Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Genesis 38

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 38

Genesis 38:1.

JUDA'S BLOEDSCHANDE MET THAMAR

I. Genesis 38:1-Genesis 38:11. Nu Jozef niet meer in het vaderhuis tegenwoordig is, worden wij in andere geschiedenissen van dit huis ingeleid, die voor de ontwikkeling van bet rijk van God van bijzondere betekenis zijn. Juda, de vierde zoon van Jakob uit Lea, uit wie het beloofde zaad voortkomen zou (Genesis 49:8, Revelation 5:5 ), vestigt zich te Adullam), huwt daar een Kananitische, die hem drie zonen baart. Aan de eerste van deze geeft hij, toen hij opgegroeid was, Thamar tot een vrouw; evenzo aan de tweede, toen de eerste zonder kinderen gestorven was; toen de tweede eveneens door een vroege dood weggenomen was, wilde hij de derde haar niet geven en liet hij haar heengaan naar haar vaders huis.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 38

Genesis 38:1.

JUDA'S BLOEDSCHANDE MET THAMAR

I. Genesis 38:1-Genesis 38:11. Nu Jozef niet meer in het vaderhuis tegenwoordig is, worden wij in andere geschiedenissen van dit huis ingeleid, die voor de ontwikkeling van bet rijk van God van bijzondere betekenis zijn. Juda, de vierde zoon van Jakob uit Lea, uit wie het beloofde zaad voortkomen zou (Genesis 49:8, Revelation 5:5 ), vestigt zich te Adullam), huwt daar een Kananitische, die hem drie zonen baart. Aan de eerste van deze geeft hij, toen hij opgegroeid was, Thamar tot een vrouw; evenzo aan de tweede, toen de eerste zonder kinderen gestorven was; toen de tweede eveneens door een vroege dood weggenomen was, wilde hij de derde haar niet geven en liet hij haar heengaan naar haar vaders huis.

Vers 1

1. En het geschiedde omstreeks de tijd, dat Jozef door zijn broeders verkocht werd, dat Juda, toen ongeveer 20 of 21 jaar oud, van zijn broeders wegging 1) en zich van het vaderlijk huis te Hebron verwijderde, misschien om het troosteloos klagen van Jakob over het verlies van Jozef (Genesis 37:35) en Rubens verwijten over de raad, die hij (Genesis 37:26) de broeders gegeven had, te ontgaan; of omdat hem het verzwijgen van de misdaad te zwaar was, en hij keerde in tot een man van Adullam (verborgen verblijfplaats), een plaats ongeveer zes uur noordwestelijk in de vlakte van het gebergte van Juda Joshua 12:15; Joshua 15:35; 1 Samuel 22:1) gelegen, wiens naam was Hira 2) (adel). Aan deze sloot hij zich in vriendschap aan (Genesis 38:12,Genesis 38:20).

1) Hiermee reeds wil de Schrift wijzen op de eerste van veel zondige daden van Juda. Zijn heengaan, zijn weggaan van zijn broeders is of wordt de bron van vele zedelijke rampen..

2) Alvorens de geschiedenis van Jozef verder te verhalen, vlecht Mozes hier de geschiedenis van Juda in, welke van meer belang is dan men zou denken, daar zij met de afkomst van de Verlosser in verband staat.. Genesis 38:1.

JUDA'S BLOEDSCHANDE MET THAMAR

I. Genesis 38:1-Genesis 38:11. Nu Jozef niet meer in het vaderhuis tegenwoordig is, worden wij in andere geschiedenissen van dit huis ingeleid, die voor de ontwikkeling van bet rijk van God van bijzondere betekenis zijn. Juda, de vierde zoon van Jakob uit Lea, uit wie het beloofde zaad voortkomen zou (Genesis 49:8, Revelation 5:5 ), vestigt zich te Adullam), huwt daar een Kananitische, die hem drie zonen baart. Aan de eerste van deze geeft hij, toen hij opgegroeid was, Thamar tot een vrouw; evenzo aan de tweede, toen de eerste zonder kinderen gestorven was; toen de tweede eveneens door een vroege dood weggenomen was, wilde hij de derde haar niet geven en liet hij haar heengaan naar haar vaders huis.

1. En het geschiedde omstreeks de tijd, dat Jozef door zijn broeders verkocht werd, dat Juda, toen ongeveer 20 of 21 jaar oud, van zijn broeders wegging 1) en zich van het vaderlijk huis te Hebron verwijderde, misschien om het troosteloos klagen van Jakob over het verlies van Jozef (Genesis 37:35) en Rubens verwijten over de raad, die hij (Genesis 37:26) de broeders gegeven had, te ontgaan; of omdat hem het verzwijgen van de misdaad te zwaar was, en hij keerde in tot een man van Adullam (verborgen verblijfplaats), een plaats ongeveer zes uur noordwestelijk in de vlakte van het gebergte van Juda Joshua 12:15; Joshua 15:35; 1 Samuel 22:1) gelegen, wiens naam was Hira 2) (adel). Aan deze sloot hij zich in vriendschap aan (Genesis 38:12,Genesis 38:20).

1) Hiermee reeds wil de Schrift wijzen op de eerste van veel zondige daden van Juda. Zijn heengaan, zijn weggaan van zijn broeders is of wordt de bron van vele zedelijke rampen..

2) Alvorens de geschiedenis van Jozef verder te verhalen, vlecht Mozes hier de geschiedenis van Juda in, welke van meer belang is dan men zou denken, daar zij met de afkomst van de Verlosser in verband staat..

Vers 1

1. En het geschiedde omstreeks de tijd, dat Jozef door zijn broeders verkocht werd, dat Juda, toen ongeveer 20 of 21 jaar oud, van zijn broeders wegging 1) en zich van het vaderlijk huis te Hebron verwijderde, misschien om het troosteloos klagen van Jakob over het verlies van Jozef (Genesis 37:35) en Rubens verwijten over de raad, die hij (Genesis 37:26) de broeders gegeven had, te ontgaan; of omdat hem het verzwijgen van de misdaad te zwaar was, en hij keerde in tot een man van Adullam (verborgen verblijfplaats), een plaats ongeveer zes uur noordwestelijk in de vlakte van het gebergte van Juda Joshua 12:15; Joshua 15:35; 1 Samuel 22:1) gelegen, wiens naam was Hira 2) (adel). Aan deze sloot hij zich in vriendschap aan (Genesis 38:12,Genesis 38:20).

1) Hiermee reeds wil de Schrift wijzen op de eerste van veel zondige daden van Juda. Zijn heengaan, zijn weggaan van zijn broeders is of wordt de bron van vele zedelijke rampen..

2) Alvorens de geschiedenis van Jozef verder te verhalen, vlecht Mozes hier de geschiedenis van Juda in, welke van meer belang is dan men zou denken, daar zij met de afkomst van de Verlosser in verband staat.. Genesis 38:1.

JUDA'S BLOEDSCHANDE MET THAMAR

I. Genesis 38:1-Genesis 38:11. Nu Jozef niet meer in het vaderhuis tegenwoordig is, worden wij in andere geschiedenissen van dit huis ingeleid, die voor de ontwikkeling van bet rijk van God van bijzondere betekenis zijn. Juda, de vierde zoon van Jakob uit Lea, uit wie het beloofde zaad voortkomen zou (Genesis 49:8, Revelation 5:5 ), vestigt zich te Adullam), huwt daar een Kananitische, die hem drie zonen baart. Aan de eerste van deze geeft hij, toen hij opgegroeid was, Thamar tot een vrouw; evenzo aan de tweede, toen de eerste zonder kinderen gestorven was; toen de tweede eveneens door een vroege dood weggenomen was, wilde hij de derde haar niet geven en liet hij haar heengaan naar haar vaders huis.

1. En het geschiedde omstreeks de tijd, dat Jozef door zijn broeders verkocht werd, dat Juda, toen ongeveer 20 of 21 jaar oud, van zijn broeders wegging 1) en zich van het vaderlijk huis te Hebron verwijderde, misschien om het troosteloos klagen van Jakob over het verlies van Jozef (Genesis 37:35) en Rubens verwijten over de raad, die hij (Genesis 37:26) de broeders gegeven had, te ontgaan; of omdat hem het verzwijgen van de misdaad te zwaar was, en hij keerde in tot een man van Adullam (verborgen verblijfplaats), een plaats ongeveer zes uur noordwestelijk in de vlakte van het gebergte van Juda Joshua 12:15; Joshua 15:35; 1 Samuel 22:1) gelegen, wiens naam was Hira 2) (adel). Aan deze sloot hij zich in vriendschap aan (Genesis 38:12,Genesis 38:20).

1) Hiermee reeds wil de Schrift wijzen op de eerste van veel zondige daden van Juda. Zijn heengaan, zijn weggaan van zijn broeders is of wordt de bron van vele zedelijke rampen..

2) Alvorens de geschiedenis van Jozef verder te verhalen, vlecht Mozes hier de geschiedenis van Juda in, welke van meer belang is dan men zou denken, daar zij met de afkomst van de Verlosser in verband staat..

Vers 2

2. En a) Juda zag aldaar de dochter van een Kananitisch man, wiens naam was Sua (rijkdom); en hij nam haar tot vrouw, en ging tot haar in.

a) 1 Corinthians 2:3

Vers 2

2. En a) Juda zag aldaar de dochter van een Kananitisch man, wiens naam was Sua (rijkdom); en hij nam haar tot vrouw, en ging tot haar in.

a) 1 Corinthians 2:3

Vers 3

3. En zij werd bevrucht en baarde een zoon, en hij noemde hem Er (wachter).

Vers 3

3. En zij werd bevrucht en baarde een zoon, en hij noemde hem Er (wachter).

Vers 4

4. Daarna werd zij weer bevrucht en baarde een zoon, en zij noemde hem Onan (kracht).

Vers 4

4. Daarna werd zij weer bevrucht en baarde een zoon, en zij noemde hem Onan (kracht).

Vers 5

5. En zij voer nog voort, en baarde een zoon, en noemde zijn naam a) Sela (vrede); doch hij was te Chezib (misleiding), of Achsib, eveneens in de vlakte van Juda gelegen Joshua 15:44; Joshua 19:29) toen zij hem baarde.

a) Numbers 26:20 Numbers 26:6. Juda nu nam een vrouw voor Er, zijn eerstgeborene, die waarschijnlijk toen nog zeer jong was; en haar naam was Thamar (palm).

Vers 5

5. En zij voer nog voort, en baarde een zoon, en noemde zijn naam a) Sela (vrede); doch hij was te Chezib (misleiding), of Achsib, eveneens in de vlakte van Juda gelegen Joshua 15:44; Joshua 19:29) toen zij hem baarde.

a) Numbers 26:20 Numbers 26:6. Juda nu nam een vrouw voor Er, zijn eerstgeborene, die waarschijnlijk toen nog zeer jong was; en haar naam was Thamar (palm).

Vers 7

7. Maar Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in de ogen des HEEREN, daarom doodde hem de HEERE, 1) nam hem door een vroegtijdige dood weg, welke onmiskenbaar een goddelijk gericht was (Psalms 55:23 Proverbs 10:27 ).

1) Juda's losrukken van zijn vaderhuis, dat aanleiding tot zijn huwelijk gegeven had, liet verwachten, dat hij geen zegen kon hebben. Het volgende bevestigt dan ook, hoe groot een gevaar er voor Jakob's zonen in lag, om door huwelijken met Kananitische vrouwen (Genesis 46:10) de roeping van hun stam te vergeten, en in de zonde van Kanan weg te zinken. De in dit hoofdstuk vermelde gruwelen bewijzen genoegzaam, dat de door Jozefs wegvoering reeds voorbereide verplaatsing van het uitverkoren geslacht naar Egypte noodzakelijk was, wanneer het voor verderfelijken invloed van de Kananieten beveiligd zou worden..

Vers 7

7. Maar Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in de ogen des HEEREN, daarom doodde hem de HEERE, 1) nam hem door een vroegtijdige dood weg, welke onmiskenbaar een goddelijk gericht was (Psalms 55:23 Proverbs 10:27 ).

1) Juda's losrukken van zijn vaderhuis, dat aanleiding tot zijn huwelijk gegeven had, liet verwachten, dat hij geen zegen kon hebben. Het volgende bevestigt dan ook, hoe groot een gevaar er voor Jakob's zonen in lag, om door huwelijken met Kananitische vrouwen (Genesis 46:10) de roeping van hun stam te vergeten, en in de zonde van Kanan weg te zinken. De in dit hoofdstuk vermelde gruwelen bewijzen genoegzaam, dat de door Jozefs wegvoering reeds voorbereide verplaatsing van het uitverkoren geslacht naar Egypte noodzakelijk was, wanneer het voor verderfelijken invloed van de Kananieten beveiligd zou worden..

Vers 8

8. Toen zei Juda tot Onan, zijn iets jongere zoon: Ga in tot uw broeders vrouw, en trouw haar in uw broeders naam, en verwek uw broeder nakomelingen. 1)

1) De hier voor de eerste maal vermelde Leviraats-echt, die ook bij de Indianen, Perzen en andere volken van Azië en Afrika gevonden wordt, is niet gegrond op een goddelijk bevel, maar op een oude, misschien uit Chaldea afkomstige gewoonte; zij bestond daarin, dat wanneer een gehuwd man zonder mannelijke nakomelingen stierf, diens broeder, of, zo er geen broeder was, de naastvolgende bloedverwant, verplicht was de weduwe te huwen, en de bij haar verwekten eerstgeborene als de zoon van de gestorvene in de geslachtsregisters te laten opnemen. De Mozaïsche wet heeft deze gewoonte niet opgeheven, maar in Deuteronomy 25:5, slechts in zoverre beperkt, dat zij meer een plicht van liefde dan een wettige dwang was. Wie die plicht niet wilde vervullen, was van de wettige dwang vrij, wanneer hij de smaad van het niet vervullen van een liefdeplicht aan de gestorvene wilde dragen..

Ofschoon omtrent deze huwelijken met de broeder, opdat de overgebleven broeder aan de gestorvene nakomelingen zou verwekken, geen wet iets had voorgeschreven, behoeft het toch geen verwondering te wekken, dat de mensen daartoe alleen door een natuurlijk instinct geneigd zijn. Want daar enkele mensen geboren worden om het gehele menselijke geslacht in stand te houden, schijnt de natuur geweld aangedaan te zijn, indien iemand zonder kinderen sterft. Zij hebben het voor menselijk gehouden, enige naam voor de gestorvene te verwerven, waaruit bleek, dat zij hadden bestaan. Doch n reden was er bovenal dat de kinderen van de overgebleven broeder aan de gestorvene werden toegerekend, opdat er niet n dorre tak in de familie zou zijn. En op deze wijze hebben zij de smaad van de kinderloosheid opgeheven..

Vers 8

8. Toen zei Juda tot Onan, zijn iets jongere zoon: Ga in tot uw broeders vrouw, en trouw haar in uw broeders naam, en verwek uw broeder nakomelingen. 1)

1) De hier voor de eerste maal vermelde Leviraats-echt, die ook bij de Indianen, Perzen en andere volken van Azië en Afrika gevonden wordt, is niet gegrond op een goddelijk bevel, maar op een oude, misschien uit Chaldea afkomstige gewoonte; zij bestond daarin, dat wanneer een gehuwd man zonder mannelijke nakomelingen stierf, diens broeder, of, zo er geen broeder was, de naastvolgende bloedverwant, verplicht was de weduwe te huwen, en de bij haar verwekten eerstgeborene als de zoon van de gestorvene in de geslachtsregisters te laten opnemen. De Mozaïsche wet heeft deze gewoonte niet opgeheven, maar in Deuteronomy 25:5, slechts in zoverre beperkt, dat zij meer een plicht van liefde dan een wettige dwang was. Wie die plicht niet wilde vervullen, was van de wettige dwang vrij, wanneer hij de smaad van het niet vervullen van een liefdeplicht aan de gestorvene wilde dragen..

Ofschoon omtrent deze huwelijken met de broeder, opdat de overgebleven broeder aan de gestorvene nakomelingen zou verwekken, geen wet iets had voorgeschreven, behoeft het toch geen verwondering te wekken, dat de mensen daartoe alleen door een natuurlijk instinct geneigd zijn. Want daar enkele mensen geboren worden om het gehele menselijke geslacht in stand te houden, schijnt de natuur geweld aangedaan te zijn, indien iemand zonder kinderen sterft. Zij hebben het voor menselijk gehouden, enige naam voor de gestorvene te verwerven, waaruit bleek, dat zij hadden bestaan. Doch n reden was er bovenal dat de kinderen van de overgebleven broeder aan de gestorvene werden toegerekend, opdat er niet n dorre tak in de familie zou zijn. En op deze wijze hebben zij de smaad van de kinderloosheid opgeheven..

Vers 9

9. Doch Onan wetende, dat dit zaad voor hem niet zou zijn, 1) zo geschiedde het, als hij tot zijn broeders vrouw inging, dat hij het verspilde op de aarde, om zijn broeder geen nakomelingen te geven. 1) Dit was niet slechts liefdeloosheid jegens de gestorven broeder gepaard met lage hebzucht naar diens bezitting en erfenis, maar tevens een misdaad tegen de goddelijke instelling van de echt en haar doel. Naar deze Onan en zijn gruweldaad heeft de afschuwelijke zonde van de zelfbevlekking de naam van Onanie verkregen. Die zonde is een vermoordster van de kracht van de voortplanting, een duivelse misdaad, tegen zijn nakomelingen en tegen zijn eigen leven. Die onnatuurlijke gruwel is zelfmoordend, als een pest, die in het duistere voortsluipt en ziel en lichaam verderft..

Door zijn huwelijk met de weduwe van Er bleef Onan nog immer de tweede. Hem viel niet de erfenis van zijn broeder ten deel, maar de zoon, welke hij bij Thamar gewinnen zou. De zonde hier beschreven en veroordeeld, wordt in onze dagen openlijk verkondigd, aangeprezen en verdedigd. Zo diep is ons geslacht verbasterd..

Vers 9

9. Doch Onan wetende, dat dit zaad voor hem niet zou zijn, 1) zo geschiedde het, als hij tot zijn broeders vrouw inging, dat hij het verspilde op de aarde, om zijn broeder geen nakomelingen te geven. 1) Dit was niet slechts liefdeloosheid jegens de gestorven broeder gepaard met lage hebzucht naar diens bezitting en erfenis, maar tevens een misdaad tegen de goddelijke instelling van de echt en haar doel. Naar deze Onan en zijn gruweldaad heeft de afschuwelijke zonde van de zelfbevlekking de naam van Onanie verkregen. Die zonde is een vermoordster van de kracht van de voortplanting, een duivelse misdaad, tegen zijn nakomelingen en tegen zijn eigen leven. Die onnatuurlijke gruwel is zelfmoordend, als een pest, die in het duistere voortsluipt en ziel en lichaam verderft..

Door zijn huwelijk met de weduwe van Er bleef Onan nog immer de tweede. Hem viel niet de erfenis van zijn broeder ten deel, maar de zoon, welke hij bij Thamar gewinnen zou. De zonde hier beschreven en veroordeeld, wordt in onze dagen openlijk verkondigd, aangeprezen en verdedigd. Zo diep is ons geslacht verbasterd..

Vers 10

10. En het was kwaad in de ogen van de HEERE wat hij deed, daarom doodde Hij hem ook. 1)

1) Ziet gij die jongeman met dat bleke gelaat, met die ingevallen ogen, met die wankelende tred. Het liefst is hij in de eenzaamheid; zijn lichtgeraaktheid en ontevredenheid stoten de makkers van hem af; tot inspanning van lichaam en geest is hij ongeschikt; laat neerliggen in de morgenstond, vroeg zich neerleggen in de avond, gedurig als in een halve slaap; zo sleept hij het leven voort. Dat is een Onanist. Ontvlucht hem, reine van deze zonde! opdat hij u niet lere, wat de oorzaak van zijn ellende is! Wat zal ervan hem worden? Bezoekt na weinig tijd die ziekenkamer; daar ligt die zelfmoordenaar verlamd terneer, om spoedig te sterven, of wellicht kunt ge hem in het gesticht van de krankzinnigen vinden. Wordt hij daarvoor nog bewaard, in de maatschappij betekent hij nimmer veel; hij is gespaard om een verbleekt, ziekelijk kroost te aanschouwen. Mijdt, jongelingen! die zonde; zij is een uitvinding van de hel. Zij is erger dan de pest..

Vers 10

10. En het was kwaad in de ogen van de HEERE wat hij deed, daarom doodde Hij hem ook. 1)

1) Ziet gij die jongeman met dat bleke gelaat, met die ingevallen ogen, met die wankelende tred. Het liefst is hij in de eenzaamheid; zijn lichtgeraaktheid en ontevredenheid stoten de makkers van hem af; tot inspanning van lichaam en geest is hij ongeschikt; laat neerliggen in de morgenstond, vroeg zich neerleggen in de avond, gedurig als in een halve slaap; zo sleept hij het leven voort. Dat is een Onanist. Ontvlucht hem, reine van deze zonde! opdat hij u niet lere, wat de oorzaak van zijn ellende is! Wat zal ervan hem worden? Bezoekt na weinig tijd die ziekenkamer; daar ligt die zelfmoordenaar verlamd terneer, om spoedig te sterven, of wellicht kunt ge hem in het gesticht van de krankzinnigen vinden. Wordt hij daarvoor nog bewaard, in de maatschappij betekent hij nimmer veel; hij is gespaard om een verbleekt, ziekelijk kroost te aanschouwen. Mijdt, jongelingen! die zonde; zij is een uitvinding van de hel. Zij is erger dan de pest..

Vers 11

11. Toen zei1) Juda tot Thamar zijn schoondochter: Blijf weduwe in uw vaders huis, totdat mijn zoon Sela groot wordt. Hij was echter geenszins voornemens haar ook deze man te geven, maar zocht slechts van de eerder gemelde gewoonte vrij te worden; want hij zei, daar hij volgens het gewone bijgeloof, Thamar voor een haar mannen verderf aanbrengende vrouw aanzag: Dat niet misschien deze ook sterve, gelijk zijn broeders! Zo, met zulk een hoop op de toekomst, ging Thamar heen naar Enaïm of Enam Joshua 15:34) van waar zij afstamde (Genesis 38:14) en zij bleef in haar vaders huis, gelijk verstoten vrouwen of weduwen pleegden te doen (Leviticus 22:13).

1) Mozes doet uitkomen, dat Thamar niet vrij was, om met een ander gezin zich door een huwelijk te verbinden, zolang Juda haar onder zijn macht wilde houden. Wel is het mogelijk, dat zij zich uit eigen beweging aan de macht van haar schoonvader heeft onderworpen, hoewel zij had kunnen weggaan. Deze woorden schijnen echter te betekenen, dat het n gewoonte was n tot de zeden behoorde, dat Thamar niet in een andere familie mocht overgaan, tenzij met toestemming van haar schoonvader, totdat er een opvolger was, die bij haar zaad kon verwekken. Hoe het ook zij, Juda handelde zeer onbillijk, door haar geheel aan zich verbonden te houden hoewel hij besloten had, haar te bedriegen. Er was geen enkele reden voor, waarom hij weigerde, haar uit zijn huis als een vrije te laten gaan, tenzij dat hij bezorgd geweest is, dat men hem van onbestendigheid zou beschuldigen. Maar deze nauwgezetheid moest niet zo erg zijn dat hij jegens zijn dochter trouweloos en wreed werd. Voeg er nog bij, dat dit onrecht uit een verkeerde mening was ontstaan, daar hij, de oorzaak van de dood van zijn zonen niet overwegende, vals en onrechtvaardig de schuld overbrengt op een onschuldige vrouw. Hij gelooft, dat een huwelijk met Thamar ongelukkig is, waarom laat hij dan niet toe, dat zij voor zichzelf zorg draagt en elders een man zoekt? Maar ook hier handelt hij verkeerd, dat, terwijl de oorzaak van hun dood bij de zonen zelf schuilt, hij, omtrent Thamar zelf, wie hij niets kan toerekenen, een verkeerd oordeel velt. Waaruit wij leren, dat, zo dikwijls ons iets ongunstigs te beurt valt, wij niet op een ander de schuld moeten werpen, noch vermoedens koesteren, maar zelf onze zonden onderzoeken. En dat wij er ons voor wachten, om zulk een dwaze schaamte te hebben, dat, terwijl wij ons beijveren, om onze naam bij de mensen zuiver te houden, wij meer zorg besteden, om voor God een goed geweten te hebben..

II. Genesis 38:12-Genesis 38:26. Als Thamar ziet, dat haar schoonvader haar zijn derde zoon onthoudt, plaatst zij zich gesluierd aan de weg. Juda komt tot haar; zij wordt zwanger en zal nu, als echtbreekster verbrand worden; bij haar wegvoering zendt zij hem drie panden die zij van hem geëist had, waarop deze zijn zonde erkent en haar vrijspreekt.

Vers 11

11. Toen zei1) Juda tot Thamar zijn schoondochter: Blijf weduwe in uw vaders huis, totdat mijn zoon Sela groot wordt. Hij was echter geenszins voornemens haar ook deze man te geven, maar zocht slechts van de eerder gemelde gewoonte vrij te worden; want hij zei, daar hij volgens het gewone bijgeloof, Thamar voor een haar mannen verderf aanbrengende vrouw aanzag: Dat niet misschien deze ook sterve, gelijk zijn broeders! Zo, met zulk een hoop op de toekomst, ging Thamar heen naar Enaïm of Enam Joshua 15:34) van waar zij afstamde (Genesis 38:14) en zij bleef in haar vaders huis, gelijk verstoten vrouwen of weduwen pleegden te doen (Leviticus 22:13).

1) Mozes doet uitkomen, dat Thamar niet vrij was, om met een ander gezin zich door een huwelijk te verbinden, zolang Juda haar onder zijn macht wilde houden. Wel is het mogelijk, dat zij zich uit eigen beweging aan de macht van haar schoonvader heeft onderworpen, hoewel zij had kunnen weggaan. Deze woorden schijnen echter te betekenen, dat het n gewoonte was n tot de zeden behoorde, dat Thamar niet in een andere familie mocht overgaan, tenzij met toestemming van haar schoonvader, totdat er een opvolger was, die bij haar zaad kon verwekken. Hoe het ook zij, Juda handelde zeer onbillijk, door haar geheel aan zich verbonden te houden hoewel hij besloten had, haar te bedriegen. Er was geen enkele reden voor, waarom hij weigerde, haar uit zijn huis als een vrije te laten gaan, tenzij dat hij bezorgd geweest is, dat men hem van onbestendigheid zou beschuldigen. Maar deze nauwgezetheid moest niet zo erg zijn dat hij jegens zijn dochter trouweloos en wreed werd. Voeg er nog bij, dat dit onrecht uit een verkeerde mening was ontstaan, daar hij, de oorzaak van de dood van zijn zonen niet overwegende, vals en onrechtvaardig de schuld overbrengt op een onschuldige vrouw. Hij gelooft, dat een huwelijk met Thamar ongelukkig is, waarom laat hij dan niet toe, dat zij voor zichzelf zorg draagt en elders een man zoekt? Maar ook hier handelt hij verkeerd, dat, terwijl de oorzaak van hun dood bij de zonen zelf schuilt, hij, omtrent Thamar zelf, wie hij niets kan toerekenen, een verkeerd oordeel velt. Waaruit wij leren, dat, zo dikwijls ons iets ongunstigs te beurt valt, wij niet op een ander de schuld moeten werpen, noch vermoedens koesteren, maar zelf onze zonden onderzoeken. En dat wij er ons voor wachten, om zulk een dwaze schaamte te hebben, dat, terwijl wij ons beijveren, om onze naam bij de mensen zuiver te houden, wij meer zorg besteden, om voor God een goed geweten te hebben..

II. Genesis 38:12-Genesis 38:26. Als Thamar ziet, dat haar schoonvader haar zijn derde zoon onthoudt, plaatst zij zich gesluierd aan de weg. Juda komt tot haar; zij wordt zwanger en zal nu, als echtbreekster verbrand worden; bij haar wegvoering zendt zij hem drie panden die zij van hem geëist had, waarop deze zijn zonde erkent en haar vrijspreekt.

Vers 12

12. Als nu vele dagen verlopen waren, en Sela volkomen de leeftijd bereikt had, waarop zijn beide gestorven broeders haar gegeven waren, stierf de dochter van Sua, 1)de vrouw van Juda! daarna troostte zich Juda 2) (Genesis 50:10) en hij ging op tot zijn schaapscheerders, 3)om het gebruikelijke feest met hen te houden (Genesis 31:19), naar Timna toe, op het gebergte (Joshua 15:10,Joshua 15:57; Joshua 19:43) hij, en Hira, zijn vriend, de Adullamiet.

1) "De dochter van Sua." Het is wel opmerkelijk, dat nimmer de naam van Juda's vrouw genoemd wordt. Ongetwijfeld, daar dit huwelijk niet naar de wil van de Heere was..

2) D.w.z. Hij hield op met treuren, ook omdat de dagen van rouwbedrijven voorbij waren..

3) Het schaapscheren was een grote gebeurtenis in het herderlijke leven, en werd gevolgd door grote feesten, waarop vrienden en buren genodigd werden. Daarom nam Juda ook Hira, de Adullamiet, mee..

Vers 12

12. Als nu vele dagen verlopen waren, en Sela volkomen de leeftijd bereikt had, waarop zijn beide gestorven broeders haar gegeven waren, stierf de dochter van Sua, 1)de vrouw van Juda! daarna troostte zich Juda 2) (Genesis 50:10) en hij ging op tot zijn schaapscheerders, 3)om het gebruikelijke feest met hen te houden (Genesis 31:19), naar Timna toe, op het gebergte (Joshua 15:10,Joshua 15:57; Joshua 19:43) hij, en Hira, zijn vriend, de Adullamiet.

1) "De dochter van Sua." Het is wel opmerkelijk, dat nimmer de naam van Juda's vrouw genoemd wordt. Ongetwijfeld, daar dit huwelijk niet naar de wil van de Heere was..

2) D.w.z. Hij hield op met treuren, ook omdat de dagen van rouwbedrijven voorbij waren..

3) Het schaapscheren was een grote gebeurtenis in het herderlijke leven, en werd gevolgd door grote feesten, waarop vrienden en buren genodigd werden. Daarom nam Juda ook Hira, de Adullamiet, mee..

Vers 13

13. En men gaf Thamar te kennen, zeggende: Zie uw schoonvader gaat op naar Timna, om zijn schapen te scheren.

Mozes verhaalt, hoe Thamar zich over de aangedane belediging gewroken heeft. In het begin heeft zij de list niet bemerkt, wel in het vervolg van tijd. Nadat Sela groot was geworden, ziende dat hij haar onthouden werd, heeft zij op wraak gezind. Er is volstrekt geen twijfel aan, of lang heeft zij bij zichzelf geaarzeld en als het ware over dit plan nagedacht. Want de boodschap, omtrent de reis van Juda, is haar niet als bij toeval geworden, maar daar zij op een gelegenheid zinde, heeft zij wachters aangesteld, die bijzonder op zijn daden zouden letten. Ofschoon nu het plan schandelijk was en een eerbare vrouw onwaardig, vermindert echter de omstandigheid iets van de misdaad, omdat zij de omgang met Juda niet gezocht heeft, dan toen hij zonder vrouw was. Maar ondertussen wordt zij, door verblindheid van het verstand, door echtbreuk tot een niet minder afschuwelijke misdaad vervoerd. Door de echtbreuk zou de huwelijkstrouw geweld aangedaan worden. Door zulk een bloedschendige daad wordt de natuurlijke eerbaarheid geheel vernietigd. Hierop moet terdege gelet worden, opdat nooit degenen, die beledigd zijn, tot ongeoorloofde middelen de toevlucht nemen. Wellust drijft Thamar niet, om zich aan die zonde over te geven. Wel smart haar het verbod, om te huwen, om thuis zonder kroost te blijven..

Calvijn is dus van oordeel, dat Thamar met de bedoeling is heengegaan, om zich te geven aan Juda, om hem daarmee tevens zijn onrechtvaardigheid tegenover haar voor ogen te houden. Men zou ook kunnen veronderstellen, dat zij dit niet terstond van plan is geweest, maar bedoeld heeft, om door haar vertoning aan die plaats, Juda te laten zien, welke onbillijkheid hij beging, om haar aan zijn zoon te weigeren. Dat zij dus eerst na de vraag van Juda zich tot die zonde geleend heeft..

Ook dr. Van Ronkel is deze mening toegedaan. Immers wij lezen (bladz.407) van zijn "Bijbellezingen." Hij (n.l. Juda) week tot haar naar de weg en zei: Kom toch, laat mij tot u ingaan;" temeer bewijs voor hetgeen volgt: "want zij wist niet, dat het zijn schoondochter was." Iets dergelijks had Thamar niet verwacht, ook niet bedoeld; maar zij wist, dat Juda weduwnaar was. Zij had recht op de zoon, die de vader haar echter onthield. Toch wilde zij zo gaarne van het geslacht van het verbond kroost hebben. "Zal het nu wellicht de vader zelf in plaats van de zoon moeten zijn? Mocht zij wellicht daartoe met Er, en Onan niet in nauwer gemeenschap van het vlees treden?" Want dit, dunkt ons, doet de Schrift wel zeer duidelijk uitkomen, dat er eigenlijk geen echtelijke omgang nog tussen Thamar en Juda's zonen had plaats gevonden. Daarom blijft het vermoeden van gepleegde bloedschande hier dan ook verre..

Vers 13

13. En men gaf Thamar te kennen, zeggende: Zie uw schoonvader gaat op naar Timna, om zijn schapen te scheren.

Mozes verhaalt, hoe Thamar zich over de aangedane belediging gewroken heeft. In het begin heeft zij de list niet bemerkt, wel in het vervolg van tijd. Nadat Sela groot was geworden, ziende dat hij haar onthouden werd, heeft zij op wraak gezind. Er is volstrekt geen twijfel aan, of lang heeft zij bij zichzelf geaarzeld en als het ware over dit plan nagedacht. Want de boodschap, omtrent de reis van Juda, is haar niet als bij toeval geworden, maar daar zij op een gelegenheid zinde, heeft zij wachters aangesteld, die bijzonder op zijn daden zouden letten. Ofschoon nu het plan schandelijk was en een eerbare vrouw onwaardig, vermindert echter de omstandigheid iets van de misdaad, omdat zij de omgang met Juda niet gezocht heeft, dan toen hij zonder vrouw was. Maar ondertussen wordt zij, door verblindheid van het verstand, door echtbreuk tot een niet minder afschuwelijke misdaad vervoerd. Door de echtbreuk zou de huwelijkstrouw geweld aangedaan worden. Door zulk een bloedschendige daad wordt de natuurlijke eerbaarheid geheel vernietigd. Hierop moet terdege gelet worden, opdat nooit degenen, die beledigd zijn, tot ongeoorloofde middelen de toevlucht nemen. Wellust drijft Thamar niet, om zich aan die zonde over te geven. Wel smart haar het verbod, om te huwen, om thuis zonder kroost te blijven..

Calvijn is dus van oordeel, dat Thamar met de bedoeling is heengegaan, om zich te geven aan Juda, om hem daarmee tevens zijn onrechtvaardigheid tegenover haar voor ogen te houden. Men zou ook kunnen veronderstellen, dat zij dit niet terstond van plan is geweest, maar bedoeld heeft, om door haar vertoning aan die plaats, Juda te laten zien, welke onbillijkheid hij beging, om haar aan zijn zoon te weigeren. Dat zij dus eerst na de vraag van Juda zich tot die zonde geleend heeft..

Ook dr. Van Ronkel is deze mening toegedaan. Immers wij lezen (bladz.407) van zijn "Bijbellezingen." Hij (n.l. Juda) week tot haar naar de weg en zei: Kom toch, laat mij tot u ingaan;" temeer bewijs voor hetgeen volgt: "want zij wist niet, dat het zijn schoondochter was." Iets dergelijks had Thamar niet verwacht, ook niet bedoeld; maar zij wist, dat Juda weduwnaar was. Zij had recht op de zoon, die de vader haar echter onthield. Toch wilde zij zo gaarne van het geslacht van het verbond kroost hebben. "Zal het nu wellicht de vader zelf in plaats van de zoon moeten zijn? Mocht zij wellicht daartoe met Er, en Onan niet in nauwer gemeenschap van het vlees treden?" Want dit, dunkt ons, doet de Schrift wel zeer duidelijk uitkomen, dat er eigenlijk geen echtelijke omgang nog tussen Thamar en Juda's zonen had plaats gevonden. Daarom blijft het vermoeden van gepleegde bloedschande hier dan ook verre..

Vers 14

14. Toen legde zij de kleren van haar weduwschap van zich af, en trok meer prachtige klederen aan; zij bedekte zich met een sluier (Genesis 24:65), en bedekte zich met deze, om niet gekend te worden; en zette zich aan de ingang, aan de poort van Enaïm, van de twee fonteinen, 1) die op de weg naar Thimna is; zodat Juda wanneer hij van het feest terugkeerde, voorbij haar komen moest: want zij zag, dat Sela groot geworden was en zij hem, evenwel niet tot vrouw was gegeven, gelijk men haar beloofd had (Genesis 38:11). Zij wilde zich daarom aan Juda houden, om zaad uit zijn familie te verkrijgen. 2)

1) "De twee fonteinen." Alzo hebben onze Statenvertalers het Hebreeuwse woord Mynye (Enajim) overgezet. Onze Kanttekenaren tekenen aan: Dit kan ook een stad zijn. Dit is, o.i. ook een betere vertaling. De zin is dan, dat zij zat aan of bij de poort van Enajim of Enam. Joshua 15:34)

2) Om nakomelingen te verkrijgen zagen wij vroeger (Genesis 19:30) Lots dochters zich bij hun vader leggen; om zaad uit het uitverkoren geslacht te ontvangen, zien wij later Ruth, op raad van haar schoonmoeder, zich bij Boaz neerleggen (Ruth 3:1). Onze geschiedenis staat in het midden tussen deze beide: evenals Ruth heeft Thamar het verlangen naar vereniging met het volk van God; met Lots dochters heeft zij de grote dwaling gemeen, dat zij tot het bereiken van haar doel zelfs de bloedschande niet schuwde. Zij handelt dus niet, om bevrediging van vleselijke lust te verkrijgen; integendeel, wat in zulk een geval, ware het mogelijk, zou vermeden geworden zijn, wordt hier gezocht, namelijk de werkelijke ontvangenis, of, om de smaad van de kinderloosheid te ontgaan, of, om een bepaald geslacht te helpen voortplanten..

Vers 14

14. Toen legde zij de kleren van haar weduwschap van zich af, en trok meer prachtige klederen aan; zij bedekte zich met een sluier (Genesis 24:65), en bedekte zich met deze, om niet gekend te worden; en zette zich aan de ingang, aan de poort van Enaïm, van de twee fonteinen, 1) die op de weg naar Thimna is; zodat Juda wanneer hij van het feest terugkeerde, voorbij haar komen moest: want zij zag, dat Sela groot geworden was en zij hem, evenwel niet tot vrouw was gegeven, gelijk men haar beloofd had (Genesis 38:11). Zij wilde zich daarom aan Juda houden, om zaad uit zijn familie te verkrijgen. 2)

1) "De twee fonteinen." Alzo hebben onze Statenvertalers het Hebreeuwse woord Mynye (Enajim) overgezet. Onze Kanttekenaren tekenen aan: Dit kan ook een stad zijn. Dit is, o.i. ook een betere vertaling. De zin is dan, dat zij zat aan of bij de poort van Enajim of Enam. Joshua 15:34)

2) Om nakomelingen te verkrijgen zagen wij vroeger (Genesis 19:30) Lots dochters zich bij hun vader leggen; om zaad uit het uitverkoren geslacht te ontvangen, zien wij later Ruth, op raad van haar schoonmoeder, zich bij Boaz neerleggen (Ruth 3:1). Onze geschiedenis staat in het midden tussen deze beide: evenals Ruth heeft Thamar het verlangen naar vereniging met het volk van God; met Lots dochters heeft zij de grote dwaling gemeen, dat zij tot het bereiken van haar doel zelfs de bloedschande niet schuwde. Zij handelt dus niet, om bevrediging van vleselijke lust te verkrijgen; integendeel, wat in zulk een geval, ware het mogelijk, zou vermeden geworden zijn, wordt hier gezocht, namelijk de werkelijke ontvangenis, of, om de smaad van de kinderloosheid te ontgaan, of, om een bepaald geslacht te helpen voortplanten..

Vers 15

15. Als Juda haar zag, zo hield hij haar voor een hoer 1) omdat zij haar aangezicht bedekt had, zodat hij zijn schoondochter niet kon herkennen, en de wijze, waarop zij daar tegen de avond terneer zat, hem aan geen andere kon doen denken.

1) Er waren onder de Kananieten veel hoeren, voornamelijk, die zich openlijk ter ere van Astarte, de godin van de liefde, prijsgaven, en dan het ontvangen loon haar ten geschenke brachten (Deuteronomy 23:17). De geitenbok was een aan Astarte geheiligd dier en werd het liefst haar ten geschenke gebracht..

In het Hebreeuws Zonah. Hieruit blijkt, dat zij niet alleen niet een priesteres van Astarte was, maar ook daarvoor niet door Juda gehouden werd. Dan toch moest het woord Kedscha gebruikt zijn..

Vers 15

15. Als Juda haar zag, zo hield hij haar voor een hoer 1) omdat zij haar aangezicht bedekt had, zodat hij zijn schoondochter niet kon herkennen, en de wijze, waarop zij daar tegen de avond terneer zat, hem aan geen andere kon doen denken.

1) Er waren onder de Kananieten veel hoeren, voornamelijk, die zich openlijk ter ere van Astarte, de godin van de liefde, prijsgaven, en dan het ontvangen loon haar ten geschenke brachten (Deuteronomy 23:17). De geitenbok was een aan Astarte geheiligd dier en werd het liefst haar ten geschenke gebracht..

In het Hebreeuws Zonah. Hieruit blijkt, dat zij niet alleen niet een priesteres van Astarte was, maar ook daarvoor niet door Juda gehouden werd. Dan toch moest het woord Kedscha gebruikt zijn..

Vers 16

16. En hij week tot haar naar de weg, en zei: kom toch, laat mij tot u ingaan: want hij wist niet, dat zij zijn schoondochter was. En zij zei, sprekende als een hoer, gelijk hij meende dat zij was: Wat zult gij mij geven, dat gij tot mij ingaat? 1)

1) Thamar wil een zeker onderpand hebben, dat zij zich op de genomen wraak over het onrecht kan beroemen. Het is niet twijfelachtig, of God heeft Juda verblind, zoals hij waardig was. Daarvan kwam het dan ook, dat hij de stem van zijn eigen schoondochter niet herkende, met wie hij een bepaalde tijd familiair had omgegaan. Vervolgens indien een onderpand van de beloofde bok moest gegeven worden, hoe dwaas dan, dat hij zijn ring aan een lichtekooi gaf? Daargelaten dat het ongerijmd was, om nog wel een dubbel onderpand te geven. Het staat derhalve vast, dat hij toen van alle oordeel is beroofd geweest en dat dus dit alles om geen andere oorzaak door Mozes is beschreven, dan opdat wij zouden weten, dat het verstand van deze ongelukkige door een rechtvaardig oordeel van God is verduisterd geweest, die zonde met zonde bedekkende, het licht van de Geest heeft uitgedoofd..

Vers 16

16. En hij week tot haar naar de weg, en zei: kom toch, laat mij tot u ingaan: want hij wist niet, dat zij zijn schoondochter was. En zij zei, sprekende als een hoer, gelijk hij meende dat zij was: Wat zult gij mij geven, dat gij tot mij ingaat? 1)

1) Thamar wil een zeker onderpand hebben, dat zij zich op de genomen wraak over het onrecht kan beroemen. Het is niet twijfelachtig, of God heeft Juda verblind, zoals hij waardig was. Daarvan kwam het dan ook, dat hij de stem van zijn eigen schoondochter niet herkende, met wie hij een bepaalde tijd familiair had omgegaan. Vervolgens indien een onderpand van de beloofde bok moest gegeven worden, hoe dwaas dan, dat hij zijn ring aan een lichtekooi gaf? Daargelaten dat het ongerijmd was, om nog wel een dubbel onderpand te geven. Het staat derhalve vast, dat hij toen van alle oordeel is beroofd geweest en dat dus dit alles om geen andere oorzaak door Mozes is beschreven, dan opdat wij zouden weten, dat het verstand van deze ongelukkige door een rechtvaardig oordeel van God is verduisterd geweest, die zonde met zonde bedekkende, het licht van de Geest heeft uitgedoofd..

Vers 17

17. En hij zei: Ik zal u een geitenbok van de kudde zenden, En zij zei: Zo gij pand zult geven, tot gij hem zendt. 1)

1) Uit deze voorwaarde blijkt genoegzaam, dat het Thamar niet te doen was om bevrediging van zinnelijke begeerten, maar om Juda later op zijn onbillijkheid te wijzen, op zijn ongerechtige handelingen tegenover haar. Het is haar nu te doen, om bij Juda nakomelingschap te verkrijgen, kinderen van het Verbond. 18. Toen zei hij: Wat pand is het, dat ik u geven zal? En zij zei: Uw zegelring en uw snoer, waaraan gij de ring op de borst draagt, en uw staf, die in uw hand is:1) hetwelk hij haar gaf, en ging tot haar in, en zij ontving bij hem.

1) Zulke panden moesten zodra mogelijk gelost worden, omdat geen man van stand zich gaarne zonder deze tooisels in het openbaar liet zien..

"Ieder van de Babyloniërs," zegt Herodotus (I, 195) draagt een zegelring door mensenhanden gesneden, en boven op iedere staf is iets gemaakt, een appel of een roos. Dezelfde gewoonte bestond ook in Kanan, gelijk wij in Juda zien. Deze onderpanden waren bewijzen van aanzien en vertrouwen. Wie iemands zegelring bezat, had het bewijs van zijn ongeschokt vertrouwen. Daarom zegt de Heere van Zerubbabel: En Ik zal u stellen als een zegelring, want Ik heb u verkoren, spreekt de Heere der Heerscharen (Haggai 2:24), om daarmee te betuigen, dat deze door Hem was uitverkoren en Zijn ongeschokt vertrouwen genoot. Zie Jeremiah 22:24.

Vers 17

17. En hij zei: Ik zal u een geitenbok van de kudde zenden, En zij zei: Zo gij pand zult geven, tot gij hem zendt. 1)

1) Uit deze voorwaarde blijkt genoegzaam, dat het Thamar niet te doen was om bevrediging van zinnelijke begeerten, maar om Juda later op zijn onbillijkheid te wijzen, op zijn ongerechtige handelingen tegenover haar. Het is haar nu te doen, om bij Juda nakomelingschap te verkrijgen, kinderen van het Verbond. 18. Toen zei hij: Wat pand is het, dat ik u geven zal? En zij zei: Uw zegelring en uw snoer, waaraan gij de ring op de borst draagt, en uw staf, die in uw hand is:1) hetwelk hij haar gaf, en ging tot haar in, en zij ontving bij hem.

1) Zulke panden moesten zodra mogelijk gelost worden, omdat geen man van stand zich gaarne zonder deze tooisels in het openbaar liet zien..

"Ieder van de Babyloniërs," zegt Herodotus (I, 195) draagt een zegelring door mensenhanden gesneden, en boven op iedere staf is iets gemaakt, een appel of een roos. Dezelfde gewoonte bestond ook in Kanan, gelijk wij in Juda zien. Deze onderpanden waren bewijzen van aanzien en vertrouwen. Wie iemands zegelring bezat, had het bewijs van zijn ongeschokt vertrouwen. Daarom zegt de Heere van Zerubbabel: En Ik zal u stellen als een zegelring, want Ik heb u verkoren, spreekt de Heere der Heerscharen (Haggai 2:24), om daarmee te betuigen, dat deze door Hem was uitverkoren en Zijn ongeschokt vertrouwen genoot. Zie Jeremiah 22:24.

Vers 19

19. En zij maakte zich op van de plaats op de weg, en ging heen naar haar vaders huis, en legde haar sluier van zich af, en zij trok weer de kleren van haar weduwschap aan. 1)

1) Dat Thamar de kleren van haar weduwschap aantrekt, is weer niet zonder bedoeling en bevestigt de mening, dat zij het vorige niet met slechte bedoelingen gedaan heeft. Met dat aantrekken van die kleren verklaart zij, dat zij de schoondochter van Juda is, de weduwe van zijn zoon Onan..

Vers 19

19. En zij maakte zich op van de plaats op de weg, en ging heen naar haar vaders huis, en legde haar sluier van zich af, en zij trok weer de kleren van haar weduwschap aan. 1)

1) Dat Thamar de kleren van haar weduwschap aantrekt, is weer niet zonder bedoeling en bevestigt de mening, dat zij het vorige niet met slechte bedoelingen gedaan heeft. Met dat aantrekken van die kleren verklaart zij, dat zij de schoondochter van Juda is, de weduwe van zijn zoon Onan..

Vers 20

20. En Juda, toen hij tot zijn huis gekomen was, zond de geitenbok door de hand van zijn vriend, de Adullamiet, om het pand uit de hand van de vrouw te nemen, maar hij vond haar niet.

Vers 20

20. En Juda, toen hij tot zijn huis gekomen was, zond de geitenbok door de hand van zijn vriend, de Adullamiet, om het pand uit de hand van de vrouw te nemen, maar hij vond haar niet.

Vers 21

21. En hij vroeg de lieden van haar plaats, van Enaïn, zeggende: Waar is de hoer, die bij deze twee fonteinen aan de weg was? En zij zeiden: Hier is geen hoer geweest; want Thamar was door niemand daar opgemerkt.

Vers 21

21. En hij vroeg de lieden van haar plaats, van Enaïn, zeggende: Waar is de hoer, die bij deze twee fonteinen aan de weg was? En zij zeiden: Hier is geen hoer geweest; want Thamar was door niemand daar opgemerkt.

Vers 22

22. En hij keerde weer tot Juda, en zei: Ik heb haar niet gevonden; en ook zeiden de lieden van die plaats: Hier is geen hoer geweest. Wat wilt gij dan doen?

Vers 22

22. En hij keerde weer tot Juda, en zei: Ik heb haar niet gevonden; en ook zeiden de lieden van die plaats: Hier is geen hoer geweest. Wat wilt gij dan doen?

Vers 23

23. Toen zei Juda: Zij neme het voor zich, zij behouden de panden, opdat wij misschien niet, door verder navragen, tot verachting worden; wij hebben gedaan wat wij konden en moesten doen; zie, ik heb deze bok gezonden; maar gij hebt haar niet gevonden. 1)

1) Juda wil veel liever de ring verliezen, dan de zaak verder ruchtbaar maken en stof geven voor de algemene gesprekken. Hij wil liever zijn geld dan zijn goede naam verliezen. Anders had hij er ook voor moeten vrezen, om zo wreed te zijn. Maar hij heeft voornamelijk de schande van de hoererij gevreesd. Waaruit wij zien, dat de mensen, die niet door Gods Geest bestuurd worden, gewoonlijk meer geven om de mening van de wereld, dan wel om het oordeel van God. Want waarom kwam hem, toen hij geprikkeld werd door de lusten van het vlees, niet in de gedachte: ziedaar nu ben ik onteerd bij God en Engelen. Waarom, toen de wellust had uitgewoed, werd hij tenminste niet schaamrood bij de stille overdenking van zijn zonde? Hij achtte het voldoende, zich voor publieke eerloosheid te vrijwaren..

Vers 23

23. Toen zei Juda: Zij neme het voor zich, zij behouden de panden, opdat wij misschien niet, door verder navragen, tot verachting worden; wij hebben gedaan wat wij konden en moesten doen; zie, ik heb deze bok gezonden; maar gij hebt haar niet gevonden. 1)

1) Juda wil veel liever de ring verliezen, dan de zaak verder ruchtbaar maken en stof geven voor de algemene gesprekken. Hij wil liever zijn geld dan zijn goede naam verliezen. Anders had hij er ook voor moeten vrezen, om zo wreed te zijn. Maar hij heeft voornamelijk de schande van de hoererij gevreesd. Waaruit wij zien, dat de mensen, die niet door Gods Geest bestuurd worden, gewoonlijk meer geven om de mening van de wereld, dan wel om het oordeel van God. Want waarom kwam hem, toen hij geprikkeld werd door de lusten van het vlees, niet in de gedachte: ziedaar nu ben ik onteerd bij God en Engelen. Waarom, toen de wellust had uitgewoed, werd hij tenminste niet schaamrood bij de stille overdenking van zijn zonde? Hij achtte het voldoende, zich voor publieke eerloosheid te vrijwaren..

Vers 24

24. En het geschiedde omtrent na drie maanden, dat men Juda te kennen gaf, zeggende: Thamar uw schoondochter heeft gehoereerd, en ook zie, zij is zwanger van hoererij. Zult gij dat ongestraft laten voorbijgaan? Toen zei Juda, als opperhoofd van de familie, en daardoor ook haar rechter: Breng ze hiervoor, dat zij, die als verloofde van mijn zoon zich aan echtbreuk schuldig gemaakt heeft, verbrand worde! 1)

1) Volgens de Mozaïsche wet werden echtbreeksters of bruiden, die haar belofte verbroken hadden, gestenigd (Deuteronomy 22:20); op vleselijke omgang met de moeder en de dochter, zowel als op hoererij van dochters van de priesters, stond daarentegen de straf van de verbranding (Leviticus 20:14; Leviticus 21:9). Deze laatste straf schijnt in de patriarchale tijd ook voor het eerste geval bepaald geweest te zijn en wel het levend verbranden zonder steniging vooraf..

Hoe weinig verstaat toch de mens van nature de ware gerechtigheid; voor anderen is hij scherp; voor zichzelf echter zacht. Het binnenste van de harten moet in gerechtigheid veranderd worden, opdat men in gerechtigheid zal kunnen handelen..

Vers 24

24. En het geschiedde omtrent na drie maanden, dat men Juda te kennen gaf, zeggende: Thamar uw schoondochter heeft gehoereerd, en ook zie, zij is zwanger van hoererij. Zult gij dat ongestraft laten voorbijgaan? Toen zei Juda, als opperhoofd van de familie, en daardoor ook haar rechter: Breng ze hiervoor, dat zij, die als verloofde van mijn zoon zich aan echtbreuk schuldig gemaakt heeft, verbrand worde! 1)

1) Volgens de Mozaïsche wet werden echtbreeksters of bruiden, die haar belofte verbroken hadden, gestenigd (Deuteronomy 22:20); op vleselijke omgang met de moeder en de dochter, zowel als op hoererij van dochters van de priesters, stond daarentegen de straf van de verbranding (Leviticus 20:14; Leviticus 21:9). Deze laatste straf schijnt in de patriarchale tijd ook voor het eerste geval bepaald geweest te zijn en wel het levend verbranden zonder steniging vooraf..

Hoe weinig verstaat toch de mens van nature de ware gerechtigheid; voor anderen is hij scherp; voor zichzelf echter zacht. Het binnenste van de harten moet in gerechtigheid veranderd worden, opdat men in gerechtigheid zal kunnen handelen..

Vers 25

25. Als zij uit haar vaders huis, voorgebracht werd, om verbrand te worden, schikte zij tot haar zweer, zond zij tot haar schoonvader het drievoudige pand en een bode, om te zeggen: Bij de man, van wie deze dingen zijn, ben ik zwanger; en zij zei, door middel van die bode: Beken toch van wie deze zegelring, en deze snoeren, en deze staf zijn.

Hoe kies handelt Thamar hier! Zij beschuldigt niemand, ook Juda niet, in het openbaar. Zij geeft zelfs de panden uit haar hand en stelt zich daarom geheel vrijwillig ter beschikking van haar schoonvader. Maar ook, hoe weet zij daardoor het gemoed van Juda te vertederen en hem tot openlijke schuldbelijdenis te brengen. Niet alleen tot belijdenis van de laatste zonde, maar ook van de eerste, dat hij haar wederrechtelijk aan Sela heeft onthouden.

Vers 25

25. Als zij uit haar vaders huis, voorgebracht werd, om verbrand te worden, schikte zij tot haar zweer, zond zij tot haar schoonvader het drievoudige pand en een bode, om te zeggen: Bij de man, van wie deze dingen zijn, ben ik zwanger; en zij zei, door middel van die bode: Beken toch van wie deze zegelring, en deze snoeren, en deze staf zijn.

Hoe kies handelt Thamar hier! Zij beschuldigt niemand, ook Juda niet, in het openbaar. Zij geeft zelfs de panden uit haar hand en stelt zich daarom geheel vrijwillig ter beschikking van haar schoonvader. Maar ook, hoe weet zij daardoor het gemoed van Juda te vertederen en hem tot openlijke schuldbelijdenis te brengen. Niet alleen tot belijdenis van de laatste zonde, maar ook van de eerste, dat hij haar wederrechtelijk aan Sela heeft onthouden.

Vers 26

26. En Juda kende ze, en zei: Zij is rechtvaardiger dan ik; 1) haar schuld is niet zo groot als de mijne, daarom, omdat ik haar, gelijk ik toch verplicht was, aan mijn zoon Sela niet gegeven heb. Hij liet vervolgens haar, die nochtans reeds zijn vrouw geworden was, in zijn eigen huis brengen. En hij bekende haar voortaan niet meer, om niet het schandelijke, dat in deze omgang gelegen was, voort te zetten.

1) Hier schijnt een keerpunt in Juda's leven gekomen te zijn. Spoedig vinden wij hem weer met het vaderhuis verenigd (Genesis 42:1-Genesis 42:4); bij zijn vader in bijzondere achting staande (Genesis 43:1-Genesis 43:5; Genesis 46:28). Bij Jozef voert hij op welsprekende wijze het woord (hoofdstuk. 44:14-34). Meermalen worden bij hen, die een goede grond van de godvruchtige opvoeding van hun ouders in het hart dragen, zware afdwalingen, wanneer zij bij hen tot bewustzijn komen, middelen en aanleiding tot een des te meer besliste bekering.. Juda verootmoedigde zich hier op een voor God aangename wijze, zodat wij dan ook veilig kunnen aannemen, dat sedert dit uur er een gehele ommekeer in zijn in- en uitwendig leven heeft plaats gehad. God geeft dan ook later nog een zegen op deze vrucht..

III. Genesis 38:27-Genesis 38:30. Thamar baart een tweeling, onder bijzondere omstandigheden, doch die, volgens gemaakte ervaringen, niet onmogelijk zijn. Daardoor komt niet het kind, van hetwelk men dit eerst dacht, maar het andere tot de eerstgeboorte. Het een wordt Perez, het andere Zera genoemd.

Vers 26

26. En Juda kende ze, en zei: Zij is rechtvaardiger dan ik; 1) haar schuld is niet zo groot als de mijne, daarom, omdat ik haar, gelijk ik toch verplicht was, aan mijn zoon Sela niet gegeven heb. Hij liet vervolgens haar, die nochtans reeds zijn vrouw geworden was, in zijn eigen huis brengen. En hij bekende haar voortaan niet meer, om niet het schandelijke, dat in deze omgang gelegen was, voort te zetten.

1) Hier schijnt een keerpunt in Juda's leven gekomen te zijn. Spoedig vinden wij hem weer met het vaderhuis verenigd (Genesis 42:1-Genesis 42:4); bij zijn vader in bijzondere achting staande (Genesis 43:1-Genesis 43:5; Genesis 46:28). Bij Jozef voert hij op welsprekende wijze het woord (hoofdstuk. 44:14-34). Meermalen worden bij hen, die een goede grond van de godvruchtige opvoeding van hun ouders in het hart dragen, zware afdwalingen, wanneer zij bij hen tot bewustzijn komen, middelen en aanleiding tot een des te meer besliste bekering.. Juda verootmoedigde zich hier op een voor God aangename wijze, zodat wij dan ook veilig kunnen aannemen, dat sedert dit uur er een gehele ommekeer in zijn in- en uitwendig leven heeft plaats gehad. God geeft dan ook later nog een zegen op deze vrucht..

III. Genesis 38:27-Genesis 38:30. Thamar baart een tweeling, onder bijzondere omstandigheden, doch die, volgens gemaakte ervaringen, niet onmogelijk zijn. Daardoor komt niet het kind, van hetwelk men dit eerst dacht, maar het andere tot de eerstgeboorte. Het een wordt Perez, het andere Zera genoemd.

Vers 27

27. En het geschiedde ten tijde, als zij baren zou, zes maanden, nadat het aan Juda bekend was geworden (Genesis 38:24), ziet a) zo waren, evenals vroeger bij Rebekka (Genesis 25:24) tweelingen in haar buik. 1)

a) 1 Chronicles 2:4

1) Dit was duidelijk een beschikking van God, om Thamar te reinigen van Juda's bijgelovige verdenking (Genesis 38:11) en om de eigenlijke oorzaak aan te wijzen, waarom zijn beide zonen zo spoedig na elkaar hadden moeten sterven; want God, haar zonde niet aanziende, gaf haar met n ontvangenis zaad voor beide mannen..

Vers 27

27. En het geschiedde ten tijde, als zij baren zou, zes maanden, nadat het aan Juda bekend was geworden (Genesis 38:24), ziet a) zo waren, evenals vroeger bij Rebekka (Genesis 25:24) tweelingen in haar buik. 1)

a) 1 Chronicles 2:4

1) Dit was duidelijk een beschikking van God, om Thamar te reinigen van Juda's bijgelovige verdenking (Genesis 38:11) en om de eigenlijke oorzaak aan te wijzen, waarom zijn beide zonen zo spoedig na elkaar hadden moeten sterven; want God, haar zonde niet aanziende, gaf haar met n ontvangenis zaad voor beide mannen..

Vers 28

28. En het geschiedde als zij baarde, dat een de hand uitgaf, dat van het kind, in plaats van het hoofd, een hand te voorschijn kwam; en de vroedvrouw, die aanstonds de verkeerde ligging en de noodzakelijkheid om het om te kerenerkende, nam deze, en zij bond een scharlaken draad om zijn hand, eer zij die terugschoof, om nauwkeurig het kind aan te wijzen, dat het eerst in de geboorte gekomen was, zeggende: Deze komt het eerst uit. Daar toch aan de eerstgeboorte grote rechten verbonden waren, was het van belang nauwkeurige aanwijzing te kunnen geven.

Hoewel Juda voor zijn dwaling en Thamar voor haar ongeoorloofde manoeuvres vergiffenis heeft ontvangen, wil de Heere toch bij de baring zelf een teken geven, om hen beide te vernederen. Want wel was het vroeger geschied bij Jakob en Ezau, maar de reden is verschillend. Wij weten toch, dat voortekenen nu eens ten goede en dan ten kwade kunnen uitgelegd worden. Hier nu is het niet twijfelachtig, of de tweelingen waren bij de baring zelf tekenen van de eerloosheid van de ouders. Want zowel voor hen zelf was het nuttig de herinnering aan hun schande te vernieuwen, als ook was het tot een publiek voorbeeld, opdat deze schanddaad tot in eeuwigheid bekend zou zijn..

Vers 28

28. En het geschiedde als zij baarde, dat een de hand uitgaf, dat van het kind, in plaats van het hoofd, een hand te voorschijn kwam; en de vroedvrouw, die aanstonds de verkeerde ligging en de noodzakelijkheid om het om te kerenerkende, nam deze, en zij bond een scharlaken draad om zijn hand, eer zij die terugschoof, om nauwkeurig het kind aan te wijzen, dat het eerst in de geboorte gekomen was, zeggende: Deze komt het eerst uit. Daar toch aan de eerstgeboorte grote rechten verbonden waren, was het van belang nauwkeurige aanwijzing te kunnen geven.

Hoewel Juda voor zijn dwaling en Thamar voor haar ongeoorloofde manoeuvres vergiffenis heeft ontvangen, wil de Heere toch bij de baring zelf een teken geven, om hen beide te vernederen. Want wel was het vroeger geschied bij Jakob en Ezau, maar de reden is verschillend. Wij weten toch, dat voortekenen nu eens ten goede en dan ten kwade kunnen uitgelegd worden. Hier nu is het niet twijfelachtig, of de tweelingen waren bij de baring zelf tekenen van de eerloosheid van de ouders. Want zowel voor hen zelf was het nuttig de herinnering aan hun schande te vernieuwen, als ook was het tot een publiek voorbeeld, opdat deze schanddaad tot in eeuwigheid bekend zou zijn..

Vers 29

29. Maar het geschiedde, als hij, ten gevolge van de hulp van de vroedvrouw, zijn hand, weer introk, ziet, zo kwam zijn broeder uit, die daardoor van de verhindering, die hem belette uit te komen, vrij geworden was, en zij zei: Hoe zijt gij doorgebroken? op u is de breuke! 1) gij hebt U met geweld de eerstgeboorte genomen! En men noemde hem a) Perez (doorbreker).

a) Matthew 1:3 Matthew 1:1) De Joden willen de eersten zijn in de hemel; maar zij trekken de handen van Christus af: de heidenen treden met groot geweld toe, en komen in de vriendschap van Jezus Christus. (Matthew 20:16).

Vers 29

29. Maar het geschiedde, als hij, ten gevolge van de hulp van de vroedvrouw, zijn hand, weer introk, ziet, zo kwam zijn broeder uit, die daardoor van de verhindering, die hem belette uit te komen, vrij geworden was, en zij zei: Hoe zijt gij doorgebroken? op u is de breuke! 1) gij hebt U met geweld de eerstgeboorte genomen! En men noemde hem a) Perez (doorbreker).

a) Matthew 1:3 Matthew 1:1) De Joden willen de eersten zijn in de hemel; maar zij trekken de handen van Christus af: de heidenen treden met groot geweld toe, en komen in de vriendschap van Jezus Christus. (Matthew 20:16).

Vers 30

30. En daarna kwam zijn broeder uit, om wiens hand de scharlaken draad was; en men noemde hem Zera (opgang) omdat hij zich het eerst vertoond had.

Van Perez stamt vooreerst Nahezzon af, de vorst van Israël gedurende de tocht door de woestijn (Numbers 2:5vv.), vervolgens David (Ruth 4:18-Ruth 4:22), en eindelijk onze Heiland Jezus Christus. (Matthew 1:1-Matthew 1:16). Waarom, zo vragen wij aan het einde van dit hoofdstuk, met Luther, heeft God en de Heilige Geest zulke schandelijke dingen laten optekenen en voor ons bewaren, zodat zij in de Kerk verhaald en gelezen worden? Antwoord. "Opdat niemand op zijn gerechtigheid en wijsheid trots en vermetel zijn, en niemand om zijn zonden wanhopig worde. Ten tweede, opdat blijke, dat Christus geboren is uit vlees, dat zondig en bevlekt was. De Heilige Geest heeft Hem zo diep mogelijk in de zonde willen leggen. Ten derde is ook op te merken, dat God alzo het zaad van Abraham aangenomen en verkoren heeft, dat Hij ook de arme heidenen naar het vlees niet heeft willen verwerpen en zij naar de natuurlijke rechten ook moeders, broeders, vaders en zusters van Christus zijn moesten." Hetzelfde geldt van de Moabietische Ruth en de hoer Rachab, die beiden als de stammoeders van Christus genoemd worden..

Ja, Thamar is gewis een van die Bijbelheiligen, gelijk het gereformeerde hart die erkent en eert; wel overtuigd dat zij mensen bleven en daarom ook hun zonden hadden; vastelijk gelovende, dat al wat er goeds en innigs uit hen sprak en werkte, alleen een gave van Gods genade was; Thamar neemt een eervolle plaats in onder dat viertal vrouwen, die ons in het geslachtsregister van de Heere genoemd worden: Thamar, Rachab, Ruth en Bathseba. Al deze vrouwen, op wier hoofse vroomheid veel af te dingen zou hebben, munten toch evenwel gelijk door n gemeenschappelijken karaktertrek uit: door de toewijding van een alleswagende en alles opofferende liefde, die niet de lusten van het vlees, maar die, in en door de vleselijke vereniging, de persoon zelf en, in deze, wederom een hoger doel najagen. Dat is het hoogste en reinste in de echt vrouwelijke liefde, die ach zo schaars gevonden wordt. Deze liefde geeft zichzelf, en denkt niet om en ducht niets voor zichzelf..

Vers 30

30. En daarna kwam zijn broeder uit, om wiens hand de scharlaken draad was; en men noemde hem Zera (opgang) omdat hij zich het eerst vertoond had.

Van Perez stamt vooreerst Nahezzon af, de vorst van Israël gedurende de tocht door de woestijn (Numbers 2:5vv.), vervolgens David (Ruth 4:18-Ruth 4:22), en eindelijk onze Heiland Jezus Christus. (Matthew 1:1-Matthew 1:16). Waarom, zo vragen wij aan het einde van dit hoofdstuk, met Luther, heeft God en de Heilige Geest zulke schandelijke dingen laten optekenen en voor ons bewaren, zodat zij in de Kerk verhaald en gelezen worden? Antwoord. "Opdat niemand op zijn gerechtigheid en wijsheid trots en vermetel zijn, en niemand om zijn zonden wanhopig worde. Ten tweede, opdat blijke, dat Christus geboren is uit vlees, dat zondig en bevlekt was. De Heilige Geest heeft Hem zo diep mogelijk in de zonde willen leggen. Ten derde is ook op te merken, dat God alzo het zaad van Abraham aangenomen en verkoren heeft, dat Hij ook de arme heidenen naar het vlees niet heeft willen verwerpen en zij naar de natuurlijke rechten ook moeders, broeders, vaders en zusters van Christus zijn moesten." Hetzelfde geldt van de Moabietische Ruth en de hoer Rachab, die beiden als de stammoeders van Christus genoemd worden..

Ja, Thamar is gewis een van die Bijbelheiligen, gelijk het gereformeerde hart die erkent en eert; wel overtuigd dat zij mensen bleven en daarom ook hun zonden hadden; vastelijk gelovende, dat al wat er goeds en innigs uit hen sprak en werkte, alleen een gave van Gods genade was; Thamar neemt een eervolle plaats in onder dat viertal vrouwen, die ons in het geslachtsregister van de Heere genoemd worden: Thamar, Rachab, Ruth en Bathseba. Al deze vrouwen, op wier hoofse vroomheid veel af te dingen zou hebben, munten toch evenwel gelijk door n gemeenschappelijken karaktertrek uit: door de toewijding van een alleswagende en alles opofferende liefde, die niet de lusten van het vlees, maar die, in en door de vleselijke vereniging, de persoon zelf en, in deze, wederom een hoger doel najagen. Dat is het hoogste en reinste in de echt vrouwelijke liefde, die ach zo schaars gevonden wordt. Deze liefde geeft zichzelf, en denkt niet om en ducht niets voor zichzelf..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 38". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-38.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile