Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Genesis 17

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 17

Genesis 17:1.

DE BELOFTE OMTRENT IZAAK WORDT DOOR DE BESNIJDENIS BEVESTIGD

I. Genesis 17:1-Genesis 17:14. Abram ontvangt, 13 jaar na Ismaëls geboorte, in het 99ste jaar van zijn leven, weer een verschijning des Heren. Hij ontvangt, nu de tijd van de volbrenging van Gods belofte nabij, is de nieuwe naam Abraham; tevens wordt het verbond Gods meer bevestigd, door de instelling van de besnijdenis voor hem en zijn nakomelingen.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 17

Genesis 17:1.

DE BELOFTE OMTRENT IZAAK WORDT DOOR DE BESNIJDENIS BEVESTIGD

I. Genesis 17:1-Genesis 17:14. Abram ontvangt, 13 jaar na Ismaëls geboorte, in het 99ste jaar van zijn leven, weer een verschijning des Heren. Hij ontvangt, nu de tijd van de volbrenging van Gods belofte nabij, is de nieuwe naam Abraham; tevens wordt het verbond Gods meer bevestigd, door de instelling van de besnijdenis voor hem en zijn nakomelingen.

Vers 1

1. Als nu Abram negenennegentig 1) jaar oud was, zo verscheen de HEERE aan Abram, 2) voor de vierde maal (Genesis 12:1-Genesis 12:7; Genesis 13:14; Genesis 15:1) en ook nu weer in aangenome gedaante, om van aangezicht tot aangezicht met hem te spreken, en zei tot hem: Ik ben God de Almachtige! die alles vermag, ook wat met de gewone loop van de natuur en het menselijk verstand in strijd is. a) Wandel voor Mijn aangezicht, gelijk gij tot hiertoe gedaan hebt, en altijd in hoge mate doen moet en zijt oprecht, 3) of volkomen in uw offergave aan Mij, zodat Ik uw hart met niemand te delen heb.

a) Genesis 5:22

1) Een tijdvak van 13 jaar gaat Mozes hier met stilzwijgen voorbij. Het is de tijd van het wachten voor Abram op de vervulling van de belofte..

2) In het Hebreeuws El-Schaddaï. Een nieuwe naam, waarin de Heere God Zijn Almacht ontdekt, waardoor Hij een bij de mens afgesneden zaak kan doen. Had Abram gemeend, op aandrijven van Saraï, dat uit zijn wettige vrouw hem geen nakomelingschap zou geworden, door de openbaring van deze naam zegt God hem, dat, wat bij de mens onmogelijk is, mogelijk is bij Hem. God weet het wanneer Zijn kinderen geloofsversterking behoeven en komt altijd te rechter tijd..

3) Om kort te gaan, de oprechtheid, welke hier bedoeld wordt, staat tegenover geveinsdheid of huichelarij. En voorwaar, waar men met God te doen heeft, daar is geen plaats voor bedrog over. Wij leren dus uit deze woorden, tot welk doel God de Kerk zich vergadert, namelijk, opdat degenen, die Hij geroepen heeft, heilig zouden wandelen..

"Wandel voor mijn aangezicht" wijst het juiste richtsnoer en de rechte maatstaf voor de ware geloofswandel. De bijvoegende eis: "Wees oprecht" omschrijft het beginsel voor de gezindheid van het hart..

Door deze laatste woorden vraagt de Heere van Abram, zoals wij het uitdrukken, een man uit n stuk te zijn. In alles waar, in spreken en in handelen, in het hele zijn..

Vers 1

1. Als nu Abram negenennegentig 1) jaar oud was, zo verscheen de HEERE aan Abram, 2) voor de vierde maal (Genesis 12:1-Genesis 12:7; Genesis 13:14; Genesis 15:1) en ook nu weer in aangenome gedaante, om van aangezicht tot aangezicht met hem te spreken, en zei tot hem: Ik ben God de Almachtige! die alles vermag, ook wat met de gewone loop van de natuur en het menselijk verstand in strijd is. a) Wandel voor Mijn aangezicht, gelijk gij tot hiertoe gedaan hebt, en altijd in hoge mate doen moet en zijt oprecht, 3) of volkomen in uw offergave aan Mij, zodat Ik uw hart met niemand te delen heb.

a) Genesis 5:22

1) Een tijdvak van 13 jaar gaat Mozes hier met stilzwijgen voorbij. Het is de tijd van het wachten voor Abram op de vervulling van de belofte..

2) In het Hebreeuws El-Schaddaï. Een nieuwe naam, waarin de Heere God Zijn Almacht ontdekt, waardoor Hij een bij de mens afgesneden zaak kan doen. Had Abram gemeend, op aandrijven van Saraï, dat uit zijn wettige vrouw hem geen nakomelingschap zou geworden, door de openbaring van deze naam zegt God hem, dat, wat bij de mens onmogelijk is, mogelijk is bij Hem. God weet het wanneer Zijn kinderen geloofsversterking behoeven en komt altijd te rechter tijd..

3) Om kort te gaan, de oprechtheid, welke hier bedoeld wordt, staat tegenover geveinsdheid of huichelarij. En voorwaar, waar men met God te doen heeft, daar is geen plaats voor bedrog over. Wij leren dus uit deze woorden, tot welk doel God de Kerk zich vergadert, namelijk, opdat degenen, die Hij geroepen heeft, heilig zouden wandelen..

"Wandel voor mijn aangezicht" wijst het juiste richtsnoer en de rechte maatstaf voor de ware geloofswandel. De bijvoegende eis: "Wees oprecht" omschrijft het beginsel voor de gezindheid van het hart..

Door deze laatste woorden vraagt de Heere van Abram, zoals wij het uitdrukken, een man uit n stuk te zijn. In alles waar, in spreken en in handelen, in het hele zijn..

Vers 2

2. 1) En a) Ik zal Mijn verbond stellen tussen Mij en tussen u, in wiens hart de begeerte leeft naar oprechte wandel met Mij: en Ik zal u, die in mijn ogen nog altijd kinderloos zijt, omdat Hagar's zoon geen zaad is uit het rechte huwelijk, zeer vermenigvuldigen 2) en u alzo betonen, dat Ik ben de almachtige God.

a) Genesis 15:18 Exodus 2:24; Exodus 6:24 Leviticus 26:42 Genesis 12:2; Genesis 13:16; Genesis 15:5.

1) Met Genesis 17:2 begint God de beloften, welke Hij vroeger gegeven had, nader uit te breiden en in geheel haar omvang bekend te maken..

2) Zo de Heere vertraagt Zijn beloften te vervullen; Hij vergeet ze niet. (2 Peter 3:9).

Vers 2

2. 1) En a) Ik zal Mijn verbond stellen tussen Mij en tussen u, in wiens hart de begeerte leeft naar oprechte wandel met Mij: en Ik zal u, die in mijn ogen nog altijd kinderloos zijt, omdat Hagar's zoon geen zaad is uit het rechte huwelijk, zeer vermenigvuldigen 2) en u alzo betonen, dat Ik ben de almachtige God.

a) Genesis 15:18 Exodus 2:24; Exodus 6:24 Leviticus 26:42 Genesis 12:2; Genesis 13:16; Genesis 15:5.

1) Met Genesis 17:2 begint God de beloften, welke Hij vroeger gegeven had, nader uit te breiden en in geheel haar omvang bekend te maken..

2) Zo de Heere vertraagt Zijn beloften te vervullen; Hij vergeet ze niet. (2 Peter 3:9).

Vers 3

3. Toen viel Abram, overmeesterd door de indruk van de goddelijke Majesteit, en bereid om, als een onderworpen knecht, Gods wil te doen, op zijn aangezicht 1) teraarde en beloofde daarmee zwijgend, wat de Heere van hem geëist had; en God 2) sprak met hem, zeggende:

1) De verschijning des Heren is voorzeker zeer majestueus geweest. Het was de verschijning van El-Schaddaï en was daarom ook geheel in overeenstemming met die openbaring van het Goddelijke Wezen. Tevens blijkt uit deze woorden de diepe eerbied van de vader van de gelovigen en zijn volkomen overgave van het hart..

2) De Heere wordt hier Elohiem, de God van het heelal, genoemd, daar Hij tot Abraham, de vader van de menigte, spreekt..

Vers 3

3. Toen viel Abram, overmeesterd door de indruk van de goddelijke Majesteit, en bereid om, als een onderworpen knecht, Gods wil te doen, op zijn aangezicht 1) teraarde en beloofde daarmee zwijgend, wat de Heere van hem geëist had; en God 2) sprak met hem, zeggende:

1) De verschijning des Heren is voorzeker zeer majestueus geweest. Het was de verschijning van El-Schaddaï en was daarom ook geheel in overeenstemming met die openbaring van het Goddelijke Wezen. Tevens blijkt uit deze woorden de diepe eerbied van de vader van de gelovigen en zijn volkomen overgave van het hart..

2) De Heere wordt hier Elohiem, de God van het heelal, genoemd, daar Hij tot Abraham, de vader van de menigte, spreekt..

Vers 4

4. Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u, wat mij betreft al is Saraï zoveel jaar ouder geworden, sedert Ik met u het verbond maakte, voor Mij, God, de Almachtige, is de vervulling niet te wonderbaar; Ik heb het niet vergeten; het blijft; en gij zult tot een vader van een menigte van volken worden.1)

1) Niet alleen de Israëlieten zijn Abram's nakomelingen, maar ook de Ismaëlieten, al de stammen die uit Ketura's zonen zijn voortgekomen, verder het geslacht van Ezau, Abram's kleinzoon. Nemen wij in geestelijke zin deze belofte, dan zijn alle gelovigen Abram's zonen en dochters en de gehele menigte van de volken op aarde zal tot hem verzameld worden; zij allen zullen hem als vader eren. (Romans 4:16,Romans 4:17).

Welke is nu die menigte van de volken? Het staat toch vast dat verschillende volken hun oorsprong van de heilige Patriarch afleiden. Want Ismaël is tot een groot volk uitgebreid, de Edomieten zijn eveneens wijd en zijn verspreid. Ook uit de andere zonen, welke hij bij Ketura had verwekt, zijn vele geslachten voortgekomen. Maar de blik van Mozes reikt veel verder, omdat hij als het ware die volken ziet, die door het geloof Abram zullen ingelijfd worden, ofschoon zij niet van hem afstammen wat het vlees aangaat, waarvan Paulus voor ons een betrouwbaar uitlegger en getuige is. Niet daarom wordt Abram daarom een vader van vele volken genoemd, omdat zijn zaad zich in verschillende volken zou scheiden, maar veeleer omdat de verscheidenheid van de volken in hem tot n zou worden.. 5. En uw naam zal niet meer genoemd worden Abram, dat is: hoge, grote vader, gelijk eens uw ouders na uw geboorte u genoemd hebben, daar gij naar hun mening een rijk Emir een machtig vorst worden zou; maar uw naam zal wezen Abraham, 1) vader van de menigte: want Ik heb u gesteld tot een vader van een menigte van volken.

1) De nieuwe naamgeving begint, van de zijde Gods met Abraham en gaat door heel de Schrift heen, tot in de Openbaring an Johannes. Zij geeft te kennen, dat de naam, die wij als mens ontvangen, niet bestaanbaar is voor God; want hij is uit Adam, en wij moeten een naam hebben uit God. Deze is de nieuwe naam. Christus bewees zich dan ook daardoor de Jehova van het Oude Testament te zijn, door nieuwe namen te geven. Een nieuwe naam van God te ontvangen, zegt niet alleen "dat wij in een nieuwe betrekking tot God gesteld zijn, maar dat wij God toe behoren; want zo als God iemand noemt is hij. Een nieuwe naam, een nieuw leven! Bij de geboorte een naam, bij de wedergeboorte weer een naam, en terwijl de naam een einde heeft, blijft de nieuwe naam eeuwig, en doet de mens die hem ontvangt, eeuwig blijven. De plaatsing van een aspiratie, van een lichte ademophaling, van een "ah" tussen de letters van de oude naam, "Abram," maakte hem tot een nieuwe naam. Hoe eenvoudig! Zo is het ook in de wedergeboorte; zij ligt soms in het doen van een kleine stap..

Het nieuwe verbond Gods in zijn naam, als El-Schaddaï, God, de Almachtige (Genesis 17:1). Wondergod, is de oorzaak van de nieuwe naam van de gelovige..

Vers 4

4. Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u, wat mij betreft al is Saraï zoveel jaar ouder geworden, sedert Ik met u het verbond maakte, voor Mij, God, de Almachtige, is de vervulling niet te wonderbaar; Ik heb het niet vergeten; het blijft; en gij zult tot een vader van een menigte van volken worden.1)

1) Niet alleen de Israëlieten zijn Abram's nakomelingen, maar ook de Ismaëlieten, al de stammen die uit Ketura's zonen zijn voortgekomen, verder het geslacht van Ezau, Abram's kleinzoon. Nemen wij in geestelijke zin deze belofte, dan zijn alle gelovigen Abram's zonen en dochters en de gehele menigte van de volken op aarde zal tot hem verzameld worden; zij allen zullen hem als vader eren. (Romans 4:16,Romans 4:17).

Welke is nu die menigte van de volken? Het staat toch vast dat verschillende volken hun oorsprong van de heilige Patriarch afleiden. Want Ismaël is tot een groot volk uitgebreid, de Edomieten zijn eveneens wijd en zijn verspreid. Ook uit de andere zonen, welke hij bij Ketura had verwekt, zijn vele geslachten voortgekomen. Maar de blik van Mozes reikt veel verder, omdat hij als het ware die volken ziet, die door het geloof Abram zullen ingelijfd worden, ofschoon zij niet van hem afstammen wat het vlees aangaat, waarvan Paulus voor ons een betrouwbaar uitlegger en getuige is. Niet daarom wordt Abram daarom een vader van vele volken genoemd, omdat zijn zaad zich in verschillende volken zou scheiden, maar veeleer omdat de verscheidenheid van de volken in hem tot n zou worden.. 5. En uw naam zal niet meer genoemd worden Abram, dat is: hoge, grote vader, gelijk eens uw ouders na uw geboorte u genoemd hebben, daar gij naar hun mening een rijk Emir een machtig vorst worden zou; maar uw naam zal wezen Abraham, 1) vader van de menigte: want Ik heb u gesteld tot een vader van een menigte van volken.

1) De nieuwe naamgeving begint, van de zijde Gods met Abraham en gaat door heel de Schrift heen, tot in de Openbaring an Johannes. Zij geeft te kennen, dat de naam, die wij als mens ontvangen, niet bestaanbaar is voor God; want hij is uit Adam, en wij moeten een naam hebben uit God. Deze is de nieuwe naam. Christus bewees zich dan ook daardoor de Jehova van het Oude Testament te zijn, door nieuwe namen te geven. Een nieuwe naam van God te ontvangen, zegt niet alleen "dat wij in een nieuwe betrekking tot God gesteld zijn, maar dat wij God toe behoren; want zo als God iemand noemt is hij. Een nieuwe naam, een nieuw leven! Bij de geboorte een naam, bij de wedergeboorte weer een naam, en terwijl de naam een einde heeft, blijft de nieuwe naam eeuwig, en doet de mens die hem ontvangt, eeuwig blijven. De plaatsing van een aspiratie, van een lichte ademophaling, van een "ah" tussen de letters van de oude naam, "Abram," maakte hem tot een nieuwe naam. Hoe eenvoudig! Zo is het ook in de wedergeboorte; zij ligt soms in het doen van een kleine stap..

Het nieuwe verbond Gods in zijn naam, als El-Schaddaï, God, de Almachtige (Genesis 17:1). Wondergod, is de oorzaak van de nieuwe naam van de gelovige..

Vers 6

6. En Ik zal u zeer vruchtbaar 1) maken, en Ik zal u tot volken stellen, en a) koningen 2) zullen uit u voortkomen.

a) Matthew 1:16 vv

1) Maar laat ons niet vergeten, dat de nieuwe naam, die Abraham voortaan zou dragen en vervolgens ook overal in de Heilige Schrift draagt, allereerst op een veranderde toestand heen wijst in zijn eigen persoonlijk leven. Welke die verandering was, wijst de stellige uitspraak Gods duidelijk aan: "Ik zal u zeer vruchtbaar maken." Als honderdjarige kon Abraham geen hoop meer voeden zelf kinderen, voort te brengen evenmin als hij die van de negentigjarige Sara verwachten kon..

2) Een overvloedige zegen belooft de Heere. Aan de koninklijke gelovige worden koninklijke beloften gedaan; wordt beloofd, dat ook zijn nageslacht op bijzondere wijze zal gezegend worden. De zegen zou zich tot de navolgende geslachten uitbreiden. Koningen, ja, de Koning der koningen zou, zoveel het vlees aangaat, uit hem geboren worden..

Vers 6

6. En Ik zal u zeer vruchtbaar 1) maken, en Ik zal u tot volken stellen, en a) koningen 2) zullen uit u voortkomen.

a) Matthew 1:16 vv

1) Maar laat ons niet vergeten, dat de nieuwe naam, die Abraham voortaan zou dragen en vervolgens ook overal in de Heilige Schrift draagt, allereerst op een veranderde toestand heen wijst in zijn eigen persoonlijk leven. Welke die verandering was, wijst de stellige uitspraak Gods duidelijk aan: "Ik zal u zeer vruchtbaar maken." Als honderdjarige kon Abraham geen hoop meer voeden zelf kinderen, voort te brengen evenmin als hij die van de negentigjarige Sara verwachten kon..

2) Een overvloedige zegen belooft de Heere. Aan de koninklijke gelovige worden koninklijke beloften gedaan; wordt beloofd, dat ook zijn nageslacht op bijzondere wijze zal gezegend worden. De zegen zou zich tot de navolgende geslachten uitbreiden. Koningen, ja, de Koning der koningen zou, zoveel het vlees aangaat, uit hem geboren worden..

Vers 7

7. En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u in hun geslachten. Ik zal vervullen, wat Ik beloofd heb bij al uw nakomelingen, want Ik heb het u gegeven tot een a) eeuwig verbond, dat over eeuwen zich uitstrekt en ten laatste werkelijk een eeuwige vervulling zal hebben, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.

a) Genesis 13:15 Zij, die menen, dat hier alleen uitverkorenen bedoeld worden en, zonder onderscheid, alle gelovigen, uit welk volk zij, wat het vlees aangaat, ook afstammen, bedriegen zich. Want de Schrift wijst er wel degelijk op, dat in het bijzonder het volk, dat uit Abraham zijn oorsprong had, het verbond van God ontvangen heeft. En duidelijk is het onderwijs van Paulus over de vleselijke kinderen van Abraham, dat zij zijn heilige takken, daar zij uit een heilige wortel zijn voortgekomen. En opdat niemand dit tot de schaduw van de wet zou terugbrengen of als een allegorie zou bestempelen, zegt hij ergens, dat Christus gekomen is, opdat Hij een Bedienaar van de besnijdenis zou zijn. Waarom niets meer zeker is, dan dat God Zijn Verbond met de kinderen van Abraham, die op vleselijke wijze, uit hem zouden geboren worden, heeft gesloten..

Vers 7

7. En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u in hun geslachten. Ik zal vervullen, wat Ik beloofd heb bij al uw nakomelingen, want Ik heb het u gegeven tot een a) eeuwig verbond, dat over eeuwen zich uitstrekt en ten laatste werkelijk een eeuwige vervulling zal hebben, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.

a) Genesis 13:15 Zij, die menen, dat hier alleen uitverkorenen bedoeld worden en, zonder onderscheid, alle gelovigen, uit welk volk zij, wat het vlees aangaat, ook afstammen, bedriegen zich. Want de Schrift wijst er wel degelijk op, dat in het bijzonder het volk, dat uit Abraham zijn oorsprong had, het verbond van God ontvangen heeft. En duidelijk is het onderwijs van Paulus over de vleselijke kinderen van Abraham, dat zij zijn heilige takken, daar zij uit een heilige wortel zijn voortgekomen. En opdat niemand dit tot de schaduw van de wet zou terugbrengen of als een allegorie zou bestempelen, zegt hij ergens, dat Christus gekomen is, opdat Hij een Bedienaar van de besnijdenis zou zijn. Waarom niets meer zeker is, dan dat God Zijn Verbond met de kinderen van Abraham, die op vleselijke wijze, uit hem zouden geboren worden, heeft gesloten..

Vers 8

8. En a) Ik zal u, en uw zaad na u, het land, dat sedert uw roeping uit uw vaderhuis, het land van uw vreemdelingschap is, geven, het gehele land Kanan, tot eeuwige bezitting; 1) en Ik zal hun tot een God zijn2)

a) Genesis 15:8 Deuteronomy 1:8

1) God sluit met Abraham en zijn nakomelingen een eeuwig verbond; want dit verbond van de genade was de eerste kiem van het nieuwe verbond in Christus. Maar ook tussen God en de lichamelijke nakomelingen van Abraham blijft een bijzondere betrekking bestaan; want zowel hun tegenwoordige straf, na de verwerping van hun Koning en Heiland, als de verwachtingen, waarop zij voor de toekomst nog mogen bouwen, zijn de gevolgen van dit verbond Gods met hen. (Romans 11:29).

De eeuwige bezitting, waarvan hier wordt gesproken, staat in de eerste plaats tegenover de plaats van de vreemdelingschap, waar Abraham zich destijds ophield. Doch het land, dat God aan Abraham en zijn zaad ten erfdeel belooft, is tevens het zichtbaar onderpand, het omkleedsel, dat de nog zachte kern omsluit, en daarom het veelbelovend beeld van een nieuwe wereld, die aan de gemeente des Heren toebehoort. Daarom vooral heet zij een eeuwige bezitting. Hetzelfde geldt van alle goddelijke verordeningen, die in het Oude Testament, als voor alle tijden en ten eeuwigen dage zijn ingesteld, om in het Nieuwe Testament voor zo veel de letter betreft, te worden opgeheven, maar naar de geest volkomen te worden vervuld, zoals b.v. de besnijdenis, het Pascha, het priesterschap enz..

2) In dit laatste: "Tot een God zijn," ligt een onuitsprekelijke bron van zegeningen voor Abrahams nakomelingschap opgesloten. Daarmee belooft Jehova, de Heere, dat Hij voor Israël in het bijzonder zal zijn, wat Hij voor de andere volken in het algemeen is, en spreekt Hij het uit, dat Abrahams zaad Zijn uitverkoren volk zal wezen, het voorwerp van Zijn bijzondere zorg en bewaring..

Israël's Jehova is de Elohiem, God van alle volken, de Alregeerder, zodat niemand Israël kan schaden.. 9. Voorts zei God tot Abraham, hem na de ontvangen verbondsbelofte nu ook de verbondslicht voorhoudende: Gij zult Mijn verbond houden, gij, en uw zaad na u, in hun geslachten.

Gelijk eertijds de verbonden niet slechts in het openbaar werden bekend gemaakt, maar op koper werden gesneden of in steen gegrift, opdat de herinnering des te beter bestendigd zou blijven, zo grift God nu dit Zijn Verbond in het vlees van Abraham in. De besnijdenis was, als het ware, een heilig monument van zijn aanneming, waardoor het geslacht van Abraham werd uitverkoren tot een eigen volk van God..

Ook bij andere volken werd of wordt de besnijdenis gevonden, maar hier wordt zij door de Heere tot een heilige instelling gewijd, tot een sacrament, een verbondsteken..

Vers 8

8. En a) Ik zal u, en uw zaad na u, het land, dat sedert uw roeping uit uw vaderhuis, het land van uw vreemdelingschap is, geven, het gehele land Kanan, tot eeuwige bezitting; 1) en Ik zal hun tot een God zijn2)

a) Genesis 15:8 Deuteronomy 1:8

1) God sluit met Abraham en zijn nakomelingen een eeuwig verbond; want dit verbond van de genade was de eerste kiem van het nieuwe verbond in Christus. Maar ook tussen God en de lichamelijke nakomelingen van Abraham blijft een bijzondere betrekking bestaan; want zowel hun tegenwoordige straf, na de verwerping van hun Koning en Heiland, als de verwachtingen, waarop zij voor de toekomst nog mogen bouwen, zijn de gevolgen van dit verbond Gods met hen. (Romans 11:29).

De eeuwige bezitting, waarvan hier wordt gesproken, staat in de eerste plaats tegenover de plaats van de vreemdelingschap, waar Abraham zich destijds ophield. Doch het land, dat God aan Abraham en zijn zaad ten erfdeel belooft, is tevens het zichtbaar onderpand, het omkleedsel, dat de nog zachte kern omsluit, en daarom het veelbelovend beeld van een nieuwe wereld, die aan de gemeente des Heren toebehoort. Daarom vooral heet zij een eeuwige bezitting. Hetzelfde geldt van alle goddelijke verordeningen, die in het Oude Testament, als voor alle tijden en ten eeuwigen dage zijn ingesteld, om in het Nieuwe Testament voor zo veel de letter betreft, te worden opgeheven, maar naar de geest volkomen te worden vervuld, zoals b.v. de besnijdenis, het Pascha, het priesterschap enz..

2) In dit laatste: "Tot een God zijn," ligt een onuitsprekelijke bron van zegeningen voor Abrahams nakomelingschap opgesloten. Daarmee belooft Jehova, de Heere, dat Hij voor Israël in het bijzonder zal zijn, wat Hij voor de andere volken in het algemeen is, en spreekt Hij het uit, dat Abrahams zaad Zijn uitverkoren volk zal wezen, het voorwerp van Zijn bijzondere zorg en bewaring..

Israël's Jehova is de Elohiem, God van alle volken, de Alregeerder, zodat niemand Israël kan schaden.. 9. Voorts zei God tot Abraham, hem na de ontvangen verbondsbelofte nu ook de verbondslicht voorhoudende: Gij zult Mijn verbond houden, gij, en uw zaad na u, in hun geslachten.

Gelijk eertijds de verbonden niet slechts in het openbaar werden bekend gemaakt, maar op koper werden gesneden of in steen gegrift, opdat de herinnering des te beter bestendigd zou blijven, zo grift God nu dit Zijn Verbond in het vlees van Abraham in. De besnijdenis was, als het ware, een heilig monument van zijn aanneming, waardoor het geslacht van Abraham werd uitverkoren tot een eigen volk van God..

Ook bij andere volken werd of wordt de besnijdenis gevonden, maar hier wordt zij door de Heere tot een heilige instelling gewijd, tot een sacrament, een verbondsteken..

Vers 10

10. Dit is Mijn verbond, dat gijlieden houden zult tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u: dat al wat mannelijk 1) is, besneden worde 2) en zo iedere man onder u Mijn verbondsteken niet in steen en koper, maar in zijn eigen vlees gesneden heeft: de vrouw, als uit de man genomen, zal daardoor tevens Mij geheiligd en Mijn verbond deelachtig zijn.

1) Het mannelijk gedeelte vormde, v r Christus' komst op aarde, geheel de kracht van het volk. Alleen de mannen werden geteld, als er van personen of zielen sprake was. Eerst in Christus is man en vrouw n; eerst in en door Christus is het onderscheid van sekse in verband tot het Koninkrijk Gods opgeheven. Bij Abraham wordt het verbondsteken van de onderscheiding alleen het mannelijk geslacht opgelegd. Ook daarin, gelijk in al het andere, drukt zich het voorbereidende karakter van dit tijdperk uit. Alles in dit tijdvak van de voorafschaduwing en bedoeling van de schaduwen wijst heen op een voller en heerlijker toestand, die nog komen moet; en zo is het natuurlijk ook met het sacrament van die tijd.,

2) Dit is in het verbonds Gods Zijn eis van ons, niet dat wij iets doen, of vervullen; maar de belofte Gods in gedachtenis houden en geloven..

Vers 10

10. Dit is Mijn verbond, dat gijlieden houden zult tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u: dat al wat mannelijk 1) is, besneden worde 2) en zo iedere man onder u Mijn verbondsteken niet in steen en koper, maar in zijn eigen vlees gesneden heeft: de vrouw, als uit de man genomen, zal daardoor tevens Mij geheiligd en Mijn verbond deelachtig zijn.

1) Het mannelijk gedeelte vormde, v r Christus' komst op aarde, geheel de kracht van het volk. Alleen de mannen werden geteld, als er van personen of zielen sprake was. Eerst in Christus is man en vrouw n; eerst in en door Christus is het onderscheid van sekse in verband tot het Koninkrijk Gods opgeheven. Bij Abraham wordt het verbondsteken van de onderscheiding alleen het mannelijk geslacht opgelegd. Ook daarin, gelijk in al het andere, drukt zich het voorbereidende karakter van dit tijdperk uit. Alles in dit tijdvak van de voorafschaduwing en bedoeling van de schaduwen wijst heen op een voller en heerlijker toestand, die nog komen moet; en zo is het natuurlijk ook met het sacrament van die tijd.,

2) Dit is in het verbonds Gods Zijn eis van ons, niet dat wij iets doen, of vervullen; maar de belofte Gods in gedachtenis houden en geloven..

Vers 11

11. En gij zult het vlees van uw voorhuid besnijden; a) want daardoor zijt gij uit zondig zaad voortgebracht (Psalms 51:7), de besnijdenis zondert u alzo af van allen, die slechts uit vlees geboren zijn en aan de ontwikkeling van het natuurlijke in de mens zijn overgegeven: zij stelt u, daar zij op Mijn bevel geschiedt, in gemeenschap met Mij; en dat besnijden zal tot een teken zijn van het verbond tussen Mij en tussen u, en tevens een zinnebeeldig heen wijzen, naar een andere besnijdenis, tot welke Ik u juist door dit Verbond opvoeden wil. (Deuteronomy 10:16; Deuteronomy 30:6 Jeremiah 31:31-Jeremiah 31:34 ).

a) Acts 7:8 Romans 4:11

Vers 11

11. En gij zult het vlees van uw voorhuid besnijden; a) want daardoor zijt gij uit zondig zaad voortgebracht (Psalms 51:7), de besnijdenis zondert u alzo af van allen, die slechts uit vlees geboren zijn en aan de ontwikkeling van het natuurlijke in de mens zijn overgegeven: zij stelt u, daar zij op Mijn bevel geschiedt, in gemeenschap met Mij; en dat besnijden zal tot een teken zijn van het verbond tussen Mij en tussen u, en tevens een zinnebeeldig heen wijzen, naar een andere besnijdenis, tot welke Ik u juist door dit Verbond opvoeden wil. (Deuteronomy 10:16; Deuteronomy 30:6 Jeremiah 31:31-Jeremiah 31:34 ).

a) Acts 7:8 Romans 4:11

Vers 12

12. Een a) zoontje dan van acht dagen, de tijd dat het uit zijn uitwendige onreinheid is, zal u besneden worden, al wat mannelijk is in uw geslachten; de ingeborene van het huis, en de gekochte met geld van allen vreemde, welke niet is van uw zaad.

a) Leviticus 12:3 Luke 2:21 Een oosters gezin bestond uit de eigen kinderen, zo die aanwezig waren; uit slaven, die in het huis waren geboren, en uit slaven, die voor geld waren gekocht.

Vers 12

12. Een a) zoontje dan van acht dagen, de tijd dat het uit zijn uitwendige onreinheid is, zal u besneden worden, al wat mannelijk is in uw geslachten; de ingeborene van het huis, en de gekochte met geld van allen vreemde, welke niet is van uw zaad.

a) Leviticus 12:3 Luke 2:21 Een oosters gezin bestond uit de eigen kinderen, zo die aanwezig waren; uit slaven, die in het huis waren geboren, en uit slaven, die voor geld waren gekocht.

Vers 13

13. De ingeborene van uw huis en de gekochte met uw geld 1) zal zeker besneden worden; en Mijn verbond, Mijn Verbondsteken, zal zijn in uw vlees, tot een eeuwig verbond. 2)

1) Voor het eerst lezen wij van voor geld gekochten. De slavernij is zeker strijdende met alle rechten van de natuur en kan van God niet gewild zijn. Toch heeft de Heere, door het aan Israël onder beperkingen (Exodus 21:2) toe te staan, bedoeld een zegen aan enkelen uit andere volken te geven, opdat zij door Israël Jehova zouden leren kennen; zij werden tot hun zegen door de besnijdenis Israël ingelijfd..

2) Tussen de besnijdenis, zoals zij gevonden en toegepast werd bij de heidense volken, o.a. bij de Egyptenaren, en zoals deze werd ingesteld voor Abraham en zijn nakomelingschap is een diepgaand verschil. Bij de Egyptenaren was zij alleen om de reinheid van het lichaam te bevorderen, gelijk nog altijd bij de Arabieren, en was zij dus hoogstens een beeld van zedelijke reinheid. Bij de Egyptenaren werden alleen de priesters besneden. Bij Abraham strekte zich deze daad uit tot al wat mannelijk was, om daarmee af te beelden, dat het Verbond Gods zich niet alleen beperkte tot een enkele persoon of tot een enkele kaste, maar tot het gehele volk. Bovendien, en dit is niet van minder gewicht, betekende zij een zedelijke, geestelijke reinheid een reiniging van de zonde, waarin de mens ontvangen en geboren was, en verkondigde derhalve de reinigmaking door het bloed van Christus. En eindelijk zonderde zij, juist door het bovengenoemde, Abrahams zaad af van de heidenwereld en stempelde dat volk tot een heilig en verkregen volk Gods. De Heilige Doop is voor het Nieuwe Verbond dus wel degelijk, wat het Sacrament van de Besnijdenis was voor het Oude Verbond..

Vers 13

13. De ingeborene van uw huis en de gekochte met uw geld 1) zal zeker besneden worden; en Mijn verbond, Mijn Verbondsteken, zal zijn in uw vlees, tot een eeuwig verbond. 2)

1) Voor het eerst lezen wij van voor geld gekochten. De slavernij is zeker strijdende met alle rechten van de natuur en kan van God niet gewild zijn. Toch heeft de Heere, door het aan Israël onder beperkingen (Exodus 21:2) toe te staan, bedoeld een zegen aan enkelen uit andere volken te geven, opdat zij door Israël Jehova zouden leren kennen; zij werden tot hun zegen door de besnijdenis Israël ingelijfd..

2) Tussen de besnijdenis, zoals zij gevonden en toegepast werd bij de heidense volken, o.a. bij de Egyptenaren, en zoals deze werd ingesteld voor Abraham en zijn nakomelingschap is een diepgaand verschil. Bij de Egyptenaren was zij alleen om de reinheid van het lichaam te bevorderen, gelijk nog altijd bij de Arabieren, en was zij dus hoogstens een beeld van zedelijke reinheid. Bij de Egyptenaren werden alleen de priesters besneden. Bij Abraham strekte zich deze daad uit tot al wat mannelijk was, om daarmee af te beelden, dat het Verbond Gods zich niet alleen beperkte tot een enkele persoon of tot een enkele kaste, maar tot het gehele volk. Bovendien, en dit is niet van minder gewicht, betekende zij een zedelijke, geestelijke reinheid een reiniging van de zonde, waarin de mens ontvangen en geboren was, en verkondigde derhalve de reinigmaking door het bloed van Christus. En eindelijk zonderde zij, juist door het bovengenoemde, Abrahams zaad af van de heidenwereld en stempelde dat volk tot een heilig en verkregen volk Gods. De Heilige Doop is voor het Nieuwe Verbond dus wel degelijk, wat het Sacrament van de Besnijdenis was voor het Oude Verbond..

Vers 14

14. En wat mannelijk is, de voorhuid hebbende, wiens voorhuidsvlees niet zal besneden worden, dezelve ziel zal uit haar volken uit, geroeid worden: 1) hij heeft Mijn verbond gebroken. 2)

1) Tegenover de zegen van het Verbond staat de vloek, en de geschiedenis van Mozes bevestigt, dat de Heere, zowel in Zijn beloften als in Zijn bedreigingen een waarmaker is van Zijn woord. De Heere komt op de weg van Midian naar Egypte zijn dienstknecht tegen, omdat zijn kinderen nog niet besneden waren..

2) Het Verbond Gods is dan van kracht, als wij door het geloof omhelzen, wat beloofd is. Indien nu iemand de tegenwerping maakt, dat met deze straf onschuldige kinderen getroffen worden, die er nog geen gevoel voor hebben, dan antwoord ik: dat wij niet al te zeer op de klank van het woord Gods moeten afgaan, alsof God aan de kinderen de overtreding uitdrukkelijk thuis bezoekt; maar wij hebben vooral te letten op de antithese, dat evenals God in de persoon van de vader, een zoon tot kind aanneemt, wanneer de vader zulk een weldaad veracht, ook het kind gerekend wordt zich van de kerk te hebben afgescheiden. Want dit is de kracht van de uitdrukking: "Uitgeroeid worden uit het volk, hetwelk God zich heeft uitverkoren.". II. Genesis 17:15-Genesis 17:22, Ook aan Saraï geeft God een nieuwe naam en verzekert, dat door haar Zijn beloften vervuld zullen worden. Ismaël, voor wie Abram bidt, kan slechts tot op een zekere hoogte gezegend worden; de eigenlijke drager van de zegen moet hij blijven, die God van het begin bedoeld heeft.

Vers 14

14. En wat mannelijk is, de voorhuid hebbende, wiens voorhuidsvlees niet zal besneden worden, dezelve ziel zal uit haar volken uit, geroeid worden: 1) hij heeft Mijn verbond gebroken. 2)

1) Tegenover de zegen van het Verbond staat de vloek, en de geschiedenis van Mozes bevestigt, dat de Heere, zowel in Zijn beloften als in Zijn bedreigingen een waarmaker is van Zijn woord. De Heere komt op de weg van Midian naar Egypte zijn dienstknecht tegen, omdat zijn kinderen nog niet besneden waren..

2) Het Verbond Gods is dan van kracht, als wij door het geloof omhelzen, wat beloofd is. Indien nu iemand de tegenwerping maakt, dat met deze straf onschuldige kinderen getroffen worden, die er nog geen gevoel voor hebben, dan antwoord ik: dat wij niet al te zeer op de klank van het woord Gods moeten afgaan, alsof God aan de kinderen de overtreding uitdrukkelijk thuis bezoekt; maar wij hebben vooral te letten op de antithese, dat evenals God in de persoon van de vader, een zoon tot kind aanneemt, wanneer de vader zulk een weldaad veracht, ook het kind gerekend wordt zich van de kerk te hebben afgescheiden. Want dit is de kracht van de uitdrukking: "Uitgeroeid worden uit het volk, hetwelk God zich heeft uitverkoren.". II. Genesis 17:15-Genesis 17:22, Ook aan Saraï geeft God een nieuwe naam en verzekert, dat door haar Zijn beloften vervuld zullen worden. Ismaël, voor wie Abram bidt, kan slechts tot op een zekere hoogte gezegend worden; de eigenlijke drager van de zegen moet hij blijven, die God van het begin bedoeld heeft.

Vers 15

15. Nog zei God tot Abraham, na een ogenblik van stilzwijgen, opdat hij eerst het gehoorde zou kunnen overdenken: Gij zult, evenals gij zelf een nieuwe naam (Genesis 17:5) van Mij ontvangen hebt, de naam van uw vrouw Saraï (heldin, mijn vorstin) niet Saraï noemen; want dat is slechts een naam, die een eervolle plaats in uw eigen huis alleen te kennen geeft, maar haar erenaam zal op alle volken en geslachten betrekking hebben; haar naam zal zijn Sara (vorstin).

Vers 15

15. Nog zei God tot Abraham, na een ogenblik van stilzwijgen, opdat hij eerst het gehoorde zou kunnen overdenken: Gij zult, evenals gij zelf een nieuwe naam (Genesis 17:5) van Mij ontvangen hebt, de naam van uw vrouw Saraï (heldin, mijn vorstin) niet Saraï noemen; want dat is slechts een naam, die een eervolle plaats in uw eigen huis alleen te kennen geeft, maar haar erenaam zal op alle volken en geslachten betrekking hebben; haar naam zal zijn Sara (vorstin).

Vers 16

16. Want Ik zal haar, die tot hiertoe onvruchtbaar was en zelf alle hoop om moeder te worden (Genesis 16:2) ) opgegeven had, zegenen en u ook uit haar een zoon geven. Ja! Ik zal haar zegenen, zodat zij tot volken worden zal. Zij is het, door wie Ik de belofte, u gegeven, vervullen zal: Koningen van de volken zullen uit haar worden. 1)

1) In beide nieuwe namen, die Abram en Saraï ontvangen, is de grondletter van de naam Jehova, namelijk de "h" ingevoegd; deze naam toch is een ster van die wonderbare toekomst, die Abrahams zaad, krachtens het verbond, dat God met hem gesloten heeft, tegemoet gaat..

Daarom moet men Sarah en niet Sara schrijven..

Tot dusverre was de naam Saraï nog niet in de belofte genoemd. Wel had de Engel Hagar reeds bevolen zich onder de band van haar meesteres te vernederen. Maar nu het Verbond Gods met Abraham opnieuw was bevestigd en in het verbondsteken naderbij was gebracht, nu treedt ook zij op de voorgrond, die naar het recht van het huwelijk en naar de instelling van God Zelf met Abraham n was geworden. Het is alsof het pas in het leven getreden verbond reeds nu de zedelijke invloed begint te openbaren, die het later, door de verwachten zoon van het verbond, ten volle zal ontplooien. Ook de vrouw vindt een plaats, en een uitstekende plaats in de huishouding van Gods Koninkrijk.

Vers 16

16. Want Ik zal haar, die tot hiertoe onvruchtbaar was en zelf alle hoop om moeder te worden (Genesis 16:2) ) opgegeven had, zegenen en u ook uit haar een zoon geven. Ja! Ik zal haar zegenen, zodat zij tot volken worden zal. Zij is het, door wie Ik de belofte, u gegeven, vervullen zal: Koningen van de volken zullen uit haar worden. 1)

1) In beide nieuwe namen, die Abram en Saraï ontvangen, is de grondletter van de naam Jehova, namelijk de "h" ingevoegd; deze naam toch is een ster van die wonderbare toekomst, die Abrahams zaad, krachtens het verbond, dat God met hem gesloten heeft, tegemoet gaat..

Daarom moet men Sarah en niet Sara schrijven..

Tot dusverre was de naam Saraï nog niet in de belofte genoemd. Wel had de Engel Hagar reeds bevolen zich onder de band van haar meesteres te vernederen. Maar nu het Verbond Gods met Abraham opnieuw was bevestigd en in het verbondsteken naderbij was gebracht, nu treedt ook zij op de voorgrond, die naar het recht van het huwelijk en naar de instelling van God Zelf met Abraham n was geworden. Het is alsof het pas in het leven getreden verbond reeds nu de zedelijke invloed begint te openbaren, die het later, door de verwachten zoon van het verbond, ten volle zal ontplooien. Ook de vrouw vindt een plaats, en een uitstekende plaats in de huishouding van Gods Koninkrijk.

Vers 17

17. a) Toen viel 1) Abraham, bij het stilzwijgen (Genesis 17:3), overmeesterd door de wonderbare dingen, die hij hoorde, op zijn aangezicht en hij lachte; hij kon zijn verwondering over het ongelooflijke van de woorden Gods niet inhouden, en dit lachen was de onwillekeurige uiting van hetgeen hij zei in zijn hart: 2) zal een, die honderd jaar oud is, een kind geboren worden, terwijl ik reeds v r dertien jaar Hagar nam, om mijn tijd niet geheel te laten voorbijgaan, en zal Sara die reeds v r een vierde eeuw onvruchtbaar werd geacht (Genesis 11:30), die negentig jaar oud is, baren? Die kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog; ik kan er niet bij (Psalms 139:6).

a) Romans 4:19

1) Dit is niet alleen een bewijs van zijn eerbied, maar ook van zijn geloof. Want Abraham aanbad God niet slechts, maar Hem dankzeggende, bewees hij daarmee tevens, dat hij door het geloof aannam en omhelsde, wat hem omtrent een zoon beloofd was. Daarom ook, als wij lezen, dat hij gelachen heeft, dan is dit niet, omdat hij er aan twijfelde, of voor ongeloofwaardig hield, of God Zijn belofte in het aangezicht terugwierp, maar zoals meestal bij volstrekt niet verwachte zaken geschiedt, deels door blijdschap overmand, deels door verbazing overmeesterd, barst men in lachen uit. Want ook delen wij volstrekt niet in het gevoelen van hen, die menen, dat dit lachen uit de blijdschap alleen voortvloeide. Veel meer beschouw ik Abraham als iemand, die geheel buiten zichzelf was. Hetgeen ook door de volgende vraag wordt bevestigd. "Zal iemand, die honderd jaar oud is, een zoon worden geboren:?" Want ofschoon hij, wat door de Engel gezegd is, niet als een ijdele zaak wegwerpt, openbaart hij zich niet anders, dan alsof hem een ongelooflijke tijding was overgebracht. Zo grijpt de nieuwheid van de zaak hem aan, dat hij als voor een ogenblik buiten zichzelf geraakt. Hij vernedert zich echter voor God en ontsteld van gemoed zich geheel ter aarde buigende, aanbidt hij door het geloof..

2) Dit spreken in zijn hart wil niet beduiden, dat bij Abraham een strijd was tussen zijn gevoel en zijn geloof. De zaak komt Abraham wel wonderlijk, maar niet te wonderlijk voor. Zijn geloof heeft wellicht wel te strijden, maar het komt toch ook zegevierend uit de strijd te voorschijn. Zijn lachen en zijn spreken komt uit een geheel andere bron voort als het lachen en spreken straks van Sara..

Vers 17

17. a) Toen viel 1) Abraham, bij het stilzwijgen (Genesis 17:3), overmeesterd door de wonderbare dingen, die hij hoorde, op zijn aangezicht en hij lachte; hij kon zijn verwondering over het ongelooflijke van de woorden Gods niet inhouden, en dit lachen was de onwillekeurige uiting van hetgeen hij zei in zijn hart: 2) zal een, die honderd jaar oud is, een kind geboren worden, terwijl ik reeds v r dertien jaar Hagar nam, om mijn tijd niet geheel te laten voorbijgaan, en zal Sara die reeds v r een vierde eeuw onvruchtbaar werd geacht (Genesis 11:30), die negentig jaar oud is, baren? Die kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog; ik kan er niet bij (Psalms 139:6).

a) Romans 4:19

1) Dit is niet alleen een bewijs van zijn eerbied, maar ook van zijn geloof. Want Abraham aanbad God niet slechts, maar Hem dankzeggende, bewees hij daarmee tevens, dat hij door het geloof aannam en omhelsde, wat hem omtrent een zoon beloofd was. Daarom ook, als wij lezen, dat hij gelachen heeft, dan is dit niet, omdat hij er aan twijfelde, of voor ongeloofwaardig hield, of God Zijn belofte in het aangezicht terugwierp, maar zoals meestal bij volstrekt niet verwachte zaken geschiedt, deels door blijdschap overmand, deels door verbazing overmeesterd, barst men in lachen uit. Want ook delen wij volstrekt niet in het gevoelen van hen, die menen, dat dit lachen uit de blijdschap alleen voortvloeide. Veel meer beschouw ik Abraham als iemand, die geheel buiten zichzelf was. Hetgeen ook door de volgende vraag wordt bevestigd. "Zal iemand, die honderd jaar oud is, een zoon worden geboren:?" Want ofschoon hij, wat door de Engel gezegd is, niet als een ijdele zaak wegwerpt, openbaart hij zich niet anders, dan alsof hem een ongelooflijke tijding was overgebracht. Zo grijpt de nieuwheid van de zaak hem aan, dat hij als voor een ogenblik buiten zichzelf geraakt. Hij vernedert zich echter voor God en ontsteld van gemoed zich geheel ter aarde buigende, aanbidt hij door het geloof..

2) Dit spreken in zijn hart wil niet beduiden, dat bij Abraham een strijd was tussen zijn gevoel en zijn geloof. De zaak komt Abraham wel wonderlijk, maar niet te wonderlijk voor. Zijn geloof heeft wellicht wel te strijden, maar het komt toch ook zegevierend uit de strijd te voorschijn. Zijn lachen en zijn spreken komt uit een geheel andere bron voort als het lachen en spreken straks van Sara..

Vers 18

18. En Abram, die zich reeds zo menig jaar in het bezit van Hagar's zoon verheugd had, zei tot God: Och, dat Ismaël mocht leven voor uw aangezicht! 1)

1) Abraham bedacht niet, dat er op dat uitverkoren volk geen smet mocht kleven, en daarom die wens niet kon ingewilligd worden. Israël toch was van moederszijde uit het gevloekte geslacht van Cham (hfst.9:25; 10:6) een uit het vlees geborene, uit een slavin. (Galaten. 4:21).

Wat vraagt Abraham met deze bede? Vraagt hij van God, dat de Heere in Ismaël het heilige zaad zou voortzetten? vraagt hij, dat de Heere het leven van Ismaël mag onderhouden en hem alzo met tijdelijke zegeningen moge bedelen? Of is Abraham bevreesd, dat Ismaël aan de zegen van het verbond geen deel zal hebben? Het komt ons voor, dat Abraham meer met deze bede gevraagd heeft. Hij verkeerde in een betrekkelijke grote spanning van het gemoed, en daardoor doemt de gedachte ook bij hem op, dat wellicht Ismaël aan wie hij met tedere, vaderlijke liefde gehecht is, door God zal weggenomen worden; dat, als de zoon uit Sara geboren zal zijn, Ismaël zal sterven. De weldaad Gods komt hem zo groot voor, dat hij in dat ogenblik, als het ware, meent, dat zulk een grote weldaad aan de een zijde, niet zonder verlies aan de andere zijde, zal geschonken worden. Dit was dan ook geen kleine gedachten van God hebben, maar zeer geringe gedachten van zich zelf. Genesis 17:20 legt voor deze opvatting geen zwarigheid in de weg..

Vers 18

18. En Abram, die zich reeds zo menig jaar in het bezit van Hagar's zoon verheugd had, zei tot God: Och, dat Ismaël mocht leven voor uw aangezicht! 1)

1) Abraham bedacht niet, dat er op dat uitverkoren volk geen smet mocht kleven, en daarom die wens niet kon ingewilligd worden. Israël toch was van moederszijde uit het gevloekte geslacht van Cham (hfst.9:25; 10:6) een uit het vlees geborene, uit een slavin. (Galaten. 4:21).

Wat vraagt Abraham met deze bede? Vraagt hij van God, dat de Heere in Ismaël het heilige zaad zou voortzetten? vraagt hij, dat de Heere het leven van Ismaël mag onderhouden en hem alzo met tijdelijke zegeningen moge bedelen? Of is Abraham bevreesd, dat Ismaël aan de zegen van het verbond geen deel zal hebben? Het komt ons voor, dat Abraham meer met deze bede gevraagd heeft. Hij verkeerde in een betrekkelijke grote spanning van het gemoed, en daardoor doemt de gedachte ook bij hem op, dat wellicht Ismaël aan wie hij met tedere, vaderlijke liefde gehecht is, door God zal weggenomen worden; dat, als de zoon uit Sara geboren zal zijn, Ismaël zal sterven. De weldaad Gods komt hem zo groot voor, dat hij in dat ogenblik, als het ware, meent, dat zulk een grote weldaad aan de een zijde, niet zonder verlies aan de andere zijde, zal geschonken worden. Dit was dan ook geen kleine gedachten van God hebben, maar zeer geringe gedachten van zich zelf. Genesis 17:20 legt voor deze opvatting geen zwarigheid in de weg..

Vers 19

19. En God zei a) voorwaar! het zal zijn, gelijk Ik gezegd heb, Sara, de vorstin onder de vrouwen, uw wettige vrouw, zal u een zoon baren. Een zoon van een vorstin in plaats van de zoon van een dienstmaagd, een zoon van de wettige vrouw in plaats van de zoon van een bijvrouw, een zoon door kracht van Mijn almacht geboren, in plaats van de zoon naar de loop van de natuur voortgebracht, zal uw erfgenaam zijn; en gij zult, ter gedachtenis aan uw lachen bij de aankondiging van zijn geboorte, hetwelk ook anderen zullen doen (Genesis 18:12), zijn naam noemen Izaak (men lacht); en Ik zal Mijn verbond met hem 1) oprichten, in plaats van met Ismaël, tot een eeuwig verbond van zijn zaad na hem.

a) Genesis 18:10; Genesis 21:2

1) Hiermee zegt God allereerst, dat niet Ismaël, maar Izaak de erfgenaam, de wettige erfgenaam zal zijn van de zegeningen, welke de Heere beloofd heeft. Ook Ismaël zal niet van de zegen worden uitgesloten, maar Ismaël zal alleen op tijdelijk gebied zegeningen ontvangen. Hij zal niet sterven, maar straks uitgedreven door eigen schuld uit het huis van Abraham, zal hij worden tot een machtig vorst, uit wie twaalf vorsten zullen geboren worden. De bede van Abraham neemt de Heere aan, ja, Hij toont hier ook aan Zijn dienstknecht, dat Hij meer heeft te geven, dan gevraagd is, dat Hij doet boven bidden en denken..

Vers 19

19. En God zei a) voorwaar! het zal zijn, gelijk Ik gezegd heb, Sara, de vorstin onder de vrouwen, uw wettige vrouw, zal u een zoon baren. Een zoon van een vorstin in plaats van de zoon van een dienstmaagd, een zoon van de wettige vrouw in plaats van de zoon van een bijvrouw, een zoon door kracht van Mijn almacht geboren, in plaats van de zoon naar de loop van de natuur voortgebracht, zal uw erfgenaam zijn; en gij zult, ter gedachtenis aan uw lachen bij de aankondiging van zijn geboorte, hetwelk ook anderen zullen doen (Genesis 18:12), zijn naam noemen Izaak (men lacht); en Ik zal Mijn verbond met hem 1) oprichten, in plaats van met Ismaël, tot een eeuwig verbond van zijn zaad na hem.

a) Genesis 18:10; Genesis 21:2

1) Hiermee zegt God allereerst, dat niet Ismaël, maar Izaak de erfgenaam, de wettige erfgenaam zal zijn van de zegeningen, welke de Heere beloofd heeft. Ook Ismaël zal niet van de zegen worden uitgesloten, maar Ismaël zal alleen op tijdelijk gebied zegeningen ontvangen. Hij zal niet sterven, maar straks uitgedreven door eigen schuld uit het huis van Abraham, zal hij worden tot een machtig vorst, uit wie twaalf vorsten zullen geboren worden. De bede van Abraham neemt de Heere aan, ja, Hij toont hier ook aan Zijn dienstknecht, dat Hij meer heeft te geven, dan gevraagd is, dat Hij doet boven bidden en denken..

Vers 20

20. En aangaande Ismaël heb Ik u verhoord. Rustte op Izaak de grote zegen, ook voor hem heb Ik nog een zegen behouden; zie, het is reeds geschied, wat gij bidt; Ik heb hem gezegend (Genesis 16:10) en zal hem vruchtbaar maken; en hem zeer vermenigvuldigen; twaalf vorsten (Genesis 25:12-Genesis 25:16) zal hij gewinnen, en Ik zal hem tot een groot volk stellen.

Vers 20

20. En aangaande Ismaël heb Ik u verhoord. Rustte op Izaak de grote zegen, ook voor hem heb Ik nog een zegen behouden; zie, het is reeds geschied, wat gij bidt; Ik heb hem gezegend (Genesis 16:10) en zal hem vruchtbaar maken; en hem zeer vermenigvuldigen; twaalf vorsten (Genesis 25:12-Genesis 25:16) zal hij gewinnen, en Ik zal hem tot een groot volk stellen.

Vers 21

21. Maar, gelijk Ik gezegd heb, Mijn verbond, 1) volgens hetwelk Ik uw en uws zaads God wil zijn, kan Ik op hem niet laten overgaan, dat zal Ik met Izaak oprichten, die u Sara a) op deze gezette, dezelfde tijd in het andere jaar baren zal.

a) Genesis 21:2

1) Alles is in de belofte Isaak's duidelijk omschreven. De bron van het heil is het verbond Gods, daaruit vloeit het, daarin wortelt het; de oorsprong is bovennatuurlijk, uit Sara de lang verstorven moeder. Evenmin als de dode aarde op zichzelf u zegen kan brengen, evenmin kon Sara het Abraham; maar de Heere doet het door Zijn Almacht. De toe-eigening van het heil geschiedt evenzeer door het woord van die God, die aldus spreekt: "die Sara U, Abraham, baren zal." U, aan Abraham zelf, wordt Izaak bij name geschonken. God eigent de zoon hem toe. Daarin ligt de zekerheid. Ook de tijd is door dezelfde God bepaald. De tijd is reeds gezet. Het tijdstip aangewezen..

Vers 21

21. Maar, gelijk Ik gezegd heb, Mijn verbond, 1) volgens hetwelk Ik uw en uws zaads God wil zijn, kan Ik op hem niet laten overgaan, dat zal Ik met Izaak oprichten, die u Sara a) op deze gezette, dezelfde tijd in het andere jaar baren zal.

a) Genesis 21:2

1) Alles is in de belofte Isaak's duidelijk omschreven. De bron van het heil is het verbond Gods, daaruit vloeit het, daarin wortelt het; de oorsprong is bovennatuurlijk, uit Sara de lang verstorven moeder. Evenmin als de dode aarde op zichzelf u zegen kan brengen, evenmin kon Sara het Abraham; maar de Heere doet het door Zijn Almacht. De toe-eigening van het heil geschiedt evenzeer door het woord van die God, die aldus spreekt: "die Sara U, Abraham, baren zal." U, aan Abraham zelf, wordt Izaak bij name geschonken. God eigent de zoon hem toe. Daarin ligt de zekerheid. Ook de tijd is door dezelfde God bepaald. De tijd is reeds gezet. Het tijdstip aangewezen..

Vers 22

22. En Hij eindigde met hem te spreken; want Abraham was genoegzaam in de raadsbesluiten van genade en waarheid ingewijd; en God verdween niet plotseling van hem, maar voer zichtbaar in de aangenomen gedaante op van Abraham, opdat hem de gehele verschijning niet als een droombeeld of een gedachtenspel zou voorkomen, maar hij er zeker van zou zijn, dat God werkelijk met hem gesproken had. (Genesis 35:13 Judges 13:20 ).

III. Genesis 17:23-Genesis 17:27. Nog op dezelfde dag volbrengt Abraham het Goddelijk bevel van de besnijdenis aan Ismaël, zijn knechten en aan zichzelf. 23. Toen nam Abraham, volkomen gehoorzamende aan het goddelijk bevel (Genesis 17:10), zijn zoon Ismaël, en al de ingeborenen van zijn huis, en alle gekochten met zijn geld, al wat mannelijk was, onder de lieden van het huis van Abraham, en hij besneed het vlees van hun voorhuid, op dezelfde dag 1) gelijk als God met hem gesproken had. 2) Noch door valse liefde tot Ismaël, die hij aan een smartelijke zaak onderwierp, noch door de gedachte, dat hij zo al het mannelijke in zijnhuis opeens, gedurende verscheidene dagen, voor moeilijk werk ongeschikt maakte (Genesis 34:25), liet hij zich afhouden om dadelijk te doen, wat God bevolen had.

1) Niet alleen worden wij erop gewezen, dat Abraham terstond het bevel volbrengt, maar ook door de opsomming van degenen, die besneden werden, wil God doen zien, hoe nauwkeurig en volwaardig zijn knecht het bevel volbrengt. Zonder geloofsgehoorzaamheid is het geloof vleugellam. Het geloof wordt, voor de gelovige, door de geloofsgehoorzaamheid bevestigd..

2) Ook hier, gelijk overal elders, wijst de Heilige Geest erop, dat het woord Gods het richtsnoer is van alle geloofsgehoorzaamheid. Al wat niet naar het Woord Gods geschiedt, of daarmee in strijd is, is zonde..

Vers 22

22. En Hij eindigde met hem te spreken; want Abraham was genoegzaam in de raadsbesluiten van genade en waarheid ingewijd; en God verdween niet plotseling van hem, maar voer zichtbaar in de aangenomen gedaante op van Abraham, opdat hem de gehele verschijning niet als een droombeeld of een gedachtenspel zou voorkomen, maar hij er zeker van zou zijn, dat God werkelijk met hem gesproken had. (Genesis 35:13 Judges 13:20 ).

III. Genesis 17:23-Genesis 17:27. Nog op dezelfde dag volbrengt Abraham het Goddelijk bevel van de besnijdenis aan Ismaël, zijn knechten en aan zichzelf. 23. Toen nam Abraham, volkomen gehoorzamende aan het goddelijk bevel (Genesis 17:10), zijn zoon Ismaël, en al de ingeborenen van zijn huis, en alle gekochten met zijn geld, al wat mannelijk was, onder de lieden van het huis van Abraham, en hij besneed het vlees van hun voorhuid, op dezelfde dag 1) gelijk als God met hem gesproken had. 2) Noch door valse liefde tot Ismaël, die hij aan een smartelijke zaak onderwierp, noch door de gedachte, dat hij zo al het mannelijke in zijnhuis opeens, gedurende verscheidene dagen, voor moeilijk werk ongeschikt maakte (Genesis 34:25), liet hij zich afhouden om dadelijk te doen, wat God bevolen had.

1) Niet alleen worden wij erop gewezen, dat Abraham terstond het bevel volbrengt, maar ook door de opsomming van degenen, die besneden werden, wil God doen zien, hoe nauwkeurig en volwaardig zijn knecht het bevel volbrengt. Zonder geloofsgehoorzaamheid is het geloof vleugellam. Het geloof wordt, voor de gelovige, door de geloofsgehoorzaamheid bevestigd..

2) Ook hier, gelijk overal elders, wijst de Heilige Geest erop, dat het woord Gods het richtsnoer is van alle geloofsgehoorzaamheid. Al wat niet naar het Woord Gods geschiedt, of daarmee in strijd is, is zonde..

Vers 24

24. En Abraham was oud negenennegentig jaar, als hij Ismaël en zijn knechten besneed en ook hem het vlees van zijn voorhuid besneden werd. 1)

1) Volgens de overlevering geschiedde dit in de maand Abib of Nisan, waarin ook het Pascha is ingesteld (Exodus 12:1). Het geschiedde te Hebron (Genesis 13:18), waar Johannes de Doper geboren is (Luke 1:39), door wie de invoering van een ander verbondsteken voor de tijd van het Nieuwe Testament werd voorbereid..

Vers 24

24. En Abraham was oud negenennegentig jaar, als hij Ismaël en zijn knechten besneed en ook hem het vlees van zijn voorhuid besneden werd. 1)

1) Volgens de overlevering geschiedde dit in de maand Abib of Nisan, waarin ook het Pascha is ingesteld (Exodus 12:1). Het geschiedde te Hebron (Genesis 13:18), waar Johannes de Doper geboren is (Luke 1:39), door wie de invoering van een ander verbondsteken voor de tijd van het Nieuwe Testament werd voorbereid..

Vers 25

25. En Ismaël, zijn zoon, was dertien jaar oud, 1) als hem het vlees van zijn voorhuid besneden werd.

1) Nog heden volbrengen de Arabieren aan hun nakomelingen de besnijdenis eerst dan, als zij deze leeftijd bereikt hebben..

Vers 25

25. En Ismaël, zijn zoon, was dertien jaar oud, 1) als hem het vlees van zijn voorhuid besneden werd.

1) Nog heden volbrengen de Arabieren aan hun nakomelingen de besnijdenis eerst dan, als zij deze leeftijd bereikt hebben..

Vers 26

26. Even op dezelfde dag werd Abraham besneden, en Ismaël zijn zoon.

Vers 26

26. Even op dezelfde dag werd Abraham besneden, en Ismaël zijn zoon.

Vers 27

27. En alle mannen van zijn huis, de ingeborenen van het huis, en de gekochten met geld, van de vreemde af, werden met hem besneden, zodat nu het gehele huis, waarin de erfgenaam van de belofte zou geboren worden, in verbond met God stond, en degene, die hem verwekken zou, van de natuurlijke onreinheid ontdaan en in zijn lichaam daartoe geheiligd was.

Toch behoefde nog n de voorbereiding tot deze hoogst gewichtige gebeurtenis; ook Sara moest in het geloof aan het woord Gods kracht ontvangen, om boven haar ouderdom te baren. Daarover handelt het volgend hoofdstuk..

Vers 27

27. En alle mannen van zijn huis, de ingeborenen van het huis, en de gekochten met geld, van de vreemde af, werden met hem besneden, zodat nu het gehele huis, waarin de erfgenaam van de belofte zou geboren worden, in verbond met God stond, en degene, die hem verwekken zou, van de natuurlijke onreinheid ontdaan en in zijn lichaam daartoe geheiligd was.

Toch behoefde nog n de voorbereiding tot deze hoogst gewichtige gebeurtenis; ook Sara moest in het geloof aan het woord Gods kracht ontvangen, om boven haar ouderdom te baren. Daarover handelt het volgend hoofdstuk..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 17". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-17.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile