Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Job 18

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JOB 18

Job 18:1.

BILDAD PLAATST JOB ONDER DE GODDELOZEN.

Omtrent Bildad's tweede rede geldt hetzelfde, als van de tweede rede van Elifaz (Job 15:1); ook zijn het wezenlijk Elifaz gedachten, die Bildad onder andere vormen uitspreekt. De schildering van den gehelen ondergang des misdadigers, die ook hij, zonder bijvoeging van ene belofte, voor het geval van Jobs bekering (vgl. Job 8:22) geeft, is ontzettend scherp, plechtig hartstochtelijk, als van enen gestrengen boetprediker met strenge trotse gebaren en Farizees gevoel van eigenwaarde. Desniettemin is zij schoon, en op zich zelf beschouwd, waar; onwaar wordt zij slechts door de toepassing op Job, die Bildad zelf maakt door bedekte maar toch gemakkelijk te onderkennen trekken, die hij uit het lot van Job en Zijne kinderen invlecht?

I. Job 18:1-Job 18:11. Hoe lang wilt gij ons als dwaas verachten en tegen de goddelijke wereldorde hartstochtelijk aanstormen? De goddeloze komt om, daarop is alles in de wereld aangelegd.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JOB 18

Job 18:1.

BILDAD PLAATST JOB ONDER DE GODDELOZEN.

Omtrent Bildad's tweede rede geldt hetzelfde, als van de tweede rede van Elifaz (Job 15:1); ook zijn het wezenlijk Elifaz gedachten, die Bildad onder andere vormen uitspreekt. De schildering van den gehelen ondergang des misdadigers, die ook hij, zonder bijvoeging van ene belofte, voor het geval van Jobs bekering (vgl. Job 8:22) geeft, is ontzettend scherp, plechtig hartstochtelijk, als van enen gestrengen boetprediker met strenge trotse gebaren en Farizees gevoel van eigenwaarde. Desniettemin is zij schoon, en op zich zelf beschouwd, waar; onwaar wordt zij slechts door de toepassing op Job, die Bildad zelf maakt door bedekte maar toch gemakkelijk te onderkennen trekken, die hij uit het lot van Job en Zijne kinderen invlecht?

I. Job 18:1-Job 18:11. Hoe lang wilt gij ons als dwaas verachten en tegen de goddelijke wereldorde hartstochtelijk aanstormen? De goddeloze komt om, daarop is alles in de wereld aangelegd.

Vers 1

1. Toen antwoordde Bildad, de Suhiet (Job 2:11 ), verdrietig over Jobs lange rede en verstoord over het verwijt van verblinding, en zei:

Vers 1

1. Toen antwoordde Bildad, de Suhiet (Job 2:11 ), verdrietig over Jobs lange rede en verstoord over het verwijt van verblinding, en zei:

Vers 2

2. Hoe lang is het, dat gijlieden 1), gij en uws gelijken, die u te zamen voor rechtvaardigen en vromen uitgeeft en alle anderen voor goddeloos en verstandeloos houdt (vgl. Job 12:2) een einde 2) van woorden zult maken? merkt op, word eerst verstandig, gelijk wij, die in ons oordeel geheel overeenstemmen, en daarna zullen wij met elkaar spreken, en wij zullen elkaar verstaan.

1) Bildad spreekt Job in het meervoud aan, wijl hij, omtrent deze strijdvragen zich een partij tegen zich denkt. Zijne tegenstanders zijn de verkeerde mensen, die in hun goddeloosheid door aanklagen van God zich zoeken te beschermen..

2) In het Hebreeën Kentsee. Dit wordt door velen door einde vertaald. Anderen brengen het in verband met het stamverwante Arabisch en vertalen het door jacht. O.i. beter. De vertaling moet dan zijn: jacht op woorden. Bildad stelt het dan ook hier weer voor, dat Job niets anders dan woorden gebruikt, die slot noch zin hebben, geen nut doen. Het is een beeld ontleend aan het vermaak, hetwelk de jacht oplevert, ook dan nog, wanneer er weinig is verkregen.

Vers 2

2. Hoe lang is het, dat gijlieden 1), gij en uws gelijken, die u te zamen voor rechtvaardigen en vromen uitgeeft en alle anderen voor goddeloos en verstandeloos houdt (vgl. Job 12:2) een einde 2) van woorden zult maken? merkt op, word eerst verstandig, gelijk wij, die in ons oordeel geheel overeenstemmen, en daarna zullen wij met elkaar spreken, en wij zullen elkaar verstaan.

1) Bildad spreekt Job in het meervoud aan, wijl hij, omtrent deze strijdvragen zich een partij tegen zich denkt. Zijne tegenstanders zijn de verkeerde mensen, die in hun goddeloosheid door aanklagen van God zich zoeken te beschermen..

2) In het Hebreeën Kentsee. Dit wordt door velen door einde vertaald. Anderen brengen het in verband met het stamverwante Arabisch en vertalen het door jacht. O.i. beter. De vertaling moet dan zijn: jacht op woorden. Bildad stelt het dan ook hier weer voor, dat Job niets anders dan woorden gebruikt, die slot noch zin hebben, geen nut doen. Het is een beeld ontleend aan het vermaak, hetwelk de jacht oplevert, ook dan nog, wanneer er weinig is verkregen.

Vers 3

3. Waarom worden wij, de drie vrienden, geacht als beesten in domheid, als onverstandig vee, en zijn onrein, niets betekend, stomp in ulieder ogen, in de ogen van u en van alle degenen, die het met u eens mochten zijn? onze hoogste wijsheid toch houdt gij voor dwaasheid (Job 17:4,Job 17:10).

Vers 3

3. Waarom worden wij, de drie vrienden, geacht als beesten in domheid, als onverstandig vee, en zijn onrein, niets betekend, stomp in ulieder ogen, in de ogen van u en van alle degenen, die het met u eens mochten zijn? onze hoogste wijsheid toch houdt gij voor dwaasheid (Job 17:4,Job 17:10).

Vers 4

4. O 1) gij, die zijne ziel, zich zelven verscheurt door of, in zijnen toorn, die van toorn barst; gij doet uzelven grote schade aan, want uwe boosheid teert uw vlees weg. Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, zal God, die naar Zijne onveranderlijke zedenwet de goddelozen laat omkomen, die wet om uwentwil verbreken? Dat ware zoveel als dat Hij, de Bestuurder, de aarde verliet. En zal ene rots versteld worden uit hare plaats 2)? Gods wereldorde staat zo vast als ene rots; Hij verandert die voor u niet.

1) Ware Bildad's mening de ware geweest, zo zou Noach de genade Gods in Christus geopenbaard zijn geworden. Gods rechtvaardigheid is ter wille der uitverkorenen Gods tot genade geworden. Wanneer nu de duivel en zijne dienaars een kind Gods, dat in ellende is, met de wet dreigen, zo kan hij antwoorden: Mijn Heere Christus, mijn Verlosser en Heiland heeft mij met Zijn bloed van alle mijne zonden rein gewassen, mij Zijne onschuld en gerechtigheid uit genade geschonken en mij tot een mede-erfgenaam van Zijne hemelse goederen gemaakt. Dat mijn God mij zo hard aanvalt, dat doet Hij niet als vijand maar als Vader, want zo heeft Hij altijd met Zijne heiligen van den beginne afgehandeld. Want hoewel Hij Zijne kinderen om der zonde wil kastijdt, zo wil Hij toch Vader blijven en Zijn vaderlijk hart niet van hen afkeren. Tegenover de tijdelijke roede laat Hij hun veel heerlijker geestelijke weldaden ondervinden..

2) Naar Bildad's mening wenst Job, de loochenaar van zijn schuld, niets minder, dan dat de wereld uit hare voegen wordt ontwricht. Zijn hartstochtelijke, immer herhaalde betuiging zijner onschuld, doelt op de oplossing der gehele heilige wereldorde Gods, zoals zij zich in het bijzonder in de beloning van de goeden en in de bestraffing van de bozen openbaart.

Wat Bildad in Job 18:4-Job 18:7 wil zeggen is dit, dat Job niet moet denken, dat hij door zijne woorden, door zijne betuigingen van onschuld, door zijn aanroepen van God, iets zal veranderen aan dit feit, dat de goddelozen gestraft zullen worden en de rechtvaardigen gezegend. Bijgevolg, Job, als goddeloze, zal bij God, den Schepper van hemel en aarde, niet gelijk krijgen.

Al doet gij nog zo uw best, om de wereld om te keren, wil Bildad zeggen, het licht van de goddelozen zal duister zijn en zijn tent zal niet liefelijk verlicht worden door het licht.

Een beeld, om den ondergang van de goddelozen te schilderen, wat verder in Job 18:6 wordt uitgewerkt.

Vers 4

4. O 1) gij, die zijne ziel, zich zelven verscheurt door of, in zijnen toorn, die van toorn barst; gij doet uzelven grote schade aan, want uwe boosheid teert uw vlees weg. Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, zal God, die naar Zijne onveranderlijke zedenwet de goddelozen laat omkomen, die wet om uwentwil verbreken? Dat ware zoveel als dat Hij, de Bestuurder, de aarde verliet. En zal ene rots versteld worden uit hare plaats 2)? Gods wereldorde staat zo vast als ene rots; Hij verandert die voor u niet.

1) Ware Bildad's mening de ware geweest, zo zou Noach de genade Gods in Christus geopenbaard zijn geworden. Gods rechtvaardigheid is ter wille der uitverkorenen Gods tot genade geworden. Wanneer nu de duivel en zijne dienaars een kind Gods, dat in ellende is, met de wet dreigen, zo kan hij antwoorden: Mijn Heere Christus, mijn Verlosser en Heiland heeft mij met Zijn bloed van alle mijne zonden rein gewassen, mij Zijne onschuld en gerechtigheid uit genade geschonken en mij tot een mede-erfgenaam van Zijne hemelse goederen gemaakt. Dat mijn God mij zo hard aanvalt, dat doet Hij niet als vijand maar als Vader, want zo heeft Hij altijd met Zijne heiligen van den beginne afgehandeld. Want hoewel Hij Zijne kinderen om der zonde wil kastijdt, zo wil Hij toch Vader blijven en Zijn vaderlijk hart niet van hen afkeren. Tegenover de tijdelijke roede laat Hij hun veel heerlijker geestelijke weldaden ondervinden..

2) Naar Bildad's mening wenst Job, de loochenaar van zijn schuld, niets minder, dan dat de wereld uit hare voegen wordt ontwricht. Zijn hartstochtelijke, immer herhaalde betuiging zijner onschuld, doelt op de oplossing der gehele heilige wereldorde Gods, zoals zij zich in het bijzonder in de beloning van de goeden en in de bestraffing van de bozen openbaart.

Wat Bildad in Job 18:4-Job 18:7 wil zeggen is dit, dat Job niet moet denken, dat hij door zijne woorden, door zijne betuigingen van onschuld, door zijn aanroepen van God, iets zal veranderen aan dit feit, dat de goddelozen gestraft zullen worden en de rechtvaardigen gezegend. Bijgevolg, Job, als goddeloze, zal bij God, den Schepper van hemel en aarde, niet gelijk krijgen.

Al doet gij nog zo uw best, om de wereld om te keren, wil Bildad zeggen, het licht van de goddelozen zal duister zijn en zijn tent zal niet liefelijk verlicht worden door het licht.

Een beeld, om den ondergang van de goddelozen te schilderen, wat verder in Job 18:6 wordt uitgewerkt.

Vers 5

5. Ja, al woedt gij nog zozeer en al wilt gij de goddelijke wereldorde omkeren, het zal blijven gelijk het was; het licht der goddelozen zal uitgeblust worden, hun geluk, waarvan de brandende lamp een beeld is, neigt ten ondergang, en de vonk zijns vuurs 1) zal niet glinsteren, niet glimmen.

1) In het Oosten houdt men het voor een staat van grote ellende geen gast te kunnen ontvangen. Om dien in den donkeren avond of nacht tot zijne tent te lokken, houdt men het licht daarin brandende en ontsteekt ook vuur op de omliggende hoogten, die ten teken strekken, dat men den reiziger wenst te herbergen. Kan men nu geen enkelen vonk vuur meer ontsteken, en zelfs de lamp niet brandend houden in de tent, dan betekent dit, dat men tot armoede en ellende is vervallen..

Vers 5

5. Ja, al woedt gij nog zozeer en al wilt gij de goddelijke wereldorde omkeren, het zal blijven gelijk het was; het licht der goddelozen zal uitgeblust worden, hun geluk, waarvan de brandende lamp een beeld is, neigt ten ondergang, en de vonk zijns vuurs 1) zal niet glinsteren, niet glimmen.

1) In het Oosten houdt men het voor een staat van grote ellende geen gast te kunnen ontvangen. Om dien in den donkeren avond of nacht tot zijne tent te lokken, houdt men het licht daarin brandende en ontsteekt ook vuur op de omliggende hoogten, die ten teken strekken, dat men den reiziger wenst te herbergen. Kan men nu geen enkelen vonk vuur meer ontsteken, en zelfs de lamp niet brandend houden in de tent, dan betekent dit, dat men tot armoede en ellende is vervallen..

Vers 6

6. Het licht zal verduisteren in zijne tent, en zijne lamp zal over hem uitgeblust worden, zijne lamp, die boven aan zijne tent hangt (vgl. Job 21:17; Job 29:3. Psalms 18:29). 7. De treden zijner macht zullen benauwd 1) worden; trad hij vroeger fier en trots daarheen tot zijne boosheid, nu zal hij in gedurige vrees, steeds enger begrensd daarheen gaan, en zijn eigen raad, dien hij in overmoed, zonder God, beraadslaagde, en waardoor hij zijne macht zocht te vergroten, en de rechtvaardigen te onderdrukken, zal hem neerwerpen; hij zal vallen in den kuil, dien hij voor anderen groef.

1) Benauwen is hier in den zin van, nauw maken. Den kring, dien hij zich zo breed had genomen, verkleinen.

Vers 6

6. Het licht zal verduisteren in zijne tent, en zijne lamp zal over hem uitgeblust worden, zijne lamp, die boven aan zijne tent hangt (vgl. Job 21:17; Job 29:3. Psalms 18:29). 7. De treden zijner macht zullen benauwd 1) worden; trad hij vroeger fier en trots daarheen tot zijne boosheid, nu zal hij in gedurige vrees, steeds enger begrensd daarheen gaan, en zijn eigen raad, dien hij in overmoed, zonder God, beraadslaagde, en waardoor hij zijne macht zocht te vergroten, en de rechtvaardigen te onderdrukken, zal hem neerwerpen; hij zal vallen in den kuil, dien hij voor anderen groef.

1) Benauwen is hier in den zin van, nauw maken. Den kring, dien hij zich zo breed had genomen, verkleinen.

Vers 8

8. Want met zijne voeten zal hij in het net der goddelijke vergelding geworpen worden, en zal in het wargaren wandelen; waar hij gaat, hij loopt in zijn eigen verderf, zodat zijn val nabij is.

Vers 8

8. Want met zijne voeten zal hij in het net der goddelijke vergelding geworpen worden, en zal in het wargaren wandelen; waar hij gaat, hij loopt in zijn eigen verderf, zodat zijn val nabij is.

Vers 9

9. De strik zal hem plotseling bij de verzenen vatten, en de struikrover zal hem overweldigen, de jager, die de strikken legde, zal zodra hij hem in deze verward ziet, aangrijpen, zodat ontkomen onmogelijk is.

Vers 9

9. De strik zal hem plotseling bij de verzenen vatten, en de struikrover zal hem overweldigen, de jager, die de strikken legde, zal zodra hij hem in deze verward ziet, aangrijpen, zodat ontkomen onmogelijk is.

Vers 10

10. Zijn touw is in de aarde verborgen, en zijn val op het pad, dat, wat hij ook beginne, op het verderf uitlopen moet.

Vers 10

10. Zijn touw is in de aarde verborgen, en zijn val op het pad, dat, wat hij ook beginne, op het verderf uitlopen moet.

Vers 11

11. a) De beroeringen, gedachten vol schrik, als een voorgevoel van `t geen komen zal, zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijne voeten 1), omdat hem zulke tekenen van zijnen val, als spoken op den voet volgen (vgl. Leviticus 26:36).

a) Job 15:21. Jeremiah 6:25; Jeremiah 46:5; Jeremiah 49:29.

1) In deze verzen schildert Bildad verder het lot van den goddeloze, die in zijne eigene strikken valt. De beelden zijn ontleend aan de slingers en de strikken, waarmee de jager het wild tracht te bemachtigen. Vandaar dat in Job 18:9 de vertaling van struikrover is te vervangen door valstrikken.

Met alles doelt ook Bildad hier op Job.

12.

II. Job 18:12-Job 18:21. De verschrikkelijkste dood treft den goddeloze; zelfs zijne woning wordt verwoest; ook zijn geslacht en zijne gedachtenis wordt uitgeroeid. Al zijne tijdgenoten verschrikken voor zijn lot.

Vers 11

11. a) De beroeringen, gedachten vol schrik, als een voorgevoel van `t geen komen zal, zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijne voeten 1), omdat hem zulke tekenen van zijnen val, als spoken op den voet volgen (vgl. Leviticus 26:36).

a) Job 15:21. Jeremiah 6:25; Jeremiah 46:5; Jeremiah 49:29.

1) In deze verzen schildert Bildad verder het lot van den goddeloze, die in zijne eigene strikken valt. De beelden zijn ontleend aan de slingers en de strikken, waarmee de jager het wild tracht te bemachtigen. Vandaar dat in Job 18:9 de vertaling van struikrover is te vervangen door valstrikken.

Met alles doelt ook Bildad hier op Job.

12.

II. Job 18:12-Job 18:21. De verschrikkelijkste dood treft den goddeloze; zelfs zijne woning wordt verwoest; ook zijn geslacht en zijne gedachtenis wordt uitgeroeid. Al zijne tijdgenoten verschrikken voor zijn lot.

Vers 12

12. Zijne macht 1), zijn ondergang zal hongerig wezen, zal hem snel overvallen, en het verderf is bereid aan zijne zijde, staat naast hem, staat gereed hem ten val te brengen.

1) In het Hebreeën Ono. Dit kan betekenen, macht, maar ook overgezet worden door smart, onheil, en die betekenis moeten wij hier hebben. Bildad schildert hier en in de volgende verzen met scherpe kleuren den ellendigen toestand van den goddeloze. 13. De eerstgeborene des doods {1}, de hevigste ziekte, zal de grendelen 1. zijner huid verteren, zijne grendelen zal hij verteren, lid voor lid zal hij te niet doen.

{1} Bildad verstaat onder eerstgeborene des doods, de zwarte melaatsheid, waardoor Job was aangegrepen en kon deze schrikkelijke ziekte niet meer passend tekenen. Haar eigenlijken naam schuwen nog de Arabieren in het dagelijks leven uit te spreken, om niet met haar besmet te worden. Het is duidelijk, hoe Bildad in de ganse schildering Job voor ogen heeft en hem zijn ongeval wil schetsen..

"De eerstgeborene des doods is de vreselijkste en wreedste dood."

2. Grendelen of "takken der huid" de aderen en zenuwen, die zich, zowel door de huid als door andere delen taksgewijze verspreiden..

Vers 12

12. Zijne macht 1), zijn ondergang zal hongerig wezen, zal hem snel overvallen, en het verderf is bereid aan zijne zijde, staat naast hem, staat gereed hem ten val te brengen.

1) In het Hebreeën Ono. Dit kan betekenen, macht, maar ook overgezet worden door smart, onheil, en die betekenis moeten wij hier hebben. Bildad schildert hier en in de volgende verzen met scherpe kleuren den ellendigen toestand van den goddeloze. 13. De eerstgeborene des doods {1}, de hevigste ziekte, zal de grendelen 1. zijner huid verteren, zijne grendelen zal hij verteren, lid voor lid zal hij te niet doen.

{1} Bildad verstaat onder eerstgeborene des doods, de zwarte melaatsheid, waardoor Job was aangegrepen en kon deze schrikkelijke ziekte niet meer passend tekenen. Haar eigenlijken naam schuwen nog de Arabieren in het dagelijks leven uit te spreken, om niet met haar besmet te worden. Het is duidelijk, hoe Bildad in de ganse schildering Job voor ogen heeft en hem zijn ongeval wil schetsen..

"De eerstgeborene des doods is de vreselijkste en wreedste dood."

2. Grendelen of "takken der huid" de aderen en zenuwen, die zich, zowel door de huid als door andere delen taksgewijze verspreiden..

Vers 14

14. a) Zijn vertrouwen 1), alles wat hem gelukkig maakte, zal uit zijne tent uitgerukt worden, zulks zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen 2); van de vreselijke ziekte verzwakt, en neigende tot den dood zal zijn overig lijden, het wegvlieden der zijnen voor de afschuwelijke ziekte, al die verdere smart, die hij ondervindt, zijnen dood verhaasten.

a) Job 8:13,Job 8:14; Job 11:20. Proverbs 10:28.

1) Zijn vertrouwen is hier, dat waar hij zijn vertrouwen op zette, nl. zijne bezittingen en schatten, alles wat het vertrouwen uitmaakt van hem die God niet tot zijn deel heeft, maar vlees tot zijn arm stelt.

2) De dood wordt hier als een persoonlijk wezen voorgesteld, zoals bijv. ook in Isaiah 28:15 Psalms 49:15, doch niet alsof hij een bijzondere god der onderwereld, gelijk Pluto bij de Grieken, ware, God heeft overal de heerschappij; Hij heeft echter Zijne geschapene geesten, goede en kwade engelen, en aan deze heeft Hij een werkkring gegeven, waarin zij Zijne bevelen volbrengen. Zo heeft de hoogste kwade engel, satan, van God de macht des doods verkregen, en hij wordt daarom in Hebrews 2:14 genoemd: "degene, die het geweld des doods had" en Openbaring :11: "Abadban" (= verderver) genoemd. "Koning der verschrikkingen" kon daarom de dood zowel in tegenstelling tot de kinderen in `t bijzonder tot de "eerstgeborenen" (Job 18:13) gelijk hier, als ook satan "de vorst des doods" genoemd worden..

De dood is verschrikkelijk voor de natuur, maar voor de goddelozen is hij op bijzondere wijze de koning der verschrikkingen, niet alleen als het einde van dat leven, waarin zij hun geluk gesteld hadden, maar ook als de overgang tot dat leven, waarin zij eindeloze ellende zullen vinden. Hoe gelukkig zijn dan de heiligen; hoe veel zijn zij den Heere Jezus verschuldigd, bij wie de dood zo geheel is vernietigd en zijne eigenaardigheid is veranderd, dat deze koning der verschrikkingen een vriend geworden is. Maar de goddeloze is dan verdreven van het licht dezer wereld, en van zijnen voorspoedigen toestand in deze, in duisternis, de duisternis van het graf, de duisternis der hel, in volstrekte duisternis, om nooit meer licht te zien (Psalms 49:16), noch de minste flikkering, noch enige verwachting daarna. Te vergeefs zou hij hier willen blijven, hij wil niet heengaan, maar hij moet; de gehele wereld is hem moede en jaagt hem daarom weg. Dat is de dood van den goddeloze..

Vers 14

14. a) Zijn vertrouwen 1), alles wat hem gelukkig maakte, zal uit zijne tent uitgerukt worden, zulks zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen 2); van de vreselijke ziekte verzwakt, en neigende tot den dood zal zijn overig lijden, het wegvlieden der zijnen voor de afschuwelijke ziekte, al die verdere smart, die hij ondervindt, zijnen dood verhaasten.

a) Job 8:13,Job 8:14; Job 11:20. Proverbs 10:28.

1) Zijn vertrouwen is hier, dat waar hij zijn vertrouwen op zette, nl. zijne bezittingen en schatten, alles wat het vertrouwen uitmaakt van hem die God niet tot zijn deel heeft, maar vlees tot zijn arm stelt.

2) De dood wordt hier als een persoonlijk wezen voorgesteld, zoals bijv. ook in Isaiah 28:15 Psalms 49:15, doch niet alsof hij een bijzondere god der onderwereld, gelijk Pluto bij de Grieken, ware, God heeft overal de heerschappij; Hij heeft echter Zijne geschapene geesten, goede en kwade engelen, en aan deze heeft Hij een werkkring gegeven, waarin zij Zijne bevelen volbrengen. Zo heeft de hoogste kwade engel, satan, van God de macht des doods verkregen, en hij wordt daarom in Hebrews 2:14 genoemd: "degene, die het geweld des doods had" en Openbaring :11: "Abadban" (= verderver) genoemd. "Koning der verschrikkingen" kon daarom de dood zowel in tegenstelling tot de kinderen in `t bijzonder tot de "eerstgeborenen" (Job 18:13) gelijk hier, als ook satan "de vorst des doods" genoemd worden..

De dood is verschrikkelijk voor de natuur, maar voor de goddelozen is hij op bijzondere wijze de koning der verschrikkingen, niet alleen als het einde van dat leven, waarin zij hun geluk gesteld hadden, maar ook als de overgang tot dat leven, waarin zij eindeloze ellende zullen vinden. Hoe gelukkig zijn dan de heiligen; hoe veel zijn zij den Heere Jezus verschuldigd, bij wie de dood zo geheel is vernietigd en zijne eigenaardigheid is veranderd, dat deze koning der verschrikkingen een vriend geworden is. Maar de goddeloze is dan verdreven van het licht dezer wereld, en van zijnen voorspoedigen toestand in deze, in duisternis, de duisternis van het graf, de duisternis der hel, in volstrekte duisternis, om nooit meer licht te zien (Psalms 49:16), noch de minste flikkering, noch enige verwachting daarna. Te vergeefs zou hij hier willen blijven, hij wil niet heengaan, maar hij moet; de gehele wereld is hem moede en jaagt hem daarom weg. Dat is de dood van den goddeloze..

Vers 15

15. Zij, de verschrikking, zal wonen in zijne tent, waar zij de zijne niet is, zijne tent ledig geworden van mensen, zal ene verblijfplaats zijn van sjakals en allerlei ongedierte (vgl. Isaiah 13:20; Isaiah 27:10; Isaiah 34:11, Zephaniah 2:9),zijne woning zal als Sodom en Gomorra (Genesis 19:24),met vuur en zwavel overstrooid worden 1), om haar eeuwig te doen kennen als ene door God vervloekte, onbewoonbare plaats (Job 15:28, Deuteronomy 29:22). Dit hebt gij, o Job! reeds aan uwe knechten en aan uw vee ondervonden (Job 1:16).

1) Het verschrikkelijkste voor den Semiet is de verwoesting van zijn huis, d.i. wanneer allen, die er toe behoren, aan den dood of de ellende overgegeven worden, zijne woonplaats verwoest, en de puinhopen daarvan een spreekwoord voor volgende geslachten worden. Voornamelijk voor den Bedouïn, hoewel zijne haren hut gene sporen achterlaat, is de gedachte aan de verwoesting van zijn huis, het uitblussen van zijn gastvrijen haard iets ontzettends..

Vers 15

15. Zij, de verschrikking, zal wonen in zijne tent, waar zij de zijne niet is, zijne tent ledig geworden van mensen, zal ene verblijfplaats zijn van sjakals en allerlei ongedierte (vgl. Isaiah 13:20; Isaiah 27:10; Isaiah 34:11, Zephaniah 2:9),zijne woning zal als Sodom en Gomorra (Genesis 19:24),met vuur en zwavel overstrooid worden 1), om haar eeuwig te doen kennen als ene door God vervloekte, onbewoonbare plaats (Job 15:28, Deuteronomy 29:22). Dit hebt gij, o Job! reeds aan uwe knechten en aan uw vee ondervonden (Job 1:16).

1) Het verschrikkelijkste voor den Semiet is de verwoesting van zijn huis, d.i. wanneer allen, die er toe behoren, aan den dood of de ellende overgegeven worden, zijne woonplaats verwoest, en de puinhopen daarvan een spreekwoord voor volgende geslachten worden. Voornamelijk voor den Bedouïn, hoewel zijne haren hut gene sporen achterlaat, is de gedachte aan de verwoesting van zijn huis, het uitblussen van zijn gastvrijen haard iets ontzettends..

Vers 16

16. Van onder zullen aan den voorheen zo trotsen boom (vgl. Job 8:16; Job 15:30,Job 15:32), zijne wortelen verdorren, de wortelen, door welke de goddeloze met al de zijnen voedsel ontvangt, en van boven zal zijn tak afgesneden worden, zijne kinderen en kindskinderen, die hij zelf moet overleven, zullen gedood worden. Ook dit, o Job! is reeds aan u vervuld (Job 1:19).

Vers 16

16. Van onder zullen aan den voorheen zo trotsen boom (vgl. Job 8:16; Job 15:30,Job 15:32), zijne wortelen verdorren, de wortelen, door welke de goddeloze met al de zijnen voedsel ontvangt, en van boven zal zijn tak afgesneden worden, zijne kinderen en kindskinderen, die hij zelf moet overleven, zullen gedood worden. Ook dit, o Job! is reeds aan u vervuld (Job 1:19).

Vers 17

17. a) Niet alleen zal des goddelozen familie met wortel en tak worden uitgeroeid, maar zijne gedachtenis zal vergaan van de aarde, van het land, waarin hij woont, en hij zal geen naam hebben, door welken zijne gedachtenis zou kunnen voortleven, op de straten 1) buiten zijn land.

a) Psalms 109:13. Proverbs 10:7.

1) In het Hebreeën Al-phenee choets. Beter: over het land heen, d.w.z. buiten zijn land, buiten de grenzen van zijn land. Bildad bedoelt, dat zijne gedachtenis gans en al zal weggaan, zowel in zijn land, als daarbuiten, zodat niemand hem meer zal gedenken en hij geen naam zal achterlaten.

Vers 17

17. a) Niet alleen zal des goddelozen familie met wortel en tak worden uitgeroeid, maar zijne gedachtenis zal vergaan van de aarde, van het land, waarin hij woont, en hij zal geen naam hebben, door welken zijne gedachtenis zou kunnen voortleven, op de straten 1) buiten zijn land.

a) Psalms 109:13. Proverbs 10:7.

1) In het Hebreeën Al-phenee choets. Beter: over het land heen, d.w.z. buiten zijn land, buiten de grenzen van zijn land. Bildad bedoelt, dat zijne gedachtenis gans en al zal weggaan, zowel in zijn land, als daarbuiten, zodat niemand hem meer zal gedenken en hij geen naam zal achterlaten.

Vers 18

18. Men zal hem, ten gevolg van den Goddelijken wil, die den goddeloze vergeldt, stoten van het licht der levenden, des geluks in de duisternis des doods, en men zal hem van de wereld, van de bewoonde aarde verjagen, zodat hij, de eens beroemde geheel onbekend wordt.

Vers 18

18. Men zal hem, ten gevolg van den Goddelijken wil, die den goddeloze vergeldt, stoten van het licht der levenden, des geluks in de duisternis des doods, en men zal hem van de wereld, van de bewoonde aarde verjagen, zodat hij, de eens beroemde geheel onbekend wordt.

Vers 19

19. a) Hij zal genen zoon, noch neef (kleinzoon zie Genesis 21:23, even als het Lat. nepos) hebben onder zijn volk, want hij wordt met wortel en tak uitgeroeid; en niemand zal in zijne woningen overig zijn, niemand zal den algemenen ondergang zijner familie ontkomen, en zich weer in het vaderlijk erfgoed kunnen nederzetten.

a) Isaiah 14:22. Jeremiah 22:30. 20. Over zijnen dag, den dag van zijn verderf, zullen de nakomelingen 1) verbaasd zijn, en de ouden {1} met schrik bevangen worden {2}.

{1} In het Hebreeën Acharonim wekadmonim. Dit kan wel vertaald worden door, nakomelingen en ouden (in den zin van voorouders), maar dit geeft hier geen zin, want de voorouders zullen zich niet meer kunnen verwonderen Beter is de vertaling van westelijken, en oostelijken. De bedoeling is dan, zowel die oostwaarts als die westwaarts wonen, d.w.z. al zijne tijdgenoten.

{2} Waarmee hij bevestigt wat hij gezegd heeft, dat allen zich zullen verbazen bij het gezicht van hun toestand, zo ellendig zal die zijn. Deze uitspraak is zeer waar en diep in het geheugen te prenten, opdat wij ons die benuttigen. Laten wij slechts Bildad niet volgen, die in dezen vloek n Job n alle beproefden begispt. Waarom? Beproevingen toch zijn zowel den vrome als den goddeloze gemeen. Hiervan is de besturing aan God allen overgelaten, Wie het ook alleen toekomt. Indien we nu, naar het oordeel der mensen, arm, beproefd en ellendig zijn, laten we daarom niet ophouden te steunen op de goedheid van onzen God, totdat Hij ons, als geheel van Hem afhangende, geheel van alle ellende en beproevingen zal bevrijd hebben..

Vers 19

19. a) Hij zal genen zoon, noch neef (kleinzoon zie Genesis 21:23, even als het Lat. nepos) hebben onder zijn volk, want hij wordt met wortel en tak uitgeroeid; en niemand zal in zijne woningen overig zijn, niemand zal den algemenen ondergang zijner familie ontkomen, en zich weer in het vaderlijk erfgoed kunnen nederzetten.

a) Isaiah 14:22. Jeremiah 22:30. 20. Over zijnen dag, den dag van zijn verderf, zullen de nakomelingen 1) verbaasd zijn, en de ouden {1} met schrik bevangen worden {2}.

{1} In het Hebreeën Acharonim wekadmonim. Dit kan wel vertaald worden door, nakomelingen en ouden (in den zin van voorouders), maar dit geeft hier geen zin, want de voorouders zullen zich niet meer kunnen verwonderen Beter is de vertaling van westelijken, en oostelijken. De bedoeling is dan, zowel die oostwaarts als die westwaarts wonen, d.w.z. al zijne tijdgenoten.

{2} Waarmee hij bevestigt wat hij gezegd heeft, dat allen zich zullen verbazen bij het gezicht van hun toestand, zo ellendig zal die zijn. Deze uitspraak is zeer waar en diep in het geheugen te prenten, opdat wij ons die benuttigen. Laten wij slechts Bildad niet volgen, die in dezen vloek n Job n alle beproefden begispt. Waarom? Beproevingen toch zijn zowel den vrome als den goddeloze gemeen. Hiervan is de besturing aan God allen overgelaten, Wie het ook alleen toekomt. Indien we nu, naar het oordeel der mensen, arm, beproefd en ellendig zijn, laten we daarom niet ophouden te steunen op de goedheid van onzen God, totdat Hij ons, als geheel van Hem afhangende, geheel van alle ellende en beproevingen zal bevrijd hebben..

Vers 21

21. Gewis, zodanige zijn de woningen des verkeerden, alzo worden zij der verwoesting overgegeven, en dit is de plaats desgenen, die God niet kent. Zie nu, o Job! hieruit, wie gij zijt.

Vergelijk Job 5:5 Zo is de duivel gewoon ons ongeluk te beoordelen: Ziet gij niet, dat God toornig op u is? anders zou het u veel beter gaan, wij moeten dit zwaard tegenover hem in de hand nemen: God valt mij aan volgens het woord van Paulus: "Als wij geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden (1 Corinthians 11:32)..

Vers 21

21. Gewis, zodanige zijn de woningen des verkeerden, alzo worden zij der verwoesting overgegeven, en dit is de plaats desgenen, die God niet kent. Zie nu, o Job! hieruit, wie gij zijt.

Vergelijk Job 5:5 Zo is de duivel gewoon ons ongeluk te beoordelen: Ziet gij niet, dat God toornig op u is? anders zou het u veel beter gaan, wij moeten dit zwaard tegenover hem in de hand nemen: God valt mij aan volgens het woord van Paulus: "Als wij geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden (1 Corinthians 11:32)..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Job 18". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/job-18.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile