Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Genesis 37

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 37

Genesis 37:1.

JOZEF WORDT UIT NIJD DOOR ZIJN BROEDERS VERKOCHT.

I. Genesis 37:1-Genesis 37:11. De voorspelling, aan Abraham gedaan, (Genesis 15:13), dat het uitverkoren geslacht in een ander land vreemd zou zijn, begint met Jozef vervuld te worden. Hij is een jongeman van 17 jaar vol van voortreffelijke aanleg, met een open oog voor de hogere, onzichtbare wereld; maar hij heeft loutering nodig, daarom baant God hem een weg door de school van lijden en vernedering.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 37

Genesis 37:1.

JOZEF WORDT UIT NIJD DOOR ZIJN BROEDERS VERKOCHT.

I. Genesis 37:1-Genesis 37:11. De voorspelling, aan Abraham gedaan, (Genesis 15:13), dat het uitverkoren geslacht in een ander land vreemd zou zijn, begint met Jozef vervuld te worden. Hij is een jongeman van 17 jaar vol van voortreffelijke aanleg, met een open oog voor de hogere, onzichtbare wereld; maar hij heeft loutering nodig, daarom baant God hem een weg door de school van lijden en vernedering.

Vers 1

1. En Jakob, nadat hij reeds in Genesis 35:27 in het land van zijn erfgoed gekomen was, woonde, afgezonderd van zijn broeder, die het gebergte van Edom bezet had (hoofdstuk. 36:6-8), in het land van de a) vreemdelingschap van zijn vader, in het landKanan, 1) en wel te Mam bij Hebron.

a) Hebrews 11:9

1) Mozes bevestigt wat hij vroeger reeds vermeld heeft: dat, na het weggaan van Ezau, het overgebleven land was voor de heilige Jakob, zodat hij de enige bezitter was. Ofschoon ogenschijnlijk hem geen stukje land toekwam, maar hij tevreden moest zijn met de blote aanblik van het land, zo heeft hij zijn geloof geoefend. En Mozes vergelijkt hem bij name met zijn vader, die heel zijn leven lang in dat land als een vreemdeling had geleefd. Ofschoon nu, nadat zijn broeder naar een ander verblijf was verhuisd, Jakob niet weinig had verkregen, wilde de Heere toch, dat die vooruitgang voor zijn ogen verborgen zou zijn, opdat hij geheel op de belofte zou hopen..

Vers 1

1. En Jakob, nadat hij reeds in Genesis 35:27 in het land van zijn erfgoed gekomen was, woonde, afgezonderd van zijn broeder, die het gebergte van Edom bezet had (hoofdstuk. 36:6-8), in het land van de a) vreemdelingschap van zijn vader, in het landKanan, 1) en wel te Mam bij Hebron.

a) Hebrews 11:9

1) Mozes bevestigt wat hij vroeger reeds vermeld heeft: dat, na het weggaan van Ezau, het overgebleven land was voor de heilige Jakob, zodat hij de enige bezitter was. Ofschoon ogenschijnlijk hem geen stukje land toekwam, maar hij tevreden moest zijn met de blote aanblik van het land, zo heeft hij zijn geloof geoefend. En Mozes vergelijkt hem bij name met zijn vader, die heel zijn leven lang in dat land als een vreemdeling had geleefd. Ofschoon nu, nadat zijn broeder naar een ander verblijf was verhuisd, Jakob niet weinig had verkregen, wilde de Heere toch, dat die vooruitgang voor zijn ogen verborgen zou zijn, opdat hij geheel op de belofte zou hopen..

Vers 2

2. Dit zijn Jakob's geschiedenissen, 1) de geschiedenissen van zijn eigenlijk Patriarchenleven, terwijl de vroeger verhaalde gebeurtenissen (Genesis 28:1-35) nog tot Isaak's Patriarchenleven behoren, terwijl diens naam daarbij nauwelijks genoemd is. Jozef, 2) zijnde een zoon van zeventien jaar, weidde de kudde met zijn broeders (en hij was een jongeling, onschuldig en open) met de zonen van Bilha, en de zonen van Zilpa, van zijn vaders vrouwen. 3) Daar Dan en Naftali, Gad en Aser de jongsten waren, wordt Jozef bij hen als gezel gevoegd, om onder hun opzicht het veehoeden te leren. Hier begon hij in ijver voor de eer van het vaderlijk huis reeds het ambt van wachter uit te oefenen; hij nam waar, wat er van zijn broeders gezegd werd; en Jozef bracht hun kwaad gerucht tot hun vader. 4)

1) Men had hier ook een geslachtsregister van Jakob en zijn zonen mogen verwachten, gelijk als zo-even van Ezau. Omdat echter Jakob's geschiedenis ten nauwste met die van Jozef samenhangt, verhaalt Mozes, de man Gods nu, wat er met Jozef is voorgevallen, om daaruit duidelijk te maken, hoe God, de Heere, n de daden n de gedachten van de mensen aanwendt, om Zijn heilig doel te bereiken. De Costa zegt dan ook zo terecht, dat de geschiedenis van Jozef "de geschiedenis van God is met Jozef." In al de geschiedenissen van de Bijbelheiligen, is voor het door de Geest verlicht en geoefend oog, de gulden draad zichtbaar, welke de Heere God in handen heeft.. 2) Jozef is een voorbeeld van Christus; de geliefde van zijn vader, gezonden door de vader tot zijn broeders; de onschuldige verkocht voor twintig zilverlingen, en daardoor hun heer geworden, hun redder en de redder van vreemden, hetgeen hij niet zou geworden zijn, wanneer zij niet, met het doel om hem te verderven, hem verkocht en verworpen hadden. In de gevangenis is Jozef de onschuldige, tussen twee kwaaddoeners, Jezus aan het kruis tussen twee misdadigers; Jozef voorspelt de n geluk, de ander zijn dood bij gelijke toestand. Jezus redt de n en laat de ander in zijn oordeel bij gelijke misdaad. Jozef doet echter niets meer dan voorzeggen, Christus brengt het teweeg. Jozef vraagt degene, die gered zal worden, dat hij hem gedenken zal, als hij in ere gekomen zal zijn; en hij, die Jezus redt, bidt dat Hij van zijn gedenke, als Hij in Zijn paradijs zal gekomen zijn.

3) Men vraagt, waarom Mozes hier zowel, de kinderen van Bilha als Zilpa beschuldigt, daar hij later de zonen van Lea van dezelfde misdaad niet uitzondert. En van de zonen, en wel Ruben, was zachter dan alle overigen. Het dichtst hem nabij kwam Juda, die ook zijn eigen vleselijke broeder was. Maar wie was Simeon, wie Levi? Zeker toen zij ouder werden, is het zeer waarschijnlijk, dat zij de aanvoerders zijn geweest. Het vermoeden ligt voor de hand, dat, daar deze uit de bijvrouwen en niet uit de eigenlijke echtgenoten zijn geboren, hun zielen eerder met nijd werden vervuld, alsof de slaafse aard van de moeder op hen was overgegaan..

4) Dit was geen "verklikken", dat steeds uit laaghartig leedvermaak of zucht tot zelfverheffing voortkomt, want Jozef was een edele, godvrezende jongeman, maar de vrucht van een teder geweten, van ijver voor Gods eer en liefde jegens zijn broeders.

Jozef is als een morgenster in Jakob's huis, waarmee zijn broeders niet te vergelijken zijn. Hij heeft rechtvaardigheid en eerbaarheid bemind, is vol liefde en gehoorzaamheid, jegens zijn vader geweest, zodat hij voor hem niets heeft kunnen verzwijgen, wanneer zijn broeders iets misdreven hadden, waardoor anderen leed was aangedaan, of waardoor op van zijn vaders huis een smaadheid zou kunnen komen.

Vers 2

2. Dit zijn Jakob's geschiedenissen, 1) de geschiedenissen van zijn eigenlijk Patriarchenleven, terwijl de vroeger verhaalde gebeurtenissen (Genesis 28:1-35) nog tot Isaak's Patriarchenleven behoren, terwijl diens naam daarbij nauwelijks genoemd is. Jozef, 2) zijnde een zoon van zeventien jaar, weidde de kudde met zijn broeders (en hij was een jongeling, onschuldig en open) met de zonen van Bilha, en de zonen van Zilpa, van zijn vaders vrouwen. 3) Daar Dan en Naftali, Gad en Aser de jongsten waren, wordt Jozef bij hen als gezel gevoegd, om onder hun opzicht het veehoeden te leren. Hier begon hij in ijver voor de eer van het vaderlijk huis reeds het ambt van wachter uit te oefenen; hij nam waar, wat er van zijn broeders gezegd werd; en Jozef bracht hun kwaad gerucht tot hun vader. 4)

1) Men had hier ook een geslachtsregister van Jakob en zijn zonen mogen verwachten, gelijk als zo-even van Ezau. Omdat echter Jakob's geschiedenis ten nauwste met die van Jozef samenhangt, verhaalt Mozes, de man Gods nu, wat er met Jozef is voorgevallen, om daaruit duidelijk te maken, hoe God, de Heere, n de daden n de gedachten van de mensen aanwendt, om Zijn heilig doel te bereiken. De Costa zegt dan ook zo terecht, dat de geschiedenis van Jozef "de geschiedenis van God is met Jozef." In al de geschiedenissen van de Bijbelheiligen, is voor het door de Geest verlicht en geoefend oog, de gulden draad zichtbaar, welke de Heere God in handen heeft.. 2) Jozef is een voorbeeld van Christus; de geliefde van zijn vader, gezonden door de vader tot zijn broeders; de onschuldige verkocht voor twintig zilverlingen, en daardoor hun heer geworden, hun redder en de redder van vreemden, hetgeen hij niet zou geworden zijn, wanneer zij niet, met het doel om hem te verderven, hem verkocht en verworpen hadden. In de gevangenis is Jozef de onschuldige, tussen twee kwaaddoeners, Jezus aan het kruis tussen twee misdadigers; Jozef voorspelt de n geluk, de ander zijn dood bij gelijke toestand. Jezus redt de n en laat de ander in zijn oordeel bij gelijke misdaad. Jozef doet echter niets meer dan voorzeggen, Christus brengt het teweeg. Jozef vraagt degene, die gered zal worden, dat hij hem gedenken zal, als hij in ere gekomen zal zijn; en hij, die Jezus redt, bidt dat Hij van zijn gedenke, als Hij in Zijn paradijs zal gekomen zijn.

3) Men vraagt, waarom Mozes hier zowel, de kinderen van Bilha als Zilpa beschuldigt, daar hij later de zonen van Lea van dezelfde misdaad niet uitzondert. En van de zonen, en wel Ruben, was zachter dan alle overigen. Het dichtst hem nabij kwam Juda, die ook zijn eigen vleselijke broeder was. Maar wie was Simeon, wie Levi? Zeker toen zij ouder werden, is het zeer waarschijnlijk, dat zij de aanvoerders zijn geweest. Het vermoeden ligt voor de hand, dat, daar deze uit de bijvrouwen en niet uit de eigenlijke echtgenoten zijn geboren, hun zielen eerder met nijd werden vervuld, alsof de slaafse aard van de moeder op hen was overgegaan..

4) Dit was geen "verklikken", dat steeds uit laaghartig leedvermaak of zucht tot zelfverheffing voortkomt, want Jozef was een edele, godvrezende jongeman, maar de vrucht van een teder geweten, van ijver voor Gods eer en liefde jegens zijn broeders.

Jozef is als een morgenster in Jakob's huis, waarmee zijn broeders niet te vergelijken zijn. Hij heeft rechtvaardigheid en eerbaarheid bemind, is vol liefde en gehoorzaamheid, jegens zijn vader geweest, zodat hij voor hem niets heeft kunnen verzwijgen, wanneer zijn broeders iets misdreven hadden, waardoor anderen leed was aangedaan, of waardoor op van zijn vaders huis een smaadheid zou kunnen komen.

Vers 3

3. En Israël had Jozef lief, boven al zijn zonen: 1) want hij was hem een zoon uit de ouderdom; hij had hem verkregen, nadat hij lang op een zoon van zijn geliefde Rachel had moeten wachten. Deze voorliefde voor hem nam toe, hoe meer Jozefs edele geest zich ontwikkelde en de godsvrucht zich in hem openbaarde, Jakob toonde ook die voorliefde, en hij maakte hem een veelvervige rok; 2) of, volgens sommige uitleggers, een lang tot aan de handen en voeten reikend opperkleed (2Sam.13:18).

1) Jakob had wel redenen voor zijn voorliefde voor Jozef, en toch was het zeer onvoorzichtig, om die op zulk een in het oog lopende wijze te openbaren. Dit moest noodzakelijk tot wrok en haat leiden bij zijn broeders, in wie de vrees voor God niet woonde..

2) In het Hebreeuws Kethoneth Passiem, een lang afhangend kleed. Luther en onze Statenvertalers hebben het vertaald door veelvervig, bont. Een lang afhangend kleed was het echter, zoals alleen door aanzienlijke werd gedragen. Het hing tot op de enkels van de voeten en bedekte ook nog de polsen van de handen. In dat kleed gehuld stak Jozef boven al zijn broeders in voornaam voorkomen uit. Met dat kleed werd Jozef tot de voornaamste verklaard. Hij, de oudste van Rachel, was voor Jakob de eerstgeborene, totdat God, de Heere, het hem op Zijn wijze zou duidelijk maken, dat Jakob's gedachten Gods gedachten niet waren.

Vers 3

3. En Israël had Jozef lief, boven al zijn zonen: 1) want hij was hem een zoon uit de ouderdom; hij had hem verkregen, nadat hij lang op een zoon van zijn geliefde Rachel had moeten wachten. Deze voorliefde voor hem nam toe, hoe meer Jozefs edele geest zich ontwikkelde en de godsvrucht zich in hem openbaarde, Jakob toonde ook die voorliefde, en hij maakte hem een veelvervige rok; 2) of, volgens sommige uitleggers, een lang tot aan de handen en voeten reikend opperkleed (2Sam.13:18).

1) Jakob had wel redenen voor zijn voorliefde voor Jozef, en toch was het zeer onvoorzichtig, om die op zulk een in het oog lopende wijze te openbaren. Dit moest noodzakelijk tot wrok en haat leiden bij zijn broeders, in wie de vrees voor God niet woonde..

2) In het Hebreeuws Kethoneth Passiem, een lang afhangend kleed. Luther en onze Statenvertalers hebben het vertaald door veelvervig, bont. Een lang afhangend kleed was het echter, zoals alleen door aanzienlijke werd gedragen. Het hing tot op de enkels van de voeten en bedekte ook nog de polsen van de handen. In dat kleed gehuld stak Jozef boven al zijn broeders in voornaam voorkomen uit. Met dat kleed werd Jozef tot de voornaamste verklaard. Hij, de oudste van Rachel, was voor Jakob de eerstgeborene, totdat God, de Heere, het hem op Zijn wijze zou duidelijk maken, dat Jakob's gedachten Gods gedachten niet waren.

Vers 4

4. Als nu zijn broeders zagen, dat hun vader hem boven al zijn broeders liefhad, a) haatten zij hem, en konden hem niet vol vrede toespreken. 1)

a) Genesis 49:23

1) Jakob had zeker zelf wel gevoeld, wat het was, minder bij de vader geacht te zijn; toch heeft hij nog niet uit eigen ondervinding geleerd. Het is een karakteristiek teken, dat hatenden de gehate niet vriendelijk groeten, noch in vrede met hem spreken kunnen.

Zij konden hem de gewone vredegroet van Shalom Legaa, vrede zij u, niet toespreken..

Vers 4

4. Als nu zijn broeders zagen, dat hun vader hem boven al zijn broeders liefhad, a) haatten zij hem, en konden hem niet vol vrede toespreken. 1)

a) Genesis 49:23

1) Jakob had zeker zelf wel gevoeld, wat het was, minder bij de vader geacht te zijn; toch heeft hij nog niet uit eigen ondervinding geleerd. Het is een karakteristiek teken, dat hatenden de gehate niet vriendelijk groeten, noch in vrede met hem spreken kunnen.

Zij konden hem de gewone vredegroet van Shalom Legaa, vrede zij u, niet toespreken..

Vers 5

5. Ook droomde Jozef een droom, 1) die hij aan zijn broeders vertelde 2) daar deze hem vol van betekenis voorkwam; daardoor wierp Jozef als olie in het vuur, en daarom haatten zij, die in die droom niet zozeer een ingeving van een eerzuchtig hart zagen, maar nu voor een verheffing boven hen (Genesis 37:11) vreesden, hem nog des te meer. 3)

1) Door die dromen openbaart hem God nu wat geschieden zou, opdat hij later zou weten, dat niets bij toeval was gebeurd, maar wat door Goddelijk besluit vast stond, door allerlei wisselingen op Zijn tijd zou vervuld worden. Aan Abraham was voorspeld, dat zijn geslacht buiten Kanan als vreemdeling zou verkeren. Dat Jakob naar Egypte zou gaan, dit stond bij de Heere vast. Dat Jozef als heerser over Egypte, ten tijde van de hongersnood, zijn vader met geheel zijn huis tot hulp zou zijn en hem van voedsel voorzien evenzeer. Uit hetgeen hier verhaald wordt, zou niemand iets zodanigs vermoeden. Jakob's zonen spannen samen, om hem te vermoorden, zonder wie zij niet kunnen behouden blijven. Ja, hij, die geroepen was, om hun geluk te verschaffen, wordt geworpen in een kuil en ternauwernood uit de kaken van de dood gered. Tengevolge van verschillende lotgevallen schijnt hij van het vaderlijke huis voor altijd verdreven, daarna wordt hij in de gevangenis als in een tweede graf geworpen, waar hij gedurende een aangeven tijd bijna ten ondergaat. Niets kon dan ook minder geloofd worden, dan dat het gezin van Jakob door zijn hand zou gered worden, daar hij, daarvan afgesneden en ver weggevoerd, zelfs onder de levenden niet meer werd geteld. Want geen hoop op bevrijding restte hem meer. Voornamelijk sedert hij door de schenken werd vergeten, en hij daardoor schijnbaar moest ten ondergaan, tot een altijddurende gevangenschap veroordeeld. Maar God heeft volbracht, ook door zoveel omwegen, wat Hij had vastgesteld..

2) Waarom vertelde Jozef die droom aan zijn broeders. Ongetwijfeld liep daar een weinig ijdelheid onder, al zal hij door de droom en de uitlegging zijn broeders en zijn vader hebben willen overtuigen, dat God met hem iets groots voor had..

3) Door die droom gaat de haat in woede over..

Vers 5

5. Ook droomde Jozef een droom, 1) die hij aan zijn broeders vertelde 2) daar deze hem vol van betekenis voorkwam; daardoor wierp Jozef als olie in het vuur, en daarom haatten zij, die in die droom niet zozeer een ingeving van een eerzuchtig hart zagen, maar nu voor een verheffing boven hen (Genesis 37:11) vreesden, hem nog des te meer. 3)

1) Door die dromen openbaart hem God nu wat geschieden zou, opdat hij later zou weten, dat niets bij toeval was gebeurd, maar wat door Goddelijk besluit vast stond, door allerlei wisselingen op Zijn tijd zou vervuld worden. Aan Abraham was voorspeld, dat zijn geslacht buiten Kanan als vreemdeling zou verkeren. Dat Jakob naar Egypte zou gaan, dit stond bij de Heere vast. Dat Jozef als heerser over Egypte, ten tijde van de hongersnood, zijn vader met geheel zijn huis tot hulp zou zijn en hem van voedsel voorzien evenzeer. Uit hetgeen hier verhaald wordt, zou niemand iets zodanigs vermoeden. Jakob's zonen spannen samen, om hem te vermoorden, zonder wie zij niet kunnen behouden blijven. Ja, hij, die geroepen was, om hun geluk te verschaffen, wordt geworpen in een kuil en ternauwernood uit de kaken van de dood gered. Tengevolge van verschillende lotgevallen schijnt hij van het vaderlijke huis voor altijd verdreven, daarna wordt hij in de gevangenis als in een tweede graf geworpen, waar hij gedurende een aangeven tijd bijna ten ondergaat. Niets kon dan ook minder geloofd worden, dan dat het gezin van Jakob door zijn hand zou gered worden, daar hij, daarvan afgesneden en ver weggevoerd, zelfs onder de levenden niet meer werd geteld. Want geen hoop op bevrijding restte hem meer. Voornamelijk sedert hij door de schenken werd vergeten, en hij daardoor schijnbaar moest ten ondergaan, tot een altijddurende gevangenschap veroordeeld. Maar God heeft volbracht, ook door zoveel omwegen, wat Hij had vastgesteld..

2) Waarom vertelde Jozef die droom aan zijn broeders. Ongetwijfeld liep daar een weinig ijdelheid onder, al zal hij door de droom en de uitlegging zijn broeders en zijn vader hebben willen overtuigen, dat God met hem iets groots voor had..

3) Door die droom gaat de haat in woede over..

Vers 6

6. En hij zei tot hen, en gaf het door de toon van zijn spreken te kennen, dat zijn hart van zelfverheffing vrij was (Genesis 37:8): Hoort toch deze droom, die ik gedroomd heb. 7. En ziet, wij waren schoven bindende in het midden van het veld; 1) en ziet, mijn schoof stond op, en bleef ook staan; en ziet, uw schoven kwamen rondom, en bogen zich neer voor mijn schoof. 2)

1) Dat de Patriarchen nevens de veeteelt ook de akkerbouw uitoefenden, bewijst hoofdstuk. 26:12; toch verbouwden zij slechts zoveel, als zij voor hun eigen huishouden nodig hadden..

2) Men merke op, dat de jeugdige Jozef in zijn dromen slechts zijn verhoging, niet de voorafgaande vernedering zag..

Evenals aan het leven van Abraham, vervolgens aan dat van Jakob, een goddelijke belofte, als een thema, voorafgaat (Genesis 12:1-Genesis 12:3; Genesis 25:23; Genesis 28:13-Genesis 28:15) zo ook aan het leven van Jozef. Evenals echter Abrahams hoop lang onvervuld bleef, zo schijnt ook bij Jozef het tegendeel van zijn profetische droom plaats te hebben.

Ik ben niet geschikt om dromen te hebben of deze uit te leggen; ik begeer ook zulk een kennis niet, en heb met God, mijn Heer, een verbond gemaakt, dat Hij mij geen gezichten of dromen zou toezenden. Want ik ben met deze gave tevreden, dat ik de Heilige Schrift heb, die mij overvloedig leert, en alles bericht, wat ik voor dit en het toekomend leven nodig heb. Ik geloof deze Heilige Schrift, en ik ben ermee tevreden; ik ben er ook zeker van, dat ik daarbij niet bedrogen zal uitkomen; ik wil echter aan de gaven van anderen niets afdoen..

Vers 6

6. En hij zei tot hen, en gaf het door de toon van zijn spreken te kennen, dat zijn hart van zelfverheffing vrij was (Genesis 37:8): Hoort toch deze droom, die ik gedroomd heb. 7. En ziet, wij waren schoven bindende in het midden van het veld; 1) en ziet, mijn schoof stond op, en bleef ook staan; en ziet, uw schoven kwamen rondom, en bogen zich neer voor mijn schoof. 2)

1) Dat de Patriarchen nevens de veeteelt ook de akkerbouw uitoefenden, bewijst hoofdstuk. 26:12; toch verbouwden zij slechts zoveel, als zij voor hun eigen huishouden nodig hadden..

2) Men merke op, dat de jeugdige Jozef in zijn dromen slechts zijn verhoging, niet de voorafgaande vernedering zag..

Evenals aan het leven van Abraham, vervolgens aan dat van Jakob, een goddelijke belofte, als een thema, voorafgaat (Genesis 12:1-Genesis 12:3; Genesis 25:23; Genesis 28:13-Genesis 28:15) zo ook aan het leven van Jozef. Evenals echter Abrahams hoop lang onvervuld bleef, zo schijnt ook bij Jozef het tegendeel van zijn profetische droom plaats te hebben.

Ik ben niet geschikt om dromen te hebben of deze uit te leggen; ik begeer ook zulk een kennis niet, en heb met God, mijn Heer, een verbond gemaakt, dat Hij mij geen gezichten of dromen zou toezenden. Want ik ben met deze gave tevreden, dat ik de Heilige Schrift heb, die mij overvloedig leert, en alles bericht, wat ik voor dit en het toekomend leven nodig heb. Ik geloof deze Heilige Schrift, en ik ben ermee tevreden; ik ben er ook zeker van, dat ik daarbij niet bedrogen zal uitkomen; ik wil echter aan de gaven van anderen niets afdoen..

Vers 8

8. Toen zeiden zijn broeders tot hem: Zult gij dan geheel over ons regeren? zult gij dan geheel over ons heersen? Is die hoogmoedige mening de uwe, dat gij zulke dromen droomt? Zo haatten zij hem nog des te meer, om zijn dromen en om zijn woorden, 1) om zijn vermetelheid, dat hij deze nog had durven verhalen.

1) "Om zijn woorden." Hoogst waarschijnlijk was de tijd, waarop Jozef de droom mededeelde, niet vrij van hooghartigheid. Ook Jozef moest nog diepe wegen door, om te leren, dat het God en God alleen is, die verhoogt..

Vers 8

8. Toen zeiden zijn broeders tot hem: Zult gij dan geheel over ons regeren? zult gij dan geheel over ons heersen? Is die hoogmoedige mening de uwe, dat gij zulke dromen droomt? Zo haatten zij hem nog des te meer, om zijn dromen en om zijn woorden, 1) om zijn vermetelheid, dat hij deze nog had durven verhalen.

1) "Om zijn woorden." Hoogst waarschijnlijk was de tijd, waarop Jozef de droom mededeelde, niet vrij van hooghartigheid. Ook Jozef moest nog diepe wegen door, om te leren, dat het God en God alleen is, die verhoogt..

Vers 9

9. Na deze goddelijke droom is Jozefs verbeeldingskracht opgewekt en hij droomde nog een andere droom, 1) tengevolge van zijn door de eerste opgewekte hoogmoedige gedachten, en hij verhaalde die aan zijn broeders, hoewel hij gezien had, hoe kwalijk de eerste opgenomen was; en hij zei: Ziet, Ik heb nog een droom gedroomd, en ziet, de zon, en de maan en elf sterren bogen zich voor mij neer.

1) Ook deze droom heeft hetzelfde doel. Met dit enkel onderscheid, dat God, om het geloof aan de godsspraak te versterken, hemellichamen gebruikt. De broeders van Jozef hadden veracht, hetgeen omtrent de schoven gezegd was. Nu roept de Heere hen, om de hemel te beschouwen, waar Zijn majesteit zo heerlijk schittert. Er wordt echter gevraagd, hoe het komt, dat zijn moeder zou komen, om zich voor hem neer te buigen, daar deze reeds gestorven was. Dat sommige Joodse uitleggers dit tot Bilha in betrekking brengen is mat, en zonder zodanige uitvluchten is de zin ook wel te vatten. Zon en maan beide betekenen het hoofd van de familie. Zo ziet Jozef in dat beeld, dat hij door geheel het vaderlijk huis zal vereerd worden.. De grondgedachte in de droom van Jozef is, dat hij naar het uitwendige de meerdere van zijn broeders zou zijn en in dit opzicht ook zijn ouders zou overtreffen. Deze hoofdstrekking wordt in beide dromen even duidelijk aangegeven. Dat deze hoogheid van de wereld langs de weg van behartiging van de landbouwbelangen zou komen, wordt door "het binden van de schoven in het veld" aangeduid. Zon, maan en sterren waren in Egypte het beeld van de koninklijke glans, waaraan zelfs de koningsnaam Farao (Ph'ra = de zon) is ontleend. De verscheidenheid en het aantal van de in de droom aanschouwde hemellichamen gaven zeer juist de verhouding en grootte van Jakob's gezin aan..

Dat Jozef tot tweemaal toe, onder andere vorm, hetzelfde droomde, was voor hem wel een bewijs, dat het zeker zou geschieden. Gelijk het later ook met Farao het geval was. Hem werd zeker beduid, dat hij heerschappij zou oefenen. Immers, zon en maan zijn tekenen van heerschappij. De Ziener op Patmos zag ook een groot teken in de hemel, namelijk een vrouw, bekleed met de zon en de maan was aan haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. (Revelation 12:1) Jozef zag elf sterren; Johannes twaalf, omdat ook Jozef zelf ten slotte moest buigen.

Goddelijke zegeningen in plaats van ootmoedige dankbaarheid op te wekken, worden door de menselijke zonde dikwijls oorzaken van zelfverheffing; waarom de mens, gelijk Jozef op moeilijke en vernederende wegen moet worden geleid. Dat deze droom geen goddelijke wens was, wordt wel daardoor bewezen, dat Jozefs moeder reeds gestorven was en Jakob zich nooit voor Jozef neergebogen heeft. Uitleggers, die ook deze voor een goddelijke droom houden, verklaren Jakob's toegeven tot het meegaan van Benjamin voor het neerbuigen van de zon; terwijl het buigen van de maan iets dergelijks zouden zijn als Rachels wenen over het ongeluk van haar kinderen op Rama's hoogten. (Matthew 2:8; Jeremiah 31:15)

Vers 9

9. Na deze goddelijke droom is Jozefs verbeeldingskracht opgewekt en hij droomde nog een andere droom, 1) tengevolge van zijn door de eerste opgewekte hoogmoedige gedachten, en hij verhaalde die aan zijn broeders, hoewel hij gezien had, hoe kwalijk de eerste opgenomen was; en hij zei: Ziet, Ik heb nog een droom gedroomd, en ziet, de zon, en de maan en elf sterren bogen zich voor mij neer.

1) Ook deze droom heeft hetzelfde doel. Met dit enkel onderscheid, dat God, om het geloof aan de godsspraak te versterken, hemellichamen gebruikt. De broeders van Jozef hadden veracht, hetgeen omtrent de schoven gezegd was. Nu roept de Heere hen, om de hemel te beschouwen, waar Zijn majesteit zo heerlijk schittert. Er wordt echter gevraagd, hoe het komt, dat zijn moeder zou komen, om zich voor hem neer te buigen, daar deze reeds gestorven was. Dat sommige Joodse uitleggers dit tot Bilha in betrekking brengen is mat, en zonder zodanige uitvluchten is de zin ook wel te vatten. Zon en maan beide betekenen het hoofd van de familie. Zo ziet Jozef in dat beeld, dat hij door geheel het vaderlijk huis zal vereerd worden.. De grondgedachte in de droom van Jozef is, dat hij naar het uitwendige de meerdere van zijn broeders zou zijn en in dit opzicht ook zijn ouders zou overtreffen. Deze hoofdstrekking wordt in beide dromen even duidelijk aangegeven. Dat deze hoogheid van de wereld langs de weg van behartiging van de landbouwbelangen zou komen, wordt door "het binden van de schoven in het veld" aangeduid. Zon, maan en sterren waren in Egypte het beeld van de koninklijke glans, waaraan zelfs de koningsnaam Farao (Ph'ra = de zon) is ontleend. De verscheidenheid en het aantal van de in de droom aanschouwde hemellichamen gaven zeer juist de verhouding en grootte van Jakob's gezin aan..

Dat Jozef tot tweemaal toe, onder andere vorm, hetzelfde droomde, was voor hem wel een bewijs, dat het zeker zou geschieden. Gelijk het later ook met Farao het geval was. Hem werd zeker beduid, dat hij heerschappij zou oefenen. Immers, zon en maan zijn tekenen van heerschappij. De Ziener op Patmos zag ook een groot teken in de hemel, namelijk een vrouw, bekleed met de zon en de maan was aan haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. (Revelation 12:1) Jozef zag elf sterren; Johannes twaalf, omdat ook Jozef zelf ten slotte moest buigen.

Goddelijke zegeningen in plaats van ootmoedige dankbaarheid op te wekken, worden door de menselijke zonde dikwijls oorzaken van zelfverheffing; waarom de mens, gelijk Jozef op moeilijke en vernederende wegen moet worden geleid. Dat deze droom geen goddelijke wens was, wordt wel daardoor bewezen, dat Jozefs moeder reeds gestorven was en Jakob zich nooit voor Jozef neergebogen heeft. Uitleggers, die ook deze voor een goddelijke droom houden, verklaren Jakob's toegeven tot het meegaan van Benjamin voor het neerbuigen van de zon; terwijl het buigen van de maan iets dergelijks zouden zijn als Rachels wenen over het ongeluk van haar kinderen op Rama's hoogten. (Matthew 2:8; Jeremiah 31:15)

Vers 10

10. En als hij het aan zijn vader en aan zijn broeders verhaalde, bestrafte 1) hem zijn vader, en zei tot hem: Wat is dit voor een droom, die gij gedroomd hebt? Ziet gij zelf de dwaasheid daarvan niet in? Zullen wij dan allemaal komen, ik, en uw moeder, die reeds gestorven is (daaruit blijkt immers genoeg, dat de vervulling onmogelijk is), en uw broeders, om ons voor u ter aarde te buigen?

1) Indien Jakob vermoed heeft, dat zijn zoon uit ijdele eerzucht die droom had gedroomd, bestrafte hij hem terecht. Maar indien hij wist, dat God de Gever van die dromen was, dan had hij geen reden, om zijn zoon terecht te zetten. Dat hij echter tot die kennis gekomen is, dat mag hieruit afgeleid worden, daar van hem gezegd wordt, dat hij later die zaak zeer ernstig overwogen heeft. Want Mozes, hem van zijn zonen onderscheidend, zegt, dat deze niet anders dan haat en nijd tegen hem gekoesterd hebben, maar dat hij bij zichzelf overwogen heeft, wat toch dit betekende. Wat niet kon geschieden, tenzij hij door een eerbiedige vrees is aangegrepen. Want dit moest Jakob zelf in de gedachte komen, dat, ofschoon Jozef aan zijn gezag was onderworpen, hij toch een profetisch persoon was. Het is dan ook aan te nemen, dat hij ziende, dat zijn zonen zo kwalijk gezind waren, geveinsd heeft, wat hij niet was. Dat hij dus zelf door de droom niet beledigd was, maar hun gemoederen niet meer heeft willen verbitteren, daar wegens hun trotsheid, de onderwerping onverdraaglijk was. Ik althans twijfel er niet aan, dat hij, zich erop toeleggende, om hen te verzoenen, zijn zoon met opzet onvriendelijk heeft behandeld..

Vers 10

10. En als hij het aan zijn vader en aan zijn broeders verhaalde, bestrafte 1) hem zijn vader, en zei tot hem: Wat is dit voor een droom, die gij gedroomd hebt? Ziet gij zelf de dwaasheid daarvan niet in? Zullen wij dan allemaal komen, ik, en uw moeder, die reeds gestorven is (daaruit blijkt immers genoeg, dat de vervulling onmogelijk is), en uw broeders, om ons voor u ter aarde te buigen?

1) Indien Jakob vermoed heeft, dat zijn zoon uit ijdele eerzucht die droom had gedroomd, bestrafte hij hem terecht. Maar indien hij wist, dat God de Gever van die dromen was, dan had hij geen reden, om zijn zoon terecht te zetten. Dat hij echter tot die kennis gekomen is, dat mag hieruit afgeleid worden, daar van hem gezegd wordt, dat hij later die zaak zeer ernstig overwogen heeft. Want Mozes, hem van zijn zonen onderscheidend, zegt, dat deze niet anders dan haat en nijd tegen hem gekoesterd hebben, maar dat hij bij zichzelf overwogen heeft, wat toch dit betekende. Wat niet kon geschieden, tenzij hij door een eerbiedige vrees is aangegrepen. Want dit moest Jakob zelf in de gedachte komen, dat, ofschoon Jozef aan zijn gezag was onderworpen, hij toch een profetisch persoon was. Het is dan ook aan te nemen, dat hij ziende, dat zijn zonen zo kwalijk gezind waren, geveinsd heeft, wat hij niet was. Dat hij dus zelf door de droom niet beledigd was, maar hun gemoederen niet meer heeft willen verbitteren, daar wegens hun trotsheid, de onderwerping onverdraaglijk was. Ik althans twijfel er niet aan, dat hij, zich erop toeleggende, om hen te verzoenen, zijn zoon met opzet onvriendelijk heeft behandeld..

Vers 11

11. Zijn broeders dan a) benijdden hem; 1) hun vorige haat werd nu tot nijd, die over de ondergang van Jozef dacht, daar zij de indruk hadden, alsof werkelijk achter deze dromen een voorspelling omtrent de toekomst van de familie verborgen lag, doch zijn vader bewaarde deze zaak 2) in zijn hart.

a) Acts 7:9

1) In het Hebreeuws Wajeknaz. "Met een kwaad oog," "met schele blikken aanzien." Jozef is hier type van de Heere Christus, die ook zijn broeders vreemd was. Gelijk Jozef straks type is van de Heere in de uitwendige openbaring van Zijn macht, zo is hij nu en later type van Hem in zijn verdrukking..

2) Hoewel Jakob Jozef een verwijt doet en diens gedachten van de droom zoekt af te brengen, overlegt hij deze toch in zijn ziel, temeer, daar hij, in zijn voorliefde voor Jozef wel wenst, dat deze tot het opperhoofd over zijn broeders en tot drager van de belofte zou verkoren zijn..

Dit kan ook vertaald worden: Hij bepaalde zijn aandacht bij dit woord..

II. Genesis 37:12-Genesis 37:36. De nijd van de broeders, door de voorliefde van de vader opgewekt, en door de beide dromen tot een dodelijke haat geworden, vindt spoedig gelegenheid tot bevrediging. Terwijl Jozef, volgens zijn vaders bevel tot hen komt, besluiten zij hem te doden; Ruben beweegt hen, dat zij hem niet doden, maar in een kuil werpen. Zij verkopen hem aan Ismaëlitische kooplieden en zenden nu zijn in het bloed van een geitenbokje gedoopte rok tot de vader, met de boodschap, dat zij deze in zulk een toestand gevonden hadden; een wild dier moest Jozef verscheurd hebben. Jakob is troosteloos over het vermeende verlies van zijn lievelingszoon; deze wordt naar Egypte gevoerd, om daar als slaaf verkocht te worden.

Vers 11

11. Zijn broeders dan a) benijdden hem; 1) hun vorige haat werd nu tot nijd, die over de ondergang van Jozef dacht, daar zij de indruk hadden, alsof werkelijk achter deze dromen een voorspelling omtrent de toekomst van de familie verborgen lag, doch zijn vader bewaarde deze zaak 2) in zijn hart.

a) Acts 7:9

1) In het Hebreeuws Wajeknaz. "Met een kwaad oog," "met schele blikken aanzien." Jozef is hier type van de Heere Christus, die ook zijn broeders vreemd was. Gelijk Jozef straks type is van de Heere in de uitwendige openbaring van Zijn macht, zo is hij nu en later type van Hem in zijn verdrukking..

2) Hoewel Jakob Jozef een verwijt doet en diens gedachten van de droom zoekt af te brengen, overlegt hij deze toch in zijn ziel, temeer, daar hij, in zijn voorliefde voor Jozef wel wenst, dat deze tot het opperhoofd over zijn broeders en tot drager van de belofte zou verkoren zijn..

Dit kan ook vertaald worden: Hij bepaalde zijn aandacht bij dit woord..

II. Genesis 37:12-Genesis 37:36. De nijd van de broeders, door de voorliefde van de vader opgewekt, en door de beide dromen tot een dodelijke haat geworden, vindt spoedig gelegenheid tot bevrediging. Terwijl Jozef, volgens zijn vaders bevel tot hen komt, besluiten zij hem te doden; Ruben beweegt hen, dat zij hem niet doden, maar in een kuil werpen. Zij verkopen hem aan Ismaëlitische kooplieden en zenden nu zijn in het bloed van een geitenbokje gedoopte rok tot de vader, met de boodschap, dat zij deze in zulk een toestand gevonden hadden; een wild dier moest Jozef verscheurd hebben. Jakob is troosteloos over het vermeende verlies van zijn lievelingszoon; deze wordt naar Egypte gevoerd, om daar als slaaf verkocht te worden.

Vers 12

12. En zijn broeders gingen uit de omtrek van Hebron heen, om de kudde van hun vader te weiden bij Sichem, waar deze een grondbezitting had (Genesis 39:19).

Vers 12

12. En zijn broeders gingen uit de omtrek van Hebron heen, om de kudde van hun vader te weiden bij Sichem, waar deze een grondbezitting had (Genesis 39:19).

Vers 13

13. Zo zei Israël tot Jozef, die hij geenszins vertroetelde, maar nu misschien nog strenger dan tevoren behandelde, om de in hem ontwakende hoogmoedige gedachten te onderdrukken (Genesis 37:9,Genesis 37:10): Weiden uw broeders niet bij Sichem? Gij zijt daar van uw achtste tot uw zestiende jaar geweest en alzo met de landstreek bekend. Kom, dat ik u tot hen zende. En hij zei tot hem: Zie hier ben ik.

Uit dit vers blijken twee dingen; ten eerste dat Jakob niet alleen zijn zoon Jozef liefhad, maar ook zijn andere kinderen, ja, dat hij nu niet aarzelt, om zijn Jozef onvergezeld en alleen te laten gaan, opdat hij moge weten, hoe of het met zijn andere zonen gesteld is. Ten tweede de grote gehoorzaamheid van Jozef. Zonder nog precies te weten, wat zijn vader hem zal zeggen, verklaart hij zich aanstonds bereid om te gehoorzamen.. Het "Zie hier ben ik" ven Jozef, hoe herinnert het aan het woord van de Meerdere dan deze: "Zie, ik kom, o God! om uw wil te doen!.

Vers 13

13. Zo zei Israël tot Jozef, die hij geenszins vertroetelde, maar nu misschien nog strenger dan tevoren behandelde, om de in hem ontwakende hoogmoedige gedachten te onderdrukken (Genesis 37:9,Genesis 37:10): Weiden uw broeders niet bij Sichem? Gij zijt daar van uw achtste tot uw zestiende jaar geweest en alzo met de landstreek bekend. Kom, dat ik u tot hen zende. En hij zei tot hem: Zie hier ben ik.

Uit dit vers blijken twee dingen; ten eerste dat Jakob niet alleen zijn zoon Jozef liefhad, maar ook zijn andere kinderen, ja, dat hij nu niet aarzelt, om zijn Jozef onvergezeld en alleen te laten gaan, opdat hij moge weten, hoe of het met zijn andere zonen gesteld is. Ten tweede de grote gehoorzaamheid van Jozef. Zonder nog precies te weten, wat zijn vader hem zal zeggen, verklaart hij zich aanstonds bereid om te gehoorzamen.. Het "Zie hier ben ik" ven Jozef, hoe herinnert het aan het woord van de Meerdere dan deze: "Zie, ik kom, o God! om uw wil te doen!.

Vers 14

14. En hij zei tot hem: Ga toch heen, zie naar de welstand van uw broeders, en naar de welstand van de kudde, en breng mij een woord wederom. 1) Zo zond hij hem uit het dal Hebron, en hij kwam te Sichem.

1) Jakob vreesde wegens het een jaar geleden door zijn zonen aangerichte bloedbad (Genesis 34:30), nu zij zich weer daarheen gewaagd hadden, voor hun leven en voor zijn vee..

Aan de ene kant merken wij op, de grote onvoorzichtigheid van Jakob, om Jozef tot hen te zenden, die hem haatten, maar ook aan de andere zijde, dat de Heere God ook de misslagen van mensen wil gebruiken, om Zijn plannen te volvoeren.

Vers 14

14. En hij zei tot hem: Ga toch heen, zie naar de welstand van uw broeders, en naar de welstand van de kudde, en breng mij een woord wederom. 1) Zo zond hij hem uit het dal Hebron, en hij kwam te Sichem.

1) Jakob vreesde wegens het een jaar geleden door zijn zonen aangerichte bloedbad (Genesis 34:30), nu zij zich weer daarheen gewaagd hadden, voor hun leven en voor zijn vee..

Aan de ene kant merken wij op, de grote onvoorzichtigheid van Jakob, om Jozef tot hen te zenden, die hem haatten, maar ook aan de andere zijde, dat de Heere God ook de misslagen van mensen wil gebruiken, om Zijn plannen te volvoeren.

Vers 15

15. En een man vond hem, toen hij Sichem gelukkig achter zich had, maar nog niets van zijn broeders kon ontdekken (want ziet, hij was dwalende in het veld); zo vroeg hem deze man, die hem zag zoeken, zeggende: Wat zoekt gij?

De dwalende Jozef, door iemand, die hem ontmoette, terecht geholpen, tekent wel een moedig en een vastberaden karakter. Hij laat zich door de teleurstellingen van de taak, hem opgedragen, niet afbrengen..

Terecht is opgemerkt, dat de mededeling, dat niet de 17-jarige jongeman de vreemdeling aansprak maar, de vreemdeling hem, een innerlijk bewijs is voor de waarheid van het verhaal, daar hij ongetwijfeld uit bedeesdheid het vragen naliet..

Vers 15

15. En een man vond hem, toen hij Sichem gelukkig achter zich had, maar nog niets van zijn broeders kon ontdekken (want ziet, hij was dwalende in het veld); zo vroeg hem deze man, die hem zag zoeken, zeggende: Wat zoekt gij?

De dwalende Jozef, door iemand, die hem ontmoette, terecht geholpen, tekent wel een moedig en een vastberaden karakter. Hij laat zich door de teleurstellingen van de taak, hem opgedragen, niet afbrengen..

Terecht is opgemerkt, dat de mededeling, dat niet de 17-jarige jongeman de vreemdeling aansprak maar, de vreemdeling hem, een innerlijk bewijs is voor de waarheid van het verhaal, daar hij ongetwijfeld uit bedeesdheid het vragen naliet..

Vers 16

16. En hij zei: Ik zoek mijn broeders; geef mij toch te kennen, waar zij weiden.

Vers 16

16. En hij zei: Ik zoek mijn broeders; geef mij toch te kennen, waar zij weiden.

Vers 17

17. Zo zei die man: Zij zijn zeker van hier gereisd en niet meer in deze landstreek, want k hoorde hen zeggen: Laat ons naar Dothan (twee putten) gaan. Jozef dan ging zijn broeder achterna, 1) en vond hen ongeveer 5 uur meer noordwaarts, te Dothan, een in het bovengedeelte van Samaria bij de vlakte van Jizreël gelegen plaats, later zeer bekend uit Eliza's leven

1) Jozef zoekt zijn broeders en vindt zijn vijanden, zijn bloeddorstige moordenaars. Zo geschiedt het dikwijls, dat een zieke de geneesheer zoekt en hij vindt de dood; gerechtigheid voor de rechter, en hij vindt onrecht; waarheid, en hij vindt leugen; vrienden, en hij vindt vijanden.

Vers 17

17. Zo zei die man: Zij zijn zeker van hier gereisd en niet meer in deze landstreek, want k hoorde hen zeggen: Laat ons naar Dothan (twee putten) gaan. Jozef dan ging zijn broeder achterna, 1) en vond hen ongeveer 5 uur meer noordwaarts, te Dothan, een in het bovengedeelte van Samaria bij de vlakte van Jizreël gelegen plaats, later zeer bekend uit Eliza's leven

1) Jozef zoekt zijn broeders en vindt zijn vijanden, zijn bloeddorstige moordenaars. Zo geschiedt het dikwijls, dat een zieke de geneesheer zoekt en hij vindt de dood; gerechtigheid voor de rechter, en hij vindt onrecht; waarheid, en hij vindt leugen; vrienden, en hij vindt vijanden.

Vers 18

18. En zij zagen hem van ver; En eer hij tot hen naderde, sloegen zij tegen hem een listige raad om hem te doden. 1) 1) Zo gaat het in de wereld, wanneer vromen aan het welzijn van de goddelozen denken, beraadslagen deze over hun verderf. (1 Samuel 19:5)

Verschrikkelijk, ja duivels was de woede van de kinderen van Jakob, daar zij, na alle natuurlijk gevoel uitgeschud te hebben, bereid zijn om tegen hun eigen vlees en bloed te woeden..

Vers 18

18. En zij zagen hem van ver; En eer hij tot hen naderde, sloegen zij tegen hem een listige raad om hem te doden. 1) 1) Zo gaat het in de wereld, wanneer vromen aan het welzijn van de goddelozen denken, beraadslagen deze over hun verderf. (1 Samuel 19:5)

Verschrikkelijk, ja duivels was de woede van de kinderen van Jakob, daar zij, na alle natuurlijk gevoel uitgeschud te hebben, bereid zijn om tegen hun eigen vlees en bloed te woeden..

Vers 19

19. En zij zeiden de een tot de ander: Ziet daar komt die meester dromer aan!

Met deze woorden toonden Jozefs broeders duidelijk twee dingen. Ten eerste, dat het hun aan alle geloof en vrees voor God nog ontbrak, zodat zij niet willen erkennen, dat die dromen van Goddelijke oorsprong zijn, en ten tweede, dat niet zozeer de voorliefde van Jakob voor Jozef hen tot zulk een schandelijke daad aanzet, maar jaloersheid en ijverzucht, daar zij volstrekt niet zich aan Jozef willen onderwerpen. In die woorden ligt toch opgesloten, dat zij hem willen tonen, dat zij er voor zullen zorgen, dat die dromen niet vervuld worden..

Ongetwijfeld zijn zij hier onder de invloed van de vorst van de duisternis, van het slangenzaad, dat op deze wijze wil trachten Gods plan in betrekking tot de Kerk in duigen te doen vallen..

Vers 19

19. En zij zeiden de een tot de ander: Ziet daar komt die meester dromer aan!

Met deze woorden toonden Jozefs broeders duidelijk twee dingen. Ten eerste, dat het hun aan alle geloof en vrees voor God nog ontbrak, zodat zij niet willen erkennen, dat die dromen van Goddelijke oorsprong zijn, en ten tweede, dat niet zozeer de voorliefde van Jakob voor Jozef hen tot zulk een schandelijke daad aanzet, maar jaloersheid en ijverzucht, daar zij volstrekt niet zich aan Jozef willen onderwerpen. In die woorden ligt toch opgesloten, dat zij hem willen tonen, dat zij er voor zullen zorgen, dat die dromen niet vervuld worden..

Ongetwijfeld zijn zij hier onder de invloed van de vorst van de duisternis, van het slangenzaad, dat op deze wijze wil trachten Gods plan in betrekking tot de Kerk in duigen te doen vallen..

Vers 20

20. Nu komt dan, en laat ons hem doodslaan, en hem (zijn lijk) in een van deze kuilen werpen; en wij zullen thuis zeggen; Een boos dier heeft hem opgegeten; zo zullen wij zien, wat van zijn dromen worden zal. 1)

1) V r de moord zoeken zij reeds naar een middel, om voor de mensen hun misdaad te bedekken. Maar het komt niet bij hen op, dat zij de ogen van God niet kunnen ontvluchten, ook al blijft het voor de mensen verborgen. En zo onnozel is hun huichelarij, dat zij de smaad van de wereld vrezende, om het oordeel van God zich niet bekommeren..

Een vreselijke afgrond van zonde! Het is niet slechts de natuurlijke broederhand, die de zonen van Jakob verenigt, niet slechts de eenheid van het bloed, welke hen verbindt; zij hebben ook een gemeenschap als zonen van de belofte en erfgenamen van de goddelijke zegen; zij vormen tezamen het met Gods genade gezegende huis van Israël. Hetzelfde geldt omtrent hun vader; hij is dit niet alleen volgens de natuur, maar ook ten opzichte van de goddelijke belofte. Daarbij zijn de zonen van Jakob niet opgewassen in de nacht van het heidendom, want zij weten van Abrahams geloof en gehoorzaamheid; zij hebben Izaak gezien en uit hun vaders mond de openbaringen van God in zijn leven gehoord, en zijn geheiligde wandel als een voorbeeld aanschouwd. Toch heeft de nijd hen zo ontvlamd, dat zij die in het bloed van de knaap moeten koelen; toch heeft de haat hen zo vervuld, dat zij ertoe kunnen komen, hun vaders grijze haar ten grave te brengen.

Vers 20

20. Nu komt dan, en laat ons hem doodslaan, en hem (zijn lijk) in een van deze kuilen werpen; en wij zullen thuis zeggen; Een boos dier heeft hem opgegeten; zo zullen wij zien, wat van zijn dromen worden zal. 1)

1) V r de moord zoeken zij reeds naar een middel, om voor de mensen hun misdaad te bedekken. Maar het komt niet bij hen op, dat zij de ogen van God niet kunnen ontvluchten, ook al blijft het voor de mensen verborgen. En zo onnozel is hun huichelarij, dat zij de smaad van de wereld vrezende, om het oordeel van God zich niet bekommeren..

Een vreselijke afgrond van zonde! Het is niet slechts de natuurlijke broederhand, die de zonen van Jakob verenigt, niet slechts de eenheid van het bloed, welke hen verbindt; zij hebben ook een gemeenschap als zonen van de belofte en erfgenamen van de goddelijke zegen; zij vormen tezamen het met Gods genade gezegende huis van Israël. Hetzelfde geldt omtrent hun vader; hij is dit niet alleen volgens de natuur, maar ook ten opzichte van de goddelijke belofte. Daarbij zijn de zonen van Jakob niet opgewassen in de nacht van het heidendom, want zij weten van Abrahams geloof en gehoorzaamheid; zij hebben Izaak gezien en uit hun vaders mond de openbaringen van God in zijn leven gehoord, en zijn geheiligde wandel als een voorbeeld aanschouwd. Toch heeft de nijd hen zo ontvlamd, dat zij die in het bloed van de knaap moeten koelen; toch heeft de haat hen zo vervuld, dat zij ertoe kunnen komen, hun vaders grijze haar ten grave te brengen.

Vers 21

21. Ruben, die van nature weker van gemoed, en zich van zijn bijzondere verantwoording als eerstgeborene bewust was, hoorde dat, en verloste hem uit hun hand; a)en hij zei: Laat ons hem niet aan het leven slaan. a) Genesis 42:21

Vers 21

21. Ruben, die van nature weker van gemoed, en zich van zijn bijzondere verantwoording als eerstgeborene bewust was, hoorde dat, en verloste hem uit hun hand; a)en hij zei: Laat ons hem niet aan het leven slaan. a) Genesis 42:21

Vers 22

22. Ook zei Ruben tot hen, om hen tenminste van het voornemen van een dadelijke doodslag af te brengen, daar hij vreesde de haat ook tegen zichzelf op te wekken: Vergiet geen bloed; werpt hem in deze kuil, 1) die nabij deze plaats, in de woestijn is, en legt de hand niet aan hem; in die kuil moet hij toch omkomen, en zo bezoedelt gij u tenminste niet met het broederbloed. Hij wilde hem in die kuil niet laten omkomen, maar zei dit, opdat hij hem uit hun hand verloste, om hem, als zij waren weggetrokken, op te halen, en tot zijn vader terug te brengen. 2) Daardoor meende hij tevens zijn vorige misdaad (Genesis 35:22) weer enigszins te herstellen.

1) Een put, die op de bodem wijd, en aan de monding nauw was, om regenwater te bewaren; dergelijke putten zijn dikwijls, wanneer het in aangeven tijd niet heeft geregend, zonder water maar meestal vol modder; en hij, die daarin gevallen is, is geheel hulpeloos. Soms werden zij wel tot gevangenissen gebruikt. (Jeremia. 38:6; 40:15).

2) Het is de moeite waard op te merken, door wiens toedoen, terwijl al de anderen zich haasten om zijn bloed te vergieten, Jozef gered is. In n zaak was Ruben voorzeker de slechtste van allen, in de zaak nl. dat hij zijn vaders bed had bezoedeld. En deze zonde, zedelijk verbonden met andere ondeugden, is teken van een verkeerde natuur. Nu plotseling alleen tot vroomheid geneigd en gedachtig aan zijn broederlijke plicht, verijdelt hij de goddeloze samenzwering. Onzeker is het of hij een middel tot verzoening gezocht heeft, waardoor hij weer bij de vader in gunst kon aangenomen worden. Wel getuigt Mozes, dat het zijn plan is geweest, hem ongedeerd tot de vader te brengen. Daardoor is het vermoeden te verdedigen, dat hij gemeend heeft, dat het leven van de broeder een waardig loon was, waarmee hij het gemoed van zijn vader kon verzoenen. Hoe het echter ook zij, deze menslievendheid waardoor hij beproefd heeft om zijn broeder te bevrijden, getuigt, dat hij niet aan alle ondeugden was overgegeven. En God heeft wellicht door dit bewijs van zijn berouw zijn vroegere misdaad een weinig willen opheffen. Waardoor wij leren, dat wij niet om n zonde, al is die ook nog zo erg, de mensen z moeten beschouwen, dat wij aan hun heil wanhopen..

Wij lezen niet, dat Ruben hun om hun snode bedoelingen bestrafte. Door zijn zonde met Bilha had deze zich van zijn overwegende invloed beroofd. De zonde laat altijd in meerdere of mindere mate een litteken achter..

Vers 22

22. Ook zei Ruben tot hen, om hen tenminste van het voornemen van een dadelijke doodslag af te brengen, daar hij vreesde de haat ook tegen zichzelf op te wekken: Vergiet geen bloed; werpt hem in deze kuil, 1) die nabij deze plaats, in de woestijn is, en legt de hand niet aan hem; in die kuil moet hij toch omkomen, en zo bezoedelt gij u tenminste niet met het broederbloed. Hij wilde hem in die kuil niet laten omkomen, maar zei dit, opdat hij hem uit hun hand verloste, om hem, als zij waren weggetrokken, op te halen, en tot zijn vader terug te brengen. 2) Daardoor meende hij tevens zijn vorige misdaad (Genesis 35:22) weer enigszins te herstellen.

1) Een put, die op de bodem wijd, en aan de monding nauw was, om regenwater te bewaren; dergelijke putten zijn dikwijls, wanneer het in aangeven tijd niet heeft geregend, zonder water maar meestal vol modder; en hij, die daarin gevallen is, is geheel hulpeloos. Soms werden zij wel tot gevangenissen gebruikt. (Jeremia. 38:6; 40:15).

2) Het is de moeite waard op te merken, door wiens toedoen, terwijl al de anderen zich haasten om zijn bloed te vergieten, Jozef gered is. In n zaak was Ruben voorzeker de slechtste van allen, in de zaak nl. dat hij zijn vaders bed had bezoedeld. En deze zonde, zedelijk verbonden met andere ondeugden, is teken van een verkeerde natuur. Nu plotseling alleen tot vroomheid geneigd en gedachtig aan zijn broederlijke plicht, verijdelt hij de goddeloze samenzwering. Onzeker is het of hij een middel tot verzoening gezocht heeft, waardoor hij weer bij de vader in gunst kon aangenomen worden. Wel getuigt Mozes, dat het zijn plan is geweest, hem ongedeerd tot de vader te brengen. Daardoor is het vermoeden te verdedigen, dat hij gemeend heeft, dat het leven van de broeder een waardig loon was, waarmee hij het gemoed van zijn vader kon verzoenen. Hoe het echter ook zij, deze menslievendheid waardoor hij beproefd heeft om zijn broeder te bevrijden, getuigt, dat hij niet aan alle ondeugden was overgegeven. En God heeft wellicht door dit bewijs van zijn berouw zijn vroegere misdaad een weinig willen opheffen. Waardoor wij leren, dat wij niet om n zonde, al is die ook nog zo erg, de mensen z moeten beschouwen, dat wij aan hun heil wanhopen..

Wij lezen niet, dat Ruben hun om hun snode bedoelingen bestrafte. Door zijn zonde met Bilha had deze zich van zijn overwegende invloed beroofd. De zonde laat altijd in meerdere of mindere mate een litteken achter..

Vers 23

23. En het geschiedde, als Jozef tot zijn broeders kwam, zo trokken zij Jozef zijn rok uit, namelijk de veelkleurige rok, die hij aanhad, en die hun zoveel ergernis gegeven had.

Konden zij vroeger hem de vredegroet niet meer toespreken, dit zullen zij ook nu niet hebben gedaan, zodat Jozef niet bij machte is om hen de boodschap van hun vader over te brengen..

Vers 23

23. En het geschiedde, als Jozef tot zijn broeders kwam, zo trokken zij Jozef zijn rok uit, namelijk de veelkleurige rok, die hij aanhad, en die hun zoveel ergernis gegeven had.

Konden zij vroeger hem de vredegroet niet meer toespreken, dit zullen zij ook nu niet hebben gedaan, zodat Jozef niet bij machte is om hen de boodschap van hun vader over te brengen..

Vers 24

24. En zij namen hem, onder bittere verwijten en scheldwoorden, en wierpen hem, hoe hij ook om genade bad (Genesis 41:21) in de kuil; 1)doch de kuil was ledig, er was geen water in; zo beschermde God hem voor verdrinken; hoe Hij hem voor de hongerdood bewaarde, wordt later (Genesis 37:25) gemeld.

1) Op de weg naar Damascus vond Robinson Khan Jubb. Jusuf, (een soort van halve) de Khan van Jozefs graf, zo genoemd naar een daarmee verbonden put, die door Christenen en Islamieten voor de kuil gehouden wordt, waarin Jozef door zijn broeders geworpen werd..

Uit Genesis 42:21 blijkt duidelijk dat dit niet plaats had zonder degelijk verzet van Jozefs zijde, zonder smeekbeden om het niet te doen. Hoogstwaarschijnlijk is Simeon de hoofdleider geweest, waarom Jozef later hem dan ook als gijzelaar houdt. (Genesis 42:24).

Vers 24

24. En zij namen hem, onder bittere verwijten en scheldwoorden, en wierpen hem, hoe hij ook om genade bad (Genesis 41:21) in de kuil; 1)doch de kuil was ledig, er was geen water in; zo beschermde God hem voor verdrinken; hoe Hij hem voor de hongerdood bewaarde, wordt later (Genesis 37:25) gemeld.

1) Op de weg naar Damascus vond Robinson Khan Jubb. Jusuf, (een soort van halve) de Khan van Jozefs graf, zo genoemd naar een daarmee verbonden put, die door Christenen en Islamieten voor de kuil gehouden wordt, waarin Jozef door zijn broeders geworpen werd..

Uit Genesis 42:21 blijkt duidelijk dat dit niet plaats had zonder degelijk verzet van Jozefs zijde, zonder smeekbeden om het niet te doen. Hoogstwaarschijnlijk is Simeon de hoofdleider geweest, waarom Jozef later hem dan ook als gijzelaar houdt. (Genesis 42:24).

Vers 25

25. Daarna, na hun vreselijk werk verricht te hebben, zaten zij neer, om brood te eten, 1)zonder zich aan Jozefs klachten te storen (Amos 6:6) );alleen Ruben nam aan de maaltijd geen deel; hij verwijderde zich, totdat hij zijn voornemen zou hebben volvoerd. Zo aten zij en hieven hun ogen op, en zagen, en ziet, een reisgezelschap van Ismaëlieten, 2) een karavaan Arabische kooplieden, kwam uit Gilead, 3) uit die landstreek die zo rijk is in weiden en geurige kruiden, in de nabijheid waarvan een gedeelte van Ismaëls nakomelingen woonde (Genesis 25:15); en hun kamelen droegen specerijen, gomdragant, en balsem, opobalsamun, thans balsem van Mekka genoemd, die in Gilead veel bereid werd (Jeremia. 8:22; 46:11) en mirre, laudanum, een kostbaar tot reukwerk gebruikt hars, dat van de cistusroos gewonnen werd (Genesis 43:11); deze waren reizende, om dat weg te brengen naar Egypte. 4)

1) De zonde van de broeders komt in haar gehele afschuwelijkheid met daden te voorschijn. De broederhand zal zich zonder oorzaak bevlekken met broederbloed; de lippen van een zoon zullen zich lenen tot woorden uit de hel, die het liefhebbend hart van hun eigen vader moeten doorboren, bij de wanhoop wekkende gedachte: een wild dier heeft mijn kind verscheurd. En nochtans, ook aan deze goddelozen heeft God zich niet onbetuigd gelaten. De geschiedenis van hun overgrootvader Abraham en zijn godsvrucht kennen zij. De vrome Izaak woont nog in hun tenten en geeft dagelijks het voorbeeld van een stille wandel met God, van geduld en zachtmoedigheid. Hoe verschilt hun hart van het zijne. Eindelijk hebben zij de vrije toegang tot de rijke schat van Jakob's aardse en bovenaardse levenservaringen, en dagelijks zijn godvruchtig leven voor ogen. Dat zijn genademiddelen, waardoor God ook hun harten tot zich trekken wilde, gelijk dat van Jozef. Maar zij worden steeds meer in hun boosheid verhard, en het hart, dat voor Gods roepstemmen gesloten, voor de inblazingen van nijd en haat wijd geopend is, deinst op het laatst voor de grootste zonden niet meer terug. Zij hebben alle menselijke gevoel uitgeschud bij hun besluit, om Jozef de hongerdood te laten sterven. En nu-het is bijna ongelooflijk-zetten zij zich neer om te eten en te drinken, en horen niet naar het geroep, dat ruim 21 jaar later nog in hun oren weerklonk, en nimmer in hun geweten tot zwijgen is te brengen (Genesis 42:12). "Wij zagen de benauwdheid van zijn ziel, toen hij ons om genade bad, maar wij hoorden niet." Dat is het toppunt van de zonde! Zij kunnen zich vergasten, terwijl hun broeder honger lijdt; zien de benauwdheid van zijn ziel en willen niet naar hem horen! Twee zijn er slechts, die enigszins meer menselijk denken. Het zijn de ruwe, maar goedhartige Ruben, die zijn broeder redden wil (Genesis 37:29,Genesis 37:30), hoewel hij de moed en de zelfstandigheid niet bezit, om de woede van de anderen te trotseren, en Juda, die zijn broeder althans nog op dezelfde wijde wereld kan dulden.

2) De hier genoemde Ismaëlieten worden in Genesis 37:28, Genesis 37:36 Midianieten genoemd. Waarschijnlijk waren Ismaëlieten aanvoerders van de karavaan, die grotendeels uit Midianieten bestond. De eersten zijn nakomelingen van Hagar, de anderen van Ketra (Genesis 25:1-Genesis 25:6; Genesis 25:12-Genesis 25:16) Zij verenigden zich met elkaar en werden "kinderen van het Oosten" (1 Kings 4:30 Jeremiah 49:28 Ezekiel 25:4 ) genoemd..

Ook kan het zijn, dat de zonen van Jakob hen voor Ismaëlieten hielden, terwijl het eigenlijk Midianieten waren..

3) Deze landstreek viel later aan de stammen Gad, Ruben en half Manasse ten deel (Deuteronomy 3:12), en werd na de ballingschap Perea genoemd..

4) Zij kwamen over de weg, die beneden het meer van Gennesareth over de Jordaan eerst westelijk naar de vlakte van Jizrëel leidde en dan aan de overzijde van Dothan op de grote karavaan-weg uitkwam, die van Damascus over Megiddo, Ramleh en Gaza naar Egypte ging..

Vers 25

25. Daarna, na hun vreselijk werk verricht te hebben, zaten zij neer, om brood te eten, 1)zonder zich aan Jozefs klachten te storen (Amos 6:6) );alleen Ruben nam aan de maaltijd geen deel; hij verwijderde zich, totdat hij zijn voornemen zou hebben volvoerd. Zo aten zij en hieven hun ogen op, en zagen, en ziet, een reisgezelschap van Ismaëlieten, 2) een karavaan Arabische kooplieden, kwam uit Gilead, 3) uit die landstreek die zo rijk is in weiden en geurige kruiden, in de nabijheid waarvan een gedeelte van Ismaëls nakomelingen woonde (Genesis 25:15); en hun kamelen droegen specerijen, gomdragant, en balsem, opobalsamun, thans balsem van Mekka genoemd, die in Gilead veel bereid werd (Jeremia. 8:22; 46:11) en mirre, laudanum, een kostbaar tot reukwerk gebruikt hars, dat van de cistusroos gewonnen werd (Genesis 43:11); deze waren reizende, om dat weg te brengen naar Egypte. 4)

1) De zonde van de broeders komt in haar gehele afschuwelijkheid met daden te voorschijn. De broederhand zal zich zonder oorzaak bevlekken met broederbloed; de lippen van een zoon zullen zich lenen tot woorden uit de hel, die het liefhebbend hart van hun eigen vader moeten doorboren, bij de wanhoop wekkende gedachte: een wild dier heeft mijn kind verscheurd. En nochtans, ook aan deze goddelozen heeft God zich niet onbetuigd gelaten. De geschiedenis van hun overgrootvader Abraham en zijn godsvrucht kennen zij. De vrome Izaak woont nog in hun tenten en geeft dagelijks het voorbeeld van een stille wandel met God, van geduld en zachtmoedigheid. Hoe verschilt hun hart van het zijne. Eindelijk hebben zij de vrije toegang tot de rijke schat van Jakob's aardse en bovenaardse levenservaringen, en dagelijks zijn godvruchtig leven voor ogen. Dat zijn genademiddelen, waardoor God ook hun harten tot zich trekken wilde, gelijk dat van Jozef. Maar zij worden steeds meer in hun boosheid verhard, en het hart, dat voor Gods roepstemmen gesloten, voor de inblazingen van nijd en haat wijd geopend is, deinst op het laatst voor de grootste zonden niet meer terug. Zij hebben alle menselijke gevoel uitgeschud bij hun besluit, om Jozef de hongerdood te laten sterven. En nu-het is bijna ongelooflijk-zetten zij zich neer om te eten en te drinken, en horen niet naar het geroep, dat ruim 21 jaar later nog in hun oren weerklonk, en nimmer in hun geweten tot zwijgen is te brengen (Genesis 42:12). "Wij zagen de benauwdheid van zijn ziel, toen hij ons om genade bad, maar wij hoorden niet." Dat is het toppunt van de zonde! Zij kunnen zich vergasten, terwijl hun broeder honger lijdt; zien de benauwdheid van zijn ziel en willen niet naar hem horen! Twee zijn er slechts, die enigszins meer menselijk denken. Het zijn de ruwe, maar goedhartige Ruben, die zijn broeder redden wil (Genesis 37:29,Genesis 37:30), hoewel hij de moed en de zelfstandigheid niet bezit, om de woede van de anderen te trotseren, en Juda, die zijn broeder althans nog op dezelfde wijde wereld kan dulden.

2) De hier genoemde Ismaëlieten worden in Genesis 37:28, Genesis 37:36 Midianieten genoemd. Waarschijnlijk waren Ismaëlieten aanvoerders van de karavaan, die grotendeels uit Midianieten bestond. De eersten zijn nakomelingen van Hagar, de anderen van Ketra (Genesis 25:1-Genesis 25:6; Genesis 25:12-Genesis 25:16) Zij verenigden zich met elkaar en werden "kinderen van het Oosten" (1 Kings 4:30 Jeremiah 49:28 Ezekiel 25:4 ) genoemd..

Ook kan het zijn, dat de zonen van Jakob hen voor Ismaëlieten hielden, terwijl het eigenlijk Midianieten waren..

3) Deze landstreek viel later aan de stammen Gad, Ruben en half Manasse ten deel (Deuteronomy 3:12), en werd na de ballingschap Perea genoemd..

4) Zij kwamen over de weg, die beneden het meer van Gennesareth over de Jordaan eerst westelijk naar de vlakte van Jizrëel leidde en dan aan de overzijde van Dothan op de grote karavaan-weg uitkwam, die van Damascus over Megiddo, Ramleh en Gaza naar Egypte ging..

Vers 26

26. Toen zei Juda, 1) in wie het gevoel van afkeer van de broedermoord niet geheel verstorven was, en bij wie op het zien van de kooplieden eerst de gedachte ontwaakte, dat men zich van Jozef kon ontdoen, zonder hem te doden, tot zijn broeders: Wat gewin zal het zijn, dat wij onze broeder doodslaan en zijn bloed verbergen? Het is toch eigenlijk een moord, wanneer wij hem in de kuil laten omkomen, en zijn bloed zal toch ten hemel stijgen, hoe goed wij de zaak ook verbergen. (Genesis 37:20).

1) Ruben en Juda herinneren aan Jozef van Arimathea en Nicodmus, die niet mede bewilligden in het oordeel van de hoge raad; zij stonden echter minder dan deze op de rechte plaats, en hun halve maatregelen herinneren aan de zwakheid van een Pilatus.

Mensen, gelijk Ruben (Genesis 35:22) en Juda (Genesis 38:15) van wellustige aard, zijn gewoonlijk weekhartiger. Al, wat goed schijnt, komt nog niet uit een goed beginsel voort..

Op een drietal omstandigheden wijst Juda, om de moord van Jozef te voorkomen. Hij beroept zich op het gemis van alle ogenblikkelijk voordeel voor zo hebzuchtige mensen; op het onschendbaar recht van de nauwe bloedverwantschap, dat toch ook bij de dodelijkste haat moet spreken; en ten laatste op het moeilijke, om een zodanige gruweldaad, waarvan zo velen wisten, op den duur verborgen te houden..

Vers 26

26. Toen zei Juda, 1) in wie het gevoel van afkeer van de broedermoord niet geheel verstorven was, en bij wie op het zien van de kooplieden eerst de gedachte ontwaakte, dat men zich van Jozef kon ontdoen, zonder hem te doden, tot zijn broeders: Wat gewin zal het zijn, dat wij onze broeder doodslaan en zijn bloed verbergen? Het is toch eigenlijk een moord, wanneer wij hem in de kuil laten omkomen, en zijn bloed zal toch ten hemel stijgen, hoe goed wij de zaak ook verbergen. (Genesis 37:20).

1) Ruben en Juda herinneren aan Jozef van Arimathea en Nicodmus, die niet mede bewilligden in het oordeel van de hoge raad; zij stonden echter minder dan deze op de rechte plaats, en hun halve maatregelen herinneren aan de zwakheid van een Pilatus.

Mensen, gelijk Ruben (Genesis 35:22) en Juda (Genesis 38:15) van wellustige aard, zijn gewoonlijk weekhartiger. Al, wat goed schijnt, komt nog niet uit een goed beginsel voort..

Op een drietal omstandigheden wijst Juda, om de moord van Jozef te voorkomen. Hij beroept zich op het gemis van alle ogenblikkelijk voordeel voor zo hebzuchtige mensen; op het onschendbaar recht van de nauwe bloedverwantschap, dat toch ook bij de dodelijkste haat moet spreken; en ten laatste op het moeilijke, om een zodanige gruweldaad, waarvan zo velen wisten, op den duur verborgen te houden..

Vers 27

27. Komt, en laat ons hem aan deze Ismaëlieten verkopen, die daar met hun kamelen doortrekken, en onze hand zij niet aan hem: want hij is onze broeder, ons vlees; en zijn broeders hoorden 1) hem; zij namen door de leiding van God (Psalms 33:13-Psalms 33:15) zijn voorstel aan. 1) God is hier, waar zijn weg nog in het duister ligt, reeds werkzaam, om alles te schikken en te leiden naar Zijn heilige raad. De man, die Jozef ontmoette (Genesis 37:15), was een werktuig in Gods hand. Dat Ruben, die sedert zijn schandelijke daad met een beschuldigend geweten rondging, het verschrikkelijke voornemen van de broeders voelt en het arme kind zoekt te redden; dat de broeders hem gehoor geven en de kuil zonder water is; dat Juda, toen hij de kooplieden zag naderen, de verkoop van Jozef aanraadt; dat de karavaan juist op dat uur voorbij trekt, dat is alles Gods almachtige, getrouwe, maar onbegrijpelijke hand. Dat besturen van God geeft ons de zoete troost van het geloof dat te midden van de meest duistere uren, zelfs te midden van de werken en overwegingen van de vijanden, Gods sterke arm leidt en bestuurt, en wel tot het doel, dat Hij gesteld heeft. Dat is- geloofd zij Zijn heerlijke Naam-enkel licht en helder licht.

Juda tracht hier de ene zonde door een andere te voorkomen. Hij tracht op hun hebzucht en vrees te werken. Hem ontbreekt echter de moed om de zonde te beletten en vergeet daardoor dat zijn voorstel in betrekkelijke zin niet minder wreed was dan dat van zijn broeders. Voor Jozef was harde slavernij toch erger dan de dood..

Vers 27

27. Komt, en laat ons hem aan deze Ismaëlieten verkopen, die daar met hun kamelen doortrekken, en onze hand zij niet aan hem: want hij is onze broeder, ons vlees; en zijn broeders hoorden 1) hem; zij namen door de leiding van God (Psalms 33:13-Psalms 33:15) zijn voorstel aan. 1) God is hier, waar zijn weg nog in het duister ligt, reeds werkzaam, om alles te schikken en te leiden naar Zijn heilige raad. De man, die Jozef ontmoette (Genesis 37:15), was een werktuig in Gods hand. Dat Ruben, die sedert zijn schandelijke daad met een beschuldigend geweten rondging, het verschrikkelijke voornemen van de broeders voelt en het arme kind zoekt te redden; dat de broeders hem gehoor geven en de kuil zonder water is; dat Juda, toen hij de kooplieden zag naderen, de verkoop van Jozef aanraadt; dat de karavaan juist op dat uur voorbij trekt, dat is alles Gods almachtige, getrouwe, maar onbegrijpelijke hand. Dat besturen van God geeft ons de zoete troost van het geloof dat te midden van de meest duistere uren, zelfs te midden van de werken en overwegingen van de vijanden, Gods sterke arm leidt en bestuurt, en wel tot het doel, dat Hij gesteld heeft. Dat is- geloofd zij Zijn heerlijke Naam-enkel licht en helder licht.

Juda tracht hier de ene zonde door een andere te voorkomen. Hij tracht op hun hebzucht en vrees te werken. Hem ontbreekt echter de moed om de zonde te beletten en vergeet daardoor dat zijn voorstel in betrekkelijke zin niet minder wreed was dan dat van zijn broeders. Voor Jozef was harde slavernij toch erger dan de dood..

Vers 28

28. Als nu de Midianitische kooplieden de plaats waar zij gezeten waren en het plan beraamd hadden, voorbij gingen, zo trokken en hieven zij Jozef op uit de kuil, en a) verkochten Jozef aan deze Ismaëlieten voor twintig zilverstukken; 1) die brachten Jozef naar Egypte, 2) om hem daar weer te verkopen.

a) Psalms 105:17 Acts 7:19

1) Een zilverstuk heeft de waarde van omstreeks 30 gulden. Het getal twintig komt overeen met de schatting (Leviticus 27:1-Leviticus 27:7). De middelbare prijs van een slaaf bedroeg 30 sikkels. (Exodus 21:32 Zacheria 11:12 Matthew 26:15 ), maar de Ismaëlieten wilden natuurlijk door de handel winnen..

2) De weg naar Egypte liep niet ver van Hebron, waar zijn vader Jakob woonde.

Vers 28

28. Als nu de Midianitische kooplieden de plaats waar zij gezeten waren en het plan beraamd hadden, voorbij gingen, zo trokken en hieven zij Jozef op uit de kuil, en a) verkochten Jozef aan deze Ismaëlieten voor twintig zilverstukken; 1) die brachten Jozef naar Egypte, 2) om hem daar weer te verkopen.

a) Psalms 105:17 Acts 7:19

1) Een zilverstuk heeft de waarde van omstreeks 30 gulden. Het getal twintig komt overeen met de schatting (Leviticus 27:1-Leviticus 27:7). De middelbare prijs van een slaaf bedroeg 30 sikkels. (Exodus 21:32 Zacheria 11:12 Matthew 26:15 ), maar de Ismaëlieten wilden natuurlijk door de handel winnen..

2) De weg naar Egypte liep niet ver van Hebron, waar zijn vader Jakob woonde.

Vers 29

29. Als nu Ruben tot de kuil wederkeerde, van welke intussen de broeders zich verwijderd hadden, zodat hij meende zijn reddingsplan nu te kunnen volvoeren, ziet, zo was Jozef niet 1) in de kuil; toen scheurde hij zijn kleren2) van smart (Genesis 37:34 Genesis 44:13 Numbers 14:6 Numbers 14:2Kon.19:1 ).

1) De mens wikt, maar God beschikt. Ruben leerde ook hier, dat iets met de beste bedoelingen kan gedaan worden en dit toch niet de goedkeuring van de Heere wegdraagt..

2) Er was tweeërlei manier van scheuren van de kleren. Men scheurde of de gehele zoom van zijn kleed. Dit geschiedde bij zware rouw of grote droefheid of men scheurde slechts een gedeelte van de zoom, dit geschiedde bij lichte rouw..

Vers 29

29. Als nu Ruben tot de kuil wederkeerde, van welke intussen de broeders zich verwijderd hadden, zodat hij meende zijn reddingsplan nu te kunnen volvoeren, ziet, zo was Jozef niet 1) in de kuil; toen scheurde hij zijn kleren2) van smart (Genesis 37:34 Genesis 44:13 Numbers 14:6 Numbers 14:2Kon.19:1 ).

1) De mens wikt, maar God beschikt. Ruben leerde ook hier, dat iets met de beste bedoelingen kan gedaan worden en dit toch niet de goedkeuring van de Heere wegdraagt..

2) Er was tweeërlei manier van scheuren van de kleren. Men scheurde of de gehele zoom van zijn kleed. Dit geschiedde bij zware rouw of grote droefheid of men scheurde slechts een gedeelte van de zoom, dit geschiedde bij lichte rouw..

Vers 30

30. En hij keerde weer tot zijn broeders en zei: De jongeman 1) is er niet, en ik, waar zal ik heengaan, 2) om mij te verbergen voor mijn vader. 1) In deze benaming ligt opgesloten, dat Ruben aan het bitter zelfverwijt ten prooi is, dat hij beter op Jozef, daar deze nog slechts een knaap was, had moeten passen..

2) De broeders gaven hem geen antwoord, maar zullen hem op de mond hebben geslagen en gezegd hebben: "Zwijg, help het verbergen, of het ongeluk zal u treffen.".

Vers 30

30. En hij keerde weer tot zijn broeders en zei: De jongeman 1) is er niet, en ik, waar zal ik heengaan, 2) om mij te verbergen voor mijn vader. 1) In deze benaming ligt opgesloten, dat Ruben aan het bitter zelfverwijt ten prooi is, dat hij beter op Jozef, daar deze nog slechts een knaap was, had moeten passen..

2) De broeders gaven hem geen antwoord, maar zullen hem op de mond hebben geslagen en gezegd hebben: "Zwijg, help het verbergen, of het ongeluk zal u treffen.".

Vers 31

31. Toen namen zij Jozefs rok, en zij slachtten een geitenbok, en zij doopten de rok in het bloed.

Eens had Jakob zijn vader Izaak proberen te bedriegen, door het slachten van een geitenbok, door het aannemen van een vreemd kleed en door het bekleden van polsen en hals met het dierenvel; en zie hoe nu Jakob's zonen hem, hun vader, op bijna gelijke wijze bedriegen..

Vers 31

31. Toen namen zij Jozefs rok, en zij slachtten een geitenbok, en zij doopten de rok in het bloed.

Eens had Jakob zijn vader Izaak proberen te bedriegen, door het slachten van een geitenbok, door het aannemen van een vreemd kleed en door het bekleden van polsen en hals met het dierenvel; en zie hoe nu Jakob's zonen hem, hun vader, op bijna gelijke wijze bedriegen..

Vers 32

32. En zij zonden door een knecht de veelkleurige rok naar Hebron, en deden hem tot hun vader brengen, en zeiden: Deze hebben wij gevonden, beken toch of deze uw zoons rok zij, of niet.

1) De tweede misdaad wordt gepleegd, om de eerste te bedekken. De rok, het voorwerp van hun jaloersheid, moet de bode zijn van hetgeen het hart van de vader verscheuren zal. De Schrift houdt geen zonde terug van de stamvaders van dat volk, voor welke deze Schrift heilig was. Ook dit getuigt voor haar bovenaardse oorsprong.

Vers 32

32. En zij zonden door een knecht de veelkleurige rok naar Hebron, en deden hem tot hun vader brengen, en zeiden: Deze hebben wij gevonden, beken toch of deze uw zoons rok zij, of niet.

1) De tweede misdaad wordt gepleegd, om de eerste te bedekken. De rok, het voorwerp van hun jaloersheid, moet de bode zijn van hetgeen het hart van de vader verscheuren zal. De Schrift houdt geen zonde terug van de stamvaders van dat volk, voor welke deze Schrift heilig was. Ook dit getuigt voor haar bovenaardse oorsprong.

Vers 33

33. En hij bekende hem, en zei: Het is mijn zoons rok! 1) a) een boos dier heeft hem opgegeten! Voorzeker is Jozef verscheurd!

a) Genesis 44:28

1) De bonte rok, in bloed gedoopt, zal Jakob nog eens aan de bedriegerijen herinneren, welke hij in het gewaad van Ezau tegen zijn vader bedreef. Toch mag men niet voorbij zien, dat Jakob te Pniël verzoening gevonden had. Ware hij echter even zo geheiligd geweest, als verzoend, zo had hij niet na zo bittere ondervindingen de misslag van zijn vader door het voortrekken van een zoon herhaald. In zoverre boette hij ook nu nog een schuld, die hem reeds vergeven was.

Hier was een kastijding van God; had Jakob zijn vader Izaak daarmee bedrogen, dat hij zich het vel van een geitenbokje om hals en handen gebonden had, zo werd hij thans weer bedrogen, daar men de rok van Jozef met geitenbloed bevlekt had.

Vers 33

33. En hij bekende hem, en zei: Het is mijn zoons rok! 1) a) een boos dier heeft hem opgegeten! Voorzeker is Jozef verscheurd!

a) Genesis 44:28

1) De bonte rok, in bloed gedoopt, zal Jakob nog eens aan de bedriegerijen herinneren, welke hij in het gewaad van Ezau tegen zijn vader bedreef. Toch mag men niet voorbij zien, dat Jakob te Pniël verzoening gevonden had. Ware hij echter even zo geheiligd geweest, als verzoend, zo had hij niet na zo bittere ondervindingen de misslag van zijn vader door het voortrekken van een zoon herhaald. In zoverre boette hij ook nu nog een schuld, die hem reeds vergeven was.

Hier was een kastijding van God; had Jakob zijn vader Izaak daarmee bedrogen, dat hij zich het vel van een geitenbokje om hals en handen gebonden had, zo werd hij thans weer bedrogen, daar men de rok van Jozef met geitenbloed bevlekt had.

Vers 34

34. Toen scheurde Jakob zijn kleren, en legde een zak 1) om zijn lenden, en hij bedreef rouw over zijn zoon, gedurende vele dagen.

1) Een opperkleed van grove stof, dat zonder enige snede als een zak aan het lijf hing en met een touw in plaats van met een gordel vastgebonden werd, als teken van diepe droefheid. (2 Samuel 3:31; 2 Samuel 3:1 Koningen 20:32). Met het voor een tijd verdwijnen van Jozef, geboren uit Rachel, in Haran, werd weer voor Jakob een band losgemaakt, die hem bond aan het land van de afgoden..

Vers 34

34. Toen scheurde Jakob zijn kleren, en legde een zak 1) om zijn lenden, en hij bedreef rouw over zijn zoon, gedurende vele dagen.

1) Een opperkleed van grove stof, dat zonder enige snede als een zak aan het lijf hing en met een touw in plaats van met een gordel vastgebonden werd, als teken van diepe droefheid. (2 Samuel 3:31; 2 Samuel 3:1 Koningen 20:32). Met het voor een tijd verdwijnen van Jozef, geboren uit Rachel, in Haran, werd weer voor Jakob een band losgemaakt, die hem bond aan het land van de afgoden..

Vers 35

35. En al zijn zonen, die, hoelang zij het terugkeren ook mochten uitstellen, eindelijk bij hun vader moesten komen, en al zijn dochters 1) maakten zich op om hem te troosten; 2) maar hij weigerde zich te laten troostenen zei: a) want ik zal, rouw bedrijvende, tot mijn zoon in het graf nederdalen. 3) Vermoeit u niet tevergeefs om mij te troosten, ik zal treuren totdat ik sterf en weer met mijn zoon verenigd word. Alzo beweende hem zijn vader.

a)Genesis 42:38; Genesis 44:29,Genesis 44:31

1) "Al zijn dochters." Hieronder kunnen verstaan worden: de vrouwen van zijn zonen; hoewel dit niet waarschijnlijk is, daar in de Heilige Schrift dan meer de laatstgenoemde uitdrukking gebruikt wordt. Het is zeer wel mogelijk dat Jakob meer dochters gehad heeft, hoewel Dina slechts bij name genoemd is, om de zonde met haar gepleegd..

2) Zij waren allen slechte vertroosters, (Job 16:2) die, in plaats van het hart te verlichten, de smart groter maakten, omdat deze zonen "de gehele tijd niet eens met een goed geweten tot God konden bidden.".

Hieruit blijkt hoe veelvuldig de huichelarij de mensen is aangeboren. Jakob's zonen helpen met wat naar de toestand van de persoon volstrekt niet past. Uit piëteit toch, waarvan zij overigens zeer vreemd zijn, volbrengen zij hun plicht. Indien zij op God het oog hadden gevestigd, na hun schuld erkend te hebben, ook al hadden zij geen middel tegen het kwaad gevonden, dan zou het berouw toch enige vrucht getoond hebben. Nu echter laten zij het met een ijdele plichtpleging als met een sisser aflopen. Hieruit leren wij, hoezeer wij de huichelarij moeten ontvluchten, welke de mensen onophoudelijk in nieuwe strikken doet verward raken..

3) In het Hebreeuws Scheoel graf, ook de plaats, waar de zielen van de gestorvenen zich bevinden.

Tot aan het graf is de godvrezende een kruisdrager, dan draagt hij een kroon..

Vers 35

35. En al zijn zonen, die, hoelang zij het terugkeren ook mochten uitstellen, eindelijk bij hun vader moesten komen, en al zijn dochters 1) maakten zich op om hem te troosten; 2) maar hij weigerde zich te laten troostenen zei: a) want ik zal, rouw bedrijvende, tot mijn zoon in het graf nederdalen. 3) Vermoeit u niet tevergeefs om mij te troosten, ik zal treuren totdat ik sterf en weer met mijn zoon verenigd word. Alzo beweende hem zijn vader.

a)Genesis 42:38; Genesis 44:29,Genesis 44:31

1) "Al zijn dochters." Hieronder kunnen verstaan worden: de vrouwen van zijn zonen; hoewel dit niet waarschijnlijk is, daar in de Heilige Schrift dan meer de laatstgenoemde uitdrukking gebruikt wordt. Het is zeer wel mogelijk dat Jakob meer dochters gehad heeft, hoewel Dina slechts bij name genoemd is, om de zonde met haar gepleegd..

2) Zij waren allen slechte vertroosters, (Job 16:2) die, in plaats van het hart te verlichten, de smart groter maakten, omdat deze zonen "de gehele tijd niet eens met een goed geweten tot God konden bidden.".

Hieruit blijkt hoe veelvuldig de huichelarij de mensen is aangeboren. Jakob's zonen helpen met wat naar de toestand van de persoon volstrekt niet past. Uit piëteit toch, waarvan zij overigens zeer vreemd zijn, volbrengen zij hun plicht. Indien zij op God het oog hadden gevestigd, na hun schuld erkend te hebben, ook al hadden zij geen middel tegen het kwaad gevonden, dan zou het berouw toch enige vrucht getoond hebben. Nu echter laten zij het met een ijdele plichtpleging als met een sisser aflopen. Hieruit leren wij, hoezeer wij de huichelarij moeten ontvluchten, welke de mensen onophoudelijk in nieuwe strikken doet verward raken..

3) In het Hebreeuws Scheoel graf, ook de plaats, waar de zielen van de gestorvenen zich bevinden.

Tot aan het graf is de godvrezende een kruisdrager, dan draagt hij een kroon..

Vers 36

36. a) En de Midianieten verkochten hem in Egypte aan Ptifar (priester van de stier Apis), een hoveling van Farao (koning of zoon van de zon), overste van de trawanten, van de koninklijke lijfwacht, die ook de doodvonnissen, wanneer deze geveld waren, voltrekken moest (2 Kings 25:8).

a) Psalms 39:1; Psalms 105:17

1) De mond van God zwijgt; maar de Gods hand grijpt des te krachtiger in. (John 14:7)..

Welaan, Jozef is weg; daar laten wij hem in het graf rusten. Hij is nu begraven-in de groeve, gelijk zijn vader zegt, neen! in zijn school.. De kunst van de verhaler toont zich ook daarin, dat hij de geschiedenis van Jozef hier afbreekt; hij doet ons mede de troosteloze duisternis voelen, waarin zich het huis van Jakob gebracht heeft; de smart, die gedurende 20 jaar aan het hart van de grijze vader knaagde, en de geheimen ban van de door leugens verborgen doodzonde, die op de zielen van zijn kinderen lag..

Vers 36

36. a) En de Midianieten verkochten hem in Egypte aan Ptifar (priester van de stier Apis), een hoveling van Farao (koning of zoon van de zon), overste van de trawanten, van de koninklijke lijfwacht, die ook de doodvonnissen, wanneer deze geveld waren, voltrekken moest (2 Kings 25:8).

a) Psalms 39:1; Psalms 105:17

1) De mond van God zwijgt; maar de Gods hand grijpt des te krachtiger in. (John 14:7)..

Welaan, Jozef is weg; daar laten wij hem in het graf rusten. Hij is nu begraven-in de groeve, gelijk zijn vader zegt, neen! in zijn school.. De kunst van de verhaler toont zich ook daarin, dat hij de geschiedenis van Jozef hier afbreekt; hij doet ons mede de troosteloze duisternis voelen, waarin zich het huis van Jakob gebracht heeft; de smart, die gedurende 20 jaar aan het hart van de grijze vader knaagde, en de geheimen ban van de door leugens verborgen doodzonde, die op de zielen van zijn kinderen lag..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 37". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-37.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile