Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Richteren 5

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, RICHTEREN 5

Judges 5:1.

LIED VAN DEBORA EN BARAK.

I. Judges 5:1-Judges 5:31. Nadat de veldtocht geëindigd is, zingen Debora en Barak gemeenschappelijk een door de profetes vervaardigd lied, vol van de meest verheven poëzie. Dit lied ademt de machtige gloed van de geestdrift, die door Israëls verheffing en zijn overwinning over Sisera in het land teweeg is gebracht. Na een lofzegging aan de Heere voor de overwinning, die Hij gegeven heeft (Judges 5:2-Judges 5:5), volgt een terugzien op de verlopen tijden van de dienstbaarheid en een oproep tot lof van Hem, die daaraan een einde gemaakt heeft (Judges 5:6-Judges 5:11); hierop volgt een roemrijke vermelding van de stammen, die de strijd ondernomen hadden, en een verwijt tegen hen, die daaraan geen deel hadden genomen (Judges 5:12-Judges 5:18); dan volgt een schildering van de slag en van Jaëls daad (Judges 5:19-Judges 5:27), en tenslotte worden de moeder van Sisera en haar staatsvrouwen sprekende ingevoerd (Judges 5:28-Judges 5:30); een zegenwens besluit het lied en een kort woord over de rust van de volgende tijd, het hoofdstuk.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, RICHTEREN 5

Judges 5:1.

LIED VAN DEBORA EN BARAK.

I. Judges 5:1-Judges 5:31. Nadat de veldtocht geëindigd is, zingen Debora en Barak gemeenschappelijk een door de profetes vervaardigd lied, vol van de meest verheven poëzie. Dit lied ademt de machtige gloed van de geestdrift, die door Israëls verheffing en zijn overwinning over Sisera in het land teweeg is gebracht. Na een lofzegging aan de Heere voor de overwinning, die Hij gegeven heeft (Judges 5:2-Judges 5:5), volgt een terugzien op de verlopen tijden van de dienstbaarheid en een oproep tot lof van Hem, die daaraan een einde gemaakt heeft (Judges 5:6-Judges 5:11); hierop volgt een roemrijke vermelding van de stammen, die de strijd ondernomen hadden, en een verwijt tegen hen, die daaraan geen deel hadden genomen (Judges 5:12-Judges 5:18); dan volgt een schildering van de slag en van Jaëls daad (Judges 5:19-Judges 5:27), en tenslotte worden de moeder van Sisera en haar staatsvrouwen sprekende ingevoerd (Judges 5:28-Judges 5:30); een zegenwens besluit het lied en een kort woord over de rust van de volgende tijd, het hoofdstuk.

Vers 1

1. Voorts, na de gelukkig geëindigde strijd tegen Sisera en Jabin, zongen Debora en Barak, 1)de zoon van Abinoam, op dezelfde dag, 2) om de overwinning voor al het volk te vieren, en de gemoederen tot dankbaarheid jegens deHeere te ontsteken, een lied, zeggende:

1) Dit beduidt niet, dat Debora en Barak het lied tezamen hebben gemaakt, maar is als een opschrift van de zegezang aan te merken, en verder, dat het door beiden is gezongen. De dichteres is Debora alleen, zoals blijkt uit Judges 5:3,Judges 5:7, Judges 5:12..

2) D.w.z. onmiddellijk, na de overwinning op Jabin en Sisera..

Vers 1

1. Voorts, na de gelukkig geëindigde strijd tegen Sisera en Jabin, zongen Debora en Barak, 1)de zoon van Abinoam, op dezelfde dag, 2) om de overwinning voor al het volk te vieren, en de gemoederen tot dankbaarheid jegens deHeere te ontsteken, een lied, zeggende:

1) Dit beduidt niet, dat Debora en Barak het lied tezamen hebben gemaakt, maar is als een opschrift van de zegezang aan te merken, en verder, dat het door beiden is gezongen. De dichteres is Debora alleen, zoals blijkt uit Judges 5:3,Judges 5:7, Judges 5:12..

2) D.w.z. onmiddellijk, na de overwinning op Jabin en Sisera..

Vers 2

2. Looft de HEERE vanwege het wreken van de wraken in Israël, 1) looft Hem, die onze twistzaak getwist heeft, die ons heeft vrijgemaakt van een twintigjarige druk (4:2vv.), en vanwege dat het volk, de stammen van Zebulon en Nafthali (4:12vv.) zich gewillig heeft aangeboden, 2) om te strijden tegen een zo overmachtige vijand (4:10).

1) Van het wreken van de wraken in Israël. Zo heeft onze Statenvertaling, zoals ook de Engelse, de woorden in de grondtekst overzet, in navolging van de Peschito, de Syrische vertaling, van het Oude Testament. In het Hebreeuws staat er twerp erpb (Biphroa pheraoth). De LXX geeft en tw arxasyai archgouv en Israhl..

In verband met het stamverwante Arabisch kan men dit vertalen: Vanwege dat de voornaamsten in Israël vooraantrokken..

Deze vertaling is wel zo overeenkomstig de inhoud van het lied, als die van onze Statenvertaling, omdat wij dan in het een lid hebben, het zich aan het hoofd stellen van de voornaamsten onder Israël, en in het tweede, het zich gewillig aanbieden, dus het gewillig volgen van het volk.. De profetes-dichter wil daarom de Heere prijzen en loven, omdat Hij zowel de hoofdleiders van Israël als het volk bewerkt heeft, om ten strijde te trekken tegen de vijanden van het volk..

Duidelijk wijst dus de inhoud van dit vers op de tijd, toen er nog geen koning was, geen nhoofdige macht over Israël, waardoor des te meer de trouw en genade van Israëls God uitkwam, die toch het volk n deed zijn in het ten strijde trekken tegen de verdrukkers..

Luther vertaalt: Looft de Heere, dat Israël weer vrij is geworden..

Des te meer hechten wij aan de vertaling van: gebieders, of voornaamsten, omdat ook in Judges 5:9 dezelfde tegenstelling voorkomt, tussen hen en het volk. Ook in Deuteronomy 32:42 wordt het door "hoofd" vertaald..

In de grondtekst staan ook de woorden: Looft de Heere, achteraan, waardoor het dichterlijke van het lied nog meer uitkomt..

2) In de grondtekst is de plaatsing van de woorden anders, waardoor het dichterlijke van het lied nog meer uitkomt: "Dat (Israël weer vrij is geworden), dat het volk zich gewillig betoond heeft; daarom prijst de Here." De woorden in het eerste lid van de zin kunnen nog anders geplaatst worden, daar de uitdrukking twerb in dit lid tegenover het hoofdwoord Me (volk) in het tweede lid staat. Ook op andere plaatsen in dit lied (Judges 5:9) worden tegenover de vrijwilligen onder het volk de gebieders gesteld; het is dus meer dan waarschijnlijk, dat ook hier vorsten of aanvoerders moet verstaan worden, zoals wij ook in Deuteronomy 32:42

het daar eveneens voorkomende duistere woord verklaard hebben. Dientengevolge zouden wij moeten vertalen: "Omdat de vorsten in Israël het bestuurden (of "zich vorstelijk gedroegen), omdat het volk zich vrijwillig aanbood, enz." Het vers verplaatst ons aanstonds in de tijd van de richters, toen Israël nog geen koning had, die het gehele volk ten strijd kon oproepen, maar veelmeer, bij de afwerping van het vreemde juk, alles aankwam op de moed van de hoofden, die zich aan de spits van de onderneming stelden en het vrijwillig besluit van diegenen, die daaraan wilden deelnemen. Onze vertaling, evenals de Engelse en de oude Weimarse of zogenoemde Keurvorstenbijbel, zijn in de vertaling de Pesjito gevolgd. Deze Pesjito, waarschijnlijk in het midden van de tweede eeuw na Christus, door de Christenen van Edessa vervaardigd, is een vertaling van het Oude Testament in het Syrisch, die in tegenstelling tot de allegorische verklaringen zich aan de eenvoudige getrouwe zin van de tekst hield (hetgeen ook de uitdrukking Pesjito aanduidt) en bij de gehele Syrische kerk in gebruik was. Luther heeft: "Looft de Here, dat Israël weer vrij geworden is; " anderen: "omdat Israël zich streng gewroken heeft.".

Vers 2

2. Looft de HEERE vanwege het wreken van de wraken in Israël, 1) looft Hem, die onze twistzaak getwist heeft, die ons heeft vrijgemaakt van een twintigjarige druk (4:2vv.), en vanwege dat het volk, de stammen van Zebulon en Nafthali (4:12vv.) zich gewillig heeft aangeboden, 2) om te strijden tegen een zo overmachtige vijand (4:10).

1) Van het wreken van de wraken in Israël. Zo heeft onze Statenvertaling, zoals ook de Engelse, de woorden in de grondtekst overzet, in navolging van de Peschito, de Syrische vertaling, van het Oude Testament. In het Hebreeuws staat er twerp erpb (Biphroa pheraoth). De LXX geeft en tw arxasyai archgouv en Israhl..

In verband met het stamverwante Arabisch kan men dit vertalen: Vanwege dat de voornaamsten in Israël vooraantrokken..

Deze vertaling is wel zo overeenkomstig de inhoud van het lied, als die van onze Statenvertaling, omdat wij dan in het een lid hebben, het zich aan het hoofd stellen van de voornaamsten onder Israël, en in het tweede, het zich gewillig aanbieden, dus het gewillig volgen van het volk.. De profetes-dichter wil daarom de Heere prijzen en loven, omdat Hij zowel de hoofdleiders van Israël als het volk bewerkt heeft, om ten strijde te trekken tegen de vijanden van het volk..

Duidelijk wijst dus de inhoud van dit vers op de tijd, toen er nog geen koning was, geen nhoofdige macht over Israël, waardoor des te meer de trouw en genade van Israëls God uitkwam, die toch het volk n deed zijn in het ten strijde trekken tegen de verdrukkers..

Luther vertaalt: Looft de Heere, dat Israël weer vrij is geworden..

Des te meer hechten wij aan de vertaling van: gebieders, of voornaamsten, omdat ook in Judges 5:9 dezelfde tegenstelling voorkomt, tussen hen en het volk. Ook in Deuteronomy 32:42 wordt het door "hoofd" vertaald..

In de grondtekst staan ook de woorden: Looft de Heere, achteraan, waardoor het dichterlijke van het lied nog meer uitkomt..

2) In de grondtekst is de plaatsing van de woorden anders, waardoor het dichterlijke van het lied nog meer uitkomt: "Dat (Israël weer vrij is geworden), dat het volk zich gewillig betoond heeft; daarom prijst de Here." De woorden in het eerste lid van de zin kunnen nog anders geplaatst worden, daar de uitdrukking twerb in dit lid tegenover het hoofdwoord Me (volk) in het tweede lid staat. Ook op andere plaatsen in dit lied (Judges 5:9) worden tegenover de vrijwilligen onder het volk de gebieders gesteld; het is dus meer dan waarschijnlijk, dat ook hier vorsten of aanvoerders moet verstaan worden, zoals wij ook in Deuteronomy 32:42

het daar eveneens voorkomende duistere woord verklaard hebben. Dientengevolge zouden wij moeten vertalen: "Omdat de vorsten in Israël het bestuurden (of "zich vorstelijk gedroegen), omdat het volk zich vrijwillig aanbood, enz." Het vers verplaatst ons aanstonds in de tijd van de richters, toen Israël nog geen koning had, die het gehele volk ten strijd kon oproepen, maar veelmeer, bij de afwerping van het vreemde juk, alles aankwam op de moed van de hoofden, die zich aan de spits van de onderneming stelden en het vrijwillig besluit van diegenen, die daaraan wilden deelnemen. Onze vertaling, evenals de Engelse en de oude Weimarse of zogenoemde Keurvorstenbijbel, zijn in de vertaling de Pesjito gevolgd. Deze Pesjito, waarschijnlijk in het midden van de tweede eeuw na Christus, door de Christenen van Edessa vervaardigd, is een vertaling van het Oude Testament in het Syrisch, die in tegenstelling tot de allegorische verklaringen zich aan de eenvoudige getrouwe zin van de tekst hield (hetgeen ook de uitdrukking Pesjito aanduidt) en bij de gehele Syrische kerk in gebruik was. Luther heeft: "Looft de Here, dat Israël weer vrij geworden is; " anderen: "omdat Israël zich streng gewroken heeft.".

Vers 3

3. Hoort gij koningen in de omliggende landen, die Israëls God voor een God zonder macht hebt aangezien, gedurende de lange tijd van ons ongeluk en van onze zwakheid; neemt ter oren, gij vorsten, 1) wat ik zingen en vermelden zal, opdat gij leert kennen, dat deze God nog altijd dezelfde is, die in vroegere dagen zo grote wonderen door Zijn volk heeft verricht aan de vijanden, die het benauwden en verdrukten. Ik zal juichen en zingen, want het hart is mij te vol van de grote daden, die Hij nu gedaan heeft, dan dat ik zou kunnen zwijgen, de HEERE zal ik zingen; ik zal de HEERE, de God van Israël psalmzingen tot lof en prijs van Zijn heilige naam.

1) Koningen en vorsten. Deze zijn natuurlijk niet de hoofdmannen van Israël, maar de koningen en vorsten van de heidenen. Zij, die koningen, moeten het vernemen, wat een machtige God, de God van Israël is..

Als de dichter spreekt van zingen en psalmzingen, dan moet onder het laatste verstaan worden, het zingen met muzikale begeleiding..

Vers 3

3. Hoort gij koningen in de omliggende landen, die Israëls God voor een God zonder macht hebt aangezien, gedurende de lange tijd van ons ongeluk en van onze zwakheid; neemt ter oren, gij vorsten, 1) wat ik zingen en vermelden zal, opdat gij leert kennen, dat deze God nog altijd dezelfde is, die in vroegere dagen zo grote wonderen door Zijn volk heeft verricht aan de vijanden, die het benauwden en verdrukten. Ik zal juichen en zingen, want het hart is mij te vol van de grote daden, die Hij nu gedaan heeft, dan dat ik zou kunnen zwijgen, de HEERE zal ik zingen; ik zal de HEERE, de God van Israël psalmzingen tot lof en prijs van Zijn heilige naam.

1) Koningen en vorsten. Deze zijn natuurlijk niet de hoofdmannen van Israël, maar de koningen en vorsten van de heidenen. Zij, die koningen, moeten het vernemen, wat een machtige God, de God van Israël is..

Als de dichter spreekt van zingen en psalmzingen, dan moet onder het laatste verstaan worden, het zingen met muzikale begeleiding..

Vers 4

4. HEERE! toen Gij in de dagen van onze vaderen voortging van Seïr, toen Gij daarheen trad van het veld van Edom, om hen, die van het westen van Egypte kwamen, in majesteit tegemoet te gaan (Deuteronomy 33:2) en van de Sinaï uw wet te openbaren (Exodus 19:1vv.), toena) beefde de aarde onder de tred van Uw voeten, ook droop de hemel, terwijl de geweldige onweren zich ontlastten; ook dropen de wolken van water. 1)

a) Psalms 68:8,Psalms 68:9

1) Opdat de vijanden van Israël een juist begrip zouden verkrijgen van de Majesteit van Israëls God, gaat Debora terug naar hetgeen vroeger is gebeurd, toen de Heere in majesteit en heerlijkheid neerdaalde op de berg Sinaï, en majestieus verscheen aan Zijn volk Israël. Maar ook ten behoeve van Israël doet zij het, opdat ook dit volk weer in het geheugen werd teruggeroepen, Gods wondere goedheid en genade aan Zijn volk bewezen. Ja, aan Israël moest het weer bij vernieuwing bekend gemaakt worden, wat een geduchte God zijn Verbondsgod was..

Dit gedeelte herinnert aan het lied van Mozes (Deuteronomy 33:1) en toont, dat Debora dit lied ongetwijfeld heeft gekend..

Dat de wolken van water dropen, is een poëtische uitdrukking, voor het zich ontlasten van water, zoals bij een hevig onweer plaatsvindt..

Vers 4

4. HEERE! toen Gij in de dagen van onze vaderen voortging van Seïr, toen Gij daarheen trad van het veld van Edom, om hen, die van het westen van Egypte kwamen, in majesteit tegemoet te gaan (Deuteronomy 33:2) en van de Sinaï uw wet te openbaren (Exodus 19:1vv.), toena) beefde de aarde onder de tred van Uw voeten, ook droop de hemel, terwijl de geweldige onweren zich ontlastten; ook dropen de wolken van water. 1)

a) Psalms 68:8,Psalms 68:9

1) Opdat de vijanden van Israël een juist begrip zouden verkrijgen van de Majesteit van Israëls God, gaat Debora terug naar hetgeen vroeger is gebeurd, toen de Heere in majesteit en heerlijkheid neerdaalde op de berg Sinaï, en majestieus verscheen aan Zijn volk Israël. Maar ook ten behoeve van Israël doet zij het, opdat ook dit volk weer in het geheugen werd teruggeroepen, Gods wondere goedheid en genade aan Zijn volk bewezen. Ja, aan Israël moest het weer bij vernieuwing bekend gemaakt worden, wat een geduchte God zijn Verbondsgod was..

Dit gedeelte herinnert aan het lied van Mozes (Deuteronomy 33:1) en toont, dat Debora dit lied ongetwijfeld heeft gekend..

Dat de wolken van water dropen, is een poëtische uitdrukking, voor het zich ontlasten van water, zoals bij een hevig onweer plaatsvindt..

Vers 5

5. a) De bergen vluchtten van of voor het aangezicht van de HEERE, zij dreigden onder Zijn voeten ineen te storten, toen Hij daarop, als op Zijn troon neerdaalde; zelfs of deze Sinaï, 1) dat machtige rotsgebergte, wankelde van of voor het aangezicht van de HEERE, de God van Israël, als wist het wat een God het als plaats van openbaring dienen moest.

a)Psalms 68:15,Psalms 68:16,Psalms 68:17; Psalms 97:5 b) Exodus 19:18

1) In het Hebreeuws Zh Sinai. Beter, deze Sinaï. In heilige vervoering van de Geest ziet Debora die geduchte berg als van nabij, wijst hem als met de vinger aan, en aanschouwt als het ware, hoe die machtige berg beeft, als de HEERE Heere erop neerdaalt..

Vers 5

5. a) De bergen vluchtten van of voor het aangezicht van de HEERE, zij dreigden onder Zijn voeten ineen te storten, toen Hij daarop, als op Zijn troon neerdaalde; zelfs of deze Sinaï, 1) dat machtige rotsgebergte, wankelde van of voor het aangezicht van de HEERE, de God van Israël, als wist het wat een God het als plaats van openbaring dienen moest.

a)Psalms 68:15,Psalms 68:16,Psalms 68:17; Psalms 97:5 b) Exodus 19:18

1) In het Hebreeuws Zh Sinai. Beter, deze Sinaï. In heilige vervoering van de Geest ziet Debora die geduchte berg als van nabij, wijst hem als met de vinger aan, en aanschouwt als het ware, hoe die machtige berg beeft, als de HEERE Heere erop neerdaalt..

Vers 6

6. In 1) de dagen van Samgar, de zoon van Anath, in de dagen van Jaël, van de dagen van Samgar af, die 600 Filistijnen met een ossenstok (3:31) versloeg, maar het niet kon verhinderen, dat intussen inhet noorden de heerschappij van Jabin zich steeds meer uitbreidde en bevestigde, tot op de laatste tijd dat Jaël aan de redding de laatste hand legde (4:9, 17vv.) hielden de wegen op; de gewone rechte wegen in het land, vroeger door vele mensen betreden, waren verlaten, omdat men vreesde voor uitplundering en moord, en die op paden wandelden, die genoodzaakt waren te reizen, gingen kromme wegen, kozen van de openbare straten verwijderde zijpaden en omwegen.

1) Met dit vers geeft de profetes de keerzijde van de medaille te zien. Hoog, zeer hoog heeft Israël gestaan. De HEERE is tot Zijn volk op Sinaï's gebergte neergedaald. Als een eigen volk van God is het de Heere geheiligd, als een verkregen volk, door Hem met de heerlijkste openbaringen begiftigd, maar ach! voorbij zijn een tijdlang geweest de ervaringen van die verbondsbetrekking. Israël heeft zijn God de rug toegekeerd, zijn God verlaten, en dientengevolge is het verlaten van God en overgegeven in de handen van de vijanden. De wegen hielden op wegen te zijn, waarop de mensen konden wandelen..

Vers 6

6. In 1) de dagen van Samgar, de zoon van Anath, in de dagen van Jaël, van de dagen van Samgar af, die 600 Filistijnen met een ossenstok (3:31) versloeg, maar het niet kon verhinderen, dat intussen inhet noorden de heerschappij van Jabin zich steeds meer uitbreidde en bevestigde, tot op de laatste tijd dat Jaël aan de redding de laatste hand legde (4:9, 17vv.) hielden de wegen op; de gewone rechte wegen in het land, vroeger door vele mensen betreden, waren verlaten, omdat men vreesde voor uitplundering en moord, en die op paden wandelden, die genoodzaakt waren te reizen, gingen kromme wegen, kozen van de openbare straten verwijderde zijpaden en omwegen.

1) Met dit vers geeft de profetes de keerzijde van de medaille te zien. Hoog, zeer hoog heeft Israël gestaan. De HEERE is tot Zijn volk op Sinaï's gebergte neergedaald. Als een eigen volk van God is het de Heere geheiligd, als een verkregen volk, door Hem met de heerlijkste openbaringen begiftigd, maar ach! voorbij zijn een tijdlang geweest de ervaringen van die verbondsbetrekking. Israël heeft zijn God de rug toegekeerd, zijn God verlaten, en dientengevolge is het verlaten van God en overgegeven in de handen van de vijanden. De wegen hielden op wegen te zijn, waarop de mensen konden wandelen..

Vers 7

7. De dorpen hielden op in Israël, zij hielden op, 1) omdat de bewoners van het open land uit vrees naar de steden vluchtten, totdat ik, Debora, opstond, dat ik opstond, om aan de zware tijd een einde te maken, om als een moeder in Israël, 2) het uitgeputte volk weer moed in te spreken.

1) De dorpen zijn hier die plaatsen, die niet met muren waren omgeven. Even zo leeg en woest als de landwegen waren, zo leeg werden ook de dorpen, vanwege de vrees voor de vijanden..

2) Debora noemt zich een moeder in Israël, omdat haar hart met moederlijk erbarmen had geklopt voor haar volk, en zij in de naam van de Heere de oproep had gedaan, om het volk te verlossen..

Vers 7

7. De dorpen hielden op in Israël, zij hielden op, 1) omdat de bewoners van het open land uit vrees naar de steden vluchtten, totdat ik, Debora, opstond, dat ik opstond, om aan de zware tijd een einde te maken, om als een moeder in Israël, 2) het uitgeputte volk weer moed in te spreken.

1) De dorpen zijn hier die plaatsen, die niet met muren waren omgeven. Even zo leeg en woest als de landwegen waren, zo leeg werden ook de dorpen, vanwege de vrees voor de vijanden..

2) Debora noemt zich een moeder in Israël, omdat haar hart met moederlijk erbarmen had geklopt voor haar volk, en zij in de naam van de Heere de oproep had gedaan, om het volk te verlossen..

Vers 8

8. Verkoos hij1) nieuwe goden, en offerde hij niet aan God, maar aan de duivels, aan de goden, die zij niet kenden, nieuwe, die van nabij gekomen waren, voor wie zijn vaders niet geschrikt hebben (Deuteronomy 32:17), dan was er strijd in de poorten, dan liet de Heere tot aan de poorten van de steden de vijand doortrekken en strijd voeren; werd er ook een schild gezien, of een spies onder veertigduizend in Israël? 2) Durfde iemand naar de wapens grijpen onder zovelen? Z wasalle moed uitgedoofd, omdat de Heere de harten verslagen had.

1) Of hij, n.l. Israël, verkoos nieuwe goden, daarom was erstrijd in de poorten. Hiermee daalt Debora af tot de grote oorzaak. Niet God had Israël het eerst verlaten, of Zijn belofte niet vervuld, maar Israël had in plaats van de enige ware God te dienen, zich neergebogen voor nieuwe goden..

2) Dit betekent niet, dat er geen spies of schild meer was onder Israël, omdat de vijanden alle wapens hadden veroverd, maar dat er geen enkel soldaat durfde opstaan om tegen de vijand te strijden. Hadden in vroeger dagen 40.000 man zich opgemaakt, alleen uit de stammen aan de overzijde van de Jordaan, nu was het zo treurig gesteld geweest, dat onder geheel Israël geen enkel man naar de wapens durfde grijpen. Moedeloosheid was het gevolg van de zonde geworden..

Vers 8

8. Verkoos hij1) nieuwe goden, en offerde hij niet aan God, maar aan de duivels, aan de goden, die zij niet kenden, nieuwe, die van nabij gekomen waren, voor wie zijn vaders niet geschrikt hebben (Deuteronomy 32:17), dan was er strijd in de poorten, dan liet de Heere tot aan de poorten van de steden de vijand doortrekken en strijd voeren; werd er ook een schild gezien, of een spies onder veertigduizend in Israël? 2) Durfde iemand naar de wapens grijpen onder zovelen? Z wasalle moed uitgedoofd, omdat de Heere de harten verslagen had.

1) Of hij, n.l. Israël, verkoos nieuwe goden, daarom was erstrijd in de poorten. Hiermee daalt Debora af tot de grote oorzaak. Niet God had Israël het eerst verlaten, of Zijn belofte niet vervuld, maar Israël had in plaats van de enige ware God te dienen, zich neergebogen voor nieuwe goden..

2) Dit betekent niet, dat er geen spies of schild meer was onder Israël, omdat de vijanden alle wapens hadden veroverd, maar dat er geen enkel soldaat durfde opstaan om tegen de vijand te strijden. Hadden in vroeger dagen 40.000 man zich opgemaakt, alleen uit de stammen aan de overzijde van de Jordaan, nu was het zo treurig gesteld geweest, dat onder geheel Israël geen enkel man naar de wapens durfde grijpen. Moedeloosheid was het gevolg van de zonde geworden..

Vers 9

9. Mijn hart is tot de wetgevers, 1) de legerhoofden van Israël, het voelt zich tot hen heen getrokken, evenals tot degenen, die zich gewillig aangeboden hebben (Judges 5:2) onder het volk; op die aanvoerders en vrijwilligers richten zich het eerst mijn gedachten, als ik omzie in de kring van hen, die zoveel reden hebben omde HEERE voor Zijn grote daden te prijzen. De verheffing van de eersten en de geestdrift van de anderen was een genadegave van de Heere: looft daarom ook gij de HEERE!

1) Mijn hart is tot de wetgevers, of, mijn hart is tot, d.i. voelt zich aangetrokken tot de gebieders, de aanvoerders. Onder wetgevers, of zoals er letterlijk staat, bestemmende, moeten de aanvoerders verstaan worden in tegenstelling van het volk, in het tweede lid van dit vers genoemd..

Vers 9

9. Mijn hart is tot de wetgevers, 1) de legerhoofden van Israël, het voelt zich tot hen heen getrokken, evenals tot degenen, die zich gewillig aangeboden hebben (Judges 5:2) onder het volk; op die aanvoerders en vrijwilligers richten zich het eerst mijn gedachten, als ik omzie in de kring van hen, die zoveel reden hebben omde HEERE voor Zijn grote daden te prijzen. De verheffing van de eersten en de geestdrift van de anderen was een genadegave van de Heere: looft daarom ook gij de HEERE!

1) Mijn hart is tot de wetgevers, of, mijn hart is tot, d.i. voelt zich aangetrokken tot de gebieders, de aanvoerders. Onder wetgevers, of zoals er letterlijk staat, bestemmende, moeten de aanvoerders verstaan worden in tegenstelling van het volk, in het tweede lid van dit vers genoemd..

Vers 10

10. Gij rijken en voornamen onder het volk, die op witte ezelinnen rijdt, gij, die aan het gericht zijt, 1) rechters en ambtlieden, en gij die over weg wandelt, spreekt ervan, God tot lof, want gij allen geniet de zegen van de vrede, die de aanvoerders en de vrijwilligen (Judges 5:9) bevochten hebben!

1) In het Hebreeuws Joschbee al-Middin. De Statenvertaling heeft gij, die aan het gericht zijt, in navolging van de Septuaginta. Dan moest echter in elk geval het woord in de grondtekst anders gevocaliseerd zijn (niet middin, maar midjan). Letterlijk betekent het: die op kleden of tapijten zit. Nu worden hiermee bedoeld, zij die thuis een rustig rijk leven leiden, in tegenstelling tot degenen, die in de volgende woorden worden genoemd, die over weg wandelt, n.l. degenen, aan wie het niet gebeuren mocht te rijden, maar die vanwege hun geringer stand, moesten lopen..

Zowel rijken als armen, voornamen en geringen moesten de Heere prijzen vanwege Zijn genade en trouw..

Vers 10

10. Gij rijken en voornamen onder het volk, die op witte ezelinnen rijdt, gij, die aan het gericht zijt, 1) rechters en ambtlieden, en gij die over weg wandelt, spreekt ervan, God tot lof, want gij allen geniet de zegen van de vrede, die de aanvoerders en de vrijwilligen (Judges 5:9) bevochten hebben!

1) In het Hebreeuws Joschbee al-Middin. De Statenvertaling heeft gij, die aan het gericht zijt, in navolging van de Septuaginta. Dan moest echter in elk geval het woord in de grondtekst anders gevocaliseerd zijn (niet middin, maar midjan). Letterlijk betekent het: die op kleden of tapijten zit. Nu worden hiermee bedoeld, zij die thuis een rustig rijk leven leiden, in tegenstelling tot degenen, die in de volgende woorden worden genoemd, die over weg wandelt, n.l. degenen, aan wie het niet gebeuren mocht te rijden, maar die vanwege hun geringer stand, moesten lopen..

Zowel rijken als armen, voornamen en geringen moesten de Heere prijzen vanwege Zijn genade en trouw..

Vers 11

11. Van 1) of met het gedruis of de stemmen van de schutters, tussen de plaatsen, de bronnen, waar men water schept, spreekt nu aldaar op dezelfde plaatsen tezamen van de gerechtigheden van de HEERE, van Zijn grote daden, waardoor Hij gericht hield over de verdrukkers, van de gerechtigheden, bewezen aan Zijn dorpen in Israël, van Zijn grote daden, waardoor Hij Zijn verbondstrouw aan Israël verheerlijkte, en de landlieden in staat stelde, om nu weer de kudden aan de waterputten en de fonteinen te leiden; toen deze grote dingen gebeurden, ging het volk van de HEERE van de bergen en uit de schuilplaatsen, waarheen het uit vrees gevlucht was (Judges 5:6), af tot de poorten van de steden en tot de dorpen, om daar als voorheen vreedzaam te wonen.

1) Het eerste gedeelte van het vers is niet gemakkelijk te vertalen. Onder de schutters hebben wij meer dan hoogstwaarschijnlijk te verstaan, degenen, die uit de strijd terugkeerden, wellicht de boogschutters van Benjamin, en tussen de plaatsen, waar men water schept, de bronnen. Debora bezingt de vrede. Tengevolge van de vrede na zo'n langdurige verdrukking, kunnen de schutters weer tot hun landelijk bedrijf terugkeren en nu bij de bronnen met de vrouwen, die het vee drenken, tezamen spreken over de heerlijke daden van de Heere, over de gerechtigheden van de Heere..

Ja, Debora wekt hen daartoe op, opdat alle gesprekken zich daarheen richten, dat de trouw van God groots wordt geprezen..

Deze plaats is moeilijk te vertalen en is daarom verschillend verklaard. De bedoeling is deze: In tijden van oorlog was er alleen vijandigheid binnen de poorten; de herderinnen konden dan niet, evenals Rebekka deed (Genesis 24:11) buiten de steden gaan naar de waterfonteinen. Dat was een te gevaarlijke bezigheid, dan ontbrak het niet aan twist en geschreeuw. Nu echter was er een wonderbare verandering gekomen, daar men niet meer jaagde en vervolgde, maar alles, ook buiten de stadsmuren, rustig en vrij was..

Vers 11

11. Van 1) of met het gedruis of de stemmen van de schutters, tussen de plaatsen, de bronnen, waar men water schept, spreekt nu aldaar op dezelfde plaatsen tezamen van de gerechtigheden van de HEERE, van Zijn grote daden, waardoor Hij gericht hield over de verdrukkers, van de gerechtigheden, bewezen aan Zijn dorpen in Israël, van Zijn grote daden, waardoor Hij Zijn verbondstrouw aan Israël verheerlijkte, en de landlieden in staat stelde, om nu weer de kudden aan de waterputten en de fonteinen te leiden; toen deze grote dingen gebeurden, ging het volk van de HEERE van de bergen en uit de schuilplaatsen, waarheen het uit vrees gevlucht was (Judges 5:6), af tot de poorten van de steden en tot de dorpen, om daar als voorheen vreedzaam te wonen.

1) Het eerste gedeelte van het vers is niet gemakkelijk te vertalen. Onder de schutters hebben wij meer dan hoogstwaarschijnlijk te verstaan, degenen, die uit de strijd terugkeerden, wellicht de boogschutters van Benjamin, en tussen de plaatsen, waar men water schept, de bronnen. Debora bezingt de vrede. Tengevolge van de vrede na zo'n langdurige verdrukking, kunnen de schutters weer tot hun landelijk bedrijf terugkeren en nu bij de bronnen met de vrouwen, die het vee drenken, tezamen spreken over de heerlijke daden van de Heere, over de gerechtigheden van de Heere..

Ja, Debora wekt hen daartoe op, opdat alle gesprekken zich daarheen richten, dat de trouw van God groots wordt geprezen..

Deze plaats is moeilijk te vertalen en is daarom verschillend verklaard. De bedoeling is deze: In tijden van oorlog was er alleen vijandigheid binnen de poorten; de herderinnen konden dan niet, evenals Rebekka deed (Genesis 24:11) buiten de steden gaan naar de waterfonteinen. Dat was een te gevaarlijke bezigheid, dan ontbrak het niet aan twist en geschreeuw. Nu echter was er een wonderbare verandering gekomen, daar men niet meer jaagde en vervolgde, maar alles, ook buiten de stadsmuren, rustig en vrij was..

Vers 12

12. Waak op, waak op, Debora, die zo-even anderen tot een lied gedrongen hebt, en breng eerst zelf uw lof! Waak op, waak op, wek de gave op, die in u is, spreek een lied, dat in bijzonderheden beschrijft, hoe de Heere aan ons grote dingen gedaan heeft! Maak u op, Barak, en leid uw gevangenen gevangen voor u heen, gij zoon van Abinoam! 1)

1) Nadat zij eerst zichzelf heeft opgewekt, spreekt zij Barak aan en roept hem toe, terwijl zij zich verplaatst in het ogenblik van de strijd om zijn gevangenen weg te voeren, om tot de overwinning voort te gaan..

Vers 12

12. Waak op, waak op, Debora, die zo-even anderen tot een lied gedrongen hebt, en breng eerst zelf uw lof! Waak op, waak op, wek de gave op, die in u is, spreek een lied, dat in bijzonderheden beschrijft, hoe de Heere aan ons grote dingen gedaan heeft! Maak u op, Barak, en leid uw gevangenen gevangen voor u heen, gij zoon van Abinoam! 1)

1) Nadat zij eerst zichzelf heeft opgewekt, spreekt zij Barak aan en roept hem toe, terwijl zij zich verplaatst in het ogenblik van de strijd om zijn gevangenen weg te voeren, om tot de overwinning voort te gaan..

Vers 13

13. 1) Toen deed hij de overgeblevenen heersen over de heerlijken onder het volk: de HEERE doet mij heersen over de geweldigen. 2)

1) In Judges 5:13-Judges 5:21 wordt nu het verloop van de strijd geschilderd. Eerst tot en met Judges 5:18 de deelname van de verschillende stammen aan de strijd..

2) De vertaling rust op de rabbijnse opvatting van de passage en de daarmee overeenstemmende mazoretische vocalisatie van het eerste woord dry als fut. apoc. van hdr beheersen, waardoor de zin zou worden, dat de tot hiertoe onderdrukte Israëlieten nu over hun machtige opperheren heersten. Ja, de Heere zelf door hetgeen hij door Debora had verricht weer de overhand bekomen had in Zijn, door de Kananieten onderdrukt land. De meeste uitleggers lezen, en worden door de oude vertalingen gesteund: dry, waardoor de zin deze wordt: Toen ik die oproep (Judges 5:12) gedaan had, vertrok van de Thabor een overblijfsel van edelen, een overblijfsel van het volk, terwijl een groter deel verkoos in trage rust en dienstbaarheid te volharden en zich niet bij het Israëlitische leger aansloot (Judges 5:14-Judges 5:17); de Heere trok tot mijn vreugde en tot bevestiging van mijn profetisch woord (H4:14) af onder de helden, die in gehoorzaamheid aan Zijn woord en in vertrouwen op Zijn belofte de strijd ondernamen..

De dichteres verplaatst zich dus in de geest in het begin van de slag, op het ogenblik, dat in de tweede helft van 4:14 beschreven wordt, met de woorden: zo trok Barak van de berg Thabor af, en tienduizend man achter hem; " zij ziet de Heere onder deze schaar van edele aanvoerders en vrijwillige strijders (Judges 5:2,Judges 5:9); vervolgens telt zij die stammen met name op, die in de strijd gegaan waren en maakt ook tot hun beschaming met name de andere bekend, waaruit niemand tot de heiligen strijd opgegaan was..

Men kan echter de lezing van dry (Jerad) behouden en dan aldus vertalen: Alsnu trek af tot de strijd, o, gij overblijfsel van de edelen. O, Heere, trek af, tot mijn vreugde, onder de helden! In het tweede lid kan mij niet iets anders betekenen dan, tot mijn blijdschap, in de zin van, zoals ik het zo gaarne wenste. Het overblijfsel van de edelen of heersers zijn diegenen onder de stammen, die wel mee optrokken, in tegenstelling tot hen, die thuis bleven. De betekenis is dezelfde..

Debora verplaatst zich in het ogenblik toen de strijd begon en ziet voor haar geest voorbijgaan, die schaar van helden, waarvan de Opperste Veldheer de Heere zelf is..

Vers 13

13. 1) Toen deed hij de overgeblevenen heersen over de heerlijken onder het volk: de HEERE doet mij heersen over de geweldigen. 2)

1) In Judges 5:13-Judges 5:21 wordt nu het verloop van de strijd geschilderd. Eerst tot en met Judges 5:18 de deelname van de verschillende stammen aan de strijd..

2) De vertaling rust op de rabbijnse opvatting van de passage en de daarmee overeenstemmende mazoretische vocalisatie van het eerste woord dry als fut. apoc. van hdr beheersen, waardoor de zin zou worden, dat de tot hiertoe onderdrukte Israëlieten nu over hun machtige opperheren heersten. Ja, de Heere zelf door hetgeen hij door Debora had verricht weer de overhand bekomen had in Zijn, door de Kananieten onderdrukt land. De meeste uitleggers lezen, en worden door de oude vertalingen gesteund: dry, waardoor de zin deze wordt: Toen ik die oproep (Judges 5:12) gedaan had, vertrok van de Thabor een overblijfsel van edelen, een overblijfsel van het volk, terwijl een groter deel verkoos in trage rust en dienstbaarheid te volharden en zich niet bij het Israëlitische leger aansloot (Judges 5:14-Judges 5:17); de Heere trok tot mijn vreugde en tot bevestiging van mijn profetisch woord (H4:14) af onder de helden, die in gehoorzaamheid aan Zijn woord en in vertrouwen op Zijn belofte de strijd ondernamen..

De dichteres verplaatst zich dus in de geest in het begin van de slag, op het ogenblik, dat in de tweede helft van 4:14 beschreven wordt, met de woorden: zo trok Barak van de berg Thabor af, en tienduizend man achter hem; " zij ziet de Heere onder deze schaar van edele aanvoerders en vrijwillige strijders (Judges 5:2,Judges 5:9); vervolgens telt zij die stammen met name op, die in de strijd gegaan waren en maakt ook tot hun beschaming met name de andere bekend, waaruit niemand tot de heiligen strijd opgegaan was..

Men kan echter de lezing van dry (Jerad) behouden en dan aldus vertalen: Alsnu trek af tot de strijd, o, gij overblijfsel van de edelen. O, Heere, trek af, tot mijn vreugde, onder de helden! In het tweede lid kan mij niet iets anders betekenen dan, tot mijn blijdschap, in de zin van, zoals ik het zo gaarne wenste. Het overblijfsel van de edelen of heersers zijn diegenen onder de stammen, die wel mee optrokken, in tegenstelling tot hen, die thuis bleven. De betekenis is dezelfde..

Debora verplaatst zich in het ogenblik toen de strijd begon en ziet voor haar geest voorbijgaan, die schaar van helden, waarvan de Opperste Veldheer de Heere zelf is..

Vers 14

14. Uit Efraïm was hun wortel tegen Amalek. 1) Achter u, o Efraïm, was Benjamin onder uw volken. 2) Uit Machir 3) (= verkocht), de halve stam West-Manasse, zijn eveneens de wetgevers of aanvoerders vertrokken, 4) en uit Zebulon, trekkende door of met de staf van deschrijver. 5)

1) De samenhang met het voorgaande en de volgende verzen pleit voor een andere vertaling. Zij is deze: Van Efraïm trokken mede enige dapperen uit en wel die, wier wortel in Amalek is, die op het vroeger door de Amalekieten bewoonde gebergte, ten westen van Sichem (12:15) zich gevestigd hadden; achter u, o Efraïm! trok allereerst Benjamin en verscheen onder uw volken, waaraan zich deze stam zo snel had aangesloten, op dezelfde tijd op de strijdplaats. Van Machir vertrokken eveneens enige aanvoerders met hun strijders, en van Zebulon trekkende, aan de spits van de krijgslieden, met de aanvoerderstaf in de hand..

Volgens de aanmerking "Numbers 36:4" hadden wij eigenlijk de Oost-Manassieten onder Machir te verstaan; het schijnt echter, dat deze naam hierin het algemeen verstaan moet worden, zodat hij Manassieten betekent (Manasse had ook slechts n zoon, Machir (Genesis 50:23); en welk deel van de Manassieten nu bedoeld wordt, of die oostelijk, of die westelijk van de Jordaan woonden, blijkt uit het volgende, omdat in Judges 5:17 de Oost-Manassieten onder de naam Gilead mede begrepen zijn..

2) Volken, dichterlijke vorm voor volksgenoten, of volksstammen..

3) Machir was de enige zoon van Manasse, van wie alle nakomelingen van Manasse afstammen. Omdat straks Gilead genoemd wordt, is onder Machir te verstaan, West-Manasse en straks onder Gilead Oost-Manasse..

4) Wie deze wetgevers geweest zijn blijkt niet..

5) In het Hebreeuws Sopher. Schrijver, hier in de zin van, de militaire beambte, die moest zorgen voor de aanwerving van het leger, en de aangeworvenen op de monsterrol moest aantekenen.. 15. Ook waren de vorsten in Issaschar, vergezeld van hun onderhorigen, met Debora op de berg Thabor, waarheen ik, de profetes, de vorsten en vrijwilligers samengeroepen had, en mijzelf had begeven om de onderneming te leiden, en snel en dapper, zoals Issaschar, alzo was, toen de aanval op het vijandelijk leger van de berg plaatsvond, Barak, de held van de dag; op zijn voeten 1) werd hij gezonden in het dal. 2) In Rubens gedeelten, aan de overzijde van de Jordaan, waren de inbeeldingen of besluiten van hart groot, hij nam grote besluiten, alsof hij ietsbuitengewoons tot redding van het land wilde doen, maar verder kwam het niet; hij bleef rustig thuis.

1) Op zijn voeten is hier weer in de zin van hem, n.l. Barak, op de voet volgen..

2) Luther heeft: "gezonden met zijn voetvolk," anders: "door hem (Barak) aangevoerd, vloog hij (Issaschar) naar de vlakte."

Werd hij gevonden in het dal, of, werd het gevonden in het dal. Onder het is dan te verstaan het leger, waarvan Barak de aanvoerder was..

Het dal is hier het dal van Jizreël, de vlakte van Kison. Daarheen trok Barak met zijn leger en daar vond de slag plaats. Zeer aanschouwelijk en op hoogverheven wijze beschrijft Debora, onder de leiding van de Geest. Zij ziet hoe, onder leiding van Barak, het gehele leger zich van de Thabor stort op het vijandelijk leger, onder aanvoering van Sisera..

3) In het Hebreeuws Biphlaggooth Reoebeen. De Statenvertaling geeft in Rubens gedeelten. Ook is de vertaling geoorloofd in verband met Job 20:17: Aan de beken van Ruben. Het is bekend, dat het stamgebied van Ruben rijk was aan beken en daarom ook aan vruchtbare weiden..

Vers 14

14. Uit Efraïm was hun wortel tegen Amalek. 1) Achter u, o Efraïm, was Benjamin onder uw volken. 2) Uit Machir 3) (= verkocht), de halve stam West-Manasse, zijn eveneens de wetgevers of aanvoerders vertrokken, 4) en uit Zebulon, trekkende door of met de staf van deschrijver. 5)

1) De samenhang met het voorgaande en de volgende verzen pleit voor een andere vertaling. Zij is deze: Van Efraïm trokken mede enige dapperen uit en wel die, wier wortel in Amalek is, die op het vroeger door de Amalekieten bewoonde gebergte, ten westen van Sichem (12:15) zich gevestigd hadden; achter u, o Efraïm! trok allereerst Benjamin en verscheen onder uw volken, waaraan zich deze stam zo snel had aangesloten, op dezelfde tijd op de strijdplaats. Van Machir vertrokken eveneens enige aanvoerders met hun strijders, en van Zebulon trekkende, aan de spits van de krijgslieden, met de aanvoerderstaf in de hand..

Volgens de aanmerking "Numbers 36:4" hadden wij eigenlijk de Oost-Manassieten onder Machir te verstaan; het schijnt echter, dat deze naam hierin het algemeen verstaan moet worden, zodat hij Manassieten betekent (Manasse had ook slechts n zoon, Machir (Genesis 50:23); en welk deel van de Manassieten nu bedoeld wordt, of die oostelijk, of die westelijk van de Jordaan woonden, blijkt uit het volgende, omdat in Judges 5:17 de Oost-Manassieten onder de naam Gilead mede begrepen zijn..

2) Volken, dichterlijke vorm voor volksgenoten, of volksstammen..

3) Machir was de enige zoon van Manasse, van wie alle nakomelingen van Manasse afstammen. Omdat straks Gilead genoemd wordt, is onder Machir te verstaan, West-Manasse en straks onder Gilead Oost-Manasse..

4) Wie deze wetgevers geweest zijn blijkt niet..

5) In het Hebreeuws Sopher. Schrijver, hier in de zin van, de militaire beambte, die moest zorgen voor de aanwerving van het leger, en de aangeworvenen op de monsterrol moest aantekenen.. 15. Ook waren de vorsten in Issaschar, vergezeld van hun onderhorigen, met Debora op de berg Thabor, waarheen ik, de profetes, de vorsten en vrijwilligers samengeroepen had, en mijzelf had begeven om de onderneming te leiden, en snel en dapper, zoals Issaschar, alzo was, toen de aanval op het vijandelijk leger van de berg plaatsvond, Barak, de held van de dag; op zijn voeten 1) werd hij gezonden in het dal. 2) In Rubens gedeelten, aan de overzijde van de Jordaan, waren de inbeeldingen of besluiten van hart groot, hij nam grote besluiten, alsof hij ietsbuitengewoons tot redding van het land wilde doen, maar verder kwam het niet; hij bleef rustig thuis.

1) Op zijn voeten is hier weer in de zin van hem, n.l. Barak, op de voet volgen..

2) Luther heeft: "gezonden met zijn voetvolk," anders: "door hem (Barak) aangevoerd, vloog hij (Issaschar) naar de vlakte."

Werd hij gevonden in het dal, of, werd het gevonden in het dal. Onder het is dan te verstaan het leger, waarvan Barak de aanvoerder was..

Het dal is hier het dal van Jizreël, de vlakte van Kison. Daarheen trok Barak met zijn leger en daar vond de slag plaats. Zeer aanschouwelijk en op hoogverheven wijze beschrijft Debora, onder de leiding van de Geest. Zij ziet hoe, onder leiding van Barak, het gehele leger zich van de Thabor stort op het vijandelijk leger, onder aanvoering van Sisera..

3) In het Hebreeuws Biphlaggooth Reoebeen. De Statenvertaling geeft in Rubens gedeelten. Ook is de vertaling geoorloofd in verband met Job 20:17: Aan de beken van Ruben. Het is bekend, dat het stamgebied van Ruben rijk was aan beken en daarom ook aan vruchtbare weiden..

Vers 16

16. Waarom bleef gij, Ruben, zitten tussen de stallingen, in zoete rust, om te horen het blaten van de kudden 1) en u te verheugen in de klank van de schalmeien van deherders, in plaats van de krijgstrompet te volgen? De gedeelten van Ruben hadden grote onderzoekingen van hart 2) (Judges 5:15), en toen het tot uitvoering zou komen, zonderden zij zich af.

1) Het blaten van de kudden. Ook kan men vertalen: naar de fluiten van de herders. De uitkomst van beide is hetzelfde. Ruben wilde niet, had geen zin in de strijd, bekommerde zich liever om eigen dingen, dan om de zaak van de Heere..

2) Of: aan Rubens beken waren de onderzoekingen van hart groot..

Vroom zelfs was Ruben dus. Ruben zal die onderzoekingen van zijn hart zelfs wel in het gebed en op de knieën voor de Heere hebben gebracht. O, Ruben onderzocht zoveel. Hij had zo diepe worstelingen van hart. Maar ondertussen liet Ruben zijn broeders alleen de strijd strijden en ondertussen had Ruben in zijn stallingen zich vermaakt.. Ontzettend zelfbedrog! Die vrome Ruben, die in zijn ziel de zaak om en om woelt, en intussen zijn vee liever dan Gods volk heeft..

Op deze wijze worden velen weerhouden van het betrachten van hun plicht, door de angst voor moeite en gevaar, door de liefde voor gemak en door een onbehoorlijke genegenheid voor hun wereldse bezigheden en voordelen. Bekrompen geesten, waarin de eigenliefde de overhand heeft, bekommeren zich weinig, hoe het met de belangen en zaken van Gods Kerk gaat, als zij maar geld winnen, behouden en besparen kunnen, zoals de apostel zegt: zij zoeken allen het hunne (Philip.2:21)..

Vers 16

16. Waarom bleef gij, Ruben, zitten tussen de stallingen, in zoete rust, om te horen het blaten van de kudden 1) en u te verheugen in de klank van de schalmeien van deherders, in plaats van de krijgstrompet te volgen? De gedeelten van Ruben hadden grote onderzoekingen van hart 2) (Judges 5:15), en toen het tot uitvoering zou komen, zonderden zij zich af.

1) Het blaten van de kudden. Ook kan men vertalen: naar de fluiten van de herders. De uitkomst van beide is hetzelfde. Ruben wilde niet, had geen zin in de strijd, bekommerde zich liever om eigen dingen, dan om de zaak van de Heere..

2) Of: aan Rubens beken waren de onderzoekingen van hart groot..

Vroom zelfs was Ruben dus. Ruben zal die onderzoekingen van zijn hart zelfs wel in het gebed en op de knieën voor de Heere hebben gebracht. O, Ruben onderzocht zoveel. Hij had zo diepe worstelingen van hart. Maar ondertussen liet Ruben zijn broeders alleen de strijd strijden en ondertussen had Ruben in zijn stallingen zich vermaakt.. Ontzettend zelfbedrog! Die vrome Ruben, die in zijn ziel de zaak om en om woelt, en intussen zijn vee liever dan Gods volk heeft..

Op deze wijze worden velen weerhouden van het betrachten van hun plicht, door de angst voor moeite en gevaar, door de liefde voor gemak en door een onbehoorlijke genegenheid voor hun wereldse bezigheden en voordelen. Bekrompen geesten, waarin de eigenliefde de overhand heeft, bekommeren zich weinig, hoe het met de belangen en zaken van Gods Kerk gaat, als zij maar geld winnen, behouden en besparen kunnen, zoals de apostel zegt: zij zoeken allen het hunne (Philip.2:21)..

Vers 17

17. Gilead1) dat is Gad en Oost-Manasse, bleef eveneens aan de overzijde van de Jordaan, en kwam niet eens tot een besluit; zo weinig kon de grote beweging in Israël hem opwekken, alsof het hem niet aanging; en Dan, waarom onthield hij zich in schepen, in zijn havenstad Joppe (2 Chronicles 16:1; Joshua 19:46), alleen bedacht op handel en winst, terwijl er toch zulke gewichtige dingen voorvielen en het hier te doen was om de bevrijding van het land van een machtige onderdrukker? Aser zat aan de zeehaven (Joshua 19:24vv.),eveneens om handelsbelang het algemeen belang vergetende, en bleef in zijn gescheurde plaatsen, 2) bleef stil in zijn havensteden.

1) Noch Gilead, noch Dan, noch Aser lieten zich in met de nationale strijd. Dan en Aser hadden te veel te doen met hun handel, en waren te veel verwend door de geriefelijkheden van het leven, door de rijkdom aan aardse goederen, dan dat zij warm konden worden voor een strijd voor de Heere en Zijn volk..

Hieruit zien wij, hoe weelde verwijft en hoe ook door Dans en Asers handelingen het wordt bevestigd dat, wie zich door de wereld en wat van de wereld is laat verleiden, onbekwaam is tot het koninkrijk van God..

2)Gescheurde plaatsen, d.w.z. de inhammen, de bochten van de zee, een dichterlijke uitdrukking voor, zeehavens..

De LXX vertaalt het Hebreeuws woord mifratsim breuken door diëksodoi = kleine havens; anderen menen, dat Aser in die tijd de breuken van zijn bemuurde steden hersteld zal hebben..

Vers 17

17. Gilead1) dat is Gad en Oost-Manasse, bleef eveneens aan de overzijde van de Jordaan, en kwam niet eens tot een besluit; zo weinig kon de grote beweging in Israël hem opwekken, alsof het hem niet aanging; en Dan, waarom onthield hij zich in schepen, in zijn havenstad Joppe (2 Chronicles 16:1; Joshua 19:46), alleen bedacht op handel en winst, terwijl er toch zulke gewichtige dingen voorvielen en het hier te doen was om de bevrijding van het land van een machtige onderdrukker? Aser zat aan de zeehaven (Joshua 19:24vv.),eveneens om handelsbelang het algemeen belang vergetende, en bleef in zijn gescheurde plaatsen, 2) bleef stil in zijn havensteden.

1) Noch Gilead, noch Dan, noch Aser lieten zich in met de nationale strijd. Dan en Aser hadden te veel te doen met hun handel, en waren te veel verwend door de geriefelijkheden van het leven, door de rijkdom aan aardse goederen, dan dat zij warm konden worden voor een strijd voor de Heere en Zijn volk..

Hieruit zien wij, hoe weelde verwijft en hoe ook door Dans en Asers handelingen het wordt bevestigd dat, wie zich door de wereld en wat van de wereld is laat verleiden, onbekwaam is tot het koninkrijk van God..

2)Gescheurde plaatsen, d.w.z. de inhammen, de bochten van de zee, een dichterlijke uitdrukking voor, zeehavens..

De LXX vertaalt het Hebreeuws woord mifratsim breuken door diëksodoi = kleine havens; anderen menen, dat Aser in die tijd de breuken van zijn bemuurde steden hersteld zal hebben..

Vers 18

18. Zebulon, het is een volk, dat zich het verhevenst en het krachtigst bewezen heeft, een volk, dat zijn ziel versmaad heeft ter dood, het heeft zijn leven aan debevrijding van het land gewaagd; insgelijks Nafthali, die op de hoogte van het veld, in een bergachtig land woont.

Deze beide stammen vormden de kern van het Israëlitische leger en zijn daarom in 4:10 alleen genoemd; zoals uit ons lied blijkt, hadden echter ook Benjamin, Efraïm, West-Manasse en Issaschar aanvoerders en manschappen geleverd, terwijl de 2 1/2 Oost-Jordaanse stammen, en van de West-Jordaanse de beide stammen Dan en Aser, die in handelsverkeer met de Phoeniciërs waren, geen deel aan de strijd hadden genomen. Nu ontbreken nog Juda en Simeon. Het is opmerkelijk, dat deze in het geheel niet genoemd worden. Indien zoals velen aannemen, een reeds toen bestaande vervreemding van deze stammen de oorzaak ware geweest, zou Debora niet hebben nagelaten, daarvan melding te maken. Wellicht zal de herinnering aan vroegere diensten, die Juda en Simeon aan het land betoond hadden (1; 3:9), of de eigen droevige toestand van beide stammen, die veel met de Filistijnen te doen hadden (3:31; 5:6), de dichteres bewogen hebben, van hun wegblijven geen melding te maken..

Vers 18

18. Zebulon, het is een volk, dat zich het verhevenst en het krachtigst bewezen heeft, een volk, dat zijn ziel versmaad heeft ter dood, het heeft zijn leven aan debevrijding van het land gewaagd; insgelijks Nafthali, die op de hoogte van het veld, in een bergachtig land woont.

Deze beide stammen vormden de kern van het Israëlitische leger en zijn daarom in 4:10 alleen genoemd; zoals uit ons lied blijkt, hadden echter ook Benjamin, Efraïm, West-Manasse en Issaschar aanvoerders en manschappen geleverd, terwijl de 2 1/2 Oost-Jordaanse stammen, en van de West-Jordaanse de beide stammen Dan en Aser, die in handelsverkeer met de Phoeniciërs waren, geen deel aan de strijd hadden genomen. Nu ontbreken nog Juda en Simeon. Het is opmerkelijk, dat deze in het geheel niet genoemd worden. Indien zoals velen aannemen, een reeds toen bestaande vervreemding van deze stammen de oorzaak ware geweest, zou Debora niet hebben nagelaten, daarvan melding te maken. Wellicht zal de herinnering aan vroegere diensten, die Juda en Simeon aan het land betoond hadden (1; 3:9), of de eigen droevige toestand van beide stammen, die veel met de Filistijnen te doen hadden (3:31; 5:6), de dichteres bewogen hebben, van hun wegblijven geen melding te maken..

Vers 19

19. 1) De met Jabin verbonden en onder het opperbevel van zijn veldoverste staande koningen kwamen, zij streden; toen de slag aanving streden de koningen van Kanan, te Thanach aan de wateren van Megiddo, in de vlakte van Jizreël, maar hadden zij op een schitterende overwinning en rijke buit gerekend, zij brachten geen gewin van zilver daarvan; 2) zij namen niet n stuk als buit mee.

1) Met dit vers begint de eigenlijke schildering van de strijd..

2) Men verklaart dit gewoonlijk voor de buit, die de vijanden hoopten te maken en niet verkregen. Maar de buit van het Zebulonitische en Nafthalitische leger kan niet zo rijk aan geld zijn voorgekomen. Het is daarom waarschijnlijk, dat de mening van de profetes nog een andere insluit. Het is bekend, nog uit latere tijden, dat men een dreigend leger van vijanden tegemoet ging en de aanval door geld zocht af te kopen. Zo nam Sisak, koning van Egypte onder Rehabeam alle schatten van de tempel met zich (1 Kings 14:27); Asa gaf al het overige zilver en goud aan Benhadad van Damascus (1 Kings 15:18), Menahem bracht veel geld op om de koning van Assyrië daardoor tot terugkeren te bewegen (2 Kings 15:20). Aan Sisera viel dit niet te beurt..

Vers 19

19. 1) De met Jabin verbonden en onder het opperbevel van zijn veldoverste staande koningen kwamen, zij streden; toen de slag aanving streden de koningen van Kanan, te Thanach aan de wateren van Megiddo, in de vlakte van Jizreël, maar hadden zij op een schitterende overwinning en rijke buit gerekend, zij brachten geen gewin van zilver daarvan; 2) zij namen niet n stuk als buit mee.

1) Met dit vers begint de eigenlijke schildering van de strijd..

2) Men verklaart dit gewoonlijk voor de buit, die de vijanden hoopten te maken en niet verkregen. Maar de buit van het Zebulonitische en Nafthalitische leger kan niet zo rijk aan geld zijn voorgekomen. Het is daarom waarschijnlijk, dat de mening van de profetes nog een andere insluit. Het is bekend, nog uit latere tijden, dat men een dreigend leger van vijanden tegemoet ging en de aanval door geld zocht af te kopen. Zo nam Sisak, koning van Egypte onder Rehabeam alle schatten van de tempel met zich (1 Kings 14:27); Asa gaf al het overige zilver en goud aan Benhadad van Damascus (1 Kings 15:18), Menahem bracht veel geld op om de koning van Assyrië daardoor tot terugkeren te bewegen (2 Kings 15:20). Aan Sisera viel dit niet te beurt..

Vers 20

20. Van de hemel streden zij, de sterren uit hun loopplaatsen streden tegen Sisera, 1)zodat hun grote krijgsmacht en de krijgskunst van de aanvoerders hun niet baatte.

1) Uit de uitslag van de strijd, uit de beslissende overwinning is het zeker, dat God met de Israëlieten was en in hun midden streed, dat Hij zelf het vijandelijke leger in verwarring bracht en een hogere macht met krachtige hand in de slag werkzaam was. Dat alles staat de zangeres duidelijk en levendig voor ogen; overmeesterd door de gedachte aan Gods wonderbare hulp, en in verrukking beproevende aan een zo duidelijk gezien en toch zo raadselachtig werken op aarde in het midden van de mensen, een bepaalde uitdrukking te geven, is het haar, als had de hemel de woonstede van de heilige God, zich naar de aarde neergebogen, alsof de sterren haar gewone banen hadden verlaten en tegen Sisera gestreden. Van dezelfde aard is het, wanneer David in Psalms 18:1 de hem reddende en beschermende God voorstelt als Hem, die in het onweer neerdalende, de hand uitstrekt, om uit de diepten van de gevaren uit te trekken. Zo moet de beeldspraak worden opgevat; dan alleen geeft zij ons een volledig getuigenis van het Godsbewustzijn, waaruit zij is voortgekomen, van het geloof in een bovennatuurlijke God, wiens wonderbaar machtig werken overal in Israël ondervonden werd, niet met gewone woorden te beschrijven is, maar zelfs in de verhevenste uitdrukkingen als in een spiegel slechts in beeldrijke redenen verschijnt.

Ook ligt de gedachte voor de hand, dat de sterren hier voor de de Heere dienende geesten, de engelen staan, die naar Zijn alles regerende wil de natuurkrachten in beweging brachten en door een onweer, dat ook de beek buiten zijn oevers liet treden (Judges 5:21), het vijandelijk leger verschrikten. Het poëtisch verhevene van deze plaats had dan een parallel aan de schone plaats van Schillers "Maagd van Orleans" (II 10): "zijn engelen, gij ziet ze niet, zij strijden voor de koning"..

Niet met het zwakke Israël had Jabin alleen te doen, maar o, de Heere streed voor Israël. De Heere bracht zelfs de hemel in beweging, om Zijn volk te hulp te komen. Wellicht, dat de Heere een vreselijk onweer verwekte en de waterstromen in hevige mate op hen deed neervallen..

Vers 20

20. Van de hemel streden zij, de sterren uit hun loopplaatsen streden tegen Sisera, 1)zodat hun grote krijgsmacht en de krijgskunst van de aanvoerders hun niet baatte.

1) Uit de uitslag van de strijd, uit de beslissende overwinning is het zeker, dat God met de Israëlieten was en in hun midden streed, dat Hij zelf het vijandelijke leger in verwarring bracht en een hogere macht met krachtige hand in de slag werkzaam was. Dat alles staat de zangeres duidelijk en levendig voor ogen; overmeesterd door de gedachte aan Gods wonderbare hulp, en in verrukking beproevende aan een zo duidelijk gezien en toch zo raadselachtig werken op aarde in het midden van de mensen, een bepaalde uitdrukking te geven, is het haar, als had de hemel de woonstede van de heilige God, zich naar de aarde neergebogen, alsof de sterren haar gewone banen hadden verlaten en tegen Sisera gestreden. Van dezelfde aard is het, wanneer David in Psalms 18:1 de hem reddende en beschermende God voorstelt als Hem, die in het onweer neerdalende, de hand uitstrekt, om uit de diepten van de gevaren uit te trekken. Zo moet de beeldspraak worden opgevat; dan alleen geeft zij ons een volledig getuigenis van het Godsbewustzijn, waaruit zij is voortgekomen, van het geloof in een bovennatuurlijke God, wiens wonderbaar machtig werken overal in Israël ondervonden werd, niet met gewone woorden te beschrijven is, maar zelfs in de verhevenste uitdrukkingen als in een spiegel slechts in beeldrijke redenen verschijnt.

Ook ligt de gedachte voor de hand, dat de sterren hier voor de de Heere dienende geesten, de engelen staan, die naar Zijn alles regerende wil de natuurkrachten in beweging brachten en door een onweer, dat ook de beek buiten zijn oevers liet treden (Judges 5:21), het vijandelijk leger verschrikten. Het poëtisch verhevene van deze plaats had dan een parallel aan de schone plaats van Schillers "Maagd van Orleans" (II 10): "zijn engelen, gij ziet ze niet, zij strijden voor de koning"..

Niet met het zwakke Israël had Jabin alleen te doen, maar o, de Heere streed voor Israël. De Heere bracht zelfs de hemel in beweging, om Zijn volk te hulp te komen. Wellicht, dat de Heere een vreselijk onweer verwekte en de waterstromen in hevige mate op hen deed neervallen..

Vers 21

21. De beek Kison, die met haar water over haar oevers ging, wentelde hen weg en sleepte de lijken van de vele duizenden, die door de scherpte van Baraks zwaard vielen (4:15), naar de zee, de beek Kedmim, dat is, van de voortijd, de oude beroemde beek, of, volgens een andere verklaring: de beek van de slagen, dat is, die de slag mede besliste en aan welke later nog menige slag geleverd zou worden (Deuteronomy 27:3), de beek Kison; 1) vertreed, o mijn ziel! de sterke, 2) de vroeger zo machtige vijanden, die nu in Israëls handen gegeven zijn, opdat gij, wat van hen nog niet in de golven van de Kison is omgekomen, geheel vernietigen kunt.

1) In de herhaling van "Nachal Kison" ligt de nadere bepaling, van hetgeen de beek Kison voor de Israëlieten op die dag geweest is. Zij was niet alleen een schouwplaats van de strijd, maar een instrument van hulp. Dit bericht maakt het duidelijk, dat de wateren van de beek gezwollen waren. De Kison heeft alleen na de regentijd volle oevers, waarom de LXX haar "cheimarroes" noemen. In de zomer is zij meestal uitgedroogd, maar in de lente heeft zij een sterke stroom. Ritter (16:704) voert aan dat op 16 april 1799 in de oorlog van de Fransen en Turken, velen van de laatsten omkwamen in de woedende golven. Men kan daarom de slag op het einde van april tot mei stellen. In die tijd viel het feest van de weken onder Israël in. Een joodse hymne, uit de Middeleeuwen van R. Mair, die nog heden op het Pascha in de synagogen gezongen wordt (Lel Schimuron) plaatst de slag in de Pascha-nacht, maar heeft daarvoor geen chronologische, maar alleen een theologische reden: dat alle daden van de vrijheid in de paasnacht geschied zouden zijn. Reeds naar het verhaal in Exodus is de aanwijzing gegeven, dat de openbaring op Sinaï in het begin van de derde maand plaats had, en daar met het feest van de weken samen viel. De slag, die op zo'n herinneringsdag viel, laat de aanhef over de almacht van God op de Sinai, "toen de aarde beefde" (Judges 5:5) verklaren. Om de 68ste Psalm voor een lied van het feest van de weken te houden, hebben de ouden geen ongegronde overlevering gehad. Het is juist deze, die het Deboralied in de aanvang overnam.

2) Volgens een andere verklaring betekent de laatste woorden: "treedt in, mijn ziel, met kracht!" en zijn zij een zelfopwekking van de dichteres, waarmee zij zichzelf aanspoort, nog het vuur van de geestdrift niet te laten uitdoven, maar een nieuwe dichterlijke vlucht te nemen, om, wat nog ontbreekt met gelijk, ja zo mogelijk nog hoger vuur voor te stellen (Genesis 49:18).. 22. Toen het vijandige leger geheel verslagen wegvluchtte, werden de paardenhoeven verpletterd van het rennen, te midden van de steenachtige wegen, het rennen van zijn of van hun machtigen, 1) die in ontzettende angst hen steeds totsnellere loop aandreven.

1) De bedoeling volgens deze vertaling is, dat het de Kananieten niet mogelijk was te vluchten, omdat de hoeven van de paarden verbroken werden door het rennen..

Een betere vertaling is: "toen stampten de paarden", het hoevengekletter werd gehoord, van het aandrijven van hun machtigen, die nu in schandelijke vlucht zich probeerden te redden (het Hebreeuws is "snel lopen" zoals het sanskritische "dru" het Griekse dranai)..

Echter staat er in het Hebreeuws Chalmoe. En dit betekent niet verpletterd worden, maar kletteren of stampen. De bedoeling is, dat het gestamp van de paarden werd gehoord vanwege het rennen, het aandrijven van de vijandelijke vorsten, die in een ordeloze vlucht heil en behoud zochten..

Vers 21

21. De beek Kison, die met haar water over haar oevers ging, wentelde hen weg en sleepte de lijken van de vele duizenden, die door de scherpte van Baraks zwaard vielen (4:15), naar de zee, de beek Kedmim, dat is, van de voortijd, de oude beroemde beek, of, volgens een andere verklaring: de beek van de slagen, dat is, die de slag mede besliste en aan welke later nog menige slag geleverd zou worden (Deuteronomy 27:3), de beek Kison; 1) vertreed, o mijn ziel! de sterke, 2) de vroeger zo machtige vijanden, die nu in Israëls handen gegeven zijn, opdat gij, wat van hen nog niet in de golven van de Kison is omgekomen, geheel vernietigen kunt.

1) In de herhaling van "Nachal Kison" ligt de nadere bepaling, van hetgeen de beek Kison voor de Israëlieten op die dag geweest is. Zij was niet alleen een schouwplaats van de strijd, maar een instrument van hulp. Dit bericht maakt het duidelijk, dat de wateren van de beek gezwollen waren. De Kison heeft alleen na de regentijd volle oevers, waarom de LXX haar "cheimarroes" noemen. In de zomer is zij meestal uitgedroogd, maar in de lente heeft zij een sterke stroom. Ritter (16:704) voert aan dat op 16 april 1799 in de oorlog van de Fransen en Turken, velen van de laatsten omkwamen in de woedende golven. Men kan daarom de slag op het einde van april tot mei stellen. In die tijd viel het feest van de weken onder Israël in. Een joodse hymne, uit de Middeleeuwen van R. Mair, die nog heden op het Pascha in de synagogen gezongen wordt (Lel Schimuron) plaatst de slag in de Pascha-nacht, maar heeft daarvoor geen chronologische, maar alleen een theologische reden: dat alle daden van de vrijheid in de paasnacht geschied zouden zijn. Reeds naar het verhaal in Exodus is de aanwijzing gegeven, dat de openbaring op Sinaï in het begin van de derde maand plaats had, en daar met het feest van de weken samen viel. De slag, die op zo'n herinneringsdag viel, laat de aanhef over de almacht van God op de Sinai, "toen de aarde beefde" (Judges 5:5) verklaren. Om de 68ste Psalm voor een lied van het feest van de weken te houden, hebben de ouden geen ongegronde overlevering gehad. Het is juist deze, die het Deboralied in de aanvang overnam.

2) Volgens een andere verklaring betekent de laatste woorden: "treedt in, mijn ziel, met kracht!" en zijn zij een zelfopwekking van de dichteres, waarmee zij zichzelf aanspoort, nog het vuur van de geestdrift niet te laten uitdoven, maar een nieuwe dichterlijke vlucht te nemen, om, wat nog ontbreekt met gelijk, ja zo mogelijk nog hoger vuur voor te stellen (Genesis 49:18).. 22. Toen het vijandige leger geheel verslagen wegvluchtte, werden de paardenhoeven verpletterd van het rennen, te midden van de steenachtige wegen, het rennen van zijn of van hun machtigen, 1) die in ontzettende angst hen steeds totsnellere loop aandreven.

1) De bedoeling volgens deze vertaling is, dat het de Kananieten niet mogelijk was te vluchten, omdat de hoeven van de paarden verbroken werden door het rennen..

Een betere vertaling is: "toen stampten de paarden", het hoevengekletter werd gehoord, van het aandrijven van hun machtigen, die nu in schandelijke vlucht zich probeerden te redden (het Hebreeuws is "snel lopen" zoals het sanskritische "dru" het Griekse dranai)..

Echter staat er in het Hebreeuws Chalmoe. En dit betekent niet verpletterd worden, maar kletteren of stampen. De bedoeling is, dat het gestamp van de paarden werd gehoord vanwege het rennen, het aandrijven van de vijandelijke vorsten, die in een ordeloze vlucht heil en behoud zochten..

Vers 23

23. Vervloekt de stad Meroz 1) (= wijkplaats), zegt de Engel des HEEREN, die ons te hulp gezonden, de vijanden heeft verslagen en verdreven, en hun aanvoerder naar die streek heendreef (4:15); vervloekt haar inwoners gedurig, omdat zij niet gekomen zijn tot de hulp van de HEERE, maar Sisera, die in hun handen gegeven was, lieten ontsnappen, omdat zij zich niet hebben opgemaakt tot de hulp van de HEERE, door zich met of onder de helden 2) te verenigen die het land bevrijdden; vervloekt hen, want zij hebben hun God verloochend en schandelijke ontrouw jegens zijn volk bewezen.

1)Waarschijnlijk het tegenwoordige Keïr Musr, ten zuiden van de Thabor, halverwege de weg naar Endor (vgl. Ritter 15,339)..

2) De Heere had hun hulp niet nodig. Hij gaf blijken, dat Hij Zijn werk zonder hen kon doen, maar dit had men echter aan hen niet te danken, want zij wisten immers niet of de onderneming door het minste van hun bijstand zou mislukken, dan wel niet, en daarom worden zij gevloekt, omdat zij niet gekomen waren tot de hulp van de Heere, omdat er openlijk was uitgeroepen, wie genegen was, het met de Heere te houden en Zijn zijde te kiezen. De zaak tussen God en de mogendheden, de machten en de vorsten van het rijk van de duisternis kan geen onzijdigheid dulden. God merkt degenen, die niet met Hem zijn, als tegen Hem (Jud 5:23)..

De juiste vertaling is tegen (b) de helden, daardoor was de schuld groter, dat zij Israël niet geholpen hadden, hoewel het door helden bedreigd was. De vloek zal evenals Joshua 6:1 verwoesting van die plaats en verbanning van de bewoners betekend hebben, hoewel niets naders bedreigd wordt. In latere tijden werd dit vers een locus classicus voor de talmoedische uitlegging van de ban tegen personen en zaken (Mond Katan 16a; Sjebuoth 36a; Selden de Synedriis 84).

Vers 23

23. Vervloekt de stad Meroz 1) (= wijkplaats), zegt de Engel des HEEREN, die ons te hulp gezonden, de vijanden heeft verslagen en verdreven, en hun aanvoerder naar die streek heendreef (4:15); vervloekt haar inwoners gedurig, omdat zij niet gekomen zijn tot de hulp van de HEERE, maar Sisera, die in hun handen gegeven was, lieten ontsnappen, omdat zij zich niet hebben opgemaakt tot de hulp van de HEERE, door zich met of onder de helden 2) te verenigen die het land bevrijdden; vervloekt hen, want zij hebben hun God verloochend en schandelijke ontrouw jegens zijn volk bewezen.

1)Waarschijnlijk het tegenwoordige Keïr Musr, ten zuiden van de Thabor, halverwege de weg naar Endor (vgl. Ritter 15,339)..

2) De Heere had hun hulp niet nodig. Hij gaf blijken, dat Hij Zijn werk zonder hen kon doen, maar dit had men echter aan hen niet te danken, want zij wisten immers niet of de onderneming door het minste van hun bijstand zou mislukken, dan wel niet, en daarom worden zij gevloekt, omdat zij niet gekomen waren tot de hulp van de Heere, omdat er openlijk was uitgeroepen, wie genegen was, het met de Heere te houden en Zijn zijde te kiezen. De zaak tussen God en de mogendheden, de machten en de vorsten van het rijk van de duisternis kan geen onzijdigheid dulden. God merkt degenen, die niet met Hem zijn, als tegen Hem (Jud 5:23)..

De juiste vertaling is tegen (b) de helden, daardoor was de schuld groter, dat zij Israël niet geholpen hadden, hoewel het door helden bedreigd was. De vloek zal evenals Joshua 6:1 verwoesting van die plaats en verbanning van de bewoners betekend hebben, hoewel niets naders bedreigd wordt. In latere tijden werd dit vers een locus classicus voor de talmoedische uitlegging van de ban tegen personen en zaken (Mond Katan 16a; Sjebuoth 36a; Selden de Synedriis 84).

Vers 24

24. Gezegend zij, daarentegen boven (onder) de vrouwen Jaël, de vrouw van Heber, de Keniet; gezegend zij ze boven de vrouwen in de tent, 1) want hoewel zij niet dadelijk tot het volk van God behoorde, zelfs met Jabins huis door vriendschap verbonden was (4:17), zo heeft zij toch, die vriendschap verloochenende, de zaak van de Heere zich aangetrokken en aan Sisera gedaan, wat de burgers van Meroz uit zwakheid en onverschilligheid verzuimd hadden.

1) Tegenover Meroz wordt Jaël gesteld. Hadden de inwoners van Meroz Sisera in zijn vlucht laten ontsnappen, Jaël had hem in haar tent genomen en bij nadere overweging gedood..

Zij wordt hier geprezen boven de vrouwen in de tenten, d.w.z. boven de tentbewoonsters, boven de andere vrouwen van de herders..

Vers 24

24. Gezegend zij, daarentegen boven (onder) de vrouwen Jaël, de vrouw van Heber, de Keniet; gezegend zij ze boven de vrouwen in de tent, 1) want hoewel zij niet dadelijk tot het volk van God behoorde, zelfs met Jabins huis door vriendschap verbonden was (4:17), zo heeft zij toch, die vriendschap verloochenende, de zaak van de Heere zich aangetrokken en aan Sisera gedaan, wat de burgers van Meroz uit zwakheid en onverschilligheid verzuimd hadden.

1) Tegenover Meroz wordt Jaël gesteld. Hadden de inwoners van Meroz Sisera in zijn vlucht laten ontsnappen, Jaël had hem in haar tent genomen en bij nadere overweging gedood..

Zij wordt hier geprezen boven de vrouwen in de tenten, d.w.z. boven de tentbewoonsters, boven de andere vrouwen van de herders..

Vers 25

25. Water eiste hij, 1) de door haar ingenomen vluchteling (4:17vv.), tot lessing van de dorst; melk gaf zij in een herenschaal, 2) in een kostbare schaal bracht zij, om hem gerust te maken, dat hij hier geen gevaar te vrezen had, boter 3) of geronnen melk of room.

1) De naam van Sisera wordt niet genoemd, zo bekend veronderstelt Debora de geschiedenis. Voor haar geest ziet zij het, hoe Jaël met de vluchteling handelt..

2)Letterlijk: in een schaal van de edelen, daarom in een schaal, waaruit edelen plegen te drinken..

3) Boter is hier hetzelfde als melk, in het eerste gedeelte van dit vers. De dubbele uitdrukking dient om aan te duiden, dat zij van het beste gaf, wat zij had..

Vers 25

25. Water eiste hij, 1) de door haar ingenomen vluchteling (4:17vv.), tot lessing van de dorst; melk gaf zij in een herenschaal, 2) in een kostbare schaal bracht zij, om hem gerust te maken, dat hij hier geen gevaar te vrezen had, boter 3) of geronnen melk of room.

1) De naam van Sisera wordt niet genoemd, zo bekend veronderstelt Debora de geschiedenis. Voor haar geest ziet zij het, hoe Jaël met de vluchteling handelt..

2)Letterlijk: in een schaal van de edelen, daarom in een schaal, waaruit edelen plegen te drinken..

3) Boter is hier hetzelfde als melk, in het eerste gedeelte van dit vers. De dubbele uitdrukking dient om aan te duiden, dat zij van het beste gaf, wat zij had..

Vers 26

26. Haar linkerhand sloeg zij, toen hij in diepe slaap gezonken was, aan de nagel van haar tent, en haar rechterhand aan de hamer van de arbeidslieden; en zij klopte Sisera, zij streek zijn hoofd af, 1) zij sloeg door zijn hoofdheen, als zij zijn slaap had doornageld en doorgedrongen. 2)

1) In het Hebreeuws Machakah, streek zijn hoofd af, of liever verpletterde zijn hoofd. Of, zij doornagelde zijn slaap en doorboorde die. Alles dient, om de heldendaad van Jaël breed uit te meten, om het te bewijzen, hoe zij, de zwakke vrouw, een heldendaad heeft verricht, door een man als Sisera het hoofd te doornagelen..

Vers 26

26. Haar linkerhand sloeg zij, toen hij in diepe slaap gezonken was, aan de nagel van haar tent, en haar rechterhand aan de hamer van de arbeidslieden; en zij klopte Sisera, zij streek zijn hoofd af, 1) zij sloeg door zijn hoofdheen, als zij zijn slaap had doornageld en doorgedrongen. 2)

1) In het Hebreeuws Machakah, streek zijn hoofd af, of liever verpletterde zijn hoofd. Of, zij doornagelde zijn slaap en doorboorde die. Alles dient, om de heldendaad van Jaël breed uit te meten, om het te bewijzen, hoe zij, de zwakke vrouw, een heldendaad heeft verricht, door een man als Sisera het hoofd te doornagelen..

Vers 27

27. Tussen1) of aan haar voeten kromde hij zich, viel heen, lag daar neer, hij, die jaren lang de schrik van Israël geweest was, door een slag verpletterd; tussen haar voeten kromde hij zich; hij viel; alwaar hij zich kromde, daar lag hij geheel geschonden! 2)

1) Ook Judges 5:27 dient, om het onderscheid tussen Jaël en Sisera goed uiteen te zetten, om de heerlijkheid van Jaël tegenover de kleinheid van Sisera in het licht te stellen. De held Sisera aan de voeten van de zwakke Jaël!.

2) Daar lag nu uitgestrekt de levenloze romp van die hoogmoedige, niet op het bed van eer, niet op de hoogte van het veld, niet kunnende een edele wond vertonen, hem door een glinsterend zwaard, of door een stalen boog toegebracht, maar in de hoek van een tent, aan de voeten van een vrouw met een schandelijke wond van een stompe nagel of spijker, die zij door de slaap had heengedreven (Jud 5:27)..

Wat een vreselijke voorstelling! Voor de krijgsman de ontvlamde vrouw, met de zware hamer in de rechterhand. De getroffen vorst kromt zich, wil zich opheffen, en zinkt in n. Tweemaal nog valt hij neer en sterft. Daar ligt hij, de overmoedige veldheer, die Gods volk vernietigen wilde, door een vrouw verslagen, op een schandelijke vlucht, alleen, ver van de zijnen, onbeweend, als een voorbeeld voor de overwinnaars, van menselijke val en goddelijke kracht.

Het verwondere ons niet, dat de profetes, door de Geest van God vervuld, toch geen afschrik van het wrede, dat in Jaëls daad ligt, te kennen geeft, integendeel met grote toestemming en hartelijke vreugde de toedracht haar toehoorders voor ogen stelt; haar vreugde is over het geloof aan de God van Israël, dat Jaël tot die daad gedreven heeft. Verder ziet zij niet, meer wil zij ook niet prijzen en zegenen en zo is haar lied geheel overeenkomstig de bedoeling van God in het Oude Testament, volgens welke het boven alles op geloof aankwam (Joshua 6:5), terwijl de opvoeding tot volkomen zedelijkheid nog voor de nieuwtestamentische bedeling bewaard bleef (Exodus 21:11). Zolang Christus nog niet op aarde was, nog niet het beeld van een volkomen man in woord en wandel had voorgesteld, de mensen met God verzoend en door Zijn heengaan tot de Vader de poorten van de hemel geopend had, zodat de Geest zich onbeperkt over de gelovigen kon uitstorten, zolang heeft de Heere, die niet maait, waar Hij niet gezaaid heeft, de tijden van de onwetendheid overzien. Bij alle bewondering voor de rijke genadegiften, die Hij aan Zijn volk onder het Oude Verbond verleend heeft, moeten wij toch altijd als zeker stellen, dat ook de minste in het koninkrijk der hemelen groter is dan de meeste onder allen, die onder de Oude bedeling van vrouwen geboren zijn (Matthew 11:11)..

Vers 27

27. Tussen1) of aan haar voeten kromde hij zich, viel heen, lag daar neer, hij, die jaren lang de schrik van Israël geweest was, door een slag verpletterd; tussen haar voeten kromde hij zich; hij viel; alwaar hij zich kromde, daar lag hij geheel geschonden! 2)

1) Ook Judges 5:27 dient, om het onderscheid tussen Jaël en Sisera goed uiteen te zetten, om de heerlijkheid van Jaël tegenover de kleinheid van Sisera in het licht te stellen. De held Sisera aan de voeten van de zwakke Jaël!.

2) Daar lag nu uitgestrekt de levenloze romp van die hoogmoedige, niet op het bed van eer, niet op de hoogte van het veld, niet kunnende een edele wond vertonen, hem door een glinsterend zwaard, of door een stalen boog toegebracht, maar in de hoek van een tent, aan de voeten van een vrouw met een schandelijke wond van een stompe nagel of spijker, die zij door de slaap had heengedreven (Jud 5:27)..

Wat een vreselijke voorstelling! Voor de krijgsman de ontvlamde vrouw, met de zware hamer in de rechterhand. De getroffen vorst kromt zich, wil zich opheffen, en zinkt in n. Tweemaal nog valt hij neer en sterft. Daar ligt hij, de overmoedige veldheer, die Gods volk vernietigen wilde, door een vrouw verslagen, op een schandelijke vlucht, alleen, ver van de zijnen, onbeweend, als een voorbeeld voor de overwinnaars, van menselijke val en goddelijke kracht.

Het verwondere ons niet, dat de profetes, door de Geest van God vervuld, toch geen afschrik van het wrede, dat in Jaëls daad ligt, te kennen geeft, integendeel met grote toestemming en hartelijke vreugde de toedracht haar toehoorders voor ogen stelt; haar vreugde is over het geloof aan de God van Israël, dat Jaël tot die daad gedreven heeft. Verder ziet zij niet, meer wil zij ook niet prijzen en zegenen en zo is haar lied geheel overeenkomstig de bedoeling van God in het Oude Testament, volgens welke het boven alles op geloof aankwam (Joshua 6:5), terwijl de opvoeding tot volkomen zedelijkheid nog voor de nieuwtestamentische bedeling bewaard bleef (Exodus 21:11). Zolang Christus nog niet op aarde was, nog niet het beeld van een volkomen man in woord en wandel had voorgesteld, de mensen met God verzoend en door Zijn heengaan tot de Vader de poorten van de hemel geopend had, zodat de Geest zich onbeperkt over de gelovigen kon uitstorten, zolang heeft de Heere, die niet maait, waar Hij niet gezaaid heeft, de tijden van de onwetendheid overzien. Bij alle bewondering voor de rijke genadegiften, die Hij aan Zijn volk onder het Oude Verbond verleend heeft, moeten wij toch altijd als zeker stellen, dat ook de minste in het koninkrijk der hemelen groter is dan de meeste onder allen, die onder de Oude bedeling van vrouwen geboren zijn (Matthew 11:11)..

Vers 28

28. De moeder van Sisera keek uit door het venster, of haar zoon niet spoedig uit de slag zou terugkeren, en schreeuwde in angstig vermoeden van hetgeen gebeurd was, door de tralies: 1) Waarom vertrekt (vertoeft) zijn wagen, waarop hij ten strijde gegaan is, te komen? waarom blijven de gangen van zijn wagens achter? Nog altijd verneem ik het geraas niet, dat de vrolijke boodschap van zijn aankomst meldt.

1) Men had toen, zoals meestal heden nog in het oosten, geen glasvensters, maar de openingen, die licht in de kamer moesten geven, waren van tralies, bij wijze van jaloezieën, voorzien, die tevens het voordeel gaven, dat zij het sterke daglicht verzachtten en frisse lucht in de kamer gaven..

Wie zou eerder zorgen dan een moeder? Van een van de vrouwen spreekt Debora niet; in de harem van een vorst is geen liefde. De grote held is de trots van zijn moeder. Wat zij in hem bezit, in hem verliest, treft geen andere vrouw. Nu troosten haar de vrouwen, die de hooggeplaatste moeder van de machtige veldheer omringen. De overwinnaar, zeggen zij, heeft ook zijn bezigheden. Wanneer hij nog niet hier is, is hij door deze teruggehouden. Een andere reden is niet mogelijk, want een Sisera moet overwinnen. Deze gevleide moeder stemt met haar in. De profetes noemt met haar fijne ironie de vrouwen, die zo spreken, wijs. Dat is de wijsheid van de hoogmoed die het onmogelijk acht, dat Sisera zou overwonnen zijn. Wat is haar Israëls God? Buit is het, die hem verhinderd te komen. De overwinnaar wordt opgehouden, want hij moet die verdelen. De vrouwen denken natuurlijk het eerst aan die buit. Dat is haar de kern van elke overwinning. Haar fantasie schildert haar nu de veroverde schatten voor. Wat een tijd is er nodig, v r iedere krijger de twee maagden zijn toegedeeld! En nu de buit van kostbare kleren! Voor Sisera zijn natuurlijk de purperen. Maar ook aan de anderen komen kleren toe. Zo praten zij voort en woelen reeds in de geest in de have, die Sisera meebrengt. En opeens komt de boodschap: "geen buit, geen overwinning, de held is dood, het leger verwoest, alles is verloren, de teerling is gevallen.".

Vers 28

28. De moeder van Sisera keek uit door het venster, of haar zoon niet spoedig uit de slag zou terugkeren, en schreeuwde in angstig vermoeden van hetgeen gebeurd was, door de tralies: 1) Waarom vertrekt (vertoeft) zijn wagen, waarop hij ten strijde gegaan is, te komen? waarom blijven de gangen van zijn wagens achter? Nog altijd verneem ik het geraas niet, dat de vrolijke boodschap van zijn aankomst meldt.

1) Men had toen, zoals meestal heden nog in het oosten, geen glasvensters, maar de openingen, die licht in de kamer moesten geven, waren van tralies, bij wijze van jaloezieën, voorzien, die tevens het voordeel gaven, dat zij het sterke daglicht verzachtten en frisse lucht in de kamer gaven..

Wie zou eerder zorgen dan een moeder? Van een van de vrouwen spreekt Debora niet; in de harem van een vorst is geen liefde. De grote held is de trots van zijn moeder. Wat zij in hem bezit, in hem verliest, treft geen andere vrouw. Nu troosten haar de vrouwen, die de hooggeplaatste moeder van de machtige veldheer omringen. De overwinnaar, zeggen zij, heeft ook zijn bezigheden. Wanneer hij nog niet hier is, is hij door deze teruggehouden. Een andere reden is niet mogelijk, want een Sisera moet overwinnen. Deze gevleide moeder stemt met haar in. De profetes noemt met haar fijne ironie de vrouwen, die zo spreken, wijs. Dat is de wijsheid van de hoogmoed die het onmogelijk acht, dat Sisera zou overwonnen zijn. Wat is haar Israëls God? Buit is het, die hem verhinderd te komen. De overwinnaar wordt opgehouden, want hij moet die verdelen. De vrouwen denken natuurlijk het eerst aan die buit. Dat is haar de kern van elke overwinning. Haar fantasie schildert haar nu de veroverde schatten voor. Wat een tijd is er nodig, v r iedere krijger de twee maagden zijn toegedeeld! En nu de buit van kostbare kleren! Voor Sisera zijn natuurlijk de purperen. Maar ook aan de anderen komen kleren toe. Zo praten zij voort en woelen reeds in de geest in de have, die Sisera meebrengt. En opeens komt de boodschap: "geen buit, geen overwinning, de held is dood, het leger verwoest, alles is verloren, de teerling is gevallen.".

Vers 29

29. De wijste van haar staatsvrouwen, zij die zich voor de verstandigste onder Sisera's vrouwen hielden, die zich in de omgeving van zijn moeder bevonden, antwoordden en zochten haar met bang voorgevoel vervuld hart te troosten; ook 1)beantwoordde 2) zij haar redenen aan zichzelf.

1) In het Hebreeuws Aph-Hi. Ook zij, of liever, maar zij, want het eerste woord dient om een tegenstelling aan te geven. Het gehele tweede gedeelte is een tussenzin..

2) In het Hebreeuws Thaschib niet zo zeer, beantwoorde, als wel, herhaalde; letterlijk: zij voerde terug haar redenen (of woorden) aan zichzelf, d.i. niettegenstaande de wijste, die in dit geval echter zeer dwaas waren, haar trachtten te troosten met de veronderstelling, dat Sisera de buit deelde, blijft zij bij zichzelf de woorden herhalen: waarom vertrekt zijn wagen? Een bang gevoel doorkruist haar boezem, dat hij niet overwinnaar is, maar overwonnen. Juist hierdoor blijkt het, wat een diepe blik Debora in het moederhart heeft geslagen. De moeder van Sisera voelt het wel, dat haar zoon, die anders de eerste uit de strijd is en haar terstond opzoekt, nu is verslagen..

Vers 29

29. De wijste van haar staatsvrouwen, zij die zich voor de verstandigste onder Sisera's vrouwen hielden, die zich in de omgeving van zijn moeder bevonden, antwoordden en zochten haar met bang voorgevoel vervuld hart te troosten; ook 1)beantwoordde 2) zij haar redenen aan zichzelf.

1) In het Hebreeuws Aph-Hi. Ook zij, of liever, maar zij, want het eerste woord dient om een tegenstelling aan te geven. Het gehele tweede gedeelte is een tussenzin..

2) In het Hebreeuws Thaschib niet zo zeer, beantwoorde, als wel, herhaalde; letterlijk: zij voerde terug haar redenen (of woorden) aan zichzelf, d.i. niettegenstaande de wijste, die in dit geval echter zeer dwaas waren, haar trachtten te troosten met de veronderstelling, dat Sisera de buit deelde, blijft zij bij zichzelf de woorden herhalen: waarom vertrekt zijn wagen? Een bang gevoel doorkruist haar boezem, dat hij niet overwinnaar is, maar overwonnen. Juist hierdoor blijkt het, wat een diepe blik Debora in het moederhart heeft geslagen. De moeder van Sisera voelt het wel, dat haar zoon, die anders de eerste uit de strijd is en haar terstond opzoekt, nu is verslagen..

Vers 30

30. a) Zouden zij, die in de strijd tegen Israël zijn uitgetrokken na de overwinning, dan de buit niet vinden en delen? Ook daartoe is tijd nodig. Zij zullen wellicht een liefje of twee liefjes roven voor iedere man? Voor Sisera, die een bijzonder aandeel van de buit toekomt, een buit kleren van verscheidene verven, een buit van verscheidene verven, gestikt, van verscheidene verven aan beide zijden gestikt, voor de buithalzen? 1)Daaraan is het lang uitblijven wellicht toe te schrijven.

a)Deuteronomy 21:10vv.

1)Woordelijk staat in het Hebreeuws halzen van de buit. Sommigen willen het slotwoord Schalal liever veranderen in Schegal = gemalin, zodat de laatste regel zou zijn: "een doek van verscheidene verven, aan beide zijden gestikt, voor de halzen van de gemalin," namelijk van Sisera. Naar de mening van anderen zijn hier de bevelhebbers gemeend, de halzen, de mannen van de buit, namelijk aan wie de buit toekwam (zie de verklaring in de tekst).

Het is veel beter, dat ons, als wij afwezig zijn, iets overkomt, dat door de vrouwen, dan dat door de ouders vermoed wordt..

Dan moest er echter staan de hals en niet de halzen, hoewel een enkele maal halzen voor hals staat.. Anderen verstaan onder buit, de buitgemaakte meisjes, die dan die bonte kleren moesten dragen om hun hals; nog anderen, degenen, die de buit hebben gemaakt, n.l. de soldaten. Wij voor ons verenigen ons het liefst met de laatste mening, omdat dan aan Sisera werd toegedacht, en dus ook aan de bevelhebbers, de meisjes, de slavinnen met verschillende sierlijk geverfde kleren, en aan de gewone soldaten de overige kleren, die werden buitgemaakt..

Vers 30

30. a) Zouden zij, die in de strijd tegen Israël zijn uitgetrokken na de overwinning, dan de buit niet vinden en delen? Ook daartoe is tijd nodig. Zij zullen wellicht een liefje of twee liefjes roven voor iedere man? Voor Sisera, die een bijzonder aandeel van de buit toekomt, een buit kleren van verscheidene verven, een buit van verscheidene verven, gestikt, van verscheidene verven aan beide zijden gestikt, voor de buithalzen? 1)Daaraan is het lang uitblijven wellicht toe te schrijven.

a)Deuteronomy 21:10vv.

1)Woordelijk staat in het Hebreeuws halzen van de buit. Sommigen willen het slotwoord Schalal liever veranderen in Schegal = gemalin, zodat de laatste regel zou zijn: "een doek van verscheidene verven, aan beide zijden gestikt, voor de halzen van de gemalin," namelijk van Sisera. Naar de mening van anderen zijn hier de bevelhebbers gemeend, de halzen, de mannen van de buit, namelijk aan wie de buit toekwam (zie de verklaring in de tekst).

Het is veel beter, dat ons, als wij afwezig zijn, iets overkomt, dat door de vrouwen, dan dat door de ouders vermoed wordt..

Dan moest er echter staan de hals en niet de halzen, hoewel een enkele maal halzen voor hals staat.. Anderen verstaan onder buit, de buitgemaakte meisjes, die dan die bonte kleren moesten dragen om hun hals; nog anderen, degenen, die de buit hebben gemaakt, n.l. de soldaten. Wij voor ons verenigen ons het liefst met de laatste mening, omdat dan aan Sisera werd toegedacht, en dus ook aan de bevelhebbers, de meisjes, de slavinnen met verschillende sierlijk geverfde kleren, en aan de gewone soldaten de overige kleren, die werden buitgemaakt..

Vers 31

31. Alzo, zoals Sisera, moeten omkomen al uw vijanden, o HEERE! Die Hem daarentegen liefhebben, moeten zijn, als wanneer de zon a) opgaat in haar kracht 1) envervolgens steeds hoger stijgt en altijd heerlijker wordt! En het land, nadat het op de 4 beschreven wijze van zijn onderdrukkers was bevrijd, was stil, gedurende veertig jaar, (van 1256-1216 voor Chr.)

a) Psalms 19:6

1) In deze toestand van zwakheid hebben de gelovigen medelijden en bidden zij voor de goddelozen en wenden al hun invloed aan om hen te overreden, medelijden met zichzelf te hebben en de kwade wegen te verlaten, opdat zij leven. Maar in de grote en vreselijke dag, wanneer de goddelozen in de hel geworpen worden, zal de rechtvaardige zo volkomen overtuigd zijn van de gerechtigheid van het oordeel van de verdoemende, dat hij even als Barak en Debora gereed zal zijn om uit te roepen: "Zo moeten omkomen al uw vijanden, o Heere."

Debora zingt na de overwinning een lied. Daaraan herkent men de profetische geest. De andere richters overwinnen ook, maar zegezangen hebben wij van hen niet. Zij waren ook geen profeten. Zingen kan slechts een profetische mond. Alle profetie is daarom een verheven lied van het gericht en van de verlossing van God. Wat de profeet ziet en verkondigt, gebeurt op de Godsharp van het geloof..

Hoewel het gewone predikambt niet aan vrouwen is opgedragen, zo heeft God toch menigmaal de profetische geest ook aan vrouwen toegedeeld en door vrouwen grote dingen gesproken..

Dat een Homerus of Virgilius nu ga, en, indien hij het vermag, zijn gedichten vergelijke met het lied van deze vrouw, dat iemand, die in geleerdheid en welsprekendheid uitmunt, de lof, het vernuft en de kunst van dat danklied uitvoerig inhet licht stelle!.

Als wanneer de zon opgaat in haar kracht. Dit bidt Debora tevens in haar zegezang Israël toe. Israël heeft het nu weer ervaren, hoe sterk het is, als het in de naam van de Heere tegen zijn vijanden optrekt. Zo moge het steeds zijn deel zijn, in stijgende mate!.

Helaas, spoedig vertoont Israël weer het beeld van de zwakke, van de zon, die ten ondergegaan is..

Vers 31

31. Alzo, zoals Sisera, moeten omkomen al uw vijanden, o HEERE! Die Hem daarentegen liefhebben, moeten zijn, als wanneer de zon a) opgaat in haar kracht 1) envervolgens steeds hoger stijgt en altijd heerlijker wordt! En het land, nadat het op de 4 beschreven wijze van zijn onderdrukkers was bevrijd, was stil, gedurende veertig jaar, (van 1256-1216 voor Chr.)

a) Psalms 19:6

1) In deze toestand van zwakheid hebben de gelovigen medelijden en bidden zij voor de goddelozen en wenden al hun invloed aan om hen te overreden, medelijden met zichzelf te hebben en de kwade wegen te verlaten, opdat zij leven. Maar in de grote en vreselijke dag, wanneer de goddelozen in de hel geworpen worden, zal de rechtvaardige zo volkomen overtuigd zijn van de gerechtigheid van het oordeel van de verdoemende, dat hij even als Barak en Debora gereed zal zijn om uit te roepen: "Zo moeten omkomen al uw vijanden, o Heere."

Debora zingt na de overwinning een lied. Daaraan herkent men de profetische geest. De andere richters overwinnen ook, maar zegezangen hebben wij van hen niet. Zij waren ook geen profeten. Zingen kan slechts een profetische mond. Alle profetie is daarom een verheven lied van het gericht en van de verlossing van God. Wat de profeet ziet en verkondigt, gebeurt op de Godsharp van het geloof..

Hoewel het gewone predikambt niet aan vrouwen is opgedragen, zo heeft God toch menigmaal de profetische geest ook aan vrouwen toegedeeld en door vrouwen grote dingen gesproken..

Dat een Homerus of Virgilius nu ga, en, indien hij het vermag, zijn gedichten vergelijke met het lied van deze vrouw, dat iemand, die in geleerdheid en welsprekendheid uitmunt, de lof, het vernuft en de kunst van dat danklied uitvoerig inhet licht stelle!.

Als wanneer de zon opgaat in haar kracht. Dit bidt Debora tevens in haar zegezang Israël toe. Israël heeft het nu weer ervaren, hoe sterk het is, als het in de naam van de Heere tegen zijn vijanden optrekt. Zo moge het steeds zijn deel zijn, in stijgende mate!.

Helaas, spoedig vertoont Israël weer het beeld van de zwakke, van de zon, die ten ondergegaan is..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Judges 5". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/judges-5.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile