Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 1". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-1.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 1". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 1Genesis 1:1.
I. Genesis 1:1, Genesis 1:2. God schept in den beginne hemel en aarde, doch laat vooreerst de aarde nog ongevormd en onbewoond.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 1Genesis 1:1.
I. Genesis 1:1, Genesis 1:2. God schept in den beginne hemel en aarde, doch laat vooreerst de aarde nog ongevormd en onbewoond.
Vers 1
1. In den beginne, dat is, toen de tijd naar Gods welbehagen aanving 1) schiep2) God 3) door middel van het Woord, dat in den beginne bij Hem was, John 1:1-John 1:3; Colossians 1:15, Colossians 1:16 ) de hemel 4) en de aarde. 5) a)a) Psalms 33:6; Psalms 89:12; Psalms 136:5 Acts 14:15; Acts 17:24 Hebrews 11:1
1) Wat v r dit begin was, is de eeuwigheid. V r dit begin was er geen tijd, gelijk er eens geen tijd meer zal zijn (Revelation 10:6). Nu ontstaat het begrensde; bij de wording van het stof is het begin van de tijd. De Engelen zijn in den beginne geschapen, want zij zijn niet eeuwig, het Woord was in den beginne John 1:1) en is dus eeuwig..
2) Uit niets wordt onder de handen van het schepsel in alle eeuwigheid niets; het is het Majesteitsrecht van God alleen, uit niets iets te maken..
Scheppen is iets uit niets te voorschijn roepen. Het woord "scheppen" heeft een dubbele betekenis, waarvan de eerste meer ziet op de voortbrenging, de oproeping van de stof en het wezen zelf uit niet; en de andere meer op de vorming en bearbeiding van de ongevormde en machteloze nog ruwe klomp, die voor levenvoortbrenging in en uit zichzelf onmachtig, onvatbaar is..
Al leert het vervolg, dat de aarde ook haar eigen hemel heeft, de hemel, waarvan in Genesis 1:1 gesproken wordt, is een ander, hoger en reiner..
3) Het Hebreeuwse woord (Elohiem) is een meervoudige vorm en geeft macht te kennen, terwijl het werkwoord "schiep" in het enkelvoud staat. Drie zijn er, die getuigen in de hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest en deze drie zijn n. 1 John 5:7).
Zo wijst ons reeds het eerste bijbelwoord op het verborgene, het mysterie van het goddelijke Wezen, maar ook dat in de schepping van hemel en aarde al de deugden van God op het heerlijkst hebben uitgeblonken.
4) Onder "de hemel" hebben wij te verstaan de hemel der hemelen, met zijn heilige Engelen en Aartsengelen. Immers, toen God de aarde grondvestte zongen de morgensterren (Job 38:4-Job 38:7) d.i. de Engelen.
5) Welk een wijsheid in deze eenvoudige woorden! De wijzen van alle eeuwen hebben nagespeurd, welke de oorsprong van alle dingen geweest is, en de n heeft genoemd enige stofdeeltjes, de ander een groot werelddeel, weer anderen noemden water en gas. Reeds dit eerste woord van de Bijbel geeft het duidelijk bewijs, dat de heilige mannen van God, door de Heilige Geest gesproken hebben. Ook hier voelen wij, dat geloof in Gods Woord de hoogste wetenschap is..
Vers 1
1. In den beginne, dat is, toen de tijd naar Gods welbehagen aanving 1) schiep2) God 3) door middel van het Woord, dat in den beginne bij Hem was, John 1:1-John 1:3; Colossians 1:15, Colossians 1:16 ) de hemel 4) en de aarde. 5) a)a) Psalms 33:6; Psalms 89:12; Psalms 136:5 Acts 14:15; Acts 17:24 Hebrews 11:1
1) Wat v r dit begin was, is de eeuwigheid. V r dit begin was er geen tijd, gelijk er eens geen tijd meer zal zijn (Revelation 10:6). Nu ontstaat het begrensde; bij de wording van het stof is het begin van de tijd. De Engelen zijn in den beginne geschapen, want zij zijn niet eeuwig, het Woord was in den beginne John 1:1) en is dus eeuwig..
2) Uit niets wordt onder de handen van het schepsel in alle eeuwigheid niets; het is het Majesteitsrecht van God alleen, uit niets iets te maken..
Scheppen is iets uit niets te voorschijn roepen. Het woord "scheppen" heeft een dubbele betekenis, waarvan de eerste meer ziet op de voortbrenging, de oproeping van de stof en het wezen zelf uit niet; en de andere meer op de vorming en bearbeiding van de ongevormde en machteloze nog ruwe klomp, die voor levenvoortbrenging in en uit zichzelf onmachtig, onvatbaar is..
Al leert het vervolg, dat de aarde ook haar eigen hemel heeft, de hemel, waarvan in Genesis 1:1 gesproken wordt, is een ander, hoger en reiner..
3) Het Hebreeuwse woord (Elohiem) is een meervoudige vorm en geeft macht te kennen, terwijl het werkwoord "schiep" in het enkelvoud staat. Drie zijn er, die getuigen in de hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest en deze drie zijn n. 1 John 5:7).
Zo wijst ons reeds het eerste bijbelwoord op het verborgene, het mysterie van het goddelijke Wezen, maar ook dat in de schepping van hemel en aarde al de deugden van God op het heerlijkst hebben uitgeblonken.
4) Onder "de hemel" hebben wij te verstaan de hemel der hemelen, met zijn heilige Engelen en Aartsengelen. Immers, toen God de aarde grondvestte zongen de morgensterren (Job 38:4-Job 38:7) d.i. de Engelen.
5) Welk een wijsheid in deze eenvoudige woorden! De wijzen van alle eeuwen hebben nagespeurd, welke de oorsprong van alle dingen geweest is, en de n heeft genoemd enige stofdeeltjes, de ander een groot werelddeel, weer anderen noemden water en gas. Reeds dit eerste woord van de Bijbel geeft het duidelijk bewijs, dat de heilige mannen van God, door de Heilige Geest gesproken hebben. Ook hier voelen wij, dat geloof in Gods Woord de hoogste wetenschap is..
Vers 2
2. De aarde, zoals zij door God in een punt van de tijd uit het niet was te voorschijn geroepen, nu was woest en ledig 1) en duisternis was op de afgrond. En de Geest van God 2) zweefde op over de oppervlakte van de wateren 3) heen.1) In het Hebreeuws "Thohoe waboohoe," woorden, in die taal gebruikt als iets ledigs en vreemds wordt bedoeld; iets, dat nog voor niets geschikt is. Gelijk een embryo in de moederschoot, alzo was de aarde toen nog met watermassa's omgeven. (2 Peter 3:5)
Een schone beschrijving van de chaos, de ongevormde stof, geeft Ovidius in zijn Metamorfose: "Waar aarde was, daar was ook zee en lucht; zo was de aarde niet te begaan, het water niet te doorwaden; de lucht miste het licht; in een lichaam streed het koude met het warme, het natte met het droge, het zachte met het harde, het zware met hetgeen geen gewicht had.".
Onbehouwen en onbeholpen lag of stond, of hing of zweefde daar de vormeloze aarde, "woest" zonder uitwendige gestalte en ledig, zonder innerlijke gehalte; een oceaan zonder bedding, zonder bodem, zonder kusten, zonder stroming, zonder diepte of hoogte; een bruisende en schuimende golving van een "donkere, sombere afgrond;" een ordeloze woeling en warhoop van allerlei woelende vochten en wortelende stoffen, doods en stom, onvatbaar voor alle levens. Zij zelf kon het leven uit haar machteloze schoot niet voortbrengen..
Daarom behoort men dit op de voorgrond te stellen: "Zendt Gij uw Geest uit, zij worden geschapen en Gij vernieuwt het gelaat van het aardrijk," maar ook het tegenovergestelde: zodra de Heer zijn Geest inhoudt, keren zij weer tot hun stof en sterven. (Psalms 104:29b, 30a).
2) De Geest van God, d.i. de Heilige Geest, niet de wind, zoals sommige uitleggers menen, zweefde over de wateren. De Staten-Overzetters tekenen aan, dat het woord "zweven" ook "broeden" betekent. In Deuteronomy 32:11 wordt hetzelfde woord gebruikt van de arend, waar gezegd wordt, dat hij over zijn jongen zweeft. De betekenis van "broeden" is, en terecht, van de stamverwante talen (het Syrisch en het Arabisch) afgeleid, waar het werkwoord gebruikt wordt van de vogel, die op de eieren broedt. De aarde kon het leven niet voortbrengen. Alleen door de levende en levenwekkende Geest van onze God kon dit bewerkt worden. Zo in het rijk van de natuur, zo ook straks in het rijk van de genade.
3) Hoe lang de aarde in deze toestand voortduurde en welke veranderingen onder dat broeien van de Geest in het inwendige plaats hebben gehad, is ons niet geopenbaard. Spreukenekt de natuurwetenschap van duizendtallen jaren, zij is daarom niet in strijd met de Schrift, doch men vergete niet, dat voor de Heere duizend jaar zijn als n dag. Evenmin weten wij, wat in de hemelse wereld voorviel, wanneer en hoe de val van de Engelen heeft plaatsgehad. (Jude 1:1:6; 2 Peter 2:4). II. Genesis 1:3-Genesis 1:25. In zes dagen vormt God de nog ruwe grondstof van de aarde en richt Hij deze tot een woonplaats in voor haar toekomstige heer, de mens.
Vers 2
2. De aarde, zoals zij door God in een punt van de tijd uit het niet was te voorschijn geroepen, nu was woest en ledig 1) en duisternis was op de afgrond. En de Geest van God 2) zweefde op over de oppervlakte van de wateren 3) heen.1) In het Hebreeuws "Thohoe waboohoe," woorden, in die taal gebruikt als iets ledigs en vreemds wordt bedoeld; iets, dat nog voor niets geschikt is. Gelijk een embryo in de moederschoot, alzo was de aarde toen nog met watermassa's omgeven. (2 Peter 3:5)
Een schone beschrijving van de chaos, de ongevormde stof, geeft Ovidius in zijn Metamorfose: "Waar aarde was, daar was ook zee en lucht; zo was de aarde niet te begaan, het water niet te doorwaden; de lucht miste het licht; in een lichaam streed het koude met het warme, het natte met het droge, het zachte met het harde, het zware met hetgeen geen gewicht had.".
Onbehouwen en onbeholpen lag of stond, of hing of zweefde daar de vormeloze aarde, "woest" zonder uitwendige gestalte en ledig, zonder innerlijke gehalte; een oceaan zonder bedding, zonder bodem, zonder kusten, zonder stroming, zonder diepte of hoogte; een bruisende en schuimende golving van een "donkere, sombere afgrond;" een ordeloze woeling en warhoop van allerlei woelende vochten en wortelende stoffen, doods en stom, onvatbaar voor alle levens. Zij zelf kon het leven uit haar machteloze schoot niet voortbrengen..
Daarom behoort men dit op de voorgrond te stellen: "Zendt Gij uw Geest uit, zij worden geschapen en Gij vernieuwt het gelaat van het aardrijk," maar ook het tegenovergestelde: zodra de Heer zijn Geest inhoudt, keren zij weer tot hun stof en sterven. (Psalms 104:29b, 30a).
2) De Geest van God, d.i. de Heilige Geest, niet de wind, zoals sommige uitleggers menen, zweefde over de wateren. De Staten-Overzetters tekenen aan, dat het woord "zweven" ook "broeden" betekent. In Deuteronomy 32:11 wordt hetzelfde woord gebruikt van de arend, waar gezegd wordt, dat hij over zijn jongen zweeft. De betekenis van "broeden" is, en terecht, van de stamverwante talen (het Syrisch en het Arabisch) afgeleid, waar het werkwoord gebruikt wordt van de vogel, die op de eieren broedt. De aarde kon het leven niet voortbrengen. Alleen door de levende en levenwekkende Geest van onze God kon dit bewerkt worden. Zo in het rijk van de natuur, zo ook straks in het rijk van de genade.
3) Hoe lang de aarde in deze toestand voortduurde en welke veranderingen onder dat broeien van de Geest in het inwendige plaats hebben gehad, is ons niet geopenbaard. Spreukenekt de natuurwetenschap van duizendtallen jaren, zij is daarom niet in strijd met de Schrift, doch men vergete niet, dat voor de Heere duizend jaar zijn als n dag. Evenmin weten wij, wat in de hemelse wereld voorviel, wanneer en hoe de val van de Engelen heeft plaatsgehad. (Jude 1:1:6; 2 Peter 2:4). II. Genesis 1:3-Genesis 1:25. In zes dagen vormt God de nog ruwe grondstof van de aarde en richt Hij deze tot een woonplaats in voor haar toekomstige heer, de mens.
Vers 3
3. En God, toen Hij, naar zijn vrijmachtig welbehagen besloot de woeste en ledige aarde te vormen en te bevolken-naar de gewone tijdrekening, omstreeks 4000 jaarv r de geboorte van Christus-maakt allereerst aan de duisternis een einde, en liet het licht voortkomen, die noodzakelijke voorwaarde van elk worden en leven 2 Corinthians 4:6) toen Hij zeide:1) Daar zij licht, 2) en daar werd licht. (Psalms 33:9)1) Het spreken van God is altijd de uiting van de innigste en heiligste gedachten van Zijn hart (Psalms 33:11) en aldus de openbaring, de naar buiten treding in en door het woord, van zijn heilig Wezen, voor zoverre dit door de mens kan gekend en moet erkend worden..
De Heere spreekt en het is er. Hij gebiedt en het staat er (Psalms 33:9). Zo in het rijk van de natuur, zo in het rijk van de genade. God spreekt en werelden verrijzen uit het niet. God spreekt en de mens, dood in de zonden en misdaden, wordt herschapen tot een kind van God.
De hele schepping is n gedachte van God, die in werkelijkheid is getreden bij haar uiting door het woord. (Psalms 33:6). Het Gods-woord: "daar zij" is de wording van de wereld, is het machtwoord dat de gevallen mens herschept en eens de bezoedelde aarde vernieuwen zal. "Men zegt dikwijls van dergelijke uitdrukkingen, dat zij op menselijke wijze van God spreken. Het omgekeerde is waar, omdat God spreekt, spreekt de mens, het beeld van God".
Spreukenken is een openbaring van de gedachten, scheppen de verwezenlijking van de goddelijke wereldgedachte en aldus een in vrijheid volbrachte daad van de absolute geest, geen emanatie van de schepselen uit het Goddelijk Wezen..
2) Uit het woord van God gaat kracht uit, wie zou hem weerstaan? "Toen sprak God: er zij licht! en er werd licht." Nu heeft hij het niet gesproken, maar is zelf ons licht geworden.
God schiep aanstonds op de eerste dag iets, dat zo schoon en voortreffelijk was, dat Hij zich niet schaamt de naam daarvan te dragen. (Psalms 104:2; 1 John 1:5)
Maar hoe kon er licht zijn v r de schepping van de zon? Genesis 1:14. Eindelijk is de wetenschap tot de erkentenis gekomen, dat de zon op zichzelf een donkere bol, niet de lichtgeefster maar de lichtdraagster is, gelijk een lamp het licht draagt..
Wat licht is in natuurlijke zin zegt de voorzichtige man van de echte wetenschap u niet. Telkens wisselen daarom de meningen en velerlei verklaringen. Nu eens is het trilling, dan weer golving, straks andere beweging, uitstraling of wel uitstroming; maar wat eigenlijk dit alles veroorzaakt, alleen Gods oog heeft de lichtbron in al haar reinheid en schone glans gezien. Alleen Hij, die het licht is, waarin geheel geen duisternis is, verklaart het ons.
Hij, die het licht gezaaid heeft voor de rechtvaardige, die het ontoegankelijk en eeuwig licht bewoont en die het gesproken heeft, dat wie Hem volgt het licht des levens zal hebben; alleen Hij kan het licht uit zichzelf uitzenden, omdat Hij, in de hoogste en edelste zin van het woord, het licht der wereld is..
Vers 3
3. En God, toen Hij, naar zijn vrijmachtig welbehagen besloot de woeste en ledige aarde te vormen en te bevolken-naar de gewone tijdrekening, omstreeks 4000 jaarv r de geboorte van Christus-maakt allereerst aan de duisternis een einde, en liet het licht voortkomen, die noodzakelijke voorwaarde van elk worden en leven 2 Corinthians 4:6) toen Hij zeide:1) Daar zij licht, 2) en daar werd licht. (Psalms 33:9)1) Het spreken van God is altijd de uiting van de innigste en heiligste gedachten van Zijn hart (Psalms 33:11) en aldus de openbaring, de naar buiten treding in en door het woord, van zijn heilig Wezen, voor zoverre dit door de mens kan gekend en moet erkend worden..
De Heere spreekt en het is er. Hij gebiedt en het staat er (Psalms 33:9). Zo in het rijk van de natuur, zo in het rijk van de genade. God spreekt en werelden verrijzen uit het niet. God spreekt en de mens, dood in de zonden en misdaden, wordt herschapen tot een kind van God.
De hele schepping is n gedachte van God, die in werkelijkheid is getreden bij haar uiting door het woord. (Psalms 33:6). Het Gods-woord: "daar zij" is de wording van de wereld, is het machtwoord dat de gevallen mens herschept en eens de bezoedelde aarde vernieuwen zal. "Men zegt dikwijls van dergelijke uitdrukkingen, dat zij op menselijke wijze van God spreken. Het omgekeerde is waar, omdat God spreekt, spreekt de mens, het beeld van God".
Spreukenken is een openbaring van de gedachten, scheppen de verwezenlijking van de goddelijke wereldgedachte en aldus een in vrijheid volbrachte daad van de absolute geest, geen emanatie van de schepselen uit het Goddelijk Wezen..
2) Uit het woord van God gaat kracht uit, wie zou hem weerstaan? "Toen sprak God: er zij licht! en er werd licht." Nu heeft hij het niet gesproken, maar is zelf ons licht geworden.
God schiep aanstonds op de eerste dag iets, dat zo schoon en voortreffelijk was, dat Hij zich niet schaamt de naam daarvan te dragen. (Psalms 104:2; 1 John 1:5)
Maar hoe kon er licht zijn v r de schepping van de zon? Genesis 1:14. Eindelijk is de wetenschap tot de erkentenis gekomen, dat de zon op zichzelf een donkere bol, niet de lichtgeefster maar de lichtdraagster is, gelijk een lamp het licht draagt..
Wat licht is in natuurlijke zin zegt de voorzichtige man van de echte wetenschap u niet. Telkens wisselen daarom de meningen en velerlei verklaringen. Nu eens is het trilling, dan weer golving, straks andere beweging, uitstraling of wel uitstroming; maar wat eigenlijk dit alles veroorzaakt, alleen Gods oog heeft de lichtbron in al haar reinheid en schone glans gezien. Alleen Hij, die het licht is, waarin geheel geen duisternis is, verklaart het ons.
Hij, die het licht gezaaid heeft voor de rechtvaardige, die het ontoegankelijk en eeuwig licht bewoont en die het gesproken heeft, dat wie Hem volgt het licht des levens zal hebben; alleen Hij kan het licht uit zichzelf uitzenden, omdat Hij, in de hoogste en edelste zin van het woord, het licht der wereld is..
Vers 4
4. En God, die in deze trapsgewijze vorming van de nog ruwe stof aan het toekomstige hoofd van de zichtbare wereld, de mens, gelijk wilde worden, opdat deze Hem weer gelijk worden zou, overzag, als een menselijk werkmeester, het werk van zijn handen en zag het licht, dat het goed was 1) (Psalms 104:31). Geen half, geen onvolkomen werk, werkt God, noch in het rijk van de natuur, noch in dat van de genade; en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis, 2) d.i. God verordende een regelmatige afwisseling van licht en duisternis, daar Hij het tot hiertoe slechts als ether (fijne lucht) voorhanden licht, op bepaalde tijden zich liet uitzetten en dan weer samentrekken.1) Door Mozes wordt hier God voorgesteld zijn werk beschouwende en daarin een welbehagen hebbende. Dit geschiedt echter hierom: opdat wij zouden verstaan dat God niets gedaan heeft, dan met vast beleid en volgens een welberaamd plan..
Het licht was goed, omdat Hij het zelf geschapen had. Het woord goed, moet, het spreekt vanzelf, in natuurlijke zin worden begrepen. Het betekent niet minder dan dat, -zoals hier-het volkomen kon beantwoorden aan het doel, hetwelk God zich ermee voor ogen had gesteld..
2)Duisternis is het beeld van zonde en ellende. Er is echter ook een weldoende schaduw, een heilige nacht. Ook de nacht is van de Heere (Psalms 74:16)
Vers 4
4. En God, die in deze trapsgewijze vorming van de nog ruwe stof aan het toekomstige hoofd van de zichtbare wereld, de mens, gelijk wilde worden, opdat deze Hem weer gelijk worden zou, overzag, als een menselijk werkmeester, het werk van zijn handen en zag het licht, dat het goed was 1) (Psalms 104:31). Geen half, geen onvolkomen werk, werkt God, noch in het rijk van de natuur, noch in dat van de genade; en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis, 2) d.i. God verordende een regelmatige afwisseling van licht en duisternis, daar Hij het tot hiertoe slechts als ether (fijne lucht) voorhanden licht, op bepaalde tijden zich liet uitzetten en dan weer samentrekken.1) Door Mozes wordt hier God voorgesteld zijn werk beschouwende en daarin een welbehagen hebbende. Dit geschiedt echter hierom: opdat wij zouden verstaan dat God niets gedaan heeft, dan met vast beleid en volgens een welberaamd plan..
Het licht was goed, omdat Hij het zelf geschapen had. Het woord goed, moet, het spreekt vanzelf, in natuurlijke zin worden begrepen. Het betekent niet minder dan dat, -zoals hier-het volkomen kon beantwoorden aan het doel, hetwelk God zich ermee voor ogen had gesteld..
2)Duisternis is het beeld van zonde en ellende. Er is echter ook een weldoende schaduw, een heilige nacht. Ook de nacht is van de Heere (Psalms 74:16)
Vers 5
5. En God noemde 1) het licht dag en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, 2) de eerste dag. 3) Deze berekening, volgens welke de dag met de avond begint, behield het volk van God onder het Oude Verbond; de Joden begonnen alzo iedere nieuwe dag met de zonsondergang van de vorige, niet eerst met middernacht (Leviticus 23:32).1) Het "noemen" is zo veel, als aan iets naar zijn wezen, een bestemming aanwijzen. Hier wordt ons Gods almachtig regeren aangeduid..
Eerst scheidde God het licht van de duisternis en daarna onderscheidde Hij ook de namen; eerst de zaak en dan de naam; maar dan ook een naam, die niet het feit van de scheiding, maar het wezen van de gescheiden dingen uitdrukt en weergeeft..
2) Waarom de avond met zijn duister eerder dan de morgen met zijn licht? Omdat door God alleen de nacht tot dag wordt. Evenzo is het in de wedergeboorte. Hij vindt ons in nacht en door Hem wordt het dag in ons.
3) Wij hebben hier niet te denken aan profetische dagen, noch aan tijdvakken, maar aan natuurlijke dagen. Hoelang echter deze dagen zijn geweest, valt niet te zeggen, evenmin als de juiste omtrek van de aarde. Op de eerste dag van het Oude Verbond schiep God het natuurlijk licht; op de eerste dag van het Nieuwe Verbond verrees de Zonne der gerechtigheid, het eeuwige Licht der wereld.. Zo is onze zondag reeds gewijd door de schepping van het licht.
Vers 5
5. En God noemde 1) het licht dag en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, 2) de eerste dag. 3) Deze berekening, volgens welke de dag met de avond begint, behield het volk van God onder het Oude Verbond; de Joden begonnen alzo iedere nieuwe dag met de zonsondergang van de vorige, niet eerst met middernacht (Leviticus 23:32).1) Het "noemen" is zo veel, als aan iets naar zijn wezen, een bestemming aanwijzen. Hier wordt ons Gods almachtig regeren aangeduid..
Eerst scheidde God het licht van de duisternis en daarna onderscheidde Hij ook de namen; eerst de zaak en dan de naam; maar dan ook een naam, die niet het feit van de scheiding, maar het wezen van de gescheiden dingen uitdrukt en weergeeft..
2) Waarom de avond met zijn duister eerder dan de morgen met zijn licht? Omdat door God alleen de nacht tot dag wordt. Evenzo is het in de wedergeboorte. Hij vindt ons in nacht en door Hem wordt het dag in ons.
3) Wij hebben hier niet te denken aan profetische dagen, noch aan tijdvakken, maar aan natuurlijke dagen. Hoelang echter deze dagen zijn geweest, valt niet te zeggen, evenmin als de juiste omtrek van de aarde. Op de eerste dag van het Oude Verbond schiep God het natuurlijk licht; op de eerste dag van het Nieuwe Verbond verrees de Zonne der gerechtigheid, het eeuwige Licht der wereld.. Zo is onze zondag reeds gewijd door de schepping van het licht.
Vers 6
6. a) En God zei, toen het licht in de plaats van de duisternis was getreden, daar zij een uitspansel 1) in het midden van de wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren. Wij lezen hier de schepping van onze dampkring, welke de wateren boven ons in de wolken ophoudt, totdat ze de dampkring te zwaar geworden, als regen neerdalen.a) Psalms 104:2; Psalms 136:5; Psalms 148:4; Proverbs 8:28.
1) Sommige oud-Joodse en oud-Christelijke schrijvers vertalen het woord door firmament (firmamentum). Ook de Septuaginta gebruikt het woord stere, het woord "firmamentum" n het woord stere, duiden iets vast aan. Het Hebreeuwse woord geeft echter niets anders te kennen, dan een wijduitgespannen ruimte. Calvijn tekent bij deze woorden o.a. aan: Wel weten wij, dat de regen op natuurlijke wijze ontstaat, maar de zondvloed toont genoegzaam, hoe door de onstuimigheid van de wolken deze overweldig zou worden, als de sluizen van de hemelen niet door Gods hand gesloten waren..
Vers 6
6. a) En God zei, toen het licht in de plaats van de duisternis was getreden, daar zij een uitspansel 1) in het midden van de wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren. Wij lezen hier de schepping van onze dampkring, welke de wateren boven ons in de wolken ophoudt, totdat ze de dampkring te zwaar geworden, als regen neerdalen.a) Psalms 104:2; Psalms 136:5; Psalms 148:4; Proverbs 8:28.
1) Sommige oud-Joodse en oud-Christelijke schrijvers vertalen het woord door firmament (firmamentum). Ook de Septuaginta gebruikt het woord stere, het woord "firmamentum" n het woord stere, duiden iets vast aan. Het Hebreeuwse woord geeft echter niets anders te kennen, dan een wijduitgespannen ruimte. Calvijn tekent bij deze woorden o.a. aan: Wel weten wij, dat de regen op natuurlijke wijze ontstaat, maar de zondvloed toont genoegzaam, hoe door de onstuimigheid van de wolken deze overweldig zou worden, als de sluizen van de hemelen niet door Gods hand gesloten waren..
Vers 7
7. En God maakte dat uitspansel; ingevolge Zijn zo-even uitgesproken scheppingswoord ontstond het, en Hij maakte scheiding tussen de wateren die a) onder het uitspansel zijn, en tussen de wateren b) die boven het uitspansel1) zijn. En het was alzo, gelijk God Genesis 1:6 bevolen had.a) Psalms 33:7; Psalms 136:6 Proverbs 8:24 b)Psalms 148:4
1) De wateren beneden worden op de volgende dag in afgesloten bewaarplaatsen verzameld, de wateren daarboven zweven in wolken boven ons en vallen niet neer, maar worden van het uitspansel gedragen; dit nu is geen geringer wonder van de goddelijke almacht, dan toen de wateren van de Rode zee als muren stonden (Exodus 14:22)
Vers 7
7. En God maakte dat uitspansel; ingevolge Zijn zo-even uitgesproken scheppingswoord ontstond het, en Hij maakte scheiding tussen de wateren die a) onder het uitspansel zijn, en tussen de wateren b) die boven het uitspansel1) zijn. En het was alzo, gelijk God Genesis 1:6 bevolen had.a) Psalms 33:7; Psalms 136:6 Proverbs 8:24 b)Psalms 148:4
1) De wateren beneden worden op de volgende dag in afgesloten bewaarplaatsen verzameld, de wateren daarboven zweven in wolken boven ons en vallen niet neer, maar worden van het uitspansel gedragen; dit nu is geen geringer wonder van de goddelijke almacht, dan toen de wateren van de Rode zee als muren stonden (Exodus 14:22)
Vers 8
8. En God noemde het uitspansel, hetwelk als het dek van een tent over de aarde was uitgespannen hemel, 1) letterlijk hemelen, d.i. lucht en wolkenhemel, onderscheiden van de hemel der hemelen, die God in den beginne had geschapen. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de tweede dag.1) Deze "hemelen" zijn wel te onderscheiden van de hemel der hemelen. Stelde God Almachtig straks op de vierde dag in het wolkeloze uitspansel, d.i. de tweede hemel, zon, maan en sterren, de eerste hemel vindt men aan deze zijde van het uitspansel, hetwelk over de aarde als een gordijn is uitgestrekt als een dek over een tent is uitgespannen. (Psalms 104:2)
Vers 8
8. En God noemde het uitspansel, hetwelk als het dek van een tent over de aarde was uitgespannen hemel, 1) letterlijk hemelen, d.i. lucht en wolkenhemel, onderscheiden van de hemel der hemelen, die God in den beginne had geschapen. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de tweede dag.1) Deze "hemelen" zijn wel te onderscheiden van de hemel der hemelen. Stelde God Almachtig straks op de vierde dag in het wolkeloze uitspansel, d.i. de tweede hemel, zon, maan en sterren, de eerste hemel vindt men aan deze zijde van het uitspansel, hetwelk over de aarde als een gordijn is uitgestrekt als een dek over een tent is uitgespannen. (Psalms 104:2)
Vers 9
9. En God, voortgaande in Zijn ordenende werkzaamheid en zich tot de wateren op de aarde wendende, zei: a) Dat de wateren van onder de hemel in een plaats vergaderd worden en dat het droge gezien worde. En het was alzo. 1)a) Job 26:10; Job 38:8; Psalms 24:2; Psalms 33:7; Psalms 136:6. 1) Zo verzamelde het water zich in de afgesloten bewaarplaatsen, zodat het niet meer de hele aarde overstroomde. (Job 38:8-Job 38:11; Psalms 104:6-Psalms 104:9 ). Wellicht door ontzettende beweging, wellicht door onderaards vuur ontstond de diepte en vormden zich de hoogten van de aarde. De onbewerktuigde natuur werd gevormd; de grondslag en bodem van alle latere gewrochten werd gelegd..
Vers 9
9. En God, voortgaande in Zijn ordenende werkzaamheid en zich tot de wateren op de aarde wendende, zei: a) Dat de wateren van onder de hemel in een plaats vergaderd worden en dat het droge gezien worde. En het was alzo. 1)a) Job 26:10; Job 38:8; Psalms 24:2; Psalms 33:7; Psalms 136:6. 1) Zo verzamelde het water zich in de afgesloten bewaarplaatsen, zodat het niet meer de hele aarde overstroomde. (Job 38:8-Job 38:11; Psalms 104:6-Psalms 104:9 ). Wellicht door ontzettende beweging, wellicht door onderaards vuur ontstond de diepte en vormden zich de hoogten van de aarde. De onbewerktuigde natuur werd gevormd; de grondslag en bodem van alle latere gewrochten werd gelegd..
Vers 10
10. En God noemde het droge aarde, en de vergadering van de wateren, niet alleen de eigenlijke zee, maar ook het water in rivieren en meren, noemde Hij met een gemeenschappelijke naam: zeeën. En God zag dat het goed was. 1) De reeds op de tweede dag begonnen scheiding van de wateren was nu voltooid en de aarde had naar haar bestanddelen, oceaan en vast land, de bestemde gedaante verkregen.1) Dit woord des Heren, was op de tweede dag niet vernomen, omdat het werk, op die dag begonnen, eerst op deze dag was voltooid. Daarom klinkt het zo straks nog eenmaal..
Deze uitdrukking is het teken van de voltooiing, dat God zijn werk openstelt, waardoor het bestaan voor en door God bevestigd is.. 11. En God zei nog een tweede scheppingswoord op deze dag; dat de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid zaad zaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde. 1) En het was alzo.
1) Welk een orde in het hele werk van God! Hij begint met het kleinere en klimt steeds tot het grotere op!.
Dit betekent, dat niet slechts toen de kruiden en bomen geschapen zijn, maar ook, dat hun tegelijk het vermogen is gegeven, om zich voort te planten..
Daarin ligt het onderscheid tussen het Godswerk en het mensenwerk, dat het eerste schoner wordt, hoe nauwkeuriger men het kennen leert; het schoonste werk van de mensen wordt steeds grover, als het oog zich sterker wapent. Maak, mens, die u beroemt op wetenschap en kunst, n plantje, n grasscheutje! Al wat gij vormt is dood, het mist groeikracht, mist de macht tot voortteling..
Vers 10
10. En God noemde het droge aarde, en de vergadering van de wateren, niet alleen de eigenlijke zee, maar ook het water in rivieren en meren, noemde Hij met een gemeenschappelijke naam: zeeën. En God zag dat het goed was. 1) De reeds op de tweede dag begonnen scheiding van de wateren was nu voltooid en de aarde had naar haar bestanddelen, oceaan en vast land, de bestemde gedaante verkregen.1) Dit woord des Heren, was op de tweede dag niet vernomen, omdat het werk, op die dag begonnen, eerst op deze dag was voltooid. Daarom klinkt het zo straks nog eenmaal..
Deze uitdrukking is het teken van de voltooiing, dat God zijn werk openstelt, waardoor het bestaan voor en door God bevestigd is.. 11. En God zei nog een tweede scheppingswoord op deze dag; dat de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid zaad zaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde. 1) En het was alzo.
1) Welk een orde in het hele werk van God! Hij begint met het kleinere en klimt steeds tot het grotere op!.
Dit betekent, dat niet slechts toen de kruiden en bomen geschapen zijn, maar ook, dat hun tegelijk het vermogen is gegeven, om zich voort te planten..
Daarin ligt het onderscheid tussen het Godswerk en het mensenwerk, dat het eerste schoner wordt, hoe nauwkeuriger men het kennen leert; het schoonste werk van de mensen wordt steeds grover, als het oog zich sterker wapent. Maak, mens, die u beroemt op wetenschap en kunst, n plantje, n grasscheutje! Al wat gij vormt is dood, het mist groeikracht, mist de macht tot voortteling..
Vers 12
12. En de aarde bracht voort naar het bevel van de Heere grasscheutjes, kruid zaad zaaiende naar zijn aard en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. 1) En God liet ook op het tweede werk van deze dag met welgevallen zijn oog rusten en zag dat het goed was.1) Wonder van God! In n mens schiep God alle mensen, in n boom alle bomen, in n gewas alle gewassen van deze soort, die er zijn zouden tot aan het einde van de wereld..
Is dat geen wonder? Gij neemt een handvol verschillende zaadkorreltjes en strooit ze naast elkaar op n en dezelfde grond, waar zij dezelfde voeding, sap en verzorging genieten; toch verwisselen zij niet, maar ieder brengt voort naar zijn eigen soort; het n wit, het ander geel, de vruchten zoet en zuur, bruin en zwart, rood en groen, hoog en nederig. Alzo, hoewel wij als de zaadkorreltjes op n akker van de dood begraven worden, zo zullen wij toch op de jongste dag, onverwisseld met elkaar opstaan, ieder in zijn vlees, ieder met zijn geest. 1 Corinthians 15:38) Als God, de Heere, leven schept, dan legt Hij daarin tevens de macht om leven voort te brengen. Daarom kan er geen sprake zijn van dood geloof of werkeloze bekering. Die in waarheid is wedergeboren uit de Geest, in wie waarlijk het oprecht geloof leeft, deze moet vruchten voortbrengen der bekering waardig, omdat het leven uit God is..
Vers 12
12. En de aarde bracht voort naar het bevel van de Heere grasscheutjes, kruid zaad zaaiende naar zijn aard en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. 1) En God liet ook op het tweede werk van deze dag met welgevallen zijn oog rusten en zag dat het goed was.1) Wonder van God! In n mens schiep God alle mensen, in n boom alle bomen, in n gewas alle gewassen van deze soort, die er zijn zouden tot aan het einde van de wereld..
Is dat geen wonder? Gij neemt een handvol verschillende zaadkorreltjes en strooit ze naast elkaar op n en dezelfde grond, waar zij dezelfde voeding, sap en verzorging genieten; toch verwisselen zij niet, maar ieder brengt voort naar zijn eigen soort; het n wit, het ander geel, de vruchten zoet en zuur, bruin en zwart, rood en groen, hoog en nederig. Alzo, hoewel wij als de zaadkorreltjes op n akker van de dood begraven worden, zo zullen wij toch op de jongste dag, onverwisseld met elkaar opstaan, ieder in zijn vlees, ieder met zijn geest. 1 Corinthians 15:38) Als God, de Heere, leven schept, dan legt Hij daarin tevens de macht om leven voort te brengen. Daarom kan er geen sprake zijn van dood geloof of werkeloze bekering. Die in waarheid is wedergeboren uit de Geest, in wie waarlijk het oprecht geloof leeft, deze moet vruchten voortbrengen der bekering waardig, omdat het leven uit God is..
Vers 13
13. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de derde dag.Vers 13
13. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de derde dag.Vers 14
14. En God, op de vierde morgen tot het werk van de eerste dag terugkerende, om dat verder te voltooien, zei: a) Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels, 1)om scheiding te maken tussen de dag en tussen de nacht, en dat zij zijn tot tekenen, 2) tot blijvende, zichtbare getuigen aan de hemel van de hoogste Majesteit Gods, en tot gezette tijden, 3) tot aanwijzing van de verschillende feestgetijden, tot bepaling van dag, maand en jaar, en tot dagen en jaren!a) Psalms 8:4 Psalms 104:19 Psalms 136:7 Sir. 43
1) Gelijk het eerste drietal dagen, zo begint God, de Heere ook het tweede drietal met het licht. Is het niet, om daardoor duidelijk te doen verstaan, dat Hij het Licht is?.
2)Voortekenen van het weer (Matthew 16:2-Matthew 16:3), aanwijzingen van buitengewone gebeurtenissen (Matthew 2:2, Luke 21:25, Luke 23:44) kentekenen voor zeevaarders en reizigers, om zich daarnaar te richten..
3)Jaargetijden, als ook termijnen voor het verloop van het leven van planten, dieren en mensen..
Vers 14
14. En God, op de vierde morgen tot het werk van de eerste dag terugkerende, om dat verder te voltooien, zei: a) Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels, 1)om scheiding te maken tussen de dag en tussen de nacht, en dat zij zijn tot tekenen, 2) tot blijvende, zichtbare getuigen aan de hemel van de hoogste Majesteit Gods, en tot gezette tijden, 3) tot aanwijzing van de verschillende feestgetijden, tot bepaling van dag, maand en jaar, en tot dagen en jaren!a) Psalms 8:4 Psalms 104:19 Psalms 136:7 Sir. 43
1) Gelijk het eerste drietal dagen, zo begint God, de Heere ook het tweede drietal met het licht. Is het niet, om daardoor duidelijk te doen verstaan, dat Hij het Licht is?.
2)Voortekenen van het weer (Matthew 16:2-Matthew 16:3), aanwijzingen van buitengewone gebeurtenissen (Matthew 2:2, Luke 21:25, Luke 23:44) kentekenen voor zeevaarders en reizigers, om zich daarnaar te richten..
3)Jaargetijden, als ook termijnen voor het verloop van het leven van planten, dieren en mensen..
Vers 15
15. a) En dat zij zijn tot lichten in het uitspansel van de hemel, om licht te geven op de aarde. 1) En het was alzo.a) Deuteronomy 4:19 Jeremiah 31:35
1) Het op de eerste dag door God geschapen licht, wordt nu verbonden aan de hemellichamen; dag en nacht vroeger bepaald, door het uitzetten en samentrekken van de lichtstof, worden nu door deze geregeld..
Vers 15
15. a) En dat zij zijn tot lichten in het uitspansel van de hemel, om licht te geven op de aarde. 1) En het was alzo.a) Deuteronomy 4:19 Jeremiah 31:35
1) Het op de eerste dag door God geschapen licht, wordt nu verbonden aan de hemellichamen; dag en nacht vroeger bepaald, door het uitzetten en samentrekken van de lichtstof, worden nu door deze geregeld..
Vers 16
16. God dan maakte, (wellicht uit de wateren boven de hemelen) (Psalms 148:4), die twee grote lichten. 1) In betrekking op de zo-even genoemde bestemming, namelijk om de aarde te verlichten, zijn zon en maan werkelijk grote lichten, dat grote licht, de zon, tot heerschappij van de dag en dat kleine, kleinere, in vergelijking tot de zon, tot heerschappij van de nacht (Psalms 136:7-Psalms 136:9 Jeremiah 31:35 ), ook de sterren. 2)1) De hemeltekenen worden hier "lichten" genoemd, daar de Heere zich schikt naar de mens, voor wie zij werkelijk lichten zijn. 2)Hemeltekenen! Wat is uw Schepper groot. Ons roept gij toe: "Buigt u neer en aanbidt." (Psalms 8:4-Psalms 8:5) (Psalms 19:1).
Vers 16
16. God dan maakte, (wellicht uit de wateren boven de hemelen) (Psalms 148:4), die twee grote lichten. 1) In betrekking op de zo-even genoemde bestemming, namelijk om de aarde te verlichten, zijn zon en maan werkelijk grote lichten, dat grote licht, de zon, tot heerschappij van de dag en dat kleine, kleinere, in vergelijking tot de zon, tot heerschappij van de nacht (Psalms 136:7-Psalms 136:9 Jeremiah 31:35 ), ook de sterren. 2)1) De hemeltekenen worden hier "lichten" genoemd, daar de Heere zich schikt naar de mens, voor wie zij werkelijk lichten zijn. 2)Hemeltekenen! Wat is uw Schepper groot. Ons roept gij toe: "Buigt u neer en aanbidt." (Psalms 8:4-Psalms 8:5) (Psalms 19:1).
Vers 17
17. En God stelde (letterlijk: gaf) ze in het uitspansel van de hemel, om licht te geven op de aarde.Het uitspansel, waaraan zij geplaatst zijn, is hier de vaste kracht, die hen op hun banen houdt, zodat zij niet in botsing komen met de aarde, en die de wetenschap centraalkrachten noemt. (Middelpuntzoekende en vliedende krachten)
Vers 17
17. En God stelde (letterlijk: gaf) ze in het uitspansel van de hemel, om licht te geven op de aarde.Het uitspansel, waaraan zij geplaatst zijn, is hier de vaste kracht, die hen op hun banen houdt, zodat zij niet in botsing komen met de aarde, en die de wetenschap centraalkrachten noemt. (Middelpuntzoekende en vliedende krachten)
Vers 18
18. En om te heersen op de dag, en in de nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en tussen de duisternis (Psalms 104:20-Psalms 104:24, Jeremiah 31:35) 1) En God zag dat het goed was.1) Hoe dwaas is het ze te aanbidden en te dienen (Deuteronomy 4:19), daar zij bestemd zijn, om de aarde en de mens te dienen. "De Schrift spreekt van de hemellichten naar de diensten, die zij de aarde en de mens moesten bewijzen, niet naar hetgeen zij op zichzelf zijn, zoals ook de zeevarenden naar de zon, de maan en de sterren zien, niet als werelden, maar als vaste punten, waar zij tijden en plaatsen naar berekenen. God berekent blijkbaar de zaken geheel anders dan wij. Wij berekenen dikwijls de grootheid van de dingen naar de grootte van onze maat en de hoeveelheid van onze cijfers, en zeggen: tien is meer dan n; maar God zegt: "hemel, aarde en zee, zon, maan en sterren en alle miljoenen vissen, vogels en dieren, betekenen niets in vergelijking tot de mens." Voor de mens alleen werd dit alles geschapen; het is alles tot zijn gebruik; daartoe dient het in de eerste plaats..
De aarde is het Bethlehem van de wereld. Zoals Bethlehem de Heer en Heiland van de hele mensheid voortbrengt en het uitgangspunt, het centrum en het einddoel van de totale geschiedenis van de mensen betekent, het arme, kleine Bethlehem, zo heeft de kleine aarde, die niets is in het heelal, de plicht een betamelijke invloed uit te oefenen op de gang van de wereldgeschiedenis. Met andere woorden, de geschiedenis van de mensen, het in elkaar grijpen van de goddelijke heilsgedachte en de menselijke vrijheid is de geschiedenis van de wereld; en wanneer de ontwikkeling van de mensenwereld in het verzamelen van de verspreide mensheid en de uitverkorenen, hun doel bereikt hebben, dan kunnen wij zeggen dat wij aan onze plicht hebben voldaan, om nu als wedergekomenen in een nieuwe rechtvaardige mensenwereld te dienen in de Gods Koninkrijk.
Vers 18
18. En om te heersen op de dag, en in de nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en tussen de duisternis (Psalms 104:20-Psalms 104:24, Jeremiah 31:35) 1) En God zag dat het goed was.1) Hoe dwaas is het ze te aanbidden en te dienen (Deuteronomy 4:19), daar zij bestemd zijn, om de aarde en de mens te dienen. "De Schrift spreekt van de hemellichten naar de diensten, die zij de aarde en de mens moesten bewijzen, niet naar hetgeen zij op zichzelf zijn, zoals ook de zeevarenden naar de zon, de maan en de sterren zien, niet als werelden, maar als vaste punten, waar zij tijden en plaatsen naar berekenen. God berekent blijkbaar de zaken geheel anders dan wij. Wij berekenen dikwijls de grootheid van de dingen naar de grootte van onze maat en de hoeveelheid van onze cijfers, en zeggen: tien is meer dan n; maar God zegt: "hemel, aarde en zee, zon, maan en sterren en alle miljoenen vissen, vogels en dieren, betekenen niets in vergelijking tot de mens." Voor de mens alleen werd dit alles geschapen; het is alles tot zijn gebruik; daartoe dient het in de eerste plaats..
De aarde is het Bethlehem van de wereld. Zoals Bethlehem de Heer en Heiland van de hele mensheid voortbrengt en het uitgangspunt, het centrum en het einddoel van de totale geschiedenis van de mensen betekent, het arme, kleine Bethlehem, zo heeft de kleine aarde, die niets is in het heelal, de plicht een betamelijke invloed uit te oefenen op de gang van de wereldgeschiedenis. Met andere woorden, de geschiedenis van de mensen, het in elkaar grijpen van de goddelijke heilsgedachte en de menselijke vrijheid is de geschiedenis van de wereld; en wanneer de ontwikkeling van de mensenwereld in het verzamelen van de verspreide mensheid en de uitverkorenen, hun doel bereikt hebben, dan kunnen wij zeggen dat wij aan onze plicht hebben voldaan, om nu als wedergekomenen in een nieuwe rechtvaardige mensenwereld te dienen in de Gods Koninkrijk.
Vers 19
19. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vierde dag.Vers 19
19. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vierde dag.Vers 20
20. En God zei: Dat de wateren, welke nu op de bijzondere plaatsen verzameld waren, overvloedig voortbrengen een gewemel van levende zielen, en het gevogelte vliege boven de aarde in het uitspansel van de hemel!De Lutherse vertaling gaat uit van het onder de kerkvaders wijd verbreide idee, dat tegelijk met de vissen ook de vogels uit het water ontsproten zijn; dit is echter in tegenspraak met Genesis 2:19, waar geschreven staat dat zij uit de aarde geformeerd zijn. Over de bouwstof van de vogels is daarom niets met zekerheid vast te stellen.. 21. En God schiep de grote walvissen 1) en alle levende, wriemelende ziel, welke de wateren overvloedig voortbrachten, naar haren aard, en alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard. 2) En God zag dat het goed was.
1) Het oorspronkelijk woord duidt elk zeemonster aan.
2) V r de vijfde dag was geen hoger leven dan het plantenleven op aarde, nu zijn water en lucht met zich bewegende schepsels vervuld. Welk een ontelbare menigte! Elke waterdruppel heeft leven, de lucht, die wij inademen, bezit leven, en ieder schepsel is op zeer wonderlijke wijze gemaakt, van de walvis tot het insect. Welk een verscheidenheid! Welk een zegen voor mensen! O diepte van de rijkdom van wijsheid en macht en liefde!.
Vissen en vogels zijn op n dag geschapen; er is overeenkomst tussen deze beide, gelijk lucht en wolken verwant zijn; het schubbenpantser en het verenkleed, de vinnen en de vleugels hebben overeenkomst, die ook in het inwendige bestaat (bij de verdeling van het bloed)
Vers 20
20. En God zei: Dat de wateren, welke nu op de bijzondere plaatsen verzameld waren, overvloedig voortbrengen een gewemel van levende zielen, en het gevogelte vliege boven de aarde in het uitspansel van de hemel!De Lutherse vertaling gaat uit van het onder de kerkvaders wijd verbreide idee, dat tegelijk met de vissen ook de vogels uit het water ontsproten zijn; dit is echter in tegenspraak met Genesis 2:19, waar geschreven staat dat zij uit de aarde geformeerd zijn. Over de bouwstof van de vogels is daarom niets met zekerheid vast te stellen.. 21. En God schiep de grote walvissen 1) en alle levende, wriemelende ziel, welke de wateren overvloedig voortbrachten, naar haren aard, en alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard. 2) En God zag dat het goed was.
1) Het oorspronkelijk woord duidt elk zeemonster aan.
2) V r de vijfde dag was geen hoger leven dan het plantenleven op aarde, nu zijn water en lucht met zich bewegende schepsels vervuld. Welk een ontelbare menigte! Elke waterdruppel heeft leven, de lucht, die wij inademen, bezit leven, en ieder schepsel is op zeer wonderlijke wijze gemaakt, van de walvis tot het insect. Welk een verscheidenheid! Welk een zegen voor mensen! O diepte van de rijkdom van wijsheid en macht en liefde!.
Vissen en vogels zijn op n dag geschapen; er is overeenkomst tussen deze beide, gelijk lucht en wolken verwant zijn; het schubbenpantser en het verenkleed, de vinnen en de vleugels hebben overeenkomst, die ook in het inwendige bestaat (bij de verdeling van het bloed)
Vers 22
22. En God zegende ze 1), zeggende: nu niet van hen, maar tot hen sprekende, gelijk de aard van het zegenspreken ook over het redeloze meebrengt: a) zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de wateren in de zeeën; en het gevogelte vermenigvuldige op de aarde!a) Genesis 8:17
1) Als God zegent, verzekert Hij, die getrouw is, het schepsel van Zijn neerbuigende liefde en welwillende gunst. Dat is iets groots. Want aan de zegen van de Heere is alles gelegen. Met welk schallend lied van dankbaarheid zal het pas geschapen vogelenleger op die zegenspreuk van de Schepper geantwoord hebben. En zult gij, o mensenkind, dan uw Heer en Schepper niet loven met het voorbedachte lied?.
Vers 22
22. En God zegende ze 1), zeggende: nu niet van hen, maar tot hen sprekende, gelijk de aard van het zegenspreken ook over het redeloze meebrengt: a) zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de wateren in de zeeën; en het gevogelte vermenigvuldige op de aarde!a) Genesis 8:17
1) Als God zegent, verzekert Hij, die getrouw is, het schepsel van Zijn neerbuigende liefde en welwillende gunst. Dat is iets groots. Want aan de zegen van de Heere is alles gelegen. Met welk schallend lied van dankbaarheid zal het pas geschapen vogelenleger op die zegenspreuk van de Schepper geantwoord hebben. En zult gij, o mensenkind, dan uw Heer en Schepper niet loven met het voorbedachte lied?.
Vers 23
23. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de vijfde dag.Vers 23
23. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de vijfde dag.Vers 24
24. En God, nu op de zesde dag van de dieren in water en lucht opklimmende tot een hogere soort, de dieren op het land, en daarmee tegelijk de tweede helft van het werk van deze dag (Genesis 1:11-Genesis 1:13) aanvaardende, zei: De aarde brengen levende zielen voort, naar haar aard, vee, dat tam en tot onmiddellijke dienst aan de mensen bestemd is en kruipend en wild gedierte der aarde, kleiner gedierte, dat op en in de aardbodem zich beweegt, en alles, wat de wildernissen en bossen vervult en zich niet aan de mens gewent, naar zijn aard! En het was alzo.Vers 24
24. En God, nu op de zesde dag van de dieren in water en lucht opklimmende tot een hogere soort, de dieren op het land, en daarmee tegelijk de tweede helft van het werk van deze dag (Genesis 1:11-Genesis 1:13) aanvaardende, zei: De aarde brengen levende zielen voort, naar haar aard, vee, dat tam en tot onmiddellijke dienst aan de mensen bestemd is en kruipend en wild gedierte der aarde, kleiner gedierte, dat op en in de aardbodem zich beweegt, en alles, wat de wildernissen en bossen vervult en zich niet aan de mens gewent, naar zijn aard! En het was alzo.Vers 25
25. En God maakte het wild gedierte van de aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte van de aardbodem naar zijn aard. En God zag dat het goed was. 1)1) Water en lucht, aarde en stof, het is nu alles met leven vervuld. Overal beweegt het zich en wemelt het. Nog is het niet zeer goed, nog ontbreekt er iets, de eenheid en het doel van dit alles. Het is alles blijkbaar ingericht, om een woonplaats voor een hoger schepsel te zijn en hem als heer te dienen. Maar wat nog ontbreekt, het komt. Hij komt, die deze welgetooide en welverzorgde woonplaats als zijn woonplaats inneemt, de mens..
Wij mogen niet nalaten op te merken, dat God al de levende wezens tot hier toe schiep, door aan de aarde en de wateren (Genesis 1:20, Genesis 1:24) bevel te geven, om ze voort te brengen. Elk element moet naar zijn aard voortbrengen. "De wateren stremden tot vissen; vissen zijn dus vleesgeworden of bezield water; de vogels vleesgeworden lucht; het gedierte vleesgeworden aarde. Heeft ook het dier niet iets grof zwaars, de vogel iets luchtvormig lichts, de vis iets waterachtig weeks? Er zijn natuurkundigen, die deze oorsprong van de onderscheidene levende wezens uit hun ontbinding menen te kunnen aanwijzen.". Meer kan de stof niet voortbrengen. De mens wordt door de Allerhoogste zelf geformeerd..
Klaarblijkelijk wordt het aantal scheppingsdagen in twee helften gedeeld, elk van drie dagen. Zo zijn er twee reeksen van scheppingswonderen, die evenredig met elkaar samenstemmen. De eerste en de vierde dag het licht en de hemellichten; de tweede en vijfde dag het uitspansel en het "gevogelte, vliegende in het uitspansel des hemels"; de derde en zesde dag de droge aarde, die levende zielen moet voortbrengen. Deze zijn, twee aan twee genomen, het drietal paren, waaruit de reeksen bestaan, die op het laatst in de zevende dag, in de Sabbath, haar einde, haar rustpunt, haar samenvatting, maar ook haar kroon ontvangen..
III. Genesis 1:26-Genesis 1:31. God schept de mens naar Zijn beeld, man en vrouw, en zet daardoor de kroon op het werk van de zes dagen.
Vers 25
25. En God maakte het wild gedierte van de aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte van de aardbodem naar zijn aard. En God zag dat het goed was. 1)1) Water en lucht, aarde en stof, het is nu alles met leven vervuld. Overal beweegt het zich en wemelt het. Nog is het niet zeer goed, nog ontbreekt er iets, de eenheid en het doel van dit alles. Het is alles blijkbaar ingericht, om een woonplaats voor een hoger schepsel te zijn en hem als heer te dienen. Maar wat nog ontbreekt, het komt. Hij komt, die deze welgetooide en welverzorgde woonplaats als zijn woonplaats inneemt, de mens..
Wij mogen niet nalaten op te merken, dat God al de levende wezens tot hier toe schiep, door aan de aarde en de wateren (Genesis 1:20, Genesis 1:24) bevel te geven, om ze voort te brengen. Elk element moet naar zijn aard voortbrengen. "De wateren stremden tot vissen; vissen zijn dus vleesgeworden of bezield water; de vogels vleesgeworden lucht; het gedierte vleesgeworden aarde. Heeft ook het dier niet iets grof zwaars, de vogel iets luchtvormig lichts, de vis iets waterachtig weeks? Er zijn natuurkundigen, die deze oorsprong van de onderscheidene levende wezens uit hun ontbinding menen te kunnen aanwijzen.". Meer kan de stof niet voortbrengen. De mens wordt door de Allerhoogste zelf geformeerd..
Klaarblijkelijk wordt het aantal scheppingsdagen in twee helften gedeeld, elk van drie dagen. Zo zijn er twee reeksen van scheppingswonderen, die evenredig met elkaar samenstemmen. De eerste en de vierde dag het licht en de hemellichten; de tweede en vijfde dag het uitspansel en het "gevogelte, vliegende in het uitspansel des hemels"; de derde en zesde dag de droge aarde, die levende zielen moet voortbrengen. Deze zijn, twee aan twee genomen, het drietal paren, waaruit de reeksen bestaan, die op het laatst in de zevende dag, in de Sabbath, haar einde, haar rustpunt, haar samenvatting, maar ook haar kroon ontvangen..
III. Genesis 1:26-Genesis 1:31. God schept de mens naar Zijn beeld, man en vrouw, en zet daardoor de kroon op het werk van de zes dagen.
Vers 26
26. En God, thans niet meer als tot hier toe eenvoudig bevelend sprekende, maar met het Woord, door hetwelk Hij alle dingen heeft gemaakt en met de Geest, die levenskrachten meegedeeld en leven gewekt heeft, in bijzonder overleg tredende, zei op deze dag, de vrijdag: 1) Laat ons mensen maken, naar ons beeld, 2) naar onze gelijkenis, vrije, zichzelf bewuste persoonlijke wezens, die de heiligheid en zaligheid van het goddelijke leven in zich dragen, en dat zij heerschappij hebben over de vissen van de zee, en over het gevogelte van de hemel, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.3)1) En op dezelfde dag wilde Hij daarna een nog veel groter raadsbesluit ten uitvoer brengen, denk aan de Goede Vrijdag! waarom Hij, hoewel het hem later berouwen zou, wat Hij thans Zich voornam (Genesis 6:6-Genesis 6:7), het evenwel ondernam, namelijk het scheppen van de mens..
2) Omtrent deze woorden delen de uitleggers niet hetzelfde gevoelen. De meesten, bijna allen, stemmen hierin overeen, dat "beeld" ziet op het innerlijke wezen en "gelijkenis" op de bijkomstige zaken..
3) Dit gebied, hoe groot op zich zelf, is echter klein, in vergelijking van het geheel. Daarbij gaat deze heerschappij enkel over het uitwendige van die dingen, welke in het bereik van de mensen zijn, zodat de meeste en gewichtigste zaken van de mens onafhankelijk zijn. Trouwens wat buiten ons bereik is, geschiedt doorgaans het best. De omloop van het bloed, bijvoorbeeld, hoe geregeld is hij! De afwisseling van dag en nacht, de bewegingen van de zee, de werkingen van de lucht, de wording en de dood van de schepselen zijn zaken, te groot voor de mens; hij heeft aan het bestuur over de kleinere dingen genoeg..
Vers 26
26. En God, thans niet meer als tot hier toe eenvoudig bevelend sprekende, maar met het Woord, door hetwelk Hij alle dingen heeft gemaakt en met de Geest, die levenskrachten meegedeeld en leven gewekt heeft, in bijzonder overleg tredende, zei op deze dag, de vrijdag: 1) Laat ons mensen maken, naar ons beeld, 2) naar onze gelijkenis, vrije, zichzelf bewuste persoonlijke wezens, die de heiligheid en zaligheid van het goddelijke leven in zich dragen, en dat zij heerschappij hebben over de vissen van de zee, en over het gevogelte van de hemel, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.3)1) En op dezelfde dag wilde Hij daarna een nog veel groter raadsbesluit ten uitvoer brengen, denk aan de Goede Vrijdag! waarom Hij, hoewel het hem later berouwen zou, wat Hij thans Zich voornam (Genesis 6:6-Genesis 6:7), het evenwel ondernam, namelijk het scheppen van de mens..
2) Omtrent deze woorden delen de uitleggers niet hetzelfde gevoelen. De meesten, bijna allen, stemmen hierin overeen, dat "beeld" ziet op het innerlijke wezen en "gelijkenis" op de bijkomstige zaken..
3) Dit gebied, hoe groot op zich zelf, is echter klein, in vergelijking van het geheel. Daarbij gaat deze heerschappij enkel over het uitwendige van die dingen, welke in het bereik van de mensen zijn, zodat de meeste en gewichtigste zaken van de mens onafhankelijk zijn. Trouwens wat buiten ons bereik is, geschiedt doorgaans het best. De omloop van het bloed, bijvoorbeeld, hoe geregeld is hij! De afwisseling van dag en nacht, de bewegingen van de zee, de werkingen van de lucht, de wording en de dood van de schepselen zijn zaken, te groot voor de mens; hij heeft aan het bestuur over de kleinere dingen genoeg..
Vers 27
27. En God schiep op een wijze, die in Genesis 2:7, uitvoeriger verhaald zal worden, de mens a) naar Zijn beeld, 1) volkomen naar lichaam en ziel; als een beeld van Zijn eigen goddelijke heerlijkheid naar het beeld van God schiep Hij hem, 2) man en vrouw b) schiep Hij ze.a) Genesis 5:1; Genesis 9:6 1 Corinthians 11:7; Ephesians 4:24 Matthew 19:4
1) Hier verheft zich de rede tot een jubelzang; voor het eerst ontmoeten zij hier het parallellisme (evenwijdigheid) van de leden, die tot het wezen van de Hebreeuwse poëzie behoort (2 Samuel 1:27), en wel zijn er drie parallelle leden, gelijk er drie personen in het raadsbesluit (Genesis 1:26) "Laat ons enz." verborgen liggen.
De heerlijkheid van de mens boven alle schepselen bestond ook wel in zijn lichaamsbouw, maar veel meer in de vermogens van zijn geest. Hij alleen, noch dood, noch ziekte, noch enig gebrek kennende, verhief het hoofd naar boven tot zijn Maken; hogere heerlijkheid dan deze, bezat hij in zijn denkvermogen, niet alleen om het stoffelijke te kennen, maar veel meer om God te kennen en Zijn heerlijkheid in al Zijn werken te aanschouwen; in zijn gevoelvermogen, zodat alle aandoeningen van de ziel heilig waren en hij de liefde van God met liefde beantwoorden kon; in zijn begeervermogen, zodat de ere van God zijn lust was, het omgaan met God zijn verlangen. Nog behoorde tot de grootheid van de mensen de vrije wil. God is vrij; zonder vrijheid ware de mens het beeld van God niet geweest..
2) Merk het wel op, o mens! want gij zijt het, voor wie dat alles vertaald wordt, en gedenk nu waarvan gij vervallen zijt, maar wend u ook gelovig tot Hem, door wie gij vernieuwd wordt. (Colossians 3:10).
Vers 27
27. En God schiep op een wijze, die in Genesis 2:7, uitvoeriger verhaald zal worden, de mens a) naar Zijn beeld, 1) volkomen naar lichaam en ziel; als een beeld van Zijn eigen goddelijke heerlijkheid naar het beeld van God schiep Hij hem, 2) man en vrouw b) schiep Hij ze.a) Genesis 5:1; Genesis 9:6 1 Corinthians 11:7; Ephesians 4:24 Matthew 19:4
1) Hier verheft zich de rede tot een jubelzang; voor het eerst ontmoeten zij hier het parallellisme (evenwijdigheid) van de leden, die tot het wezen van de Hebreeuwse poëzie behoort (2 Samuel 1:27), en wel zijn er drie parallelle leden, gelijk er drie personen in het raadsbesluit (Genesis 1:26) "Laat ons enz." verborgen liggen.
De heerlijkheid van de mens boven alle schepselen bestond ook wel in zijn lichaamsbouw, maar veel meer in de vermogens van zijn geest. Hij alleen, noch dood, noch ziekte, noch enig gebrek kennende, verhief het hoofd naar boven tot zijn Maken; hogere heerlijkheid dan deze, bezat hij in zijn denkvermogen, niet alleen om het stoffelijke te kennen, maar veel meer om God te kennen en Zijn heerlijkheid in al Zijn werken te aanschouwen; in zijn gevoelvermogen, zodat alle aandoeningen van de ziel heilig waren en hij de liefde van God met liefde beantwoorden kon; in zijn begeervermogen, zodat de ere van God zijn lust was, het omgaan met God zijn verlangen. Nog behoorde tot de grootheid van de mensen de vrije wil. God is vrij; zonder vrijheid ware de mens het beeld van God niet geweest..
2) Merk het wel op, o mens! want gij zijt het, voor wie dat alles vertaald wordt, en gedenk nu waarvan gij vervallen zijt, maar wend u ook gelovig tot Hem, door wie gij vernieuwd wordt. (Colossians 3:10).
Vers 28
28. En God zegende hen, en God zei tot hen: Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde en onderwerpt haar door vlijtige en verstandige bebouwing, alsmede door altijd dieper navorsen van de natuurkrachten, want Ik heb ze u gegeven, (Psalms 115:16), en hebt heerschappij over de vissen van de zee en over het gevogelte van de hemel, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt! 1) 2)1) Wat in de raad van God lag, Genesis 1:26, moest over de mens worden gesproken, om het voor hem werkelijkheid te doen worden; dat woord werd gesproken. Zo is het ook met de raad van de verlossing. Gij vindt mijn ziel! geen vrede dan op het Gods Woord: "in Christus is ook uw heil!".
2) God is een God van orde, ook in het kleine. Hij geeft heerschappij in dezelfde orde, als waarin Hij de verschillende gedierten geschapen heeft..
Vers 28
28. En God zegende hen, en God zei tot hen: Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde en onderwerpt haar door vlijtige en verstandige bebouwing, alsmede door altijd dieper navorsen van de natuurkrachten, want Ik heb ze u gegeven, (Psalms 115:16), en hebt heerschappij over de vissen van de zee en over het gevogelte van de hemel, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt! 1) 2)1) Wat in de raad van God lag, Genesis 1:26, moest over de mens worden gesproken, om het voor hem werkelijkheid te doen worden; dat woord werd gesproken. Zo is het ook met de raad van de verlossing. Gij vindt mijn ziel! geen vrede dan op het Gods Woord: "in Christus is ook uw heil!".
2) God is een God van orde, ook in het kleine. Hij geeft heerschappij in dezelfde orde, als waarin Hij de verschillende gedierten geschapen heeft..
Vers 29
29. En God zei: ziet, a) Ik heb u al het zaad zaaiende kruid gegeven; dat op de gehele aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaad zaaiende boomvrucht is: het zij u tot spijze! 1) Het zaad zaaiende kruid en de vruchtdragende bomen, Genesis 1:11,Genesis 1:12, zullen niet alleen zijn tot eigen voortplanting, maar zullen u tevens voedsel geven. De Schepper wordt hier Onderhouder.a) Genesis 9:3 Psalms 104:14,Psalms 104:15
1) God, die de bestemming heeft aangewezen (Genesis 1:28), geeft alzo wat de mens daartoe behoeft. Hij, die roept tot de gevallen mens: "Bekeer u, geloof, heb mij lief," onthoudt het brood des levens niet; waartoe Hij u, o Christen! roepen moge, weet, die u geroepen heeft is getrouw..
Vers 29
29. En God zei: ziet, a) Ik heb u al het zaad zaaiende kruid gegeven; dat op de gehele aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaad zaaiende boomvrucht is: het zij u tot spijze! 1) Het zaad zaaiende kruid en de vruchtdragende bomen, Genesis 1:11,Genesis 1:12, zullen niet alleen zijn tot eigen voortplanting, maar zullen u tevens voedsel geven. De Schepper wordt hier Onderhouder.a) Genesis 9:3 Psalms 104:14,Psalms 104:15
1) God, die de bestemming heeft aangewezen (Genesis 1:28), geeft alzo wat de mens daartoe behoeft. Hij, die roept tot de gevallen mens: "Bekeer u, geloof, heb mij lief," onthoudt het brood des levens niet; waartoe Hij u, o Christen! roepen moge, weet, die u geroepen heeft is getrouw..
Vers 30
30. Maar, aan al het gedierte van de aarde en aan al het gevogelte van de hemel en aan al het kruipend gedierte op de aarde, waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene kruid tot spijze gegeven, evenals aan u veld- en boomvruchten, granen en vruchten, zo aan hen alle kruid en gras (Genesis 1:11-Genesis 1:12). 1) En het was alzo.1) Alzo had er in de eerste tijden van de zichtbare wereld nergens moord of slachting plaats, nergens werd een bloeddorstig of verscheurend dier gevonden; planten waren de enige spijzen voor mensen en dieren Isaiah 11:6). Eerst later veranderde dit toen met de zonde ook de lichaamsverzwakking en de dood in de wereld kwam; na de zondvloed wordt uitdrukkelijk het vlees eten aan de mens toegestaan (Genesis 9:3). Oerstedt, de beroemde ontdekker van het elektromagnetisme ontkent deze zuivere toestand van de schepselen, en wijst erop, dat men aan beenderen van dieren uit de oorspronkelijke wereld duidelijk sporen van ziekte gevonden heeft, en dat ook andere tekenen aanduiden, hoe reeds toen dieren andere levende dieren verslonden. Maar evenals het lichaam van de mens na de val een wezenlijke verandering onderging, zo heeft zonder twijfel een dergelijke omkering ook in dierenwereld plaatsgehad..
Vers 30
30. Maar, aan al het gedierte van de aarde en aan al het gevogelte van de hemel en aan al het kruipend gedierte op de aarde, waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene kruid tot spijze gegeven, evenals aan u veld- en boomvruchten, granen en vruchten, zo aan hen alle kruid en gras (Genesis 1:11-Genesis 1:12). 1) En het was alzo.1) Alzo had er in de eerste tijden van de zichtbare wereld nergens moord of slachting plaats, nergens werd een bloeddorstig of verscheurend dier gevonden; planten waren de enige spijzen voor mensen en dieren Isaiah 11:6). Eerst later veranderde dit toen met de zonde ook de lichaamsverzwakking en de dood in de wereld kwam; na de zondvloed wordt uitdrukkelijk het vlees eten aan de mens toegestaan (Genesis 9:3). Oerstedt, de beroemde ontdekker van het elektromagnetisme ontkent deze zuivere toestand van de schepselen, en wijst erop, dat men aan beenderen van dieren uit de oorspronkelijke wereld duidelijk sporen van ziekte gevonden heeft, en dat ook andere tekenen aanduiden, hoe reeds toen dieren andere levende dieren verslonden. Maar evenals het lichaam van de mens na de val een wezenlijke verandering onderging, zo heeft zonder twijfel een dergelijke omkering ook in dierenwereld plaatsgehad..
Vers 31
31. En God, wiens blik reeds tot hiertoe op elk volbracht werk met welgevallen gerust had, zag thans, nu het geheel voor Hem stond in de schoonste eenheid en als een volkomen meesterstuk, waaraan met de laatste schepping de kroon was opgezet, al wat Hij gemaakt had, en ziet, a) het was nu niet meer, elk als afzonderlijk deel, maar in vereniging met de andere delen, en vooral om de mens, die heldere spiegel van Zijn goddelijke almacht, goedheid en wijsheid, in de hoogste mate of zeer goed. 1) Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de zesde dag. 2)a) Deuteronomy 32:4 Mark 7:37
1) God heeft, terwijl Hij de wereld schept, de aarde tot doel en in de aarde de mens en in de mens Israël, en in dit volk van het heil de voleindiging van al het geschapene. De wereldgeschiedenis ligt niet buiten maar binnen de van de eeuwigheid uitlopende en in de eeuwigheid teruglopende kring van de geschiedenis van het heil; daarom staat zij aan de spits van de Thora (wet), het grondboek van de geschiedenis van het heil..
2) Tien maal lezen wij: "God zei," en zeven maal "God zag." Tien is het getal van de volkomenheid en zeven het getal van het verbond. Het scheppingsverhaal predikt ons: n de volstrekte Soevereiniteit van God n de diepe afhankelijkheid van de mens..
Vers 31
31. En God, wiens blik reeds tot hiertoe op elk volbracht werk met welgevallen gerust had, zag thans, nu het geheel voor Hem stond in de schoonste eenheid en als een volkomen meesterstuk, waaraan met de laatste schepping de kroon was opgezet, al wat Hij gemaakt had, en ziet, a) het was nu niet meer, elk als afzonderlijk deel, maar in vereniging met de andere delen, en vooral om de mens, die heldere spiegel van Zijn goddelijke almacht, goedheid en wijsheid, in de hoogste mate of zeer goed. 1) Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de zesde dag. 2)a) Deuteronomy 32:4 Mark 7:37
1) God heeft, terwijl Hij de wereld schept, de aarde tot doel en in de aarde de mens en in de mens Israël, en in dit volk van het heil de voleindiging van al het geschapene. De wereldgeschiedenis ligt niet buiten maar binnen de van de eeuwigheid uitlopende en in de eeuwigheid teruglopende kring van de geschiedenis van het heil; daarom staat zij aan de spits van de Thora (wet), het grondboek van de geschiedenis van het heil..
2) Tien maal lezen wij: "God zei," en zeven maal "God zag." Tien is het getal van de volkomenheid en zeven het getal van het verbond. Het scheppingsverhaal predikt ons: n de volstrekte Soevereiniteit van God n de diepe afhankelijkheid van de mens..