the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Jerusalem's Desolation and Mourning.Hoofdstuk 2
God's Anger and Jerusalem's Suffering.Hoofdstuk 3
Personal Lament; Hope amid Affliction.Hoofdstuk 4
Suffering of Jerusalem; Contrast with Past Glory.Hoofdstuk 5
Prayer for Restoration and Relief from Suffering.
- Lamentations
by Karl August Dächsel
De Klaagliederen, in den Hebreeuwsen Bijbel Eka, (Ach-hoe) geheten, naar het eerste woord,hetwelk herhaald wordt Hoofdstk. 2:1 en 4:1, in de Septuaginta Thrnoi, en in de Vulgata,Threni of lamentationes, zijn gedicht door den Profeet Jeremia.
Wel is waar wordt dit in het Boek zelf niet aangeduid, maar van overoude tijden is niemandanders dan de Profeet Jeremia, als de vervaardiger aangeduid, terwijl de Septuaginta aan hetbegin van het eerste vers leest: "En het geschiedde, nadat Israël gevankelijk was weggevoerden Jeruzalem verwoest was, zo zat Jeremia te wenen en zong den volgenden klaagzang overJeruzalem en zei:"Bovendien is het karakter van den Profeet Jeremia zo onmiskenbaar in de liederen weer tevinden en stemt inhoud en taal zo volkomen overeen met de taal van zijn profetisch Boek enmet hetgeen in zijn ziel moet zijn omgegaan bij de verwoesting van stad en tempel, dat schierniemand er aan twijfelt, of hij heeft deze klaagzangen gedicht.
Door den Heiligen Geest gedreven, heeft hij in die liederen de diepe smart weergegeven,welke zijne ziel vervulde, maar heeft hij ook inderdaad zijn ziele zoeken op te heffen tot God,wiens oordelen het zijn geweest en Wien ook Jeremia belijdt als den Souvereinen God.
Het Boek zelf laat zich verdelen in vijf delen of vijf liederen.
Het eerste deel of eerste lied (Hoofdstk. 1) bezingt in het algemeen de wegvoering van hetvolk, de verwoesting van Zion, de ellende van Jeruzalem en den ontzettenden toestand, diedaarvan het gevolg is.
Het tweede deel of tweede lied (Hoofdstk. 2) stelt die ellende voor als een daad van Goddelijkegramschap, als gevolg van den toorn Gods over de zonden des volks; wijst op s mensenonmacht om waarlijk te troosten en wijst heen naar Hem, die alleen troosten kan.
Het derde deel of derde lied (Hoofdstk. 3) bepaalt bij het geestelijk lijden van Gods kinderenten opzichte van de ellende, die doorstaan is en doorstaan wordt, wijst op de barmhartigheidGods, op Zijn gerechtigheid als de enige toevlucht voor Gods kinderen te midden van hetlijden.
Het vierde deel of vierde lied (Hoofdstk. 4) wijst verder op de oorzaak der ellende, n. l. op dezonden van volk en vorsten.
Het vijfde deel of vijfde lied (Hoofdstk. 5) behelst een smeekbede tot den Heere, om aan deellende een einde te doen komen en daarom om vernieuwde bestraling van Gods vriendelijk,verzoend Aangezicht.
Het geheel bevat derhalve een klaaglied over de ellende, een belijdenis van schuld enovertreding, en een toevlucht zoeken bij den genadetroon Gods, om erbarming en wegnemingvan druk en lijden.