Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Genesis 40

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 40

Genesis 40:1.

JOZEF LEGT DE GEVANGENEN HUN DROMEN UIT.

I. Genesis 40:1-Genesis 40:23. In de koninklijke staatsgevangenis, waarin Jozef gevangen is, worden na verloop van enige tijd ook de overste van de schenkers en de overste van de bakkers, die bij Farao in ongenade geraakt waren, geworpen, en aan Jozef wordt opgedragen hen te dienen. Zij hebben in n nacht ieder een bijzondere droom, en Jozef, in wie de Heere de wijsheid van een profetische geest gelegd had, verklaart hun die dromen. Gelijk hij het voorzegd heeft, zo geschiedt het: de overste van de schenkers wordt in zijn ambt hersteld, de overste van de bakkers opgehangen; de eerste vergeet Jozef en doet niets voor hem bij Farao.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 40

Genesis 40:1.

JOZEF LEGT DE GEVANGENEN HUN DROMEN UIT.

I. Genesis 40:1-Genesis 40:23. In de koninklijke staatsgevangenis, waarin Jozef gevangen is, worden na verloop van enige tijd ook de overste van de schenkers en de overste van de bakkers, die bij Farao in ongenade geraakt waren, geworpen, en aan Jozef wordt opgedragen hen te dienen. Zij hebben in n nacht ieder een bijzondere droom, en Jozef, in wie de Heere de wijsheid van een profetische geest gelegd had, verklaart hun die dromen. Gelijk hij het voorzegd heeft, zo geschiedt het: de overste van de schenkers wordt in zijn ambt hersteld, de overste van de bakkers opgehangen; de eerste vergeet Jozef en doet niets voor hem bij Farao.

Vers 1

1. En het geschiedde na deze dingen, die in Genesis 39:7-Genesis 39:20 verhaald zijn, dat de schenken, 1) de opperschenker (Nehemiah. 1:11; 2:1) van de koning van Egypte en de bakker, overste van de bakkers, zondigden 2) tegen hun heer, tegen de koning van Egypte.

1) De Oosterse koningen hadden gewoonlijk een menigte schenkers en bakkers: bijv. die van de Perzen (Xenophon, Hellen 7:1,38). Het ambt van opperschenker bij de koning van de Perzen was zeer geëerd. (Herod.3:34. Cyrop.1:3,8)

2)"Zondigden." Welke de misdaad was, waarvan deze beide mannen verdacht werden, wordt niet gemeld. Wellicht dat er vergiftiging had plaats gehad, omdat juist de schenken en de bakker verdacht werden. Daarom is het echter niet meegedeeld, omdat niet de aard van het vergrijp in betrekking staat tot de leidingen van de Voorzienigheid met Jozef, maar wel hun komen in dezelfde gevangenis, waarin hij vertoefde.

Er is ongetwijfeld een geruime tijd verlopen na de geschiedenis in het vorige hoofdstuk vermeld, toen deze beide mannen in de gevangenis werden opgesloten..

Vers 1

1. En het geschiedde na deze dingen, die in Genesis 39:7-Genesis 39:20 verhaald zijn, dat de schenken, 1) de opperschenker (Nehemiah. 1:11; 2:1) van de koning van Egypte en de bakker, overste van de bakkers, zondigden 2) tegen hun heer, tegen de koning van Egypte.

1) De Oosterse koningen hadden gewoonlijk een menigte schenkers en bakkers: bijv. die van de Perzen (Xenophon, Hellen 7:1,38). Het ambt van opperschenker bij de koning van de Perzen was zeer geëerd. (Herod.3:34. Cyrop.1:3,8)

2)"Zondigden." Welke de misdaad was, waarvan deze beide mannen verdacht werden, wordt niet gemeld. Wellicht dat er vergiftiging had plaats gehad, omdat juist de schenken en de bakker verdacht werden. Daarom is het echter niet meegedeeld, omdat niet de aard van het vergrijp in betrekking staat tot de leidingen van de Voorzienigheid met Jozef, maar wel hun komen in dezelfde gevangenis, waarin hij vertoefde.

Er is ongetwijfeld een geruime tijd verlopen na de geschiedenis in het vorige hoofdstuk vermeld, toen deze beide mannen in de gevangenis werden opgesloten..

Vers 2

2. Zodat Farao1) zeer toornig werd op zijn twee hovelingen op de overste van de schenkers, en op de overste van de bakkers.

1) Farao was de gewone koningstitel bij de Egyptenaren.

Vers 2

2. Zodat Farao1) zeer toornig werd op zijn twee hovelingen op de overste van de schenkers, en op de overste van de bakkers.

1) Farao was de gewone koningstitel bij de Egyptenaren.

Vers 3

3. En hij leverde hen in bewaring in het huis van Ptifar, de overste van de lijfwacht 1) (Genesis 37:36; Genesis 39:1) in het gevangenhuis, ter plaatse waar de gevangenen van de koning zaten, en ook Jozef gevangen was. (Genesis 39:20).

1) Deze mededeling verklaart, waarom Ptifar Jozef in de staatsgevangenis kon opsluiten. Deze was aan zijn huis verbonden. De gevangenbewaarder zal dan ook wel iets geweten hebben van het hartstochtelijk karakter van Ptifars vrouw en gemeend, dat de gevangenzetting van Jozef alleen door de overste van de lijfwachten was gedaan om de eer van zijn huis voor de wereld te redden.. 4. En Ptifar, de overste van de trawanten bestelde 1) Jozef, aan wiens schuld hij waarschijnlijk nooit volkomen geloof geslagen had, bij hen, hij gaf aan Jozef last, dat hij hen, die voorname staatsdienaars, diende, en zij waren sommige dagen in bewaring.

1) In het Hebreeuws Pakad "Benoemde, taakhebber, de bedoeling was, dat, daar het voorname mannen waren, de onderopzichter aangewezen werd om hen te bedienen. Hoe is hier de leiding van de Goddelijke Voorzienigheid merkbaar! Was dat ambt aan een ander opgedragen, dan was Jozef niet straks bij hen gekomen, om hun de dromen uit te leggen. Als gewoon opzichter had hij dan eenvoudig de ronde gedaan, maar nu hij tot hun bediende was aangesteld, kwam hij veel nauwer met hen in aanraking.

Vers 3

3. En hij leverde hen in bewaring in het huis van Ptifar, de overste van de lijfwacht 1) (Genesis 37:36; Genesis 39:1) in het gevangenhuis, ter plaatse waar de gevangenen van de koning zaten, en ook Jozef gevangen was. (Genesis 39:20).

1) Deze mededeling verklaart, waarom Ptifar Jozef in de staatsgevangenis kon opsluiten. Deze was aan zijn huis verbonden. De gevangenbewaarder zal dan ook wel iets geweten hebben van het hartstochtelijk karakter van Ptifars vrouw en gemeend, dat de gevangenzetting van Jozef alleen door de overste van de lijfwachten was gedaan om de eer van zijn huis voor de wereld te redden.. 4. En Ptifar, de overste van de trawanten bestelde 1) Jozef, aan wiens schuld hij waarschijnlijk nooit volkomen geloof geslagen had, bij hen, hij gaf aan Jozef last, dat hij hen, die voorname staatsdienaars, diende, en zij waren sommige dagen in bewaring.

1) In het Hebreeuws Pakad "Benoemde, taakhebber, de bedoeling was, dat, daar het voorname mannen waren, de onderopzichter aangewezen werd om hen te bedienen. Hoe is hier de leiding van de Goddelijke Voorzienigheid merkbaar! Was dat ambt aan een ander opgedragen, dan was Jozef niet straks bij hen gekomen, om hun de dromen uit te leggen. Als gewoon opzichter had hij dan eenvoudig de ronde gedaan, maar nu hij tot hun bediende was aangesteld, kwam hij veel nauwer met hen in aanraking.

Vers 5

5. Zij droomden nu beiden een droom, elk zijn droom 1) in n nacht, elk naar de uitlegging van zijn droom, 2) de schenken en de bakker, die van de koning van Egypte waren, die gevangenen waren in het gevangenhuis. Deze dromen verhaalden zij `s morgens aan elkaar, en door de wonderbare overeenkomst werden zij ontsteld.

1) De dromen, waarin God op buitengewone wijze Zijn raad aan mensen openbaart, zijn van tweeërlei aard. Het zijn, f van God gewerkte verschijningen, als de hemelladder, die Jakob in zijn droom zag; f het zijn buitengewone uitingen van menselijk v rgevoel, waarbij hun, met beelden, genomen uit de kring van hun eigen gedachten, getoond wordt, wat hen overkomen zal; van deze laatste soort waren de dromen van de beide hovelingen. Overigens is de droom slechts een spel van gedachten en beelden, die tevoren reeds in de ziel aanwezig waren; zodanige dromen hebben even zo min betekenis als de fantasieën van koortslijders.

Bij geen volk van de oude wereld was het droomleven z opgewekt, z krachtig en ontwikkeld, als bij de Egyptenaren; de gehele geschiedenis van dit wonderbare volk heeft iets nachtelijks, waarbij de gedaanten van het goddelijke en aardse wonderbaar en verward in elkaar vloeien, en waaruit de Piramiden, Obelisken en Sphynxen, onmetelijke tempels, als droomgestalten te voorschijn treden. Men zou het het volk van dromen, voorgevoelens en raadsels kunnen noemen; ook Jozef's bestemming voor dit land werd door dromen ingeleid en door dromen bereikt.

2) "Elk naar de uitlegging van zijn droom," d.w.z. elk een droom, die duidelijk in verband stond met hun vroegere betrekking en voor ieder een bijzondere uitlegging of betekenis had..

Vers 5

5. Zij droomden nu beiden een droom, elk zijn droom 1) in n nacht, elk naar de uitlegging van zijn droom, 2) de schenken en de bakker, die van de koning van Egypte waren, die gevangenen waren in het gevangenhuis. Deze dromen verhaalden zij `s morgens aan elkaar, en door de wonderbare overeenkomst werden zij ontsteld.

1) De dromen, waarin God op buitengewone wijze Zijn raad aan mensen openbaart, zijn van tweeërlei aard. Het zijn, f van God gewerkte verschijningen, als de hemelladder, die Jakob in zijn droom zag; f het zijn buitengewone uitingen van menselijk v rgevoel, waarbij hun, met beelden, genomen uit de kring van hun eigen gedachten, getoond wordt, wat hen overkomen zal; van deze laatste soort waren de dromen van de beide hovelingen. Overigens is de droom slechts een spel van gedachten en beelden, die tevoren reeds in de ziel aanwezig waren; zodanige dromen hebben even zo min betekenis als de fantasieën van koortslijders.

Bij geen volk van de oude wereld was het droomleven z opgewekt, z krachtig en ontwikkeld, als bij de Egyptenaren; de gehele geschiedenis van dit wonderbare volk heeft iets nachtelijks, waarbij de gedaanten van het goddelijke en aardse wonderbaar en verward in elkaar vloeien, en waaruit de Piramiden, Obelisken en Sphynxen, onmetelijke tempels, als droomgestalten te voorschijn treden. Men zou het het volk van dromen, voorgevoelens en raadsels kunnen noemen; ook Jozef's bestemming voor dit land werd door dromen ingeleid en door dromen bereikt.

2) "Elk naar de uitlegging van zijn droom," d.w.z. elk een droom, die duidelijk in verband stond met hun vroegere betrekking en voor ieder een bijzondere uitlegging of betekenis had..

Vers 6

6. En Jozef kwam `s morgens tot hen, om hen te bedienen, en hij zag hen aan, en ziet, zij waren ontsteld. 1)

1) Niet ieder kan het schrift van het menselijk aangezicht lezen; dit vermogen is slechts aan de liefde gegeven..

De wijze, waarop de goddelijke Voorzienigheid stille en verborgen, schijnbaar niets betekenende zaken tot aanleiding en uitgangspunt van grote omkeringen maakt, is in onze geschiedenis duidelijk op te merken. Toevallig schijnt de zaak, dat Farao twee hovelingen in de staatsgevangenis werpt, wegens misslagen, die misschien van weinig betekenis waren; nog toevalliger, dat Jozef gesteld wordt, om hen te dienen; wederom nog toevalliger, dat zij beiden een verontrustende droom hebben; en eindelijk bijzonder toevallig, dat Jozef bij zijn intreden de ontsteltenis op hun aangezichten leest. Maar al deze schijnbare toevalligheden heeft Gods Voorzienigheid tot middelen gemaakt voor Jozefs verhoging en Israël's redding. De Heere kan duizend wegen vinden, waar het verstand niet n weg ziet..

In het Hebreeuws Zoaphiem, boos, treurig, verward.

Vers 6

6. En Jozef kwam `s morgens tot hen, om hen te bedienen, en hij zag hen aan, en ziet, zij waren ontsteld. 1)

1) Niet ieder kan het schrift van het menselijk aangezicht lezen; dit vermogen is slechts aan de liefde gegeven..

De wijze, waarop de goddelijke Voorzienigheid stille en verborgen, schijnbaar niets betekenende zaken tot aanleiding en uitgangspunt van grote omkeringen maakt, is in onze geschiedenis duidelijk op te merken. Toevallig schijnt de zaak, dat Farao twee hovelingen in de staatsgevangenis werpt, wegens misslagen, die misschien van weinig betekenis waren; nog toevalliger, dat Jozef gesteld wordt, om hen te dienen; wederom nog toevalliger, dat zij beiden een verontrustende droom hebben; en eindelijk bijzonder toevallig, dat Jozef bij zijn intreden de ontsteltenis op hun aangezichten leest. Maar al deze schijnbare toevalligheden heeft Gods Voorzienigheid tot middelen gemaakt voor Jozefs verhoging en Israël's redding. De Heere kan duizend wegen vinden, waar het verstand niet n weg ziet..

In het Hebreeuws Zoaphiem, boos, treurig, verward.

Vers 7

7. Toen vroeg hij de hovelingen van Farao, die bij hem waren in hechtenis van het huis van zijn heer, zeggende: Waarom zijn uw aangezichten heden kwalijk gesteld?1)

1) De Vulgata vertaalt: Waarom staan uw aangezichten heden treuriger dan gewoonlijk? Deze vertaling drukt zeer juist de betekenis van deze vraag uit.

Vers 7

7. Toen vroeg hij de hovelingen van Farao, die bij hem waren in hechtenis van het huis van zijn heer, zeggende: Waarom zijn uw aangezichten heden kwalijk gesteld?1)

1) De Vulgata vertaalt: Waarom staan uw aangezichten heden treuriger dan gewoonlijk? Deze vertaling drukt zeer juist de betekenis van deze vraag uit.

Vers 8

8. En zij zeiden tot hem: Wij hebben een droom gedroomd 1) en er is hier, in deze gevangenis, niemand van de waarzeggers en wijzen (Genesis 41:8), die hem uitlegge; onze dromen zijn zeker gewichtig en kondigen ons ons toekomstig lot aan. En Jozef zei tot hen: Zijn de uitleggingen van de dromen, wanneer zij werkelijk door de Allerhoogste zijn ingegeven, niet van God, die ze gaf? Al is hier geen waarzegger of droomuitlegger, tot Hem staat ook hier de toegang open. Misschien zal die God, die ik dien, mij geven uw dromen uit te leggen. Vertel ze mij toch. 2)

1) Er zijn verschillende dromen: goddelijke (Genesis 28:12; Genesis 41:17 Daniël. 2:28 ), duivelse (Deuteronomy 13:1 Jeremiah 23:16; Jeremiah 27:9, natuurlijke (Prediker. 5:2), men lere alzo goed te onderscheiden en alle dromen niet gelijk te achten..

2) Jozefs goedhartigheid en zijn zucht om het lijden van anderen te verzachten, maakt hem geen enkel ogenblik ontrouw aan zijn beginsel of doet hem een verdrag aangaan met zijn overtuiging. Aan de mogelijkheid van de zaak en haar betekenis twijfelt hij niet. Trouwens dat had hem de ervaring van zijn eigen jeugd ook wel later geleerd. Maar hij zoekt de zaak in het rechte spoor te leiden, tot de rechte bron terug te brengen en tot het rechte doel te sturen. Daartoe zijn vriendelijke aandrang en zijn redegevende vraag..

Jozef zegt hun, dat de uitlegging van God is, en erkent daarmee, dat er dromen zijn, die van God zijn. Hij verwerpt de uitlegging van de Egyptische waarzeggers en veroordeelt daarmee alle bijgelovige dromen en droomuitleggingen..

Vers 8

8. En zij zeiden tot hem: Wij hebben een droom gedroomd 1) en er is hier, in deze gevangenis, niemand van de waarzeggers en wijzen (Genesis 41:8), die hem uitlegge; onze dromen zijn zeker gewichtig en kondigen ons ons toekomstig lot aan. En Jozef zei tot hen: Zijn de uitleggingen van de dromen, wanneer zij werkelijk door de Allerhoogste zijn ingegeven, niet van God, die ze gaf? Al is hier geen waarzegger of droomuitlegger, tot Hem staat ook hier de toegang open. Misschien zal die God, die ik dien, mij geven uw dromen uit te leggen. Vertel ze mij toch. 2)

1) Er zijn verschillende dromen: goddelijke (Genesis 28:12; Genesis 41:17 Daniël. 2:28 ), duivelse (Deuteronomy 13:1 Jeremiah 23:16; Jeremiah 27:9, natuurlijke (Prediker. 5:2), men lere alzo goed te onderscheiden en alle dromen niet gelijk te achten..

2) Jozefs goedhartigheid en zijn zucht om het lijden van anderen te verzachten, maakt hem geen enkel ogenblik ontrouw aan zijn beginsel of doet hem een verdrag aangaan met zijn overtuiging. Aan de mogelijkheid van de zaak en haar betekenis twijfelt hij niet. Trouwens dat had hem de ervaring van zijn eigen jeugd ook wel later geleerd. Maar hij zoekt de zaak in het rechte spoor te leiden, tot de rechte bron terug te brengen en tot het rechte doel te sturen. Daartoe zijn vriendelijke aandrang en zijn redegevende vraag..

Jozef zegt hun, dat de uitlegging van God is, en erkent daarmee, dat er dromen zijn, die van God zijn. Hij verwerpt de uitlegging van de Egyptische waarzeggers en veroordeelt daarmee alle bijgelovige dromen en droomuitleggingen..

Vers 9

9. Toen vertelde de overste van de schenkers Jozef zijn droom, en zei tot hem: In mijn droom, zie, zo was een wijnstok voor mijn aangezicht.

Vers 9

9. Toen vertelde de overste van de schenkers Jozef zijn droom, en zei tot hem: In mijn droom, zie, zo was een wijnstok voor mijn aangezicht.

Vers 10

10. En aan de wijnstok waren drie ranken; en hij was als bottende; zijn bloeisel ging op; zijn trossen brachten rijpe druiven voort.

Vers 10

10. En aan de wijnstok waren drie ranken; en hij was als bottende; zijn bloeisel ging op; zijn trossen brachten rijpe druiven voort.

Vers 11

11. En Farao's beker was in mijn hand; en ik nam die druiven, en drukte ze uit in Farao's beker, en ik gaf de beker in Farao's hand. 1) 1) Bij de Arabieren was het reeds in de hoge oudheid, evenals later bij de Islamieten, verboden, gegiste wijn te drinken; men drukte de druiven uit en dronk het sap. Wanneer nu diezelfde gewoonte aan Farao's hof heerste, terwijl toch bij de eigenlijke Egyptenaren het wijndrinken in gebruik was, zo geeft ons dit aanleiding, om te menen, dat deze Farao tot de dynastie van de uit Arabië afstammende Hyksos behoorde. Nadat toch het Egyptische rijk, sedert Menes, 1070 jaar bestaan had, viel, onder de laatste koning van de dertiende Dynastie, van het noordoosten een volksmenigte in Egypte, aan welke men de naam Hyksos, dat is herderskoningen, gaf. Zij onderwierpen het land, breidden hun heerschappij over Beneden- en Midden-Egypte uit, en legden de koning van Thebe in Opper-Egypte het betalen van schatting op. Nadat zij ruim 500 jaar geheerst hadden, verhief zich de koning van Thebe, Amenofis II tegen hen en begon hen te verdringen; hun verdrijving gelukte eerst volkomen aan diens opvolger Thutmes (Thutmosis) IV. Deze is waarschijnlijk de in Exodus 1:8 vermelde nieuwe koning; hij behoorde tot de 18de Dynastie; en verenigde het Nijldal, van de grenzen van Nubië af tot aan de uitwateringen van de Nijl, onder zijn heerschappij..

Niet alleen de droom was van God, maar ook de wijsheid, om die uit te leggen was van Hem; maar toch de droom zelf bewees Jozef reeds aanvankelijk, dat de schenken onschuldig was. Dat zijn geweten hem vrijsprak van enige misdaad tegen de koning. De droom staat in nauw verband met het zielenleven..

Vers 11

11. En Farao's beker was in mijn hand; en ik nam die druiven, en drukte ze uit in Farao's beker, en ik gaf de beker in Farao's hand. 1) 1) Bij de Arabieren was het reeds in de hoge oudheid, evenals later bij de Islamieten, verboden, gegiste wijn te drinken; men drukte de druiven uit en dronk het sap. Wanneer nu diezelfde gewoonte aan Farao's hof heerste, terwijl toch bij de eigenlijke Egyptenaren het wijndrinken in gebruik was, zo geeft ons dit aanleiding, om te menen, dat deze Farao tot de dynastie van de uit Arabië afstammende Hyksos behoorde. Nadat toch het Egyptische rijk, sedert Menes, 1070 jaar bestaan had, viel, onder de laatste koning van de dertiende Dynastie, van het noordoosten een volksmenigte in Egypte, aan welke men de naam Hyksos, dat is herderskoningen, gaf. Zij onderwierpen het land, breidden hun heerschappij over Beneden- en Midden-Egypte uit, en legden de koning van Thebe in Opper-Egypte het betalen van schatting op. Nadat zij ruim 500 jaar geheerst hadden, verhief zich de koning van Thebe, Amenofis II tegen hen en begon hen te verdringen; hun verdrijving gelukte eerst volkomen aan diens opvolger Thutmes (Thutmosis) IV. Deze is waarschijnlijk de in Exodus 1:8 vermelde nieuwe koning; hij behoorde tot de 18de Dynastie; en verenigde het Nijldal, van de grenzen van Nubië af tot aan de uitwateringen van de Nijl, onder zijn heerschappij..

Niet alleen de droom was van God, maar ook de wijsheid, om die uit te leggen was van Hem; maar toch de droom zelf bewees Jozef reeds aanvankelijk, dat de schenken onschuldig was. Dat zijn geweten hem vrijsprak van enige misdaad tegen de koning. De droom staat in nauw verband met het zielenleven..

Vers 12

12. Toen zei Jozef tot hem: Dit is zijn uitlegging: de drie ranken zijn drie dagen.

Jozef spreekt hier niet uit, wat hij voor waarschijnlijk houd, alsof hij een twijfelachtig vermoeden uitsprak, maar hij spreekt door openbaring van de Geest uit, wat de droom betekende. Want waarom verklaart hij de drie ranken eerder voor drie dagen dan voor drie jaren, indien de Geest Gods hem dit niet geopenbaard had? Door een buitengewone ingeving verheft Jozef zich boven de natuur, als hij de droom uitlegt. En als zo aanstonds hij zich de schenken aanbeveelt, alsof deze reeds in zijn ambt hersteld was, daarmee toont hij wel zijn vertrouwen, dat de uitlegging zeker en ondubbelzinnig is..

Vers 12

12. Toen zei Jozef tot hem: Dit is zijn uitlegging: de drie ranken zijn drie dagen.

Jozef spreekt hier niet uit, wat hij voor waarschijnlijk houd, alsof hij een twijfelachtig vermoeden uitsprak, maar hij spreekt door openbaring van de Geest uit, wat de droom betekende. Want waarom verklaart hij de drie ranken eerder voor drie dagen dan voor drie jaren, indien de Geest Gods hem dit niet geopenbaard had? Door een buitengewone ingeving verheft Jozef zich boven de natuur, als hij de droom uitlegt. En als zo aanstonds hij zich de schenken aanbeveelt, alsof deze reeds in zijn ambt hersteld was, daarmee toont hij wel zijn vertrouwen, dat de uitlegging zeker en ondubbelzinnig is..

Vers 13

13. Binnen drie dagen zal Farao u uit de kerker doen komen (2 Kings 25:27) en uw hoofd verheffen 1) en hij zal u in uw staat van opperschenker herstellen, en gij zult Farao's beker in zijn hand geven, naar de vorige wijze, toen gij zijn schenken waart.

1) "Uw hoofd verheffen" wil zeggen: u uitvoeren uit de duistere kerker. (2 Kings 25:27) 2 Samuël

Vers 13

13. Binnen drie dagen zal Farao u uit de kerker doen komen (2 Kings 25:27) en uw hoofd verheffen 1) en hij zal u in uw staat van opperschenker herstellen, en gij zult Farao's beker in zijn hand geven, naar de vorige wijze, toen gij zijn schenken waart.

1) "Uw hoofd verheffen" wil zeggen: u uitvoeren uit de duistere kerker. (2 Kings 25:27) 2 Samuël

Vers 14

14. Doch gedenk mij bij uzelf, 1) wanneer het u wel gaan zal, en doe toch weldadigheid aan mij, en doe van mij melding bij Farao, en maak, dat ik uit dit huis kome. 2)

1) Jozef beveelt zich hier aan de welwillendheid van de schenken aan. Hoe herinnert deze uitdrukking aan die van de boetvaardige moordenaar op Golgotha. Werd deze laatste terstond geholpen, Jozef werd vergeten, en zou vergeten gebleven zijn, indien de Heere niet op verwonderlijke wijze tussenbeide gekomen was. Al was het dus geen zonde voor Jozef, om de schenken te vragen zich hem te gedenken, toch wil de Heere hem leren, dat Hij, en Hij alleen het is, die redt en uithelpt op zijn tijd. Later zou Jozef ook het Godsbestuur prijzen, en moeten erkennen, dat, indien God nu schijnbaar niet verhoord had of geholpen, Hij wat beters voor hem had bestemd. Had de schenken terstond om Jozef gedacht, hij ware geen onderkoning van Egypte geworden..

2) Men zou God verzoeken, indien men de middelen niet beproefde, maar verachtte, die God schenkt en waardoor men zou kunnen geholpen worden..

Vers 14

14. Doch gedenk mij bij uzelf, 1) wanneer het u wel gaan zal, en doe toch weldadigheid aan mij, en doe van mij melding bij Farao, en maak, dat ik uit dit huis kome. 2)

1) Jozef beveelt zich hier aan de welwillendheid van de schenken aan. Hoe herinnert deze uitdrukking aan die van de boetvaardige moordenaar op Golgotha. Werd deze laatste terstond geholpen, Jozef werd vergeten, en zou vergeten gebleven zijn, indien de Heere niet op verwonderlijke wijze tussenbeide gekomen was. Al was het dus geen zonde voor Jozef, om de schenken te vragen zich hem te gedenken, toch wil de Heere hem leren, dat Hij, en Hij alleen het is, die redt en uithelpt op zijn tijd. Later zou Jozef ook het Godsbestuur prijzen, en moeten erkennen, dat, indien God nu schijnbaar niet verhoord had of geholpen, Hij wat beters voor hem had bestemd. Had de schenken terstond om Jozef gedacht, hij ware geen onderkoning van Egypte geworden..

2) Men zou God verzoeken, indien men de middelen niet beproefde, maar verachtte, die God schenkt en waardoor men zou kunnen geholpen worden..

Vers 15

15. Want ik ben in het geheim, ontstolen uit het land van de Hebreeën, en ook heb ik hier niets gedaan, 1) dat zij mij in deze kuil, 2) deze gevangenis gezet hebben.

1) Zijn gevoel verhindert hem uit te spreken, hoe hij van zijn vader is weg geroofd; genoeg, dat hij noch als misdadiger, noch als naar recht verkochte slaaf naar Egypte gekomen is. Even zo voorzichtig spreekt hij over zijn gevangen zetten, zonder het huis van Ptifar tot schande te maken; genoeg, dat hij onschuldig is..

Dat Jozef hier zijn geschiedenis in het kort aan de schenken meedeelt, was, volgens besluit van de Heere, opdat de schenken overtuigd zou worden van Jozefs onschuld en hem straks bij Farao aanbevelen. De ware ziel en geestesadel komt hier zo treffend uit. Noch zijn broeders, noch zijn meesteres, noch zijn meester beschuldigt hij..

2)"Kuil". De gevangenis wordt hier "kuil" genoemd, omdat dikwijls kuilen, waarin geen water was, tot gevangenis gebruikt werden..

Vers 15

15. Want ik ben in het geheim, ontstolen uit het land van de Hebreeën, en ook heb ik hier niets gedaan, 1) dat zij mij in deze kuil, 2) deze gevangenis gezet hebben.

1) Zijn gevoel verhindert hem uit te spreken, hoe hij van zijn vader is weg geroofd; genoeg, dat hij noch als misdadiger, noch als naar recht verkochte slaaf naar Egypte gekomen is. Even zo voorzichtig spreekt hij over zijn gevangen zetten, zonder het huis van Ptifar tot schande te maken; genoeg, dat hij onschuldig is..

Dat Jozef hier zijn geschiedenis in het kort aan de schenken meedeelt, was, volgens besluit van de Heere, opdat de schenken overtuigd zou worden van Jozefs onschuld en hem straks bij Farao aanbevelen. De ware ziel en geestesadel komt hier zo treffend uit. Noch zijn broeders, noch zijn meesteres, noch zijn meester beschuldigt hij..

2)"Kuil". De gevangenis wordt hier "kuil" genoemd, omdat dikwijls kuilen, waarin geen water was, tot gevangenis gebruikt werden..

Vers 16

16. Toen de overste van de bakkers zag, dat hij een goede uitlegging gedaan had, 1) zo zei hij tot Jozef; wegens de gelijkheid van de dromen voor zich eveneens een voor hem gunstige uitlegging verwachtende: Ik was ook in mijn droom, ik heb ook gedroomd; en zie, drie getraliede korven waren op mijn hoofd. 2)

1) De bakker lette er niet op, dat Jozef een goede uitlegger was, maar zag alleen op de goede boodschap. Hij is hierin een treffend beeld van zo velen, die niet letten op het Woord van God als zodanig, maar op de beloften alleen; die wel naar de hemel willen, maar enkel en alleen om van de smarten van de hel bevrijd te worden..

2) In Egypte droegen de mannen op het hoofd, de vrouwen op de schouder. Tegenwoordig dragen ook de vrouwen op het hoofd..

Vers 16

16. Toen de overste van de bakkers zag, dat hij een goede uitlegging gedaan had, 1) zo zei hij tot Jozef; wegens de gelijkheid van de dromen voor zich eveneens een voor hem gunstige uitlegging verwachtende: Ik was ook in mijn droom, ik heb ook gedroomd; en zie, drie getraliede korven waren op mijn hoofd. 2)

1) De bakker lette er niet op, dat Jozef een goede uitlegger was, maar zag alleen op de goede boodschap. Hij is hierin een treffend beeld van zo velen, die niet letten op het Woord van God als zodanig, maar op de beloften alleen; die wel naar de hemel willen, maar enkel en alleen om van de smarten van de hel bevrijd te worden..

2) In Egypte droegen de mannen op het hoofd, de vrouwen op de schouder. Tegenwoordig dragen ook de vrouwen op het hoofd..

Vers 17

17. En in de bovenste korf was van alle spijze van Farao, die bakkerswerk is; en het gevogelte1) at deze uit de korf van boven mijn hoofd.

1) Nog heden komt het in Egypte voor, dat vrouwen en kleine gieren de levensmiddelen weg roven, welke mensen op het hoofd dragen..

De bakker droomt niet, dat hij in de tegenwoordigheid van Farao is. Zijn geweten beschuldigt hem wel, dat hij dit recht had verbeurd.. 18. Toen antwoordde Jozef en zei: Dit is zijn uitlegging: de drie korven zijn drie dagen.

Vers 17

17. En in de bovenste korf was van alle spijze van Farao, die bakkerswerk is; en het gevogelte1) at deze uit de korf van boven mijn hoofd.

1) Nog heden komt het in Egypte voor, dat vrouwen en kleine gieren de levensmiddelen weg roven, welke mensen op het hoofd dragen..

De bakker droomt niet, dat hij in de tegenwoordigheid van Farao is. Zijn geweten beschuldigt hem wel, dat hij dit recht had verbeurd.. 18. Toen antwoordde Jozef en zei: Dit is zijn uitlegging: de drie korven zijn drie dagen.

Vers 19

19. Binnen nog drie dagen zal Farao uw hoofd verheffen van boven u, 1) uw hoofd van u wegnemen, en hij zal u uw onthoofd lijk aan een hout hangen, en het gevogelte zal uw vlees van boven u eten. 2)

1) In het Hebreeuws Jise et-rosch Malegaa. Uw hoofd van u wegnemen, d.i. onthoofden..

2) Toch is hierbij de goddelijke inwerking niet voorbij te zien; de voorafgaande gedachten, de gesprekken met elkaar aan de ene-zowel als het geweten en het voorgevoel aan de andere zijde, zijn aanknopingspunten en hulpmiddelen, waarvan God zich bedient. Het is geen aangename boodschap, aan een aanzienlijke man in zijn aangezicht de galg te profeteren, en hem nog bepaald aan te tonen, hoe spoedig en op welke wijze hij gevonnist zal worden. De anti-Simson, een Delila ontvlucht, Jozef, die van geen gunst ten koste van zijn geweten wil weten, kan en mag de moed hebben, ook nog in zijn banden te profeteren.

Het uitgangspunt voor de dromen van de beide gevangenen laat zich hier met grote waarschijnlijkheid aanwijzen. Zij wisten dat het na drie dagen Farao's geboortedag was, en volgens vroegere ervaringen konden zij vermoeden, dat die dag voor hun lot beslissend zou zijn. Wanneer zij onder zulke gedachten, onder hoop en vrees, insliepen, waren die dromen een voortzetting van hun denken, terwijl ook hun geweten, gelijk Krummacher opmerkt, een niet geringe invloed zal hebben gehad..

Vers 19

19. Binnen nog drie dagen zal Farao uw hoofd verheffen van boven u, 1) uw hoofd van u wegnemen, en hij zal u uw onthoofd lijk aan een hout hangen, en het gevogelte zal uw vlees van boven u eten. 2)

1) In het Hebreeuws Jise et-rosch Malegaa. Uw hoofd van u wegnemen, d.i. onthoofden..

2) Toch is hierbij de goddelijke inwerking niet voorbij te zien; de voorafgaande gedachten, de gesprekken met elkaar aan de ene-zowel als het geweten en het voorgevoel aan de andere zijde, zijn aanknopingspunten en hulpmiddelen, waarvan God zich bedient. Het is geen aangename boodschap, aan een aanzienlijke man in zijn aangezicht de galg te profeteren, en hem nog bepaald aan te tonen, hoe spoedig en op welke wijze hij gevonnist zal worden. De anti-Simson, een Delila ontvlucht, Jozef, die van geen gunst ten koste van zijn geweten wil weten, kan en mag de moed hebben, ook nog in zijn banden te profeteren.

Het uitgangspunt voor de dromen van de beide gevangenen laat zich hier met grote waarschijnlijkheid aanwijzen. Zij wisten dat het na drie dagen Farao's geboortedag was, en volgens vroegere ervaringen konden zij vermoeden, dat die dag voor hun lot beslissend zou zijn. Wanneer zij onder zulke gedachten, onder hoop en vrees, insliepen, waren die dromen een voortzetting van hun denken, terwijl ook hun geweten, gelijk Krummacher opmerkt, een niet geringe invloed zal hebben gehad..

Vers 20

20. En het geschiedde op de derde dag, de dag van Farao's geboorte (Mark 6:21), dat hij voor al zijn knechten een maaltijd maakte; en hij verhief, gelijk Jozef voorzegd had, het hoofd van de overste van de schenkers, en het hoofd van de overste van de bakkers, in het midden van zijn knechten. 1)

1) De koningen van de oude wereld pleegden hun geboortedagen te vieren. Volgens Herodotus was dit de enige dag in het jaar, waarop de Perzische koningen zich zalfden en aan hun onderdanen geschenken gaven. Evenzo schonken de Hebreeuwse koningen bij vreugdevolle gebeurtenissen genade..

Vers 20

20. En het geschiedde op de derde dag, de dag van Farao's geboorte (Mark 6:21), dat hij voor al zijn knechten een maaltijd maakte; en hij verhief, gelijk Jozef voorzegd had, het hoofd van de overste van de schenkers, en het hoofd van de overste van de bakkers, in het midden van zijn knechten. 1)

1) De koningen van de oude wereld pleegden hun geboortedagen te vieren. Volgens Herodotus was dit de enige dag in het jaar, waarop de Perzische koningen zich zalfden en aan hun onderdanen geschenken gaven. Evenzo schonken de Hebreeuwse koningen bij vreugdevolle gebeurtenissen genade..

Vers 21

21. En hij deed de overste van de schenkers, terugkeren tot zijn schenkambt, zodat hij de beker in Farao's hand gaf;

Vers 21

21. En hij deed de overste van de schenkers, terugkeren tot zijn schenkambt, zodat hij de beker in Farao's hand gaf;

Vers 22

22. Maar de overste van de bakkers, tegen wie de verdenking, misschien van een aanslag op het leven van de koning te hebben willen doen, zich bevestigde, hing hij op; gelijk Jozef hun uitgelegd had. 1)

1) Ook de gebeurtenissen, diep in de heidenwereld, ook de geschiedenissen van de vorstelijke hoven, met hun misdaden, kabalen, intriges en geweldenarijen staan onder de hoge heerlijkheid van het goddelijk bestuur; de landstreek, waarin de wijsheid van de wereld zich het meest schijnt losgemaakt te hebben van het bestuur van de goddelijke Voorzienigheid, is daarom het meest aan haar vervallen, en moet de meeste verijdelingen van haar bedoelingen beleven. Ook de gevangenissen met haar donkere kamers en kelders, met haar lijden en haar verborgenheden staan onder de opperleiding van God, en deze kerkers hebben niet alleen misdadigers ontsloten, maar dikwijls ook onschuldigen, meermalen zelfs de beste en heiligste. Christus zelf zegt: "Ik ben in de gevangenis geweest en gij hebt Mij bezocht." Ook het nachtelijke leven met zijn dromen behoort in het weefsel van de goddelijke Voorzienigheid.

Vers 22

22. Maar de overste van de bakkers, tegen wie de verdenking, misschien van een aanslag op het leven van de koning te hebben willen doen, zich bevestigde, hing hij op; gelijk Jozef hun uitgelegd had. 1)

1) Ook de gebeurtenissen, diep in de heidenwereld, ook de geschiedenissen van de vorstelijke hoven, met hun misdaden, kabalen, intriges en geweldenarijen staan onder de hoge heerlijkheid van het goddelijk bestuur; de landstreek, waarin de wijsheid van de wereld zich het meest schijnt losgemaakt te hebben van het bestuur van de goddelijke Voorzienigheid, is daarom het meest aan haar vervallen, en moet de meeste verijdelingen van haar bedoelingen beleven. Ook de gevangenissen met haar donkere kamers en kelders, met haar lijden en haar verborgenheden staan onder de opperleiding van God, en deze kerkers hebben niet alleen misdadigers ontsloten, maar dikwijls ook onschuldigen, meermalen zelfs de beste en heiligste. Christus zelf zegt: "Ik ben in de gevangenis geweest en gij hebt Mij bezocht." Ook het nachtelijke leven met zijn dromen behoort in het weefsel van de goddelijke Voorzienigheid.

Vers 23

23. Doch de overste van de schenkers dacht niet aan Jozef, die hem om hulp bij Farao gebeden had (Genesis 40:14); maar vergat hem. 1)

1) Het was een straal van hoop, die voor Jozef in de gevangenis tot zijn bevrijding lichtte, dat hij zich aan de voorspraak van de vader kon aanbevelen. Toen ook deze straal uitgeblust was, stond hem, naar gewone berekening, niets anders meer te wachten, dan dat hij zijn leven in deze gevangenis zou moeten doorbrengen en daarin omkomen; toch had de vervulling van de dromen van de beide hovelingen hem in zijn hoop op de vervulling van zijn eigen dromen, die hij thuis had gehad, kunnen versterken.

Ten laatste bleek het, waarom de schenken hem vergeten moest. Ware hij door diens voorbede uit de gevangenis verlost, zo had hij toch in zijn vrijheid, als arm vreemdeling, niet geweten, waarheen hij zou gaan, en het doel van God met hem had niet bereikt. Daarom ging het juist goed, dat de schenken hem vergat, hoewel het Jozef smartelijk viel..

Dit was een zeer zware beproeving voor het geduld van Jozef. Want daar hij een voorspraak had verkregen, die hem gemakkelijk uit de gevangenis zou kunnen verlossen, vooral omdat de gelegenheid hem van Godswege was beschikt, zag hij er iedere dag naar uit, nu de vaste hoop op redding in zijn hart had post gevat. Maar terwijl hij twee jaar lang in onzekerheid bleef, verdween die hoop niet alleen, maar verviel hij meer dan vroeger tot wantrouwen. Wij leren dus van deze persoon, dat wij in niets God de tijd van hulp moeten voorschrijven, daar Hij het is, die de Zijnen lang in onzekerheid laat, opdat zij bij eigen ondervinding zullen weten, wat het betekent te hopen..

Niet de schenken, maar God, de Heere, zou op Zijn tijd Jozef verlossen..

Vers 23

23. Doch de overste van de schenkers dacht niet aan Jozef, die hem om hulp bij Farao gebeden had (Genesis 40:14); maar vergat hem. 1)

1) Het was een straal van hoop, die voor Jozef in de gevangenis tot zijn bevrijding lichtte, dat hij zich aan de voorspraak van de vader kon aanbevelen. Toen ook deze straal uitgeblust was, stond hem, naar gewone berekening, niets anders meer te wachten, dan dat hij zijn leven in deze gevangenis zou moeten doorbrengen en daarin omkomen; toch had de vervulling van de dromen van de beide hovelingen hem in zijn hoop op de vervulling van zijn eigen dromen, die hij thuis had gehad, kunnen versterken.

Ten laatste bleek het, waarom de schenken hem vergeten moest. Ware hij door diens voorbede uit de gevangenis verlost, zo had hij toch in zijn vrijheid, als arm vreemdeling, niet geweten, waarheen hij zou gaan, en het doel van God met hem had niet bereikt. Daarom ging het juist goed, dat de schenken hem vergat, hoewel het Jozef smartelijk viel..

Dit was een zeer zware beproeving voor het geduld van Jozef. Want daar hij een voorspraak had verkregen, die hem gemakkelijk uit de gevangenis zou kunnen verlossen, vooral omdat de gelegenheid hem van Godswege was beschikt, zag hij er iedere dag naar uit, nu de vaste hoop op redding in zijn hart had post gevat. Maar terwijl hij twee jaar lang in onzekerheid bleef, verdween die hoop niet alleen, maar verviel hij meer dan vroeger tot wantrouwen. Wij leren dus van deze persoon, dat wij in niets God de tijd van hulp moeten voorschrijven, daar Hij het is, die de Zijnen lang in onzekerheid laat, opdat zij bij eigen ondervinding zullen weten, wat het betekent te hopen..

Niet de schenken, maar God, de Heere, zou op Zijn tijd Jozef verlossen..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 40". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-40.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile