Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Genesis 40". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/genesis-40.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Genesis 40". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, GENESIS 40In dit hoofdstuk zien wij hoe de dingen langzaam samenwerken tot Jozefs bevordering.
I. Twee van Farao's dienaren worden ter bewaring overgegeven in de gevangenis, daar onder Jozefs opzicht en zorg gesteld, aldus getuigen wordende van zijn buitengewoon beleid, Genesis 40:1.
II. Ieder van hen heeft een droom, die door Jozef wordt uitgelegd, Genesis 40:5, en die uitlegging werd door de gebeurtenis bevestigd, Genesis 40:20, en zo worden zij getuigen van zijn buitengewone bekwaamheid.
III. Aan een van hen, wiens bevordering hij voorzag, beveelt hij zijn zaak, Genesis 40:14, Genesis 40:15, maar tevergeefs, Genesis 40:23.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, GENESIS 40In dit hoofdstuk zien wij hoe de dingen langzaam samenwerken tot Jozefs bevordering.
I. Twee van Farao's dienaren worden ter bewaring overgegeven in de gevangenis, daar onder Jozefs opzicht en zorg gesteld, aldus getuigen wordende van zijn buitengewoon beleid, Genesis 40:1.
II. Ieder van hen heeft een droom, die door Jozef wordt uitgelegd, Genesis 40:5, en die uitlegging werd door de gebeurtenis bevestigd, Genesis 40:20, en zo worden zij getuigen van zijn buitengewone bekwaamheid.
III. Aan een van hen, wiens bevordering hij voorzag, beveelt hij zijn zaak, Genesis 40:14, Genesis 40:15, maar tevergeefs, Genesis 40:23.
Verzen 1-4
Genesis 40:1-4De geschiedenis van de overste der schenkers en de overste der bakkers van Farao zou in de Schrift niet vermeld zijn, indien zij niet dienstbaar geweest was voor Jozefs verhoging. De wereld bestaat ter wille van de kerk, en haar ten goede wordt zij geregeerd.
Merk op:
1. Twee hoge beambten van Farao's hof hadden gezondigd tegen de koning en werden daarom in de gevangenis overgegeven. Hoge plaatsen zijn glibberige plaatsen, niets is meer onzeker dan de gunst van vorsten. Zij, die hun geluk vinden in Gods gunst en Zijn dienst tot hun levenswerk maken, zullen ondervinden dat Hij een betere meester is dan Farao was, niet zo uiterst streng om alles op te merken wat zij voor verkeerds doen. Men heeft velerlei gissingen gedaan omtrent het misdrijf van deze dienaren van Farao. Sommigen denken dat zij in niets minder bestond dan in een aanslag tegen zijn leven, anderen dat zij in niets meer bestond, dan het toevallig neerstrijken van een vlieg in zijn beker en een weinigje zand in zijn brood. Wat het nu ook was, door Gods voorzienigheid is het het middel geworden om hen in de gevangenis te brengen, waar Jozef was.
2. De overste der trawanten zelf, namelijk Potifar, droeg aan Jozef de wacht en de zorg voor hen op, Genesis 40:4, hetgeen aanduidt dat hij nu met hem verzoend begon te worden, en wellicht reeds overtuigd was van zijn onschuld, hoewel hij hem, uit vrees om zijn vrouw te mishagen niet in vrijheid durfde stellen. Johannes de Doper moet om aan Herodias te behagen, onthoofd worden.
Verzen 1-4
Genesis 40:1-4De geschiedenis van de overste der schenkers en de overste der bakkers van Farao zou in de Schrift niet vermeld zijn, indien zij niet dienstbaar geweest was voor Jozefs verhoging. De wereld bestaat ter wille van de kerk, en haar ten goede wordt zij geregeerd.
Merk op:
1. Twee hoge beambten van Farao's hof hadden gezondigd tegen de koning en werden daarom in de gevangenis overgegeven. Hoge plaatsen zijn glibberige plaatsen, niets is meer onzeker dan de gunst van vorsten. Zij, die hun geluk vinden in Gods gunst en Zijn dienst tot hun levenswerk maken, zullen ondervinden dat Hij een betere meester is dan Farao was, niet zo uiterst streng om alles op te merken wat zij voor verkeerds doen. Men heeft velerlei gissingen gedaan omtrent het misdrijf van deze dienaren van Farao. Sommigen denken dat zij in niets minder bestond dan in een aanslag tegen zijn leven, anderen dat zij in niets meer bestond, dan het toevallig neerstrijken van een vlieg in zijn beker en een weinigje zand in zijn brood. Wat het nu ook was, door Gods voorzienigheid is het het middel geworden om hen in de gevangenis te brengen, waar Jozef was.
2. De overste der trawanten zelf, namelijk Potifar, droeg aan Jozef de wacht en de zorg voor hen op, Genesis 40:4, hetgeen aanduidt dat hij nu met hem verzoend begon te worden, en wellicht reeds overtuigd was van zijn onschuld, hoewel hij hem, uit vrees om zijn vrouw te mishagen niet in vrijheid durfde stellen. Johannes de Doper moet om aan Herodias te behagen, onthoofd worden.
Verzen 5-19
Genesis 40:5-19Merk op:
I. De bijzondere voorzienigheid Gods, die het hoofd van deze gevangenen met buitengewone dromen vervulde, die een buitengewone indruk op hen maakten en de blijken droegen dat zij van God zijn gekomen en dat wel beide in n nacht. God heeft onmiddellijke toegang tot de geest der mensen, die Hij telkenmale als het Hem behaagt, dienstbaar kan maken aan Zijn eigen doeleinden en dat wel geheel buiten het willen of bedoelen van hen, die zulks aangaat. Alle harten zijn geopend voor Hem, en vanouds heeft Hij, niet alleen tot Zijn eigen volk, maar ook tot anderen, gesproken in dromen, Job 33:16. Toekomstige gebeurtenissen werden aldus voorzegd, maar op zeer duistere wijze.
Merk op:
II. De indruk door deze dromen op de gevangenen teweeggebracht, Genesis 40:6, zij waren ontsteld. Het was niet de gevangenis, die hen ontstelde, (daar waren zij tamelijk wel mee bekend, zij hebben er misschien ook wel een vrolijk leven geleid) maar de droom. God heeft meer dan n middel om de geest te ontstellen van hen, die ontsteld moeten worden. Er zijn zondaars, die stoutmoedig genoeg zijn onder uitwendige benauwdheden, en er zich niet tot nadenken of een betere gezindheid door willen laten brengen, maar God kan wel een middel vinden om hen te straffen, door hun geest verslagen te doen zijn en hun lasten op te leggen.
Merk op:
III. Jozefs grote tederheid en mededogen. Met grote belangstelling vroeg hij: Waarom zijn uwe aangezichten heden kwalijk gesteld? Genesis 40:7 Jozef was hun bewaarder, en in dat ambt betoonde hij zich zacht en vriendelijk. Het voegt ons kennis te nemen van de droefheid zelfs van hen, die onder ons opzicht staan. Jozef was hun medegenoot in verdriet, hij was nu hun medegevangene, en ook hij heeft dromen gehad. Gemeenschap in lijden draagt ertoe bij om medelijden te wekken met hen die lijden. Laat ons hieruit leren:
1. Belangstelling te gevoelen voor hen, die in smart en benauwdheid zijn, naar de reden te vragen van het treurig gelaat van onze broeders, wij moeten dikwijls letten op de tranen der verdrukten, Ecclesiastes 4:1. Voor hen, die in benauwdheid zijn, is het een verlichting als men er notitie van neemt.
2. Naar de reden van onze eigen smart te vragen. "Waarom is mijn aangezicht ontsteld? Is er reden voor? Een goede reden? Is er, wat het ook zij, dat mij treurig maakt, geen reden tot troost, die er tegen opweegt? Waarom buigt gij u neer, o mijne ziel?"
Merk op:
IV. De dromen zelf, en hun uitlegging. Wat deze gevangenen droevig maakte, was dat zij, in hechtenis zijnde, zich niet tot de Egyptische wijzen konden wenden, die voorgaven dromen te kunnen uitleggen, daar is, hier in de gevangenis, niemand, die hem uitlegge, Genesis 40:8. Er zijn uitleggers die zij, die in de gevangenis en in droefheid zijn, bij zich moeten wensen te hebben, om hen te onderrichten in het voornemen en de bedoeling van Gods voorzienigheid. Elihu zinspeelt op de zodanigen als hij zegt: "Is er een uitlegger, een uit duizend om de mens zijn rechte plicht te verkondigen," Job 33:23, uitleggers om hun geweten tot gids te zijn, niet om hun nieuwsgierigheid te bevredigen. Hierop zegt Jozef hun, waarheen zij de blik hebben te richten. Zijn de uitleggingen niet Godes?. Hij bedoelt de God, die hij aanbidt, tot wiens kennis hij hen hierdoor wenst te leiden. Het is Gods kroonrecht toekomstige dingen te voorzeggen, Isaiah 46:10. Hij moet daarom de lof ontvangen voor al de gaven van v rzien, die de mensen hebben, de gewone en de buitengewone. Jozef tekent al dadelijk protest aan tegen zijn eigen lof, en draagt er zorg voor, dat de eer en heerlijkheid aan God worde toegeschreven, evenals Daniël, Hst.2:30. Jozef bedoelt te zeggen: "Indien de uitleggingen Godes zijn, dan is Hij vrij om het vermogen ertoe mee te delen aan wie Hij wil, en dus: verhaal mij uw dromen." Nu was:
a. de droom van de schenker een gelukkige voorzegging van zijn bevrijding en wederherstelling in zijn ambt, en dat wel binnen drie dagen, en aldus heeft Jozef hem verklaard Genesis 40:12, Genesis 40:13. Waarschijnlijk placht hij de volle rijpe druiven in Farao's beker terstond uit te drukken, daar men in die eenvoudige tijd nog niet bekend was met de kunst om de wijn te klaren.
Merk op, dat Jozef de schenker zijn bevrijding uit de gevangenis voorzeide, maar dat hij zijn eigen bevrijding niet voorzag. Lang tevoren had hij gedroomd van zijn eigen eer, en dat zijn broeders zich voor hem zouden buigen, de herinnering daaraan moet hem nu ondersteunen, zonder dat hem nieuwe ontdekkingen worden gedaan. De visioenen ter vertroosting der heiligen zijn nog voor een lange tijd, en strekken zich tot ver heen terwijl het voorzien voor anderen, zoals dit hier, slechts drie dagen tevoren is.
b. De droom van de overste van de bakkers voorspelde zijn smadelijke dood, Genesis 40:18, Genesis 40:19. De gunstige uitlegging van de droom van de andere moedigde hem aan om de zijne te verhalen. Zo zullen geveinsden, als zij horen van de goede dingen, die aan goede Christenen beloofd zijn, daar wel gaarne in willen delen, hoewel zij part noch deel aan de zaak hebben. Het was Jozefs schuld niet, dat hij hem geen betere tijding bracht, leraren zijn slechts uitleggers, zij kunnen de zaak niet anders maken dan zij is, als zij dus getrouw zijn en hun boodschap onaangenaam blijkt te wezen, dan is dit hun schuld niet. Slechte dromen kunnen niet gunstig uitgelegd worden.
Merk op:
V. Hoe Jozef gebruik maakt van deze gelegenheid, om zich een vriend aan het hof te verwerven, Genesis 40:14, Genesis 40:15. Met bescheidenheid verzoekt hij om de gunst van de schenker wiens bevordering hij heeft voorzegd: gedenk mijner bij uzelf, wanneer het u wel gaan zal. Hoewel de achting, aan Jozef bewezen, de gevangenis zo licht en draaglijk voor hem maakte als een gevangenis wezen kan, zou toch niemand er hem om kunnen laken, dat hij naar vrijheid verlangde. Zie hier:
1. Welk een bescheiden voorstelling hij geeft van zijn eigen zaak, Genesis 40:15. Hij spreekt niet met afkeuring van zijn broeders, die hem hadden verkocht, hij zegt slechts: ik ben diefelijk ontstolen uit der Hebreeën land dat is: onrechtvaardig van daar weggezonden, wie dit gedaan heeft doet er niet toe. Hij spreekt ook geen boze woorden, om het onrecht, dat hem aangedaan is in zijn gevangenzetting, door zijn meesteres, die zijn vervolgster, en zijn heer, die zijn rechter was, maar met zachtmoedigheid verklaart hij zijn onschuld: ook heb ik hier niets gedaan, dat zij mij in deze kuil gezet hebben. Als wij er toe geroepen worden, om onszelf te rechtvaardigen, dan moeten wij het zoveel mogelijk zorgvuldig vermijden kwaad te spreken van anderen. Laat het ons genoeg zijn zelf onze onschuld te bewijzen, en niet er op uit zijn om anderen hun schuld te verwijten.
2. Welk een bescheiden verzoek hij doet aan de schenker: "Gedenk mijner. Bewijs mij een vriendelijkheid, als het in uw macht is." En zijn bijzonder verzoek luidt: maak dat ik uit dit huis kom. Hij zegt niet: "Breng mij in Farao's huis, bezorg mij een plaats aan het hof." Neen, hij verzoekt om bevrijding, niet om bevordering. In Zijn voorzienigheid bestemt God soms de grootste eer voor hen, die haar het minst verwachten of begeren.
Verzen 5-19
Genesis 40:5-19Merk op:
I. De bijzondere voorzienigheid Gods, die het hoofd van deze gevangenen met buitengewone dromen vervulde, die een buitengewone indruk op hen maakten en de blijken droegen dat zij van God zijn gekomen en dat wel beide in n nacht. God heeft onmiddellijke toegang tot de geest der mensen, die Hij telkenmale als het Hem behaagt, dienstbaar kan maken aan Zijn eigen doeleinden en dat wel geheel buiten het willen of bedoelen van hen, die zulks aangaat. Alle harten zijn geopend voor Hem, en vanouds heeft Hij, niet alleen tot Zijn eigen volk, maar ook tot anderen, gesproken in dromen, Job 33:16. Toekomstige gebeurtenissen werden aldus voorzegd, maar op zeer duistere wijze.
Merk op:
II. De indruk door deze dromen op de gevangenen teweeggebracht, Genesis 40:6, zij waren ontsteld. Het was niet de gevangenis, die hen ontstelde, (daar waren zij tamelijk wel mee bekend, zij hebben er misschien ook wel een vrolijk leven geleid) maar de droom. God heeft meer dan n middel om de geest te ontstellen van hen, die ontsteld moeten worden. Er zijn zondaars, die stoutmoedig genoeg zijn onder uitwendige benauwdheden, en er zich niet tot nadenken of een betere gezindheid door willen laten brengen, maar God kan wel een middel vinden om hen te straffen, door hun geest verslagen te doen zijn en hun lasten op te leggen.
Merk op:
III. Jozefs grote tederheid en mededogen. Met grote belangstelling vroeg hij: Waarom zijn uwe aangezichten heden kwalijk gesteld? Genesis 40:7 Jozef was hun bewaarder, en in dat ambt betoonde hij zich zacht en vriendelijk. Het voegt ons kennis te nemen van de droefheid zelfs van hen, die onder ons opzicht staan. Jozef was hun medegenoot in verdriet, hij was nu hun medegevangene, en ook hij heeft dromen gehad. Gemeenschap in lijden draagt ertoe bij om medelijden te wekken met hen die lijden. Laat ons hieruit leren:
1. Belangstelling te gevoelen voor hen, die in smart en benauwdheid zijn, naar de reden te vragen van het treurig gelaat van onze broeders, wij moeten dikwijls letten op de tranen der verdrukten, Ecclesiastes 4:1. Voor hen, die in benauwdheid zijn, is het een verlichting als men er notitie van neemt.
2. Naar de reden van onze eigen smart te vragen. "Waarom is mijn aangezicht ontsteld? Is er reden voor? Een goede reden? Is er, wat het ook zij, dat mij treurig maakt, geen reden tot troost, die er tegen opweegt? Waarom buigt gij u neer, o mijne ziel?"
Merk op:
IV. De dromen zelf, en hun uitlegging. Wat deze gevangenen droevig maakte, was dat zij, in hechtenis zijnde, zich niet tot de Egyptische wijzen konden wenden, die voorgaven dromen te kunnen uitleggen, daar is, hier in de gevangenis, niemand, die hem uitlegge, Genesis 40:8. Er zijn uitleggers die zij, die in de gevangenis en in droefheid zijn, bij zich moeten wensen te hebben, om hen te onderrichten in het voornemen en de bedoeling van Gods voorzienigheid. Elihu zinspeelt op de zodanigen als hij zegt: "Is er een uitlegger, een uit duizend om de mens zijn rechte plicht te verkondigen," Job 33:23, uitleggers om hun geweten tot gids te zijn, niet om hun nieuwsgierigheid te bevredigen. Hierop zegt Jozef hun, waarheen zij de blik hebben te richten. Zijn de uitleggingen niet Godes?. Hij bedoelt de God, die hij aanbidt, tot wiens kennis hij hen hierdoor wenst te leiden. Het is Gods kroonrecht toekomstige dingen te voorzeggen, Isaiah 46:10. Hij moet daarom de lof ontvangen voor al de gaven van v rzien, die de mensen hebben, de gewone en de buitengewone. Jozef tekent al dadelijk protest aan tegen zijn eigen lof, en draagt er zorg voor, dat de eer en heerlijkheid aan God worde toegeschreven, evenals Daniël, Hst.2:30. Jozef bedoelt te zeggen: "Indien de uitleggingen Godes zijn, dan is Hij vrij om het vermogen ertoe mee te delen aan wie Hij wil, en dus: verhaal mij uw dromen." Nu was:
a. de droom van de schenker een gelukkige voorzegging van zijn bevrijding en wederherstelling in zijn ambt, en dat wel binnen drie dagen, en aldus heeft Jozef hem verklaard Genesis 40:12, Genesis 40:13. Waarschijnlijk placht hij de volle rijpe druiven in Farao's beker terstond uit te drukken, daar men in die eenvoudige tijd nog niet bekend was met de kunst om de wijn te klaren.
Merk op, dat Jozef de schenker zijn bevrijding uit de gevangenis voorzeide, maar dat hij zijn eigen bevrijding niet voorzag. Lang tevoren had hij gedroomd van zijn eigen eer, en dat zijn broeders zich voor hem zouden buigen, de herinnering daaraan moet hem nu ondersteunen, zonder dat hem nieuwe ontdekkingen worden gedaan. De visioenen ter vertroosting der heiligen zijn nog voor een lange tijd, en strekken zich tot ver heen terwijl het voorzien voor anderen, zoals dit hier, slechts drie dagen tevoren is.
b. De droom van de overste van de bakkers voorspelde zijn smadelijke dood, Genesis 40:18, Genesis 40:19. De gunstige uitlegging van de droom van de andere moedigde hem aan om de zijne te verhalen. Zo zullen geveinsden, als zij horen van de goede dingen, die aan goede Christenen beloofd zijn, daar wel gaarne in willen delen, hoewel zij part noch deel aan de zaak hebben. Het was Jozefs schuld niet, dat hij hem geen betere tijding bracht, leraren zijn slechts uitleggers, zij kunnen de zaak niet anders maken dan zij is, als zij dus getrouw zijn en hun boodschap onaangenaam blijkt te wezen, dan is dit hun schuld niet. Slechte dromen kunnen niet gunstig uitgelegd worden.
Merk op:
V. Hoe Jozef gebruik maakt van deze gelegenheid, om zich een vriend aan het hof te verwerven, Genesis 40:14, Genesis 40:15. Met bescheidenheid verzoekt hij om de gunst van de schenker wiens bevordering hij heeft voorzegd: gedenk mijner bij uzelf, wanneer het u wel gaan zal. Hoewel de achting, aan Jozef bewezen, de gevangenis zo licht en draaglijk voor hem maakte als een gevangenis wezen kan, zou toch niemand er hem om kunnen laken, dat hij naar vrijheid verlangde. Zie hier:
1. Welk een bescheiden voorstelling hij geeft van zijn eigen zaak, Genesis 40:15. Hij spreekt niet met afkeuring van zijn broeders, die hem hadden verkocht, hij zegt slechts: ik ben diefelijk ontstolen uit der Hebreeën land dat is: onrechtvaardig van daar weggezonden, wie dit gedaan heeft doet er niet toe. Hij spreekt ook geen boze woorden, om het onrecht, dat hem aangedaan is in zijn gevangenzetting, door zijn meesteres, die zijn vervolgster, en zijn heer, die zijn rechter was, maar met zachtmoedigheid verklaart hij zijn onschuld: ook heb ik hier niets gedaan, dat zij mij in deze kuil gezet hebben. Als wij er toe geroepen worden, om onszelf te rechtvaardigen, dan moeten wij het zoveel mogelijk zorgvuldig vermijden kwaad te spreken van anderen. Laat het ons genoeg zijn zelf onze onschuld te bewijzen, en niet er op uit zijn om anderen hun schuld te verwijten.
2. Welk een bescheiden verzoek hij doet aan de schenker: "Gedenk mijner. Bewijs mij een vriendelijkheid, als het in uw macht is." En zijn bijzonder verzoek luidt: maak dat ik uit dit huis kom. Hij zegt niet: "Breng mij in Farao's huis, bezorg mij een plaats aan het hof." Neen, hij verzoekt om bevrijding, niet om bevordering. In Zijn voorzienigheid bestemt God soms de grootste eer voor hen, die haar het minst verwachten of begeren.
Verzen 20-23
Genesis 40:20-231. Hier is de bevestiging van Jozefs uitlegging van de dromen, en wel op de vooraf bepaalde dag. De overste der schenkers en de overste der bakkers werden beide verhoogd, de een tot zijn ambt, de ander tot de galg, en beide aan het einde van drie dagen. Zeer grote veranderingen, beide ten goede en ten kwade, hebben plaats in zeer weinig tijd, zo schielijk en snel zijn de omwentelingen van het rad der fortuin. De gelegenheid om hun zaak te berechten was de viering van Farao's geboortedag, wanneer het de gewoonte was dat al zijn knechten hem opwachtten, en toen werd onderzoek naar deze twee gedaan, en naar de reden van hun gevangenneming. De viering van de geboortedag van vorsten is vanouds een eerbiedsbetuiging aan hen geweest en als het niet misbruikt wordt, zoals bij die van Jerobeam, Hosea 7:5, en die van Herodes, Mark 6:21, dan is dit gebruik onschuldig genoeg, en wij kunnen allen met nut voor onze ziel onze jaardagen gedenken, met dankbaarheid voor de genade van onze geboorte, met droefheid over het zondige er van, en met de verwachting, dat de dag van onze dood beter is dan de dag van onze geboorte. Op Farao's geboortedag heeft hij het hoofd van deze twee gevangenen verheven, dat is: hen gerechtelijk verhoord, (toen Naboth verhoord werd, werd hij op de hoogste plaats des volks gesteld, 1 Kings 21:9), en hij deed de overste der schenkers wederkeren tot zijn schenkambt, maar de overste der bakkers hing hij op. Indien de overste der schenkers onschuldig en de overste der bakkers schuldig was, dan moeten wij de rechtvaardigheid erkennen van Gods voorzienigheid door de onschuld van de onschuldige aan het licht te brengen, en de zonde van de schuldige te doen ontdekken. Indien beide even onschuldig of even schuldig waren, dan is dit een voorbeeld van de willekeurigheid van zulke machtige vorsten, die zich verhovaardigen op de macht, welke Nebukadnezar zich toe-eigende, "(wie hij wilde, doodde hij, en wie hij wilde, behield hij in het leven," Daniel 5:19), vergetende, dat er Een is, hoger dan zij, aan wie zij rekenschap verschuldigd zijn.
2. Hoe Jozef teleurgesteld werd in zijn verwachting van de overste der schenkers, hij gedacht aan Jozef niet, maar vergat hem, Genesis 40:23.
a. Zie hier een voorbeeld van lage ondankbaarheid, Jozef had zich verdienstelijk jegens hem gemaakt, had hem gediend, medegevoel met hem betoond, hem geholpen aan een gunstige uitlegging van zijn droom, had zich aan hem in alle opzichten als een buitengewoon persoon doen kennen, en toch vergat hij hem. Wij moeten het niet vreemd achten, indien ons in deze wereld voor onze liefde haat wordt betoond, en voor onze vriendelijke belangstelling onachtzaamheid en onverschilligheid.
b. Zie hoe licht zij, die zelf gerust en gelukkig zijn anderen, die in moeite en benauwdheid verkeren, vergeten. Het is wellicht in toespeling op deze geschiedenis, dat de profeet spreekt van hen, die wijn uit schalen drinken, maar zich niet bekommeren over de verbreking Jozefs, Amos 6:6. Laat ons hieruit leren af te laten van de mens. Misschien heeft Jozef al te veel gerekend op zijn invloed op de schenker, zich te veel van hem voorgesteld, en door deze teleurstelling heeft hij geleerd alleen op God te vertrouwen. Nooit kunnen wij te weinig verwachten van de mens, en nooit te veel van God.
Sommigen wijzen op de overeenkomst tussen Jozef en Christus in deze geschiedenis. Jozefs medelijders waren als de twee moordenaars, die met Christus gekruisigd werden, de een werd behouden, de ander veroordeeld en was verloren. (Het is Dr. Lightfoot's opmerking ontleend aan Ds. Broughton.) Een van deze tot wie Jozef zei: "Gedenk mijner, wanneer het u wel gaan zal," vergat hem, maar een van de anderen, die tot Christus zei: "Gedenk mijner, als Gij in Uw koninkrijk zult gekomen zijn," werd niet vergeten. Terecht laken wij de ondankbaarheid van de schenker jegens Jozef, en toch gedragen wij ons nog veel trouwelozer tegenover de Heere Jezus. Jozef had de loslating van de overste der schenkers slechts voorzegd, maar Christus heeft onze verlossing gewerkt, is bij de Koning der koningen als Middelaar voor ons opgetreden, en toch vergeten wij Hem, hoewel wij dikwijls aan Hem herinnerd worden, en beloofd hebben Hem nooit te zullen vergeten, z slecht vergelden wij Hem, als een dwaas en onwijs volk, dat wij zijn.
Verzen 20-23
Genesis 40:20-231. Hier is de bevestiging van Jozefs uitlegging van de dromen, en wel op de vooraf bepaalde dag. De overste der schenkers en de overste der bakkers werden beide verhoogd, de een tot zijn ambt, de ander tot de galg, en beide aan het einde van drie dagen. Zeer grote veranderingen, beide ten goede en ten kwade, hebben plaats in zeer weinig tijd, zo schielijk en snel zijn de omwentelingen van het rad der fortuin. De gelegenheid om hun zaak te berechten was de viering van Farao's geboortedag, wanneer het de gewoonte was dat al zijn knechten hem opwachtten, en toen werd onderzoek naar deze twee gedaan, en naar de reden van hun gevangenneming. De viering van de geboortedag van vorsten is vanouds een eerbiedsbetuiging aan hen geweest en als het niet misbruikt wordt, zoals bij die van Jerobeam, Hosea 7:5, en die van Herodes, Mark 6:21, dan is dit gebruik onschuldig genoeg, en wij kunnen allen met nut voor onze ziel onze jaardagen gedenken, met dankbaarheid voor de genade van onze geboorte, met droefheid over het zondige er van, en met de verwachting, dat de dag van onze dood beter is dan de dag van onze geboorte. Op Farao's geboortedag heeft hij het hoofd van deze twee gevangenen verheven, dat is: hen gerechtelijk verhoord, (toen Naboth verhoord werd, werd hij op de hoogste plaats des volks gesteld, 1 Kings 21:9), en hij deed de overste der schenkers wederkeren tot zijn schenkambt, maar de overste der bakkers hing hij op. Indien de overste der schenkers onschuldig en de overste der bakkers schuldig was, dan moeten wij de rechtvaardigheid erkennen van Gods voorzienigheid door de onschuld van de onschuldige aan het licht te brengen, en de zonde van de schuldige te doen ontdekken. Indien beide even onschuldig of even schuldig waren, dan is dit een voorbeeld van de willekeurigheid van zulke machtige vorsten, die zich verhovaardigen op de macht, welke Nebukadnezar zich toe-eigende, "(wie hij wilde, doodde hij, en wie hij wilde, behield hij in het leven," Daniel 5:19), vergetende, dat er Een is, hoger dan zij, aan wie zij rekenschap verschuldigd zijn.
2. Hoe Jozef teleurgesteld werd in zijn verwachting van de overste der schenkers, hij gedacht aan Jozef niet, maar vergat hem, Genesis 40:23.
a. Zie hier een voorbeeld van lage ondankbaarheid, Jozef had zich verdienstelijk jegens hem gemaakt, had hem gediend, medegevoel met hem betoond, hem geholpen aan een gunstige uitlegging van zijn droom, had zich aan hem in alle opzichten als een buitengewoon persoon doen kennen, en toch vergat hij hem. Wij moeten het niet vreemd achten, indien ons in deze wereld voor onze liefde haat wordt betoond, en voor onze vriendelijke belangstelling onachtzaamheid en onverschilligheid.
b. Zie hoe licht zij, die zelf gerust en gelukkig zijn anderen, die in moeite en benauwdheid verkeren, vergeten. Het is wellicht in toespeling op deze geschiedenis, dat de profeet spreekt van hen, die wijn uit schalen drinken, maar zich niet bekommeren over de verbreking Jozefs, Amos 6:6. Laat ons hieruit leren af te laten van de mens. Misschien heeft Jozef al te veel gerekend op zijn invloed op de schenker, zich te veel van hem voorgesteld, en door deze teleurstelling heeft hij geleerd alleen op God te vertrouwen. Nooit kunnen wij te weinig verwachten van de mens, en nooit te veel van God.
Sommigen wijzen op de overeenkomst tussen Jozef en Christus in deze geschiedenis. Jozefs medelijders waren als de twee moordenaars, die met Christus gekruisigd werden, de een werd behouden, de ander veroordeeld en was verloren. (Het is Dr. Lightfoot's opmerking ontleend aan Ds. Broughton.) Een van deze tot wie Jozef zei: "Gedenk mijner, wanneer het u wel gaan zal," vergat hem, maar een van de anderen, die tot Christus zei: "Gedenk mijner, als Gij in Uw koninkrijk zult gekomen zijn," werd niet vergeten. Terecht laken wij de ondankbaarheid van de schenker jegens Jozef, en toch gedragen wij ons nog veel trouwelozer tegenover de Heere Jezus. Jozef had de loslating van de overste der schenkers slechts voorzegd, maar Christus heeft onze verlossing gewerkt, is bij de Koning der koningen als Middelaar voor ons opgetreden, en toch vergeten wij Hem, hoewel wij dikwijls aan Hem herinnerd worden, en beloofd hebben Hem nooit te zullen vergeten, z slecht vergelden wij Hem, als een dwaas en onwijs volk, dat wij zijn.