).

a) 1 Kings 18:38; 1 Kings 18:2 Kronieken7:1

1) De overleveringen van heidense volkeren delen evenzo de aansteking van hun offers door hemels vuur mee (Pausan. V: 27, 3; Sueton. Tib. 14 Amm. Marc. XXIII: 6, 34); dit zijn getuigenissen van hetgeen de mens ter Godsverering nodig heeft, namelijk, dat God de hemel scheure en genadig tot hem afdale; want de mens kan niet tot God opstijgen en zelf de gemeenschap met Hem herstellen. Terwijl nu bij de overige volkeren deze behoefte zich alleen in overleveringen uitspreekt, vinden wij bij Israël ook bevrediging van de behoefte door werkelijke vervulling van hetgeen het God zoekende hart begeert. Zie Exodus 13:21 zie Ex 19:9.

Letterlijk: Van voor het aangezicht des Heeren, d.i. vanuit de verschijning van Jehova..

2) Daar hier staat het brandoffer en het vet, mogen wij veilig aannemen, dat hiermee het avondoffer wordt bedoeld. Alles werd tot as verteerd, tot teken van Gods genoegen in het offer. Dit verklaart de uitdrukking, voorkomende in Psalms 20:3. Anderen zijn van mening, dat het offer reeds aangestoken was, maar het vuur van het offer nu door goddelijk vuur wordt gewijd..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Leviticus 9". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/leviticus-9.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile