Lectionary Calendar
Wednesday, May 15th, 2024
the Seventh Week after Easter
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Genesis 41

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, GENESIS 41

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, GENESIS 41

Verzen 9-16

Genesis 41:9-16

1. Hier zien wij hoe Jozef aan Farao aanbevolen wordt als uitlegger. De overste der schenkers deed het meer om Farao te believen en van dienst te zijn, dan uit dankbaarheid aan Jozef of uit medelijden met zijn treurig geval. Hij doet een oprechte bekentenis, Genesis 41:9. "Ik gedenk heden aan mijn zonden door Jozef te vergeten." Het is het beste om aan onze plicht te denken en hem intijds te volbrengen, maar zo wij hem verzuimd hebben, dan is het beste wat wij doen kunnen, onze zonden te gedenken en er berouw van hebben, en dan eindelijk onze plicht te doen, beter laat dan nooit. Sommigen denken, dat hij zijn zonden bedoelt tegen Farao, om welke hij in de gevangenis was gekomen, en dan wil hij hiermee te kennen geven, dat hoewel Farao ze hem vergeven heeft, hijzelf ze niet heeft vergeten. Wat hij te vertellen had, kwam in het kort hierop neer: Dat er in des konings gevangenhuis een onbekende, onaanzienlijke jonge man was, die zijn droom zeer juist had uitgelegd, evenals ook die van de overste der bakkers (de gebeurtenis voor ieder van hen kwam volkomen overeen met de uitlegging) en dat hij die jonge man de koning, zijn meester, als uitlegger aanbeval. Gods tijd voor de verlossing van Zijn volk zal tenslotte blijken de beste tijd te wezen. Indien de overste der schenkers terstond zijn invloed had aangewend voor Jozefs bevrijding en haar had verkregen, dan zou Jozef zeer waarschijnlijk na zijn loslating naar het land der Hebreeën zijn teruggegaan, waarvan hij zo aandoenlijk had gesproken, Genesis 40:15, en dan zou hij noch zelf zo gezegend zijn, noch zulk een zegen geweest zijn voor zijn familie, als hij later gebleken is. Maar nog twee jaren in de gevangenis blijvende, en er nu ten laatste bij deze gelegenheid uitkomende, om des konings dromen uit te leggen, werd hem de weg gebaand tot zijn zeer grote verhoging. Aan hen, die geduldig de Heere verbeiden zal hun wachten betaald worden, niet slechts het kapitaal maar ook de interest, Lamentations 3:26.

2. Jozefs voorstelling aan Farao. De zaak van de koning eiste spoed, Jozef wordt in allerijl uit de gevangenis gehaald. Farao's bevel ontsloeg hem beide uit de gevangenis en uit de dienstbaarheid, en maakte hem tot kandidaat voor een der hoogste ambten van vertrouwen aan het hof. De betamelijkheid eiste, dat Jozef zich schoor en van kleren verwisselde eer hij tot de koning kwam, maar deze kon er hem nauwelijks de tijd voor toestaan. Hiermede wordt zoveel mogelijk haast gemaakt, en Jozef wordt naar het hof gebracht, wellicht even verbaasd als Petrus was, toen hij uit de gevangenis gevoerd werd, Acts 12:9. Zo plotseling is hij uit de gevangenschap weergebracht, dat het hem was alsof hij droomde, Psalms 126:1. Zonder te vragen wie of vanwaar hij was, geeft Farao hem zijn zaak te kennen, namelijk dat hij van hem de uitlegging van zijn droom verwacht, Genesis 41:15, waarop Jozef hem een zeer bescheiden en betamelijk antwoord geeft, Genesis 41:16, waarmee hij:

a. Gode de eer toebrengt: "Het is buiten mij, God zal het geven." Grote gaven schijnen dan het meest schoon en uitnemend, als zij, die ze hebben, ze gebruiken met ootmoed, er de lof niet van opeisen voor henzelf maar hem toebrengen aan God. Aan de zodanigen geeft God meer genade.

b. Hij toont eerbied voor Farao, en hartelijke welwillendheid voor hem en zijn regering, door te veronderstellen dat de uitlegging een antwoord van vrede van God zal wezen. Zij, die de orakelen Gods raadplegen, kunnen een antwoord van vrede verwachten. Als Jozef tot uitlegger gemaakt wordt, zo hoop het beste.

Verzen 9-16

Genesis 41:9-16

1. Hier zien wij hoe Jozef aan Farao aanbevolen wordt als uitlegger. De overste der schenkers deed het meer om Farao te believen en van dienst te zijn, dan uit dankbaarheid aan Jozef of uit medelijden met zijn treurig geval. Hij doet een oprechte bekentenis, Genesis 41:9. "Ik gedenk heden aan mijn zonden door Jozef te vergeten." Het is het beste om aan onze plicht te denken en hem intijds te volbrengen, maar zo wij hem verzuimd hebben, dan is het beste wat wij doen kunnen, onze zonden te gedenken en er berouw van hebben, en dan eindelijk onze plicht te doen, beter laat dan nooit. Sommigen denken, dat hij zijn zonden bedoelt tegen Farao, om welke hij in de gevangenis was gekomen, en dan wil hij hiermee te kennen geven, dat hoewel Farao ze hem vergeven heeft, hijzelf ze niet heeft vergeten. Wat hij te vertellen had, kwam in het kort hierop neer: Dat er in des konings gevangenhuis een onbekende, onaanzienlijke jonge man was, die zijn droom zeer juist had uitgelegd, evenals ook die van de overste der bakkers (de gebeurtenis voor ieder van hen kwam volkomen overeen met de uitlegging) en dat hij die jonge man de koning, zijn meester, als uitlegger aanbeval. Gods tijd voor de verlossing van Zijn volk zal tenslotte blijken de beste tijd te wezen. Indien de overste der schenkers terstond zijn invloed had aangewend voor Jozefs bevrijding en haar had verkregen, dan zou Jozef zeer waarschijnlijk na zijn loslating naar het land der Hebreeën zijn teruggegaan, waarvan hij zo aandoenlijk had gesproken, Genesis 40:15, en dan zou hij noch zelf zo gezegend zijn, noch zulk een zegen geweest zijn voor zijn familie, als hij later gebleken is. Maar nog twee jaren in de gevangenis blijvende, en er nu ten laatste bij deze gelegenheid uitkomende, om des konings dromen uit te leggen, werd hem de weg gebaand tot zijn zeer grote verhoging. Aan hen, die geduldig de Heere verbeiden zal hun wachten betaald worden, niet slechts het kapitaal maar ook de interest, Lamentations 3:26.

2. Jozefs voorstelling aan Farao. De zaak van de koning eiste spoed, Jozef wordt in allerijl uit de gevangenis gehaald. Farao's bevel ontsloeg hem beide uit de gevangenis en uit de dienstbaarheid, en maakte hem tot kandidaat voor een der hoogste ambten van vertrouwen aan het hof. De betamelijkheid eiste, dat Jozef zich schoor en van kleren verwisselde eer hij tot de koning kwam, maar deze kon er hem nauwelijks de tijd voor toestaan. Hiermede wordt zoveel mogelijk haast gemaakt, en Jozef wordt naar het hof gebracht, wellicht even verbaasd als Petrus was, toen hij uit de gevangenis gevoerd werd, Acts 12:9. Zo plotseling is hij uit de gevangenschap weergebracht, dat het hem was alsof hij droomde, Psalms 126:1. Zonder te vragen wie of vanwaar hij was, geeft Farao hem zijn zaak te kennen, namelijk dat hij van hem de uitlegging van zijn droom verwacht, Genesis 41:15, waarop Jozef hem een zeer bescheiden en betamelijk antwoord geeft, Genesis 41:16, waarmee hij:

a. Gode de eer toebrengt: "Het is buiten mij, God zal het geven." Grote gaven schijnen dan het meest schoon en uitnemend, als zij, die ze hebben, ze gebruiken met ootmoed, er de lof niet van opeisen voor henzelf maar hem toebrengen aan God. Aan de zodanigen geeft God meer genade.

b. Hij toont eerbied voor Farao, en hartelijke welwillendheid voor hem en zijn regering, door te veronderstellen dat de uitlegging een antwoord van vrede van God zal wezen. Zij, die de orakelen Gods raadplegen, kunnen een antwoord van vrede verwachten. Als Jozef tot uitlegger gemaakt wordt, zo hoop het beste.

Verzen 17-32

Genesis 41:17-32

I. Hier verhaalt Farao zijn droom. Hij droomde dat hij aan de oever stond van de Nijl, en zag hoe de koeien, de vette en magere, uit de rivier opkwamen. Want Egypteland had geen regen, zoals blijkt uit Zacheria 14:18 maar de oogst van het jaar hing af van de overstroming van de rivier, die op zekere tijd van het jaar plaatshad. Als de rivier zich tot vijftien of zestien ellen verhief, dan was er een goede oogst, en dus overvloed, maar indien zij niet hoger steeg dan tot twaalf of dertien, of daar nog beneden bleef, dan was er schaarste. Zie hoe veel wegen en middelen Gods voorzienigheid heeft om haar gaven uit te delen, maar, wat ook de tweede of ondergeschikte oorzaken mogen zijn, wij zijn en blijven afhankelijk van de eerste oorzaak, God, die elk schepsel voor ons maakt tot wat het voor ons is, hetzij regen of rivier.

II. Jozef legt zijn droom uit, en zegt hem dat die zeven jaren van overvloed betekent, die nu terstond zullen aanvangen, maar gevolgd zullen worden door evenveel jaren van hongersnood.

1. De twee dromen hebben dezelfde betekenis, maar de herhaling duidt het stellige en het onmiddellijke er van aan, alsmede het gewichtige van de zaak, Genesis 41:32. Aldus heeft God door twee onveranderlijke dingen de onveranderlijkheid van Zijn raad getoond, Hebrews 6:17,Hebrews 6:18. Het verbond is verzegeld met twee sacramenten, in het n er van zijn beide brood en wijn, waarin de droom n is, en toch verdubbeld, omdat de zaak gewis is.

2. Maar de twee dromen hadden toch een verschillende verwijzing naar de twee dingen, waarin wij het meest overvloed en schaarste gewaar worden, namelijk gras en koren. De overvloed en de schaarste van gras voor het vee werden aangeduid door de vette en magere koeien, de overvloed en schaarste van koren ten dienste van de mens, door de volle en de dunne aren.

3. Zie aan welke veranderingen de genoegens en de gerieflijkheden van dit leven onderhevig zijn. Na grote overvloed kan grote schaarste komen, hoe vast onze berg-naar wij denken-ook, staat, als God het woord spreekt, zal hij bewogen worden. Wij kunnen er niet zeker van zijn, dat "de dag van morgen zal zijn als deze," het volgende jaar als dit jaar, "ja groter, geweldiger," Isaiah 56:12. Wij moeten leren gebrek te lijden, zowel als overvloed te hebben.

4. Zie de goedheid van God in het zenden van de zeven jaren van overvloed voor die van de honger, opdat dienovereenkomstig voorraad opgedaan zal worden. Aldus maakt God het een tegenover het andere. Ecclesiastes 7:14. Met hoe wondervolle wijsheid heeft de voorzienigheid van God, de grote bestuurder van de huishouding van de wereld, de zaken van dit talrijk gezin van den beginne tot nu toe geregeld! Grote verscheidenheid van jaargetijden is er geweest, en de aarde heeft nu eens meer en dan weer minder voortgebracht, maar neem nu de tijden door elkaar, en wat wonderbaarlijk was in het manna, is wat ook in de gewone loop van de voorzienigheid wordt waargenomen, "die veel verzamelt, heeft niets over, en die weinig verzamelt, ontbreekt niet," Exodus 16:18

5. Zie het vergankelijke van onze aardse genietingen. De grote vermeerdering van de jaren van overvloed ging geheel verloren, werd verzwolgen in de jaren van honger, en het overschot er van, dat zo groot scheen, was juist genoeg om de mensen in het leven te behouden, Genesis 41:29. "De spijzen zijn voor de buik, en de buik is voor de spijzen, maar God zal beide deze en die teniet doen," 1 Corinthians 6:13. Er is brood, dat "blijft tot in het eeuwige leven," en dat is de moeite waard "om voor te werken," John 6:27. Zij, die van de dingen van deze wereld hun goed maken, zullen er weinig genot in vinden, bij de herinnering dat zij "het ontvangen hebben," Luke 16:25.

6. Merk op, dat God dit van tevoren openbaarde aan Farao, die, als koning van Egypte, de vader moest wezen van zijn volk, en voorzieningen voor hen moest treffen. Overheidspersonen worden "herders" genoemd, die er voor moeten zorgen, niet slechts te heersen, maar te weiden, te voeden.

Verzen 17-32

Genesis 41:17-32

I. Hier verhaalt Farao zijn droom. Hij droomde dat hij aan de oever stond van de Nijl, en zag hoe de koeien, de vette en magere, uit de rivier opkwamen. Want Egypteland had geen regen, zoals blijkt uit Zacheria 14:18 maar de oogst van het jaar hing af van de overstroming van de rivier, die op zekere tijd van het jaar plaatshad. Als de rivier zich tot vijftien of zestien ellen verhief, dan was er een goede oogst, en dus overvloed, maar indien zij niet hoger steeg dan tot twaalf of dertien, of daar nog beneden bleef, dan was er schaarste. Zie hoe veel wegen en middelen Gods voorzienigheid heeft om haar gaven uit te delen, maar, wat ook de tweede of ondergeschikte oorzaken mogen zijn, wij zijn en blijven afhankelijk van de eerste oorzaak, God, die elk schepsel voor ons maakt tot wat het voor ons is, hetzij regen of rivier.

II. Jozef legt zijn droom uit, en zegt hem dat die zeven jaren van overvloed betekent, die nu terstond zullen aanvangen, maar gevolgd zullen worden door evenveel jaren van hongersnood.

1. De twee dromen hebben dezelfde betekenis, maar de herhaling duidt het stellige en het onmiddellijke er van aan, alsmede het gewichtige van de zaak, Genesis 41:32. Aldus heeft God door twee onveranderlijke dingen de onveranderlijkheid van Zijn raad getoond, Hebrews 6:17,Hebrews 6:18. Het verbond is verzegeld met twee sacramenten, in het n er van zijn beide brood en wijn, waarin de droom n is, en toch verdubbeld, omdat de zaak gewis is.

2. Maar de twee dromen hadden toch een verschillende verwijzing naar de twee dingen, waarin wij het meest overvloed en schaarste gewaar worden, namelijk gras en koren. De overvloed en de schaarste van gras voor het vee werden aangeduid door de vette en magere koeien, de overvloed en schaarste van koren ten dienste van de mens, door de volle en de dunne aren.

3. Zie aan welke veranderingen de genoegens en de gerieflijkheden van dit leven onderhevig zijn. Na grote overvloed kan grote schaarste komen, hoe vast onze berg-naar wij denken-ook, staat, als God het woord spreekt, zal hij bewogen worden. Wij kunnen er niet zeker van zijn, dat "de dag van morgen zal zijn als deze," het volgende jaar als dit jaar, "ja groter, geweldiger," Isaiah 56:12. Wij moeten leren gebrek te lijden, zowel als overvloed te hebben.

4. Zie de goedheid van God in het zenden van de zeven jaren van overvloed voor die van de honger, opdat dienovereenkomstig voorraad opgedaan zal worden. Aldus maakt God het een tegenover het andere. Ecclesiastes 7:14. Met hoe wondervolle wijsheid heeft de voorzienigheid van God, de grote bestuurder van de huishouding van de wereld, de zaken van dit talrijk gezin van den beginne tot nu toe geregeld! Grote verscheidenheid van jaargetijden is er geweest, en de aarde heeft nu eens meer en dan weer minder voortgebracht, maar neem nu de tijden door elkaar, en wat wonderbaarlijk was in het manna, is wat ook in de gewone loop van de voorzienigheid wordt waargenomen, "die veel verzamelt, heeft niets over, en die weinig verzamelt, ontbreekt niet," Exodus 16:18

5. Zie het vergankelijke van onze aardse genietingen. De grote vermeerdering van de jaren van overvloed ging geheel verloren, werd verzwolgen in de jaren van honger, en het overschot er van, dat zo groot scheen, was juist genoeg om de mensen in het leven te behouden, Genesis 41:29. "De spijzen zijn voor de buik, en de buik is voor de spijzen, maar God zal beide deze en die teniet doen," 1 Corinthians 6:13. Er is brood, dat "blijft tot in het eeuwige leven," en dat is de moeite waard "om voor te werken," John 6:27. Zij, die van de dingen van deze wereld hun goed maken, zullen er weinig genot in vinden, bij de herinnering dat zij "het ontvangen hebben," Luke 16:25.

6. Merk op, dat God dit van tevoren openbaarde aan Farao, die, als koning van Egypte, de vader moest wezen van zijn volk, en voorzieningen voor hen moest treffen. Overheidspersonen worden "herders" genoemd, die er voor moeten zorgen, niet slechts te heersen, maar te weiden, te voeden.

Verzen 33-45

Genesis 41:33-45

Hier is:

I. De goede raad, die Jozef gaf aan Farao, namelijk:

1. Dat hij in de jaren van overvloed moest opleggen voor de jaren van honger, koren moest opkopen, als het goedkoop was, ten einde beide zichzelf te verrijken en het land van koren te kunnen voorzien, als het duur en schaars zal zijn.

a. Een trouwe waarschuwing moet altijd gevolgd worden door goede raad. Een kloekzinnig mens ziet het kwaad, opdat hij zich verberge. God heeft ons in Zijn woord gesproken van een dag van beproeving en nood, die aanstaande is, wanneer wij al de genade nodig zullen hebben, die wij kunnen verkrijgen. Voorzie u er dan van.

b. Tijden van verzamelen moeten naarstig gebruikt worden, omdat er een tijd van uitgeven zal komen. "Laat ons naar de mier gaan, en wijsheid van haar leren," Proverbs 6:6.

2. Omdat hetgeen ieders werk is, gewoonlijk blijkt niemands werk te zijn, raadt hij Farao aan om beambten aan te stellen, die dit tot hun werk moeten maken, en een persoon te kiezen, die over allen het toezicht heeft, Genesis 41:33. Indien Jozef die raad niet gegeven had, zou het waarschijnlijk niet geschied zijn, Farao's raadslieden waren even weinig instaat een goed gebruik te maken van de droom, als zijn tovenaars om hem uit te leggen, daarom is van hem gezegd: dat hij "de oudsten heeft onderwezen." Psalms 105:22. Hieruit kunnen wij dus terecht met Salomo afleiden: "Beter is een arm en wijs jongeling, dan een oud en zot koning," Ecclesiastes 4:13.

II. De grote eer, die Farao Jozef aandeed.

1. Hij gaf hem een eervol getuigenis: Hij is een man, waarin Gods Geest is, en dat geeft aan een ieder mens een grote voortreffelijkheid mee, zulke mensen behoren gewaardeerd te worden, Genesis 41:38. Hij overtreft ieder in wijsheid: er is niemand zo verstandig en wijs als gij, Genesis 41:39. Nu is hij ruim beloond voor de smaad, die hem was aangedaan, en zijn gerechtigheid komt voort als het licht, Psalms 37:6.

2. Hij stelt hem in een eervol ambt, hij gebruikt hem niet slechts om koren te kopen, maar maakt hem tot eerste staatsminister, opziener van het huis van de koning, Gij zult over mijn huis zijn, hoofdrechter van het rijk, naar uw woord zal al mijn volk geregeerd worden of gewapend worden, zoals sommigen dit lezen, en dan duidt het hem aan als generaal van het leger. Zijn opdracht was zeer omvangrijk: ik heb u over heel Egypteland gesteld, Genesis 41:41, zonder u zal niemand zijn hand of zijn voet opheffen, Genesis 41:44, al de zaken van het rijk moeten door zijn hand gaan. Ja meer, alleen deze troon zal ik groter zijn dan gij, Genesis 41:40. Het is verstandig van vorsten om diegenen te bevorderen tot plaatsen van macht en vertrouwen, in wie de Geest Gods is, en het is het geluk van de volken als de zodanigen aldus bevorderd worden. Waarschijnlijk waren er wel personen aan het hof, die tegen Jozefs bevordering waren, wat aan Farao aanleiding gaf om hem zijn benoeming zo dikwijls te herhalen, en wel met die plechtige verzekering, Genesis 41:44. Ik ben Farao. Toen het voorstel gedaan werd, dat er een korenmeester-generaal benoemd zou worden, was dit goed in de ogen van al zijn knechten, Genesis 41:37, daar ieder van hen hoopte de post te zullen krijgen, maar toen Farao tot hen zei: "Jozef zal de man er voor zijn", lezen wij niet, dat een van hen een antwoord gaf, omdat het hun niet beviel, maar zij berustten er in, omdat zij niet anders konden. Jozef had ongetwijfeld vijanden, schutters, die hem hebben beschoten en gehaat, Genesis 49:23, evenals ook Daniël, Genesis 6:4, Genesis 6:5.

3. Hij schonk hem alle mogelijke eretekenen, ten einde hem in de achting en eerbied van het volk te verheffen, als des konings gunsteling in wiens eer de koning een welbehagen heeft.

a. Hij gaf hem zijn eigen ring, als bevestiging van zijn aanstelling en ten teken van zijn bijzondere gunst, of wel: het stond gelijk met hem het grootzegel over te geven.

b. Hij gaf hem fraaie kleren, inplaats van zijn gevangeniskleren. Want zij, die in de paleizen van de koningen zijn, moeten zachte kleren dragen. Hij, die `s morgens nog zijn ijzeren boeien voortsleepte, was eer de avond kwam met een gouden keten gesierd.

c. Hij deed hem rijden op de tweede wagen, die op de zijne volgde, en gaf bevel dat men zich voor hem zou buigen: "Knielt, zoals voor Farao zelf.

d. Hij gaf hem een nieuwe naam, om zijn gezag over hen te kennen te geven, maar die tevens de uitdrukking was van zijn waardering van hem: Zafnath-Paneah-een ontdekker van verborgenheden.

e. Hij heeft hem een eervol huwelijk doen aangaan met de dochter van een vorst. Waar God vrijgevig is geweest in het geven van wijsheid en andere gaven, daar was Farao niet karig in het schenken van eerbewijzen. Nu was deze verhoging van Jozef:

a.a. Een overvloedige beloning voor zijn onschuldig en geduldig lijden, een blijvend voorbeeld en bewijs van de rechtvaardigheid en goedheid van de Voorzienigheid en een aanmoediging voor alle Godvruchtigen om op een goede God te vertrouwen.

b.b. Zij was een type van de verhoging van Christus, de grote verklaarder van verborgenheden, John 2:18, of, gelijk sommigen Jozefs nieuwe naam vertalen: de "behouder der wereld." De grootste heerlijkheid van de bovenwereld is Zijn deel, de grote belangen zijn aan Hem toevertrouwd, en alle macht is Hem gegeven in hemel en op aarde. Hij is de verzamelaar, de bewaarder en de beschikker van al de schatten van de Goddelijke genade, de opperbestuurder van het koninkrijk Gods onder de mensen. Het is het werk van Zijn dienstknechten om voor Hem uit te roepen: "Knielt, kust de Zoon!"

Verzen 33-45

Genesis 41:33-45

Hier is:

I. De goede raad, die Jozef gaf aan Farao, namelijk:

1. Dat hij in de jaren van overvloed moest opleggen voor de jaren van honger, koren moest opkopen, als het goedkoop was, ten einde beide zichzelf te verrijken en het land van koren te kunnen voorzien, als het duur en schaars zal zijn.

a. Een trouwe waarschuwing moet altijd gevolgd worden door goede raad. Een kloekzinnig mens ziet het kwaad, opdat hij zich verberge. God heeft ons in Zijn woord gesproken van een dag van beproeving en nood, die aanstaande is, wanneer wij al de genade nodig zullen hebben, die wij kunnen verkrijgen. Voorzie u er dan van.

b. Tijden van verzamelen moeten naarstig gebruikt worden, omdat er een tijd van uitgeven zal komen. "Laat ons naar de mier gaan, en wijsheid van haar leren," Proverbs 6:6.

2. Omdat hetgeen ieders werk is, gewoonlijk blijkt niemands werk te zijn, raadt hij Farao aan om beambten aan te stellen, die dit tot hun werk moeten maken, en een persoon te kiezen, die over allen het toezicht heeft, Genesis 41:33. Indien Jozef die raad niet gegeven had, zou het waarschijnlijk niet geschied zijn, Farao's raadslieden waren even weinig instaat een goed gebruik te maken van de droom, als zijn tovenaars om hem uit te leggen, daarom is van hem gezegd: dat hij "de oudsten heeft onderwezen." Psalms 105:22. Hieruit kunnen wij dus terecht met Salomo afleiden: "Beter is een arm en wijs jongeling, dan een oud en zot koning," Ecclesiastes 4:13.

II. De grote eer, die Farao Jozef aandeed.

1. Hij gaf hem een eervol getuigenis: Hij is een man, waarin Gods Geest is, en dat geeft aan een ieder mens een grote voortreffelijkheid mee, zulke mensen behoren gewaardeerd te worden, Genesis 41:38. Hij overtreft ieder in wijsheid: er is niemand zo verstandig en wijs als gij, Genesis 41:39. Nu is hij ruim beloond voor de smaad, die hem was aangedaan, en zijn gerechtigheid komt voort als het licht, Psalms 37:6.

2. Hij stelt hem in een eervol ambt, hij gebruikt hem niet slechts om koren te kopen, maar maakt hem tot eerste staatsminister, opziener van het huis van de koning, Gij zult over mijn huis zijn, hoofdrechter van het rijk, naar uw woord zal al mijn volk geregeerd worden of gewapend worden, zoals sommigen dit lezen, en dan duidt het hem aan als generaal van het leger. Zijn opdracht was zeer omvangrijk: ik heb u over heel Egypteland gesteld, Genesis 41:41, zonder u zal niemand zijn hand of zijn voet opheffen, Genesis 41:44, al de zaken van het rijk moeten door zijn hand gaan. Ja meer, alleen deze troon zal ik groter zijn dan gij, Genesis 41:40. Het is verstandig van vorsten om diegenen te bevorderen tot plaatsen van macht en vertrouwen, in wie de Geest Gods is, en het is het geluk van de volken als de zodanigen aldus bevorderd worden. Waarschijnlijk waren er wel personen aan het hof, die tegen Jozefs bevordering waren, wat aan Farao aanleiding gaf om hem zijn benoeming zo dikwijls te herhalen, en wel met die plechtige verzekering, Genesis 41:44. Ik ben Farao. Toen het voorstel gedaan werd, dat er een korenmeester-generaal benoemd zou worden, was dit goed in de ogen van al zijn knechten, Genesis 41:37, daar ieder van hen hoopte de post te zullen krijgen, maar toen Farao tot hen zei: "Jozef zal de man er voor zijn", lezen wij niet, dat een van hen een antwoord gaf, omdat het hun niet beviel, maar zij berustten er in, omdat zij niet anders konden. Jozef had ongetwijfeld vijanden, schutters, die hem hebben beschoten en gehaat, Genesis 49:23, evenals ook Daniël, Genesis 6:4, Genesis 6:5.

3. Hij schonk hem alle mogelijke eretekenen, ten einde hem in de achting en eerbied van het volk te verheffen, als des konings gunsteling in wiens eer de koning een welbehagen heeft.

a. Hij gaf hem zijn eigen ring, als bevestiging van zijn aanstelling en ten teken van zijn bijzondere gunst, of wel: het stond gelijk met hem het grootzegel over te geven.

b. Hij gaf hem fraaie kleren, inplaats van zijn gevangeniskleren. Want zij, die in de paleizen van de koningen zijn, moeten zachte kleren dragen. Hij, die `s morgens nog zijn ijzeren boeien voortsleepte, was eer de avond kwam met een gouden keten gesierd.

c. Hij deed hem rijden op de tweede wagen, die op de zijne volgde, en gaf bevel dat men zich voor hem zou buigen: "Knielt, zoals voor Farao zelf.

d. Hij gaf hem een nieuwe naam, om zijn gezag over hen te kennen te geven, maar die tevens de uitdrukking was van zijn waardering van hem: Zafnath-Paneah-een ontdekker van verborgenheden.

e. Hij heeft hem een eervol huwelijk doen aangaan met de dochter van een vorst. Waar God vrijgevig is geweest in het geven van wijsheid en andere gaven, daar was Farao niet karig in het schenken van eerbewijzen. Nu was deze verhoging van Jozef:

a.a. Een overvloedige beloning voor zijn onschuldig en geduldig lijden, een blijvend voorbeeld en bewijs van de rechtvaardigheid en goedheid van de Voorzienigheid en een aanmoediging voor alle Godvruchtigen om op een goede God te vertrouwen.

b.b. Zij was een type van de verhoging van Christus, de grote verklaarder van verborgenheden, John 2:18, of, gelijk sommigen Jozefs nieuwe naam vertalen: de "behouder der wereld." De grootste heerlijkheid van de bovenwereld is Zijn deel, de grote belangen zijn aan Hem toevertrouwd, en alle macht is Hem gegeven in hemel en op aarde. Hij is de verzamelaar, de bewaarder en de beschikker van al de schatten van de Goddelijke genade, de opperbestuurder van het koninkrijk Gods onder de mensen. Het is het werk van Zijn dienstknechten om voor Hem uit te roepen: "Knielt, kust de Zoon!"

Verzen 46-57

Genesis 41:46-57

Merk hier op:

I. De opbouw van Jozefs gezin door de geboorte van twee zonen, Manasse en Efraïm, Genesis 41:50. In de namen, die hij hun gaf, erkende hij Gods voorzienigheid, die zulk een gelukkige keer in zijn lot had teweeggebracht.

1. God heeft hem "de moeite doen vergeten" Job 11:16. Wij behoren ons leed z te dragen, als die niet weten, of Gods voorzienigheid misschien later zoveel vertroostingen en zegeningen zal schenken, dat zij ruim opwegen tegen alle leed en beproevingen, zodat wij ze, als zij geleden zijn, vergeten. Maar kon hij zo onnatuurlijk wezen, dat hij "het ganse huis zijns vaders vergat?" Hij bedoelt de onvriendelijkheid waarmee zijn broeders hem bejegend hebben of misschien de rijkdom en de eer, die hij van zijn vader had verwacht met het geboorterecht. Het gewaad, dat hij nu droeg, deed hem de veelvervige rok vergeten, die hij in het huis van zijn vader had gedragen.

2. God heeft hem "vruchtbaar gemaakt in het land van zijn verdrukking." Het is het land van zijn verdrukking geweest, en in zekere zin was het dit nog, want het was Kanan, het land der belofte, niet. Zijn verwijdering van zijn vader was nog zijn verdrukking. Licht is soms voor de oprechte gezaaid in een dor land, maar toch, als God het is, die het zaait en het bevochtigt, dan zal het opwassen. De verdrukking der heiligen bevordert hun vruchtbaarheid. Efraïm betekent vruchtbaarheid, en Manasse vergetelheid, want deze twee gaan dikwijls samen, toen Jeschurun vet werd, heeft hij God vergeten, die hem gemaakt had.

II. De vervulling van Jozefs voorzeggingen. Farao had groot vertrouwen in de waarheid er van, daar hij, hetgeen door anderen niet aldus kon gevoeld worden-, misschien in zijn eigen geest een nauwkeurige overeenkomst gewaar werd tussen die voorzeggingen en zijn dromen, zoals tussen de sleutel en het slot, en de uitkomst bewees, dat hij niet bedrogen was. De zeven jaren van overvloed kwamen, Genesis 41:47 maar liepen ten einde, Genesis 41:53. Wij behoren het naderend einde te voorzien van de dagen van onze voorspoed, en daarom moeten wij ons niet veilig en gerust wanen in het genot van onze voorspoed, alsof die altijd zal duren, en niet traag of onachtzaam te zijn in het gebruik maken van onze goede gelegenheden. Jaren van overvloed zullen eindigen, en daarom: wat uw hand vindt om te doen, doe het, en vergader in de tijd dat vergaderd kan worden. "De morgenstond komt, en ook de nacht," Isaiah 21:12, de overvloed en ook de honger. De zeven jaren van honger begonnen aan te komen, Genesis 41:54. Zie aan welke toestands-veranderingen wij onderhevig zijn in deze wereld, en hoe nodig het voor ons is, het goede te genieten in dagen van voorspoed, maar in dagen van tegenspoed toe te zien, Ecclesiastes 7:14. Deze hongersnood schijnt niet slechts in Egypte geheerst te hebben maar ook in andere landen, "vruchtbaar land wordt tot zoute grond, om de boosheid van hen, die daar in wonen," Psalms 107:34. Hier wordt gezegd, dat in heel Egypteland brood was, dit bedoelt waarschijnlijk, niet alleen dat wat Jozef had opgekocht voor de koning maar ook dat, wat particulieren, op zijn voorbeeld en na het bekend worden van zijn voorzegging, als ook daartoe aangespoord door de regels van gewoon gezond verstand, hadden opgelegd.

III. De uitoefening van Jozefs ambt, hij werd getrouw bevonden, zoals een rentmeester behoort te wezen. 1. Hij was naarstig in het opleggen terwijl de overvloed aanhield, Genesis 41:48, Genesis 41:49. Hij, die aldus vergadert, is een verstandig zoon.

2. Hij was verstandig en zorgzaam in het uitgeven toen de honger kwam, en hield de marktprijzen laag, door tegen redelijke prijs uit zijn voorraad te verkopen. In zijn benauwdheid riep het volk tot Farao, zoals de vrouw tot de koning van Israël: "Help, heer koning," 2 Kings 6:26, hij zond hen naar zijn schatmeester: Gaat tot Jozef. Zo wijst God in het Evangelie diegenen, die tot Hem komen om genade en vergeving, aan om tot de Heere Jezus te gaan, in wie alle volheid woont, en: doet wat Hij u zegt. Jozef heeft ongetwijfeld met wijsheid en rechtvaardigheid de prijs vastgesteld van het koren, dat hij verkocht, zodat Farao, voor wiens geld het was opgekocht, een redelijke winst kon hebben, en het land toch niet verdrukt werd, noch van de heersende schaarste misbruik werd gemaakt om onwettige winst te verkrijgen. Terwijl hij, "die koren inhoudt" als het duur is, in de hoop dat het nog duurder zal worden, hoewel het volk uit gebrek er aan omkomt-, er om gevloekt wordt, (en dat is geen vloek zonder oorzaak) "zal zegening zijn over het hoofd van de verkoper, die het aldus verkoopt," Proverbs 11:26. Laat de prijs bepaald worden door die gulden regel der rechtvaardigheid: te doen, zoals wij wensen, dat ons gedaan zal worden.

Verzen 46-57

Genesis 41:46-57

Merk hier op:

I. De opbouw van Jozefs gezin door de geboorte van twee zonen, Manasse en Efraïm, Genesis 41:50. In de namen, die hij hun gaf, erkende hij Gods voorzienigheid, die zulk een gelukkige keer in zijn lot had teweeggebracht.

1. God heeft hem "de moeite doen vergeten" Job 11:16. Wij behoren ons leed z te dragen, als die niet weten, of Gods voorzienigheid misschien later zoveel vertroostingen en zegeningen zal schenken, dat zij ruim opwegen tegen alle leed en beproevingen, zodat wij ze, als zij geleden zijn, vergeten. Maar kon hij zo onnatuurlijk wezen, dat hij "het ganse huis zijns vaders vergat?" Hij bedoelt de onvriendelijkheid waarmee zijn broeders hem bejegend hebben of misschien de rijkdom en de eer, die hij van zijn vader had verwacht met het geboorterecht. Het gewaad, dat hij nu droeg, deed hem de veelvervige rok vergeten, die hij in het huis van zijn vader had gedragen.

2. God heeft hem "vruchtbaar gemaakt in het land van zijn verdrukking." Het is het land van zijn verdrukking geweest, en in zekere zin was het dit nog, want het was Kanan, het land der belofte, niet. Zijn verwijdering van zijn vader was nog zijn verdrukking. Licht is soms voor de oprechte gezaaid in een dor land, maar toch, als God het is, die het zaait en het bevochtigt, dan zal het opwassen. De verdrukking der heiligen bevordert hun vruchtbaarheid. Efraïm betekent vruchtbaarheid, en Manasse vergetelheid, want deze twee gaan dikwijls samen, toen Jeschurun vet werd, heeft hij God vergeten, die hem gemaakt had.

II. De vervulling van Jozefs voorzeggingen. Farao had groot vertrouwen in de waarheid er van, daar hij, hetgeen door anderen niet aldus kon gevoeld worden-, misschien in zijn eigen geest een nauwkeurige overeenkomst gewaar werd tussen die voorzeggingen en zijn dromen, zoals tussen de sleutel en het slot, en de uitkomst bewees, dat hij niet bedrogen was. De zeven jaren van overvloed kwamen, Genesis 41:47 maar liepen ten einde, Genesis 41:53. Wij behoren het naderend einde te voorzien van de dagen van onze voorspoed, en daarom moeten wij ons niet veilig en gerust wanen in het genot van onze voorspoed, alsof die altijd zal duren, en niet traag of onachtzaam te zijn in het gebruik maken van onze goede gelegenheden. Jaren van overvloed zullen eindigen, en daarom: wat uw hand vindt om te doen, doe het, en vergader in de tijd dat vergaderd kan worden. "De morgenstond komt, en ook de nacht," Isaiah 21:12, de overvloed en ook de honger. De zeven jaren van honger begonnen aan te komen, Genesis 41:54. Zie aan welke toestands-veranderingen wij onderhevig zijn in deze wereld, en hoe nodig het voor ons is, het goede te genieten in dagen van voorspoed, maar in dagen van tegenspoed toe te zien, Ecclesiastes 7:14. Deze hongersnood schijnt niet slechts in Egypte geheerst te hebben maar ook in andere landen, "vruchtbaar land wordt tot zoute grond, om de boosheid van hen, die daar in wonen," Psalms 107:34. Hier wordt gezegd, dat in heel Egypteland brood was, dit bedoelt waarschijnlijk, niet alleen dat wat Jozef had opgekocht voor de koning maar ook dat, wat particulieren, op zijn voorbeeld en na het bekend worden van zijn voorzegging, als ook daartoe aangespoord door de regels van gewoon gezond verstand, hadden opgelegd.

III. De uitoefening van Jozefs ambt, hij werd getrouw bevonden, zoals een rentmeester behoort te wezen. 1. Hij was naarstig in het opleggen terwijl de overvloed aanhield, Genesis 41:48, Genesis 41:49. Hij, die aldus vergadert, is een verstandig zoon.

2. Hij was verstandig en zorgzaam in het uitgeven toen de honger kwam, en hield de marktprijzen laag, door tegen redelijke prijs uit zijn voorraad te verkopen. In zijn benauwdheid riep het volk tot Farao, zoals de vrouw tot de koning van Israël: "Help, heer koning," 2 Kings 6:26, hij zond hen naar zijn schatmeester: Gaat tot Jozef. Zo wijst God in het Evangelie diegenen, die tot Hem komen om genade en vergeving, aan om tot de Heere Jezus te gaan, in wie alle volheid woont, en: doet wat Hij u zegt. Jozef heeft ongetwijfeld met wijsheid en rechtvaardigheid de prijs vastgesteld van het koren, dat hij verkocht, zodat Farao, voor wiens geld het was opgekocht, een redelijke winst kon hebben, en het land toch niet verdrukt werd, noch van de heersende schaarste misbruik werd gemaakt om onwettige winst te verkrijgen. Terwijl hij, "die koren inhoudt" als het duur is, in de hoop dat het nog duurder zal worden, hoewel het volk uit gebrek er aan omkomt-, er om gevloekt wordt, (en dat is geen vloek zonder oorzaak) "zal zegening zijn over het hoofd van de verkoper, die het aldus verkoopt," Proverbs 11:26. Laat de prijs bepaald worden door die gulden regel der rechtvaardigheid: te doen, zoals wij wensen, dat ons gedaan zal worden.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Genesis 41". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/genesis-41.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile