Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Genesis 41

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 41

Genesis 41:1.

JOZEF WORDT, NA HET UITLEGGEN VAN FARAO'S DROMEN, VERHEVEN.

I. Genesis 41:1-Genesis 41:36. Twee jaar later heeft Farao zelf tot tweemaal toe een veelbetekenende droom. Daar de Egyptische wijzen die niet kunnen verklaren, herinnert de overste van de schenkers zich de Hebreeuwse jongeman in de gevangenis. Farao laat Jozef halen, en deze legt nu niet alleen de dromen uit, maar geeft ook de koning goede raad, hoe hij in de tijd van de overvloed voor de tijd van hongersnood voorzorgen kon nemen.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 41

Genesis 41:1.

JOZEF WORDT, NA HET UITLEGGEN VAN FARAO'S DROMEN, VERHEVEN.

I. Genesis 41:1-Genesis 41:36. Twee jaar later heeft Farao zelf tot tweemaal toe een veelbetekenende droom. Daar de Egyptische wijzen die niet kunnen verklaren, herinnert de overste van de schenkers zich de Hebreeuwse jongeman in de gevangenis. Farao laat Jozef halen, en deze legt nu niet alleen de dromen uit, maar geeft ook de koning goede raad, hoe hij in de tijd van de overvloed voor de tijd van hongersnood voorzorgen kon nemen.

Vers 1

1. En het geschiedde ten einde van twee volle jaren, in welke de Heere het hart van de overste van de gevangenis tot Jozef keerde, zodat deze opziener over de gevangenen was (hoofdstuk. 39:21-23), dat Farao, de toenmalige vorst van Egypte; waarschijnlijk Osirtase II, de derde in de dynastie van Hyksos, ten gevolge van goddelijke besturing (Proverbs 21:1) droomde, 1) en ziet, hij stond aan de rivier, 2) aan de oever van de voor Egypte's welvaart zo gewichtige Nijl.

1) Een tweetal dromen hadden de eerste aanleiding van de ellende voor Jozef doen komen; een ander tweetal dromen, die van de oversten van de schenkers en bakkers, waren voor hem de eerste aanleiding tot bevrijding uit de ellende; en een derde tweetal dromen, die van de koning, baanden hem de weg tot grootheid en aanzien. Ook hier bespeurt gij wederom iets van die heilige evenredigheden en aangrijpende samentreffingen van de overeenkomst, die de heilsgeschiedenis boven elke andere als het bijzonder werk van Gods eigen hand kenmerken..

2) Hebreeën : "aan de Jeor," dat is de Nijl..

Vers 1

1. En het geschiedde ten einde van twee volle jaren, in welke de Heere het hart van de overste van de gevangenis tot Jozef keerde, zodat deze opziener over de gevangenen was (hoofdstuk. 39:21-23), dat Farao, de toenmalige vorst van Egypte; waarschijnlijk Osirtase II, de derde in de dynastie van Hyksos, ten gevolge van goddelijke besturing (Proverbs 21:1) droomde, 1) en ziet, hij stond aan de rivier, 2) aan de oever van de voor Egypte's welvaart zo gewichtige Nijl.

1) Een tweetal dromen hadden de eerste aanleiding van de ellende voor Jozef doen komen; een ander tweetal dromen, die van de oversten van de schenkers en bakkers, waren voor hem de eerste aanleiding tot bevrijding uit de ellende; en een derde tweetal dromen, die van de koning, baanden hem de weg tot grootheid en aanzien. Ook hier bespeurt gij wederom iets van die heilige evenredigheden en aangrijpende samentreffingen van de overeenkomst, die de heilsgeschiedenis boven elke andere als het bijzonder werk van Gods eigen hand kenmerken..

2) Hebreeën : "aan de Jeor," dat is de Nijl..

Vers 2

2. En ziet, uit de rivier kwamen op zeven koeien 1) schoon van aanzien, en vet van vlees, en zij weidden in het gras, aan de oever van de rivier.

1) Het mannelijk rund was een zinnebeeld van de Nijl (Diod. Sio 1, 51) en in het bijzonder aan de God Osiris geheiligd, die de akkerbouw uitgevonden had (Diod.1:21); de naam van Osiris gaven de Egyptische priesters ook aan de Nijl (Plut.de Iside 33,39,43). Het vrouwelijk rund was in de Egyptische beeldspraak een teken van de aarde, de akkerbouw en de voeding (Clemens Alex. Strom 5 p.567). Daarmee komt de voorstelling van Isis overeen. Isis werd als de godin van de alles voedende aarde (Macrob. Saturn. 1:20) of van de door de Nijl bevruchtte aarde (Plut. de Isid. 38) vereerd; zij werd met koehoornen afgebeeld (Herod.2:41 v.v). Zeven schone koeien, opkomende uit de Nijl, waren dus beelden van een zevenvoudige verschijning van de door de Nijl vruchtbaar gemaakte aardbodem..

Vers 2

2. En ziet, uit de rivier kwamen op zeven koeien 1) schoon van aanzien, en vet van vlees, en zij weidden in het gras, aan de oever van de rivier.

1) Het mannelijk rund was een zinnebeeld van de Nijl (Diod. Sio 1, 51) en in het bijzonder aan de God Osiris geheiligd, die de akkerbouw uitgevonden had (Diod.1:21); de naam van Osiris gaven de Egyptische priesters ook aan de Nijl (Plut.de Iside 33,39,43). Het vrouwelijk rund was in de Egyptische beeldspraak een teken van de aarde, de akkerbouw en de voeding (Clemens Alex. Strom 5 p.567). Daarmee komt de voorstelling van Isis overeen. Isis werd als de godin van de alles voedende aarde (Macrob. Saturn. 1:20) of van de door de Nijl bevruchtte aarde (Plut. de Isid. 38) vereerd; zij werd met koehoornen afgebeeld (Herod.2:41 v.v). Zeven schone koeien, opkomende uit de Nijl, waren dus beelden van een zevenvoudige verschijning van de door de Nijl vruchtbaar gemaakte aardbodem..

Vers 3

3. En ziet, zeven andere koeien kwamen na die op uit de rivier, lelijk van aanzien, en dun van vlees; en zij stonden bij de andere vette koeien, die aan de oever van de rivier weidden.

Vers 3

3. En ziet, zeven andere koeien kwamen na die op uit de rivier, lelijk van aanzien, en dun van vlees; en zij stonden bij de andere vette koeien, die aan de oever van de rivier weidden.

Vers 4

4. En die koeien, lelijk van aanzien en dun van vlees, weiden niet, gelijk de eersten, maar aten op die zeven koeien 1) schoon van aanzien en vet, en bleven toch lelijk en mager als tevoren (Genesis 41:21). Toen ontwaakte Farao, en bemerkte dat het een droom was, die hem als zeer bijzondere voorkwam.

1) De Nijl, Egypte's hoofdrivier, verdeelt het land in twee helften, en was door de zegen van de vruchtbaarheid, die hij over het land verbreidde, in de gehele oude wereld beroemd; door de inwoners werd hij als een God vereerd, en, evenals de alles voedende aarde benevens de maan onder Isis werd verstaan, zo deze benevens de alles verlichtende zon onder Osiris. Na zijn ontstaan uit de blauwe en witte rivier trekt hij, door een nu eens enger, dan een breder dal tot aan de Noordelijke grenzen van Ethiopië, breekt door het voorliggend granietgebergte en vormt de laatste van zijn watervallen bij Sijene of Assuan. Nu begint hij zijn loop door Egypte; terwijl de in zijn gehele lengte hem vergezellende oostelijke bergrug bijna loodrecht opstijgt, is de aan de westzijde gelegene Libische wal slechts een middelmatige rotsdam, die het dal voor het zand van de Libische woestijn beschut. Deze hoogten verwijderen zich hoe langer hoe verder van de rivier en het in de beginne slechts smalle Nijldal wordt breder; ten laatste zijn zij geheel toegetreden; de stroom verdeelt zich door een van hemzelf aangebrachte zandbank in twee hoofdarmen en vormt zo met de kusten van de Middellandse zee, waarin hij zich ontlast, een grote driehoek, die wegens zijn gelijkheid met de Griekse letter D de naam van Delta voert. Wat de jaarlijkse overstromingen betreft, zo hebben deze hun oorsprong in de menigvuldige regens, die van mei tot september in Ethiopië en in al de landen neervallen, welke hun water naar de Nijl voeren. In de tweede helft van juni begint gewoonlijk de rivier te wassen, en het water wordt soms groen of geelachtig, ook wel rood en ondrinkbaar; in augustus vloeit het buiten de oevers en bereikt tot in het begin van september zijn grootste hoogte, zodat het Nijldal aan een zee gelijkt, waaruit steden en dorpen als eilanden zich verheffen. Langzamerhand valt het, 60 of 70 dagen na de hoogste waterstand, en keert in het einde van oktober terug. Deze overstroming, welke in het vlakke Beneden-Egypte, van oude tijden af, door kanalen en werktuigen, naar alle richtingen heen verbreid werd, bewerkt alleen de vruchtbaarheid van het land; een bijzondere vruchtbaarheid is er, als het water tot 18 ellen stijgt, een toereikende, wanneer het 16 ellen bereikt. Door het achterblijvende slib ontstaan echter dikwijls ziekten, in het bijzonder melaatsheid en pest..

Vers 4

4. En die koeien, lelijk van aanzien en dun van vlees, weiden niet, gelijk de eersten, maar aten op die zeven koeien 1) schoon van aanzien en vet, en bleven toch lelijk en mager als tevoren (Genesis 41:21). Toen ontwaakte Farao, en bemerkte dat het een droom was, die hem als zeer bijzondere voorkwam.

1) De Nijl, Egypte's hoofdrivier, verdeelt het land in twee helften, en was door de zegen van de vruchtbaarheid, die hij over het land verbreidde, in de gehele oude wereld beroemd; door de inwoners werd hij als een God vereerd, en, evenals de alles voedende aarde benevens de maan onder Isis werd verstaan, zo deze benevens de alles verlichtende zon onder Osiris. Na zijn ontstaan uit de blauwe en witte rivier trekt hij, door een nu eens enger, dan een breder dal tot aan de Noordelijke grenzen van Ethiopië, breekt door het voorliggend granietgebergte en vormt de laatste van zijn watervallen bij Sijene of Assuan. Nu begint hij zijn loop door Egypte; terwijl de in zijn gehele lengte hem vergezellende oostelijke bergrug bijna loodrecht opstijgt, is de aan de westzijde gelegene Libische wal slechts een middelmatige rotsdam, die het dal voor het zand van de Libische woestijn beschut. Deze hoogten verwijderen zich hoe langer hoe verder van de rivier en het in de beginne slechts smalle Nijldal wordt breder; ten laatste zijn zij geheel toegetreden; de stroom verdeelt zich door een van hemzelf aangebrachte zandbank in twee hoofdarmen en vormt zo met de kusten van de Middellandse zee, waarin hij zich ontlast, een grote driehoek, die wegens zijn gelijkheid met de Griekse letter D de naam van Delta voert. Wat de jaarlijkse overstromingen betreft, zo hebben deze hun oorsprong in de menigvuldige regens, die van mei tot september in Ethiopië en in al de landen neervallen, welke hun water naar de Nijl voeren. In de tweede helft van juni begint gewoonlijk de rivier te wassen, en het water wordt soms groen of geelachtig, ook wel rood en ondrinkbaar; in augustus vloeit het buiten de oevers en bereikt tot in het begin van september zijn grootste hoogte, zodat het Nijldal aan een zee gelijkt, waaruit steden en dorpen als eilanden zich verheffen. Langzamerhand valt het, 60 of 70 dagen na de hoogste waterstand, en keert in het einde van oktober terug. Deze overstroming, welke in het vlakke Beneden-Egypte, van oude tijden af, door kanalen en werktuigen, naar alle richtingen heen verbreid werd, bewerkt alleen de vruchtbaarheid van het land; een bijzondere vruchtbaarheid is er, als het water tot 18 ellen stijgt, een toereikende, wanneer het 16 ellen bereikt. Door het achterblijvende slib ontstaan echter dikwijls ziekten, in het bijzonder melaatsheid en pest..

Vers 5

5. Daarna sliep hij en droomde andermaal, en ziet, zeven aren rezen op, in n halm, 1) vet en goed.

1) Welk een bewijs van vruchtbaarheid, zeven aren in n halm..

Vers 5

5. Daarna sliep hij en droomde andermaal, en ziet, zeven aren rezen op, in n halm, 1) vet en goed.

1) Welk een bewijs van vruchtbaarheid, zeven aren in n halm..

Vers 6

6. En ziet, zeven dunne en van de oostenwind, de uit de woestijn komende Chamsin, verzengde aren, schoten na deze uit.

Vers 6

6. En ziet, zeven dunne en van de oostenwind, de uit de woestijn komende Chamsin, verzengde aren, schoten na deze uit.

Vers 7

7. En de dunne aren verslonden, terwijl zij opschoten de zeven vette en volle aren, zodat van deze niets meer te zien was. Toen ontwaakte Farao, en ziet, het was een droom.

Vers 7

7. En de dunne aren verslonden, terwijl zij opschoten de zeven vette en volle aren, zodat van deze niets meer te zien was. Toen ontwaakte Farao, en ziet, het was een droom.

Vers 8

8. En het geschiedde in de morgenstond, dat zijn geest verslagen was, daar hij tweemaal op zo merkwaardig overeenkomende wijze gedroomd had, dat hij hier een profetie moest vermoeden; en hij zond heen en a) riep al de tovenaars, waarzeggers van Egypte, en al de wijzen, 1) die daar in Egypteland waren, en Farao vertelde hun zijn droom, maar er was niemand, die ze aan Farao uitlegde, hoewel de betekenis zo voor de hand lag. Het is toch het lot van de wijsheid van deze wereld, dat zij verstommen moet, juist daar, waar de grootste behoefte is aan raad, en het behoort tot de wereldregering van God, de welsprekenden de lippen te sluiten en de ouden het verstand te ontnemen. (Job 12:20).

a) Daniël. 2:2

1) Hier zijn bedoeld de met de priesters tot n kaste behorende heilige schrijvers of schriftgeleerden, die zich met sterrenkunde en andere wetenschappen, en ook met waarzeggerij, droomuitlegging en tovenarij bezighielden en voor bezitters van buitengewone wijsheid aangezien werden..

Vers 8

8. En het geschiedde in de morgenstond, dat zijn geest verslagen was, daar hij tweemaal op zo merkwaardig overeenkomende wijze gedroomd had, dat hij hier een profetie moest vermoeden; en hij zond heen en a) riep al de tovenaars, waarzeggers van Egypte, en al de wijzen, 1) die daar in Egypteland waren, en Farao vertelde hun zijn droom, maar er was niemand, die ze aan Farao uitlegde, hoewel de betekenis zo voor de hand lag. Het is toch het lot van de wijsheid van deze wereld, dat zij verstommen moet, juist daar, waar de grootste behoefte is aan raad, en het behoort tot de wereldregering van God, de welsprekenden de lippen te sluiten en de ouden het verstand te ontnemen. (Job 12:20).

a) Daniël. 2:2

1) Hier zijn bedoeld de met de priesters tot n kaste behorende heilige schrijvers of schriftgeleerden, die zich met sterrenkunde en andere wetenschappen, en ook met waarzeggerij, droomuitlegging en tovenarij bezighielden en voor bezitters van buitengewone wijsheid aangezien werden..

Vers 9

9. Toen sprak de overste van de schenkers, die ook in die vergadering tegenwoordig was, tot Farao zeggende: Ik denk heden aan mijn zonden, 1) die ik twee jaar geleden tegen de koning bedreef.

1) Deze plaats was voor graaf Leopold van Stolberg (1750-1819) een middel tot zijn bekering, daar hij op de dag, waarop ook hij schenken werd, bij het opslaan van zijn Bijbel, deze woorden las..

Dit was geen oprechte schuldbelijdenis, maar middel, om weer diep zich in de gunst van de koning te dringen. Het was niet om het belang van Jozef, maar om dat van zichzelf. God, de Heere, wil zich echter ook hiervan bedienen, om Jozef te verlossen en om door de verlossing en verhoging van Jozef straks de Kerk van het Oude Verbond te redden. De wereld meent niet anders, dan dat zij altijd de kerk bestrijdt, maar zij ziet het niet, dat God haar onzichtbaar gebruikt en haar wegen alzo leidt, dat zij de welstand van de Kerk moet bevorderen.

Vers 9

9. Toen sprak de overste van de schenkers, die ook in die vergadering tegenwoordig was, tot Farao zeggende: Ik denk heden aan mijn zonden, 1) die ik twee jaar geleden tegen de koning bedreef.

1) Deze plaats was voor graaf Leopold van Stolberg (1750-1819) een middel tot zijn bekering, daar hij op de dag, waarop ook hij schenken werd, bij het opslaan van zijn Bijbel, deze woorden las..

Dit was geen oprechte schuldbelijdenis, maar middel, om weer diep zich in de gunst van de koning te dringen. Het was niet om het belang van Jozef, maar om dat van zichzelf. God, de Heere, wil zich echter ook hiervan bedienen, om Jozef te verlossen en om door de verlossing en verhoging van Jozef straks de Kerk van het Oude Verbond te redden. De wereld meent niet anders, dan dat zij altijd de kerk bestrijdt, maar zij ziet het niet, dat God haar onzichtbaar gebruikt en haar wegen alzo leidt, dat zij de welstand van de Kerk moet bevorderen.

Vers 10

10. Farao namelijk was zeer vertoornd op zijn dienaars (Genesis 40:2), en leverde mij in bewaring ten huize van de overste van de lijfwacht, mij en de overste van de bakkers.

Vers 10

10. Farao namelijk was zeer vertoornd op zijn dienaars (Genesis 40:2), en leverde mij in bewaring ten huize van de overste van de lijfwacht, mij en de overste van de bakkers.

Vers 11

11. En in een nacht droomden wij een droom, ik en hij: wij droomden, elk naar de uitlegging van zijn droom ieder van ons, gelijk later duidelijk is bewaarheid.

Vers 11

11. En in een nacht droomden wij een droom, ik en hij: wij droomden, elk naar de uitlegging van zijn droom ieder van ons, gelijk later duidelijk is bewaarheid.

Vers 12

12. En aldaar was bij ons een Hebreeuwse jongeman, een knecht van de overste van de lijfwacht, die eveneens in de gevangenis was en gesteld was om ons te dienen. Deze vroeg ons `s morgens naar reden van onze treurigheid; wij antwoordden, dat wij opmerkelijke dromen hadden gehad, en wij vertelden ze hem; en hij legde ons onze dromen uit, een ieder legde hij ze in het bijzonder uit, naar zijn droom.

Vers 12

12. En aldaar was bij ons een Hebreeuwse jongeman, een knecht van de overste van de lijfwacht, die eveneens in de gevangenis was en gesteld was om ons te dienen. Deze vroeg ons `s morgens naar reden van onze treurigheid; wij antwoordden, dat wij opmerkelijke dromen hadden gehad, en wij vertelden ze hem; en hij legde ons onze dromen uit, een ieder legde hij ze in het bijzonder uit, naar zijn droom.

Vers 13

13. En zoals hij ons uitlegde, alzo is het geschied: mij heeft hij gezegd, dat ik zou hersteld worden in mijn staat, en hem, de bakker, heeft hij gezegd, dat hij zou gehangen worden.

Vers 13

13. En zoals hij ons uitlegde, alzo is het geschied: mij heeft hij gezegd, dat ik zou hersteld worden in mijn staat, en hem, de bakker, heeft hij gezegd, dat hij zou gehangen worden.

Vers 14

14. Toen zond Farao, a) door dit verhaal van de schenken getroffen, en riep Jozef, 1) en zij, die gezonden waren, deden hem haastelijk uit de kuil, uit de gevangenis komen; en men schoor hem, en men veranderde zijn klederen, 2) opdat hij waardig voor de koning zou verschijnen; en hij kwam tot Farao. Waarschijnlijk woonde de koning te Memphis (Hebreeën Moff zie Hosea9:6 of Nof zie Isaiah 19:13, in het enge dal van de Nijl, zie "Genesis 41:4", en wel aan de westzijde daarvan gelegen); daar was ook zeker Ptifar woonachtig, in wiens huis zich de gevangenis bevond.

a) Psalms 105:20 Daniël. 2:25

1) Op deze wijze verwekt God Jozef een verlosser. Dat mag wel heten: een genadige God te hebben. Weent gij, Hij heeft een gouden schotel, en Hij bewaart uw tranen daarop..

2) Wie ongeschoren was of in een slordig, vuil kleed zich vertoonde, was onrein. En geen onreine mocht voor de koning verschijnen of in zijn huis komen. Daarom geschiedde dit met Jozef. De jongste ontdekkingen in Egypte hebben dit volkomen bevestigd..

Vers 14

14. Toen zond Farao, a) door dit verhaal van de schenken getroffen, en riep Jozef, 1) en zij, die gezonden waren, deden hem haastelijk uit de kuil, uit de gevangenis komen; en men schoor hem, en men veranderde zijn klederen, 2) opdat hij waardig voor de koning zou verschijnen; en hij kwam tot Farao. Waarschijnlijk woonde de koning te Memphis (Hebreeën Moff zie Hosea9:6 of Nof zie Isaiah 19:13, in het enge dal van de Nijl, zie "Genesis 41:4", en wel aan de westzijde daarvan gelegen); daar was ook zeker Ptifar woonachtig, in wiens huis zich de gevangenis bevond.

a) Psalms 105:20 Daniël. 2:25

1) Op deze wijze verwekt God Jozef een verlosser. Dat mag wel heten: een genadige God te hebben. Weent gij, Hij heeft een gouden schotel, en Hij bewaart uw tranen daarop..

2) Wie ongeschoren was of in een slordig, vuil kleed zich vertoonde, was onrein. En geen onreine mocht voor de koning verschijnen of in zijn huis komen. Daarom geschiedde dit met Jozef. De jongste ontdekkingen in Egypte hebben dit volkomen bevestigd..

Vers 15

15. En Farao sprak tot Jozef: Ik heb een droom gedroomd, en er is niemand, die hem uitlegt; maar ik heb van u horen zeggen, als gij een droom hoort, dat gij hem uitlegt.1)

1) Farao maakt sterke gevolgtrekkingen uit het woord van de schenken, maar geheel in de zin van een despoot, die verlangt, dat aan zijn verwachting voldaan zal worden. Het vleiend woord van de vorst brengt Jozef niet van de rechte weg. Hij geeft God de eer (hoofdstuk. 40:8); maar hij hoopt ook op Gods verlichting en nodigt de koning, op beleefde wijze, hem de droom te verhalen..

Vers 15

15. En Farao sprak tot Jozef: Ik heb een droom gedroomd, en er is niemand, die hem uitlegt; maar ik heb van u horen zeggen, als gij een droom hoort, dat gij hem uitlegt.1)

1) Farao maakt sterke gevolgtrekkingen uit het woord van de schenken, maar geheel in de zin van een despoot, die verlangt, dat aan zijn verwachting voldaan zal worden. Het vleiend woord van de vorst brengt Jozef niet van de rechte weg. Hij geeft God de eer (hoofdstuk. 40:8); maar hij hoopt ook op Gods verlichting en nodigt de koning, op beleefde wijze, hem de droom te verhalen..

Vers 16

16. En Jozef, tegen zulk een heidense verheffing van zijn persoon zich stellende en de koning, evenals vroeger beide kamerlingen, op God als de enige onbedriegelijke uitlegger wijzende, antwoordde Farao, zeggende: Het is buiten mij!1) God zal Farao's welstand aanzeggen. 2) Ik ben het niet, die dromen uitgelegd heb, of uitleggen kan; God is het, die het door mij gedaan heeft en het doen kan. Met dit laatste woord stelt zich Jozef ten dienste van de koning.

1) Jozef tegenover de Egyptische droomuitleggers; Mozes tegenover de Egyptische tovenaars; Christus tegenover de Farizeeën en schriftgeleerden; Paulus tegenover de dwaalleraars, enz. Ziet daar de tegenstelling tussen de goddelijke wijsheid en de wijsheid van deze wereld, gelijk zij door de gehele wereldgeschiedenis zichtbaar is..

2) Dit voegt Jozef uit aandrang van zijn gemoed erbij. Want hij weet nog niet, hoedanig de godsspraak zal zijn. Derhalve kan hij als profeet niets gelukkigs en wenselijks beloven, maar hij moet spreken net zoals hij het van God ontvangt, hoedanig het ook zij, ja, ook als het treurig en smartelijk is. Zo echter is hij niet gebonden, dat hij niet een blijde uitkomst voor de koning kan wensen..

Vers 16

16. En Jozef, tegen zulk een heidense verheffing van zijn persoon zich stellende en de koning, evenals vroeger beide kamerlingen, op God als de enige onbedriegelijke uitlegger wijzende, antwoordde Farao, zeggende: Het is buiten mij!1) God zal Farao's welstand aanzeggen. 2) Ik ben het niet, die dromen uitgelegd heb, of uitleggen kan; God is het, die het door mij gedaan heeft en het doen kan. Met dit laatste woord stelt zich Jozef ten dienste van de koning.

1) Jozef tegenover de Egyptische droomuitleggers; Mozes tegenover de Egyptische tovenaars; Christus tegenover de Farizeeën en schriftgeleerden; Paulus tegenover de dwaalleraars, enz. Ziet daar de tegenstelling tussen de goddelijke wijsheid en de wijsheid van deze wereld, gelijk zij door de gehele wereldgeschiedenis zichtbaar is..

2) Dit voegt Jozef uit aandrang van zijn gemoed erbij. Want hij weet nog niet, hoedanig de godsspraak zal zijn. Derhalve kan hij als profeet niets gelukkigs en wenselijks beloven, maar hij moet spreken net zoals hij het van God ontvangt, hoedanig het ook zij, ja, ook als het treurig en smartelijk is. Zo echter is hij niet gebonden, dat hij niet een blijde uitkomst voor de koning kan wensen..

Vers 17

17. Toen sprak Farao tot Jozef: Zie in mijn droom stond ik aan de oever van de rivier.

Vers 17

17. Toen sprak Farao tot Jozef: Zie in mijn droom stond ik aan de oever van de rivier.

Vers 18

18. En zie, uit de rivier kwamen op zeven koeien, vet van vlees en schoon van gedaante, en zij weidden in het gras. 19. En zie, zeven andere koeien kwamen op na deze, mager en zeer lelijk van gedaante, rank van vlees: ik heb dergelijke van lelijkheid niet gezien in het gehele Egypteland.

Vers 18

18. En zie, uit de rivier kwamen op zeven koeien, vet van vlees en schoon van gedaante, en zij weidden in het gras. 19. En zie, zeven andere koeien kwamen op na deze, mager en zeer lelijk van gedaante, rank van vlees: ik heb dergelijke van lelijkheid niet gezien in het gehele Egypteland.

Vers 20

20. En die ranke en lelijke koeien aten die eerste zeven vette koeien op.

Vers 20

20. En die ranke en lelijke koeien aten die eerste zeven vette koeien op.

Vers 21

21. Dewelke in haar buik inkwamen, maar men merkte niet, dat ze in haar buik ingekomen waren; want haar aanzien was lelijk, gelijk als in het begin. Toen ontwaakte ik.

Vers 21

21. Dewelke in haar buik inkwamen, maar men merkte niet, dat ze in haar buik ingekomen waren; want haar aanzien was lelijk, gelijk als in het begin. Toen ontwaakte ik.

Vers 22

22. Daarna zag ik in mijn droom, en zie, zeven aren rezen op in n halm, vol en goed.

Vers 22

22. Daarna zag ik in mijn droom, en zie, zeven aren rezen op in n halm, vol en goed.

Vers 23

23. En zie, zeven dorre, dunne en van de oostenwind verzengde aren, schoten na deze uit.

Vers 23

23. En zie, zeven dorre, dunne en van de oostenwind verzengde aren, schoten na deze uit.

Vers 24

24. En die zeven dunne aren verslonden die zeven goede aren. 1) En ik heb het de tovenaars gezegd, maar er was niemand, die het mij verklaarde. 2)

1) Nu Farao de dromen aan Jozef meedeelt, staan zij hem nog levendig voor de geest. Voor zijn verbeelding ziet hij ze, die koeien en die aren, nog eens opkomen. Vandaar dat de beschrijving levendiger is en de koning nog enkele dingen voegt bij de dromen, zoals hij ze gedroomd heeft..

2) Farao wijst hier op de machteloosheid van de wetenschap tegenover het bovennatuurlijke; waar de Heilige schrijver dit opzettelijk vermeldt, daar bedoelt hij de wijsheid van de wereld tegenover de wijsheid Gods te plaatsen.

Vers 24

24. En die zeven dunne aren verslonden die zeven goede aren. 1) En ik heb het de tovenaars gezegd, maar er was niemand, die het mij verklaarde. 2)

1) Nu Farao de dromen aan Jozef meedeelt, staan zij hem nog levendig voor de geest. Voor zijn verbeelding ziet hij ze, die koeien en die aren, nog eens opkomen. Vandaar dat de beschrijving levendiger is en de koning nog enkele dingen voegt bij de dromen, zoals hij ze gedroomd heeft..

2) Farao wijst hier op de machteloosheid van de wetenschap tegenover het bovennatuurlijke; waar de Heilige schrijver dit opzettelijk vermeldt, daar bedoelt hij de wijsheid van de wereld tegenover de wijsheid Gods te plaatsen.

Vers 25

25. Toen zei Jozef tot Farao, voor wie hij daar stond in de stille majesteit van een knecht van God, die van zichzelf niets is, maar alles vermag door de levende God: De droom van Farao is n: hetgeen God is doende, wat Hij voorgenomen heeft te doen, heeft Hij Farao in deze dromen te kennen gegeven.

Jozef plaatst Farao terstond op het rechte standpunt. Hij doet terstond uitkomen, dat God de koning die dromen heeft toegezonden, met de bedoeling om Farao te waarschuwen, wat Hij doen zal in de volgende jaren. Zo moest God alleen de eer van Zijn werk ontvangen..

Vers 25

25. Toen zei Jozef tot Farao, voor wie hij daar stond in de stille majesteit van een knecht van God, die van zichzelf niets is, maar alles vermag door de levende God: De droom van Farao is n: hetgeen God is doende, wat Hij voorgenomen heeft te doen, heeft Hij Farao in deze dromen te kennen gegeven.

Jozef plaatst Farao terstond op het rechte standpunt. Hij doet terstond uitkomen, dat God de koning die dromen heeft toegezonden, met de bedoeling om Farao te waarschuwen, wat Hij doen zal in de volgende jaren. Zo moest God alleen de eer van Zijn werk ontvangen..

Vers 26

26. Die zeven schone koeien, die in de eerste droom uit het water opkwamen, zijn zeven jaren: die zeven schone aren, die in de andere droom uit een halm voortkwamen, zijn ook zeven jaren; de droom is n.

Vers 26

26. Die zeven schone koeien, die in de eerste droom uit het water opkwamen, zijn zeven jaren: die zeven schone aren, die in de andere droom uit een halm voortkwamen, zijn ook zeven jaren; de droom is n.

Vers 27

27. En die zeven ranke en lelijke koeien, die in de eerste droom, na deze schone en vette koeien opkwamen, zijn zeven jaren, overeenkomende met het beeld van de andere koeien; en die zeven ranke, van de oostenwind verzengde aren, die in de tweede droom voorkwamen, zullen zeven jaren van honger wezen.

Vers 27

27. En die zeven ranke en lelijke koeien, die in de eerste droom, na deze schone en vette koeien opkwamen, zijn zeven jaren, overeenkomende met het beeld van de andere koeien; en die zeven ranke, van de oostenwind verzengde aren, die in de tweede droom voorkwamen, zullen zeven jaren van honger wezen.

Vers 28

28. Dit is nu, wanneer ik alles in het kort tezamen vat, het woord, hetwelk ik reeds tot Farao gesproken, heb (Genesis 41:25); hetgeen God is doende, heeft hij Farao vertoond. De zaaitijd was toen reeds aangebroken..

Vers 28

28. Dit is nu, wanneer ik alles in het kort tezamen vat, het woord, hetwelk ik reeds tot Farao gesproken, heb (Genesis 41:25); hetgeen God is doende, heeft hij Farao vertoond. De zaaitijd was toen reeds aangebroken..

Vers 29

29. Zie, de zeven aankomende jaren zal de Nijl het land zeer hoog overstromen, en uit die wateren zal er grote overvloed in het gehele land van Egypte zijn.

Vers 29

29. Zie, de zeven aankomende jaren zal de Nijl het land zeer hoog overstromen, en uit die wateren zal er grote overvloed in het gehele land van Egypte zijn.

Vers 30

30. Maar na deze zullen er opstaan zeven jaren van honger; dan zal in het gehele land van Egypte al die overvloed vergeten worden; en de honger zal hoe langer hoe meer het land, de opbrengst van het land gedurende zeven jaren van overvloed verteren.

Vers 30

30. Maar na deze zullen er opstaan zeven jaren van honger; dan zal in het gehele land van Egypte al die overvloed vergeten worden; en de honger zal hoe langer hoe meer het land, de opbrengst van het land gedurende zeven jaren van overvloed verteren.

Vers 31

31. Ook zal de overvloed, die tevoren in het land geweest is, ten laatste niet meer gemerkt worden, vanwege dezelfde honger, die daarna wezen zal: want hij zal zeer zwaar zijn.

Vers 31

31. Ook zal de overvloed, die tevoren in het land geweest is, ten laatste niet meer gemerkt worden, vanwege dezelfde honger, die daarna wezen zal: want hij zal zeer zwaar zijn.

Vers 32

32. En aangaande, dat die droom aan Farao aanstonds ten tweede maal is herhaald, is, omdat de zaak van God vastbesloten is, en dat God zich haast, om deze te doen, haar te volbrengen.

Hiermee wil Jozef niet zeggen, dat als Farao slechts eenmaal de droom had gedroomd, het dan nog twijfelachtig kon zijn, maar dat God Farao twee maal hetzelfde, onder andere beelden, heeft laten dromen, om voor Farao zelf tot een zeker teken te zijn, dat de zaak geschieden zou..

Vers 32

32. En aangaande, dat die droom aan Farao aanstonds ten tweede maal is herhaald, is, omdat de zaak van God vastbesloten is, en dat God zich haast, om deze te doen, haar te volbrengen.

Hiermee wil Jozef niet zeggen, dat als Farao slechts eenmaal de droom had gedroomd, het dan nog twijfelachtig kon zijn, maar dat God Farao twee maal hetzelfde, onder andere beelden, heeft laten dromen, om voor Farao zelf tot een zeker teken te zijn, dat de zaak geschieden zou..

Vers 33

33. Zo zie nu Farao naar een verstandige en wijze man, en stel hem aan over het land van Egypte.

Jozef geeft meer dan gevraagd was. Want niet slechts is hij uitlegger van de droom, maar opdat hij het ambt van profeet vervulle, verbindt hij wetenschap en raadgeving. Wij weten nu, dat de ware en wettige profeten van God niet enkel verkondigden, wat geschieden zou, maar ook het middel tegen boven het hoofd hangende rampen aangaven. Nadat Jozef voorspeld heeft, wat in de volgende veertien jaar bij afwisseling gebeuren zou, geeft hij vervolgens aan, wat nodig gedaan moest worden en vermaant Farao, dat hij, zoveel hij kan, daarvoor zorg. En dit nu is n van de kenmerken, waardoor God zijn profeten altijd van de valse waarzeggers onderscheidt, omdat Hij hun de genade schenkt van te leren en te vermanen, opdat zij de toekomstige dingen niet nutteloos verkondigen..

Vers 33

33. Zo zie nu Farao naar een verstandige en wijze man, en stel hem aan over het land van Egypte.

Jozef geeft meer dan gevraagd was. Want niet slechts is hij uitlegger van de droom, maar opdat hij het ambt van profeet vervulle, verbindt hij wetenschap en raadgeving. Wij weten nu, dat de ware en wettige profeten van God niet enkel verkondigden, wat geschieden zou, maar ook het middel tegen boven het hoofd hangende rampen aangaven. Nadat Jozef voorspeld heeft, wat in de volgende veertien jaar bij afwisseling gebeuren zou, geeft hij vervolgens aan, wat nodig gedaan moest worden en vermaant Farao, dat hij, zoveel hij kan, daarvoor zorg. En dit nu is n van de kenmerken, waardoor God zijn profeten altijd van de valse waarzeggers onderscheidt, omdat Hij hun de genade schenkt van te leren en te vermanen, opdat zij de toekomstige dingen niet nutteloos verkondigen..

Vers 34

34. Farao doe zo, en bestelle onder deze opzieners over het land; en neme door deze het vijfde deel 1) van de opbrengst van het land van Egypte. Farao doe dit in al de zeven jaren van overvloed.

1) De koning had recht op het vijfde deel van de inkomsten van het land. Jozef komt dus niet aan hetgeen van het volk was, maar aan datgene, waarop de koning en niet het volk recht had. Zijn vroeger verblijf aan Ptifars huis had hem ongetwijfeld hiermee in kennis gebracht..

Vers 34

34. Farao doe zo, en bestelle onder deze opzieners over het land; en neme door deze het vijfde deel 1) van de opbrengst van het land van Egypte. Farao doe dit in al de zeven jaren van overvloed.

1) De koning had recht op het vijfde deel van de inkomsten van het land. Jozef komt dus niet aan hetgeen van het volk was, maar aan datgene, waarop de koning en niet het volk recht had. Zijn vroeger verblijf aan Ptifars huis had hem ongetwijfeld hiermee in kennis gebracht..

Vers 35

35. En dat zij alle door die vaste opbrengst verkregene spijze van deze aankomende goede jaren verzamelen, en koren opleggen, onder de hand, in de korenschuren van Farao, tot spijze in de steden, en bewaren het. 36. Zo zal de spijze opgelegd zijn tot voorraad voor het land, 1) voor zeven jaren van honger, die in Egypteland wezen zullen; opdat het land van honger niet verga. 2)

1)"Voor het land." De bedoeling is niet alleen voor Egypte, maar voor de gehele aarde. Egypte was toentertijd vooral de voorraadschuur van vele volken..

2) De vrijmoedige raad van Jozef bewijst, dat hem zijn gave, om de droom uit te leggen niet in bedwelming heeft gebracht; dat hem veeleer de bedoeling van de dromen diep heeft aangegrepen. Hij voelt het gewicht van de tijd en begeert de redding uit het nabij zijnde en grote gevaar. Men kan niet zeggen, dat Jozef Farao de raad gegeven heeft, een geschikte man te zoeken (Genesis 41:33), met het doel, om zichzelf aan te bevelen. Veelmeer schijnt hij zo geheel vervuld te zijn met het vooruitzicht van de nood, dat hij aan zichzelf niet denkt. Ook is het ambt, dat hij aanraadt, veel geringer, dan hetgeen Farao hem later verleent. Tussen een overste van hen, die belastingen innen en een stadhouder is een groot onderscheid..

Jozef treedt hier op als voorbeeld van een echte staathuishoudkundige. Maar niet om de mens in hem te verheerlijken, maar God, die hem deze wijsheid verleend had. Ook door Jozefs leven wordt het woord bevestigd, dat de vrees voor de Heere het beginsel van wijsheid is. Welk een koninklijke geest, welk een veelomvattende blik, welk een diepe kennis van zaken spreidt hij hier ten toon!.

II. Genesis 41:37-Genesis 41:46. Farao, die een diepe indruk ontvangen heeft van Jozefs verlichting door de Geest van God, verheft hem tot Grootvizier. Hij laat hem op plechtige wijze door de hoofdstad voeren en neemt hem geheel onder het Egyptische volk op. Hij geeft hem een Egyptische naam, en de dochter van een opperpriester tot vrouw. Jozef treedt, dertig jaar oud, in zijn verheven ambt.

Vers 35

35. En dat zij alle door die vaste opbrengst verkregene spijze van deze aankomende goede jaren verzamelen, en koren opleggen, onder de hand, in de korenschuren van Farao, tot spijze in de steden, en bewaren het. 36. Zo zal de spijze opgelegd zijn tot voorraad voor het land, 1) voor zeven jaren van honger, die in Egypteland wezen zullen; opdat het land van honger niet verga. 2)

1)"Voor het land." De bedoeling is niet alleen voor Egypte, maar voor de gehele aarde. Egypte was toentertijd vooral de voorraadschuur van vele volken..

2) De vrijmoedige raad van Jozef bewijst, dat hem zijn gave, om de droom uit te leggen niet in bedwelming heeft gebracht; dat hem veeleer de bedoeling van de dromen diep heeft aangegrepen. Hij voelt het gewicht van de tijd en begeert de redding uit het nabij zijnde en grote gevaar. Men kan niet zeggen, dat Jozef Farao de raad gegeven heeft, een geschikte man te zoeken (Genesis 41:33), met het doel, om zichzelf aan te bevelen. Veelmeer schijnt hij zo geheel vervuld te zijn met het vooruitzicht van de nood, dat hij aan zichzelf niet denkt. Ook is het ambt, dat hij aanraadt, veel geringer, dan hetgeen Farao hem later verleent. Tussen een overste van hen, die belastingen innen en een stadhouder is een groot onderscheid..

Jozef treedt hier op als voorbeeld van een echte staathuishoudkundige. Maar niet om de mens in hem te verheerlijken, maar God, die hem deze wijsheid verleend had. Ook door Jozefs leven wordt het woord bevestigd, dat de vrees voor de Heere het beginsel van wijsheid is. Welk een koninklijke geest, welk een veelomvattende blik, welk een diepe kennis van zaken spreidt hij hier ten toon!.

II. Genesis 41:37-Genesis 41:46. Farao, die een diepe indruk ontvangen heeft van Jozefs verlichting door de Geest van God, verheft hem tot Grootvizier. Hij laat hem op plechtige wijze door de hoofdstad voeren en neemt hem geheel onder het Egyptische volk op. Hij geeft hem een Egyptische naam, en de dochter van een opperpriester tot vrouw. Jozef treedt, dertig jaar oud, in zijn verheven ambt.

Vers 37

37. a) En dit woord was goed 1) in de ogen van Farao, en in de ogen van al zijn knechten, van al zijn hovelingen en raadslieden.

a) Acts 7:10

1) Niet slechts kwam de uitlegging van de dromen hun zo eenvoudig en natuurlijk, als treffend en waar voor (en dit des temeer, daar de koe bij de Egyptenaren het zinnebeeld van de alles vruchtbaarmakende aarde was, en de Nijl de bron van alle vruchtbaarheid van hun land; terwijl bovendien het tweede droomgezicht reëel bevestigde wat het eerste slechts symbolisch voorstelde), maar ook erkenden zij de bijgevoegde raad, die van veruitziende wijsheid getuigde, als zeer heilzaam. Daarbij kwam de persoonlijkheid van Jozef, zijn open en verheven wezen, dat aan zijn woorden een zo grote indruk verschafte..

Vers 37

37. a) En dit woord was goed 1) in de ogen van Farao, en in de ogen van al zijn knechten, van al zijn hovelingen en raadslieden.

a) Acts 7:10

1) Niet slechts kwam de uitlegging van de dromen hun zo eenvoudig en natuurlijk, als treffend en waar voor (en dit des temeer, daar de koe bij de Egyptenaren het zinnebeeld van de alles vruchtbaarmakende aarde was, en de Nijl de bron van alle vruchtbaarheid van hun land; terwijl bovendien het tweede droomgezicht reëel bevestigde wat het eerste slechts symbolisch voorstelde), maar ook erkenden zij de bijgevoegde raad, die van veruitziende wijsheid getuigde, als zeer heilzaam. Daarbij kwam de persoonlijkheid van Jozef, zijn open en verheven wezen, dat aan zijn woorden een zo grote indruk verschafte..

Vers 38

38. a) Zo zei Farao tot zijn knechten: Zouden wij wel een man vinden als deze, in welke Gods Geest 1) op zo buitengewone wijze aanwezig is, om zo verstandig te maken?

a) Psalms 105:22 Psalms 105:1)Merkwaardig is het, dat Farao, ofschoon hij door zijn waarzeggers was beschaamd, toch in Jozef de gaven van de Geest prijst..

Vers 38

38. a) Zo zei Farao tot zijn knechten: Zouden wij wel een man vinden als deze, in welke Gods Geest 1) op zo buitengewone wijze aanwezig is, om zo verstandig te maken?

a) Psalms 105:22 Psalms 105:1)Merkwaardig is het, dat Farao, ofschoon hij door zijn waarzeggers was beschaamd, toch in Jozef de gaven van de Geest prijst..

Vers 39

39. Daarna zei1) Farao tot Jozef: Omdat God u dit alles (Genesis 41:29-Genesis 41:32) heeft verkondigd, zo is het ons duidelijk, dat er niemand zo verstandig en wijs is als gij; in u hebben wij de rechte man gevonden, naar wie gij ons geraden hebt (Genesis 41:33) om te zien.

1) Farao wordt gedwongen, om te midden van zijn heidense omgeving, God de eer van zijn Naam te geven. Waar de heidense waarzeggers machteloos stonden en Jozef hem heeft beleden, dat de uitleggingen van God zijn, daar moet Farao openlijk betuigen, dat de God van Jozef de God van wijsheid en van verstand is..

Vers 39

39. Daarna zei1) Farao tot Jozef: Omdat God u dit alles (Genesis 41:29-Genesis 41:32) heeft verkondigd, zo is het ons duidelijk, dat er niemand zo verstandig en wijs is als gij; in u hebben wij de rechte man gevonden, naar wie gij ons geraden hebt (Genesis 41:33) om te zien.

1) Farao wordt gedwongen, om te midden van zijn heidense omgeving, God de eer van zijn Naam te geven. Waar de heidense waarzeggers machteloos stonden en Jozef hem heeft beleden, dat de uitleggingen van God zijn, daar moet Farao openlijk betuigen, dat de God van Jozef de God van wijsheid en van verstand is..

Vers 40

40. Gij zult over mijn huis zijn 1) a) en op uw bevel zal al mijn volk u de hand kussen, 2) het zal u gehoorzaam zijn; alleen op deze troon zal ik groter zijn dan gij; 3) alleen het zitten op deze troon zal ik in hoogheid en ere boven u hebben.

a) Psalms 105:21

1) De grootvizier in de Oosterse rijken is de werkelijke verschijning van de vorst, die zelf meer in het verborgen blijft. In een land met geheel despotische regeringsvorm, waar de koning alleen door de zeden en gewoonten van de godsdienst beperkt was, kan de plotselinge verheffing van een slaaf tot de hoogste eer, voornamelijk, wanneer men iets goddelijks in hem meent te zien, niet zo geheel bevreemdend wezen; nog heden geschiedt dit in Oosterse landen, zelfs in Rusland..

Jozef wordt hiermee de rechterhand van Farao. Een dergelijk ambt wordt ook later bij de koningen van Israël gevonden. (1 Kings 18:3; 2 Kings 18:18).

2) "Op uw bevel zal al mijn volk u de hand kussen." Zo leest onze Statenvertaling. Deze vertaling is echter niet juist. Wil men de vertaling "kussen" behouden, dan dient ook van "op uw bevel" gelezen te worden "op uw mond." In het Hebreeuws Al-Phigaa. Voor het woord "kussen" staat in de grondtekst neshek, dat "kussen" betekent, maar ook in verband met het verwante Arabisch "inrichten." De vertaling is deze: "op uw bevel zal al mijn volk zich inrichten," d.i. doen wat gij beveelt. Een mondkus was als teken van huldiging niet in gebruik bij de Egyptenaren..

3) Hiermee verklaart Farao, dat hij Soeverein blijft en de Soevereine rechten blijft behouden..

Vers 40

40. Gij zult over mijn huis zijn 1) a) en op uw bevel zal al mijn volk u de hand kussen, 2) het zal u gehoorzaam zijn; alleen op deze troon zal ik groter zijn dan gij; 3) alleen het zitten op deze troon zal ik in hoogheid en ere boven u hebben.

a) Psalms 105:21

1) De grootvizier in de Oosterse rijken is de werkelijke verschijning van de vorst, die zelf meer in het verborgen blijft. In een land met geheel despotische regeringsvorm, waar de koning alleen door de zeden en gewoonten van de godsdienst beperkt was, kan de plotselinge verheffing van een slaaf tot de hoogste eer, voornamelijk, wanneer men iets goddelijks in hem meent te zien, niet zo geheel bevreemdend wezen; nog heden geschiedt dit in Oosterse landen, zelfs in Rusland..

Jozef wordt hiermee de rechterhand van Farao. Een dergelijk ambt wordt ook later bij de koningen van Israël gevonden. (1 Kings 18:3; 2 Kings 18:18).

2) "Op uw bevel zal al mijn volk u de hand kussen." Zo leest onze Statenvertaling. Deze vertaling is echter niet juist. Wil men de vertaling "kussen" behouden, dan dient ook van "op uw bevel" gelezen te worden "op uw mond." In het Hebreeuws Al-Phigaa. Voor het woord "kussen" staat in de grondtekst neshek, dat "kussen" betekent, maar ook in verband met het verwante Arabisch "inrichten." De vertaling is deze: "op uw bevel zal al mijn volk zich inrichten," d.i. doen wat gij beveelt. Een mondkus was als teken van huldiging niet in gebruik bij de Egyptenaren..

3) Hiermee verklaart Farao, dat hij Soeverein blijft en de Soevereine rechten blijft behouden..

Vers 41

41. Voorts sprak Farao tot Jozef: Zie ik heb u hiermee, van dit ogenblik aan, over geheel Egypte gesteld.

Vers 41

41. Voorts sprak Farao tot Jozef: Zie ik heb u hiermee, van dit ogenblik aan, over geheel Egypte gesteld.

Vers 42

42. En Farao nam, terwijl hij dit zei, zijn ring, waarop de koninklijke naam gegraveerd was, van zijn hand af, en deed hem aan Jozefs hand, hem daardoor macht gevende, om in naam van de koning bevelen uit te vaardigen (Esther 3:10;Esther 8:2); en hij liet hem fijne linnen kleren aantrekken, klederen van witten fijnen byssus (zie "Exodus 25:4), gelijk de priesters in Egypte droegen, waardoor hij de priesters in rang werd gelijk gesteld; en bovendien legde hij een gouden keten, als waarmee mensen van aanzien zich gewoonlijk versierden, aanzijn hals. 1)

1) Het eerste kenteken van die hoge waardigheid van de grootvizier is de zegelring "om daarmee koninklijke bevelen uit te vaardigen"

Dit zegel draagt ook bij de Turken de grootvizier..

Het tweede teken is het witte Byssus-kleed, dat de priesterkaste droeg, waardoor zijn verheffing tot die stand werd aangewezen; het derde ereteken is de gouden keten om de hals, in Egypte als onderscheiding gewoon, zonder twijfel een teken van koninklijke gunst en van hoge waardigheid tevens. In deze waardigheid moet Jozef nu ook aan het volk voorgesteld worden; daarom laat de koning hem op zijn tweede wagen door de stad trekken..

Men vraagt of het de heilige man geoorloofd was, in zulk een schitterende glans te voorschijn te treden. Ik antwoord: ofschoon de pracht nooit vrij is van zonde en het daarom in de uitwendige levenswijze nederigheid het beste is, zo is toch enige glans bij koningen en andere vorsten van de wereld niet te veroordelen, indien zij deze maar niet al te begerig zoeken, noch er zich hoogmoedig over betonen. De middelmaat is altijd te betrachten, maar omdat het niet in de macht van Jozef lag, om de maat voor te schrijven, het hogere gezag hem niet zonder het gebruikelijke ornaat kon geschonken worden, stond het hem vrij, meer te ontvangen dan wenselijk was..

Waar Job na zijn lijden alles dubbel ontving uit de hand van God, daar geschiedt dit in betrekkelijke zin ook met Jozef. God, de Heere, plaatst hem zo hoog mogelijk..

Die door zijn broeders werd gehaat, is de gunsteling van de koning; die als "meesterdromer" bespot was, is door dromen de hooggeëerde geworden. De gevangene is verhoogd tot de troon; de slaaf draagt de zegelring; die van de veelkleurige rok werd beroofd, draagt het witte kleed; ijzeren boeien hebben plaatsgemaakt voor een gouden ketting enzovoorts. Zo vergoedt de Heere vroeger ongeluk!.

Vers 42

42. En Farao nam, terwijl hij dit zei, zijn ring, waarop de koninklijke naam gegraveerd was, van zijn hand af, en deed hem aan Jozefs hand, hem daardoor macht gevende, om in naam van de koning bevelen uit te vaardigen (Esther 3:10;Esther 8:2); en hij liet hem fijne linnen kleren aantrekken, klederen van witten fijnen byssus (zie "Exodus 25:4), gelijk de priesters in Egypte droegen, waardoor hij de priesters in rang werd gelijk gesteld; en bovendien legde hij een gouden keten, als waarmee mensen van aanzien zich gewoonlijk versierden, aanzijn hals. 1)

1) Het eerste kenteken van die hoge waardigheid van de grootvizier is de zegelring "om daarmee koninklijke bevelen uit te vaardigen"

Dit zegel draagt ook bij de Turken de grootvizier..

Het tweede teken is het witte Byssus-kleed, dat de priesterkaste droeg, waardoor zijn verheffing tot die stand werd aangewezen; het derde ereteken is de gouden keten om de hals, in Egypte als onderscheiding gewoon, zonder twijfel een teken van koninklijke gunst en van hoge waardigheid tevens. In deze waardigheid moet Jozef nu ook aan het volk voorgesteld worden; daarom laat de koning hem op zijn tweede wagen door de stad trekken..

Men vraagt of het de heilige man geoorloofd was, in zulk een schitterende glans te voorschijn te treden. Ik antwoord: ofschoon de pracht nooit vrij is van zonde en het daarom in de uitwendige levenswijze nederigheid het beste is, zo is toch enige glans bij koningen en andere vorsten van de wereld niet te veroordelen, indien zij deze maar niet al te begerig zoeken, noch er zich hoogmoedig over betonen. De middelmaat is altijd te betrachten, maar omdat het niet in de macht van Jozef lag, om de maat voor te schrijven, het hogere gezag hem niet zonder het gebruikelijke ornaat kon geschonken worden, stond het hem vrij, meer te ontvangen dan wenselijk was..

Waar Job na zijn lijden alles dubbel ontving uit de hand van God, daar geschiedt dit in betrekkelijke zin ook met Jozef. God, de Heere, plaatst hem zo hoog mogelijk..

Die door zijn broeders werd gehaat, is de gunsteling van de koning; die als "meesterdromer" bespot was, is door dromen de hooggeëerde geworden. De gevangene is verhoogd tot de troon; de slaaf draagt de zegelring; die van de veelkleurige rok werd beroofd, draagt het witte kleed; ijzeren boeien hebben plaatsgemaakt voor een gouden ketting enzovoorts. Zo vergoedt de Heere vroeger ongeluk!.

Vers 43

43. En hij deed hem rijden op de tweede wagen, die hij had, de statiewagen, die onmiddellijk op de koninklijke volgde, door de hoofdstad Memphis (Genesis 41:4) heen; en zij (herauten) riepen voor zijn aangezicht: Abrek, 1) dat is: Knielt! Alzo stelde hij hem, als machthebbende, over geheel Egypte. 2)

1) Dit is waarschijnlijk een Egyptisch (Koptisch) woord, eigenlijk: aperek; d.i. "buigt het hoofd". Daarvan is het Hebreeuwse gevormd, dat "buigt de knie", "knielt" of "zegent" betekent. De herauten moesten alzo aan het gehele volk herinneren of bekend maken, dat men, na de koning, aan Jozef alom de diepste eerbied behoorde te betonen..

Abrek, in het Koptisch Abork: werpt u neer.. 2) Dat had Jozef in de kerker niet begeerd, slechts dat hij mocht bevrijd worden (hoofdstuk. 40:14) Onze Heere in de hemel laat hem daar een tijdlang reukwerk aansteken, maar antwoordt hem: Gij weet niet, wat gij bidt. Ik pleeg veel meer te doen, dan gij bidden of begrijpen kunt. Daarom moet gij nog enige tijd langer wachten. Ik begeer nog meer van de ware wierook (Song of Solomon 3:6), die ten hemel opstijgt (Genesis 40:23). Overeenkomstig heeft Jozef ontvangen, wat hij tevoren niet had kunnen verstaan, noch hopen of bidden..

Vers 43

43. En hij deed hem rijden op de tweede wagen, die hij had, de statiewagen, die onmiddellijk op de koninklijke volgde, door de hoofdstad Memphis (Genesis 41:4) heen; en zij (herauten) riepen voor zijn aangezicht: Abrek, 1) dat is: Knielt! Alzo stelde hij hem, als machthebbende, over geheel Egypte. 2)

1) Dit is waarschijnlijk een Egyptisch (Koptisch) woord, eigenlijk: aperek; d.i. "buigt het hoofd". Daarvan is het Hebreeuwse gevormd, dat "buigt de knie", "knielt" of "zegent" betekent. De herauten moesten alzo aan het gehele volk herinneren of bekend maken, dat men, na de koning, aan Jozef alom de diepste eerbied behoorde te betonen..

Abrek, in het Koptisch Abork: werpt u neer.. 2) Dat had Jozef in de kerker niet begeerd, slechts dat hij mocht bevrijd worden (hoofdstuk. 40:14) Onze Heere in de hemel laat hem daar een tijdlang reukwerk aansteken, maar antwoordt hem: Gij weet niet, wat gij bidt. Ik pleeg veel meer te doen, dan gij bidden of begrijpen kunt. Daarom moet gij nog enige tijd langer wachten. Ik begeer nog meer van de ware wierook (Song of Solomon 3:6), die ten hemel opstijgt (Genesis 40:23). Overeenkomstig heeft Jozef ontvangen, wat hij tevoren niet had kunnen verstaan, noch hopen of bidden..

Vers 44

44. En Farao zei, nadat de plechtige tocht door de stad geëindigd was, tot Jozef: Ik ben Farao, en krachtens mijn koninklijke macht heb ik u tot grootvizier in mijn rijk aangesteld; ik ben Farao, doch zonder u zal niemand zijn hand of zijn voet opheffen, in geheel Egypte; alles zal geschieden naar uw wil.

Vers 44

44. En Farao zei, nadat de plechtige tocht door de stad geëindigd was, tot Jozef: Ik ben Farao, en krachtens mijn koninklijke macht heb ik u tot grootvizier in mijn rijk aangesteld; ik ben Farao, doch zonder u zal niemand zijn hand of zijn voet opheffen, in geheel Egypte; alles zal geschieden naar uw wil.

Vers 45

45. En Farao noemde Jozefs naam, Zafnath Paä ah 1) (levensbehouder), om hem door deze Egyptische naam geheel het Egyptische volk in te lijven, en bovendien gaf Farao, om hem tegelijk in de zozeer vereerde priesterkaste in te leiden 2) Asnath (geweide aan Neith, d.i. Egyptische Minerva), de dochter van Potifra (priester van de zon), overste 3) van On (zon, zonnestad, Heliopolis), hem tot een vrouw, en Jozef toog als groot vizier, uit door het gehele land van Egypte, om overal zijn beschikkingen te maken.

1) De zuivere betekenis van deze naam is moeilijk uit te maken. Flavius Josefus vertaalt hem door "openbaarmaker van de verborgenheden." De Septuaginta vertaalt dit woord door een Grieks, dat in verband met het Koptisch "Redder der Wereld" betekent. Zo vertaalt ook Hieronymus..

Van de Egyptische kasten of standen was die van de priesters de eerste en voornaamste; zij droegen geschoren hoofden en witlinnen kleding, namen de grootste reinheid in acht, en hadden, ten opzichte van spijs en drank, een strenge levenswijze. Hun behoorden de tempelgoederen toe, van wier inkomsten zij leefden; toch hielden zij zich niet all n bezig met godsdienstige verrichtingen, maar voornamelijk ook met wetenschappen en kunsten (Genesis 41:8). Uit hen werden, reeds van de vroegste tijden af, de koningen genomen, die in de bijbel bijna overal "Farao" genoemd zijn; dat is: Pi-ouro, de koning, of Pe-ra, plaatsbekleder van de zonnegod (Ra = zon). Later behoorden de koningen tot de tweede stand, die van de krijgslieden, welke deels uit eigenlijke, ondergeschikte krijgslieden bestond, deels uit jonge mannen, die de koning tot wacht dienden; ieder van deze ontving 12 akkers land als soldatenleen. De derde kaste was die van de landbouwers of herders; zij bestond voornamelijk uit degenen, die de landerijen van de priesters en krijgslieden pachtten. Verdere kasten zijn die van de handwerkslieden, de schippers, de tolken, de zwijnenhoeders (die, evenals hun dieren voor onrein werden gehouden en geen tempel mochten betreden enz.) Men heeft meermalen gevraagd, hoe Jozef met zijn geloof in Jehova zich een priesterkaste als die van de afgodische Egyptenaren kon laten inwijden. Men bedenke, dat Jozef niet werd opgenomen onder de werkelijk dienstdoende priesters, maar dat hij tot een van de Egyptische standen moest behoren en nu onder de meest geëerde werd opgenomen. Dat Jozef zich niet bezoedeld heeft met de Egyptische natuurdienst is duidelijk genoeg; hij bleef getrouw aan zijn God.. 3) Het Hebreeuwse woord betekent "priester". In Heliopolis, dat noordoostelijk van Memphis gelegen is, was sedert oude tijd een beroemde tempel, aan de Zonnegod gewijd; de daar wonende priesters waren de voornaamste onder de Egyptische priesters..

Vers 45

45. En Farao noemde Jozefs naam, Zafnath Paä ah 1) (levensbehouder), om hem door deze Egyptische naam geheel het Egyptische volk in te lijven, en bovendien gaf Farao, om hem tegelijk in de zozeer vereerde priesterkaste in te leiden 2) Asnath (geweide aan Neith, d.i. Egyptische Minerva), de dochter van Potifra (priester van de zon), overste 3) van On (zon, zonnestad, Heliopolis), hem tot een vrouw, en Jozef toog als groot vizier, uit door het gehele land van Egypte, om overal zijn beschikkingen te maken.

1) De zuivere betekenis van deze naam is moeilijk uit te maken. Flavius Josefus vertaalt hem door "openbaarmaker van de verborgenheden." De Septuaginta vertaalt dit woord door een Grieks, dat in verband met het Koptisch "Redder der Wereld" betekent. Zo vertaalt ook Hieronymus..

Van de Egyptische kasten of standen was die van de priesters de eerste en voornaamste; zij droegen geschoren hoofden en witlinnen kleding, namen de grootste reinheid in acht, en hadden, ten opzichte van spijs en drank, een strenge levenswijze. Hun behoorden de tempelgoederen toe, van wier inkomsten zij leefden; toch hielden zij zich niet all n bezig met godsdienstige verrichtingen, maar voornamelijk ook met wetenschappen en kunsten (Genesis 41:8). Uit hen werden, reeds van de vroegste tijden af, de koningen genomen, die in de bijbel bijna overal "Farao" genoemd zijn; dat is: Pi-ouro, de koning, of Pe-ra, plaatsbekleder van de zonnegod (Ra = zon). Later behoorden de koningen tot de tweede stand, die van de krijgslieden, welke deels uit eigenlijke, ondergeschikte krijgslieden bestond, deels uit jonge mannen, die de koning tot wacht dienden; ieder van deze ontving 12 akkers land als soldatenleen. De derde kaste was die van de landbouwers of herders; zij bestond voornamelijk uit degenen, die de landerijen van de priesters en krijgslieden pachtten. Verdere kasten zijn die van de handwerkslieden, de schippers, de tolken, de zwijnenhoeders (die, evenals hun dieren voor onrein werden gehouden en geen tempel mochten betreden enz.) Men heeft meermalen gevraagd, hoe Jozef met zijn geloof in Jehova zich een priesterkaste als die van de afgodische Egyptenaren kon laten inwijden. Men bedenke, dat Jozef niet werd opgenomen onder de werkelijk dienstdoende priesters, maar dat hij tot een van de Egyptische standen moest behoren en nu onder de meest geëerde werd opgenomen. Dat Jozef zich niet bezoedeld heeft met de Egyptische natuurdienst is duidelijk genoeg; hij bleef getrouw aan zijn God.. 3) Het Hebreeuwse woord betekent "priester". In Heliopolis, dat noordoostelijk van Memphis gelegen is, was sedert oude tijd een beroemde tempel, aan de Zonnegod gewijd; de daar wonende priesters waren de voornaamste onder de Egyptische priesters..

Vers 46

46. Jozef nu was dertig jaar oud, 1) alzo op mannelijke leeftijd (Numbers 4:30), als hij stond voor het aangezicht van Farao, koning van Egypte, om hem zijn dromen uit te leggen, hetgeen deze verhoging ten gevolge had; en Jozef ging uit van Farao's aangezicht, en hij toog, gelijk boven in Genesis 41:45 reeds opgemerkt is, door geheel Egypte.

1) Om twee redenen deelt Mozes mee, hoe oud Jozef was, toen hij de regering van Egypte aanvaarde. Het is toch zeldzaam, dat ouderen zich door jongeren laten regeren. Daarom moet men aannemen, dat het door de bijzondere gunst van God geschied is, dat Jozef zonder benijd te worden, regeerde, en hem het ontzag en de eerbied onveranderd bleef na tal van jaren. De tweede reden is, dat de lezer bij zichzelf moge bedenken, de langdurige moeiten, waarmee hij op verschillende wijze gekweld is geweest. En ofschoon hij niet slecht behandeld is, toch kon een ballingschap van 13 jaar een zeer zware beproeving voor hem zijn, omdat zijn terugkeren naar zijn vaderhuis niet slechts door de slavernij, maar ook door de gevangenisstraf belemmerd werd..

III. Genesis 41:47-Genesis 41:57. In de zeven jaren van overvloed vult Jozef Farao's korenschuren; maar de Heere vult ook zijn huis, daar Hij hem twee zonen laat geboren worden. Daarna komen de zeven jaren van misoogst met hun nood.

Vers 46

46. Jozef nu was dertig jaar oud, 1) alzo op mannelijke leeftijd (Numbers 4:30), als hij stond voor het aangezicht van Farao, koning van Egypte, om hem zijn dromen uit te leggen, hetgeen deze verhoging ten gevolge had; en Jozef ging uit van Farao's aangezicht, en hij toog, gelijk boven in Genesis 41:45 reeds opgemerkt is, door geheel Egypte.

1) Om twee redenen deelt Mozes mee, hoe oud Jozef was, toen hij de regering van Egypte aanvaarde. Het is toch zeldzaam, dat ouderen zich door jongeren laten regeren. Daarom moet men aannemen, dat het door de bijzondere gunst van God geschied is, dat Jozef zonder benijd te worden, regeerde, en hem het ontzag en de eerbied onveranderd bleef na tal van jaren. De tweede reden is, dat de lezer bij zichzelf moge bedenken, de langdurige moeiten, waarmee hij op verschillende wijze gekweld is geweest. En ofschoon hij niet slecht behandeld is, toch kon een ballingschap van 13 jaar een zeer zware beproeving voor hem zijn, omdat zijn terugkeren naar zijn vaderhuis niet slechts door de slavernij, maar ook door de gevangenisstraf belemmerd werd..

III. Genesis 41:47-Genesis 41:57. In de zeven jaren van overvloed vult Jozef Farao's korenschuren; maar de Heere vult ook zijn huis, daar Hij hem twee zonen laat geboren worden. Daarna komen de zeven jaren van misoogst met hun nood.

Vers 47

47. En het land bracht voort, gelijk Jozef voorzegd had, in de zeven jaren van overvloed met handenvol; iedere zaadkorrel gaf een handvol aren.

Vers 47

47. En het land bracht voort, gelijk Jozef voorzegd had, in de zeven jaren van overvloed met handenvol; iedere zaadkorrel gaf een handvol aren.

Vers 48

48. En hij (Jozef) vergaderde, door de aangestelde opzieners (Genesis 41:34), alle spijze van de zeven jaren, die in Egypte was, en hij deed de spijze in de steden, hij bracht ze daarin ter bewaring; de spijze van het veld van elke stad, hetwelk rondom haar was, deed hij daarbinnen, in opgerichte korenschuren, opdat het later gemakkelijker zou zijn voor allen, om te halen.

Wel hem, die een goede Jozef in de hof van zijn hart heeft, die voorraad weet te verschaffen, wanneer de honger van het goddelijk woord op handen is..

Vers 48

48. En hij (Jozef) vergaderde, door de aangestelde opzieners (Genesis 41:34), alle spijze van de zeven jaren, die in Egypte was, en hij deed de spijze in de steden, hij bracht ze daarin ter bewaring; de spijze van het veld van elke stad, hetwelk rondom haar was, deed hij daarbinnen, in opgerichte korenschuren, opdat het later gemakkelijker zou zijn voor allen, om te halen.

Wel hem, die een goede Jozef in de hof van zijn hart heeft, die voorraad weet te verschaffen, wanneer de honger van het goddelijk woord op handen is..

Vers 49

49. Alzo bracht Jozef zeer veel koren bijeen, als het zand van de zee (Genesis 32:12; Psalms 139:18) totdat men ophield te tellen, hetwelk men vroeger gedaan had, want daarvan was geen getal; men kon het niet meer tellen.

Vers 49

49. Alzo bracht Jozef zeer veel koren bijeen, als het zand van de zee (Genesis 32:12; Psalms 139:18) totdat men ophield te tellen, hetwelk men vroeger gedaan had, want daarvan was geen getal; men kon het niet meer tellen.

Vers 50

50. a) En Jozef werden twee zonen geboren, eer er een jaar van honger aankwam, die Asnath, de dochter van Potifra, overste van On, hem baarde.

a)Genesis 46:20; Genesis 48:5

Vers 50

50. a) En Jozef werden twee zonen geboren, eer er een jaar van honger aankwam, die Asnath, de dochter van Potifra, overste van On, hem baarde.

a)Genesis 46:20; Genesis 48:5

Vers 51

51. En Jozef noemde 1) zijn eerstgeborene Manasse (die vergeten doet); want, zei hij, tevreden met de wegen, langs welke de Heere hem geleid had, en het verdere, ook ten opzichte van het vaderlijk huis, aan diezelfde trouwe Bestuurder overgevende: God heeft mij doen vergeten al mijn moeite, en het gehele huis van mijn vader, 2) waaruit ik verstoten ben (Genesis 45:5; Genesis 50:20). God heeft het z met mij gemaakt, dat ik Hem nu in al zijn wijze wegen, die Hij met mij gehouden heeft, hoe smartelijk zij ook waren, prijs en aanbid.

1) Jozef geeft zelf namen aan zijn kinderen en wel Hebreeuwse namen. Een sprekend bewijs, dat hij de huiselijke roeping niet verwaarloosde, en dat hij zijn vaderhuis evenmin vergeten had..

2)"Hoe?" vraagt hier Luther: "is het dan Christelijk, dat hij zich beroemt zijn vader en zijn moeder vergeten te hebben?" Dit doet hij niet, want, wanneer hij zegt, het gehele huis van zijn vader vergeten te hebben, zo denkt hij zeker bijzonder aan het leed, door zijn broeders hem aangedaan. Het is opmerkelijk, zegt Knobel, dat Jozef de hem innig liefhebbende vader niet tijdig van zijn verheffing heeft kennis gegeven, maar zo vele jaren voorbij liet gaan, en nog eerst door het komen van zijn broeders daartoe gebracht werd. De rechte verklaring van deze, reeds door Theodoretus gemaakte bedenking, vindt men bij Baumgarten: "Vast in het geloof, verwachtte hij niets van zelf ingrijpen in de raad van God, die naar een verder en heerlijker doel wees. Bovendien moet zijn voorspelling nog door het gevolg bevestigd worden, opdat zijn macht zou bevestigd worden." Daarbij komt, dat Jozef zich niet kon bekend maken, zonder dat de schuld van zijn broeders ontdekt zou worden en dat hij een roeping had, die buitengewone inspanning vereiste..

Over deze uitdrukking wordt verschillend gedacht. De getuigenissen hierboven pleiten Jozef van alle schuld vrij. Calvijn echter is van mening, dat het niet goed van hem was en zegt o.m.: Hoewel hij onderkoning van Egypte was, zo was toch zijn toestand ongelukkig, nadat hij van de Kerk gescheiden leefde..

Vers 51

51. En Jozef noemde 1) zijn eerstgeborene Manasse (die vergeten doet); want, zei hij, tevreden met de wegen, langs welke de Heere hem geleid had, en het verdere, ook ten opzichte van het vaderlijk huis, aan diezelfde trouwe Bestuurder overgevende: God heeft mij doen vergeten al mijn moeite, en het gehele huis van mijn vader, 2) waaruit ik verstoten ben (Genesis 45:5; Genesis 50:20). God heeft het z met mij gemaakt, dat ik Hem nu in al zijn wijze wegen, die Hij met mij gehouden heeft, hoe smartelijk zij ook waren, prijs en aanbid.

1) Jozef geeft zelf namen aan zijn kinderen en wel Hebreeuwse namen. Een sprekend bewijs, dat hij de huiselijke roeping niet verwaarloosde, en dat hij zijn vaderhuis evenmin vergeten had..

2)"Hoe?" vraagt hier Luther: "is het dan Christelijk, dat hij zich beroemt zijn vader en zijn moeder vergeten te hebben?" Dit doet hij niet, want, wanneer hij zegt, het gehele huis van zijn vader vergeten te hebben, zo denkt hij zeker bijzonder aan het leed, door zijn broeders hem aangedaan. Het is opmerkelijk, zegt Knobel, dat Jozef de hem innig liefhebbende vader niet tijdig van zijn verheffing heeft kennis gegeven, maar zo vele jaren voorbij liet gaan, en nog eerst door het komen van zijn broeders daartoe gebracht werd. De rechte verklaring van deze, reeds door Theodoretus gemaakte bedenking, vindt men bij Baumgarten: "Vast in het geloof, verwachtte hij niets van zelf ingrijpen in de raad van God, die naar een verder en heerlijker doel wees. Bovendien moet zijn voorspelling nog door het gevolg bevestigd worden, opdat zijn macht zou bevestigd worden." Daarbij komt, dat Jozef zich niet kon bekend maken, zonder dat de schuld van zijn broeders ontdekt zou worden en dat hij een roeping had, die buitengewone inspanning vereiste..

Over deze uitdrukking wordt verschillend gedacht. De getuigenissen hierboven pleiten Jozef van alle schuld vrij. Calvijn echter is van mening, dat het niet goed van hem was en zegt o.m.: Hoewel hij onderkoning van Egypte was, zo was toch zijn toestand ongelukkig, nadat hij van de Kerk gescheiden leefde..

Vers 52

52. En de tweede noemde hij Efraïm (dubbele vruchtbaarheid): want, zei hij, God heeft mij doen groeien, tweemaal vruchtbaar doen worden in het land van mijn verdrukking, 1) waarin ik voorheen 13 jaar lang zo veelellende heb moeten doorstaan.

1)"Toch twijfel ik er niet aan, of de tegenwoordige eer en heerlijkheid zal Jozef meer geplaagd hebben, dan de gevangenis en overigens al zijn jammer en ellende," zegt Luther. Uit deze woorden blijkt een weemoedig verlangen naar Kanan in tegenoverstelling van de onverschilligheid, die in de woorden (Genesis 41:51) "en het gehele huis van mijn vader" schijnt te liggen..

Vers 52

52. En de tweede noemde hij Efraïm (dubbele vruchtbaarheid): want, zei hij, God heeft mij doen groeien, tweemaal vruchtbaar doen worden in het land van mijn verdrukking, 1) waarin ik voorheen 13 jaar lang zo veelellende heb moeten doorstaan.

1)"Toch twijfel ik er niet aan, of de tegenwoordige eer en heerlijkheid zal Jozef meer geplaagd hebben, dan de gevangenis en overigens al zijn jammer en ellende," zegt Luther. Uit deze woorden blijkt een weemoedig verlangen naar Kanan in tegenoverstelling van de onverschilligheid, die in de woorden (Genesis 41:51) "en het gehele huis van mijn vader" schijnt te liggen..

Vers 53

53. Toen eindigden de zeven jaren van overvloed, die in Egypte geweest waren.

Vers 53

53. Toen eindigden de zeven jaren van overvloed, die in Egypte geweest waren.

Vers 54

54. a) En de zeven jaren van honger begonnen aan te komen, gelijk als Jozef gezegd had, en er was honger in alle landen, die om Egypte lagen, in Kanan, Arabië en Syrië; want de tropische regen heeft met de Abyssinische een gelijke oorsprong, zij bleven ook daar uit; maar in geheel Egypte was voor de eerste tijd nog brood, zolang namelijk de voorraad toereikend was, die men hier en daar naar het voorbeeld van Jozef verzameld had. a) Genesis 45:6 Psalms 105:16

Vers 54

54. a) En de zeven jaren van honger begonnen aan te komen, gelijk als Jozef gezegd had, en er was honger in alle landen, die om Egypte lagen, in Kanan, Arabië en Syrië; want de tropische regen heeft met de Abyssinische een gelijke oorsprong, zij bleven ook daar uit; maar in geheel Egypte was voor de eerste tijd nog brood, zolang namelijk de voorraad toereikend was, die men hier en daar naar het voorbeeld van Jozef verzameld had. a) Genesis 45:6 Psalms 105:16

Vers 55

55. Als nu geheel Egypte, bij de aanhoudende misoogsten, ook hongerde, riep het volk tot Farao om brood, daar het wist, dat deze een grote voorraad bezat (2 Kings 6:25); en Farao zei tot al de Egyptenaren: Gaat tot Jozef, die ik u als vader van het land heb voorgesteld (Genesis 41:43); doet wat hij u zegt. 1)

1) Farao spreekt alzo niet, om de last van het verzorgen van zich af te schuiven, maar omdat hij een ongeschokt vertrouwen in Jozef heeft, zodat hij deze in niets wil belemmeren, om alles zo goed mogelijk te verzorgen..

Vers 55

55. Als nu geheel Egypte, bij de aanhoudende misoogsten, ook hongerde, riep het volk tot Farao om brood, daar het wist, dat deze een grote voorraad bezat (2 Kings 6:25); en Farao zei tot al de Egyptenaren: Gaat tot Jozef, die ik u als vader van het land heb voorgesteld (Genesis 41:43); doet wat hij u zegt. 1)

1) Farao spreekt alzo niet, om de last van het verzorgen van zich af te schuiven, maar omdat hij een ongeschokt vertrouwen in Jozef heeft, zodat hij deze in niets wil belemmeren, om alles zo goed mogelijk te verzorgen..

Vers 56

56. Als dan honger over het gehele land was, en de mensen op Farao's aanwijzing naar Jozef kwamen, zo opende Jozef alles, al de korenschuren in de steden, waarin iets was, en verkocht aan de Egyptenaren; want de honger was sterk in Egypteland.

Vers 56

56. Als dan honger over het gehele land was, en de mensen op Farao's aanwijzing naar Jozef kwamen, zo opende Jozef alles, al de korenschuren in de steden, waarin iets was, en verkocht aan de Egyptenaren; want de honger was sterk in Egypteland.

Vers 57

57. En alle landen; de inwoners van alle omliggende landen, kwamen eveneens in Egypte tot Jozef, 1)om te kopen; want de honger was sterk in alle landen.

1) Zij werden nog vroeger door de misoogsten gedrukt, dan de Egyptenaars (Genesis 41:53) en hadden daarom ook reeds vroeger hun toevlucht tot Jozef genomen. Er is nauwelijks een land op aarde, waar hongersnood zo dikwijls en zo vreselijk gewoed heeft, als juist in Egypte; geen land, dat zozeer de maatregelen behoefde, als die, welke Jozef tot redding van het volk aanwendde. Het overstromen van de Nijl, een paar voeten hoger of lager, dan de behoefte is, werkt reeds zeer schadelijk. In het jaar 1199 had de vloed een zeer lage stand. Het gevolg was een vreselijke hongersnood, vergezeld van ontzaglijke gruwelen. Ouders verteerden hun kinderen, mensenvlees was een gewone spijs geworden; men vond verschillende wijzen uit, om dit te bereiden; men sprak ervan en hoorde daarvan als van een gewone zaak. Het mensenvangen was tot een gewoon werk geworden. Het grootste gedeelte van de bevolking stierf weg. Ook het volgende jaar bereikte de overstroming de gewone hoogte niet en slechts het lager land werd onder water gezet. Ook van de overstroomde landen konden velen uit gebrek aan arbeiders en zaadkoren niet bezaaid worden; vele stukken land werden bovendien door wormen verwoest, die het uitgezaaide verteerden. In een andere hongersnood was de Kalief zelf bijna van honger gestorven..

Vers 57

57. En alle landen; de inwoners van alle omliggende landen, kwamen eveneens in Egypte tot Jozef, 1)om te kopen; want de honger was sterk in alle landen.

1) Zij werden nog vroeger door de misoogsten gedrukt, dan de Egyptenaars (Genesis 41:53) en hadden daarom ook reeds vroeger hun toevlucht tot Jozef genomen. Er is nauwelijks een land op aarde, waar hongersnood zo dikwijls en zo vreselijk gewoed heeft, als juist in Egypte; geen land, dat zozeer de maatregelen behoefde, als die, welke Jozef tot redding van het volk aanwendde. Het overstromen van de Nijl, een paar voeten hoger of lager, dan de behoefte is, werkt reeds zeer schadelijk. In het jaar 1199 had de vloed een zeer lage stand. Het gevolg was een vreselijke hongersnood, vergezeld van ontzaglijke gruwelen. Ouders verteerden hun kinderen, mensenvlees was een gewone spijs geworden; men vond verschillende wijzen uit, om dit te bereiden; men sprak ervan en hoorde daarvan als van een gewone zaak. Het mensenvangen was tot een gewoon werk geworden. Het grootste gedeelte van de bevolking stierf weg. Ook het volgende jaar bereikte de overstroming de gewone hoogte niet en slechts het lager land werd onder water gezet. Ook van de overstroomde landen konden velen uit gebrek aan arbeiders en zaadkoren niet bezaaid worden; vele stukken land werden bovendien door wormen verwoest, die het uitgezaaide verteerden. In een andere hongersnood was de Kalief zelf bijna van honger gestorven..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 41". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-41.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile