Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Genesis 13

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 13

Genesis 13:1.

ABRAM EN LOT SCHEIDEN VAN ELKAAR.

I. Genesis 13:1-Genesis 13:13. Teruggekeerd tot de plaats tussen Bethel en Al waar zij vroeger gelegerd waren, blijkt het, dat de weiden niet meer toereikend zijn voor de groter geworden kudden van Abram en Lot: Abram stelt daarom zijn neef voor van elkaar te scheiden, en laat hem kiezen, waarheen hij zich begeven wil. Lot kiest de vlakte van de Jordaan en slaat zijn tenten bij Sodom op.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 13

Genesis 13:1.

ABRAM EN LOT SCHEIDEN VAN ELKAAR.

I. Genesis 13:1-Genesis 13:13. Teruggekeerd tot de plaats tussen Bethel en Al waar zij vroeger gelegerd waren, blijkt het, dat de weiden niet meer toereikend zijn voor de groter geworden kudden van Abram en Lot: Abram stelt daarom zijn neef voor van elkaar te scheiden, en laat hem kiezen, waarheen hij zich begeven wil. Lot kiest de vlakte van de Jordaan en slaat zijn tenten bij Sodom op.

Vers 1

1. Alzo toog Abram op 1) uit Egypte, waar hij zich slechts voor een tijd had willen ophouden en in naar het zuiden van Kanan, dezelfde streek, die hij vroeger wegens honger verlaten had (Genesis 12:10); hij en zijn vrouw, en al wat hij had, 2) en Lot, die eveneens in Egypte geweest was, met hem.

1) Uit Egypte naar Kanan gaan, heet altijd: "optrekken", van Kanan naar Egypte gaan: "aftrekken, nederwaarts gaan.".

2) Dit is niet zonder bedoeling. Hiermee wil de Schrift nadrukkelijk doen uitkomen, dat, door de trouwe zorg van zijn Verbondsgod, Abram ongedeerd uit Egypte was teruggekomen. Niets werd gemist.

Vers 1

1. Alzo toog Abram op 1) uit Egypte, waar hij zich slechts voor een tijd had willen ophouden en in naar het zuiden van Kanan, dezelfde streek, die hij vroeger wegens honger verlaten had (Genesis 12:10); hij en zijn vrouw, en al wat hij had, 2) en Lot, die eveneens in Egypte geweest was, met hem.

1) Uit Egypte naar Kanan gaan, heet altijd: "optrekken", van Kanan naar Egypte gaan: "aftrekken, nederwaarts gaan.".

2) Dit is niet zonder bedoeling. Hiermee wil de Schrift nadrukkelijk doen uitkomen, dat, door de trouwe zorg van zijn Verbondsgod, Abram ongedeerd uit Egypte was teruggekomen. Niets werd gemist.

Vers 2

2. En Abram was zeer rijk in vee, in zilver en in goud, dat hij door de ruilhandel met de Kananieten verkregen had; z spoedig vervulde God een gedeelte van Zijnbelofte: Ik zal u zegenen. (Genesis 12:2).

Vers 2

2. En Abram was zeer rijk in vee, in zilver en in goud, dat hij door de ruilhandel met de Kananieten verkregen had; z spoedig vervulde God een gedeelte van Zijnbelofte: Ik zal u zegenen. (Genesis 12:2).

Vers 3

3. En hij ging, reizen, nergens rustende of zijn tabernakelen opslaande met het doel, om er voorgoed te blijven, van het zuiden tot Bethel toe, tot aan de plaats, waar zijn tent in het begin geweest was (Genesis 12:8), tussen Bethel en tussen Al.

Abram was niet eerder gerust, voordat hij weer de plaats had bereikt, vanwaar hij was uitgetogen..

Vers 3

3. En hij ging, reizen, nergens rustende of zijn tabernakelen opslaande met het doel, om er voorgoed te blijven, van het zuiden tot Bethel toe, tot aan de plaats, waar zijn tent in het begin geweest was (Genesis 12:8), tussen Bethel en tussen Al.

Abram was niet eerder gerust, voordat hij weer de plaats had bereikt, vanwaar hij was uitgetogen..

Vers 4

4. Tot de plaats van het altaar, dat hij eerder daar gemaakt had: en Abram heeft daar des) naam des HEEREN aangeroepen. 1) Abram dacht hier langer te blijven, daarom begon bij het nog aanwezige altaar weer een geregelde Godsverering.

a) Genesis 4:26; Genesis 12:8

1) De rijkdom van Abram is van ouds af als een voorbeeld aangevoerd, dat ook rijken godvrezend en vromen rijk kunnen zijn. Dit is niet in tegenspraak met het woord van Christus (Matthew 18:24); want Christus zelf heeft deze woorden nader verklaard (Genesis 4:26) in de zin, dat men door Gods genade, bij de rijkdom, armoede van de geest bezitten kan.. De rijkdom verwijdert Abram niet, zoals dikwijls het geval is (Proverbs 30:8, Proverbs 30:9), van de dienst des Heren; toch ligt er ook voor hem een gevaar in. (Genesis 13:5).

De aanroeping des Heren wordt daarom met het altaar verbonden, omdat hij, door de offerande, die hij bracht, getuigde dat hij God vereerde, opdat de Kananieten zouden weten, dat hij zich niet overgegeven had aan hun afgoderijen..

Vers 4

4. Tot de plaats van het altaar, dat hij eerder daar gemaakt had: en Abram heeft daar des) naam des HEEREN aangeroepen. 1) Abram dacht hier langer te blijven, daarom begon bij het nog aanwezige altaar weer een geregelde Godsverering.

a) Genesis 4:26; Genesis 12:8

1) De rijkdom van Abram is van ouds af als een voorbeeld aangevoerd, dat ook rijken godvrezend en vromen rijk kunnen zijn. Dit is niet in tegenspraak met het woord van Christus (Matthew 18:24); want Christus zelf heeft deze woorden nader verklaard (Genesis 4:26) in de zin, dat men door Gods genade, bij de rijkdom, armoede van de geest bezitten kan.. De rijkdom verwijdert Abram niet, zoals dikwijls het geval is (Proverbs 30:8, Proverbs 30:9), van de dienst des Heren; toch ligt er ook voor hem een gevaar in. (Genesis 13:5).

De aanroeping des Heren wordt daarom met het altaar verbonden, omdat hij, door de offerande, die hij bracht, getuigde dat hij God vereerde, opdat de Kananieten zouden weten, dat hij zich niet overgegeven had aan hun afgoderijen..

Vers 5

5. En Lot, die met Abram optrok, had ook schapen, runderen en een talrijke kudde van klein en groot vee en een menigte tenten voor zich en de zijnen.

Wel tot Abram, maar niet tot Lot was de roeping gekomen; wel was Abram bestemd om in zijn eigen geslacht de dienst van God te bewaren en drager van het heil te zijn, maar niet Lot. Lot moest noodzakelijk van Abram gescheiden worden, wanneer de raad Gods ten opzichte van Abram zou worden volvoerd. En die raad werd volvoerd. Als middel daartoe dient de rijkdom van Abram en Lot, waardoor er twist komt tussen beide herders. Lot deelt als in de onmiddellijke nabijheid van Abram, ook in de zegeningen van die dienstknecht Gods.

Vers 5

5. En Lot, die met Abram optrok, had ook schapen, runderen en een talrijke kudde van klein en groot vee en een menigte tenten voor zich en de zijnen.

Wel tot Abram, maar niet tot Lot was de roeping gekomen; wel was Abram bestemd om in zijn eigen geslacht de dienst van God te bewaren en drager van het heil te zijn, maar niet Lot. Lot moest noodzakelijk van Abram gescheiden worden, wanneer de raad Gods ten opzichte van Abram zou worden volvoerd. En die raad werd volvoerd. Als middel daartoe dient de rijkdom van Abram en Lot, waardoor er twist komt tussen beide herders. Lot deelt als in de onmiddellijke nabijheid van Abram, ook in de zegeningen van die dienstknecht Gods.

Vers 6

6. a) Dat land droeg hen ten laatste niet, om samen te wonen, want hun have was groot, door de zegen des Heren, die om Abram's wil Lot zegende (Genesis 12:3) zodat zij samen niet konden wonen.

a) Genesis 36:7

Vers 6

6. a) Dat land droeg hen ten laatste niet, om samen te wonen, want hun have was groot, door de zegen des Heren, die om Abram's wil Lot zegende (Genesis 12:3) zodat zij samen niet konden wonen.

a) Genesis 36:7

Vers 7

7. Eer was twist tussen de herders van Abram's vee en tussen de herders van Lots vee. 1) De weiden en vooral de waterputten, die van zoveel waarde in het Oosten waren, konden in de behoeften van al dat vee niet voorzien; daarom geraakten de herders dagelijks in onenigheid met elkaar. Van beide zijden wilde men de voorrang hebben, en het is niet onwaarschijnlijk, dat Lots herders altijd zich het beste en meeste toe-eigenden. a) Ook woonden toen de Kananieten en de Ferezieten, 2) als de eigenlijke bezitters in dat land, zodat de herders van Abram en Lot zich niet verder konden uitbreiden, en er gevaar was ook met deze in twist te zullen komen. Er bleef dus niets over, dan van elkaar te scheidden.

a) Genesis 12:6

1) Voor de eerste maal dat in de Heilige Schrift van rijkdom sprake is, wordt ons tevens een nadelig gevolg daarvan gemeld. De rijkdom wordt Abram tot een last, daar hij geen ruimte genoeg voor zijn vee vindt; dit brengt verdeeldheid teweeg; hij moet scheiden van zijn neef..

2) De Ferezieten komen onder de Kananietische stammen (Genesis 10:15-Genesis 10:19) niet voor, maar slechts in de telling van de bewoners van het land (Genesis 15:20, Exodus 3:8, Deuteronomy 7:1 en Joshua 11:3). Wij vinden hen in verschillende delen van het land. Het zijn de bewoners van het platte land (Ferazoth = verspreid wonende), die zich op akkerbouw en veeteelt toelegden (Ezechiël 38:11 Zacheria. 2:4 ). Deze waren in het bezit van het beste land, en voor Lot en Abram bleef slechts over wat zij versmaad hadden.. Niet te vergeefs is de toevoeging van deze woorden. Zij wijzen ons op het onvoorzichtige en onberaden doen van die herders. De Kananieten en Ferezieten, de oorspronkelijke bewoners van het land en echte kinderen van Cham waren van nature vijanden, zowel van Abram als van Lot; omdat deze n vreemdelingen waren n bovendien een vreemde godsdienst hadden. Bij en te midden van zoveel vijanden en benijders is eenheid van gelijkgezinden hoogstnodig..

Vers 7

7. Eer was twist tussen de herders van Abram's vee en tussen de herders van Lots vee. 1) De weiden en vooral de waterputten, die van zoveel waarde in het Oosten waren, konden in de behoeften van al dat vee niet voorzien; daarom geraakten de herders dagelijks in onenigheid met elkaar. Van beide zijden wilde men de voorrang hebben, en het is niet onwaarschijnlijk, dat Lots herders altijd zich het beste en meeste toe-eigenden. a) Ook woonden toen de Kananieten en de Ferezieten, 2) als de eigenlijke bezitters in dat land, zodat de herders van Abram en Lot zich niet verder konden uitbreiden, en er gevaar was ook met deze in twist te zullen komen. Er bleef dus niets over, dan van elkaar te scheidden.

a) Genesis 12:6

1) Voor de eerste maal dat in de Heilige Schrift van rijkdom sprake is, wordt ons tevens een nadelig gevolg daarvan gemeld. De rijkdom wordt Abram tot een last, daar hij geen ruimte genoeg voor zijn vee vindt; dit brengt verdeeldheid teweeg; hij moet scheiden van zijn neef..

2) De Ferezieten komen onder de Kananietische stammen (Genesis 10:15-Genesis 10:19) niet voor, maar slechts in de telling van de bewoners van het land (Genesis 15:20, Exodus 3:8, Deuteronomy 7:1 en Joshua 11:3). Wij vinden hen in verschillende delen van het land. Het zijn de bewoners van het platte land (Ferazoth = verspreid wonende), die zich op akkerbouw en veeteelt toelegden (Ezechiël 38:11 Zacheria. 2:4 ). Deze waren in het bezit van het beste land, en voor Lot en Abram bleef slechts over wat zij versmaad hadden.. Niet te vergeefs is de toevoeging van deze woorden. Zij wijzen ons op het onvoorzichtige en onberaden doen van die herders. De Kananieten en Ferezieten, de oorspronkelijke bewoners van het land en echte kinderen van Cham waren van nature vijanden, zowel van Abram als van Lot; omdat deze n vreemdelingen waren n bovendien een vreemde godsdienst hadden. Bij en te midden van zoveel vijanden en benijders is eenheid van gelijkgezinden hoogstnodig..

Vers 8

8. En Abram had nu, als oom en als bestuurder van het gezelschap, maar meer nog, omdat aan hem en niet aan Lot, dit land door God beloofd was, tot zijn neef kunnen zeggen: verlaat dit oord en zet u elders neer. In plaats daarvan zei hij tot Lot op vriendelijke toon, met geen woord van zijn voorrang sprekende: Laat er toch geen twist zijn tussen mij en tussen u, want daartoe zou het spoedig kunnen komen, dat er twist bestaat tussen mijn herders en tussen uw herders, wat mij verdriet doet. Dat mag niet zijn: wij zijn mannenbroeders, wij zijn bloedverwanten, en wat nog meer zegt, wij dienen beiden de enige God.

Vers 8

8. En Abram had nu, als oom en als bestuurder van het gezelschap, maar meer nog, omdat aan hem en niet aan Lot, dit land door God beloofd was, tot zijn neef kunnen zeggen: verlaat dit oord en zet u elders neer. In plaats daarvan zei hij tot Lot op vriendelijke toon, met geen woord van zijn voorrang sprekende: Laat er toch geen twist zijn tussen mij en tussen u, want daartoe zou het spoedig kunnen komen, dat er twist bestaat tussen mijn herders en tussen uw herders, wat mij verdriet doet. Dat mag niet zijn: wij zijn mannenbroeders, wij zijn bloedverwanten, en wat nog meer zegt, wij dienen beiden de enige God.

Vers 9

9. a) 1) Is niet alles uw land wat u ziet, daar ik, mij opofferende, u vrijheid geef te gaan, waar gij wilt en ik daarvan afstand doe? Scheid u toch van mij; want het is beter, dat wij van elkaar gaan, dan dat wij in twist tezamen leven. Ik zal u de scheiding zo gemakkelijk mogelijk maken, mij is het toch niet te doen om voordeel, maar om vrede; aan u laat ik de keus; zo gij de linkerhand 2) kiest, zo zal ik ter rechterhand gaan; en zo gij de rechterhand kiest, zo zal ik ter linkerhand gaan. 3)

a) Genesis 20:15; Genesis 34:10

1) Met deze woorden wijkt Abram uit eigen beweging, om de twist te doen eindigen. Het gehele land biedt hij Lot aan, indien maar de twist tussen hem en zijn neef worde voorkomen..

2) De Oosterling richt zich bij de bepaling van de hemelstreken naar het Oosten (= Oriens, van daar "zich oriënteren"; alzo is de "linkerhand" het noorden, de "rechterhand" het zuiden..

3) Hier blijkt Abram's onbaatzuchtigheid; het schijnt ook, dat hier een geloofsdaad wordt meegedeeld. Uit liefde tot de vrede laat hij aan Lot de keuze, in zijn binnenste overtuigd, dat God die zo zou besturen, dat Zijn belofte zou vervuld worden. Zo koos Lot uit vrije beweging Kanan te verlaten; niet door uitwendige dwang noopte hem; in dat alles werd de raad Gods volbracht. Abram openbaarde tegelijkertijd zijn nederigheid en zachtmoedigheid, omdat hij, ofschoon hij Lots oom was, hem zijn broeder noemt en hem de keuze overlaat..

De vrede is vreugde van het gemoed, rust van de ziel, eenvoudigheid van het hart, een band van liefde. Hij verwijdert geheime wrok en verborgen vijandschap, staakt de strijd, stilt de toorn, beschaamt de hoogmoedigen, bemint de nederigen, verenigt de verdeelden, verzoent de vijanden. Bij iedereen is hij bemind, hij verheft zich niet en is niet opgeblazen. Wie de vrede heeft, houde hem; waar hij gemist wordt, beijvere men zich, om hem te verkrijgen.. 10. En Lot, die het zich liet welgevallen, de keuze te doen, hief zijn ogen op, en, daar hij het spoedig met zichzelf eens was, waarheen hij gaan zou, ging op weg, om nader te onderzoeken, en hij zag (bezag) de gehele Jordaanvlakte, de vlakte aan beide zijden van die rivier, van het meer Gennesareth tot aan het dal van Siddim; en bevond, dat zij (de Jordaan) die vlakte geheel bevochtigde door haar zijtakken; eer de HEERE Sodom en Gomorra verdorven had, a) was zij als de hof des HEEREN, als Egypteland, zo waterrijk, als eens de hof, door de Heere in Eden geplant (Genesis 2:8,Genesis 2:10, Numbers 24:6). Nu ), als Egypte. Ver strekte zich dat heerlijke oord uit; als gij komt te Zoar (het kleine), dat toen nog Bela (verderf) werd genoemd.

a) Genesis 19:24,

"Als de hof des Heren, als Egypteland." Deze beide uitdrukkingen dienen om nader uiteen te zetten, wat er vooraf gaat, dat de Jordaan nl. die vlakte geheel bevochtigde. Gelijk het Paradijs door een rivier bevochtigd werd en Egypteland door de Nijl, alzo werden die vlakten ook door de Jordaan bevochtigd..

Vers 9

9. a) 1) Is niet alles uw land wat u ziet, daar ik, mij opofferende, u vrijheid geef te gaan, waar gij wilt en ik daarvan afstand doe? Scheid u toch van mij; want het is beter, dat wij van elkaar gaan, dan dat wij in twist tezamen leven. Ik zal u de scheiding zo gemakkelijk mogelijk maken, mij is het toch niet te doen om voordeel, maar om vrede; aan u laat ik de keus; zo gij de linkerhand 2) kiest, zo zal ik ter rechterhand gaan; en zo gij de rechterhand kiest, zo zal ik ter linkerhand gaan. 3)

a) Genesis 20:15; Genesis 34:10

1) Met deze woorden wijkt Abram uit eigen beweging, om de twist te doen eindigen. Het gehele land biedt hij Lot aan, indien maar de twist tussen hem en zijn neef worde voorkomen..

2) De Oosterling richt zich bij de bepaling van de hemelstreken naar het Oosten (= Oriens, van daar "zich oriënteren"; alzo is de "linkerhand" het noorden, de "rechterhand" het zuiden..

3) Hier blijkt Abram's onbaatzuchtigheid; het schijnt ook, dat hier een geloofsdaad wordt meegedeeld. Uit liefde tot de vrede laat hij aan Lot de keuze, in zijn binnenste overtuigd, dat God die zo zou besturen, dat Zijn belofte zou vervuld worden. Zo koos Lot uit vrije beweging Kanan te verlaten; niet door uitwendige dwang noopte hem; in dat alles werd de raad Gods volbracht. Abram openbaarde tegelijkertijd zijn nederigheid en zachtmoedigheid, omdat hij, ofschoon hij Lots oom was, hem zijn broeder noemt en hem de keuze overlaat..

De vrede is vreugde van het gemoed, rust van de ziel, eenvoudigheid van het hart, een band van liefde. Hij verwijdert geheime wrok en verborgen vijandschap, staakt de strijd, stilt de toorn, beschaamt de hoogmoedigen, bemint de nederigen, verenigt de verdeelden, verzoent de vijanden. Bij iedereen is hij bemind, hij verheft zich niet en is niet opgeblazen. Wie de vrede heeft, houde hem; waar hij gemist wordt, beijvere men zich, om hem te verkrijgen.. 10. En Lot, die het zich liet welgevallen, de keuze te doen, hief zijn ogen op, en, daar hij het spoedig met zichzelf eens was, waarheen hij gaan zou, ging op weg, om nader te onderzoeken, en hij zag (bezag) de gehele Jordaanvlakte, de vlakte aan beide zijden van die rivier, van het meer Gennesareth tot aan het dal van Siddim; en bevond, dat zij (de Jordaan) die vlakte geheel bevochtigde door haar zijtakken; eer de HEERE Sodom en Gomorra verdorven had, a) was zij als de hof des HEEREN, als Egypteland, zo waterrijk, als eens de hof, door de Heere in Eden geplant (Genesis 2:8,Genesis 2:10, Numbers 24:6). Nu ), als Egypte. Ver strekte zich dat heerlijke oord uit; als gij komt te Zoar (het kleine), dat toen nog Bela (verderf) werd genoemd.

a) Genesis 19:24,

"Als de hof des Heren, als Egypteland." Deze beide uitdrukkingen dienen om nader uiteen te zetten, wat er vooraf gaat, dat de Jordaan nl. die vlakte geheel bevochtigde. Gelijk het Paradijs door een rivier bevochtigd werd en Egypteland door de Nijl, alzo werden die vlakten ook door de Jordaan bevochtigd..

Vers 11

11. Zo koos Lot, als hij van zijn onderzoekingsreis was teruggekeerd, en bij Abram was gekomen, voor zich de gehele 1) Jordaanvlakte; en Lot brak spoedig op van Bethel, omdat hij deze gaarne voor een betere landstreek verliet, en trok naar het oosten; zo werden zij gescheiden, de een van de ander in volle vrede en onder Abram's zegenbeden.

1) De inhaligheid van Lot komt hier ten volle uit. Hij kiest, na goed te hebben onderzocht, het beste, en, afgunstig in zijn begeerlijkheid, bepaalt hij voor zichzelf een uitgestrektheid, die veel te groot is; hij kiest "de gehele vlakte van de Jordaan." De gierige gunt zelfs aan anderen niet, wat hij zelf niet in bezit nemen kan. Aanbiddelijk zijn Gods wegen. Abram, die aan het aardse goed niet z gehecht is, dat hij er zijn afgod van maakt, wordt door de Heere met rijkdom gezegend; Lot heeft een droevig leven en kwelt zijn ziel; wil hij zijn afgod niet afbreken, de Heere doet het voor de rechtvaardige, en laat de vlakte verzinken. Lot eindigt zijn leven in een spelonk. Neen! het is niet hetzelfde hoe de gelovige leeft..

2) "Zij werden gescheiden." Zo volvoert God Zijn plannen met Abram. Terah sterft in Haran en nu verlaat Lot hem ook, opdat het "ga gij" ten volle tot vervulling zou komen. Niet opeens heeft de scheiding van al wat hem lief is plaats, maar bij tussenpozen, opdat het geloof wel beproefd zou worden, maar niet geschokt. Zo handelt God, de Heere, ook op geestelijk gebied, dikwijls met Zijn kinderen; Hij, die weet van welk maaksel zij zijn. In de weg, die God met Abram houdt, is duidelijk Zijn opvoedende hand te herkennen. De afzondering van Lot is een beeld van de heiliging van de zondaar. Abram was bestemd de vader, ook op geestelijk gebied, te zijn van een afgezonderd, d.i. van een heilig volk. In de heiliging wordt de roeping bevestigd..

Vers 11

11. Zo koos Lot, als hij van zijn onderzoekingsreis was teruggekeerd, en bij Abram was gekomen, voor zich de gehele 1) Jordaanvlakte; en Lot brak spoedig op van Bethel, omdat hij deze gaarne voor een betere landstreek verliet, en trok naar het oosten; zo werden zij gescheiden, de een van de ander in volle vrede en onder Abram's zegenbeden.

1) De inhaligheid van Lot komt hier ten volle uit. Hij kiest, na goed te hebben onderzocht, het beste, en, afgunstig in zijn begeerlijkheid, bepaalt hij voor zichzelf een uitgestrektheid, die veel te groot is; hij kiest "de gehele vlakte van de Jordaan." De gierige gunt zelfs aan anderen niet, wat hij zelf niet in bezit nemen kan. Aanbiddelijk zijn Gods wegen. Abram, die aan het aardse goed niet z gehecht is, dat hij er zijn afgod van maakt, wordt door de Heere met rijkdom gezegend; Lot heeft een droevig leven en kwelt zijn ziel; wil hij zijn afgod niet afbreken, de Heere doet het voor de rechtvaardige, en laat de vlakte verzinken. Lot eindigt zijn leven in een spelonk. Neen! het is niet hetzelfde hoe de gelovige leeft..

2) "Zij werden gescheiden." Zo volvoert God Zijn plannen met Abram. Terah sterft in Haran en nu verlaat Lot hem ook, opdat het "ga gij" ten volle tot vervulling zou komen. Niet opeens heeft de scheiding van al wat hem lief is plaats, maar bij tussenpozen, opdat het geloof wel beproefd zou worden, maar niet geschokt. Zo handelt God, de Heere, ook op geestelijk gebied, dikwijls met Zijn kinderen; Hij, die weet van welk maaksel zij zijn. In de weg, die God met Abram houdt, is duidelijk Zijn opvoedende hand te herkennen. De afzondering van Lot is een beeld van de heiliging van de zondaar. Abram was bestemd de vader, ook op geestelijk gebied, te zijn van een afgezonderd, d.i. van een heilig volk. In de heiliging wordt de roeping bevestigd..

Vers 12

12. Abram woonde in het land Kanan, het land hem door God beloofd, en Lot woonde in de steden in de vlakte, in het gebied van de vijf steden: Sodom, Gomorra, Adama, Zeboïm en Bela; en, het eentonige herdersleven moe, sloeg hij tenten tot aan Sodom toe, om het in zijn ogen aangename stadsleven in zijn onmiddellijke nabijheid te hebben. Door de scheiding van zijn vaderlijke vriend wiens raadgevingen en wenken hij nu ook moet missen, komt Lot er toe, om nu ook geheel van levenswijze te veranderen. Tot aan Sodom toe slaat hij zijn tenten op en kiest daarmee reeds in beginsel het stadsleven boven het herdersleven. Straks verlaat hij geheel zijn tenten en vestigt zich in Sodom met zijn huis.

Vers 12

12. Abram woonde in het land Kanan, het land hem door God beloofd, en Lot woonde in de steden in de vlakte, in het gebied van de vijf steden: Sodom, Gomorra, Adama, Zeboïm en Bela; en, het eentonige herdersleven moe, sloeg hij tenten tot aan Sodom toe, om het in zijn ogen aangename stadsleven in zijn onmiddellijke nabijheid te hebben. Door de scheiding van zijn vaderlijke vriend wiens raadgevingen en wenken hij nu ook moet missen, komt Lot er toe, om nu ook geheel van levenswijze te veranderen. Tot aan Sodom toe slaat hij zijn tenten op en kiest daarmee reeds in beginsel het stadsleven boven het herdersleven. Straks verlaat hij geheel zijn tenten en vestigt zich in Sodom met zijn huis.

Vers 13

13. a) En, hoe goed Lot ook, naar zijn eigen mening, gekozen had, en hoe schoon en vruchtbaar het land ook was, hij had het slechtste gekozen en moest daar veel zielenleed ondervinden: want de mannen van Sodom waren boos, en grote zondaars tegen de HEERE. 1)

a) Genesis 18:20 Ezekiel 16:49

1) Hoe rijker en vruchtbaarder een land is, des te erger zijn dikwijls de mensen; een goed land draagt zelden vromen; onze benen kunnen moeilijk de weelde dragen..

Lot meende, dat hij gelukkig was, omdat hem zulk een rijke verblijfplaats was te beurt gevallen, maar eindelijk leert hij, dat de keuze, die hij in zijn haast en niet minder in zijn begeerlijkheid had genomen, voor hem zelf in een ongelukkige was veranderd, omdat hij nu in aanraking komt met de trotse en van God afkerige inwoners, wier zeden te verdragen hem veel moeilijker wordt, dan wanneer hij met onvruchtbaarheid van de grond had moeten worstelen. Zo, ziet hij in verleid door de bekoorlijke ligging van het gekozen land, wordt hij gestraft voor zijn dwaze begeerlijkheid..

Waar de gemeenschap met Gods volk wordt prijsgegeven, daar vervalt men allicht tot de omgang met de wereld..

II. Genesis 13:14-Genesis 13:18. Nauwelijks is Lot weggetrokken, of de Heere geeft opnieuw aan Abram de belofte, dat hij dit land erfelijk bezitten zal. Hij beveelt hem het in de lengte en breedte door te trekken. Abram doet dit en kiest het bos van Mamre bij Hebron, tot zijn woonplaats.

Vers 13

13. a) En, hoe goed Lot ook, naar zijn eigen mening, gekozen had, en hoe schoon en vruchtbaar het land ook was, hij had het slechtste gekozen en moest daar veel zielenleed ondervinden: want de mannen van Sodom waren boos, en grote zondaars tegen de HEERE. 1)

a) Genesis 18:20 Ezekiel 16:49

1) Hoe rijker en vruchtbaarder een land is, des te erger zijn dikwijls de mensen; een goed land draagt zelden vromen; onze benen kunnen moeilijk de weelde dragen..

Lot meende, dat hij gelukkig was, omdat hem zulk een rijke verblijfplaats was te beurt gevallen, maar eindelijk leert hij, dat de keuze, die hij in zijn haast en niet minder in zijn begeerlijkheid had genomen, voor hem zelf in een ongelukkige was veranderd, omdat hij nu in aanraking komt met de trotse en van God afkerige inwoners, wier zeden te verdragen hem veel moeilijker wordt, dan wanneer hij met onvruchtbaarheid van de grond had moeten worstelen. Zo, ziet hij in verleid door de bekoorlijke ligging van het gekozen land, wordt hij gestraft voor zijn dwaze begeerlijkheid..

Waar de gemeenschap met Gods volk wordt prijsgegeven, daar vervalt men allicht tot de omgang met de wereld..

II. Genesis 13:14-Genesis 13:18. Nauwelijks is Lot weggetrokken, of de Heere geeft opnieuw aan Abram de belofte, dat hij dit land erfelijk bezitten zal. Hij beveelt hem het in de lengte en breedte door te trekken. Abram doet dit en kiest het bos van Mamre bij Hebron, tot zijn woonplaats.

Vers 14

14. En de HEERE zei tot Abram, om hem te troosten en te bemoedigen, nadat Lot van hem gescheiden was, en hij van al zijn familie was afgezonderd: Hef uw ogen op, gelijk Lot gedaan heeft uit eigenbelang en begerigheid, maar gij in het geloof; en zie de plaats, waar gij zijt, noordwaarts, en zuidwaarts, en oostwaarts, en westwaarts.

Lot had alleen naar het oosten gezien. Abram moet naar alle zijden zijn oog richten.

Vers 14

14. En de HEERE zei tot Abram, om hem te troosten en te bemoedigen, nadat Lot van hem gescheiden was, en hij van al zijn familie was afgezonderd: Hef uw ogen op, gelijk Lot gedaan heeft uit eigenbelang en begerigheid, maar gij in het geloof; en zie de plaats, waar gij zijt, noordwaarts, en zuidwaarts, en oostwaarts, en westwaarts.

Lot had alleen naar het oosten gezien. Abram moet naar alle zijden zijn oog richten.

Vers 15

15. a) Want al dit land, 1) dat gij ziet, zal Ik u 2) en uw zaad geven tot in eeuwigheid. 3)

a) Genesis 12:7; Genesis 15:7,Genesis 15:18; Genesis 26:4 Deuteronomy 34:4 Acts 7:5

1) In het geloof heeft Abram de wereld en haar goederen gering geacht en vond des te rijkere zegen.

Zie hier het bewijs van de waarheid van Jezus' woord: Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven. (Matthew 5:5, vgl. Psalms 25:12,Psalms 25:13 ) 2) De klemtoon valt op u. Lot had zich wederrechtelijk eigenlijk een deel van Abram's bezitting, hoewel met zijn toestemming, genomen. God belooft hier het gehele Kanan aan zijn knecht en aan diens zaad..

3) Al wat God teweeg brengt is eeuwig. Hij doet of geeft eigenlijk nooit iets vergankelijks. Ook het vergankelijke, dat wij van Hem ontvangen, geeft Hij bepaaldelijk met het oog op het eeuwige, en indien de mens het aanneemt in het geloof, draagt het eeuwige vruchten. Het land Kanan is het zinnebeeld van de hogere wereld, die de gelovigen, welke kinderen Abrahams zijn, zullen bezitten, en slechts met dat oogmerk heeft zijn lichamelijke nakomelingschap Kanan bezeten, opdat voor het Godsrijk over de ganse aarde de weg gebaand zou worden. (Romans 4:13).

Vers 15

15. a) Want al dit land, 1) dat gij ziet, zal Ik u 2) en uw zaad geven tot in eeuwigheid. 3)

a) Genesis 12:7; Genesis 15:7,Genesis 15:18; Genesis 26:4 Deuteronomy 34:4 Acts 7:5

1) In het geloof heeft Abram de wereld en haar goederen gering geacht en vond des te rijkere zegen.

Zie hier het bewijs van de waarheid van Jezus' woord: Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven. (Matthew 5:5, vgl. Psalms 25:12,Psalms 25:13 ) 2) De klemtoon valt op u. Lot had zich wederrechtelijk eigenlijk een deel van Abram's bezitting, hoewel met zijn toestemming, genomen. God belooft hier het gehele Kanan aan zijn knecht en aan diens zaad..

3) Al wat God teweeg brengt is eeuwig. Hij doet of geeft eigenlijk nooit iets vergankelijks. Ook het vergankelijke, dat wij van Hem ontvangen, geeft Hij bepaaldelijk met het oog op het eeuwige, en indien de mens het aanneemt in het geloof, draagt het eeuwige vruchten. Het land Kanan is het zinnebeeld van de hogere wereld, die de gelovigen, welke kinderen Abrahams zijn, zullen bezitten, en slechts met dat oogmerk heeft zijn lichamelijke nakomelingschap Kanan bezeten, opdat voor het Godsrijk over de ganse aarde de weg gebaand zou worden. (Romans 4:13).

Vers 16

16. a) En Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde; zodat, indien iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, zo zal ook uw zaad geteld worden. Een groot volk zal uit u voortkomen (Revelation 7:9).

a) Genesis 15:5; Genesis 17:4 Deuteronomy 10:22 Jeremiah 33:22 Romans 4:17,Romans 4:18 Hebrews 11:12.

Wat reeds vroeger in Genesis 12:7 ) aan Abram beloofd was, wordt nu met grote kracht herhaald. Maar nu wordt bovendien gewezen op het geheel en onverdeeld bezit van het land, op de buitengewone vermenigvuldiging van Abram's nakroost en op het eeuwigdurend bezit..

Vers 16

16. a) En Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde; zodat, indien iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, zo zal ook uw zaad geteld worden. Een groot volk zal uit u voortkomen (Revelation 7:9).

a) Genesis 15:5; Genesis 17:4 Deuteronomy 10:22 Jeremiah 33:22 Romans 4:17,Romans 4:18 Hebrews 11:12.

Wat reeds vroeger in Genesis 12:7 ) aan Abram beloofd was, wordt nu met grote kracht herhaald. Maar nu wordt bovendien gewezen op het geheel en onverdeeld bezit van het land, op de buitengewone vermenigvuldiging van Abram's nakroost en op het eeuwigdurend bezit..

Vers 17

17. Maak u op van de plaats, waar gij thans woont; wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte, om het op profetische en zinnebeeldige wijze in bezit te nemen; want Ik zal het u geven; nu reeds kunt gij uzelf als heer en meester daarvan beschouwen; de tegenwoordige inwoners worden er slechts voor een tijd in geduld.

In het eerste hoofddeel van de gewijde geschiedenis, gedurende de tijd van het paradijs en voor de tijd van de zondvloed, is God de mens meer onmiddellijk en op waarneembare wijze nabij; de vromen, zoals Henoch, wandelen met Hem. Maar dit wonen Gods onder de mensen neemt met de zondvloed een einde. God trekt zich als het ware in de hemel terug, om voortaan vandaar uit zich te openbaren; toch is het doel geen ander, dan om weer in de mensheid woning te maken. In het tweede hoofddeel, gedurende de patriarchale tijd, vertoont God zich weer zichtbaar en verkeert persoonlijk met de mensen; deels openbaart Hij zich in voor de zinnen zichtbare gedaante, deels stelt Hij zich aan het inwendig oog van de mensen voor, nadat zij in een toestand van geestverrukking gekomen zijn; of Hij verschijnt hun in de droom. Toch is dat nog geen wonen op aarde; want de Heere verwijdert zich weer of vaart ten hemel op; Zijn verschijnen is slechts een naspel van het verledene, een voorspel van de toekomst..

Met deze woorden wordt Abram geroepen het woord Gods gelovig aan te nemen. Zijn wandelen door het gehele land, moet een zichtbaar teken zijn, dat hij zich, in de belofte, reeds als eigenaar kent. 18. En Abram sloeg tenten op, nu hier dan daar, volgens het bevel van God (Genesis 13:17), en kwam, nadat hij het land in zijn lengte en breedte was doorgegaan, en woonde bij de eiken- of terpentijn bossen van Mamre (Genesis 14:13,Genesis 14:14), die bij Hebron 1) zijn; en bouwde aldaar, gelijk vroeger te Sichem en daarna bij Bethel (Genesis 12:7,Genesis 12:8), de HEERE een altaar. 2)

1)"Hebron" (verbond) is de naam, welke de plaats later droeg. De naam wordt hier dus als bij voorbaat gebruikt. Vroeger heette, zij: "Kirjath-Arba," naar de Enakiet Arba; later, v rdat David Jeruzalem had veroverd, was deze stad zijn koningszetel. (zie Genesis 33:20).

Hier heeft de patriarchenfamilie het langst en het liefst gewoond, hier haar doden begraven. (Genesis 23:17; Genesis 35:27; Genesis 49:29)

2) Abram bracht zijn kerk overal mee. Zo moeten ook wij, waar wij ooit mochten heentrekken ons Bethel (Godshuis) hebben.

Vers 17

17. Maak u op van de plaats, waar gij thans woont; wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte, om het op profetische en zinnebeeldige wijze in bezit te nemen; want Ik zal het u geven; nu reeds kunt gij uzelf als heer en meester daarvan beschouwen; de tegenwoordige inwoners worden er slechts voor een tijd in geduld.

In het eerste hoofddeel van de gewijde geschiedenis, gedurende de tijd van het paradijs en voor de tijd van de zondvloed, is God de mens meer onmiddellijk en op waarneembare wijze nabij; de vromen, zoals Henoch, wandelen met Hem. Maar dit wonen Gods onder de mensen neemt met de zondvloed een einde. God trekt zich als het ware in de hemel terug, om voortaan vandaar uit zich te openbaren; toch is het doel geen ander, dan om weer in de mensheid woning te maken. In het tweede hoofddeel, gedurende de patriarchale tijd, vertoont God zich weer zichtbaar en verkeert persoonlijk met de mensen; deels openbaart Hij zich in voor de zinnen zichtbare gedaante, deels stelt Hij zich aan het inwendig oog van de mensen voor, nadat zij in een toestand van geestverrukking gekomen zijn; of Hij verschijnt hun in de droom. Toch is dat nog geen wonen op aarde; want de Heere verwijdert zich weer of vaart ten hemel op; Zijn verschijnen is slechts een naspel van het verledene, een voorspel van de toekomst..

Met deze woorden wordt Abram geroepen het woord Gods gelovig aan te nemen. Zijn wandelen door het gehele land, moet een zichtbaar teken zijn, dat hij zich, in de belofte, reeds als eigenaar kent. 18. En Abram sloeg tenten op, nu hier dan daar, volgens het bevel van God (Genesis 13:17), en kwam, nadat hij het land in zijn lengte en breedte was doorgegaan, en woonde bij de eiken- of terpentijn bossen van Mamre (Genesis 14:13,Genesis 14:14), die bij Hebron 1) zijn; en bouwde aldaar, gelijk vroeger te Sichem en daarna bij Bethel (Genesis 12:7,Genesis 12:8), de HEERE een altaar. 2)

1)"Hebron" (verbond) is de naam, welke de plaats later droeg. De naam wordt hier dus als bij voorbaat gebruikt. Vroeger heette, zij: "Kirjath-Arba," naar de Enakiet Arba; later, v rdat David Jeruzalem had veroverd, was deze stad zijn koningszetel. (zie Genesis 33:20).

Hier heeft de patriarchenfamilie het langst en het liefst gewoond, hier haar doden begraven. (Genesis 23:17; Genesis 35:27; Genesis 49:29)

2) Abram bracht zijn kerk overal mee. Zo moeten ook wij, waar wij ooit mochten heentrekken ons Bethel (Godshuis) hebben.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 13". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-13.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile