Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Judges 4". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/judges-4.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Judges 4". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, RICHTEREN 4Judges 4:1.
HELDENMOED VAN DEBORA, BARAK EN JAEL.
I. Judges 4:1-Judges 4:11. Als Israël na de tijd van Ehud opnieuw de Heere ontrouw wordt, wordt het in de hand van de Kananitische koning Jabin te Hazor overgegeven, die door zijn hoofdman Sisera 20 jaar lang een zeer drukkende heerschappij over Israël uitoefent. Tegen het einde van deze tijd neemt een profetes, met name Debora, het richterambt waar, onder de naar haar genoemden Debora-palm, tussen Ramah en Bethel; zij verwekt een heilzame beweging onder het volk, zodat de kinderen van Israël tot de Heere beginnen te roepen. Nu de harten veranderd zijn zal ook de uitwendige toestand veranderen. De profetes roept in de kracht van de Geest van God, Barak, de zoon van Abinoam van Kedes in de stam van Nafthali, tot redder van Israël. Deze weigert zonder haar aanwezigheid in de strijd te gaan; Debora belooft hem mee te gaan, maar zegt hem tevens dat de roem van de onderneming niet hem maar een vrouw ten deel zal vallen. Welke vrouw daarmee bedoeld is, wordt reeds voorlopig door vermelding van haar man en van diens toestand aangeduid.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, RICHTEREN 4Judges 4:1.
HELDENMOED VAN DEBORA, BARAK EN JAEL.
I. Judges 4:1-Judges 4:11. Als Israël na de tijd van Ehud opnieuw de Heere ontrouw wordt, wordt het in de hand van de Kananitische koning Jabin te Hazor overgegeven, die door zijn hoofdman Sisera 20 jaar lang een zeer drukkende heerschappij over Israël uitoefent. Tegen het einde van deze tijd neemt een profetes, met name Debora, het richterambt waar, onder de naar haar genoemden Debora-palm, tussen Ramah en Bethel; zij verwekt een heilzame beweging onder het volk, zodat de kinderen van Israël tot de Heere beginnen te roepen. Nu de harten veranderd zijn zal ook de uitwendige toestand veranderen. De profetes roept in de kracht van de Geest van God, Barak, de zoon van Abinoam van Kedes in de stam van Nafthali, tot redder van Israël. Deze weigert zonder haar aanwezigheid in de strijd te gaan; Debora belooft hem mee te gaan, maar zegt hem tevens dat de roem van de onderneming niet hem maar een vrouw ten deel zal vallen. Welke vrouw daarmee bedoeld is, wordt reeds voorlopig door vermelding van haar man en van diens toestand aangeduid.
Vers 1
1. Maar de kinderen van Israël gingen voort te doen, wat kwaad was in de ogen van de HEERE, toen Ehud1) gestorven was; 2) opnieuw zochten zij de gemeenschap van de Kananieten en lieten zij zich in hun afgodsdienst verstrikken.1) Omdat hier wel van Ehud en niet van Samgar gesproken wordt, mogen wij veronderstellen, dat Samgar geleefd heeft aan het einde van Ehuds leven. Ehud bleef, niettegenstaande Samgars heldendaad, het richterlijk ambt behouden..
2) De zonde van Israël blijft altijd dezelfde, wanneer hun held sterft, als de ouden niet meer zijn, vallen de jongen af..
Vrede en al te goede dagen zijn de mens niet lang tot nut.
In plaats dat de tachtigjarige rust heilzaam had gewerkt op Israëls godsdienstige en zedelijke toestanden, had zij veeleer de zenuwen en spieren van het geestelijk leven verlamd. Door Ehuds optreden en door zijn handhaven van de wet nog in de band gehouden, openbaarden de Israëlieten terstond na diens dood, weer hun lust tot de zonde van de afgoderij..
Vers 1
1. Maar de kinderen van Israël gingen voort te doen, wat kwaad was in de ogen van de HEERE, toen Ehud1) gestorven was; 2) opnieuw zochten zij de gemeenschap van de Kananieten en lieten zij zich in hun afgodsdienst verstrikken.1) Omdat hier wel van Ehud en niet van Samgar gesproken wordt, mogen wij veronderstellen, dat Samgar geleefd heeft aan het einde van Ehuds leven. Ehud bleef, niettegenstaande Samgars heldendaad, het richterlijk ambt behouden..
2) De zonde van Israël blijft altijd dezelfde, wanneer hun held sterft, als de ouden niet meer zijn, vallen de jongen af..
Vrede en al te goede dagen zijn de mens niet lang tot nut.
In plaats dat de tachtigjarige rust heilzaam had gewerkt op Israëls godsdienstige en zedelijke toestanden, had zij veeleer de zenuwen en spieren van het geestelijk leven verlamd. Door Ehuds optreden en door zijn handhaven van de wet nog in de band gehouden, openbaarden de Israëlieten terstond na diens dood, weer hun lust tot de zonde van de afgoderij..
Vers 2
2. Zo verkocht hen de HEERE tot straf voor hun afval, na die 80 jaar van rust in de hand van Jabin 1) (= hij zal verstaan), koning van de Kananieten, die te Hazor (= verdediging) regeerde, een nakomeling van die Jabin, die Joshua 170:1 jaar geleden geslagen en wiens hoofdstad Hazor hij met vuur verbrand had (Joshua 11:1-Joshua 11:15); en zijn krijgsoverste, door wie hij in het bijzonder de kinderen van Israël ten onderbracht, was a) Sisera (= slagveld); deze Sisera nu woonde te Harseth (= fabriek van wapentuig) van de Heidenen. 2)a) 1 Samuel 12:9 1 Samuel 12:1) Wellicht is Jabin meer een titel dan een naam, of wel de gebruikelijke naam voor de koningen van Hazor. Hij wordt koning van de Kananieten genoemd, hoewel hij eigenlijk koning was van die Kananieten, die in noordelijk Kanan woonden, met terugslag op de andere volken, zoals Moab. Zijn hoofdstad Hazor lag in het stamgebied van Nafthali..
2) De ligging van deze stad is onbekend. Haar naam komt in de Bijbel niet meer voor. Sommigen menen dat het tegenwoordige Harothiek dezelfde plaats is als het oude Harseth..
Deze in het gebied van de Gojim, van de volkeren (Joshua 12:23) gelegen stad, waarschijnlijk in de tegenwoordige vlakte el Buttauf, ten westen van het meer Gennesareth, wordt behalve in ons hoofdstuk niet meer vermeld..
Vers 2
2. Zo verkocht hen de HEERE tot straf voor hun afval, na die 80 jaar van rust in de hand van Jabin 1) (= hij zal verstaan), koning van de Kananieten, die te Hazor (= verdediging) regeerde, een nakomeling van die Jabin, die Joshua 170:1 jaar geleden geslagen en wiens hoofdstad Hazor hij met vuur verbrand had (Joshua 11:1-Joshua 11:15); en zijn krijgsoverste, door wie hij in het bijzonder de kinderen van Israël ten onderbracht, was a) Sisera (= slagveld); deze Sisera nu woonde te Harseth (= fabriek van wapentuig) van de Heidenen. 2)a) 1 Samuel 12:9 1 Samuel 12:1) Wellicht is Jabin meer een titel dan een naam, of wel de gebruikelijke naam voor de koningen van Hazor. Hij wordt koning van de Kananieten genoemd, hoewel hij eigenlijk koning was van die Kananieten, die in noordelijk Kanan woonden, met terugslag op de andere volken, zoals Moab. Zijn hoofdstad Hazor lag in het stamgebied van Nafthali..
2) De ligging van deze stad is onbekend. Haar naam komt in de Bijbel niet meer voor. Sommigen menen dat het tegenwoordige Harothiek dezelfde plaats is als het oude Harseth..
Deze in het gebied van de Gojim, van de volkeren (Joshua 12:23) gelegen stad, waarschijnlijk in de tegenwoordige vlakte el Buttauf, ten westen van het meer Gennesareth, wordt behalve in ons hoofdstuk niet meer vermeld..
Vers 3
3. Toen riepen de kinderen van Israël, nadat de zwaarte en langdurigheid van de verdrukking hen eindelijk tot kennis van hun zonde gebracht had, tot de HEERE, dat Hij hen te hulp wilde komen; want hij had negenhonderd ijzeren wagens,1) een krijgsmacht, waarvoor Israël steeds vreesde, en zo groot, dat zij daartegen niets vermochten (Joshua 17:16 Judges 1:19), en hij had de kinderen van Israël met geweld onderdrukt, 2) zodat zij nergens meer van hun leven en hun goed zeker waren (5:6), gedurende twintigjaar, van 1281-1261 v r Christus.1) Had Juda er tegenop gezien, om de Kananieten te verdrijven, omdat zij ijzeren wagens hadden, nu ondervonden zij het tot hun eigen schade, wat het betekende, een wantrouwen tegen de Heere te hebben. God, de Heere, kastijdt hen met een tak van de boom die zij zichzelf geplant hadden..
2) Het gevaar is altijd groter geworden, de tyrannie van de vijanden meer nabij en sterker. De koning van Aram, die Othniël sloeg, was ver; de koning van Moab aan de overzijde van de Jordaan; maar de koning van Hazor is midden in het land met een ongehoorde macht. Echter, hoe groter de macht van de vijanden is, des te meer openbaart zich het wonder van Gods erbarming. Tegen Moab verwekte Hij nog een man, die links was; maar de heer van 900 ijzeren wagens wordt door een vrouw bestreden..
Vers 3
3. Toen riepen de kinderen van Israël, nadat de zwaarte en langdurigheid van de verdrukking hen eindelijk tot kennis van hun zonde gebracht had, tot de HEERE, dat Hij hen te hulp wilde komen; want hij had negenhonderd ijzeren wagens,1) een krijgsmacht, waarvoor Israël steeds vreesde, en zo groot, dat zij daartegen niets vermochten (Joshua 17:16 Judges 1:19), en hij had de kinderen van Israël met geweld onderdrukt, 2) zodat zij nergens meer van hun leven en hun goed zeker waren (5:6), gedurende twintigjaar, van 1281-1261 v r Christus.1) Had Juda er tegenop gezien, om de Kananieten te verdrijven, omdat zij ijzeren wagens hadden, nu ondervonden zij het tot hun eigen schade, wat het betekende, een wantrouwen tegen de Heere te hebben. God, de Heere, kastijdt hen met een tak van de boom die zij zichzelf geplant hadden..
2) Het gevaar is altijd groter geworden, de tyrannie van de vijanden meer nabij en sterker. De koning van Aram, die Othniël sloeg, was ver; de koning van Moab aan de overzijde van de Jordaan; maar de koning van Hazor is midden in het land met een ongehoorde macht. Echter, hoe groter de macht van de vijanden is, des te meer openbaart zich het wonder van Gods erbarming. Tegen Moab verwekte Hij nog een man, die links was; maar de heer van 900 ijzeren wagens wordt door een vrouw bestreden..
Vers 4
4. Debora 1) (Genesis 35:8), nu, een vrouw, die een profetes 2) was, de vrouw van Lappidoth 3) (= fakkels), deze richtte in die tijd Israël. 4)1) Een naam, die betekenis heeft! want de bij, dat zwakke diertje, dat slechts onvermoeid bezig is met de verzorging van haar huis, is tevens zeer moedig in de verdediging haar woning, en verwondt met haar angel, die te dichtbij komt..
2) Als wij niets lezen van enig wonderwerk door Debora verricht, zo moeten wij denken, dat zij alleenlijk was een vrouw, uitstekende in heiligheid, vernuftigheid en kennis van de Heilige Schrift, waardoor zij op een bijzondere wijze bekwaam was, om het volk te richten, dat is, om zaken en geschillen onder hen te beslissen naar de regel van Gods Woord.
3) Ook niet zonder betekenis! want zij was geroepen, even als een fakkel, als een helder licht in de donkere nacht te schijnen.. Het is de vraag of door Lappidoth werkelijk de man van Debora wordt bedoeld. Wij zouden Esopeth Lappidoth even goed kunnen vertalen door "een vrouw van fakkelgoed." Debora's geest was voor Israël als een fakkel (vgl. Job 41:11; Nahum2:5; Daniel 0:6 Is hier haar man bedoeld, dan is het vreemd, dat de stam niet genoemd is, waaruit hij gesproten zou zijn.
4) Debora voerde gezag over Israël, en haar werk was, om onder het volk van God een ware hervorming tot stand te brengen. Voordat zij, op bevel van de Heere, Barak ten strijde riep, heeft zij het volk weer tot de tucht van de Heere proberen terug te brengen. En zo groot was haar invloed en gezag, dat Barak later geen kans zag, om een leger bijeen te verzamelen, en dat leger te doen optrekken tegen de vijand, indien zij niet mee optrok. Haar ontzag onder het volk ontleende zij aan de macht van het Woord, waardoor zij velen van de dwaling van de weg, onder de werking van de Geest, terugbracht..
Vers 4
4. Debora 1) (Genesis 35:8), nu, een vrouw, die een profetes 2) was, de vrouw van Lappidoth 3) (= fakkels), deze richtte in die tijd Israël. 4)1) Een naam, die betekenis heeft! want de bij, dat zwakke diertje, dat slechts onvermoeid bezig is met de verzorging van haar huis, is tevens zeer moedig in de verdediging haar woning, en verwondt met haar angel, die te dichtbij komt..
2) Als wij niets lezen van enig wonderwerk door Debora verricht, zo moeten wij denken, dat zij alleenlijk was een vrouw, uitstekende in heiligheid, vernuftigheid en kennis van de Heilige Schrift, waardoor zij op een bijzondere wijze bekwaam was, om het volk te richten, dat is, om zaken en geschillen onder hen te beslissen naar de regel van Gods Woord.
3) Ook niet zonder betekenis! want zij was geroepen, even als een fakkel, als een helder licht in de donkere nacht te schijnen.. Het is de vraag of door Lappidoth werkelijk de man van Debora wordt bedoeld. Wij zouden Esopeth Lappidoth even goed kunnen vertalen door "een vrouw van fakkelgoed." Debora's geest was voor Israël als een fakkel (vgl. Job 41:11; Nahum2:5; Daniel 0:6 Is hier haar man bedoeld, dan is het vreemd, dat de stam niet genoemd is, waaruit hij gesproten zou zijn.
4) Debora voerde gezag over Israël, en haar werk was, om onder het volk van God een ware hervorming tot stand te brengen. Voordat zij, op bevel van de Heere, Barak ten strijde riep, heeft zij het volk weer tot de tucht van de Heere proberen terug te brengen. En zo groot was haar invloed en gezag, dat Barak later geen kans zag, om een leger bijeen te verzamelen, en dat leger te doen optrekken tegen de vijand, indien zij niet mee optrok. Haar ontzag onder het volk ontleende zij aan de macht van het Woord, waardoor zij velen van de dwaling van de weg, onder de werking van de Geest, terugbracht..
Vers 5
5. En zij woonde, zij was gewoon tot uitoefening van haar rechterlijke werkzaamheid te gaan zitten onder de palmboom, die naar haar de palmboom van Debora genoemd is, tussen Rama en tussen Beth-el, in de stam van Benjamin (Joshua 18:22,Joshua 18:25), op het gebergte van Efraïm, en de kinderen van Israël gingen op tot haar ten gericht, 1) alle moeilijke zaken brachten zij tot haar, opdat zij die naar de wet van de Heere zou beslechten.1) God had haar, evenals vroeger aan Mirjam, de zuster van Mozes (Exodus 15:20) en later aan Hulda, de vrouw van Sallum (2 Kings 22:14), de gave van de profetie in Exodus (Exodus 15:20), en Deuteronomy 11:25 verklaarde zin verleend, de gave namelijk, om met verheven woorden vol geestdrift en aangrijpende redenen op anderen te werken. Daarmee stelde zij zich tegen het onder het volk ingedrongen godsdienstig bederf, en bracht zij de in Judges 4:3 vermelde boete en bekering teweeg. Nadat zij eens tot een zo aanzienlijke plaats in Israël gekomen was, dat ieder tot haar ging en groot vertrouwen in haar stelde (Vergelijk 1 Samuël .3:19vv.) verbond zich als vanzelf door Gods leiding met haar profetische werkzaamheid, de rechterlijke, dat men in twistzaken, die de lagere rechtbanken niet konden beslissen, en die volgens Deuteronomy 17:8vv. tot de opperrechter van het volk moesten komen, aan haar uitspraak onderwierp (gl. 1 Samuel 7:10vv.). Hoe zij vervolgens (ten minste middellijk, door Baraks roeping) in de rij van die richters werd geplaatst, die Israël recht verschaften tegen de uitwendige vijanden (Jud 2:23) ziet men uit het volgende..
Vers 5
5. En zij woonde, zij was gewoon tot uitoefening van haar rechterlijke werkzaamheid te gaan zitten onder de palmboom, die naar haar de palmboom van Debora genoemd is, tussen Rama en tussen Beth-el, in de stam van Benjamin (Joshua 18:22,Joshua 18:25), op het gebergte van Efraïm, en de kinderen van Israël gingen op tot haar ten gericht, 1) alle moeilijke zaken brachten zij tot haar, opdat zij die naar de wet van de Heere zou beslechten.1) God had haar, evenals vroeger aan Mirjam, de zuster van Mozes (Exodus 15:20) en later aan Hulda, de vrouw van Sallum (2 Kings 22:14), de gave van de profetie in Exodus (Exodus 15:20), en Deuteronomy 11:25 verklaarde zin verleend, de gave namelijk, om met verheven woorden vol geestdrift en aangrijpende redenen op anderen te werken. Daarmee stelde zij zich tegen het onder het volk ingedrongen godsdienstig bederf, en bracht zij de in Judges 4:3 vermelde boete en bekering teweeg. Nadat zij eens tot een zo aanzienlijke plaats in Israël gekomen was, dat ieder tot haar ging en groot vertrouwen in haar stelde (Vergelijk 1 Samuël .3:19vv.) verbond zich als vanzelf door Gods leiding met haar profetische werkzaamheid, de rechterlijke, dat men in twistzaken, die de lagere rechtbanken niet konden beslissen, en die volgens Deuteronomy 17:8vv. tot de opperrechter van het volk moesten komen, aan haar uitspraak onderwierp (gl. 1 Samuel 7:10vv.). Hoe zij vervolgens (ten minste middellijk, door Baraks roeping) in de rij van die richters werd geplaatst, die Israël recht verschaften tegen de uitwendige vijanden (Jud 2:23) ziet men uit het volgende..
Vers 6
6. En zij erkende door de verlichting van de goddelijke Geest, dat nu de tijd gekomen was, dat de Heere Zijn volk verlossen wilde; zij wist ook door diezelfde leiding van de Geest, wie de Heere tot redder van Israël verkoren had en zond heen naar diezelfde streek, waar Jabin zijn zetel had en riepa) Barak (= bliksem = barcas), de zoon van Abinoam (= vader van de aangenaamheid), van Kedes (= heiligdom), in de stam van Nafthali, een noordwestelijk van de zee Merom gelegen vrij- en Levietenstad (Joshua 12:22; Joshua 19:37; Joshua 20:7; Joshua 21:32 zij zei tot hem, door middel van haar bode: Heeft de HEERE, de God van Israël niet geboden 1) aan u, wiens naam Barak reeds op uw bestemming, om een voor de vijanden snel vernietigend veldheer te worden, heenwijst: Ga heen en trek uit uw bergachtig noorden naar het zuiden op de berg Thabor 2) (= steengroeve), en neem met u tienduizend man, van de kinderen van Nafthali, en van de kinderen van Zebulon? a)Hebrews 11:321) De vraag dient alleen tot levendiger en krachtiger opwekking. Men kan dus geenszins aannemen, dat Barak reeds een roeping van God ontvangen en alleen uit traagheid daaraan geen gevolg gegeven zou hebben; veeleer toont het mede de diepe algemene verslagenheid aan, die toen op Israël drukte en dient het tot beschaming van het mannelijk geslacht, dat uit slapheid zijn plicht, de verdelging van de Kananieten, verzuimd had, wanneer in onze geschiedenis zowel de opwekking als de redding van Israël van een vrouw uitgaat..
2) De berg Thabor, die volgens een oude kerkelijke overlevering voor de berg van de verheerlijking van Christus (Matthew 17:1vv.) gehouden wordt, en nu Dshebel et Tur heet, is een grote bijna alleen staande en ongeveer 1000 voet hoog stompe kalksteen kegel aan de noordoostelijke zijde van de vlakte Jizreël. Van de oudste tijden af tot op deze dagen was die vlakte een veld van oorlogen geweest (Deuteronomy 27:3) en ook hier wordt het tot een strijdplaats voor de beide legers uitgekozen. De zijden van de Thabor zijn tegenwoordig met een bos van eiken en wilde Pietaziën bedekt; zijn platte kruin is ongeveer een half uur in omtrek. Daarop moet dan Barak met zijn leger zich verzamelen, die de Heere Sisera achterna in het dal van Kison wil doen trekken. De Kison namelijk vormt zich uit beekjes, die aan de voet van den Thabor en van het verder zuidoostelijk gelegen gebergte Gilboa ontspringen, doorstroomt in westelijke richting de vroeger genoemde vlakte en gaat, langs de noordzijde van Karmel naar de Middellandse Zee; in de winter is zij dikwijls waterrijk, in de zomer echter, evenals de andere rivieren van Palestina, meestal droog. Van de Thabor af, zo heeft de Heere het besloten, zal zich de stroom van het Israëlitische leger over de, in de vlakte met zijn strijdwagens gelegerde vijand, uitstorten ter verderving..
Vers 6
6. En zij erkende door de verlichting van de goddelijke Geest, dat nu de tijd gekomen was, dat de Heere Zijn volk verlossen wilde; zij wist ook door diezelfde leiding van de Geest, wie de Heere tot redder van Israël verkoren had en zond heen naar diezelfde streek, waar Jabin zijn zetel had en riepa) Barak (= bliksem = barcas), de zoon van Abinoam (= vader van de aangenaamheid), van Kedes (= heiligdom), in de stam van Nafthali, een noordwestelijk van de zee Merom gelegen vrij- en Levietenstad (Joshua 12:22; Joshua 19:37; Joshua 20:7; Joshua 21:32 zij zei tot hem, door middel van haar bode: Heeft de HEERE, de God van Israël niet geboden 1) aan u, wiens naam Barak reeds op uw bestemming, om een voor de vijanden snel vernietigend veldheer te worden, heenwijst: Ga heen en trek uit uw bergachtig noorden naar het zuiden op de berg Thabor 2) (= steengroeve), en neem met u tienduizend man, van de kinderen van Nafthali, en van de kinderen van Zebulon? a)Hebrews 11:321) De vraag dient alleen tot levendiger en krachtiger opwekking. Men kan dus geenszins aannemen, dat Barak reeds een roeping van God ontvangen en alleen uit traagheid daaraan geen gevolg gegeven zou hebben; veeleer toont het mede de diepe algemene verslagenheid aan, die toen op Israël drukte en dient het tot beschaming van het mannelijk geslacht, dat uit slapheid zijn plicht, de verdelging van de Kananieten, verzuimd had, wanneer in onze geschiedenis zowel de opwekking als de redding van Israël van een vrouw uitgaat..
2) De berg Thabor, die volgens een oude kerkelijke overlevering voor de berg van de verheerlijking van Christus (Matthew 17:1vv.) gehouden wordt, en nu Dshebel et Tur heet, is een grote bijna alleen staande en ongeveer 1000 voet hoog stompe kalksteen kegel aan de noordoostelijke zijde van de vlakte Jizreël. Van de oudste tijden af tot op deze dagen was die vlakte een veld van oorlogen geweest (Deuteronomy 27:3) en ook hier wordt het tot een strijdplaats voor de beide legers uitgekozen. De zijden van de Thabor zijn tegenwoordig met een bos van eiken en wilde Pietaziën bedekt; zijn platte kruin is ongeveer een half uur in omtrek. Daarop moet dan Barak met zijn leger zich verzamelen, die de Heere Sisera achterna in het dal van Kison wil doen trekken. De Kison namelijk vormt zich uit beekjes, die aan de voet van den Thabor en van het verder zuidoostelijk gelegen gebergte Gilboa ontspringen, doorstroomt in westelijke richting de vroeger genoemde vlakte en gaat, langs de noordzijde van Karmel naar de Middellandse Zee; in de winter is zij dikwijls waterrijk, in de zomer echter, evenals de andere rivieren van Palestina, meestal droog. Van de Thabor af, zo heeft de Heere het besloten, zal zich de stroom van het Israëlitische leger over de, in de vlakte met zijn strijdwagens gelegerde vijand, uitstorten ter verderving..
Vers 7
7. En Ik, de Heere, die u dit door de mond van Mijn profetes gebied, zal aan de beek a) Kison (= zeer hard), in de van de zuidwestelijke voet van de Thabor naar de Karmel zich uitstrekkende, door de beek Kison doorsneden, vlakte Jizreël, tot u en uw legerscharen heen trekken 1) Sisera, de krijgsoverste van Jabin, met zijn wagens en zijn menigte, opdat het daar tussen u en hem tot een slag kome, en Ik zal hem in uw hand geven, dat gij zijn geheleleger vernietigen en alzo Israël verlossen zult.1) Ik zal optrekken, zo spreekt de profetes in de naam van de Heere. Wellicht is Barak bevreesd dat Jabin niet zal durven optreden tegen hem, dat hij dus geen gelegenheid zal hebben, om zich met zijn vijand te meten, maar de Heere belooft, dat Hij ervoor zal zorgen dat Jabin tegen hem zal optrekken, den veldslag zal wagen. En opdat Barak nu aan de ene zijde de strijd niet licht zal achten, laat de Heere hem zeggen dat Sisera tegen hem zal optrekken, die machtige veldoverste van Jabin, en wel met zijn wagens, d.i. met zijn ijzeren wagens, maar ook opdat hij aan de andere zijde niet moedeloos zal worden, belooft de Heere hem reeds vooruit dat Hij de vijand in zijn hand zal geven..
Barak moet noch zorgeloos, noch overmoedig, noch moedeloos zijn..
Vers 7
7. En Ik, de Heere, die u dit door de mond van Mijn profetes gebied, zal aan de beek a) Kison (= zeer hard), in de van de zuidwestelijke voet van de Thabor naar de Karmel zich uitstrekkende, door de beek Kison doorsneden, vlakte Jizreël, tot u en uw legerscharen heen trekken 1) Sisera, de krijgsoverste van Jabin, met zijn wagens en zijn menigte, opdat het daar tussen u en hem tot een slag kome, en Ik zal hem in uw hand geven, dat gij zijn geheleleger vernietigen en alzo Israël verlossen zult.1) Ik zal optrekken, zo spreekt de profetes in de naam van de Heere. Wellicht is Barak bevreesd dat Jabin niet zal durven optreden tegen hem, dat hij dus geen gelegenheid zal hebben, om zich met zijn vijand te meten, maar de Heere belooft, dat Hij ervoor zal zorgen dat Jabin tegen hem zal optrekken, den veldslag zal wagen. En opdat Barak nu aan de ene zijde de strijd niet licht zal achten, laat de Heere hem zeggen dat Sisera tegen hem zal optrekken, die machtige veldoverste van Jabin, en wel met zijn wagens, d.i. met zijn ijzeren wagens, maar ook opdat hij aan de andere zijde niet moedeloos zal worden, belooft de Heere hem reeds vooruit dat Hij de vijand in zijn hand zal geven..
Barak moet noch zorgeloos, noch overmoedig, noch moedeloos zijn..
Vers 8
8. Toen zei Barak tot haar, nadat hij op haar roeping tot haar gekomen was, zich zwak voelende, om die grote onderneming te volbrengen: Indien gij met mij trekken zultin de strijd, zo zal ik heentrekken; maar indien gij niet met mij zult trekken, zo zal ik niet trekken. 1) Ik bezit de gave van de profetie niet, en daarom heb ik zonder uw hulp op mijn landslieden in Nafthali en Zebulon geen invloed, om hen rondom mij te verzamelen, noch het nodige inzicht, om op het juiste uur, van de Thabor Sisera en zijn wagens aan te vallen.1) Het ontbrak Barak aan de juiste bezieling tot de strijd, en daarom eist hij dat Debora mee zal optrekken, om door haar aanwezigheid, als profetes van de Heere, hem en het volk te bezielen en aan te moedigen tot de strijd..
Het juiste geloof in een gelukkige uitkomst ontbrak hem daarom ook. Hieruit ziet men, hoe de gelovige door het overheersen en het laten overheersen van de vijand, tenslotte alle bezieling gaat derven..
Vers 8
8. Toen zei Barak tot haar, nadat hij op haar roeping tot haar gekomen was, zich zwak voelende, om die grote onderneming te volbrengen: Indien gij met mij trekken zultin de strijd, zo zal ik heentrekken; maar indien gij niet met mij zult trekken, zo zal ik niet trekken. 1) Ik bezit de gave van de profetie niet, en daarom heb ik zonder uw hulp op mijn landslieden in Nafthali en Zebulon geen invloed, om hen rondom mij te verzamelen, noch het nodige inzicht, om op het juiste uur, van de Thabor Sisera en zijn wagens aan te vallen.1) Het ontbrak Barak aan de juiste bezieling tot de strijd, en daarom eist hij dat Debora mee zal optrekken, om door haar aanwezigheid, als profetes van de Heere, hem en het volk te bezielen en aan te moedigen tot de strijd..
Het juiste geloof in een gelukkige uitkomst ontbrak hem daarom ook. Hieruit ziet men, hoe de gelovige door het overheersen en het laten overheersen van de vijand, tenslotte alle bezieling gaat derven..
Vers 9
9. En zij zei: Ik zal, wanneer gij u alleen te zwak voelt, zeker met u trekken, behalve dat de eer de uw niet zal zijn op deze weg, die gij wandelt: 1) hetgrootste en laatste bij deze onderneming, dat, wat eerst daaraan de kroon opzet en ten volle besluit, dat gij op de u gegeven belofte geen onvoorwaardelijk vertrouwen stelt, daar gij toch weten moest, dat God het verstand geeft, die Hij een ambt geeft. Gij zult die eer niet verkrijgen, want de HEERE zal, om de reeds begonnen beschaming van hetmannelijk geslacht door het vrouwelijke voort te zetten, Sisera verkopen, overgeven in de hand van een vrouw. Alzo maakte Debora zich op, en trok met Barak naar Kedes. 2)1) De wereld zou de eer daarvan toeschrijven aan de hand van Debora, zoals Barak het zelf wel kon voorzien. God zou tot versterking van zijn zwakheid de overwinning volledig maken door de hand van Jaël en dit zou zijn eigen eer aanmerkelijk verkleinen..
Barak echter waardeert de voldoening van zijn begeerte en de goede uitslag van deze onderneming veel hoger dan zijn eigen eer en wil daarom geenszins zijn verzoek laten varen (Jud 4:9)..
2) Op het blijven aandringen van Barak geeft zij toe, en met heldenmoed trekt zij op naar Kedes in Nafthali om door haar woord en door haar persoon de stammen van Zebulon en Nafthali z te bezielen en aan te moedigen dat zij zich laten scharen onder de krijgsbanier van Barak..
Door ons wantrouwen sluiten wij dikwijls God de handen. Hij zou ons wel meer willen geven, zo wij het niet verhinderen; Want God is meer geneigd, om te geven, dan wij om te nemen.
Vers 9
9. En zij zei: Ik zal, wanneer gij u alleen te zwak voelt, zeker met u trekken, behalve dat de eer de uw niet zal zijn op deze weg, die gij wandelt: 1) hetgrootste en laatste bij deze onderneming, dat, wat eerst daaraan de kroon opzet en ten volle besluit, dat gij op de u gegeven belofte geen onvoorwaardelijk vertrouwen stelt, daar gij toch weten moest, dat God het verstand geeft, die Hij een ambt geeft. Gij zult die eer niet verkrijgen, want de HEERE zal, om de reeds begonnen beschaming van hetmannelijk geslacht door het vrouwelijke voort te zetten, Sisera verkopen, overgeven in de hand van een vrouw. Alzo maakte Debora zich op, en trok met Barak naar Kedes. 2)1) De wereld zou de eer daarvan toeschrijven aan de hand van Debora, zoals Barak het zelf wel kon voorzien. God zou tot versterking van zijn zwakheid de overwinning volledig maken door de hand van Jaël en dit zou zijn eigen eer aanmerkelijk verkleinen..
Barak echter waardeert de voldoening van zijn begeerte en de goede uitslag van deze onderneming veel hoger dan zijn eigen eer en wil daarom geenszins zijn verzoek laten varen (Jud 4:9)..
2) Op het blijven aandringen van Barak geeft zij toe, en met heldenmoed trekt zij op naar Kedes in Nafthali om door haar woord en door haar persoon de stammen van Zebulon en Nafthali z te bezielen en aan te moedigen dat zij zich laten scharen onder de krijgsbanier van Barak..
Door ons wantrouwen sluiten wij dikwijls God de handen. Hij zou ons wel meer willen geven, zo wij het niet verhinderen; Want God is meer geneigd, om te geven, dan wij om te nemen.
Vers 10
10. Toen riep Barak, sterk door de aanwezigheid van de profetes, de strijdbare mannen in de beide stammen Zebulon en Nafthali bijeen te Kedes; deze volgden gewillig zijn oproep, en hij trok op, zoals hem bevolen was (Judges 4:6), op zijn voeten, 1) met tienduizend man, op de berg Thabor; ook trok Debora met hem op, zoals hij begeerd had (Judges 4:8). 1) In het Hebreeuws Beraglauw. De Statenvertaling vertaalt: op zijn voeten. Dit is onjuist. Zoals in Exodus 11:8, moet ook hier vertaald worden: in zijn gevolg..Vers 10
10. Toen riep Barak, sterk door de aanwezigheid van de profetes, de strijdbare mannen in de beide stammen Zebulon en Nafthali bijeen te Kedes; deze volgden gewillig zijn oproep, en hij trok op, zoals hem bevolen was (Judges 4:6), op zijn voeten, 1) met tienduizend man, op de berg Thabor; ook trok Debora met hem op, zoals hij begeerd had (Judges 4:8). 1) In het Hebreeuws Beraglauw. De Statenvertaling vertaalt: op zijn voeten. Dit is onjuist. Zoals in Exodus 11:8, moet ook hier vertaald worden: in zijn gevolg..Vers 11
11. Heber 1)nu, de Keniet, een van de stam van de Kenieten (Deuteronomy 2:23), had zich afgezonderd van Kaïn, van de Kenieten, uit de kinderen a) van Hobab, Mozes' schoonvader (of zwager), die in het zuiden van Juda zich gevestigd had (1:16).Deze was getrokken naar het noorden in het gebied van Nafthali, en hij had, naar de wijze van de nomaden, die zich overal komen vestigen, waar zij de beste weiden voor hun vee vinden, zijne tenten opgeslagen tot aan de eik, het eikenbos, in Zannaïm (= sterke landverhuizingen), die bij Kedes is (Joshua 19:33).a) Numbers 10:29
1) Voordat de strijd en de uitslag daarvan wordt beschreven, wordt eerst nog vermeld, dat Heber zich gescheiden heeft van de overige Hobabieten, die in de woestijn van Juda vertoefden, en opgetrokken is naar het noorden van Nafthali. Jaël, de vrouw, die Sisera ombracht, was zijn vrouw..
II. Judges 4:12-Judges 4:24. Als Barak met de 10.000 man, die hij uit Nafthali en Zebulon om zich verzameld heeft, naar de Thabor trekt, trekt ook Sisera zijn legermacht tezamen en achtervolgt de Israëlitische strijders in de vlakte van Jizreël; maar deze stormen op Debora's bevel, van de berg af en brengen met de hulp van de Heere het vijandelijk leger in zo'n verwarring, dat het tot Haroseth teruggeslagen en daar geheel vernietigd wordt. Sisera, die reeds in het begin het slagveld verlaten had, neemt zijn toevlucht tot de hut van Jaël, de vrouw van de reeds genoemden Keniet, Heber, in het eikenbos, bij Kedes; hij wordt door haar vriendelijk opgenomen, maar in de slaap vermoord. Als Barak op zijn vervolgingstocht daar aankomt, toont Jaël hem de door haar gedode veldoverste. De hand van de kinderen van Israël is nu z machtig geworden tegen Jabin, dat zij aan zijn heerschappij voor altijd een einde maken en hem met zijn volk uitroeien.
Vers 11
11. Heber 1)nu, de Keniet, een van de stam van de Kenieten (Deuteronomy 2:23), had zich afgezonderd van Kaïn, van de Kenieten, uit de kinderen a) van Hobab, Mozes' schoonvader (of zwager), die in het zuiden van Juda zich gevestigd had (1:16).Deze was getrokken naar het noorden in het gebied van Nafthali, en hij had, naar de wijze van de nomaden, die zich overal komen vestigen, waar zij de beste weiden voor hun vee vinden, zijne tenten opgeslagen tot aan de eik, het eikenbos, in Zannaïm (= sterke landverhuizingen), die bij Kedes is (Joshua 19:33).a) Numbers 10:29
1) Voordat de strijd en de uitslag daarvan wordt beschreven, wordt eerst nog vermeld, dat Heber zich gescheiden heeft van de overige Hobabieten, die in de woestijn van Juda vertoefden, en opgetrokken is naar het noorden van Nafthali. Jaël, de vrouw, die Sisera ombracht, was zijn vrouw..
II. Judges 4:12-Judges 4:24. Als Barak met de 10.000 man, die hij uit Nafthali en Zebulon om zich verzameld heeft, naar de Thabor trekt, trekt ook Sisera zijn legermacht tezamen en achtervolgt de Israëlitische strijders in de vlakte van Jizreël; maar deze stormen op Debora's bevel, van de berg af en brengen met de hulp van de Heere het vijandelijk leger in zo'n verwarring, dat het tot Haroseth teruggeslagen en daar geheel vernietigd wordt. Sisera, die reeds in het begin het slagveld verlaten had, neemt zijn toevlucht tot de hut van Jaël, de vrouw van de reeds genoemden Keniet, Heber, in het eikenbos, bij Kedes; hij wordt door haar vriendelijk opgenomen, maar in de slaap vermoord. Als Barak op zijn vervolgingstocht daar aankomt, toont Jaël hem de door haar gedode veldoverste. De hand van de kinderen van Israël is nu z machtig geworden tegen Jabin, dat zij aan zijn heerschappij voor altijd een einde maken en hem met zijn volk uitroeien.
Vers 12
12. Toen boodschapten zij, waarschijnlijk door boden, door zijn koning hem gezonden, Sisera, dat Barak, de zoon van Abinoam, met tienduizend man op de berg Thabor getrokken was, en zonder twijfel het land van Jabins heerschappij wilde bevrijden.Vers 12
12. Toen boodschapten zij, waarschijnlijk door boden, door zijn koning hem gezonden, Sisera, dat Barak, de zoon van Abinoam, met tienduizend man op de berg Thabor getrokken was, en zonder twijfel het land van Jabins heerschappij wilde bevrijden.Vers 13
13. Zo riep Sisera, deze moedige en ras besliste krijgsoverste, al zijn wagens bijeen, negenhonderd ijzeren wagens, 1) en al het volk, dat met hem was,dat onder zijn bevel gesteld was, en hij trok, of liever hij werd door de Heere getrokken (Judges 4:7) van Hasreth van de heidenen, waar hij zijn zetel had (Judges 4:2) tot de beek Kison, in de vlakte van Jizreël.1) Deze ijzeren wagens waren voorzien van zeisen, die, aan de raderen vastgemaakt, een verschrikkelijke slachting teweeg konden brengen onder het voetvolk, wanneer de vijand hen op de vlucht joeg en vervolgde. Sisera vertrouwt volkomen op die wagens en rekent wellicht reeds bij voorbaat op de overwinning op zo'n klein getal Israëlieten..
Vers 13
13. Zo riep Sisera, deze moedige en ras besliste krijgsoverste, al zijn wagens bijeen, negenhonderd ijzeren wagens, 1) en al het volk, dat met hem was,dat onder zijn bevel gesteld was, en hij trok, of liever hij werd door de Heere getrokken (Judges 4:7) van Hasreth van de heidenen, waar hij zijn zetel had (Judges 4:2) tot de beek Kison, in de vlakte van Jizreël.1) Deze ijzeren wagens waren voorzien van zeisen, die, aan de raderen vastgemaakt, een verschrikkelijke slachting teweeg konden brengen onder het voetvolk, wanneer de vijand hen op de vlucht joeg en vervolgde. Sisera vertrouwt volkomen op die wagens en rekent wellicht reeds bij voorbaat op de overwinning op zo'n klein getal Israëlieten..
Vers 14
14. Debora dan zei tot Barak, 1) nog voordat het vijandelijk leger zich in orde gesteld en tot een slag geschikt had: Maak u op, want dit is de dag, waarop de HEERE Sisera in uw hand gegeven heeft: is 2) de HEERE niet voor uw aangezicht heen uitgetrokken, om zelf de vijanden op de vlucht te slaan, zodat de overwinning niet moeilijk zal zijn? Zo trok Barak, in het geloof dat woord van belofte aangrijpende, waardoor hij zich een plaats onder de geloofshelden verwierf (Hebrews 11:32), van de berg Thabor af, en tienduizend man 3) achter hem.1) Barak twijfelt niet aan de waarheid van haar woord, hij vreest de vijand niet; wanneer slechts Debora meetrekt, wil hij gaan, anders niet (Judges 4:8). Door haar meegaan is de zaak als een goddelijke gewettigd. De stammen, die hij roept, vernemen, dat het niet zijn belang is, dat hen roept. Hij wil doen weten, dat hij slechts het orgaan is van het bevel, dat door Debora komt. Wie aan een parallel met Jeanne d'Arc, de maagd van Orleans, denkt zal de Joodse profetes des te mooier doen uitkomen. De profetes zoekt niet zelf het zwaard, anders had zij Barak niet nodig gehad. Ook Jeanne sprak, toen men haar zeide, dat God overwinnen kon ook zonder krijgsknechten: "de krijgsknechten zullen strijden, dan zal God de overwinning geven" maar zij streed alleen tegen vijanden van haar land, niet tegen vijanden van haar geloof en haar geestelijk leven. Het was een romantische liefde van het aardse koningschap, waardoor het arme meisje viel; de duidelijke stem van de Koning der wereld riep Debora tot de overwinning. In Barak is geen sentimentele trek van een Dunois te bespeuren, maar vrijwillig stelt hij zich achter de vrouw, die met de Geest van God vervuld is.
Dus werkt Gods verscheidenheid van gave in allen (1 Corinthians 12:4,1 Corinthians 12:6), ofschoon volgens Gods verordening de man is het hoofd van de vrouw, zo behaagde het Hem nochtans die van de Geest over heeft, zijn handen als het ware in dit geval op een buitengewone wijze te bestieren, en het hoofd op de schouder van de vrouwen te stellen, verkiezende het zwakke van de wereld, tot beschaming van het sterke, opdat geen vlees zich mocht beroemen voor zijn aangezicht..
Zij als het hoofd geeft het bevel en hij als de hand doet het werk..
2) Dit kan ook zo vertaald worden: Ja, de Heere is voor uw aangezicht uitgetrokken, opdat Barak en zijn volk des te moediger zou zijn..
3) Op zichzelf een kleine schare in vergelijking met de grote macht, die tegenover haar stond, maar evenals haar aanvoerder denkende aan de naam van de Heere, haar God (Psalms 20:8), terwijl Debora op de berg bleef, en de onderneming met haar gebed vergezelde..
Vers 14
14. Debora dan zei tot Barak, 1) nog voordat het vijandelijk leger zich in orde gesteld en tot een slag geschikt had: Maak u op, want dit is de dag, waarop de HEERE Sisera in uw hand gegeven heeft: is 2) de HEERE niet voor uw aangezicht heen uitgetrokken, om zelf de vijanden op de vlucht te slaan, zodat de overwinning niet moeilijk zal zijn? Zo trok Barak, in het geloof dat woord van belofte aangrijpende, waardoor hij zich een plaats onder de geloofshelden verwierf (Hebrews 11:32), van de berg Thabor af, en tienduizend man 3) achter hem.1) Barak twijfelt niet aan de waarheid van haar woord, hij vreest de vijand niet; wanneer slechts Debora meetrekt, wil hij gaan, anders niet (Judges 4:8). Door haar meegaan is de zaak als een goddelijke gewettigd. De stammen, die hij roept, vernemen, dat het niet zijn belang is, dat hen roept. Hij wil doen weten, dat hij slechts het orgaan is van het bevel, dat door Debora komt. Wie aan een parallel met Jeanne d'Arc, de maagd van Orleans, denkt zal de Joodse profetes des te mooier doen uitkomen. De profetes zoekt niet zelf het zwaard, anders had zij Barak niet nodig gehad. Ook Jeanne sprak, toen men haar zeide, dat God overwinnen kon ook zonder krijgsknechten: "de krijgsknechten zullen strijden, dan zal God de overwinning geven" maar zij streed alleen tegen vijanden van haar land, niet tegen vijanden van haar geloof en haar geestelijk leven. Het was een romantische liefde van het aardse koningschap, waardoor het arme meisje viel; de duidelijke stem van de Koning der wereld riep Debora tot de overwinning. In Barak is geen sentimentele trek van een Dunois te bespeuren, maar vrijwillig stelt hij zich achter de vrouw, die met de Geest van God vervuld is.
Dus werkt Gods verscheidenheid van gave in allen (1 Corinthians 12:4,1 Corinthians 12:6), ofschoon volgens Gods verordening de man is het hoofd van de vrouw, zo behaagde het Hem nochtans die van de Geest over heeft, zijn handen als het ware in dit geval op een buitengewone wijze te bestieren, en het hoofd op de schouder van de vrouwen te stellen, verkiezende het zwakke van de wereld, tot beschaming van het sterke, opdat geen vlees zich mocht beroemen voor zijn aangezicht..
Zij als het hoofd geeft het bevel en hij als de hand doet het werk..
2) Dit kan ook zo vertaald worden: Ja, de Heere is voor uw aangezicht uitgetrokken, opdat Barak en zijn volk des te moediger zou zijn..
3) Op zichzelf een kleine schare in vergelijking met de grote macht, die tegenover haar stond, maar evenals haar aanvoerder denkende aan de naam van de Heere, haar God (Psalms 20:8), terwijl Debora op de berg bleef, en de onderneming met haar gebed vergezelde..
Vers 15
15. a) En de HEERE, in waarheid voor het kleine leger heentrekkend, al was het op onzichtbare wijze, verschrikte de vijanden, wellicht door een groot onweer (5:20 vgl. Joshua 10:10) en versloeg 1) Sisera, met al zijn wagens, en het gehele leger, door de scherpte van het zwaard, voor het aangezicht van Barak, die met zijn strijders op de vijand aanviel; zo groot was de verschrikking, dat Sisera van de wagen afklom, en vluchtte op zijn voeten.a) Psalms 83:10 Psalms 83:1) In het Hebreeuws Wajahom. Eigenlijk in verwarring brengen, met een panische schrik vervullen. Ditzelfde woord wordt ook gebruikt in Exodus 14:24 en Joshua 10:10. Behouden we deze vertaling, dan springt nog meer in het oog, dat het de Heere alleen was, die Israëls leger deed overwinnen. Immers dit feit wordt dan op n lijn gesteld met de vernietiging van farao's leger en met de zege voor Jozua te Gibeon bereid. Wanneer nu zijn leger door de wondere macht van de Heere met een panische schrik wordt bevangen en het Sisera volstrekt onmogelijk wordt, zijn leger in behoorlijk gelid te houden, dan wordt hij zelf ook door die schrik aangegrepen, zodat hij zijn strijdwagen verlaat, zijn leger zonder aanvoerder laat, en in een haastige vlucht, te voet, zijn heil zoekt..
Sommigen zijn van mening, dat de Heere hen door een buitengewoon natuurverschijnsel verschrikt heeft..
Vers 15
15. a) En de HEERE, in waarheid voor het kleine leger heentrekkend, al was het op onzichtbare wijze, verschrikte de vijanden, wellicht door een groot onweer (5:20 vgl. Joshua 10:10) en versloeg 1) Sisera, met al zijn wagens, en het gehele leger, door de scherpte van het zwaard, voor het aangezicht van Barak, die met zijn strijders op de vijand aanviel; zo groot was de verschrikking, dat Sisera van de wagen afklom, en vluchtte op zijn voeten.a) Psalms 83:10 Psalms 83:1) In het Hebreeuws Wajahom. Eigenlijk in verwarring brengen, met een panische schrik vervullen. Ditzelfde woord wordt ook gebruikt in Exodus 14:24 en Joshua 10:10. Behouden we deze vertaling, dan springt nog meer in het oog, dat het de Heere alleen was, die Israëls leger deed overwinnen. Immers dit feit wordt dan op n lijn gesteld met de vernietiging van farao's leger en met de zege voor Jozua te Gibeon bereid. Wanneer nu zijn leger door de wondere macht van de Heere met een panische schrik wordt bevangen en het Sisera volstrekt onmogelijk wordt, zijn leger in behoorlijk gelid te houden, dan wordt hij zelf ook door die schrik aangegrepen, zodat hij zijn strijdwagen verlaat, zijn leger zonder aanvoerder laat, en in een haastige vlucht, te voet, zijn heil zoekt..
Sommigen zijn van mening, dat de Heere hen door een buitengewoon natuurverschijnsel verschrikt heeft..
Vers 16
16. En Barak achtervolgde ze, achter de wagens en achter het nu van zijn aanvoerder beroofde leger,1) tot aan Harseth van de heidenen, waar het eerst eigenlijk tot de slag kwam. En het gehele leger van Sisera viel, deels, terwijl hij vluchtte, op de weg, deels in de bij Harseth geleverde slag, door de scherpte van het zwaard, dat er van de ongeveer 100.000 man sterke krijgsmacht, niet overbleef tot n toe. 2)1) Dit wil zeggen, dat Barak de wagens en het leger vervolgde; het woordje achter had kunnen weggelaten worden. Beter is de vertaling: En Barak jaagde de wagens en het leger achterna tot aan Harseth van de heidenen..
2) Zo ondervinden de heidenen, dat geen paarden noch wagens, maar het woord van God de overwinning heeft; zo wordt Israël verootmoedigd, niet alleen door Gods gericht maar ook door Zijn genade..
Wanneer God voor ons heengaat in onze geestelijke strijd, dan moeten we ons opmaken, en wanneer Hij door Zijn genade ons enige voordelen op onze geestelijke vijanden doet behalen, dan moeten wij onze voordelen, door waakzaamheid en kloekmoedigheid bevorderen, en de heilige oorlog met nadruk voortzetten (Jud 4:16)..
Vers 16
16. En Barak achtervolgde ze, achter de wagens en achter het nu van zijn aanvoerder beroofde leger,1) tot aan Harseth van de heidenen, waar het eerst eigenlijk tot de slag kwam. En het gehele leger van Sisera viel, deels, terwijl hij vluchtte, op de weg, deels in de bij Harseth geleverde slag, door de scherpte van het zwaard, dat er van de ongeveer 100.000 man sterke krijgsmacht, niet overbleef tot n toe. 2)1) Dit wil zeggen, dat Barak de wagens en het leger vervolgde; het woordje achter had kunnen weggelaten worden. Beter is de vertaling: En Barak jaagde de wagens en het leger achterna tot aan Harseth van de heidenen..
2) Zo ondervinden de heidenen, dat geen paarden noch wagens, maar het woord van God de overwinning heeft; zo wordt Israël verootmoedigd, niet alleen door Gods gericht maar ook door Zijn genade..
Wanneer God voor ons heengaat in onze geestelijke strijd, dan moeten we ons opmaken, en wanneer Hij door Zijn genade ons enige voordelen op onze geestelijke vijanden doet behalen, dan moeten wij onze voordelen, door waakzaamheid en kloekmoedigheid bevorderen, en de heilige oorlog met nadruk voortzetten (Jud 4:16)..
Vers 18
18. Jaël nu ging uit van de deur van haar tent, de haar welbekende Sisera tegemoet, zodra zij had opgemerkt, dat hij tot haar tent zich richtte, en zei tot hem metvriendelijk gelaat (Sirach 25:18): Wijk in mijn woning, mijn heer, wijk in tot mij, vrees niet, alsof u hier enig kwaad zou overkomen! En hij, niets kwaads vermoedende, week tot haar in de tent, en viel van vermoeidheid op de grond neer om van zijn vermoeidheid uit te rusten, en zij bedekte hem met een deken. 1)1) Dit is niet om hem te verbergen voor de blik van de vijanden, want zoals reeds is opgemerkt, de tent van een vrouw was de zekerste schuilplaats voor hem die bescherming zocht, (zo'n werd genoemd, Dachil) maar om hem uit te nodigen, in elk geval een wenk te geven om te gaan slapen. Natuurlijk was hij vermoeid van de vlucht, wat zij in alles wel aan hem kon zien.. 19. a) Daarna zei hij tot haar: Geef mij toch een beetje water te drinken, want ik heb dorst, zodat ik geen rust kan vinden. Toen opende zij een melkfles, 1)en gaf hem, in plaats van het gevraagde water, om hem recht vriendelijk en eervol te herbergen, melk te drinken, 2) en dekte hem daarna opnieuw toe.
a)Judges 5:25
1) Eigenlijk een "melkzak". De vloeistoffen bewaart men in het oosten in leren zakken (Joshua 9:4 Matthew 9:17)..
Dat zij hem geen water maar melk te drinken gaf, was om hem elke vrees voor haar te ontnemen, om hem in een geruste stemming te brengen..
2) Niet uit voorzichtigheid, zoals wel eens gezegd is, maar uit ware behoefte aan water, vraagt Sisera, en ook uit ware gastvriendschap geeft zij hem melk..
Wij kunnen het ons niet andere voorstellen, dan dat Jaël eerst niet gedacht heeft aan verraad jegens Sisera. Wellicht dat zij op de uitkijk heeft gestaan, of er ook Israëlieten verwond en vluchtend voorbij zouden komen. In plaats van een Israëliet nadert Sisera, afgemat en vluchtend voor Israëls zegevierende legerscharen. Uit medelijden heeft zij hem opgenomen, uit medelijden dekt zij hem toe, uit medelijden geeft zij hem te drinken. Maar ziet, terwijl zij daarbuiten, op zijn bevel, op wacht staat, komen andere overleggingen in haar hart op. Zij begint te bedenken, wie zij daar binnen heeft, wat een vijand hij is van het volk, waarmee zij verwant is, en nu, onder de leiding van Gods bijzondere voorzienigheid, niet om verraad te plegen aan de man die haar vertrouwde, maar om op te komen voor de eer van de God van Israël, om niettegenstaande zij het wel beseft dat het haar tot verraad zal worden aangerekend, dus met prijsgeving van alle eigen eer, komt zij tot het moedig besluit om de vijand van Gods volk onschadelijk te maken. Waar een Debora, vervuld en bezield door de Geest van de Heere, haar prijst, haar roem verheft, hebben wij geen recht om haar daad in een verkeerd daglicht te stellen..
Het is mede een voorzichtigheid van Sisera, dat hij om water vroeg. Het was een oude gewoonte, dat wie in een oosterse tent van de Bedoeïenen, Arabieren en woestijnbewoners gegeten of gedronken had, in de vrede van het huis was opgenomen. De doodsvijand van de Arabier slaapt rustig in diens tent in, wanneer hij met hem gedronken heeft. Daarom wilde ook Saladin aan de dappere Frankische ridder Reinald van Chatillon niet te drinken geven, omdat hij hem dood wilde (Marin. Gesch. Sal. II, 19).
Vers 18
18. Jaël nu ging uit van de deur van haar tent, de haar welbekende Sisera tegemoet, zodra zij had opgemerkt, dat hij tot haar tent zich richtte, en zei tot hem metvriendelijk gelaat (Sirach 25:18): Wijk in mijn woning, mijn heer, wijk in tot mij, vrees niet, alsof u hier enig kwaad zou overkomen! En hij, niets kwaads vermoedende, week tot haar in de tent, en viel van vermoeidheid op de grond neer om van zijn vermoeidheid uit te rusten, en zij bedekte hem met een deken. 1)1) Dit is niet om hem te verbergen voor de blik van de vijanden, want zoals reeds is opgemerkt, de tent van een vrouw was de zekerste schuilplaats voor hem die bescherming zocht, (zo'n werd genoemd, Dachil) maar om hem uit te nodigen, in elk geval een wenk te geven om te gaan slapen. Natuurlijk was hij vermoeid van de vlucht, wat zij in alles wel aan hem kon zien.. 19. a) Daarna zei hij tot haar: Geef mij toch een beetje water te drinken, want ik heb dorst, zodat ik geen rust kan vinden. Toen opende zij een melkfles, 1)en gaf hem, in plaats van het gevraagde water, om hem recht vriendelijk en eervol te herbergen, melk te drinken, 2) en dekte hem daarna opnieuw toe.
a)Judges 5:25
1) Eigenlijk een "melkzak". De vloeistoffen bewaart men in het oosten in leren zakken (Joshua 9:4 Matthew 9:17)..
Dat zij hem geen water maar melk te drinken gaf, was om hem elke vrees voor haar te ontnemen, om hem in een geruste stemming te brengen..
2) Niet uit voorzichtigheid, zoals wel eens gezegd is, maar uit ware behoefte aan water, vraagt Sisera, en ook uit ware gastvriendschap geeft zij hem melk..
Wij kunnen het ons niet andere voorstellen, dan dat Jaël eerst niet gedacht heeft aan verraad jegens Sisera. Wellicht dat zij op de uitkijk heeft gestaan, of er ook Israëlieten verwond en vluchtend voorbij zouden komen. In plaats van een Israëliet nadert Sisera, afgemat en vluchtend voor Israëls zegevierende legerscharen. Uit medelijden heeft zij hem opgenomen, uit medelijden dekt zij hem toe, uit medelijden geeft zij hem te drinken. Maar ziet, terwijl zij daarbuiten, op zijn bevel, op wacht staat, komen andere overleggingen in haar hart op. Zij begint te bedenken, wie zij daar binnen heeft, wat een vijand hij is van het volk, waarmee zij verwant is, en nu, onder de leiding van Gods bijzondere voorzienigheid, niet om verraad te plegen aan de man die haar vertrouwde, maar om op te komen voor de eer van de God van Israël, om niettegenstaande zij het wel beseft dat het haar tot verraad zal worden aangerekend, dus met prijsgeving van alle eigen eer, komt zij tot het moedig besluit om de vijand van Gods volk onschadelijk te maken. Waar een Debora, vervuld en bezield door de Geest van de Heere, haar prijst, haar roem verheft, hebben wij geen recht om haar daad in een verkeerd daglicht te stellen..
Het is mede een voorzichtigheid van Sisera, dat hij om water vroeg. Het was een oude gewoonte, dat wie in een oosterse tent van de Bedoeïenen, Arabieren en woestijnbewoners gegeten of gedronken had, in de vrede van het huis was opgenomen. De doodsvijand van de Arabier slaapt rustig in diens tent in, wanneer hij met hem gedronken heeft. Daarom wilde ook Saladin aan de dappere Frankische ridder Reinald van Chatillon niet te drinken geven, omdat hij hem dood wilde (Marin. Gesch. Sal. II, 19).
Vers 19
19. a) Daarna zei hij tot haar: Geef mij toch een beetje water te drinken, want ik heb dorst, zodat ik geen rust kan vinden. Toen opende zij een melkfles, 1)en gaf hem, in plaats van het gevraagde water, om hem recht vriendelijk en eervol te herbergen, melk te drinken, 2) en dekte hem daarna opnieuw toe.a)Judges 5:25 Judges 5:1) Eigenlijk een "melkzak". De vloeistoffen bewaart men in het oosten in leren zakken (Joshua 9:4 Matthew 9:17)..
Dat zij hem geen water maar melk te drinken gaf, was om hem elke vrees voor haar te ontnemen, om hem in een geruste stemming te brengen..
2) Niet uit voorzichtigheid, zoals wel eens gezegd is, maar uit ware behoefte aan water, vraagt Sisera, en ook uit ware gastvriendschap geeft zij hem melk..
Wij kunnen het ons niet andere voorstellen, dan dat Jaël eerst niet gedacht heeft aan verraad jegens Sisera. Wellicht dat zij op de uitkijk heeft gestaan, of er ook Israëlieten verwond en vluchtend voorbij zouden komen. In plaats van een Israëliet nadert Sisera, afgemat en vluchtend voor Israëls zegevierende legerscharen. Uit medelijden heeft zij hem opgenomen, uit medelijden dekt zij hem toe, uit medelijden geeft zij hem te drinken. Maar ziet, terwijl zij daarbuiten, op zijn bevel, op wacht staat, komen andere overleggingen in haar hart op. Zij begint te bedenken, wie zij daar binnen heeft, wat een vijand hij is van het volk, waarmee zij verwant is, en nu, onder de leiding van Gods bijzondere voorzienigheid, niet om verraad te plegen aan de man die haar vertrouwde, maar om op te komen voor de eer van de God van Israël, om niettegenstaande zij het wel beseft dat het haar tot verraad zal worden aangerekend, dus met prijsgeving van alle eigen eer, komt zij tot het moedig besluit om de vijand van Gods volk onschadelijk te maken. Waar een Debora, vervuld en bezield door de Geest van de Heere, haar prijst, haar roem verheft, hebben wij geen recht om haar daad in een verkeerd daglicht te stellen..
Het is mede een voorzichtigheid van Sisera, dat hij om water vroeg. Het was een oude gewoonte, dat wie in een oosterse tent van de Bedoeïenen, Arabieren en woestijnbewoners gegeten of gedronken had, in de vrede van het huis was opgenomen. De doodsvijand van de Arabier slaapt rustig in diens tent in, wanneer hij met hem gedronken heeft. Daarom wilde ook Saladin aan de dappere Frankische ridder Reinald van Chatillon niet te drinken geven, omdat hij hem dood wilde (Marin. Gesch. Sal. II, 19).
Vers 19
19. a) Daarna zei hij tot haar: Geef mij toch een beetje water te drinken, want ik heb dorst, zodat ik geen rust kan vinden. Toen opende zij een melkfles, 1)en gaf hem, in plaats van het gevraagde water, om hem recht vriendelijk en eervol te herbergen, melk te drinken, 2) en dekte hem daarna opnieuw toe.a)Judges 5:25 Judges 5:1) Eigenlijk een "melkzak". De vloeistoffen bewaart men in het oosten in leren zakken (Joshua 9:4 Matthew 9:17)..
Dat zij hem geen water maar melk te drinken gaf, was om hem elke vrees voor haar te ontnemen, om hem in een geruste stemming te brengen..
2) Niet uit voorzichtigheid, zoals wel eens gezegd is, maar uit ware behoefte aan water, vraagt Sisera, en ook uit ware gastvriendschap geeft zij hem melk..
Wij kunnen het ons niet andere voorstellen, dan dat Jaël eerst niet gedacht heeft aan verraad jegens Sisera. Wellicht dat zij op de uitkijk heeft gestaan, of er ook Israëlieten verwond en vluchtend voorbij zouden komen. In plaats van een Israëliet nadert Sisera, afgemat en vluchtend voor Israëls zegevierende legerscharen. Uit medelijden heeft zij hem opgenomen, uit medelijden dekt zij hem toe, uit medelijden geeft zij hem te drinken. Maar ziet, terwijl zij daarbuiten, op zijn bevel, op wacht staat, komen andere overleggingen in haar hart op. Zij begint te bedenken, wie zij daar binnen heeft, wat een vijand hij is van het volk, waarmee zij verwant is, en nu, onder de leiding van Gods bijzondere voorzienigheid, niet om verraad te plegen aan de man die haar vertrouwde, maar om op te komen voor de eer van de God van Israël, om niettegenstaande zij het wel beseft dat het haar tot verraad zal worden aangerekend, dus met prijsgeving van alle eigen eer, komt zij tot het moedig besluit om de vijand van Gods volk onschadelijk te maken. Waar een Debora, vervuld en bezield door de Geest van de Heere, haar prijst, haar roem verheft, hebben wij geen recht om haar daad in een verkeerd daglicht te stellen..
Het is mede een voorzichtigheid van Sisera, dat hij om water vroeg. Het was een oude gewoonte, dat wie in een oosterse tent van de Bedoeïenen, Arabieren en woestijnbewoners gegeten of gedronken had, in de vrede van het huis was opgenomen. De doodsvijand van de Arabier slaapt rustig in diens tent in, wanneer hij met hem gedronken heeft. Daarom wilde ook Saladin aan de dappere Frankische ridder Reinald van Chatillon niet te drinken geven, omdat hij hem dood wilde (Marin. Gesch. Sal. II, 19).
Vers 21
21. Daarna nam1) Jaël, de vrouw van Heber, een nagel van de tent, een van de ijzeren pinnen, waarmee de touwen van haar tent in de aarde bevestigd waren (Exodus 27:19), en greep een hamer in haar hand, en ging van de deur, waaraan zij zich geplaatst had, stilletjestot hem, en dreef de nagel in de slaap van zijn hoofd, dat hij, de nagel, in de aarde vast werd; hij nu was, toen Jaël hem naderde, door een diepe slaap bevangen en vermoeid 3) zodat hij tevoren niets had bemerkt, en hij stierf.1) Ook hier voeren de oude uitleggers veel redenen aan, om de daad van Jaël in bescherming te nemen. Zo zegt bijvoorbeeld Willisch in de door hem uitgegeven Freyberger Bijbel (1742): "Daar Jaël zonder twijfel op Sisera's verzoek, in de deur van haar hut gestaan heeft, is zij zeker door de Heilige Geest gedreven, om de goddelijke gerechtigheid aan deze heiden mede uit te oefenen, en zich tot een werktuig van de goddelijke wraak als een dapper krijgsheld te laten gebruiken. Want daar zij en haar geslacht, hoewel het van de Midianieten afstamde (Exodus 3:1; Exodus 18:1) toch tevens door Midian, die Ketura voor Abraham baarde (Genesis 25:2), van het nageslacht van Abraham, de vader van alle gelovigen, afstamde, ook met het volk van God veel omgang gehad had (Numbers 10:29), zich aan de ware kerk van God gehouden heeft, naar het voorbeeld van de voorvader, van Jethro, die de Heere offerde (Exodus 18:12), zo is er geen twijfel, dat ook Jaël met haar huis, hoewel zij tot hiertoe nog als vreemdelingen onder de Kananieten geleefd hadden, toch ook de ware God van Israël beleden heeft, en alzo voor de gaven van de Heilige Geest, bijzonder voor Zijn leiding des te meer geschikt geweest is". Eveneens beroepen ook andere theologen zich daarop, allereerst, dat Jaël niet reeds bij het ontvangen van Sisera het doel gehad heeft hem te vermoorden, en zij daarom de naam van een huichelares niet verdient; en vervolgens, dat haar daad haar later, toen zij aan de deur van de tent stond, door God ingegeven en bevolen is, en haar alzo de lof van rechtswege toekomt, die haar in het lied van Debora (5:24vv.) wordt toegekend. (Buddeus: Pacem vero et jus hospitii, quod violavit, quia instinctu motuque adeoque mandato numinis hoc fecit, in eo minime pecasse censenda est.) Zonder twijfel is Jaëls daad voor de rechtbank van het Evangelie veroordeeld; zij heeft zich als een vriendin voorgedaan tot een moord, en toch was het een goed beginsel in haar hart, dat haar zo slecht deed handelen. Het was liefde voor Israël en Israëls God, die zich in een duivelde handeling openbaarde. De geschiedenis van Jaëls voorvaderen is sinds onheuglijke tijden met die van Israël verbonden geweest. Israëls vrijheid en roem is de hare. Hoe veel vrouwen heeft Sisera onteerd en tot buit gemaakt. Zal zij ledig blijven "als de tiran zichzelf in haar handen stelt?" Wat zal er gebeuren, wanneer zij hem redt? Heeft zij dan niet het oude verbond met Israël verraden? Zal hij niet nieuwe scharen verzamelen, om Israël opnieuw te bedreigen? Zal het heten: Jaël heeft de vijand van het volk, waaronder zij broederlijk leefde, tot verderf van dat volk gered! De moeilijkheid is groot, waarin de vrouw zich bevindt, en slechts een grootse ziel kon die zo oplossen. Zij besluit, zij versmaadt het wenselijk loon, dat de bevrijding van Sisera haar zou verschaft hebben. Zij brengt het mooier doel, de vrijheid van het aan haar verwante volk, op de balans; het oudste recht weegt over een wild krijgsman staat tegenover haar, die duizend wetten van het recht verbroken heelt; het is beslist. Zij heeft geen zwaard om de krijgsman neer te houwen, en zij grijpt naar het vreselijk wapen van vrouwenlist, waartegen niets bestand is. Bovendien is nog heden de opmerking gemaakt, dat de vrouwen van die landen zich minder dan de mannen aan de gewoonten van de gastvriendschap storen (Judges 14:17).
Zo heeft dan Jaël duivels gehandeld, zij heeft een moord gepleegd, maar zij deed het tot redding van Israël, uit liefde voor het volk van God. In haar heeft een goed beginsel zich op treurige wijze geopenbaard, en weer is die daad door God tot zegen van Israël gesteld..
2) Hij nu was met een diepe slaap bevangen en vermoeid, is een tussenzin en haalt nog eens op, wat reeds eerder gezegd is. De eigenlijke zin loopt door tot: en stierf. Want Sisera stierf niet ten gevolge van vermoeidheid, maar tengevolge van Jaëls daad. De Septuaginta vertaalt door: Hij worstelde. Dit is echter onjuist..
Vers 21
21. Daarna nam1) Jaël, de vrouw van Heber, een nagel van de tent, een van de ijzeren pinnen, waarmee de touwen van haar tent in de aarde bevestigd waren (Exodus 27:19), en greep een hamer in haar hand, en ging van de deur, waaraan zij zich geplaatst had, stilletjestot hem, en dreef de nagel in de slaap van zijn hoofd, dat hij, de nagel, in de aarde vast werd; hij nu was, toen Jaël hem naderde, door een diepe slaap bevangen en vermoeid 3) zodat hij tevoren niets had bemerkt, en hij stierf.1) Ook hier voeren de oude uitleggers veel redenen aan, om de daad van Jaël in bescherming te nemen. Zo zegt bijvoorbeeld Willisch in de door hem uitgegeven Freyberger Bijbel (1742): "Daar Jaël zonder twijfel op Sisera's verzoek, in de deur van haar hut gestaan heeft, is zij zeker door de Heilige Geest gedreven, om de goddelijke gerechtigheid aan deze heiden mede uit te oefenen, en zich tot een werktuig van de goddelijke wraak als een dapper krijgsheld te laten gebruiken. Want daar zij en haar geslacht, hoewel het van de Midianieten afstamde (Exodus 3:1; Exodus 18:1) toch tevens door Midian, die Ketura voor Abraham baarde (Genesis 25:2), van het nageslacht van Abraham, de vader van alle gelovigen, afstamde, ook met het volk van God veel omgang gehad had (Numbers 10:29), zich aan de ware kerk van God gehouden heeft, naar het voorbeeld van de voorvader, van Jethro, die de Heere offerde (Exodus 18:12), zo is er geen twijfel, dat ook Jaël met haar huis, hoewel zij tot hiertoe nog als vreemdelingen onder de Kananieten geleefd hadden, toch ook de ware God van Israël beleden heeft, en alzo voor de gaven van de Heilige Geest, bijzonder voor Zijn leiding des te meer geschikt geweest is". Eveneens beroepen ook andere theologen zich daarop, allereerst, dat Jaël niet reeds bij het ontvangen van Sisera het doel gehad heeft hem te vermoorden, en zij daarom de naam van een huichelares niet verdient; en vervolgens, dat haar daad haar later, toen zij aan de deur van de tent stond, door God ingegeven en bevolen is, en haar alzo de lof van rechtswege toekomt, die haar in het lied van Debora (5:24vv.) wordt toegekend. (Buddeus: Pacem vero et jus hospitii, quod violavit, quia instinctu motuque adeoque mandato numinis hoc fecit, in eo minime pecasse censenda est.) Zonder twijfel is Jaëls daad voor de rechtbank van het Evangelie veroordeeld; zij heeft zich als een vriendin voorgedaan tot een moord, en toch was het een goed beginsel in haar hart, dat haar zo slecht deed handelen. Het was liefde voor Israël en Israëls God, die zich in een duivelde handeling openbaarde. De geschiedenis van Jaëls voorvaderen is sinds onheuglijke tijden met die van Israël verbonden geweest. Israëls vrijheid en roem is de hare. Hoe veel vrouwen heeft Sisera onteerd en tot buit gemaakt. Zal zij ledig blijven "als de tiran zichzelf in haar handen stelt?" Wat zal er gebeuren, wanneer zij hem redt? Heeft zij dan niet het oude verbond met Israël verraden? Zal hij niet nieuwe scharen verzamelen, om Israël opnieuw te bedreigen? Zal het heten: Jaël heeft de vijand van het volk, waaronder zij broederlijk leefde, tot verderf van dat volk gered! De moeilijkheid is groot, waarin de vrouw zich bevindt, en slechts een grootse ziel kon die zo oplossen. Zij besluit, zij versmaadt het wenselijk loon, dat de bevrijding van Sisera haar zou verschaft hebben. Zij brengt het mooier doel, de vrijheid van het aan haar verwante volk, op de balans; het oudste recht weegt over een wild krijgsman staat tegenover haar, die duizend wetten van het recht verbroken heelt; het is beslist. Zij heeft geen zwaard om de krijgsman neer te houwen, en zij grijpt naar het vreselijk wapen van vrouwenlist, waartegen niets bestand is. Bovendien is nog heden de opmerking gemaakt, dat de vrouwen van die landen zich minder dan de mannen aan de gewoonten van de gastvriendschap storen (Judges 14:17).
Zo heeft dan Jaël duivels gehandeld, zij heeft een moord gepleegd, maar zij deed het tot redding van Israël, uit liefde voor het volk van God. In haar heeft een goed beginsel zich op treurige wijze geopenbaard, en weer is die daad door God tot zegen van Israël gesteld..
2) Hij nu was met een diepe slaap bevangen en vermoeid, is een tussenzin en haalt nog eens op, wat reeds eerder gezegd is. De eigenlijke zin loopt door tot: en stierf. Want Sisera stierf niet ten gevolge van vermoeidheid, maar tengevolge van Jaëls daad. De Septuaginta vertaalt door: Hij worstelde. Dit is echter onjuist..
Vers 22
22. En ziet, Barak vervolgde, na de vernietiging van het vijandelijk leger (Judges 4:16), Sisera, en kwam bij het eikenbos in Zannaïm bij Kedes; en Jaël ging uit haar tent hem tegemoet, en zei tot hem: Kom hier binnen, en ik zal u de man wijzen, die gij zoekt. Zo kwam hij tot haar, en ziet, Sisera lag dood op de grond, en de nagel was in de slaap van zijn hoofd.1) 1) Zo was juist vervuld, wat Debora (Judges 4:9) aan Barak geprofeteerd had: "de eer zal de uwe niet zijn op deze weg die gij wandelt; want de Heere zal Sisera verkopen in de hand van een vrouw"..Vers 22
22. En ziet, Barak vervolgde, na de vernietiging van het vijandelijk leger (Judges 4:16), Sisera, en kwam bij het eikenbos in Zannaïm bij Kedes; en Jaël ging uit haar tent hem tegemoet, en zei tot hem: Kom hier binnen, en ik zal u de man wijzen, die gij zoekt. Zo kwam hij tot haar, en ziet, Sisera lag dood op de grond, en de nagel was in de slaap van zijn hoofd.1) 1) Zo was juist vervuld, wat Debora (Judges 4:9) aan Barak geprofeteerd had: "de eer zal de uwe niet zijn op deze weg die gij wandelt; want de Heere zal Sisera verkopen in de hand van een vrouw"..Vers 24
24. En de hand van de kinderen van Israël ging steeds voort, 1) nadat zij weer eenmaal geleerd hadden te strijden (3:2), en werd hard over Jabin, de koning van Kanan, totdat zij Jabin, de koning van Kanan, en de Kananieten te Hazor, hadden uitgeroeid.1) Dit geeft een opklimmen aan. Zij, n.l. de Israëlieten, waren zo gelukkig in de strijd, dat zij na korte tijd het gehele rijk van Jabin hadden vernietigd en deze Kananieten uitgeroeid. Hiermee wordt niet gezegd, dat zij alle Kananieten hadden overwonnen..
Vers 24
24. En de hand van de kinderen van Israël ging steeds voort, 1) nadat zij weer eenmaal geleerd hadden te strijden (3:2), en werd hard over Jabin, de koning van Kanan, totdat zij Jabin, de koning van Kanan, en de Kananieten te Hazor, hadden uitgeroeid.1) Dit geeft een opklimmen aan. Zij, n.l. de Israëlieten, waren zo gelukkig in de strijd, dat zij na korte tijd het gehele rijk van Jabin hadden vernietigd en deze Kananieten uitgeroeid. Hiermee wordt niet gezegd, dat zij alle Kananieten hadden overwonnen..