Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Leviticus 8". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/leviticus-8.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Leviticus 8". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, LEVITICUS 8Leviticus 8:1.
WIJDING VAN DE PRIESTERS.
I. Leviticus 8:1-Leviticus 8:13. Nadat alzo de wet van de offer in haar voornaamste delen ontwikkeld, en daarmee de grond gelegd is voor de nu beginnende bestendige dienst in het heiligdom is het de tijd, dat zij, die tot de uitoefening van hun ambt geroepen zijn, met dit ambt op een plechtige wijze worden bekend gemaakt. De Heere beveelt dus aan Mozes, de reeds in Exodus 29:1 voorgeschreven priesterwijding nu aan Aron en zijn zonen voor de verzamelde gemeente te voltrekken, en zo volbrengt Mozes volgens het goddelijk bevel het EERSTE deel van de heilige handeling door wassing, kleding en zalving.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, LEVITICUS 8Leviticus 8:1.
WIJDING VAN DE PRIESTERS.
I. Leviticus 8:1-Leviticus 8:13. Nadat alzo de wet van de offer in haar voornaamste delen ontwikkeld, en daarmee de grond gelegd is voor de nu beginnende bestendige dienst in het heiligdom is het de tijd, dat zij, die tot de uitoefening van hun ambt geroepen zijn, met dit ambt op een plechtige wijze worden bekend gemaakt. De Heere beveelt dus aan Mozes, de reeds in Exodus 29:1 voorgeschreven priesterwijding nu aan Aron en zijn zonen voor de verzamelde gemeente te voltrekken, en zo volbrengt Mozes volgens het goddelijk bevel het EERSTE deel van de heilige handeling door wassing, kleding en zalving.
Vers 1
1. Verder, (opnieuw, Leviticus 1:1; Leviticus 6:8) sprak de HEERE uit de tent der samenkomst tot Mozes, zeggende:Vers 1
1. Verder, (opnieuw, Leviticus 1:1; Leviticus 6:8) sprak de HEERE uit de tent der samenkomst tot Mozes, zeggende:Vers 2
2. Neem Aron en zijn zonen met hem, 1) en de (Exodus 28:1) voor hen bestemde heilige klederen, en de (Exodus 30:22) verordende zalfolie, daartoe de var, jonge stier, van het zondoffer, en de twee rammen zonder gebrek, de een tot een brand- de ander tot een dank- en eigenlijk wijoffer, en, tot volmaking van het laatste de korf van de ongezuurde broden, en de (Exodus 29:2) opgenoemde twee soorten van koeken tot spijsoffer.1) Dat Aron niet zichzelf tot priester heeft opgeworpen, maar op Gods bevel door Mozes daartoe is gewijd, daarin is hij ook een schaduwbeeld van dan Grote Hogepriester, welke naar het woorden van de Apostel (Hebrews 5:5) zichzelf niet heeft verheerlijkt, maar Die, die tot Hem gezegd had: Gij zijt mijn Zoon, heden heb ik u gegenereerd. De wijding van Aron en zijn zonen werd volbracht naar het voorschrift vermeld in Exodus 29:1-Exodus 29:36; Exodus 40:12-Exodus 40:15. Tegelijk met de zalving had ook plaats die van de tent der samenkomst en van het altaar met zijn gereedschappen, volgens Exodus 29:37; Exodus 30:26-Exodus 30:29; Exodus 40:9-Exodus 40:11.
Vers 2
2. Neem Aron en zijn zonen met hem, 1) en de (Exodus 28:1) voor hen bestemde heilige klederen, en de (Exodus 30:22) verordende zalfolie, daartoe de var, jonge stier, van het zondoffer, en de twee rammen zonder gebrek, de een tot een brand- de ander tot een dank- en eigenlijk wijoffer, en, tot volmaking van het laatste de korf van de ongezuurde broden, en de (Exodus 29:2) opgenoemde twee soorten van koeken tot spijsoffer.1) Dat Aron niet zichzelf tot priester heeft opgeworpen, maar op Gods bevel door Mozes daartoe is gewijd, daarin is hij ook een schaduwbeeld van dan Grote Hogepriester, welke naar het woorden van de Apostel (Hebrews 5:5) zichzelf niet heeft verheerlijkt, maar Die, die tot Hem gezegd had: Gij zijt mijn Zoon, heden heb ik u gegenereerd. De wijding van Aron en zijn zonen werd volbracht naar het voorschrift vermeld in Exodus 29:1-Exodus 29:36; Exodus 40:12-Exodus 40:15. Tegelijk met de zalving had ook plaats die van de tent der samenkomst en van het altaar met zijn gereedschappen, volgens Exodus 29:37; Exodus 30:26-Exodus 30:29; Exodus 40:9-Exodus 40:11.
Vers 3
3. En verzamel de gehele vergadering 1) aan de deur van de tent der samenkomst, in de nabijheid van het brandofferaltaar, om daar in hun tegenwoordigheid te doen, wat Ik u met betrekking tot de priesterwijding heb voorgeschreven.1) Onder de gehele vergadering hebben wij hier te verstaan de oudsten, de hoofden van de verschillende stammen en geslachten en gezinnen. Daarom moest de gemeente aanwezig zijn, omdat voortaan Aron en zijn zonen de middelaars zouden zijn tussen God en Israël. Israël moest weten, dat Aron en zijn zonen zich niet hadden opgedrongen, maar dat zij volgens Goddelijke verordening daartoe door Hem zelf waren geroepen. Daarom deelde Mozes, voordat hij tot de heilige handeling overging, ook het bevel van God mee..
Vers 3
3. En verzamel de gehele vergadering 1) aan de deur van de tent der samenkomst, in de nabijheid van het brandofferaltaar, om daar in hun tegenwoordigheid te doen, wat Ik u met betrekking tot de priesterwijding heb voorgeschreven.1) Onder de gehele vergadering hebben wij hier te verstaan de oudsten, de hoofden van de verschillende stammen en geslachten en gezinnen. Daarom moest de gemeente aanwezig zijn, omdat voortaan Aron en zijn zonen de middelaars zouden zijn tussen God en Israël. Israël moest weten, dat Aron en zijn zonen zich niet hadden opgedrongen, maar dat zij volgens Goddelijke verordening daartoe door Hem zelf waren geroepen. Daarom deelde Mozes, voordat hij tot de heilige handeling overging, ook het bevel van God mee..
Vers 4
4. Mozes nu deed, zoals de HEERE hem geboden had, en de vergadering van de oudsten werd verzameld aan de deur van de tent der samenkomst, waarheen hij ook Aron en zijn zonen had laten komen en de vroeger genoemde offerbenodigdheden. 5. Toen zei Mozes tot de vergadering: dit, wat ik nu zal voorschrijven, is de zaak a) die de HEERE mij geboden heeft te doen.a) Exodus 29:4
Vers 4
4. Mozes nu deed, zoals de HEERE hem geboden had, en de vergadering van de oudsten werd verzameld aan de deur van de tent der samenkomst, waarheen hij ook Aron en zijn zonen had laten komen en de vroeger genoemde offerbenodigdheden. 5. Toen zei Mozes tot de vergadering: dit, wat ik nu zal voorschrijven, is de zaak a) die de HEERE mij geboden heeft te doen.a) Exodus 29:4
Vers 6
6. En Mozes deed Aron en zijn zonen uit de menigte van het volk tot zich in de nabijheid van de tent der samenkomst, (Exodus 28:1) naderen, en waste hen met dat water 1) uit het bekken, dat onder het koperen wasvat was.1) Deze wassing zag op de natuurlijke onreinheid, waarvan zij gereinigd moesten worden, en op de reinheid, die tot een heilzame waarneming van de heilige priester- en middelaars-bediening wordt gevorderd, en zonder welke die dienst geheel niet aannemelijk zou zijn; waarom dan ook de Apostel, in tegenstelling van het onvolmaakte priesterschap van Aron, van de tegenbeeldende Hogepriester Christus zeggen kon: Zodanig een Hogepriester betaamde ons heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren. (Hebrews 7:26).
Wanneer de priesters zuiver waren bevonden, dan werden zij tot de wassing uitgebracht aan de deur van de tent der samenkomst, dat is in de voorhof, nabij het wasvat. Daar moesten zij dan zeven dagen en zeven nachten onophoudelijk blijven (Leviticus 8:35). Dit was een afschaduwing en voorstelling van de verbondmaking van de gelovigen met God. (Nu is het in mijn hart met de Heere een Verbond maken.) Zeven is altijd in de Schrift het getal van de overeenkomst of van het Verbond tussen God (voorgesteld door het getal drie) en de mens (voorgesteld door het wereldgetal vier; want drie en vier vormen tezamen het zevental). Vandaar reeds in Abrahams tijd het gebruik om bij elk verbond zeven lammeren of ooien te offeren; gelijk dan ook het woord eedzwering bij het maken van een verbond, in het Hebreeuws wordt uitgedrukt: "zevenen" Vergelijk bijvoorbeeld Ber-sba, de put van de eedzwering (Genesis 26:23-Genesis 26:33). Gedurende deze zeven dagen werden zij dagelijks gewassen met water, en daardoor van het overige van het volk afgezonderd, om priesters van God te zijn. Die wassingen waren een herhaalde verwijting over hun zonden en onreinigheid, waardoor zij zichzelf onbekwaam hadden gemaakt tot het oefenen van de reine en heilige dienst van de Heere; en in het algemeen schaduwden zij af, het overtuigingswerk van de Heilige Geest, (John 16:7) waardoor de zondaar wordt overgehaald om de besmettingen van deze tegenwoordige wereld te ontvluchten, en zich geheel en onverdeeld toe te wijden aan de dienst van de Heere..
Vers 6
6. En Mozes deed Aron en zijn zonen uit de menigte van het volk tot zich in de nabijheid van de tent der samenkomst, (Exodus 28:1) naderen, en waste hen met dat water 1) uit het bekken, dat onder het koperen wasvat was.1) Deze wassing zag op de natuurlijke onreinheid, waarvan zij gereinigd moesten worden, en op de reinheid, die tot een heilzame waarneming van de heilige priester- en middelaars-bediening wordt gevorderd, en zonder welke die dienst geheel niet aannemelijk zou zijn; waarom dan ook de Apostel, in tegenstelling van het onvolmaakte priesterschap van Aron, van de tegenbeeldende Hogepriester Christus zeggen kon: Zodanig een Hogepriester betaamde ons heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren. (Hebrews 7:26).
Wanneer de priesters zuiver waren bevonden, dan werden zij tot de wassing uitgebracht aan de deur van de tent der samenkomst, dat is in de voorhof, nabij het wasvat. Daar moesten zij dan zeven dagen en zeven nachten onophoudelijk blijven (Leviticus 8:35). Dit was een afschaduwing en voorstelling van de verbondmaking van de gelovigen met God. (Nu is het in mijn hart met de Heere een Verbond maken.) Zeven is altijd in de Schrift het getal van de overeenkomst of van het Verbond tussen God (voorgesteld door het getal drie) en de mens (voorgesteld door het wereldgetal vier; want drie en vier vormen tezamen het zevental). Vandaar reeds in Abrahams tijd het gebruik om bij elk verbond zeven lammeren of ooien te offeren; gelijk dan ook het woord eedzwering bij het maken van een verbond, in het Hebreeuws wordt uitgedrukt: "zevenen" Vergelijk bijvoorbeeld Ber-sba, de put van de eedzwering (Genesis 26:23-Genesis 26:33). Gedurende deze zeven dagen werden zij dagelijks gewassen met water, en daardoor van het overige van het volk afgezonderd, om priesters van God te zijn. Die wassingen waren een herhaalde verwijting over hun zonden en onreinigheid, waardoor zij zichzelf onbekwaam hadden gemaakt tot het oefenen van de reine en heilige dienst van de Heere; en in het algemeen schaduwden zij af, het overtuigingswerk van de Heilige Geest, (John 16:7) waardoor de zondaar wordt overgehaald om de besmettingen van deze tegenwoordige wereld te ontvluchten, en zich geheel en onverdeeld toe te wijden aan de dienst van de Heere..
Vers 7
7. Daar deed hij, nadat zij de linnen onderkleding hadden aangetrokken, hem, tot de Hogepriester bestemde Aron, de uit wit lijnwaad geweefde rok 1) aan, en gordde hem met de driekleurige gordel, en trok hem de uit donkerblauwpurpergaren vervaardigde en met de granaatappels en bellen voorziene mantel aan; ook deed hij hem de uit gouddraad, wit lijnwaad en donkerblauw, donkerrood en karmozijnrood purper gewerkte efod aan, en gordde die met de kunstige riem, de uit dezelfde stof vervaardigde gordel van de efod en ombond hem daarmee.1) Over de betekenis van de Hogepriesterlijke kleding zie Exodus 29:1. 8. Voorts deed hij hem de borstlap aan en voegde aan a) de borstlap de als onderpand van goddelijke verlichting en regering Urim en de Tummim, de beide licht en recht genoemde voorwerpen.
a) Exodus 28:29
Vers 7
7. Daar deed hij, nadat zij de linnen onderkleding hadden aangetrokken, hem, tot de Hogepriester bestemde Aron, de uit wit lijnwaad geweefde rok 1) aan, en gordde hem met de driekleurige gordel, en trok hem de uit donkerblauwpurpergaren vervaardigde en met de granaatappels en bellen voorziene mantel aan; ook deed hij hem de uit gouddraad, wit lijnwaad en donkerblauw, donkerrood en karmozijnrood purper gewerkte efod aan, en gordde die met de kunstige riem, de uit dezelfde stof vervaardigde gordel van de efod en ombond hem daarmee.1) Over de betekenis van de Hogepriesterlijke kleding zie Exodus 29:1. 8. Voorts deed hij hem de borstlap aan en voegde aan a) de borstlap de als onderpand van goddelijke verlichting en regering Urim en de Tummim, de beide licht en recht genoemde voorwerpen.
a) Exodus 28:29
Vers 9
9. En hij zette de uit dezelfde stof als de priesterlijke rok vervaardigde hoed op zijn hoofd, en aan de hoed boven zijn aangezicht zette hij de gouden plaat, de kroon van de heiligheid met het opschrift: de HEILIGHEID DES HEEREN, a) zoals de HEERE Mozes geboden had.a) Exodus 28:36; Exodus 29:6
Vers 9
9. En hij zette de uit dezelfde stof als de priesterlijke rok vervaardigde hoed op zijn hoofd, en aan de hoed boven zijn aangezicht zette hij de gouden plaat, de kroon van de heiligheid met het opschrift: de HEILIGHEID DES HEEREN, a) zoals de HEERE Mozes geboden had.a) Exodus 28:36; Exodus 29:6
Vers 10
10. Toen nam Mozes de zalfolie 1) en zalfde door besprenkeling daarmee de tabernakel en al wat daarin was, de Ark van het Verbond, het reukaltaar, de gouden kandelaar, de tafel van de toonbroden, en al het gereedschap, en heiligde ze op deze wijze tot middelen en werktuigen van die genadegaven, welke de Heere wilde meedelen aan het volk, door de dienst van Zijn priesters, welke zij door middel van al deze voorwerpen te verrichten hadden.1) De priesters werden gezalfd, zodra de kleding geschied was. In het heiligdom werd de gewijde hoorn bewaard, waarin olie was, bestaande uit een allerkostelijkst mengsel van uitgeperste olijven met specerijen. Die olie was daardoor een zinnebeeld van liefelijkheid en duurzaamheid. Zij werd uitgestort op het hoofd van de priester, en vloeide van daar nederwaarts langs de baard en tot aan de zomen van het gewaad, zie Psalms 133:1-Psalms 133:3. Op deze zalving doelt Johannes, zeggende: "Gij hebt de zalving van de Heilige." Voor de priester betekende het, de genadige mededeling van die gaven, welke hij overeenkomstig zijn priesterambt behoefde. Als schaduw voor het Nieuwe Testament was de olie, de velerlei gaven van de Heilige Geest. Christus is de hoorn, die God ons opgericht heeft in Davids huis (Luke 1:69). Uit die gezegende Hoorn van zaligheid wordt Zijn volk bedeeld met alle geestelijke gaven en zegeningen (Psalms 68:19); en ontvang de eernaam van christenen, omdat zij door Zijn olie geroepen en bekwaam gemaakt zijn om te wezen: profeten, tot het verkondigen van de deugden van Hem, Die hen liedhad; priesters, om zich Hem over te geven als een dankoffer; en koningen, om tegen al Zijn en hun vijanden te strijden, en over die vijanden te triomferen in Zijn kracht..
Vers 10
10. Toen nam Mozes de zalfolie 1) en zalfde door besprenkeling daarmee de tabernakel en al wat daarin was, de Ark van het Verbond, het reukaltaar, de gouden kandelaar, de tafel van de toonbroden, en al het gereedschap, en heiligde ze op deze wijze tot middelen en werktuigen van die genadegaven, welke de Heere wilde meedelen aan het volk, door de dienst van Zijn priesters, welke zij door middel van al deze voorwerpen te verrichten hadden.1) De priesters werden gezalfd, zodra de kleding geschied was. In het heiligdom werd de gewijde hoorn bewaard, waarin olie was, bestaande uit een allerkostelijkst mengsel van uitgeperste olijven met specerijen. Die olie was daardoor een zinnebeeld van liefelijkheid en duurzaamheid. Zij werd uitgestort op het hoofd van de priester, en vloeide van daar nederwaarts langs de baard en tot aan de zomen van het gewaad, zie Psalms 133:1-Psalms 133:3. Op deze zalving doelt Johannes, zeggende: "Gij hebt de zalving van de Heilige." Voor de priester betekende het, de genadige mededeling van die gaven, welke hij overeenkomstig zijn priesterambt behoefde. Als schaduw voor het Nieuwe Testament was de olie, de velerlei gaven van de Heilige Geest. Christus is de hoorn, die God ons opgericht heeft in Davids huis (Luke 1:69). Uit die gezegende Hoorn van zaligheid wordt Zijn volk bedeeld met alle geestelijke gaven en zegeningen (Psalms 68:19); en ontvang de eernaam van christenen, omdat zij door Zijn olie geroepen en bekwaam gemaakt zijn om te wezen: profeten, tot het verkondigen van de deugden van Hem, Die hen liedhad; priesters, om zich Hem over te geven als een dankoffer; en koningen, om tegen al Zijn en hun vijanden te strijden, en over die vijanden te triomferen in Zijn kracht..
Vers 11
11. En hij sprenkelde daarvan op het in de voorhof staande altaar, niet zoals op de tent der samenkomst en al wat daarin was nmaal, maar zevenmaal en al zijn gereedschap, dus ook de aspotten, schoffels, bekkens enz. (Exodus 27:3), en hij zalfde zo het altaar en al zijn gereedschap, evenals het wasvat en zijn voet besprenkelde hij, maar dit slechts eenmaal, om die eenvoudig te heiligen, terwijl het altaar door de zevenvoudige besprenkeling zeer heilig geworden was. (Exodus 40:10).Vers 11
11. En hij sprenkelde daarvan op het in de voorhof staande altaar, niet zoals op de tent der samenkomst en al wat daarin was nmaal, maar zevenmaal en al zijn gereedschap, dus ook de aspotten, schoffels, bekkens enz. (Exodus 27:3), en hij zalfde zo het altaar en al zijn gereedschap, evenals het wasvat en zijn voet besprenkelde hij, maar dit slechts eenmaal, om die eenvoudig te heiligen, terwijl het altaar door de zevenvoudige besprenkeling zeer heilig geworden was. (Exodus 40:10).Vers 12
12. Daarna goot hij een groot deel a) van de zalfolie op het hoofd1) van Aron, en hij zalfde hem, om hem te heiligen tot een middelaar van de genadegaven voor het volk.a) Psalms 133:2 Psalms 133:1) Volgens de Joodse overlevering moet de zalving van Aron van die van zijn zonen onderscheiden zijn geweest. Bij Aron werd de zalfolie op het hoofd uitgegoten, bij zijn zonen slechts het voorhoofd met olie bestreken. Voor deze opvatting is veel te zeggen, omdat ook Leviticus 21:10,Leviticus 21:12 een onderscheid gemaakt wordt tussen de zalving van de Hogepriester en die van de gewone priester. De Hogepriester, of, zoals hij ook wel genoemd wordt in de oorspronkelijke tekst, de grote priester, wat hetzelfde denkbeeld in zich sluit, draagt ook de naam van de gezalfde priester. Dit was niet, omdat hij alleen gezalfd was. Maar hij draagt die naam, omdat hij zo niet op een andere wijze, dan toch in veel ruimere mate, de zalving met de heilige olie heeft ontvangen, dan de gewone priesters haar ontvangen hebben.
Vers 12
12. Daarna goot hij een groot deel a) van de zalfolie op het hoofd1) van Aron, en hij zalfde hem, om hem te heiligen tot een middelaar van de genadegaven voor het volk.a) Psalms 133:2 Psalms 133:1) Volgens de Joodse overlevering moet de zalving van Aron van die van zijn zonen onderscheiden zijn geweest. Bij Aron werd de zalfolie op het hoofd uitgegoten, bij zijn zonen slechts het voorhoofd met olie bestreken. Voor deze opvatting is veel te zeggen, omdat ook Leviticus 21:10,Leviticus 21:12 een onderscheid gemaakt wordt tussen de zalving van de Hogepriester en die van de gewone priester. De Hogepriester, of, zoals hij ook wel genoemd wordt in de oorspronkelijke tekst, de grote priester, wat hetzelfde denkbeeld in zich sluit, draagt ook de naam van de gezalfde priester. Dit was niet, omdat hij alleen gezalfd was. Maar hij draagt die naam, omdat hij zo niet op een andere wijze, dan toch in veel ruimere mate, de zalving met de heilige olie heeft ontvangen, dan de gewone priesters haar ontvangen hebben.
Vers 13
13. Ook deed Mozes de zonen van Aron naderen en trok hun, die tot gewone priesters waren gewijd, rokken, priestermantels van piqu-achtig geweefd lijnwaad aan, en gordde hen met een driekleurige gordel, en bond hun de voor hen bestemde mutsen op, hoofdbedeksels van wit linnen, in de vorm van bloemkelken, en zalfde ze wellicht door bestrijking van hun voorhoofd met heilige olie, a)zoals de HEERE Mozes geboden had. 1)a) Exodus 29:9
1) Volgens de mening van de Rabbijnen heeft Mozes bij deze bestrijking hun de Hebreeuwse letter, waarmee het woord Cohen, d.i. priester, begint, op het voorhoofd getekend; maar het moet nog bewezen worden, dat deze mening juist is. In geen geval komt iets op een dergelijk teken aan, anders had de Heilige Schrift daarvan wel melding gemaakt; wel is het opmerkelijk dat de gewone priesters alleen met olie werden bestreken, terwijl Mozes de Hogepriester daarmee geheel overstort. Want in hem zou het heiligingsambt zich concentreren; hij zou het in zijn gehele volheid bezitten en niet alleen van enkelen, maar van de gehele gemeente middelaar zijn; terwijl het priesterschap van de gewone priesters slechts een gedeeltelijk priesterschap, een van mindere rang was; om die volkomen zalving wordt de priester dan ook de "Gezalfde" priester (Leviticus 4:3; Leviticus 6:22), of de "heilige van de Heere" genoemd (Psalm. 106:16)
II. Leviticus 8:14-Leviticus 8:36. Hierna gaat Mozes tot het tweede deel van de heilige handeling over en brengt de drie offers, het zondoffer, het brandoffer en het dankoffer; bij het laatste vult hij Aron en zijn zonen de handen, en bevestigt hen daardoor in de werkzaamheden en emolumenten (rechten van genot) van hun priesterlijk ambt. De wijding, zowel in haar eerste als tweede deel wordt zeven dagen achtereenvolgende herhaald, gedurende welke tijd zij, die gewijd worden, het voorhof van de tabernakel niet mogen verlaten.
Vers 13
13. Ook deed Mozes de zonen van Aron naderen en trok hun, die tot gewone priesters waren gewijd, rokken, priestermantels van piqu-achtig geweefd lijnwaad aan, en gordde hen met een driekleurige gordel, en bond hun de voor hen bestemde mutsen op, hoofdbedeksels van wit linnen, in de vorm van bloemkelken, en zalfde ze wellicht door bestrijking van hun voorhoofd met heilige olie, a)zoals de HEERE Mozes geboden had. 1)a) Exodus 29:9
1) Volgens de mening van de Rabbijnen heeft Mozes bij deze bestrijking hun de Hebreeuwse letter, waarmee het woord Cohen, d.i. priester, begint, op het voorhoofd getekend; maar het moet nog bewezen worden, dat deze mening juist is. In geen geval komt iets op een dergelijk teken aan, anders had de Heilige Schrift daarvan wel melding gemaakt; wel is het opmerkelijk dat de gewone priesters alleen met olie werden bestreken, terwijl Mozes de Hogepriester daarmee geheel overstort. Want in hem zou het heiligingsambt zich concentreren; hij zou het in zijn gehele volheid bezitten en niet alleen van enkelen, maar van de gehele gemeente middelaar zijn; terwijl het priesterschap van de gewone priesters slechts een gedeeltelijk priesterschap, een van mindere rang was; om die volkomen zalving wordt de priester dan ook de "Gezalfde" priester (Leviticus 4:3; Leviticus 6:22), of de "heilige van de Heere" genoemd (Psalm. 106:16)
II. Leviticus 8:14-Leviticus 8:36. Hierna gaat Mozes tot het tweede deel van de heilige handeling over en brengt de drie offers, het zondoffer, het brandoffer en het dankoffer; bij het laatste vult hij Aron en zijn zonen de handen, en bevestigt hen daardoor in de werkzaamheden en emolumenten (rechten van genot) van hun priesterlijk ambt. De wijding, zowel in haar eerste als tweede deel wordt zeven dagen achtereenvolgende herhaald, gedurende welke tijd zij, die gewijd worden, het voorhof van de tabernakel niet mogen verlaten.
Vers 14
14. a) Toen deed hij de (Leviticus 8:4) meegebrachte var van het zondoffer komen. En Aron en zijn zonen, voor wie dat offer bestemd was, legden hun handen op het hoofd van de var van het zondoffer. 1)a) Exodus 29:1
1) Door een zondoffer, want zo luide het bevel van de Heere: "Brengt een var nabij de tent, (dat is dus bij het altaar) en laten de priesters hun handen op zijn hoofd leggen." Die handoplegging was een belijdenis van hun zonden. Zij bekenden daarmee waardig te zijn, en zelf te worden geslacht; maar zij betuigden daarmee tevens, hun ongerechtigheden en schulden over te dragen aan de var. Daarop moest die var geslacht, en van zijn bloed aan de hoornen van het altaar gestreken worden. Het niervet en het ingewandsvet, dus het beste gedeelte, moest worden aangestoken; terwijl het vlees en het vel met vuur verbrand moesten worden buiten het leger. Het vet van het zondoffer beeldt altijd af de ziel van de Heiland, als het beste deel van Zijn mensheid. Het vlees en de huid van het zondoffer, Jezus' lichaam. Het was dus geheel en al zinnebeeldig een overdragen van eigen vloek aan Hem, Die als een vloek ook buiten de legerplaats van de heilige stad moest sterven. (Hebrews 13:11-Hebrews 13:13).
Vers 14
14. a) Toen deed hij de (Leviticus 8:4) meegebrachte var van het zondoffer komen. En Aron en zijn zonen, voor wie dat offer bestemd was, legden hun handen op het hoofd van de var van het zondoffer. 1)a) Exodus 29:1
1) Door een zondoffer, want zo luide het bevel van de Heere: "Brengt een var nabij de tent, (dat is dus bij het altaar) en laten de priesters hun handen op zijn hoofd leggen." Die handoplegging was een belijdenis van hun zonden. Zij bekenden daarmee waardig te zijn, en zelf te worden geslacht; maar zij betuigden daarmee tevens, hun ongerechtigheden en schulden over te dragen aan de var. Daarop moest die var geslacht, en van zijn bloed aan de hoornen van het altaar gestreken worden. Het niervet en het ingewandsvet, dus het beste gedeelte, moest worden aangestoken; terwijl het vlees en het vel met vuur verbrand moesten worden buiten het leger. Het vet van het zondoffer beeldt altijd af de ziel van de Heiland, als het beste deel van Zijn mensheid. Het vlees en de huid van het zondoffer, Jezus' lichaam. Het was dus geheel en al zinnebeeldig een overdragen van eigen vloek aan Hem, Die als een vloek ook buiten de legerplaats van de heilige stad moest sterven. (Hebrews 13:11-Hebrews 13:13).
Vers 15
15. En men, een van hen, die gewijd moesten worden, waarschijnlijk Aron zelf, slachtte hem, namelijk het door handoplegging met de doodschuld beladen dier, en Mozes nam een deel van het bloed, en deed het met zijn vinger rondomop de hoornen van het altaar, en ontzondigde daarmee, behalve de persoon van de offeraar, ook de plaats van hun aanstaande handeling, het altaar; 1) daarna goot hij het overige bloed uit aan de bodem van het altaar en heiligde het, om hiervoor verzoening te doen 2) (Leviticus 16:16).1) Het altaar werd op die wijze van bloedsprenkeling langs de hoornen "ontzondigd," waarbij wij te denken hebben aan een ontsmetting van de onreinheid, die het door menselijke aanraking en behandeling, tot hiertoe ondergaan, aankleefde. Zouden toch de offers, die erop gebracht werden, God aangenaam wezen, dan moesten die offers zelf niet alleen rein zijn, maar ook dat, waarop ze Hem gebracht of aangeboden werden, gelijk dit zijn hoogste vervulling heeft gehad in het offer van de Heere Christus, Die dat God, Zijn Vader, met een volkomen, rein en heilig gemoed gebracht heeft door de Heilige Geest, die in al Zijn volheid in Hem wonen. Daarop worden wij dan ook in het Nieuwe Verbond gewezen, waar geschreven staat: "Hoeveel temeer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest zichzelf God onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen." (Hebrews 9:14)
2) Niet alleen moest het altaar ontreinigd en geheiligd worden van de zonden, waarmee het besmet was, maar ook moest voor die zonden, voor het altaar, verzoening bij God worden gedaan. Daarop doelde die tweede handeling..
Vers 15
15. En men, een van hen, die gewijd moesten worden, waarschijnlijk Aron zelf, slachtte hem, namelijk het door handoplegging met de doodschuld beladen dier, en Mozes nam een deel van het bloed, en deed het met zijn vinger rondomop de hoornen van het altaar, en ontzondigde daarmee, behalve de persoon van de offeraar, ook de plaats van hun aanstaande handeling, het altaar; 1) daarna goot hij het overige bloed uit aan de bodem van het altaar en heiligde het, om hiervoor verzoening te doen 2) (Leviticus 16:16).1) Het altaar werd op die wijze van bloedsprenkeling langs de hoornen "ontzondigd," waarbij wij te denken hebben aan een ontsmetting van de onreinheid, die het door menselijke aanraking en behandeling, tot hiertoe ondergaan, aankleefde. Zouden toch de offers, die erop gebracht werden, God aangenaam wezen, dan moesten die offers zelf niet alleen rein zijn, maar ook dat, waarop ze Hem gebracht of aangeboden werden, gelijk dit zijn hoogste vervulling heeft gehad in het offer van de Heere Christus, Die dat God, Zijn Vader, met een volkomen, rein en heilig gemoed gebracht heeft door de Heilige Geest, die in al Zijn volheid in Hem wonen. Daarop worden wij dan ook in het Nieuwe Verbond gewezen, waar geschreven staat: "Hoeveel temeer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest zichzelf God onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen." (Hebrews 9:14)
2) Niet alleen moest het altaar ontreinigd en geheiligd worden van de zonden, waarmee het besmet was, maar ook moest voor die zonden, voor het altaar, verzoening bij God worden gedaan. Daarop doelde die tweede handeling..
Vers 16
16. Voorts nam hij de vetstukken, die alleen bij een zondoffer op het altaar mochten verbrand worden, (Leviticus 4:8, Leviticus 4:19,Leviticus 4:26,Leviticus 4:31, Leviticus 4:35) namelijk al het vet, dat aan de ingewanden is, en het net van de lever, en de twee nieren en haar vet (Leviticus 7:3) enMozes stak het aan op het altaar.Vers 16
16. Voorts nam hij de vetstukken, die alleen bij een zondoffer op het altaar mochten verbrand worden, (Leviticus 4:8, Leviticus 4:19,Leviticus 4:26,Leviticus 4:31, Leviticus 4:35) namelijk al het vet, dat aan de ingewanden is, en het net van de lever, en de twee nieren en haar vet (Leviticus 7:3) enMozes stak het aan op het altaar.Vers 17
17. Maar de var met zijn huid, en zijn vlees en zijn mest, heeft hij op een reine plaats (Leviticus 4:12) buiten het leger met vuur verbrand, 1) a) zoals de HEERE Mozes geboden had.a) Exodus 29:14 Leviticus 4:11 Leviticus 4:1)Hoogstwaarschijnlijk geschiedde dit ook met dit zondoffer voor de priester, omdat het offer tot ontzondiging diende, hoewel de geestelijke betekenis ons niet recht duidelijk in Gods Woord is verklaard. Sommigen menen, zoals Henry en Stachhousen, dat de reden hiervan was: dat evenals de zonden van het volk op een schaduwachtige wijze en als een uitbreiding van het werk van de volmaakte Hogepriester Christus verzoend werden door de priester, die door het eten van de zondofferanden duidelijk toonden, dat zij ongerechtigheid dragen, gelijk gezegd wordt (Leviticus 10:17), zo ook de zonden van de priester zelf door de wettische offeranden, die zij zelf offerden, op een dergelijke wijze werden verzoend, dat zij duidelijk gewezen werden, naar een volmaakte Hogepriester, ter wegneming van hun ongerechtigheid, die zij allen als voorbeeld droegen, wanneer zij voor anderen offerende, van de zondoffers aten; en mogelijk is de reden, waarom Mozes weer van dit voorrecht werd uitgesloten geweest, dat hij bij de inwijding evenzo als priester, hoewel een buitengewone, werd aangemerkt, zoala hij ook uit de stam van Levi was, en aan hem de naam van priester gegeven is (Psalms 99:6)
Vers 17
17. Maar de var met zijn huid, en zijn vlees en zijn mest, heeft hij op een reine plaats (Leviticus 4:12) buiten het leger met vuur verbrand, 1) a) zoals de HEERE Mozes geboden had.a) Exodus 29:14 Leviticus 4:11 Leviticus 4:1)Hoogstwaarschijnlijk geschiedde dit ook met dit zondoffer voor de priester, omdat het offer tot ontzondiging diende, hoewel de geestelijke betekenis ons niet recht duidelijk in Gods Woord is verklaard. Sommigen menen, zoals Henry en Stachhousen, dat de reden hiervan was: dat evenals de zonden van het volk op een schaduwachtige wijze en als een uitbreiding van het werk van de volmaakte Hogepriester Christus verzoend werden door de priester, die door het eten van de zondofferanden duidelijk toonden, dat zij ongerechtigheid dragen, gelijk gezegd wordt (Leviticus 10:17), zo ook de zonden van de priester zelf door de wettische offeranden, die zij zelf offerden, op een dergelijke wijze werden verzoend, dat zij duidelijk gewezen werden, naar een volmaakte Hogepriester, ter wegneming van hun ongerechtigheid, die zij allen als voorbeeld droegen, wanneer zij voor anderen offerende, van de zondoffers aten; en mogelijk is de reden, waarom Mozes weer van dit voorrecht werd uitgesloten geweest, dat hij bij de inwijding evenzo als priester, hoewel een buitengewone, werd aangemerkt, zoala hij ook uit de stam van Levi was, en aan hem de naam van priester gegeven is (Psalms 99:6)
Vers 18
18. Daarna deed hij de ram (Leviticus 8:1) van het brandoffer1) bijbrengen, en Aron en zijn zonen leiden, zoals dit bij ieder bloedig offer door de offeraar geschieden moest, hun handen op het hoofd van de ram.1) De priesters moesten opnieuw hun handen op het hoofd van die ram leggen, ten teken van ruiling of verwisseling. Daarna moest het bloed van het ram rondom op het altaar worden gesprenkeld; waarna men de huid afstroopte en de ram in delen verdeelde, die aldus geheel en al aangestoken en verbrand moest worden op het altaar, en dat wel "tot een liefelijke reuk voor de Heere." Daardoor eigenden de priesters zichzelf de Heere toe, en gaven zich aan Hem over, om uit te doen de oude mens met al zijn begeerlijkheden, en de leden te doden, die op aarde waren, ten einde alzo niet zichzelf meer te leven, maar Die, die in hun plaats gestorven was..
Ook dit brandoffer hier wees op Christus Jezus. Was het voor de priester een bewijs van zijn gehele overgave en toewijding aan God, het wees tevens op Christus Jezus, die zich geheel de Vader zou overgeven, om een eeuwige verzoening aan te brengen en die voor al de zijnen het leven door de dood zou overwinnen. Omdat hierop gewezen werd door het brandoffer, moest het ook geheel en al door het vuur worden verteerd..
Vers 18
18. Daarna deed hij de ram (Leviticus 8:1) van het brandoffer1) bijbrengen, en Aron en zijn zonen leiden, zoals dit bij ieder bloedig offer door de offeraar geschieden moest, hun handen op het hoofd van de ram.1) De priesters moesten opnieuw hun handen op het hoofd van die ram leggen, ten teken van ruiling of verwisseling. Daarna moest het bloed van het ram rondom op het altaar worden gesprenkeld; waarna men de huid afstroopte en de ram in delen verdeelde, die aldus geheel en al aangestoken en verbrand moest worden op het altaar, en dat wel "tot een liefelijke reuk voor de Heere." Daardoor eigenden de priesters zichzelf de Heere toe, en gaven zich aan Hem over, om uit te doen de oude mens met al zijn begeerlijkheden, en de leden te doden, die op aarde waren, ten einde alzo niet zichzelf meer te leven, maar Die, die in hun plaats gestorven was..
Ook dit brandoffer hier wees op Christus Jezus. Was het voor de priester een bewijs van zijn gehele overgave en toewijding aan God, het wees tevens op Christus Jezus, die zich geheel de Vader zou overgeven, om een eeuwige verzoening aan te brengen en die voor al de zijnen het leven door de dood zou overwinnen. Omdat hierop gewezen werd door het brandoffer, moest het ook geheel en al door het vuur worden verteerd..
Vers 19
19. En men slachtte hem (Leviticus 8:15). En Mozes sprenkelde al het bloed, zoals dit (Leviticus 1:5) was voorgeschreven, op het altaar rondom.Vers 19
19. En men slachtte hem (Leviticus 8:15). En Mozes sprenkelde al het bloed, zoals dit (Leviticus 1:5) was voorgeschreven, op het altaar rondom.Vers 20
20. Hij deelde ook de ram in zijn delen, liet hem door Aron en zijn zonen verdelen en Mozes stak zelf op het altaar het hoofd aan en die delen en het smeer (zie "1Sa 5:4); juister: de voor het verdelen uit het dier weggenomen vetdelen.Vers 20
20. Hij deelde ook de ram in zijn delen, liet hem door Aron en zijn zonen verdelen en Mozes stak zelf op het altaar het hoofd aan en die delen en het smeer (zie "1Sa 5:4); juister: de voor het verdelen uit het dier weggenomen vetdelen.Vers 21
21. Doch de ingewanden en de onderschenkels waste hij, liet hij door hen, die gewijd moesten worden, wassen met water uit het koperen wasvat, en Mozes stak, terwijl hij ook deze bij de vroeger opgenoemde stukken voegde, die gehele ramaan op het altaar; het was een brandoffer tot een liefelijke reuk, 1)een vuuroffer was het voor de HEERE, a) zoals de HEERE Mozes geboden had.a) Exodus 29:18
1) Tot een liefelijke reuk, d.i. God aangenaam, zodat Hij het aannam..
Vers 21
21. Doch de ingewanden en de onderschenkels waste hij, liet hij door hen, die gewijd moesten worden, wassen met water uit het koperen wasvat, en Mozes stak, terwijl hij ook deze bij de vroeger opgenoemde stukken voegde, die gehele ramaan op het altaar; het was een brandoffer tot een liefelijke reuk, 1)een vuuroffer was het voor de HEERE, a) zoals de HEERE Mozes geboden had.a) Exodus 29:18
1) Tot een liefelijke reuk, d.i. God aangenaam, zodat Hij het aannam..
Vers 22
22. Daarna deed hij de andere ram, de ram van het vuloffer bijbrengen. 1) Deze ram moest dienen om Aron en zijn zonen de handen te vullen, d.i. hun dezelfde offergaven mee te delen, welke zij later bij hun dienst als middelaar van het volk op het altaar moesten offeren, en Aron met zijn zonen legden hun handen op het hoofd van de ram (Leviticus 8:18).1) Ook op het hoofd van deze ram moesten de priesters de handen leggen. En als daarna die ram geslacht werd, moest er van het bloed gestreken worden aan de rechteroorlel, de rechterduim en op de rechterteen van de priester. Hoofd, handen en voeten werden daardoor gereinigd, om wapens van gerechtigheid te worden, toegewijd aan de dienst van de Heere. Vervolgens moest dat bloed vermengd met heilige zalfolie op hun kleren gesprenkeld worden, als een bewijs hoe het bloed van reinigmaking en de Geest van genade samenwerken, om aan de gelovige een gestalte te geven, waardoor hij voor God en mensen welbehagelijk en aangenaam wordt..
Vers 22
22. Daarna deed hij de andere ram, de ram van het vuloffer bijbrengen. 1) Deze ram moest dienen om Aron en zijn zonen de handen te vullen, d.i. hun dezelfde offergaven mee te delen, welke zij later bij hun dienst als middelaar van het volk op het altaar moesten offeren, en Aron met zijn zonen legden hun handen op het hoofd van de ram (Leviticus 8:18).1) Ook op het hoofd van deze ram moesten de priesters de handen leggen. En als daarna die ram geslacht werd, moest er van het bloed gestreken worden aan de rechteroorlel, de rechterduim en op de rechterteen van de priester. Hoofd, handen en voeten werden daardoor gereinigd, om wapens van gerechtigheid te worden, toegewijd aan de dienst van de Heere. Vervolgens moest dat bloed vermengd met heilige zalfolie op hun kleren gesprenkeld worden, als een bewijs hoe het bloed van reinigmaking en de Geest van genade samenwerken, om aan de gelovige een gestalte te geven, waardoor hij voor God en mensen welbehagelijk en aangenaam wordt..
Vers 23
23. En men slachtte hem (Leviticus 8:15). En Mozes nam enige droppels van zijn bloed, en deed het op het lelletje van Arons rechteroor, en op de duim van zijn rechterhand, en op de grote teen van zijn rechtervoet (Exodus 29:20).Vers 23
23. En men slachtte hem (Leviticus 8:15). En Mozes nam enige droppels van zijn bloed, en deed het op het lelletje van Arons rechteroor, en op de duim van zijn rechterhand, en op de grote teen van zijn rechtervoet (Exodus 29:20).Vers 24
24. Hij deed ook de zonen van Aron naderen, en Mozes deed van dat bloed op het lelletje van hun rechteroor, en op de duim van hun rechterhand, en op de grote teen van hun rechtervoet; 1) daarna sprenkelde Mozes het overige van dat bloed rondom op het altaar, vermengde van het weer aflopende bloed enige druppels onder het overblijfsel van zalfolie (Leviticus 8:9) en volbracht de (Leviticus 8:30) voorgestelde plechtigheid.1) Waren zij schuldig en bevlekt voor God, n wat hun horen naar Hem betreft, n wat betreft hun doen van Gods wil, n wat aangaat hun wandelen in Zijn wegen, daarom moesten zij eerst vergeving ontvangen; die schuld, die vloek moest eerst worden uitgewist; v rdat zij Hem welbehagelijk in Zijn heiligdom zouden kunnen dienen.
Vers 24
24. Hij deed ook de zonen van Aron naderen, en Mozes deed van dat bloed op het lelletje van hun rechteroor, en op de duim van hun rechterhand, en op de grote teen van hun rechtervoet; 1) daarna sprenkelde Mozes het overige van dat bloed rondom op het altaar, vermengde van het weer aflopende bloed enige druppels onder het overblijfsel van zalfolie (Leviticus 8:9) en volbracht de (Leviticus 8:30) voorgestelde plechtigheid.1) Waren zij schuldig en bevlekt voor God, n wat hun horen naar Hem betreft, n wat betreft hun doen van Gods wil, n wat aangaat hun wandelen in Zijn wegen, daarom moesten zij eerst vergeving ontvangen; die schuld, die vloek moest eerst worden uitgewist; v rdat zij Hem welbehagelijk in Zijn heiligdom zouden kunnen dienen.
Vers 25
25. a) En hij nam nu, eer hij tot het ontsteken van het vuloffer overging, eerst de daartoe bestemde delen van het offerdier, namelijk het vet en de staart, en al het vet, dat aan de ingewanden is, en het net van de lever, en de beide nieren en haar vet (Leviticus 8:9); daartoe de rechterschouder, die bij andere dankoffers de dienstdoende priesters als hun aandeel toegewezen was (Leviticus 7:32).Vers 25
25. a) En hij nam nu, eer hij tot het ontsteken van het vuloffer overging, eerst de daartoe bestemde delen van het offerdier, namelijk het vet en de staart, en al het vet, dat aan de ingewanden is, en het net van de lever, en de beide nieren en haar vet (Leviticus 8:9); daartoe de rechterschouder, die bij andere dankoffers de dienstdoende priesters als hun aandeel toegewezen was (Leviticus 7:32).Vers 26
26. Ook nam hij uit de korf van de ongezuurde broden, die voor het aangezicht des HEEREN was (Leviticus 8:1) een ongezuurde koek en een geoliede broodkoek, en een vlade, en hij legde ze op dat vet en op de rechterschouder. 27. En hij gaf dat alles in de handen van Aron en in de handen van zijn zonen, om ze hun de een na de ander te vullen, en bewoog die ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN (zie "Exodus 29:24).Vers 26
26. Ook nam hij uit de korf van de ongezuurde broden, die voor het aangezicht des HEEREN was (Leviticus 8:1) een ongezuurde koek en een geoliede broodkoek, en een vlade, en hij legde ze op dat vet en op de rechterschouder. 27. En hij gaf dat alles in de handen van Aron en in de handen van zijn zonen, om ze hun de een na de ander te vullen, en bewoog die ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN (zie "Exodus 29:24).Vers 28
28. Daarna nam Mozes ze uit hun handen en stak ze aan op het altaar, op het brandoffer, dat toen nog brandde; zij waren vuloffers: daarom legde Mozes de stukken, die verbrand moesten worden; op de handen van Aron en van zijn zonen, en bewoog ze voor de Heere; maar zij waren toch ook vuloffers, daarom nam hij deze stukken weer uit hun handen en stak ze op het altaar aan, tot een liefelijke reuk: het was een vuuroffer voor de HEERE.Vers 28
28. Daarna nam Mozes ze uit hun handen en stak ze aan op het altaar, op het brandoffer, dat toen nog brandde; zij waren vuloffers: daarom legde Mozes de stukken, die verbrand moesten worden; op de handen van Aron en van zijn zonen, en bewoog ze voor de Heere; maar zij waren toch ook vuloffers, daarom nam hij deze stukken weer uit hun handen en stak ze op het altaar aan, tot een liefelijke reuk: het was een vuuroffer voor de HEERE.Vers 29
29. Voorts nam Mozes de borst, die niet als de rechterschouder op het brandaltaar neergelegd was, en bewoog ze ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; hij deed alzo met de borst van een ram van het vuloffer, zoals met die van een gewoon dankoffer (Leviticus 7:30). Zij werd Mozes ten dele van de ram van het vuloffer, a) zoals de HEERE Mozes geboden had, 1) zodat hem aldus datgene toeviel, wat in de toekomst voor de gehele priesterschaar zou zijn (Leviticus 7:31).a) Exodus 29:26
1) Ook nu lezen wij gedurig, zoals de Heere Mozes geboden had, en dat, om te doen uitkomen, dat alles, wat plaatsvond, was volgens het Woord van God. Neen, niet van menselijke uitvinding was die dienst onder Israël, maar van Goddelijke oorsprong. Voortgekomen uit de eigen gedachte van God.
Vers 29
29. Voorts nam Mozes de borst, die niet als de rechterschouder op het brandaltaar neergelegd was, en bewoog ze ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; hij deed alzo met de borst van een ram van het vuloffer, zoals met die van een gewoon dankoffer (Leviticus 7:30). Zij werd Mozes ten dele van de ram van het vuloffer, a) zoals de HEERE Mozes geboden had, 1) zodat hem aldus datgene toeviel, wat in de toekomst voor de gehele priesterschaar zou zijn (Leviticus 7:31).a) Exodus 29:26
1) Ook nu lezen wij gedurig, zoals de Heere Mozes geboden had, en dat, om te doen uitkomen, dat alles, wat plaatsvond, was volgens het Woord van God. Neen, niet van menselijke uitvinding was die dienst onder Israël, maar van Goddelijke oorsprong. Voortgekomen uit de eigen gedachte van God.
Vers 30
30. Mozes nam ook van de zalfolie en van het bloed, dat op het altaar was, en sprenkelde het mengsel van zalfolie en bloed op Aron, op zijn kleren en op zijn zonen en op de kleren van zijn zonen met hem, en hij heiligde Aron, zijn kleren en zijn zonen en de kleren van zijn zonen met hem 1) (zie "Exodus 29:21).1) Met de zalfolie en met het bloed nog eens besprenkeld, duidde het slot van de plechtige wijding aan, dat de Heere God Aron en zijn zonen bekwaam maakte tot hun heilig ambt, en met hen in verzoende betrekking stond. Door deze besprenkeling werden de Priesters hier met hoger kracht van het geestelijke leven begenadigd..
Vers 30
30. Mozes nam ook van de zalfolie en van het bloed, dat op het altaar was, en sprenkelde het mengsel van zalfolie en bloed op Aron, op zijn kleren en op zijn zonen en op de kleren van zijn zonen met hem, en hij heiligde Aron, zijn kleren en zijn zonen en de kleren van zijn zonen met hem 1) (zie "Exodus 29:21).1) Met de zalfolie en met het bloed nog eens besprenkeld, duidde het slot van de plechtige wijding aan, dat de Heere God Aron en zijn zonen bekwaam maakte tot hun heilig ambt, en met hen in verzoende betrekking stond. Door deze besprenkeling werden de Priesters hier met hoger kracht van het geestelijke leven begenadigd..
Vers 31
31. En Mozes zei, als hij niet alleen deze plechtigheid, maar ook al wat (Leviticus 8:25-Leviticus 8:29) over het vullen van de handen, het bewegen en het aansteken van de eigenlijke offerdelen bevolen was, volbracht had, tot Aron en tot zijn zonen: Ziet dat overige vlees voor de deur van de tent der samenkomst en eet hetzelfde daar als offermaaltijd, bovendien het brood, dat in de korf van het vuloffer is, waarvan mede een deel (Leviticus 8:26) tot vuloffer was gebruikt geworden, zoals Ik geboden heb, zeggende: Aron en zijn zonen zullen dat eten.a) Exodus 29:32 Leviticus 24:9 Leviticus 24:32. Maar het, na de gehouden maaltijd, overige van het vlees en van het brood, zult gij niet tot de volgende morgen bewaren, maar nog heden, zoals bij het lofoffergeschiedt, (Leviticus 7:15) met vuur verbranden. 1)
1) Het offervlees mocht, omdat het heilig vlees was, alleen door de priester voor de deur van de tabernakel gegeten worden, en wat over was, moest met vuur worden verbrand, ook weer, opdat het niet ontheiligd zou worden..
Vers 31
31. En Mozes zei, als hij niet alleen deze plechtigheid, maar ook al wat (Leviticus 8:25-Leviticus 8:29) over het vullen van de handen, het bewegen en het aansteken van de eigenlijke offerdelen bevolen was, volbracht had, tot Aron en tot zijn zonen: Ziet dat overige vlees voor de deur van de tent der samenkomst en eet hetzelfde daar als offermaaltijd, bovendien het brood, dat in de korf van het vuloffer is, waarvan mede een deel (Leviticus 8:26) tot vuloffer was gebruikt geworden, zoals Ik geboden heb, zeggende: Aron en zijn zonen zullen dat eten.a) Exodus 29:32 Leviticus 24:9 Leviticus 24:32. Maar het, na de gehouden maaltijd, overige van het vlees en van het brood, zult gij niet tot de volgende morgen bewaren, maar nog heden, zoals bij het lofoffergeschiedt, (Leviticus 7:15) met vuur verbranden. 1)
1) Het offervlees mocht, omdat het heilig vlees was, alleen door de priester voor de deur van de tabernakel gegeten worden, en wat over was, moest met vuur worden verbrand, ook weer, opdat het niet ontheiligd zou worden..
Vers 33
33. Ook zult gij uit de deur van de tent der samenkomst, zeven dagen niet uitgaan, tot aan de dag, dat vervuld worden de dagen van uw vuloffer, en de verdere aan u tevolbrengen wijding; want zeven dagen zal men op dezelfde wijze uw handen vullen. 1)1) Deze herhaling van de wijding is als een bekrachtiging daarvan te beschouwen; de vaststelling ervan op zeven dagen is echter uit de heiligheid van het getal zeven als teken van de voleindiging van het werk van God te verklaren..
Vers 33
33. Ook zult gij uit de deur van de tent der samenkomst, zeven dagen niet uitgaan, tot aan de dag, dat vervuld worden de dagen van uw vuloffer, en de verdere aan u tevolbrengen wijding; want zeven dagen zal men op dezelfde wijze uw handen vullen. 1)1) Deze herhaling van de wijding is als een bekrachtiging daarvan te beschouwen; de vaststelling ervan op zeven dagen is echter uit de heiligheid van het getal zeven als teken van de voleindiging van het werk van God te verklaren..
Vers 34
34. Zoals men gedaan heeft op dezelfde dag, alzo heeft de HEERE te doen geboden, om voor u geheel verzoening te doen, en u te heiligen, opdat gij alzo uw bediening aanvaardt.Vers 34
34. Zoals men gedaan heeft op dezelfde dag, alzo heeft de HEERE te doen geboden, om voor u geheel verzoening te doen, en u te heiligen, opdat gij alzo uw bediening aanvaardt.Vers 35
35. Gij zult dan, zoals gezegd is (Leviticus 8:33) aan de deur van de tent der samenkomst in de voorhof blijven, dag en nacht, 1) zeven dagen, en zult de wacht van de HEERE waarnemen, 2) de door God voor u verordende wijding geregeld ondergaan, en het verband tussen deze verschillende delen niet verbreken door terug te keren in het gewone, dagelijkse leven, opdat gij niet tot straf voor uw lichtzinnigheid sterft; 3) want alzo is het mij geboden.1) Hiermee wordt aangeduid, dat de priesters nooit, noch overdag noch `s nachts ontslagen zouden zijn van de dienst van de Heere, dat zij immer moesten zorgen voor de welstand van het huis van de Heere..
2) In het Hebreeuws Schemarthem et-mischmereth Jahveh. Gij zult de hoede, de bewaking van de Heere waarnemen, d.i. gij zult doen, wat tot bewaking van de Heere en tot waarneming van Zijn wet bevorderlijk kan zijn. De Schomerim waren degene, wie de wacht over Gods Kerk op aarde was aanbevolen (Ezekiel 3:7; Isaiah 56:10) d.i. de Profeten, de priesters en de Levieten..
3) Wel was de straf zwaar, maar men vergete niet, dat Aron en zijn zonen geheiligde personen waren, en dat hun zonde een geheel volk ten verderve was..
Vers 35
35. Gij zult dan, zoals gezegd is (Leviticus 8:33) aan de deur van de tent der samenkomst in de voorhof blijven, dag en nacht, 1) zeven dagen, en zult de wacht van de HEERE waarnemen, 2) de door God voor u verordende wijding geregeld ondergaan, en het verband tussen deze verschillende delen niet verbreken door terug te keren in het gewone, dagelijkse leven, opdat gij niet tot straf voor uw lichtzinnigheid sterft; 3) want alzo is het mij geboden.1) Hiermee wordt aangeduid, dat de priesters nooit, noch overdag noch `s nachts ontslagen zouden zijn van de dienst van de Heere, dat zij immer moesten zorgen voor de welstand van het huis van de Heere..
2) In het Hebreeuws Schemarthem et-mischmereth Jahveh. Gij zult de hoede, de bewaking van de Heere waarnemen, d.i. gij zult doen, wat tot bewaking van de Heere en tot waarneming van Zijn wet bevorderlijk kan zijn. De Schomerim waren degene, wie de wacht over Gods Kerk op aarde was aanbevolen (Ezekiel 3:7; Isaiah 56:10) d.i. de Profeten, de priesters en de Levieten..
3) Wel was de straf zwaar, maar men vergete niet, dat Aron en zijn zonen geheiligde personen waren, en dat hun zonde een geheel volk ten verderve was..
Vers 36
36. Aron nu en zijn zonen deden al de dingen, die de HEERE door de dienst van Mozes geboden had.1) Zij verwijderden zich zeven dagen lang niet van het heiligdom, maar onderwierpen zich volkomen aan de voor hen bepaalde wijding.1) Daar op de 1ste Abib, in het 2de jaar na de uittocht (Exodus 40:2,Exodus 40:17) de tabernakel werd opgericht, en waarschijnlijk op de beide volgende dagen de offerwetten werden gegeven (Leviticus 1:1-7), moeten de dagen van 4-10 Abib de dagen van de wijding geweest zijn; op de laatste van deze dagen volgde tegelijk de afzondering van het Paaslam voor het nu nabij zijnde Paasfeest (Exodus 12:1), waarvan de viering van 12-21 Abib ons in Numbers 9:1-Numbers 9:5 beschreven wordt. Op de 14de dag van de andere maand (Jijar) had er dan een naviering van het Pascha plaats voor sommigen, die op de juiste tijd het Pascha niet hadden kunnen vieren (Numbers 9:6-Numbers 9:14), en op de 20ste dag van diezelfde maand brak men op van Sinaï (Numeri. 10:11), nadat Israël bijna een jaar daar was gelegerd geweest. (Exodus 19:1).
Wegens de onvolmaaktheid van de schaduwdienst (men moet dit wel in het oog houden), moest dus dat, wat in Christus' Persoon en werk onafscheidelijk verenigd was, door drie onderscheidene offers voorgesteld worden. Eenvoudig zouden wij hier kunnen zeggen, dat de inwijding van de priesters (dat wil zeggen: de intrede van arme zondaren als verloste kinderen van God in Zijn kerk) geschiedt door Christus, als de grote vloekwegnemer; door Christus, Die het handschrift van de zonde uitgewist en daardoor tevens de oude mens gedood en van zijn heerschappij beroofd heeft; en door Christus, Wiens bloed en Geest reinigen van alle vlekken, en Die daardoor oorsprong en voedsel is van een nieuw leven in Zijn gemeenschap..
Vers 36
36. Aron nu en zijn zonen deden al de dingen, die de HEERE door de dienst van Mozes geboden had.1) Zij verwijderden zich zeven dagen lang niet van het heiligdom, maar onderwierpen zich volkomen aan de voor hen bepaalde wijding.1) Daar op de 1ste Abib, in het 2de jaar na de uittocht (Exodus 40:2,Exodus 40:17) de tabernakel werd opgericht, en waarschijnlijk op de beide volgende dagen de offerwetten werden gegeven (Leviticus 1:1-7), moeten de dagen van 4-10 Abib de dagen van de wijding geweest zijn; op de laatste van deze dagen volgde tegelijk de afzondering van het Paaslam voor het nu nabij zijnde Paasfeest (Exodus 12:1), waarvan de viering van 12-21 Abib ons in Numbers 9:1-Numbers 9:5 beschreven wordt. Op de 14de dag van de andere maand (Jijar) had er dan een naviering van het Pascha plaats voor sommigen, die op de juiste tijd het Pascha niet hadden kunnen vieren (Numbers 9:6-Numbers 9:14), en op de 20ste dag van diezelfde maand brak men op van Sinaï (Numeri. 10:11), nadat Israël bijna een jaar daar was gelegerd geweest. (Exodus 19:1).
Wegens de onvolmaaktheid van de schaduwdienst (men moet dit wel in het oog houden), moest dus dat, wat in Christus' Persoon en werk onafscheidelijk verenigd was, door drie onderscheidene offers voorgesteld worden. Eenvoudig zouden wij hier kunnen zeggen, dat de inwijding van de priesters (dat wil zeggen: de intrede van arme zondaren als verloste kinderen van God in Zijn kerk) geschiedt door Christus, als de grote vloekwegnemer; door Christus, Die het handschrift van de zonde uitgewist en daardoor tevens de oude mens gedood en van zijn heerschappij beroofd heeft; en door Christus, Wiens bloed en Geest reinigen van alle vlekken, en Die daardoor oorsprong en voedsel is van een nieuw leven in Zijn gemeenschap..