Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Richteren 6

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, RICHTEREN 6

Judges 6:1.

I. Judges 6:1-Judges 6:10. Nu volgt de tweede periode van de tijd van de richters (Jud 1:1). Omdat de kinderen van Israël weer de Heere, hun God, verlaten, geeft hij hen 7 jaar lang in de hand van de Midianieten, onder wie zij zeer arm worden. In hun nood roepen zij eindelijk tot de Heere om hulp; voordat zij echter geholpen worden, moet een profeet in de naam van God hun hun zonde voorstellen, opdat zij tot zichzelf inkeren en tot boete komen.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, RICHTEREN 6

Judges 6:1.

I. Judges 6:1-Judges 6:10. Nu volgt de tweede periode van de tijd van de richters (Jud 1:1). Omdat de kinderen van Israël weer de Heere, hun God, verlaten, geeft hij hen 7 jaar lang in de hand van de Midianieten, onder wie zij zeer arm worden. In hun nood roepen zij eindelijk tot de Heere om hulp; voordat zij echter geholpen worden, moet een profeet in de naam van God hun hun zonde voorstellen, opdat zij tot zichzelf inkeren en tot boete komen.

Vers 1

1. Maar de kinderen van Israël deden, na de veertig jaar rust, die Barak en Debora hun verschaft hadden (5:3), opnieuw wat kwaad was in de ogen van de HEERE, door af te vallen tot de goden van de Kananieten; zo gaf de HEERE hen in de hand van de Midianieten. 1) Dieverdrukking duurde zeven jaar 2) van 1216-1209 v.C.)

1) De Midianieten woonden ten oosten van het Moabitisch-Ammonitisch gebergte, in de Syrische woestijn. Was hun vroeger een grote nederlaag toegebracht (Numbers 31:1), nu was het weer een machtig volk geworden en verbond zich tot strooptochten, vooral met de Amelekieten en andere naburige volken. Was het vroeger door Israël bijna geheel uitgeroeid, nu gebruikt God dit volk om Israël te straffen, vanwege zijn terugvallen in de zonde..

2) In deze tijd van zevenjarige druk, die nu nader beschreven wordt, valt waarschijnlijk het vertrek van Elimelech met zijn familie uit Bethlehem-Juda naar het land van de Moabieten (Ruth 1:1,Ruth 1:2); in de tijdruimte van de 40 jaar, dat Gideon richter was (1209-1169), werd door de Grieken de oorlog tegen Troje (1199-1189) gevoerd..

Wanneer men gedronken heeft, zo keert men aan de bron de rug toe, maar slechts de ondankbare doet dit..

Judges 6:1.

I. Judges 6:1-Judges 6:10. Nu volgt de tweede periode van de tijd van de richters (Jud 1:1). Omdat de kinderen van Israël weer de Heere, hun God, verlaten, geeft hij hen 7 jaar lang in de hand van de Midianieten, onder wie zij zeer arm worden. In hun nood roepen zij eindelijk tot de Heere om hulp; voordat zij echter geholpen worden, moet een profeet in de naam van God hun hun zonde voorstellen, opdat zij tot zichzelf inkeren en tot boete komen.

1. Maar de kinderen van Israël deden, na de veertig jaar rust, die Barak en Debora hun verschaft hadden (5:3), opnieuw wat kwaad was in de ogen van de HEERE, door af te vallen tot de goden van de Kananieten; zo gaf de HEERE hen in de hand van de Midianieten. 1) Dieverdrukking duurde zeven jaar 2) van 1216-1209 v.C.)

1) De Midianieten woonden ten oosten van het Moabitisch-Ammonitisch gebergte, in de Syrische woestijn. Was hun vroeger een grote nederlaag toegebracht (Numbers 31:1), nu was het weer een machtig volk geworden en verbond zich tot strooptochten, vooral met de Amelekieten en andere naburige volken. Was het vroeger door Israël bijna geheel uitgeroeid, nu gebruikt God dit volk om Israël te straffen, vanwege zijn terugvallen in de zonde.. 2) In deze tijd van zevenjarige druk, die nu nader beschreven wordt, valt waarschijnlijk het vertrek van Elimelech met zijn familie uit Bethlehem-Juda naar het land van de Moabieten (Ruth 1:1,Ruth 1:2); in de tijdruimte van de 40 jaar, dat Gideon richter was (1209-1169), werd door de Grieken de oorlog tegen Troje (1199-1189) gevoerd..

Wanneer men gedronken heeft, zo keert men aan de bron de rug toe, maar slechts de ondankbare doet dit..

Vers 1

1. Maar de kinderen van Israël deden, na de veertig jaar rust, die Barak en Debora hun verschaft hadden (5:3), opnieuw wat kwaad was in de ogen van de HEERE, door af te vallen tot de goden van de Kananieten; zo gaf de HEERE hen in de hand van de Midianieten. 1) Dieverdrukking duurde zeven jaar 2) van 1216-1209 v.C.)

1) De Midianieten woonden ten oosten van het Moabitisch-Ammonitisch gebergte, in de Syrische woestijn. Was hun vroeger een grote nederlaag toegebracht (Numbers 31:1), nu was het weer een machtig volk geworden en verbond zich tot strooptochten, vooral met de Amelekieten en andere naburige volken. Was het vroeger door Israël bijna geheel uitgeroeid, nu gebruikt God dit volk om Israël te straffen, vanwege zijn terugvallen in de zonde..

2) In deze tijd van zevenjarige druk, die nu nader beschreven wordt, valt waarschijnlijk het vertrek van Elimelech met zijn familie uit Bethlehem-Juda naar het land van de Moabieten (Ruth 1:1,Ruth 1:2); in de tijdruimte van de 40 jaar, dat Gideon richter was (1209-1169), werd door de Grieken de oorlog tegen Troje (1199-1189) gevoerd..

Wanneer men gedronken heeft, zo keert men aan de bron de rug toe, maar slechts de ondankbare doet dit..

Judges 6:1.

I. Judges 6:1-Judges 6:10. Nu volgt de tweede periode van de tijd van de richters (Jud 1:1). Omdat de kinderen van Israël weer de Heere, hun God, verlaten, geeft hij hen 7 jaar lang in de hand van de Midianieten, onder wie zij zeer arm worden. In hun nood roepen zij eindelijk tot de Heere om hulp; voordat zij echter geholpen worden, moet een profeet in de naam van God hun hun zonde voorstellen, opdat zij tot zichzelf inkeren en tot boete komen.

1. Maar de kinderen van Israël deden, na de veertig jaar rust, die Barak en Debora hun verschaft hadden (5:3), opnieuw wat kwaad was in de ogen van de HEERE, door af te vallen tot de goden van de Kananieten; zo gaf de HEERE hen in de hand van de Midianieten. 1) Dieverdrukking duurde zeven jaar 2) van 1216-1209 v.C.)

1) De Midianieten woonden ten oosten van het Moabitisch-Ammonitisch gebergte, in de Syrische woestijn. Was hun vroeger een grote nederlaag toegebracht (Numbers 31:1), nu was het weer een machtig volk geworden en verbond zich tot strooptochten, vooral met de Amelekieten en andere naburige volken. Was het vroeger door Israël bijna geheel uitgeroeid, nu gebruikt God dit volk om Israël te straffen, vanwege zijn terugvallen in de zonde.. 2) In deze tijd van zevenjarige druk, die nu nader beschreven wordt, valt waarschijnlijk het vertrek van Elimelech met zijn familie uit Bethlehem-Juda naar het land van de Moabieten (Ruth 1:1,Ruth 1:2); in de tijdruimte van de 40 jaar, dat Gideon richter was (1209-1169), werd door de Grieken de oorlog tegen Troje (1199-1189) gevoerd..

Wanneer men gedronken heeft, zo keert men aan de bron de rug toe, maar slechts de ondankbare doet dit..

Vers 2

2. Toen nu de hand van de Midianieten sterk werd over Israël, zodat het weerloos was geworden, omdat het had verlaten, waardoor het alleen verbonden en sterk was, namelijk de dienst van zijn God, zo maakten zich de kinderen van Israël, vanwege de Midianieten, de holen, 1) die in de bergen zijn, en de spelonken, 2) en de vestingen op de toppen van de bergen, om daar met hun vee te kunnen wonen en beveiligd te zijn tegen de aanvallen van de vijanden.

1) Men maakte op een rotsachtige, hooggelegen, droge plaats een kuil schuin in de aarde, en legde op een diepte van ongeveer 25 vademen rechte straten aan van 6-8 voet breed, aan de zijden waarvan de woningen gegraven werden. Op enige plaatsen verwijdde men deze straten tot een dubbele breedte en brak van boven luchtgaten door, die, naar de grootte van de plaats, meer of minder talrijk waren. Deze luchtgaten heten tegenwoordig Rsen (plur. Rawasin = vensters).

Raschi en Kimchi verklaren dus terecht het in het Hebreeuws gebezigde woord: "Minharooth" als holen met luchtgaten als vensters. R.Tanchum meldt, dat men bij die holen wachters had, die tekens gaven, als de vijand naderde, dan vluchtte alles spoedig in de aarde..

2) Die spelonken werden vooral gebruikt, om de oogst te verbergen voor de vijanden. Het was de Midianieten niet zo zeer te doen om de mens als wel om zijn bezittingen..

Vers 2

2. Toen nu de hand van de Midianieten sterk werd over Israël, zodat het weerloos was geworden, omdat het had verlaten, waardoor het alleen verbonden en sterk was, namelijk de dienst van zijn God, zo maakten zich de kinderen van Israël, vanwege de Midianieten, de holen, 1) die in de bergen zijn, en de spelonken, 2) en de vestingen op de toppen van de bergen, om daar met hun vee te kunnen wonen en beveiligd te zijn tegen de aanvallen van de vijanden.

1) Men maakte op een rotsachtige, hooggelegen, droge plaats een kuil schuin in de aarde, en legde op een diepte van ongeveer 25 vademen rechte straten aan van 6-8 voet breed, aan de zijden waarvan de woningen gegraven werden. Op enige plaatsen verwijdde men deze straten tot een dubbele breedte en brak van boven luchtgaten door, die, naar de grootte van de plaats, meer of minder talrijk waren. Deze luchtgaten heten tegenwoordig Rsen (plur. Rawasin = vensters).

Raschi en Kimchi verklaren dus terecht het in het Hebreeuws gebezigde woord: "Minharooth" als holen met luchtgaten als vensters. R.Tanchum meldt, dat men bij die holen wachters had, die tekens gaven, als de vijand naderde, dan vluchtte alles spoedig in de aarde..

2) Die spelonken werden vooral gebruikt, om de oogst te verbergen voor de vijanden. Het was de Midianieten niet zo zeer te doen om de mens als wel om zijn bezittingen..

Vers 3

3. Want het gebeurde, toen Israël gezaaid had, en het was oogsttijd geworden, zo kwamen de Midianieten op, en de met hen verbonden (3:13) Amelekieten en die van het oosten, 1) roofzuchtige zwermen Bedoeïenen (Job 1:3) kwamen ook op tegen hem, terwijl zij op de hoofdstraat tussen het oostelijk en westelijk Palestina de Jordaan, in de landstreek van Beth-sean (Joshua 17:11) overtrokken.

1) In het Hebreeuws Benee kdem. Letterlijk kinderen van het oosten. Kinderen van het oosten is een algemene benaming voor die volksstammen, die de woestijn bewonen..

Vers 3

3. Want het gebeurde, toen Israël gezaaid had, en het was oogsttijd geworden, zo kwamen de Midianieten op, en de met hen verbonden (3:13) Amelekieten en die van het oosten, 1) roofzuchtige zwermen Bedoeïenen (Job 1:3) kwamen ook op tegen hem, terwijl zij op de hoofdstraat tussen het oostelijk en westelijk Palestina de Jordaan, in de landstreek van Beth-sean (Joshua 17:11) overtrokken.

1) In het Hebreeuws Benee kdem. Letterlijk kinderen van het oosten. Kinderen van het oosten is een algemene benaming voor die volksstammen, die de woestijn bewonen..

Vers 4

4. En zij legerden zich tegen hen in de vlakte van Jizreël (Judges 6:33) en verdorven op hun van daar langs de kusten van de zee ondernomen strooptochten, de opkomst, het gewas van het land tot waar gij komt te Gaza, in het gebied van de Filistijnen; en zij lieten geen leeftochtover in Israël, noch klein vee, noch os, noch ezel; 1) alles roofden zij weg.

1) Israël was geheel als vroeger, maar het gericht van God had een nieuwe gedaante. Groter dan ooit te voren was de vernedering. Israël bevond zich niet in een tirannie, als door Sisera, die in het land was, maar het was als een slaaf, die voor een vreemde heer werkt. Was het gereed, zo kwam Midian en haalde de vrucht. Zo moet, wie afgevallen is van God, die geeft, de zonde dienen, die het beste neemt..

Vers 4

4. En zij legerden zich tegen hen in de vlakte van Jizreël (Judges 6:33) en verdorven op hun van daar langs de kusten van de zee ondernomen strooptochten, de opkomst, het gewas van het land tot waar gij komt te Gaza, in het gebied van de Filistijnen; en zij lieten geen leeftochtover in Israël, noch klein vee, noch os, noch ezel; 1) alles roofden zij weg.

1) Israël was geheel als vroeger, maar het gericht van God had een nieuwe gedaante. Groter dan ooit te voren was de vernedering. Israël bevond zich niet in een tirannie, als door Sisera, die in het land was, maar het was als een slaaf, die voor een vreemde heer werkt. Was het gereed, zo kwam Midian en haalde de vrucht. Zo moet, wie afgevallen is van God, die geeft, de zonde dienen, die het beste neemt..

Vers 5

5. Want zij kwamen jaarlijks op met hun vee en hun tenten; zij kwamen zoals de sprinkhanen 1)in menigte, die, waar zij, zich neerlaten, het gehele land bedekken (Exodus 10:12), dat men hen en hun kamelen 2) niet tellen kon; 3) en zij kwamen van hun legerplaats naar alle richtingen heen in het land, om dat te verderven; 4) zij veroverden het niet, maar, volgens de wijze van de Bedoeïenen, plunderden zij het.

1) Het woord bedoeïenen (Bedewi) betekent eigenlijk "veldlieden" en duidt alle volksstammen aan, die geen vaste woonplaats hebben, maar met hun tenten en kudden van plaats tot plaats omzwerven, om zich nu hier, dan daar te vestigen en voedsel te zoeken. Gedeeltelijk zijn zij de wreedste rovers, die echter zeer gastvrij zijn; zij staan onder Sjeiks of Emirs, die echter meer raadgevers dan aanvoerders dan onbeperkte gebieders zijn. Andere takken van de Midianieten hebben wij in Genesis (Genesis 37:25) in verbintenis met de Israëlieten en Midianieten als mensen, die de karavanenhandel tussen Syrië en Egypte drijven, leren kennen..

Ook is de vertaling mogelijk en naar onze mening zuiverder: "Want zij kwamen op met hun vee en tenten, zij kwamen zoals de sprinkhanen in menigte." De betekenis is duidelijk. Zij kwamen in zo groten getale, dat hun tenten het land bedekten, zoals de sprinkhanen, zodat er als het ware geen plekje overbleef, waar geen tenten in de oogsttijd stonden.

2) De kameel is een in het oosten zeer gewoon en nuttig dier, slank van lichaamsbouw, lang van hals, klein van kop en oren, grauw, bruin of soms zwart van kleur en gewoonlijk 6 1/2 voet hoog. De ene soort heeft twee bulten, de andere slechts n. De eerste soort is de sterkste en grootste, wordt echter door de hitte der zon aangetast en is daarom in de hete maanden onbruikbaar; de tweede soort, daarentegen, die in Syrië en Palestina meer voorkomt, is minder sterk. Deze wordt ook wel dromedaris genoemd, die zich door fijnere en schonere vorm, door grote snelheid en onvermoeidheid onderscheidt; hij loopt in n uur 1 1/2 mijl en houdt het 40 uur uit; daarom heet hij (Isaiah 30:16; Isaiah 66:20) "de snelle loper". In verhouding tot haar grootte behoeft de kameel slechts weinig voedsel, elke 24 uur ongeveer n pond, zij drinkt langzaam en kan 16-20 dagen zonder water leven. Haar uit twee delen bestaande maag vormt een waterbak, waarin het water lang en goed bewaard wordt; daarom slachten reizigers, wanneer zij zich niet anders weten te redden, de kamelen, om water te verkrijgen..

3) Burckhart vraagde aan een Bedoeïen, die tot een stam van 300 tenten behoorde, hoeveel broeders hij had; hij antwoordde, zand in de lucht werpende, "even zo talloos". Zulke beelden zijn in het oosten gewoon..

4) In de zaaitijd lieten zij Israël met rust, maar als de oogst rijp was, maaiden zij de oogst weg en roofden bovendien alles, wat zij maar konden vinden, zodat er voor Israël nauwelijks iets overbleef, dan wat zij heimelijk hadden weggeborgen in de spelonken.. 6. Alzo werd Israël zeer verarmd vanwege de Midianieten. 1) Toen riepen de kinderen van Israël tot de HEERE, 2) in wie zij nu weer als de ware God leerden geloven.

1) Zij hadden nagelaten God te eren met hun bezittingen door tienden en offeranden, en zij hadden de Bal toegeschikt, datgene, waarmee zij God hadden behoren te dienen, en nu zond God op een rechtvaardige wijze een vijand, om dit van hen weg te nemen op zijn gezette tijd..

Zolang Israëls kinderen hun God aankleefden, maaiden zij hetgeen anderen hadden gemaaid. Echter nu zij God verlaten hadden en God hen, werd hetgeen zij hadden gezaaid, door anderen gemaaid en verdorven. Laat dit ons tot lering en tot waarschuwing verstrekken, dat we God gestadig danken voor de rust en de vrede van ons land en volk, waardoor we mogen eten en verzadigd worden van de arbeid van onze handen..

2) Waar Israël leerde in de diep smartelijke weg van harde verdrukking, dat de afgodendienst de toorn van de Heere verwekte, daar worden zij ertoe gedwongen om van de Heere, de alleen ware God, hulp en uitredding te smeken..

Vers 5

5. Want zij kwamen jaarlijks op met hun vee en hun tenten; zij kwamen zoals de sprinkhanen 1)in menigte, die, waar zij, zich neerlaten, het gehele land bedekken (Exodus 10:12), dat men hen en hun kamelen 2) niet tellen kon; 3) en zij kwamen van hun legerplaats naar alle richtingen heen in het land, om dat te verderven; 4) zij veroverden het niet, maar, volgens de wijze van de Bedoeïenen, plunderden zij het.

1) Het woord bedoeïenen (Bedewi) betekent eigenlijk "veldlieden" en duidt alle volksstammen aan, die geen vaste woonplaats hebben, maar met hun tenten en kudden van plaats tot plaats omzwerven, om zich nu hier, dan daar te vestigen en voedsel te zoeken. Gedeeltelijk zijn zij de wreedste rovers, die echter zeer gastvrij zijn; zij staan onder Sjeiks of Emirs, die echter meer raadgevers dan aanvoerders dan onbeperkte gebieders zijn. Andere takken van de Midianieten hebben wij in Genesis (Genesis 37:25) in verbintenis met de Israëlieten en Midianieten als mensen, die de karavanenhandel tussen Syrië en Egypte drijven, leren kennen..

Ook is de vertaling mogelijk en naar onze mening zuiverder: "Want zij kwamen op met hun vee en tenten, zij kwamen zoals de sprinkhanen in menigte." De betekenis is duidelijk. Zij kwamen in zo groten getale, dat hun tenten het land bedekten, zoals de sprinkhanen, zodat er als het ware geen plekje overbleef, waar geen tenten in de oogsttijd stonden.

2) De kameel is een in het oosten zeer gewoon en nuttig dier, slank van lichaamsbouw, lang van hals, klein van kop en oren, grauw, bruin of soms zwart van kleur en gewoonlijk 6 1/2 voet hoog. De ene soort heeft twee bulten, de andere slechts n. De eerste soort is de sterkste en grootste, wordt echter door de hitte der zon aangetast en is daarom in de hete maanden onbruikbaar; de tweede soort, daarentegen, die in Syrië en Palestina meer voorkomt, is minder sterk. Deze wordt ook wel dromedaris genoemd, die zich door fijnere en schonere vorm, door grote snelheid en onvermoeidheid onderscheidt; hij loopt in n uur 1 1/2 mijl en houdt het 40 uur uit; daarom heet hij (Isaiah 30:16; Isaiah 66:20) "de snelle loper". In verhouding tot haar grootte behoeft de kameel slechts weinig voedsel, elke 24 uur ongeveer n pond, zij drinkt langzaam en kan 16-20 dagen zonder water leven. Haar uit twee delen bestaande maag vormt een waterbak, waarin het water lang en goed bewaard wordt; daarom slachten reizigers, wanneer zij zich niet anders weten te redden, de kamelen, om water te verkrijgen..

3) Burckhart vraagde aan een Bedoeïen, die tot een stam van 300 tenten behoorde, hoeveel broeders hij had; hij antwoordde, zand in de lucht werpende, "even zo talloos". Zulke beelden zijn in het oosten gewoon..

4) In de zaaitijd lieten zij Israël met rust, maar als de oogst rijp was, maaiden zij de oogst weg en roofden bovendien alles, wat zij maar konden vinden, zodat er voor Israël nauwelijks iets overbleef, dan wat zij heimelijk hadden weggeborgen in de spelonken.. 6. Alzo werd Israël zeer verarmd vanwege de Midianieten. 1) Toen riepen de kinderen van Israël tot de HEERE, 2) in wie zij nu weer als de ware God leerden geloven.

1) Zij hadden nagelaten God te eren met hun bezittingen door tienden en offeranden, en zij hadden de Bal toegeschikt, datgene, waarmee zij God hadden behoren te dienen, en nu zond God op een rechtvaardige wijze een vijand, om dit van hen weg te nemen op zijn gezette tijd..

Zolang Israëls kinderen hun God aankleefden, maaiden zij hetgeen anderen hadden gemaaid. Echter nu zij God verlaten hadden en God hen, werd hetgeen zij hadden gezaaid, door anderen gemaaid en verdorven. Laat dit ons tot lering en tot waarschuwing verstrekken, dat we God gestadig danken voor de rust en de vrede van ons land en volk, waardoor we mogen eten en verzadigd worden van de arbeid van onze handen..

2) Waar Israël leerde in de diep smartelijke weg van harde verdrukking, dat de afgodendienst de toorn van de Heere verwekte, daar worden zij ertoe gedwongen om van de Heere, de alleen ware God, hulp en uitredding te smeken..

Vers 8

8. Zo zond de HEERE, die hen wel wilde aannemen, maar eerst tot juiste kennis van hun zonde en tot oprechte boete en bekering wilde brengen, opdat het heilzaam doel totkastijding bereikt mocht worden, een man, die een profeet was, 1)een buitengewoon door Hem geroepen en met Zijn geest vervulde bode. Deze kwam tot de kinderen van Israël, waarschijnlijk tot de oudsten, toen deze voor de tent der samenkomst te Silo vergaderd waren, om daar nog dringender de ellende van het volk de Heere aan het hart te leggen, en die profeet zei tot hen: Alzo zegt de HEERE, de God van Israël: Ik heb u (uw vaderen) uit Egypte doen opkomen, en u uit het diensthuis uitgevoerd (Exodus 12:41 Exodus 12:41).

1) Wie die profeet is geweest, weet men niet. Augustinus is van oordeel, dat het dezelfde persoon was, die tot Gideon kwam, maar o.i. geheel ten onrechte. Want daar wordt beslist gesproken van de Engel des Heeren. Ongetwijfeld is het een persoon geweest, die als Debora, op bijzondere wijze met Gods Geest was bezield, en door God gebruikt werd, om het volk in de schuld te werpen..

Want toch het is de opmerking waard, dat hij, n.l. de profeet, geen toezegging van hulp doet. Het is zijn roeping, Israël zijn grote schuld en zonde voor ogen te houden, Israël te bewegen tot boete en berouw. Hij is de boetprediker, die gezonden wordt voor het aangezicht van de Engel des Verbonds, opdat deze met de belofte en verzekering van uitredding zou komen..

Vers 8

8. Zo zond de HEERE, die hen wel wilde aannemen, maar eerst tot juiste kennis van hun zonde en tot oprechte boete en bekering wilde brengen, opdat het heilzaam doel totkastijding bereikt mocht worden, een man, die een profeet was, 1)een buitengewoon door Hem geroepen en met Zijn geest vervulde bode. Deze kwam tot de kinderen van Israël, waarschijnlijk tot de oudsten, toen deze voor de tent der samenkomst te Silo vergaderd waren, om daar nog dringender de ellende van het volk de Heere aan het hart te leggen, en die profeet zei tot hen: Alzo zegt de HEERE, de God van Israël: Ik heb u (uw vaderen) uit Egypte doen opkomen, en u uit het diensthuis uitgevoerd (Exodus 12:41 Exodus 12:41).

1) Wie die profeet is geweest, weet men niet. Augustinus is van oordeel, dat het dezelfde persoon was, die tot Gideon kwam, maar o.i. geheel ten onrechte. Want daar wordt beslist gesproken van de Engel des Heeren. Ongetwijfeld is het een persoon geweest, die als Debora, op bijzondere wijze met Gods Geest was bezield, en door God gebruikt werd, om het volk in de schuld te werpen..

Want toch het is de opmerking waard, dat hij, n.l. de profeet, geen toezegging van hulp doet. Het is zijn roeping, Israël zijn grote schuld en zonde voor ogen te houden, Israël te bewegen tot boete en berouw. Hij is de boetprediker, die gezonden wordt voor het aangezicht van de Engel des Verbonds, opdat deze met de belofte en verzekering van uitredding zou komen..

Vers 10

10. a) En Ik zei tot u, nadat Ik u tot Mijn volk en eigendom gemaakt en tot rust gebracht had, door de mond van Mijn knecht Jozua (Joshua 23:7; Joshua 24:14vv.): Ik ben de HEERE, uw God, 1) vreest de goden van de Amorieten 2) niet, in wiens land gij woont, dat gij hen zou dienen en aanbidden; maar gij zijt Mijn stem niet gehoorzaam geweest, daarom zijn nu ook de plagen over u gekomen, die Ik door Mozes voor al die gevallen bedreigd heb, wanneer gij van Mij zou afvallen (Deuteronomy 28:33). a) 2 Kings 17:35,2 Kings 17:38

1) Gij straft ons zondaars met geduld en slaat niet al te zeer. Ja, eindelijk neemt Gij onze schuld en werpt die in de zee. Wanneer ons hart zucht en schreit wordt Gij met medelijden vervuld en geeft ons, wat ons verheugt en verheft. Zolang Gods Woord nog gepredikt mag worden, heeft men nog altijd hoop, dat God de gedreigde gerichten niet geheel zal laten komen; wanneer echter de predikers zwijgen en zwijgen moeten, dan is de dag van de Goddelijke toorn voor een land zeer nabij.

De profeet voorzegt nog geen redding, maar spreekt alleen van de zonde. De Heere schijnt alzo zelfs te weigeren, en ziet, de Engel des Heeren gaat tot Gideon. O, houdt aan, ook als de Heere u genade ontzegt. Als het stilzwijgen van God is afgebroken, is de redding nabij (Matthew 15:22vv.)..

2)Amorieten. Onder de Amorieten moeten hier al de inwoners van Kanan worden verstaan..

II. Judges 6:11-Judges 6:24. De Heere, gereed Israël te helpen, verschijnt in de zichtbare gedaante van een Engel aan Gideon, de zoon van Joas, als deze tarwe dorst en roept hem tot verlosser van Israël. Deze neemt de roeping aan, maar vraagt van hem, met wie hij spreekt, een teken. Dat teken wordt hem toegestaan.

Vers 10

10. a) En Ik zei tot u, nadat Ik u tot Mijn volk en eigendom gemaakt en tot rust gebracht had, door de mond van Mijn knecht Jozua (Joshua 23:7; Joshua 24:14vv.): Ik ben de HEERE, uw God, 1) vreest de goden van de Amorieten 2) niet, in wiens land gij woont, dat gij hen zou dienen en aanbidden; maar gij zijt Mijn stem niet gehoorzaam geweest, daarom zijn nu ook de plagen over u gekomen, die Ik door Mozes voor al die gevallen bedreigd heb, wanneer gij van Mij zou afvallen (Deuteronomy 28:33). a) 2 Kings 17:35,2 Kings 17:38

1) Gij straft ons zondaars met geduld en slaat niet al te zeer. Ja, eindelijk neemt Gij onze schuld en werpt die in de zee. Wanneer ons hart zucht en schreit wordt Gij met medelijden vervuld en geeft ons, wat ons verheugt en verheft. Zolang Gods Woord nog gepredikt mag worden, heeft men nog altijd hoop, dat God de gedreigde gerichten niet geheel zal laten komen; wanneer echter de predikers zwijgen en zwijgen moeten, dan is de dag van de Goddelijke toorn voor een land zeer nabij.

De profeet voorzegt nog geen redding, maar spreekt alleen van de zonde. De Heere schijnt alzo zelfs te weigeren, en ziet, de Engel des Heeren gaat tot Gideon. O, houdt aan, ook als de Heere u genade ontzegt. Als het stilzwijgen van God is afgebroken, is de redding nabij (Matthew 15:22vv.)..

2)Amorieten. Onder de Amorieten moeten hier al de inwoners van Kanan worden verstaan..

II. Judges 6:11-Judges 6:24. De Heere, gereed Israël te helpen, verschijnt in de zichtbare gedaante van een Engel aan Gideon, de zoon van Joas, als deze tarwe dorst en roept hem tot verlosser van Israël. Deze neemt de roeping aan, maar vraagt van hem, met wie hij spreekt, een teken. Dat teken wordt hem toegestaan.

Vers 11

11. Toen 1) kwam een Engel des HEEREN, de ongeschapen Engel, die God gelijk is, in wie de Heere de aartsvaders verschenen was (Genesis 18:1vv.), en die ook Israël uit Egypte geleid en naar Kanan gebracht had (Exodus 23:20vv. Judges 2:1vv.), in de gedaante van een reiziger met een staf in de hand (Judges 6:21) in het door de Midianieten zo zwaar verdrukte land, en zette zich onder de eik, (de Terebinthe (Genesis 35:4), die te Ofra 2) (= jong hert) is, die aan Joas (= de HEERE gaf), de Abi-ezriet, 3) toekwam; en zijn zoon Gideon (= verbrijzelaar) dorste, 4) juist toen de reiziger onder de eik ging zitten, tarwe, bij de pers. 5) Hij dorste deze uit om die te vluchten, te verbergen voor het aangezicht van de Midianieten, die weerin aantocht waren om hun jaarlijkse strooptochten te herhalen.

1) Als de profeet de zonde heeft voorgehouden aan het volk, en daarmee het volk tot boete en berouw heeft geroepen, gaat de Heere verder en zorgt nu ook voor een redder in de persoon van Gideon, en wel op bijzondere wijze, opdat Israël zal leren, dat het God, de Heere, alleen is, die Zijn volk verlost van zijn vijanden en van hun verdrukking..

De roeping van Gideon heeft plaats in twee openbaringen van Gods zijde. In de eerste, door middel van de Engel door Wie Hij hem roept, om Israël te verlossen; in de tweede, door middel van een droomgezicht, om de altaren van Bal te verwoesten. In de eerste daarom om als richter op te treden in de zin van verlosser, in de tweede als richter, in de zin van hersteller van de ware godsdienst. Niet alleen wil de Heere zich aan hem bekend maken als de alleen ware God van Israël, maar ook wil Hij betuigen, dat Hij als zodanig door Gideon en het volk moet worden erkend.. 2) Deze stad mag niet verwisseld worden met de plaats met dezelfde naam ten zuidoosten van Bethel in de stam van Benjamin (Joshua 18:23; 1 Samuel 13:17). De juiste ligging is niet met zekerheid te bepalen. Van de Velde plaatst haar zuidoostelijk van Sichem in de tegenwoordige puinhopen Erfaï. Wij menen, dat zij gelegen zal hebben in het aan deze zijde van de Jordaan gelegen gebied van de stam Manasse..

Dit Ofra werd dan ook genoemd Ofra van de Abi-Ezriet, in tegenstelling tot Ofra van Benjamin..

3)Abi-ezriet of vader van de Ezrieten. Zo was Joas het familiehoofd (Exodus 6:15) van dit tot de stam van Manasse behorend kleine geslacht (Numbers 26:30vv. Joshua 17:2), en als zodanig bezitter van dit Ofra..

4) Eigenlijk staat er: met de stok slaan. Het dorsen vond plaats met dorswagens in het vrije veld. Wanneer men echter maar weinig koren in zijn bezit had, werd met een stok het graan uit de halmen geslagen. Dit nu was hier het geval. Gideon doet als de armen, omdat de Midianieten het meeste koren hadden weggehaald en hij nog een weinig had gered, dat hij nu dorst bij de pers, d.i. uit nood bij de wijnpers..

5) De wijnpers bestond bij de joden in een grote stenen trog, met een getraliede opening in het midden van de bodem, waaronder een kleine kuip stond; hierin werden de druiven uitgetreden (Isaiah 63:1vv.) en hierin vloeide de most door de opening af. Gewoonlijk waren zulke persen in vaste stenen van de grond uitgehouwen. Robinson heeft op de weg van Sichem naar Joppe zo'n in nog goede toestand gevonden. Of zij werden in de aarde gegraven en met stenen vastgemetseld (Isaiah 5:2 Matthew 21:33). Men deed dit het liefst buiten de steden (Revelation 4:18vv.). Het treden, een moeilijke arbeid (Isaiah 63:3) verrichten meestal de slaven (Exodus 16:24), die zich daarbij door gezang en muziek opvrolijkten (Isaiah 16:10 Jeremiah 25:30)..

Vers 11

11. Toen 1) kwam een Engel des HEEREN, de ongeschapen Engel, die God gelijk is, in wie de Heere de aartsvaders verschenen was (Genesis 18:1vv.), en die ook Israël uit Egypte geleid en naar Kanan gebracht had (Exodus 23:20vv. Judges 2:1vv.), in de gedaante van een reiziger met een staf in de hand (Judges 6:21) in het door de Midianieten zo zwaar verdrukte land, en zette zich onder de eik, (de Terebinthe (Genesis 35:4), die te Ofra 2) (= jong hert) is, die aan Joas (= de HEERE gaf), de Abi-ezriet, 3) toekwam; en zijn zoon Gideon (= verbrijzelaar) dorste, 4) juist toen de reiziger onder de eik ging zitten, tarwe, bij de pers. 5) Hij dorste deze uit om die te vluchten, te verbergen voor het aangezicht van de Midianieten, die weerin aantocht waren om hun jaarlijkse strooptochten te herhalen.

1) Als de profeet de zonde heeft voorgehouden aan het volk, en daarmee het volk tot boete en berouw heeft geroepen, gaat de Heere verder en zorgt nu ook voor een redder in de persoon van Gideon, en wel op bijzondere wijze, opdat Israël zal leren, dat het God, de Heere, alleen is, die Zijn volk verlost van zijn vijanden en van hun verdrukking..

De roeping van Gideon heeft plaats in twee openbaringen van Gods zijde. In de eerste, door middel van de Engel door Wie Hij hem roept, om Israël te verlossen; in de tweede, door middel van een droomgezicht, om de altaren van Bal te verwoesten. In de eerste daarom om als richter op te treden in de zin van verlosser, in de tweede als richter, in de zin van hersteller van de ware godsdienst. Niet alleen wil de Heere zich aan hem bekend maken als de alleen ware God van Israël, maar ook wil Hij betuigen, dat Hij als zodanig door Gideon en het volk moet worden erkend.. 2) Deze stad mag niet verwisseld worden met de plaats met dezelfde naam ten zuidoosten van Bethel in de stam van Benjamin (Joshua 18:23; 1 Samuel 13:17). De juiste ligging is niet met zekerheid te bepalen. Van de Velde plaatst haar zuidoostelijk van Sichem in de tegenwoordige puinhopen Erfaï. Wij menen, dat zij gelegen zal hebben in het aan deze zijde van de Jordaan gelegen gebied van de stam Manasse..

Dit Ofra werd dan ook genoemd Ofra van de Abi-Ezriet, in tegenstelling tot Ofra van Benjamin..

3)Abi-ezriet of vader van de Ezrieten. Zo was Joas het familiehoofd (Exodus 6:15) van dit tot de stam van Manasse behorend kleine geslacht (Numbers 26:30vv. Joshua 17:2), en als zodanig bezitter van dit Ofra..

4) Eigenlijk staat er: met de stok slaan. Het dorsen vond plaats met dorswagens in het vrije veld. Wanneer men echter maar weinig koren in zijn bezit had, werd met een stok het graan uit de halmen geslagen. Dit nu was hier het geval. Gideon doet als de armen, omdat de Midianieten het meeste koren hadden weggehaald en hij nog een weinig had gered, dat hij nu dorst bij de pers, d.i. uit nood bij de wijnpers..

5) De wijnpers bestond bij de joden in een grote stenen trog, met een getraliede opening in het midden van de bodem, waaronder een kleine kuip stond; hierin werden de druiven uitgetreden (Isaiah 63:1vv.) en hierin vloeide de most door de opening af. Gewoonlijk waren zulke persen in vaste stenen van de grond uitgehouwen. Robinson heeft op de weg van Sichem naar Joppe zo'n in nog goede toestand gevonden. Of zij werden in de aarde gegraven en met stenen vastgemetseld (Isaiah 5:2 Matthew 21:33). Men deed dit het liefst buiten de steden (Revelation 4:18vv.). Het treden, een moeilijke arbeid (Isaiah 63:3) verrichten meestal de slaven (Exodus 16:24), die zich daarbij door gezang en muziek opvrolijkten (Isaiah 16:10 Jeremiah 25:30)..

Vers 12

12. Toen verscheen hem, op de in Judges 6:11 beschreven wijze, de Engel des HEEREN en zei tot hem (Ruth 2:4 Luke 1:28): De HEERE is met u, 1) en wil u helpen in de volvoering van uw voornemens, gij strijdbare held.

1) Uit deze woorden van de Engel des Heeren tot Gideon mag men afleiden, dat hij onder het dorsen niet alleen gedacht en gezucht heeft over de ellende van het volk, maar ook over de wijze, waarop men van de Midianiet zou worden verlost. Tevens dat hij geen enkele uitkomst zag en volstrekt geen enkel redmiddel kon bedenken, omdat de hand van de Heere tegen zijn volk was en het wel scheen, dat de God van het Verbond Zijn volk geheel en al verlaten had..

Maar ziet, waar de mens denkt, dat het een afgesneden zaak is, daar toont God, dat bij Hem alle dingen mogelijk zijn, dat Hij uitkomsten heeft, waar de mens niets anders ziet dan de donkere nacht van het verderf..

Het is daarom dan ook, dat de Heere tot Gideon zegt: De Heere is met u, gij strijdbare held, met welke woorden Hij aan Gideon verzekert, dat omdat Hij met hem zal zijn, hij een man zal wezen, die als een strijdbaar oorlogsheld zal optreden.. 13. Maar Gideon, aan zijn droefgeestigheid de vrije loop latende (Genesis 15:12) zei tot Hem: Och mijn Heer! 1) spreek niet zo, als de HEERE met ons is, zoals gij zegt, waarom is ons dan dit alles overkomen, dat lijnrecht tegenover uw bewering staat? en waar zijn al Zijn wonderen, die onze vaders ons verteld hebben, zeggende: Heeft ons de HEERE niet uit Egypte gevoerd? Toen is de Heere met ons geweest, maar nu heeft ons de HEERE verlaten, en heeft ons in de hand van de Midianieten gegeven.2) Er is bovendien geen enkel teken, dat Hij ons weer aanneemt.

1) In het Hebreeuws Bi Adoni. Het woordje "Bi" heeft de kracht van ons, met uw verlof..

Het Hebreeuwse woord "bi" letterlijk vertaald is: "met mij"?.

Gideon weet nog niet, dat het de Heere zelf is, die met hem spreekt, daarom spreekt hij Hem aan, niet met de naam van Heere, maar van Heer..

Hij plaatst verder de diep treurige toestand van het volk van de tegenwoordige tijd, tegenover de wondermacht van de Heere van vroeger. Vroeger had de Heere Israël gered, maar nu had hij Zijn volk verlaten en het overgegeven in de handen van zijn vijanden..

2) Gideon voegde zich bij de duizenden van Israël, en weigerde getroost te worden, tenzij geheel Israël deelgenoten van die troost waren. Zo ver was hij van die troost voor zich alleen, met uitsluiting van anderen, te begeren, niettegenstaande hem een zo schone gelegenheid daartoe aan de hand werd gegeven..

Mensen, die niet slechts voor zichzelf, maar ook voor anderen leven, rekenen alleen tot hun eer en vreugde datgene, wat hen in staat stelt, om de algemene belangen van Gods Kerk te behartigen..

Vers 12

12. Toen verscheen hem, op de in Judges 6:11 beschreven wijze, de Engel des HEEREN en zei tot hem (Ruth 2:4 Luke 1:28): De HEERE is met u, 1) en wil u helpen in de volvoering van uw voornemens, gij strijdbare held.

1) Uit deze woorden van de Engel des Heeren tot Gideon mag men afleiden, dat hij onder het dorsen niet alleen gedacht en gezucht heeft over de ellende van het volk, maar ook over de wijze, waarop men van de Midianiet zou worden verlost. Tevens dat hij geen enkele uitkomst zag en volstrekt geen enkel redmiddel kon bedenken, omdat de hand van de Heere tegen zijn volk was en het wel scheen, dat de God van het Verbond Zijn volk geheel en al verlaten had..

Maar ziet, waar de mens denkt, dat het een afgesneden zaak is, daar toont God, dat bij Hem alle dingen mogelijk zijn, dat Hij uitkomsten heeft, waar de mens niets anders ziet dan de donkere nacht van het verderf..

Het is daarom dan ook, dat de Heere tot Gideon zegt: De Heere is met u, gij strijdbare held, met welke woorden Hij aan Gideon verzekert, dat omdat Hij met hem zal zijn, hij een man zal wezen, die als een strijdbaar oorlogsheld zal optreden.. 13. Maar Gideon, aan zijn droefgeestigheid de vrije loop latende (Genesis 15:12) zei tot Hem: Och mijn Heer! 1) spreek niet zo, als de HEERE met ons is, zoals gij zegt, waarom is ons dan dit alles overkomen, dat lijnrecht tegenover uw bewering staat? en waar zijn al Zijn wonderen, die onze vaders ons verteld hebben, zeggende: Heeft ons de HEERE niet uit Egypte gevoerd? Toen is de Heere met ons geweest, maar nu heeft ons de HEERE verlaten, en heeft ons in de hand van de Midianieten gegeven.2) Er is bovendien geen enkel teken, dat Hij ons weer aanneemt.

1) In het Hebreeuws Bi Adoni. Het woordje "Bi" heeft de kracht van ons, met uw verlof..

Het Hebreeuwse woord "bi" letterlijk vertaald is: "met mij"?.

Gideon weet nog niet, dat het de Heere zelf is, die met hem spreekt, daarom spreekt hij Hem aan, niet met de naam van Heere, maar van Heer..

Hij plaatst verder de diep treurige toestand van het volk van de tegenwoordige tijd, tegenover de wondermacht van de Heere van vroeger. Vroeger had de Heere Israël gered, maar nu had hij Zijn volk verlaten en het overgegeven in de handen van zijn vijanden..

2) Gideon voegde zich bij de duizenden van Israël, en weigerde getroost te worden, tenzij geheel Israël deelgenoten van die troost waren. Zo ver was hij van die troost voor zich alleen, met uitsluiting van anderen, te begeren, niettegenstaande hem een zo schone gelegenheid daartoe aan de hand werd gegeven..

Mensen, die niet slechts voor zichzelf, maar ook voor anderen leven, rekenen alleen tot hun eer en vreugde datgene, wat hen in staat stelt, om de algemene belangen van Gods Kerk te behartigen..

Vers 14

14. Toen keerde de HEERE zich 1) tot hem en zag hem met een blik vol majesteit aan, waaruit Gideon kon leren kennen, wie Hij was, die tot hem sprak, en Hij zei: a) Ga heen in deze kracht 2) waarom Ik u een strijdbaar held genoemd heb, en gij zult Israël uit de hand van de Midianieten verlossen; heb Ik, de Heere, u niet gezonden? 3) Wie Ik zend, die zal gezegend zijn.

a) 1 Samuel 12:11 Hebrews 11:32

1) Let wel, er staat niet meer de Engel, maar de Heere, omdat de Heere zich nu zeer duidelijk in Zijn Wezen aan Gideon openbaarde..

De HEERE is de Engel; het zien van God op iemand betekent: hem aannemen..

2) Deze woorden schijnen te kennen te geven, dat Gideon, door het gunstig oog, dat God op hem sloeg, terstond met grote kloekmoedigheid begiftigd is. D.i. niet in uw eigen kracht, maar bij het erkennen van uw machteloosheid en ellende en die van het volk in die kracht die gij van Mij ontvangt..

Omdat Gideon door de Heere was geroepen, zou Hij ook hem de kracht geven, om diens werk te volbrengen. Omdat God hem een strijdbaar held had genoemd, daarom zou hij het ook zijn..

3) Omdat Gideon, zoals we mogen veronderstellen, zeer verbaasd stond, toen hem die buitengewone en wonderbare macht en last werd opgedragen en daarom zeker zal in twijfel hebben gestaan, of hij staat moet maken op hetgeen hij hoorde, zo bevestigde de Engel zijn bevel met zijn eigen gezag en getuigenis en meer had Gideon niet nodig..

Vers 14

14. Toen keerde de HEERE zich 1) tot hem en zag hem met een blik vol majesteit aan, waaruit Gideon kon leren kennen, wie Hij was, die tot hem sprak, en Hij zei: a) Ga heen in deze kracht 2) waarom Ik u een strijdbaar held genoemd heb, en gij zult Israël uit de hand van de Midianieten verlossen; heb Ik, de Heere, u niet gezonden? 3) Wie Ik zend, die zal gezegend zijn.

a) 1 Samuel 12:11 Hebrews 11:32

1) Let wel, er staat niet meer de Engel, maar de Heere, omdat de Heere zich nu zeer duidelijk in Zijn Wezen aan Gideon openbaarde..

De HEERE is de Engel; het zien van God op iemand betekent: hem aannemen..

2) Deze woorden schijnen te kennen te geven, dat Gideon, door het gunstig oog, dat God op hem sloeg, terstond met grote kloekmoedigheid begiftigd is. D.i. niet in uw eigen kracht, maar bij het erkennen van uw machteloosheid en ellende en die van het volk in die kracht die gij van Mij ontvangt..

Omdat Gideon door de Heere was geroepen, zou Hij ook hem de kracht geven, om diens werk te volbrengen. Omdat God hem een strijdbaar held had genoemd, daarom zou hij het ook zijn..

3) Omdat Gideon, zoals we mogen veronderstellen, zeer verbaasd stond, toen hem die buitengewone en wonderbare macht en last werd opgedragen en daarom zeker zal in twijfel hebben gestaan, of hij staat moet maken op hetgeen hij hoorde, zo bevestigde de Engel zijn bevel met zijn eigen gezag en getuigenis en meer had Gideon niet nodig..

Vers 15

15. En hij zei tot hem, wel geneigd de zending aan te nemen, maar toch met een hart nog vol bedenkingen: Och mijn Heer! zo Gij mij zendt, zeg mij dan ook, waarmee zal ik Israëlverlossen? Ik weet geen middel daartoe. Zie, mijn duizend, 2) het geslacht van de Ezrieten, is het armste in Manasse, en kan zoveel volk niet leveren, als er nodig is, om de Midianieten aan te tasten, en ik ben de kleinste, dejongste, in mijn vaders huis, zodat ook mijn eigen familie mij niet zou volgen. 3)

1) De Masora plaatst de klinkers hier niet als in Judges 6:13 "Adoni" = mijnheer, maar "Adonai" = Heere. Gideon heeft reeds bemerkt, wie tot Hem sprak. De schriften van het Oude Testament zijn namelijk op perkamenten rollen, die uit huiden van dieren vervaardigd werden, met inkt (Numbers 5:23) in het oud-Hebreeuwse letterschrift, zonder vokaaltekenen of accenten, zonder vers-, hoofdstuk-, of zinasfdelingen geschreven. Het oudere letterschrift, dat met het oud-Phoenicisch alfabet overeenkomst heeft, ging sinds de Babylonische ballingschap in het kwadraat- of Assyrische letterschrift over. Sinds Ezra was allengs een grotere ijver voor de studie van de Heilige Schrift opgewekt, waardoor het schriftgebruik algemener werd en letters nodig waren, die meer aan de behoeften van het snel- en schoonschrijven voldeden. Dit kwadraatschrift was ten tijde van Christus algemeen in gebruik, zoals uit Matthew 5:18 blijkt, want wanneer daar van de kleinste letters sprake is, zo is in de grondtekst deze letter (Jod y) met name genoemd; onder tittels zijn zulke streepjes bedoeld, waardoor bv. de r van de d, de x van de h onderscheiden worden. De vocalen, die oorspronkelijk zeer eenvoudig geweest zijn, werden later tot een vocaalsysteem, en werden van de 7e tot de 10e eeuw in de school van Tiberias, overeenkomstig de mondelinge overlevering (Masora) in de tekst geplaatst; zodat men van die tijd af, ten minste voor bijzonder gebruik, slechts gepunctueerde handschriften had. Van de vers- en kapittelafdeling is reeds bij Genesis (Genesis 32:2) en van de zinafdelingen (Paraschen) bij Exodus (Exodus 20:6) gesproken..

Hij zegt nu niet meer: Och mijn Heer, maar och Heere. Zo moet het toch vertaald worden, omdat er niet staat, zoals in Judges 6:13, Adoni, maar Adonai. Gideon begint te voelen en te bemerken, dat hij met een Goddelijk Persoon te doen heeft, die met hem spreekt. Wat hij verder spreekt is geen teken van ongeloof in zijn roeping, maar bekentenis van zijn zwakheid. Hij weet niet hoe hij dat kan doen, wat hem wordt opgedragen. Hij is zo zwak en zijn stam is zo zwak, dat hij geen mogelijkheid ziet, om te doen, wat hij moet doen.. 2) Volgens de raad van Jethro waren de Israëlieten verdeeld in honderden en in duizenden; dat duizend, waartoe Gideon behoorde, was het geringste van al de duizenden van Manasse..

3) De plaatsen, die de rijkdom van de halve stam Manasse uitmaakten, waren nooit van de oorspronkelijke inwoners gezuiverd. Zij waren blijven wonen te Beth-sean, in Tanach, Megiddo, Jibleam en Dr. Overal verhieven zich hier de altaren van Bal. Bij zo'n omgeving zijn de gelovigen te allen tijde in moeilijke toestand, voornamelijk in tijden, waarin Bal schijnt te overwinnen. Hun hart vervalt tot droefheid en de machteloze toestand bij de gedachte van vroegere zegen, maakt hen kleinmoedig. Zal Gideons bescheiden gemoed tot moed ontvlamd worden, dan moet hij volle zekerheid hebben, dat God met hem is, dat Hij nog wonderen doet en in deze Zijn liefde tot Israël openbaart. Gideon houdt zichzelf voor zeer gering, daarom verlangt hij van God veel (Judges 6:17)..

De keus van Gideon is wonderbaar. Niet alleen was hij de jongste in de kleinste stam. Waar hij thuis was, waren de meesten heidenen; afgodendienst heerste in zijn vaders huis. Als een vuurbrand haalde God hem uit het vuur, om een redder van het volk te zijn. Zo bekeerde God Zijn apostelen midden uit de menigte van de vijanden en uit de woede op Damascus' weg. Zo ging Luther uit het klooster om het Evangelie van de vrijheid te verkondigen. God roept, van waar Hij wil, en noch school noch Cterie kan Zijn keus te niet doen..

Wanneer wij menen, dat God het verst van ons is, dat Hij ons in ongenade verlaten heeft, zo is Hij met Zijn genade en almachtige hulp ons het meest nabij.

Vers 15

15. En hij zei tot hem, wel geneigd de zending aan te nemen, maar toch met een hart nog vol bedenkingen: Och mijn Heer! zo Gij mij zendt, zeg mij dan ook, waarmee zal ik Israëlverlossen? Ik weet geen middel daartoe. Zie, mijn duizend, 2) het geslacht van de Ezrieten, is het armste in Manasse, en kan zoveel volk niet leveren, als er nodig is, om de Midianieten aan te tasten, en ik ben de kleinste, dejongste, in mijn vaders huis, zodat ook mijn eigen familie mij niet zou volgen. 3)

1) De Masora plaatst de klinkers hier niet als in Judges 6:13 "Adoni" = mijnheer, maar "Adonai" = Heere. Gideon heeft reeds bemerkt, wie tot Hem sprak. De schriften van het Oude Testament zijn namelijk op perkamenten rollen, die uit huiden van dieren vervaardigd werden, met inkt (Numbers 5:23) in het oud-Hebreeuwse letterschrift, zonder vokaaltekenen of accenten, zonder vers-, hoofdstuk-, of zinasfdelingen geschreven. Het oudere letterschrift, dat met het oud-Phoenicisch alfabet overeenkomst heeft, ging sinds de Babylonische ballingschap in het kwadraat- of Assyrische letterschrift over. Sinds Ezra was allengs een grotere ijver voor de studie van de Heilige Schrift opgewekt, waardoor het schriftgebruik algemener werd en letters nodig waren, die meer aan de behoeften van het snel- en schoonschrijven voldeden. Dit kwadraatschrift was ten tijde van Christus algemeen in gebruik, zoals uit Matthew 5:18 blijkt, want wanneer daar van de kleinste letters sprake is, zo is in de grondtekst deze letter (Jod y) met name genoemd; onder tittels zijn zulke streepjes bedoeld, waardoor bv. de r van de d, de x van de h onderscheiden worden. De vocalen, die oorspronkelijk zeer eenvoudig geweest zijn, werden later tot een vocaalsysteem, en werden van de 7e tot de 10e eeuw in de school van Tiberias, overeenkomstig de mondelinge overlevering (Masora) in de tekst geplaatst; zodat men van die tijd af, ten minste voor bijzonder gebruik, slechts gepunctueerde handschriften had. Van de vers- en kapittelafdeling is reeds bij Genesis (Genesis 32:2) en van de zinafdelingen (Paraschen) bij Exodus (Exodus 20:6) gesproken..

Hij zegt nu niet meer: Och mijn Heer, maar och Heere. Zo moet het toch vertaald worden, omdat er niet staat, zoals in Judges 6:13, Adoni, maar Adonai. Gideon begint te voelen en te bemerken, dat hij met een Goddelijk Persoon te doen heeft, die met hem spreekt. Wat hij verder spreekt is geen teken van ongeloof in zijn roeping, maar bekentenis van zijn zwakheid. Hij weet niet hoe hij dat kan doen, wat hem wordt opgedragen. Hij is zo zwak en zijn stam is zo zwak, dat hij geen mogelijkheid ziet, om te doen, wat hij moet doen.. 2) Volgens de raad van Jethro waren de Israëlieten verdeeld in honderden en in duizenden; dat duizend, waartoe Gideon behoorde, was het geringste van al de duizenden van Manasse..

3) De plaatsen, die de rijkdom van de halve stam Manasse uitmaakten, waren nooit van de oorspronkelijke inwoners gezuiverd. Zij waren blijven wonen te Beth-sean, in Tanach, Megiddo, Jibleam en Dr. Overal verhieven zich hier de altaren van Bal. Bij zo'n omgeving zijn de gelovigen te allen tijde in moeilijke toestand, voornamelijk in tijden, waarin Bal schijnt te overwinnen. Hun hart vervalt tot droefheid en de machteloze toestand bij de gedachte van vroegere zegen, maakt hen kleinmoedig. Zal Gideons bescheiden gemoed tot moed ontvlamd worden, dan moet hij volle zekerheid hebben, dat God met hem is, dat Hij nog wonderen doet en in deze Zijn liefde tot Israël openbaart. Gideon houdt zichzelf voor zeer gering, daarom verlangt hij van God veel (Judges 6:17)..

De keus van Gideon is wonderbaar. Niet alleen was hij de jongste in de kleinste stam. Waar hij thuis was, waren de meesten heidenen; afgodendienst heerste in zijn vaders huis. Als een vuurbrand haalde God hem uit het vuur, om een redder van het volk te zijn. Zo bekeerde God Zijn apostelen midden uit de menigte van de vijanden en uit de woede op Damascus' weg. Zo ging Luther uit het klooster om het Evangelie van de vrijheid te verkondigen. God roept, van waar Hij wil, en noch school noch Cterie kan Zijn keus te niet doen..

Wanneer wij menen, dat God het verst van ons is, dat Hij ons in ongenade verlaten heeft, zo is Hij met Zijn genade en almachtige hulp ons het meest nabij.

Vers 16

16. En de HEERE zei tot hem: Omdat Ik met u zal zijn (Exodus 3:12 Joshua 1:5), zo zult gij de Midianieten slaan, als een enkel man, 1) dat is, gij zult ze met een slag vernietigen (Numbers 14:15).

1) De Heere komt zijn kleingeloof te hulp, door hem de verzekering te geven, dat Hij met hem zal zijn, en belooft dat het hem niet meer moeite zal kosten, om al die Midianieten te verslaan, als dat hij n man zou doden..

Vers 16

16. En de HEERE zei tot hem: Omdat Ik met u zal zijn (Exodus 3:12 Joshua 1:5), zo zult gij de Midianieten slaan, als een enkel man, 1) dat is, gij zult ze met een slag vernietigen (Numbers 14:15).

1) De Heere komt zijn kleingeloof te hulp, door hem de verzekering te geven, dat Hij met hem zal zijn, en belooft dat het hem niet meer moeite zal kosten, om al die Midianieten te verslaan, als dat hij n man zou doden..

Vers 17

17. En hij, met zo'n helper tevreden, maar ook nu des te meer zekerheid verlangende, dat het werkelijk een goddelijk persoon was, zei tot Hem: Indien ik nu genadegevonden heb in Uw ogen, zo doe mij een teken, 1) geef mij door een wonderteken op ontwijfelbare wijze te zien, dat Gij het zijt, die met mij spreekt.

1) De bede geschiedde niet in ongeloof, maar in kinderlijk eerbiedige belijdenis van eigen geloofszwakheid, zodat op hem het woord van de Heere (Matthew 12:39) niet toepasselijk is..

Vermetelheid en hoogmoed voeren de mens niet tot God, maar wel ootmoed en nederigheid..

Vers 17

17. En hij, met zo'n helper tevreden, maar ook nu des te meer zekerheid verlangende, dat het werkelijk een goddelijk persoon was, zei tot Hem: Indien ik nu genadegevonden heb in Uw ogen, zo doe mij een teken, 1) geef mij door een wonderteken op ontwijfelbare wijze te zien, dat Gij het zijt, die met mij spreekt.

1) De bede geschiedde niet in ongeloof, maar in kinderlijk eerbiedige belijdenis van eigen geloofszwakheid, zodat op hem het woord van de Heere (Matthew 12:39) niet toepasselijk is..

Vermetelheid en hoogmoed voeren de mens niet tot God, maar wel ootmoed en nederigheid..

Vers 18

18. Wijk toch niet van hier, totdat ik tot mijn vaders huis gegaan ben en weer bij U kom, en mijn geschenk 1) uitbreng en U voorzet. En Hij zei: Ik zal blijven, totdat Gij terugkomt en u het teken niet onthouden. 1) Dit geschenk was niet een offer, en evenmin een gewoon geschenk, maar een dusgenoemde offergave. Uit de aanneming daarvan zou Gideon weten, dat het waarlijk de God van Israël was, die met hem had gesproken..

Vers 18

18. Wijk toch niet van hier, totdat ik tot mijn vaders huis gegaan ben en weer bij U kom, en mijn geschenk 1) uitbreng en U voorzet. En Hij zei: Ik zal blijven, totdat Gij terugkomt en u het teken niet onthouden. 1) Dit geschenk was niet een offer, en evenmin een gewoon geschenk, maar een dusgenoemde offergave. Uit de aanneming daarvan zou Gideon weten, dat het waarlijk de God van Israël was, die met hem had gesproken..

Vers 19

19. En Gideon ging in zijn huis, en bereidde een geitebokje, en ongezuurde koeken1) van een efa meel (Exodus 16:36), waarvan hij in allerijl askoeken bakte; het vlees benevens de koeken legde hij in een korf, 2) en het vocht deed hij in een pot; en hij bracht het tot Hem, tot onder de eik, en zette het neer, om af te wachten wat zijn gast nu zou doen.

1) Gideons gave bestaat in spijzen, zoals men die aan een gast, die men wil eren voorzette; hij verwacht echter niet, dat zijn gast, die hij reeds voor de Here zelf erkend heeft, deze op mensenwijze verteren zal, maar dat Hij ze als een offer opnemen en met vuur verbranden zal, en zich daardoor onweerlegbaar als God zal openbaren. Zijn hart is niet meer in twijfel, wie hij voor zich heeft (Judges 6:15), hij wil alleen nog de zetel van de Heer hebben tot overtuiging van zijn hart, om daarna met vertrouwen op het welslagen het werk aan te vangen, dat hem opgedragen is..

Wat den mens sterk maakt in de arbeid, de strijd en het lijden van het leven, wat met Gideons heldenmoed ook de zwakste vrouw toerust, dat is waarlijk niet de blik op eigen kracht, die als een riet verbroken wordt, maar alleen de zekerheid van de hemelse roeping, het onwrikbaar geloof onder de dienst van de Heere, bescherming en toezicht te staan, niet zichzelf, maar God toe te behoren (vgl. Hebrews 13:9)..

2) In het Hebreeuws Sal; overal waar dit woord elders voorkomt is het een broodkorf. Dat Gideon deze nu voor vlees gebruikt is een bewijs van zijn haasten..

Vers 19

19. En Gideon ging in zijn huis, en bereidde een geitebokje, en ongezuurde koeken1) van een efa meel (Exodus 16:36), waarvan hij in allerijl askoeken bakte; het vlees benevens de koeken legde hij in een korf, 2) en het vocht deed hij in een pot; en hij bracht het tot Hem, tot onder de eik, en zette het neer, om af te wachten wat zijn gast nu zou doen.

1) Gideons gave bestaat in spijzen, zoals men die aan een gast, die men wil eren voorzette; hij verwacht echter niet, dat zijn gast, die hij reeds voor de Here zelf erkend heeft, deze op mensenwijze verteren zal, maar dat Hij ze als een offer opnemen en met vuur verbranden zal, en zich daardoor onweerlegbaar als God zal openbaren. Zijn hart is niet meer in twijfel, wie hij voor zich heeft (Judges 6:15), hij wil alleen nog de zetel van de Heer hebben tot overtuiging van zijn hart, om daarna met vertrouwen op het welslagen het werk aan te vangen, dat hem opgedragen is..

Wat den mens sterk maakt in de arbeid, de strijd en het lijden van het leven, wat met Gideons heldenmoed ook de zwakste vrouw toerust, dat is waarlijk niet de blik op eigen kracht, die als een riet verbroken wordt, maar alleen de zekerheid van de hemelse roeping, het onwrikbaar geloof onder de dienst van de Heere, bescherming en toezicht te staan, niet zichzelf, maar God toe te behoren (vgl. Hebrews 13:9)..

2) In het Hebreeuws Sal; overal waar dit woord elders voorkomt is het een broodkorf. Dat Gideon deze nu voor vlees gebruikt is een bewijs van zijn haasten..

Vers 20

20. Doch de Engel van God zei tot hem: Neem het vlees en de ongezuurde koeken uit de korf, en leg ze op die rotssteen, die hier aan Mijn zijde is, als op een altaar, en giet het vocht daarover uit; en hij deed alzo. 1)

1) Gideon weet nu reeds, dat Hij, die met hem gesproken had, een gezant van God was, en daarom wilde hij Hem een offergave brengen. Dat Hij waarlijk de Heere God zelf was, weet hij nog niet. Dit zou hij nu te weten komen..

De Heere beveelt de offergave op een rotssteen te leggen. De rotssteen moest tot altaar dienen en alzo moest de offergave in een werkelijk offer herschapen worden..

Vers 20

20. Doch de Engel van God zei tot hem: Neem het vlees en de ongezuurde koeken uit de korf, en leg ze op die rotssteen, die hier aan Mijn zijde is, als op een altaar, en giet het vocht daarover uit; en hij deed alzo. 1)

1) Gideon weet nu reeds, dat Hij, die met hem gesproken had, een gezant van God was, en daarom wilde hij Hem een offergave brengen. Dat Hij waarlijk de Heere God zelf was, weet hij nog niet. Dit zou hij nu te weten komen..

De Heere beveelt de offergave op een rotssteen te leggen. De rotssteen moest tot altaar dienen en alzo moest de offergave in een werkelijk offer herschapen worden..

Vers 21

21. En de Engel des HEEREN stak het uiterste van de staf uit, die in zijn hand was en raakte met het einde daarvan het vlees en de ongezuurde koeken aan: toen ging er vuur op uit de rots 1) en verteerde het vlees en de ongezuurdekoeken. En de Engel des HEEREN bekwam (verdween) op datzelfde ogenblik uit zijn ogen. 2)

1) De Engel doet, zoals Gideon verwacht heeft; Hij maakt zijn gave tot een offer; maar Hij doet boven bidden en denken, omdat het vuur niet van de hemel valt, maar uit de rots voortkomt tot een zeker bewijs, dat Hij, die in de hemel woont, thans naast hem op aarde staat. Het is tevens een zinnebeeldig teken: "Zie, wilde de Engel hem zeggen, hoe ik met mijn staf vuur uit de rots voortbreng, zo kan Ik ook u, Gideon wat een geringe en zwakke staf gij ook in uw eigen ogen moogt zijn, als Mijn werktuig tot overwinning van het Midianitische leger gebruiken, zodat zij door u verteerd worden, als uw offer door het vuur"..

Ook van de rots van ons heil gaat vuur uit, het vuur van de Heilige Geest, en wie de vuurdoop van de Geest ontvangen heeft, die is aangedaan met kracht uit de hoogte en vermag alles door Hem, die hem machtig maakt, door Christus..

De Heere deed hem een teken in en door hetgeen Gideon zo vriendelijk voor hem ten maaltijd had toebereid, want hetgeen we God aanbieden en offeren tot Zijn heerlijkheid en ten teken van onze dankbaarheid jegens Hem, zal door de genade van God tot onze eigen vertroosting en vergenoeging verstrekken..

2) Dit wil zeggen: Verdween plotseling voor de ogen van Gideon. Hij wist nu met Wie hij gesproken had. Zijn teken was aangenomen, maar tegelijk ontstond er in zijn ziel een heilige vrees, zodat hij dacht te sterven. Want niet als een mens, maar als een geest verdween de Engel, die met hem had gesproken..

Vers 21

21. En de Engel des HEEREN stak het uiterste van de staf uit, die in zijn hand was en raakte met het einde daarvan het vlees en de ongezuurde koeken aan: toen ging er vuur op uit de rots 1) en verteerde het vlees en de ongezuurdekoeken. En de Engel des HEEREN bekwam (verdween) op datzelfde ogenblik uit zijn ogen. 2)

1) De Engel doet, zoals Gideon verwacht heeft; Hij maakt zijn gave tot een offer; maar Hij doet boven bidden en denken, omdat het vuur niet van de hemel valt, maar uit de rots voortkomt tot een zeker bewijs, dat Hij, die in de hemel woont, thans naast hem op aarde staat. Het is tevens een zinnebeeldig teken: "Zie, wilde de Engel hem zeggen, hoe ik met mijn staf vuur uit de rots voortbreng, zo kan Ik ook u, Gideon wat een geringe en zwakke staf gij ook in uw eigen ogen moogt zijn, als Mijn werktuig tot overwinning van het Midianitische leger gebruiken, zodat zij door u verteerd worden, als uw offer door het vuur"..

Ook van de rots van ons heil gaat vuur uit, het vuur van de Heilige Geest, en wie de vuurdoop van de Geest ontvangen heeft, die is aangedaan met kracht uit de hoogte en vermag alles door Hem, die hem machtig maakt, door Christus..

De Heere deed hem een teken in en door hetgeen Gideon zo vriendelijk voor hem ten maaltijd had toebereid, want hetgeen we God aanbieden en offeren tot Zijn heerlijkheid en ten teken van onze dankbaarheid jegens Hem, zal door de genade van God tot onze eigen vertroosting en vergenoeging verstrekken..

2) Dit wil zeggen: Verdween plotseling voor de ogen van Gideon. Hij wist nu met Wie hij gesproken had. Zijn teken was aangenomen, maar tegelijk ontstond er in zijn ziel een heilige vrees, zodat hij dacht te sterven. Want niet als een mens, maar als een geest verdween de Engel, die met hem had gesproken..

Vers 22

22. Toen zag Gideon uit hetgeen geschied was, dat het een Engel des HEEREN was, de Engel die de Heere zelf is; en Gideon zei, vol vrees dat hij zou moeten sterven (Exodus 33:20 vgl. Genesis 16:13; Genesis 32:30 Exodus 20:19): Ach Heere HEERE! daarom, omdat ik een Engel des HEEREN gezien heb van aangezicht tot aangezicht, 1) zal de dood over mij komen.

1) Had Jakob zich verwonderd, dat Hij de Heere had gezien en dat toch zijn ziel was gered, dat hij het leven had behouden (Genesis 32:30), bij Gideon ontstond een grote vrees, dat hij nu zou sterven..

Deze vrees is een gevolg van de vloek over de zonde, waarin de mens zich gestort heeft, door de overtreding van het gebod en door zijn afval van God..

Vers 22

22. Toen zag Gideon uit hetgeen geschied was, dat het een Engel des HEEREN was, de Engel die de Heere zelf is; en Gideon zei, vol vrees dat hij zou moeten sterven (Exodus 33:20 vgl. Genesis 16:13; Genesis 32:30 Exodus 20:19): Ach Heere HEERE! daarom, omdat ik een Engel des HEEREN gezien heb van aangezicht tot aangezicht, 1) zal de dood over mij komen.

1) Had Jakob zich verwonderd, dat Hij de Heere had gezien en dat toch zijn ziel was gered, dat hij het leven had behouden (Genesis 32:30), bij Gideon ontstond een grote vrees, dat hij nu zou sterven..

Deze vrees is een gevolg van de vloek over de zonde, waarin de mens zich gestort heeft, door de overtreding van het gebod en door zijn afval van God..

Vers 23

23. Maar de HEERE 1) zei tot hem: Vrede zij u, vrees niet, gij zult niet sterven, 2) hoewel gij Mij gezien hebt; Ik heb nog een werk voor u op de aarde, de verlossing van Israël.

1) Wij hebben hier aan geen herhaalde verschijning van de Engel des Heeren te denken, maar aan een spreken van de Heere tot Gideon, zoals Hij meermalen sprak met Abraham, met Jozua en de andere Bijbelheiligen..

Uit plaatsen als deze blijkt, dat Hij, die uit Maria vlees en bloed heeft aangenomen, meermalen in mensengedaante aan de ouden verschenen is. Kan het ons verwonderen? Petrus Martyr zegt: "het was waarlijk groter, wat Hij tenslotte voor ons gedaan heeft; maar zeer wel mag men aannemen, dat Hij, die het grotere heeft gedaan, ook het mindere heeft verricht; er is geen reden om daaraan te twijfelen.". 2) Maar ofschoon hij niet langer moest wandelen door aanschouwen, nochtans moest hij leven door het geloof, dat geloof, dat uit het gehoor is. Want de Heere zei tot hem met een hoorbare stem, deze aanmoedigende woorden: "Vrede zij u, vrees niet.".

Vers 23

23. Maar de HEERE 1) zei tot hem: Vrede zij u, vrees niet, gij zult niet sterven, 2) hoewel gij Mij gezien hebt; Ik heb nog een werk voor u op de aarde, de verlossing van Israël.

1) Wij hebben hier aan geen herhaalde verschijning van de Engel des Heeren te denken, maar aan een spreken van de Heere tot Gideon, zoals Hij meermalen sprak met Abraham, met Jozua en de andere Bijbelheiligen..

Uit plaatsen als deze blijkt, dat Hij, die uit Maria vlees en bloed heeft aangenomen, meermalen in mensengedaante aan de ouden verschenen is. Kan het ons verwonderen? Petrus Martyr zegt: "het was waarlijk groter, wat Hij tenslotte voor ons gedaan heeft; maar zeer wel mag men aannemen, dat Hij, die het grotere heeft gedaan, ook het mindere heeft verricht; er is geen reden om daaraan te twijfelen.". 2) Maar ofschoon hij niet langer moest wandelen door aanschouwen, nochtans moest hij leven door het geloof, dat geloof, dat uit het gehoor is. Want de Heere zei tot hem met een hoorbare stem, deze aanmoedigende woorden: "Vrede zij u, vrees niet.".

Vers 24

24. Toen bouwde Gideon, vol dankbare vreugde over Gods genade, die zijn menselijke zwakheid en zonde had bedekt, aldaar de HEERE een altaar, niet tot een offerplaats (Joshua 22:10vv.), maar tot een gedenkteken van deze openbaring (Exodus 17:15vv.), en noemde het volgens de troostrijke toespraak: Jehova Schaloom, datis: De HEERE is vrede, of de Heere van de vrede. Het is nog tot op deze dag, toen dit geschreven werd, in Ofra van de Abi-Ezrieten, 1)de stad Joas.

1) Niet alleen had Gideon door dit woord van de Heere voor zichzelf de verzekering ontvangen, dat hij in de rij van hen geplaatst was, die de zonde niet meer kan doden, die met een onmiddellijk verkeer met God verwaardigd zijn, maar hij had daardoor tevens de toezegging ontvangen, dat hij aan deze tijd, die de vrede van God miste en slechts met Zijn toorn vervuld was (Judges 6:13), deze vrede zou teruggegeven, en dat aan alle nood een einde gemaakt zou worden. Daarom deze veelbetekenende naam, die hij het altaar geeft..

III. Judges 6:25-Judges 6:32. In de op deze dag volgende nacht ontvangt Gideon van God bevel, het Balaltaar bij Ofra af te breken, op een van verre zichtbare plaats een altaar voor de HEERE op te richten en een zevenjarige stier uit de stal van zijn vader daarop ten brandoffer te offeren. Hij doet het in de eerstkomende nacht. Als de mensen van Ofra de volgende morgen, over deze vermeende misdaad ontzet, Joas tot uitlevering van zijn zoon oproepen, opdat zij hem doden, weet deze hen te overtuigen, dat Bal, wanneer hij werkelijk een God was, voor zichzelf kon strijden. Gideon ontvangt nu de erenaam, Jerubbal.

Vers 24

24. Toen bouwde Gideon, vol dankbare vreugde over Gods genade, die zijn menselijke zwakheid en zonde had bedekt, aldaar de HEERE een altaar, niet tot een offerplaats (Joshua 22:10vv.), maar tot een gedenkteken van deze openbaring (Exodus 17:15vv.), en noemde het volgens de troostrijke toespraak: Jehova Schaloom, datis: De HEERE is vrede, of de Heere van de vrede. Het is nog tot op deze dag, toen dit geschreven werd, in Ofra van de Abi-Ezrieten, 1)de stad Joas.

1) Niet alleen had Gideon door dit woord van de Heere voor zichzelf de verzekering ontvangen, dat hij in de rij van hen geplaatst was, die de zonde niet meer kan doden, die met een onmiddellijk verkeer met God verwaardigd zijn, maar hij had daardoor tevens de toezegging ontvangen, dat hij aan deze tijd, die de vrede van God miste en slechts met Zijn toorn vervuld was (Judges 6:13), deze vrede zou teruggegeven, en dat aan alle nood een einde gemaakt zou worden. Daarom deze veelbetekenende naam, die hij het altaar geeft..

III. Judges 6:25-Judges 6:32. In de op deze dag volgende nacht ontvangt Gideon van God bevel, het Balaltaar bij Ofra af te breken, op een van verre zichtbare plaats een altaar voor de HEERE op te richten en een zevenjarige stier uit de stal van zijn vader daarop ten brandoffer te offeren. Hij doet het in de eerstkomende nacht. Als de mensen van Ofra de volgende morgen, over deze vermeende misdaad ontzet, Joas tot uitlevering van zijn zoon oproepen, opdat zij hem doden, weet deze hen te overtuigen, dat Bal, wanneer hij werkelijk een God was, voor zichzelf kon strijden. Gideon ontvangt nu de erenaam, Jerubbal.

Vers 25

25. En het geschiedde in diezelfde nacht, nadat de verschijning (Judges 6:11) had plaatsgehad, dat de HEERE tot hem zei: Neem een stier van de ossen, 1)die van uw vader zijn, te weten, de tweede stier, die naar ouderdom of naar de plaatsing de tweede in de stal is, van zeven jaar, dus even oud als de verdrukking van de Midianieten geduurd heeft; en ga met deze uit, en breek af het altaar van Bal, dat van uw vader is, en waarop het door hem geregeerde geslacht van de Ezrieten afgodendienst verricht, en houw af het bos, 2) dat tegen Mijn uitdrukkelijk verbod (Deuteronomy 16:21) daarbij is. 3)

1) Hebreeuws "par hassjoor" = een volwassen stier, die Gideons vader waarschijnlijk had vetgemest, om hem aan Bal te offeren..

2) In het Hebreeuws Et-haschera. Beter is het woord onvertaald te laten, omdat hier bedoeld wordt, een houten zuil, Astarte voorstellende. Bal de mannelijke afgod en Astarte, de vrouwelijke, werden tegelijk op dat altaar vereerd. Dit altaar met die afgodsbeelden moest eerst weg, eerst afgehouwen, voordat de HEERE een altaar gebouwd kon worden..

Wij hebben hier de reiniging van Gideon en zijn wijding tot zijn ambt als richter. De reiniging en hervorming moet van het eigen huis beginnen.. 3) Liever: "houw de Asthareh (een beeld van Astarte) af, die daarop is" (Deuteronomy 16:21)..

Vers 25

25. En het geschiedde in diezelfde nacht, nadat de verschijning (Judges 6:11) had plaatsgehad, dat de HEERE tot hem zei: Neem een stier van de ossen, 1)die van uw vader zijn, te weten, de tweede stier, die naar ouderdom of naar de plaatsing de tweede in de stal is, van zeven jaar, dus even oud als de verdrukking van de Midianieten geduurd heeft; en ga met deze uit, en breek af het altaar van Bal, dat van uw vader is, en waarop het door hem geregeerde geslacht van de Ezrieten afgodendienst verricht, en houw af het bos, 2) dat tegen Mijn uitdrukkelijk verbod (Deuteronomy 16:21) daarbij is. 3)

1) Hebreeuws "par hassjoor" = een volwassen stier, die Gideons vader waarschijnlijk had vetgemest, om hem aan Bal te offeren..

2) In het Hebreeuws Et-haschera. Beter is het woord onvertaald te laten, omdat hier bedoeld wordt, een houten zuil, Astarte voorstellende. Bal de mannelijke afgod en Astarte, de vrouwelijke, werden tegelijk op dat altaar vereerd. Dit altaar met die afgodsbeelden moest eerst weg, eerst afgehouwen, voordat de HEERE een altaar gebouwd kon worden..

Wij hebben hier de reiniging van Gideon en zijn wijding tot zijn ambt als richter. De reiniging en hervorming moet van het eigen huis beginnen.. 3) Liever: "houw de Asthareh (een beeld van Astarte) af, die daarop is" (Deuteronomy 16:21)..

Vers 26

26. En bouw, in de plaats van het verwoeste afgodsaltaar, de HEERE, uw God, een altaar, op de hoogte van deze boven de stad gelegen sterkte, in een bekwame plaats, 1)opdat wanneer men het vorige altaar niet meer ziet, dit aanstonds in het oog valt (Judges 6:28), en men daardoor zich herinnert, dat de ware God verheven is boven alle goden; en neem dan de genoemde tweede stier, die gij meegebracht hebt, en offer een brandoffer met het hout van de haag 2) die gij zult hebben afgehouwen, 3)want nu zal Israëls zevenjarige straf ophouden en tevens met het verbranden van Astarte's beeld de afgoderij.

1) In het Hebreeuws Bammarakah. De LXX geeft en th parataxei. Vandaar dat de Statenvertaling geeft: in een bekwame plaats. In Exodus 39:37 komt hetzelfde woord voor en is daar vertaald door: die men toerusten moest. Het werkwoord, waarvan dit zelfstandig naamwoord is afgeleid, wordt in Numbers 23:4 gebruikt voor de toerusting van het altaar ten behoeve van de offeranden. Een betere vertaling achten wij: met hetgeen daartoe nodig is. Dit nodige ziet dan op het hout van de haag, of van de houten zuil van Astarte..

2) Of, van Aschera..

De houten zuil van Astarte moest niet alleen omgehouwen of verbrand, maar met het hout daarvan moest het offer ter ere van de Heere worden verbrand, om te bewijzen, dat het vernietigen van alles, wat zich tegen God verheft, tevens strekt tot verheerlijking van Gods rechtvaardigheid..

3) Eerst moest Gideon het geestelijk juk van de satan verbreken, voordat hij in staat was, Israël van het lichamelijk juk van de Midianieten te bevrijden; daarom wordt hem hier bevolen, de afgoderij, waarin het uitverkoren volk verstrikt was, te vernietigen, en de ware godsdienst te herstellen; want nog maakte het volk zelf daaraan geen begin, hoewel de harten zich enigszins tot de Heere gewend hadden (Judges 6:6) en ook de prediking van een profeet (Judges 6:8vv.) niet zonder vrucht gebleven was. In tijden van langdurige en algemene afval van God en Zijn woord ontwaken wel hier en daar zielen, die het ingedrongen bederf voelen en betreuren; maar wanneer de Heere Zich geen geloofsmannen verwekt, blijft toch alles bij het oude. Denkt aan de geschiedenis van de Reformatie..

Daarvan komt het dikwijls, dat de verkondigers van het Evangelie geen vrucht en geen overwinning hebben, omdat zij bij zichzelf het altaar nog niet verwoest hebben. De weg tot het hart van de gemeente gaat over de ruïnen van de eigen Bal..

Mijn Christen! gij hebt ook een Bal in uw hart, dat is, de zondige begeerte; wilt gij de Here welgevallig zijn, zo moet gij eerst afbreken

Gideon moet niet slechts verwoesten, maar ook bouwen. Het verwoesten is op zichzelf nog geen getuigenis, want de vijand van de vijand is niet altijd een vriend. Zo heeft de apostel niet alleen de afgodendienst van Diana ondermijnd, maar een gemeente te Efeze gebouwd. Alle kerken zijn Gideons altaren, aan Hem gewijd, die de dood omverrukte om het nieuwe Jeruzalem op te bouwen. Het offer, dat Gideon brengt, moet verbranden op het hout van het afgodsbeeld. Het enig gebruik dat men van houten afgodsbeelden maken kan, is dat men daarmee het offer voor de ware God aansteekt. Zo verbrandde de apostel zijn vervolgingsijver in brandende ijver van de liefde. Wanneer het hart van verlangen naar zijn Heiland brandt, verteren daarin de afgoden van de wereld die het vroeger gediend heeft. Wanneer het gebed als offerrook opstijgt, komt het uit de boete voort, die oude zonden tot as verbrand heeft..

Vers 26

26. En bouw, in de plaats van het verwoeste afgodsaltaar, de HEERE, uw God, een altaar, op de hoogte van deze boven de stad gelegen sterkte, in een bekwame plaats, 1)opdat wanneer men het vorige altaar niet meer ziet, dit aanstonds in het oog valt (Judges 6:28), en men daardoor zich herinnert, dat de ware God verheven is boven alle goden; en neem dan de genoemde tweede stier, die gij meegebracht hebt, en offer een brandoffer met het hout van de haag 2) die gij zult hebben afgehouwen, 3)want nu zal Israëls zevenjarige straf ophouden en tevens met het verbranden van Astarte's beeld de afgoderij.

1) In het Hebreeuws Bammarakah. De LXX geeft en th parataxei. Vandaar dat de Statenvertaling geeft: in een bekwame plaats. In Exodus 39:37 komt hetzelfde woord voor en is daar vertaald door: die men toerusten moest. Het werkwoord, waarvan dit zelfstandig naamwoord is afgeleid, wordt in Numbers 23:4 gebruikt voor de toerusting van het altaar ten behoeve van de offeranden. Een betere vertaling achten wij: met hetgeen daartoe nodig is. Dit nodige ziet dan op het hout van de haag, of van de houten zuil van Astarte..

2) Of, van Aschera..

De houten zuil van Astarte moest niet alleen omgehouwen of verbrand, maar met het hout daarvan moest het offer ter ere van de Heere worden verbrand, om te bewijzen, dat het vernietigen van alles, wat zich tegen God verheft, tevens strekt tot verheerlijking van Gods rechtvaardigheid..

3) Eerst moest Gideon het geestelijk juk van de satan verbreken, voordat hij in staat was, Israël van het lichamelijk juk van de Midianieten te bevrijden; daarom wordt hem hier bevolen, de afgoderij, waarin het uitverkoren volk verstrikt was, te vernietigen, en de ware godsdienst te herstellen; want nog maakte het volk zelf daaraan geen begin, hoewel de harten zich enigszins tot de Heere gewend hadden (Judges 6:6) en ook de prediking van een profeet (Judges 6:8vv.) niet zonder vrucht gebleven was. In tijden van langdurige en algemene afval van God en Zijn woord ontwaken wel hier en daar zielen, die het ingedrongen bederf voelen en betreuren; maar wanneer de Heere Zich geen geloofsmannen verwekt, blijft toch alles bij het oude. Denkt aan de geschiedenis van de Reformatie..

Daarvan komt het dikwijls, dat de verkondigers van het Evangelie geen vrucht en geen overwinning hebben, omdat zij bij zichzelf het altaar nog niet verwoest hebben. De weg tot het hart van de gemeente gaat over de ruïnen van de eigen Bal..

Mijn Christen! gij hebt ook een Bal in uw hart, dat is, de zondige begeerte; wilt gij de Here welgevallig zijn, zo moet gij eerst afbreken

Gideon moet niet slechts verwoesten, maar ook bouwen. Het verwoesten is op zichzelf nog geen getuigenis, want de vijand van de vijand is niet altijd een vriend. Zo heeft de apostel niet alleen de afgodendienst van Diana ondermijnd, maar een gemeente te Efeze gebouwd. Alle kerken zijn Gideons altaren, aan Hem gewijd, die de dood omverrukte om het nieuwe Jeruzalem op te bouwen. Het offer, dat Gideon brengt, moet verbranden op het hout van het afgodsbeeld. Het enig gebruik dat men van houten afgodsbeelden maken kan, is dat men daarmee het offer voor de ware God aansteekt. Zo verbrandde de apostel zijn vervolgingsijver in brandende ijver van de liefde. Wanneer het hart van verlangen naar zijn Heiland brandt, verteren daarin de afgoden van de wereld die het vroeger gediend heeft. Wanneer het gebed als offerrook opstijgt, komt het uit de boete voort, die oude zonden tot as verbrand heeft..

Vers 27

27. Toen nam Gideon tien mannen uit zijn knechten, op wie hij het meest vertrouwen kon, en deed, zoals de HEERE tot hem gesproken had. Maar het gebeurde omdat hijzijn vaders huis en de mannen van die stad vreesde, van het te doen bij dag, dat hij het deed bij nacht; 1) allen waren nog zo aan de Balsdienst verknocht, dat zij dat werk niet voor hun ogen zouden toegelaten hebben.

1) Gideon deed dit niet uit kleingeloof, maar uit voorzichtigheid, opdat zijn vaders huis en de mannen van de stad hem niet zouden verhinderen in het werk van de hervorming. Hij kende zijn volk en wist, dat zij het hem niet zouden toelaten, indien hij het overdag deed. Zijn vrees bleek niet ongegrond te zijn..

Vers 27

27. Toen nam Gideon tien mannen uit zijn knechten, op wie hij het meest vertrouwen kon, en deed, zoals de HEERE tot hem gesproken had. Maar het gebeurde omdat hijzijn vaders huis en de mannen van die stad vreesde, van het te doen bij dag, dat hij het deed bij nacht; 1) allen waren nog zo aan de Balsdienst verknocht, dat zij dat werk niet voor hun ogen zouden toegelaten hebben.

1) Gideon deed dit niet uit kleingeloof, maar uit voorzichtigheid, opdat zijn vaders huis en de mannen van de stad hem niet zouden verhinderen in het werk van de hervorming. Hij kende zijn volk en wist, dat zij het hem niet zouden toelaten, indien hij het overdag deed. Zijn vrees bleek niet ongegrond te zijn..

Vers 28

28. Toen nu de mannen van die stad `s morgens vroeg, nadat ' s nachts de daad plaatsgevonden, opstonden, en naar buiten gingen, om overeenkomstig hun gewoonte Bal aan te roepen, voordat zij zich tot hun bezigheden begaven, ziet, zo was het altaar van Bal omgeworpen en de haag, die daarbij was (het Astartebeeld, dat daarop was "Jud 6:25), afgehouwen, en die tweede stier was op het gebouwde altaar geofferd, zoals zij uit het nog brandende offer opmerkten.

Vers 28

28. Toen nu de mannen van die stad `s morgens vroeg, nadat ' s nachts de daad plaatsgevonden, opstonden, en naar buiten gingen, om overeenkomstig hun gewoonte Bal aan te roepen, voordat zij zich tot hun bezigheden begaven, ziet, zo was het altaar van Bal omgeworpen en de haag, die daarbij was (het Astartebeeld, dat daarop was "Jud 6:25), afgehouwen, en die tweede stier was op het gebouwde altaar geofferd, zoals zij uit het nog brandende offer opmerkten.

Vers 30

30. Toen zeiden de mannen van die stad tot Joas, voor wiens huis zij samengekomen waren: Breng uw zoon uit, dat hij sterft, omdat hij het altaar van Bal heeft omgeworpen, en omdat hij de haag, die daarbij was (het Astartebeeld, datdaarop was), afgehouwen heeft. 1)

1) De woede, waarin de afgodendienaars raakten, kan ons niet zozeer bevreemden; zij wordt nog heden ten dage op dezelfde wijze gezien. Zolang men de afgoden van de kinderen van deze wereld onaangetast laat, blijven deze nog rustig, en verdragen zij de prediking van het Evangelie. Maar beproeft het, een eigengerechtige, farizeesgezinde man te zeggen, dat al zijn ingebeelde gerechtigheid niets is, volstrekt geen waarde heeft voor God, dat zij in de dood moet, en de poorten van de hemel gesloten zijn, zolang men haar niet opgeeft, zo zult gij spoedig gewaar worden, hoe die mens in ergernis en woede geraakt. Of zegt een gierigaard in het aangezicht, dat de gierigheid een van God gevloekte afgoderij is, dat zij de wortel is van alle kwaad, dat zij een Judaszonde is, waardoor de Heere Jezus verraden en verzocht werd; zegt het een dronkaard aan, dat hij nooit in het hemelrijk kan komen, wanneer hij zijn wijn- of jeneverafgod niet laat varen; zet het breekijzer aan de afgoden van de ijdelheid, de klerenpracht, de weelde of aan de zondige vermaken van de wereld, aan het sabbatschenden. O dan zult gij spoedig ervaren, hoe ook dezen, die over het algemeen geen vijanden van de Bijbel zijn, op u zullen uitvaren, hoe zij zullen zeggen: "Wat wil die bekrompen dweper, die overdreven ijveraar? weg met hem, wij willen hem niet horen." Het is niet uit te spreken, hoe krampachtig de mens, zolang hij naar de levende God niet vraagt, zijn afgoden vasthoudt en hoe teder hij ze bemint..

Vers 30

30. Toen zeiden de mannen van die stad tot Joas, voor wiens huis zij samengekomen waren: Breng uw zoon uit, dat hij sterft, omdat hij het altaar van Bal heeft omgeworpen, en omdat hij de haag, die daarbij was (het Astartebeeld, datdaarop was), afgehouwen heeft. 1)

1) De woede, waarin de afgodendienaars raakten, kan ons niet zozeer bevreemden; zij wordt nog heden ten dage op dezelfde wijze gezien. Zolang men de afgoden van de kinderen van deze wereld onaangetast laat, blijven deze nog rustig, en verdragen zij de prediking van het Evangelie. Maar beproeft het, een eigengerechtige, farizeesgezinde man te zeggen, dat al zijn ingebeelde gerechtigheid niets is, volstrekt geen waarde heeft voor God, dat zij in de dood moet, en de poorten van de hemel gesloten zijn, zolang men haar niet opgeeft, zo zult gij spoedig gewaar worden, hoe die mens in ergernis en woede geraakt. Of zegt een gierigaard in het aangezicht, dat de gierigheid een van God gevloekte afgoderij is, dat zij de wortel is van alle kwaad, dat zij een Judaszonde is, waardoor de Heere Jezus verraden en verzocht werd; zegt het een dronkaard aan, dat hij nooit in het hemelrijk kan komen, wanneer hij zijn wijn- of jeneverafgod niet laat varen; zet het breekijzer aan de afgoden van de ijdelheid, de klerenpracht, de weelde of aan de zondige vermaken van de wereld, aan het sabbatschenden. O dan zult gij spoedig ervaren, hoe ook dezen, die over het algemeen geen vijanden van de Bijbel zijn, op u zullen uitvaren, hoe zij zullen zeggen: "Wat wil die bekrompen dweper, die overdreven ijveraar? weg met hem, wij willen hem niet horen." Het is niet uit te spreken, hoe krampachtig de mens, zolang hij naar de levende God niet vraagt, zijn afgoden vasthoudt en hoe teder hij ze bemint..

Vers 31

31. Joas daarentegen, 1) door de geloofsdaad van zijn zoon mede tot inzien van zijn zonden gebracht, en die nu van zijn rechterlijke waardigheid gebruik maakte, om zijn zoon tegen de woede van het volk te beschermen, zei tot allen, die bij hem stonden: Zult gij voor de Bal twisten? zult gij hem verlossen? Het ware een smaad voor een zo grote en machtige God, als hij uw hulp behoefde. Die voor hem zal twisten, en de verwoester van zijn altaar nog verder vervolgt, zal nog deze morgen gedood worden! Indien hij, waaraan gij niet twijfelt, een God is, hij twiste voor zichzelf, omdat men zijn altaar heeft omgeworpen. 2) Hierop gaan de mannen heen, omdat de ironische rede van Joas hun de ogen geopend heeft voor de nietigheid van de afgoden.

1) Zo trekt de belijdenis van de kinderen dikwijls de zielen van de ouders mee. Het is altijd een zegen, zelfs wanneer de eersten de laatsten zijn. Hoe laat ook, indien men maar eindelijk tot God komt..

Wellicht had Gideon de goddelijke roeping reeds aan zijn vader meegedeeld..

Volgens de wet van Mozes was degene, die met de Bal heulde, de dood schuldig. Nu Joas overtuigd is geworden, dat hij ook zwaar tegen de Heere heeft gezondigd, beschermt hij niet alleen zijn zoon, maar brengt ook de mannen van die stad het schuldige van hun doen onder het oog, en dreigt met de doodstraf, indien zij het verder durven opnemen voor de afgod. Tevens drijft hij de spot met Bal, en daagt hem op ironische wijze uit, om zichzelf te wreken..

2) Op gelijke wijze bespotte Lucianus het heidendom van zijn tijd en Jupiter "dat hij de berovers niet had neergebliksemd, maar ongedeerd uit Olympia had laten gaan, hoewel zij van zijn beeld de gouden haarlokken afschoren, die elk zes mina's wogen"..

Vers 31

31. Joas daarentegen, 1) door de geloofsdaad van zijn zoon mede tot inzien van zijn zonden gebracht, en die nu van zijn rechterlijke waardigheid gebruik maakte, om zijn zoon tegen de woede van het volk te beschermen, zei tot allen, die bij hem stonden: Zult gij voor de Bal twisten? zult gij hem verlossen? Het ware een smaad voor een zo grote en machtige God, als hij uw hulp behoefde. Die voor hem zal twisten, en de verwoester van zijn altaar nog verder vervolgt, zal nog deze morgen gedood worden! Indien hij, waaraan gij niet twijfelt, een God is, hij twiste voor zichzelf, omdat men zijn altaar heeft omgeworpen. 2) Hierop gaan de mannen heen, omdat de ironische rede van Joas hun de ogen geopend heeft voor de nietigheid van de afgoden.

1) Zo trekt de belijdenis van de kinderen dikwijls de zielen van de ouders mee. Het is altijd een zegen, zelfs wanneer de eersten de laatsten zijn. Hoe laat ook, indien men maar eindelijk tot God komt..

Wellicht had Gideon de goddelijke roeping reeds aan zijn vader meegedeeld..

Volgens de wet van Mozes was degene, die met de Bal heulde, de dood schuldig. Nu Joas overtuigd is geworden, dat hij ook zwaar tegen de Heere heeft gezondigd, beschermt hij niet alleen zijn zoon, maar brengt ook de mannen van die stad het schuldige van hun doen onder het oog, en dreigt met de doodstraf, indien zij het verder durven opnemen voor de afgod. Tevens drijft hij de spot met Bal, en daagt hem op ironische wijze uit, om zichzelf te wreken..

2) Op gelijke wijze bespotte Lucianus het heidendom van zijn tijd en Jupiter "dat hij de berovers niet had neergebliksemd, maar ongedeerd uit Olympia had laten gaan, hoewel zij van zijn beeld de gouden haarlokken afschoren, die elk zes mina's wogen"..

Vers 32

32. Daarom noemde hij (Joas) hem (Gideon) op die dag Jerubbal, 1) (d.i. Bal strijder), zeggende: Bal twiste tegen hem, omdat hij zijn altaar heeft omgeworpen; zo scheurde zich Joas geheel van de Balsdienst los.

1) Jerubbal is de type van de strijdende kerk, dat is van wie tegen het ongeloof, niet van haar, die in zichzelf strijd voert. Zijn naam openbaarde, dat Bal niets is en niets vermag, dat Gods Woord onweerstaanbaar is. Daarom is hij het symbool van de bemoediging voor alle belijders van de waarheid. Wie vreest, heeft niet lief, wie moed heeft, voor die is Bal verdwenen. Gideon heeft zijn altaar verwoest en voor God een ander gebouwd, niet om de stenen, maar om Israël. Ieder Christen heet daarom Jerubbal, zo lang hij aan het kruis in zijn hart een plaats geeft, in plaats van aan de eigengerechtigheid..

Deze geschiedenis herinnert levendig aan een gebeurtenis uit de zendingsgeschiedenis van Duitsland. Toen de Engelse monnik Winfried, later Bonifacius (weldoener) genoemd, daar het eerst het Evangelie van Christus predikte, kwam hij in de landstreek van Geismar in Hessen bij een eik, die aan de God Thor gewijd was. Aanstonds was zijn besluit genomen, hier een Gideonswerk te volbrengen en de afgodisch vereerde boom, die hij voor het bolwerk van het daar bestaande heidendom had leren kennen, om te houwen. Een ontelbaar grote menigte van heidenen had zich rondom hem verzameld; Bonifacius deed zijn mond open en predikte hun de levende God, die hemel en aarde gemaakt heeft, toen greep hij de bijl en sloeg met alle kracht tegen de eik. De slag weerklonk door het bos, maar nog meer door de harten van de ademloze menigte, die met gespannen verwachting het ogenblik tegemoet zag, dat een bliksemstraal van de hemel de schender van het heiligdom van hun God ter aarde zou werpen. Maar de geloofsheld hieuw steeds krachtiger in, totdat de geweldige boom krakend ter aarde stortte. Een schreeuw van ontzetting ging door de geduchte grote verzameling, waarop een diepe stilte volgde. Omdat echter de wraak van de dondergod uitbleef, zo was met de eik tevens de afgod in hun hart omver gestort; velen deden boete en lieten zich dopen tot vergeving van hun zonden; van het hout van de neergehouwen eik werd een kapel gebouwd, en voortaan daarin de naam van de Heiland gepredikt..

De naam van Jerubbal werd later voor Gideon een erenaam, nu men ontdekte, dat Bal zich niet wreken kon en Gideon in het leven bleef..

IV. Judges 6:33-Judges 6:40. Als hierop de Midianieten met hun bondgenoten weer in het land vallen en zich in de vlakte van Jizreël legeren, wordt Gideon door de Geest van God aangegrepen, zodat hij een leger uit de noordelijke stammen rondom zich verzamelt; voordat hij tot de aanval overgaat, verzekert hij zich nogmaals van de goddelijke bijstand door een tweevoudig teken, dat hij van de Heere afbidt.

Vers 32

32. Daarom noemde hij (Joas) hem (Gideon) op die dag Jerubbal, 1) (d.i. Bal strijder), zeggende: Bal twiste tegen hem, omdat hij zijn altaar heeft omgeworpen; zo scheurde zich Joas geheel van de Balsdienst los.

1) Jerubbal is de type van de strijdende kerk, dat is van wie tegen het ongeloof, niet van haar, die in zichzelf strijd voert. Zijn naam openbaarde, dat Bal niets is en niets vermag, dat Gods Woord onweerstaanbaar is. Daarom is hij het symbool van de bemoediging voor alle belijders van de waarheid. Wie vreest, heeft niet lief, wie moed heeft, voor die is Bal verdwenen. Gideon heeft zijn altaar verwoest en voor God een ander gebouwd, niet om de stenen, maar om Israël. Ieder Christen heet daarom Jerubbal, zo lang hij aan het kruis in zijn hart een plaats geeft, in plaats van aan de eigengerechtigheid..

Deze geschiedenis herinnert levendig aan een gebeurtenis uit de zendingsgeschiedenis van Duitsland. Toen de Engelse monnik Winfried, later Bonifacius (weldoener) genoemd, daar het eerst het Evangelie van Christus predikte, kwam hij in de landstreek van Geismar in Hessen bij een eik, die aan de God Thor gewijd was. Aanstonds was zijn besluit genomen, hier een Gideonswerk te volbrengen en de afgodisch vereerde boom, die hij voor het bolwerk van het daar bestaande heidendom had leren kennen, om te houwen. Een ontelbaar grote menigte van heidenen had zich rondom hem verzameld; Bonifacius deed zijn mond open en predikte hun de levende God, die hemel en aarde gemaakt heeft, toen greep hij de bijl en sloeg met alle kracht tegen de eik. De slag weerklonk door het bos, maar nog meer door de harten van de ademloze menigte, die met gespannen verwachting het ogenblik tegemoet zag, dat een bliksemstraal van de hemel de schender van het heiligdom van hun God ter aarde zou werpen. Maar de geloofsheld hieuw steeds krachtiger in, totdat de geweldige boom krakend ter aarde stortte. Een schreeuw van ontzetting ging door de geduchte grote verzameling, waarop een diepe stilte volgde. Omdat echter de wraak van de dondergod uitbleef, zo was met de eik tevens de afgod in hun hart omver gestort; velen deden boete en lieten zich dopen tot vergeving van hun zonden; van het hout van de neergehouwen eik werd een kapel gebouwd, en voortaan daarin de naam van de Heiland gepredikt..

De naam van Jerubbal werd later voor Gideon een erenaam, nu men ontdekte, dat Bal zich niet wreken kon en Gideon in het leven bleef..

IV. Judges 6:33-Judges 6:40. Als hierop de Midianieten met hun bondgenoten weer in het land vallen en zich in de vlakte van Jizreël legeren, wordt Gideon door de Geest van God aangegrepen, zodat hij een leger uit de noordelijke stammen rondom zich verzamelt; voordat hij tot de aanval overgaat, verzekert hij zich nogmaals van de goddelijke bijstand door een tweevoudig teken, dat hij van de Heere afbidt.

Vers 33

33. Alle Midianieten nu, en Amelekieten en de kinderen van het Oosten waren samenvergaderd aan de overzijde van de Jordaan, op de gewone tijd, waarin zij hun rooftochtengewoon waren te houden (Judges 6:1-Judges 6:3), en zij trokken bij Beth-sean over de rivier, en legerden zich in het dal van Jizreël, om vandaar het land naar alle zijden heen uit te plunderen.

Vers 33

33. Alle Midianieten nu, en Amelekieten en de kinderen van het Oosten waren samenvergaderd aan de overzijde van de Jordaan, op de gewone tijd, waarin zij hun rooftochtengewoon waren te houden (Judges 6:1-Judges 6:3), en zij trokken bij Beth-sean over de rivier, en legerden zich in het dal van Jizreël, om vandaar het land naar alle zijden heen uit te plunderen.

Vers 35

35. Ook zond hij boden in geheel Manasse 1) aan deze zijde van de Jordaan, en die werden ook achter hem bijeengeroepen; evenzo zond hij boden naar Aser, en naar Zebulon en naar Nafthali, 2) de drie noordelijkste stammen; en zij kwamen op, hen die van het zuiden naar devlakte van Jizreël trokken, tegemoet, zodat nu zijn gehele leger 32.000 man bedroeg (7:3).

1) Wij hebben hier onder Manasse te verstaan, Westelijk-Manasse, waartoe de stam Gideon zelf behoorde. Oostelijk-Manasse nam geen deel aan de strijd..

2) Tot de stam van Issaschar kon hij geen boden zenden, omdat zich de vijanden in hun gebied bij de kleine Hermon (7:1) gelegerd hadden; tot Efraïm echter zond hij niet, omdat deze stam reeds toen naar de opperheerschappij streefde, en aan zijn oproep moeilijk gevolg zou gegeven hebben. De Efraïmieten verweten hem dit later, doch hij wist hen tevreden te stellen (8:1-3).. 39. En Gideon zei tot God: Uw toorn 1) ontsteke niet tegen mij, dat ik alleen ditmaal spreek; 2) laat mij toch alleen ditmaal met het vlies op omgekeerde wijze verzoeken; geeft Gij mij ook nog dit teken, zo kan niets mij meer twijfelachtig maken: er zij toch droogte ophet vlies alleen, en op de gehele aarde zij dauw.

1) Hij hervatte zijn bede en verzocht om een tweede teken, te weten, het tegenovergestelde van het eerste. Hij deed dit echter niet, zonder tevens op een ootmoedige wijze om verschoning te bidden, zodat God op hem niet vertoornd moest worden, omdat het een zweem had van een halstarrig, onhandelbaar mistrouwen van God en onvergenoegdheid in de veelvuldige verzekeringen, die Hij hem reeds had gegeven..

Wat wij hier bij Gideon hebben is geen ongeloof. Zijn vragen om een teken, komt niet voort uit een gemoed, waarin nog de strijd tussen ongeloof en geloof gestreden wordt, maar uit een hart, waarin het geloof behoefte toont aan uitwendige tekens, als zoveel steunsels. Hij vraagt tot tweemaal toe een teken, om voor zichzelf gesterkt te worden in zijn geloof aan de Goddelijke roeping. God, de Heere, openbaart dan ook niet zijn goddelijk misnoegen, maar de zwakheden van de Zijnen dragende, komt Hij zijn geloof te hulp en verhoort zijn bede..

2) Gideon spreekt op dezelfde wijze als Abraham (Genesis 18:30, Genesis 18:22).

Het voorgaande wonderwerk was niet genoeg tot Gideons overtuiging, omdat het de aard van de wol is, dat zij al het vocht tot zich trekt; hierom begeert hij het tweede wonder, het tegendeel van het eerste.

Omdat echter dit teken niet geheel zekerheid verschafte, omdat de wol zelfs dan de dauw aantrekt, wanneer andere zaken droog blijven, zo waagt Gideon om deze Goddelijke genade te bidden, dat hem nog een teken met het vlies worde gegeven, n.l. dit: het vlies zou droog blijven en de grond rondom met dauw besprenkeld zijn..

Vers 35

35. Ook zond hij boden in geheel Manasse 1) aan deze zijde van de Jordaan, en die werden ook achter hem bijeengeroepen; evenzo zond hij boden naar Aser, en naar Zebulon en naar Nafthali, 2) de drie noordelijkste stammen; en zij kwamen op, hen die van het zuiden naar devlakte van Jizreël trokken, tegemoet, zodat nu zijn gehele leger 32.000 man bedroeg (7:3).

1) Wij hebben hier onder Manasse te verstaan, Westelijk-Manasse, waartoe de stam Gideon zelf behoorde. Oostelijk-Manasse nam geen deel aan de strijd..

2) Tot de stam van Issaschar kon hij geen boden zenden, omdat zich de vijanden in hun gebied bij de kleine Hermon (7:1) gelegerd hadden; tot Efraïm echter zond hij niet, omdat deze stam reeds toen naar de opperheerschappij streefde, en aan zijn oproep moeilijk gevolg zou gegeven hebben. De Efraïmieten verweten hem dit later, doch hij wist hen tevreden te stellen (8:1-3).. 39. En Gideon zei tot God: Uw toorn 1) ontsteke niet tegen mij, dat ik alleen ditmaal spreek; 2) laat mij toch alleen ditmaal met het vlies op omgekeerde wijze verzoeken; geeft Gij mij ook nog dit teken, zo kan niets mij meer twijfelachtig maken: er zij toch droogte ophet vlies alleen, en op de gehele aarde zij dauw.

1) Hij hervatte zijn bede en verzocht om een tweede teken, te weten, het tegenovergestelde van het eerste. Hij deed dit echter niet, zonder tevens op een ootmoedige wijze om verschoning te bidden, zodat God op hem niet vertoornd moest worden, omdat het een zweem had van een halstarrig, onhandelbaar mistrouwen van God en onvergenoegdheid in de veelvuldige verzekeringen, die Hij hem reeds had gegeven..

Wat wij hier bij Gideon hebben is geen ongeloof. Zijn vragen om een teken, komt niet voort uit een gemoed, waarin nog de strijd tussen ongeloof en geloof gestreden wordt, maar uit een hart, waarin het geloof behoefte toont aan uitwendige tekens, als zoveel steunsels. Hij vraagt tot tweemaal toe een teken, om voor zichzelf gesterkt te worden in zijn geloof aan de Goddelijke roeping. God, de Heere, openbaart dan ook niet zijn goddelijk misnoegen, maar de zwakheden van de Zijnen dragende, komt Hij zijn geloof te hulp en verhoort zijn bede..

2) Gideon spreekt op dezelfde wijze als Abraham (Genesis 18:30, Genesis 18:22).

Het voorgaande wonderwerk was niet genoeg tot Gideons overtuiging, omdat het de aard van de wol is, dat zij al het vocht tot zich trekt; hierom begeert hij het tweede wonder, het tegendeel van het eerste.

Omdat echter dit teken niet geheel zekerheid verschafte, omdat de wol zelfs dan de dauw aantrekt, wanneer andere zaken droog blijven, zo waagt Gideon om deze Goddelijke genade te bidden, dat hem nog een teken met het vlies worde gegeven, n.l. dit: het vlies zou droog blijven en de grond rondom met dauw besprenkeld zijn..

Vers 40

40. En God, nog eens Zijn wondermacht openbarende, om Gideon volkomen zeker te maken, deed alzo in dezelfde nacht, 1) zoals hij begeerd had; want de droogte was de volgende morgen op het vlies alleen, en op de gehele aarde was dauw.

1) Ziet, hoe teder God is omtrent ware gelovigen, of schoon zwakgelovigen zijnde, en hoe toegenegen en bereidwillig Hij zij, om met hun zwakheden geduld te oefenen, opdat het geknakte riet niet verbroken, noch het smeulende vlaswiekje uitgeblust wordt..

De wonderen, die God tot versterking van het geloof doet, zijn allen tevens van zinnebeeldige betekenis. Zo reeds de drie tekens, waarmee Mozes toegerust werd (Exodus 4:9). Hetgeen wij hier voor ons hebben is een gelijkenis van het volk Israël. "Het eerst was het met het woord van de genade, dat in Deuteronomy 32:12, Psalms 110:3 met de dauw van de dageraad vergeleken wordt, bevochtigd en verkwikt, terwijl intussen alle landen van de heidenen droog gelaten waren; later is de joodse kerk van de kennis van God en van Zijn heil verlaten, terwijl rondom alle landen met het zaligmakend Evangelie vervuld zijn." (Matthew 21:43)..

Vers 40

40. En God, nog eens Zijn wondermacht openbarende, om Gideon volkomen zeker te maken, deed alzo in dezelfde nacht, 1) zoals hij begeerd had; want de droogte was de volgende morgen op het vlies alleen, en op de gehele aarde was dauw.

1) Ziet, hoe teder God is omtrent ware gelovigen, of schoon zwakgelovigen zijnde, en hoe toegenegen en bereidwillig Hij zij, om met hun zwakheden geduld te oefenen, opdat het geknakte riet niet verbroken, noch het smeulende vlaswiekje uitgeblust wordt..

De wonderen, die God tot versterking van het geloof doet, zijn allen tevens van zinnebeeldige betekenis. Zo reeds de drie tekens, waarmee Mozes toegerust werd (Exodus 4:9). Hetgeen wij hier voor ons hebben is een gelijkenis van het volk Israël. "Het eerst was het met het woord van de genade, dat in Deuteronomy 32:12, Psalms 110:3 met de dauw van de dageraad vergeleken wordt, bevochtigd en verkwikt, terwijl intussen alle landen van de heidenen droog gelaten waren; later is de joodse kerk van de kennis van God en van Zijn heil verlaten, terwijl rondom alle landen met het zaligmakend Evangelie vervuld zijn." (Matthew 21:43)..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Judges 6". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/judges-6.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile