Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Genesis 2

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 2

Genesis 2:1.

VAN DE SABBATH, DES MENSEN WEZENLIJKE BESTANDDELEN, HET PARADIJS, HET GEBOD VAN GOD, HET HUWELIJK.

IV. Genesis 2:1-Genesis 2:3. Na de arbeid van zes dagen rust God op de zevende dag, en zegent en heiligt deze dag.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 2

Genesis 2:1.

VAN DE SABBATH, DES MENSEN WEZENLIJKE BESTANDDELEN, HET PARADIJS, HET GEBOD VAN GOD, HET HUWELIJK.

IV. Genesis 2:1-Genesis 2:3. Na de arbeid van zes dagen rust God op de zevende dag, en zegent en heiligt deze dag.

Vers 1

1. Alzo, gelijk in Genesis 1:1 verhaald is, zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heer.1)

1) Het gaat hier om zowel de onzichtbare als de zichtbare wereld en alles, wat zich daarin of daarop bevindt; Gods scheppingsgedachten zijn thans voleindigd..

Wij verwachten een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, daar deze door de zonde van de mensen besmet zijn. Ook de hemelen (wolken en sterrenhemel) zijn voor God niet rein (Job 15:15; Job 25:5). Op de eerste schepping rustte duisternis, daar zal geen nacht zijn (Openbaring. 22:5), deze aarde bedekten de wateren, daar zal geen zee meer zijn (Revelation 21:1)

Vers 1

1. Alzo, gelijk in Genesis 1:1 verhaald is, zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heer.1)

1) Het gaat hier om zowel de onzichtbare als de zichtbare wereld en alles, wat zich daarin of daarop bevindt; Gods scheppingsgedachten zijn thans voleindigd..

Wij verwachten een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, daar deze door de zonde van de mensen besmet zijn. Ook de hemelen (wolken en sterrenhemel) zijn voor God niet rein (Job 15:15; Job 25:5). Op de eerste schepping rustte duisternis, daar zal geen nacht zijn (Openbaring. 22:5), deze aarde bedekten de wateren, daar zal geen zee meer zijn (Revelation 21:1)

Vers 2

2. a) Als nu God op de zevende dag volbracht had zijn werk, dat Hij gemaakt had, 1)en er niets meer te scheppen overgebleven was, zodat slechts onderhouding en vernieuwing nodig was, en ook daartoe reeds de krachten in het bestaande gelegd waren, 2) heeft Hij gerust op de zevende dag van al Zijn werk dat Hij gemaakt had. 3) God hield op iets nieuws te scheppen en keerde in de rust van Zijn algenoegzaam wezen terug, waaruit Hij bij en met de schepping als het ware getreden was, en gaf zich nu geheel over aan de zalige vreugde over Zijn zo heerlijk werk.

a) Exodus 20:11; Exodus 31:17; Deuteronomy 5:14; Hebrews 4:4.

1) Zes dagen heeft de Heere gebezigd tot de schepping van aarde en hemel, niet als had Hij, voor Wie een ogenblik als duizend jaar is, die tijdruimte nodig gehad, maar hierdoor wilde Hij ons bepalen bij de beschouwing van elk van Zijn werken. Datzelfde doel heeft Hij ook met Zijn rust op de zevende dag..

2) Daardoor heeft God aan Zijn schepsel een zekere zelfstandigheid gegeven, zodat het zelf steeds op iets nieuws terug kon en moest vallen, want Hij heeft vanwege de samenhang in Hem voortdurend elk onderdeel in Zijn handen, maar Hij kan ook daar, waar Hij Zijn liefde en wijsheid wil planten, onvoorwaardelijk ingrijpen en op een wonderbaarlijke wijze de schepselen in de dienst van Zijn raadsbesluit nemen.

3) De rust des Heren op de zevende dag is niet een zich onttrekken aan alle arbeid. De volkomen rust en de grootste werkzaamheid zijn n in Hem John 5:17); gelijk ook de Sabbath de mens tot de hoogste werkzaamheid gegeven is, en de rust (sabbatsrust), die voor het volk van God over blijft (Hebrews 4:9) de rust wezen zal van het regeren met Christus, het eeuwig zingen van het lied van het Lam. De rust van Hem, die niet moede noch mat wordt, is een voortdurend verheerlijken van zichzelf in het onderhouden van het geschapene. Zo rust de Schepper, en de Voorzienigheid werkt: het is thans niet meer: "het was avond geweest en het was morgen geweest;" de sabbatviering van de Schepper duurt tot het nieuwe scheppingswerk wordt aangevangen. Isaiah 65:17).

De rust des Heren is geen "niets doen." God werkt tot nu toe als de Voorzienigheid. Zo is ook voor ons de rustdag geen dag van slapen, eten of zich vervelen; geen dag om in de dienst van de wereld door te brengen; maar een dag om handenarbeid te staken en in de dienst des Heren werkzaam te zijn, in welke kring God ons ook geplaatst heeft, met welke roeping Hij ons ook geroepen heeft..

Vers 2

2. a) Als nu God op de zevende dag volbracht had zijn werk, dat Hij gemaakt had, 1)en er niets meer te scheppen overgebleven was, zodat slechts onderhouding en vernieuwing nodig was, en ook daartoe reeds de krachten in het bestaande gelegd waren, 2) heeft Hij gerust op de zevende dag van al Zijn werk dat Hij gemaakt had. 3) God hield op iets nieuws te scheppen en keerde in de rust van Zijn algenoegzaam wezen terug, waaruit Hij bij en met de schepping als het ware getreden was, en gaf zich nu geheel over aan de zalige vreugde over Zijn zo heerlijk werk.

a) Exodus 20:11; Exodus 31:17; Deuteronomy 5:14; Hebrews 4:4.

1) Zes dagen heeft de Heere gebezigd tot de schepping van aarde en hemel, niet als had Hij, voor Wie een ogenblik als duizend jaar is, die tijdruimte nodig gehad, maar hierdoor wilde Hij ons bepalen bij de beschouwing van elk van Zijn werken. Datzelfde doel heeft Hij ook met Zijn rust op de zevende dag..

2) Daardoor heeft God aan Zijn schepsel een zekere zelfstandigheid gegeven, zodat het zelf steeds op iets nieuws terug kon en moest vallen, want Hij heeft vanwege de samenhang in Hem voortdurend elk onderdeel in Zijn handen, maar Hij kan ook daar, waar Hij Zijn liefde en wijsheid wil planten, onvoorwaardelijk ingrijpen en op een wonderbaarlijke wijze de schepselen in de dienst van Zijn raadsbesluit nemen.

3) De rust des Heren op de zevende dag is niet een zich onttrekken aan alle arbeid. De volkomen rust en de grootste werkzaamheid zijn n in Hem John 5:17); gelijk ook de Sabbath de mens tot de hoogste werkzaamheid gegeven is, en de rust (sabbatsrust), die voor het volk van God over blijft (Hebrews 4:9) de rust wezen zal van het regeren met Christus, het eeuwig zingen van het lied van het Lam. De rust van Hem, die niet moede noch mat wordt, is een voortdurend verheerlijken van zichzelf in het onderhouden van het geschapene. Zo rust de Schepper, en de Voorzienigheid werkt: het is thans niet meer: "het was avond geweest en het was morgen geweest;" de sabbatviering van de Schepper duurt tot het nieuwe scheppingswerk wordt aangevangen. Isaiah 65:17).

De rust des Heren is geen "niets doen." God werkt tot nu toe als de Voorzienigheid. Zo is ook voor ons de rustdag geen dag van slapen, eten of zich vervelen; geen dag om in de dienst van de wereld door te brengen; maar een dag om handenarbeid te staken en in de dienst des Heren werkzaam te zijn, in welke kring God ons ook geplaatst heeft, met welke roeping Hij ons ook geroepen heeft..

Vers 3

3. En God heeft de zevende dag gezegend en die geheiligd, 1) legde een bijzondere zegen op deze dag en zonderde die uit van de overige dagen, opdat de mens, zijn beeld, eveneens op die rustte, omdat Hij op dezelfde gerust heeft van al Zijn werk, hetwelk God geschapen had, om te volmaken,2) dat is om te onderhouden, of hetwelk Hij scheppende gemaakt had. Voor de reine mens gaf God de sabbatsvreugde; het is een nieuwe Sabbath in de hemel, als de zondige mens wordt herschapen en God zijn eeuwige Sabbath geworden is. Rusten, zegenen, heiligen is het ware Sabbath vieren.

1) In de grondtekst staat een werkwoord, dat oorspronkelijk "afzonderen" betekent. Door afzondering werd iemand of iets heilig. Een lam ten zoenoffer bestemd werd afgezonderd, opdat het een heilig offer zou zijn. De Priester heiligde zich door zich af te zonderen. Zo ook heeft God, de Heere de Sabbath afgezonderd van de overige dagen, en wil Hij dat wij die van de overige dagen als afgezonderd, d.i. als heilig zullen beschouwen. De Heere God gaf aan deze dag een bijzondere zegen. Op de viering van die dag naar Zijn wil, heeft God een bijzondere zegen gezet..

2) Tegenover al die verdichtingen en mythen in de Kosmologieën (stelsels aangaande het ontstaan van de wereld), die buiten de Bijbel voorkomen, schittert het hier voor ons liggende scheppingsverhaal in helder licht der waarheid, en zelfs Jean Paul heeft gezegd: "het eerste blad van de Mozaïsche oorkonde heeft meer gewicht, dan alle folianten van de natuuronderzoekers en wijsgeren." Wat de met zo veel beslistheid door de nieuwere geologie (aardkunde) vastgestelde scheppingsperioden betreft, deze zijn slechts afgeleid uit de opeenvolging van de verschillende steen- en aardlagen, die de aardkorst vormen, deels uit de in deze lagen gevonden soorten van overblijfselen van planten en dieren. Uit het onderscheid tussen deze en de tegenwoordige planten- en dierenwereld heeft men de conclusie getrokken, dat aan deze schepping een vroegere voorafgegaan moet zijn. Zulk een besluit zou dan alleen aangenomen moeten worden, als de wijze van ontstaan van die steen- en aardlagen volledig bekend zou zijn en ook de verschillende formeringen, in gelijke volgorde en en duidelijk onderscheiden, gevonden werden, wat geenszins het geval is. Het is geenszins bewezen, niet eens zelfs algemeen door de geognosie (kennis van de mijnen) aangenomen, dat elk van die versteningen een eigenaardige planten- en dierenwereld bevatten, noch dat deze zo geheel van de tegenwoordige verschillen, dat deze niet uit die eerste zou kunnen afstammen, noch dat de fossiele (versteende) overblijfselen van mensen van gelijke oudheid als die van de dieren niet voorkomen. Daarbij komt dat Midden-Azië, de wieg van het mensengeslacht, door de oudheidkenners nog in het geheel niet nader onderzocht is, en dat de Bijbel twee gebeurtenissen uit die vorige tijd bericht, waarvan de invloed op de vorming van de aardbodem en op de ontwikkeling van de planten- en dierenwereld geen natuurwetenschap afmeten kan; wij bedoelen de vloek, die, ten gevolge van de val van de stamouders van ons geslacht, door God over de aarde uitgesproken is en waardoor ook de dierenwereld aan het verderf onderworpen werd; (Genesis 3:17; Romans 8:20) en de zondvloed, waardoor de aardbodem tot boven de hoogste bergen onder water gezet werd, en alle wezens, die op het droge leefden, behalve het geborgene in de ark, omkwamen. Wie zal het bepalen welke omkeringen van de aarde onder die wateren hebben plaatsgehad? De uitspraken van de geologie mogen nu met het scheppingsverhaal van de Bijbel niet in tegenspraak zijn, de waarheid van de Schrift kunnen zij niet doen wankelen..

Vanwaar is dit scheppingsbericht ontstaan? Zonder twijfel heeft God al die scheppende arbeid reeds aan de eerste mensen geopenbaard; want zonder zulk een openbaring zouden de mensen, noch hun verhouding tot God, noch hun plaats in de wereld juist gekend hebben. De vraag is of deze lering van God aan de eerste mens, door middel van een visioen ten deel gevallen is (wanneer de geschiedenis van de toekomst door Johannes, de ziener van de Openbaringen, in de vorm van een visioen gezien werd, zo zou op gelijke wijze de geschiedenis van het begin aan de eerste mens in een visioen voorgesteld kunnen zijn.", of van mond tot mond, gelijk de Heer zelf met Mozes van aangezicht tot aangezicht, als een man met zijn vriend, sprak. (Exodus 33:11; Numbers 12:6; Deuteronomy 5:4) Het voor ons liggend bericht toont echter niet het minste spoor van een visioen, maar is duidelijk als eenvoudig geschiedverhaal te erkennen; wij moeten alzo tot het tweede besluiten. Wat nu God aan de eerste mensen over de schepping geopenbaard heeft, dat leverden zij met al het gewichtige, wat zij zelf beleefden en ondervonden, aan hun kinderen en nakomelingen over. Deze overlevering werd door het geslacht der vromen (Genesis 5:1) getrouw in het geheugen bewaard, zelfs bij de spraakverwarring, wat de inhoud betreft niet vervalst (Genesis 11:10 vv.) en met de kennis en de verering van de ware God van geslacht tot geslacht voortgeplant, totdat zij door Abraham een geestelijk erfgoed van het uitverkoren geslacht werd. Wanneer het schriftelijk opgetekend geworden is, laat zich niet zeker bepalen. Waarschijnlijk reeds geruime tijd v r Mozes, die het als schriftelijk oorkonde in de Thora of het wetboek van Israël opgenomen heeft..

Bij de hoge leeftijd, die de mensen bereikten, behoefde dit geschiedverhaal niet door vele geslachten heen om tot de schrijver te komen. Adam kan het nog aan Lamech, Noach's vader, hebben meegedeeld, (Genesis 5:28) Sem weer aan Abraham..

De natuurwetenschap heeft lange tijd de eenheid van het mensengeslacht willen ontkennen, zoals de gelovige die uit de Schrift weet. Zelfs Ooken laat de mensen als kiemen in het zeeslijk zich ontwikkelen, met allerlei kruipende dieren zich voeden, en na vele jaren door een vloed bij menigten op het land geworpen worden. Wanneer nu echter de nieuwere onderzoekingen zekere bewijzen geleverd hebben voor de eenheid van het menselijk geslacht (Wagner, Geschichte der Urwelt; A. v. Humboldt, Kosmos), mag men zich dan niet verheugen, dat de waarheid van de Schrift gehandhaafd wordt? Bij zelfstandig onderzoek van de wetenschap komt zij meer en meer met de Schrift overeen. De grootste natuurgeleerden, Carl Richter, als aardrijkskundige, en Alex v. Humboldt, als natuuronderzoeker, stemmen meestal met hetgeen de Schrift zegt samen..

Doch al ware het ook dat de wetenschap zoveel verschil tussen de mensen zou ontdekken, dat bij natuurlijke voortplanting n mensenpaar hen niet zou hebben kunnen voortbrengen, zo stellen wij het geloof boven de wetenschap. Na het bouwen van Babels toren is door Gods wondermacht een scheiding tussen mensen en mensen gekomen, zodat zij een andere taal spreken, is het ongelooflijker, dat na lang verblijf van de geslachten in andere luchtstreken afwijkingen in schedelvorm enz. ontstonden? Degenen die zich mannen van de wetenschap noemen, spotten dikwijls met het eenvoudig geloof; waarom spotten zij niet liever met hun broeders, die leren, dat de mensen van de aap en de aap van de kikvorsen afstamt, en duizenden dwaasheden meer voorstellen? Wij geloven dat God uit n bloed het hele geslacht van de mensen gemaakt heeft. (Acts 17:26).

Niet dat alles wat geschapen was niet zeer goed was, maar iets kan zeer goed zijn en toch nog voor volmaking vatbaar. Een kind kan zeer volmaakt ter wereld komen en het is toch bestemd om man of vrouw te worden om zich volkomen te ontwikkelen. Van alles wat geschapen was, was slechts de aanvang geschapen..

I. Genesis 2:4-Genesis 2:17 Terugwijzende op de boven slechts kort verhaalde schepping van de mens wordt nu uitvoeriger bericht op welke wijze God de mens gemaakt, welke woonplaats Hij hem aangewezen heeft en welk gebod Hij hem gegeven heeft om zijn trouw daarin te bewijzen.

Vers 3

3. En God heeft de zevende dag gezegend en die geheiligd, 1) legde een bijzondere zegen op deze dag en zonderde die uit van de overige dagen, opdat de mens, zijn beeld, eveneens op die rustte, omdat Hij op dezelfde gerust heeft van al Zijn werk, hetwelk God geschapen had, om te volmaken,2) dat is om te onderhouden, of hetwelk Hij scheppende gemaakt had. Voor de reine mens gaf God de sabbatsvreugde; het is een nieuwe Sabbath in de hemel, als de zondige mens wordt herschapen en God zijn eeuwige Sabbath geworden is. Rusten, zegenen, heiligen is het ware Sabbath vieren.

1) In de grondtekst staat een werkwoord, dat oorspronkelijk "afzonderen" betekent. Door afzondering werd iemand of iets heilig. Een lam ten zoenoffer bestemd werd afgezonderd, opdat het een heilig offer zou zijn. De Priester heiligde zich door zich af te zonderen. Zo ook heeft God, de Heere de Sabbath afgezonderd van de overige dagen, en wil Hij dat wij die van de overige dagen als afgezonderd, d.i. als heilig zullen beschouwen. De Heere God gaf aan deze dag een bijzondere zegen. Op de viering van die dag naar Zijn wil, heeft God een bijzondere zegen gezet..

2) Tegenover al die verdichtingen en mythen in de Kosmologieën (stelsels aangaande het ontstaan van de wereld), die buiten de Bijbel voorkomen, schittert het hier voor ons liggende scheppingsverhaal in helder licht der waarheid, en zelfs Jean Paul heeft gezegd: "het eerste blad van de Mozaïsche oorkonde heeft meer gewicht, dan alle folianten van de natuuronderzoekers en wijsgeren." Wat de met zo veel beslistheid door de nieuwere geologie (aardkunde) vastgestelde scheppingsperioden betreft, deze zijn slechts afgeleid uit de opeenvolging van de verschillende steen- en aardlagen, die de aardkorst vormen, deels uit de in deze lagen gevonden soorten van overblijfselen van planten en dieren. Uit het onderscheid tussen deze en de tegenwoordige planten- en dierenwereld heeft men de conclusie getrokken, dat aan deze schepping een vroegere voorafgegaan moet zijn. Zulk een besluit zou dan alleen aangenomen moeten worden, als de wijze van ontstaan van die steen- en aardlagen volledig bekend zou zijn en ook de verschillende formeringen, in gelijke volgorde en en duidelijk onderscheiden, gevonden werden, wat geenszins het geval is. Het is geenszins bewezen, niet eens zelfs algemeen door de geognosie (kennis van de mijnen) aangenomen, dat elk van die versteningen een eigenaardige planten- en dierenwereld bevatten, noch dat deze zo geheel van de tegenwoordige verschillen, dat deze niet uit die eerste zou kunnen afstammen, noch dat de fossiele (versteende) overblijfselen van mensen van gelijke oudheid als die van de dieren niet voorkomen. Daarbij komt dat Midden-Azië, de wieg van het mensengeslacht, door de oudheidkenners nog in het geheel niet nader onderzocht is, en dat de Bijbel twee gebeurtenissen uit die vorige tijd bericht, waarvan de invloed op de vorming van de aardbodem en op de ontwikkeling van de planten- en dierenwereld geen natuurwetenschap afmeten kan; wij bedoelen de vloek, die, ten gevolge van de val van de stamouders van ons geslacht, door God over de aarde uitgesproken is en waardoor ook de dierenwereld aan het verderf onderworpen werd; (Genesis 3:17; Romans 8:20) en de zondvloed, waardoor de aardbodem tot boven de hoogste bergen onder water gezet werd, en alle wezens, die op het droge leefden, behalve het geborgene in de ark, omkwamen. Wie zal het bepalen welke omkeringen van de aarde onder die wateren hebben plaatsgehad? De uitspraken van de geologie mogen nu met het scheppingsverhaal van de Bijbel niet in tegenspraak zijn, de waarheid van de Schrift kunnen zij niet doen wankelen..

Vanwaar is dit scheppingsbericht ontstaan? Zonder twijfel heeft God al die scheppende arbeid reeds aan de eerste mensen geopenbaard; want zonder zulk een openbaring zouden de mensen, noch hun verhouding tot God, noch hun plaats in de wereld juist gekend hebben. De vraag is of deze lering van God aan de eerste mens, door middel van een visioen ten deel gevallen is (wanneer de geschiedenis van de toekomst door Johannes, de ziener van de Openbaringen, in de vorm van een visioen gezien werd, zo zou op gelijke wijze de geschiedenis van het begin aan de eerste mens in een visioen voorgesteld kunnen zijn.", of van mond tot mond, gelijk de Heer zelf met Mozes van aangezicht tot aangezicht, als een man met zijn vriend, sprak. (Exodus 33:11; Numbers 12:6; Deuteronomy 5:4) Het voor ons liggend bericht toont echter niet het minste spoor van een visioen, maar is duidelijk als eenvoudig geschiedverhaal te erkennen; wij moeten alzo tot het tweede besluiten. Wat nu God aan de eerste mensen over de schepping geopenbaard heeft, dat leverden zij met al het gewichtige, wat zij zelf beleefden en ondervonden, aan hun kinderen en nakomelingen over. Deze overlevering werd door het geslacht der vromen (Genesis 5:1) getrouw in het geheugen bewaard, zelfs bij de spraakverwarring, wat de inhoud betreft niet vervalst (Genesis 11:10 vv.) en met de kennis en de verering van de ware God van geslacht tot geslacht voortgeplant, totdat zij door Abraham een geestelijk erfgoed van het uitverkoren geslacht werd. Wanneer het schriftelijk opgetekend geworden is, laat zich niet zeker bepalen. Waarschijnlijk reeds geruime tijd v r Mozes, die het als schriftelijk oorkonde in de Thora of het wetboek van Israël opgenomen heeft..

Bij de hoge leeftijd, die de mensen bereikten, behoefde dit geschiedverhaal niet door vele geslachten heen om tot de schrijver te komen. Adam kan het nog aan Lamech, Noach's vader, hebben meegedeeld, (Genesis 5:28) Sem weer aan Abraham..

De natuurwetenschap heeft lange tijd de eenheid van het mensengeslacht willen ontkennen, zoals de gelovige die uit de Schrift weet. Zelfs Ooken laat de mensen als kiemen in het zeeslijk zich ontwikkelen, met allerlei kruipende dieren zich voeden, en na vele jaren door een vloed bij menigten op het land geworpen worden. Wanneer nu echter de nieuwere onderzoekingen zekere bewijzen geleverd hebben voor de eenheid van het menselijk geslacht (Wagner, Geschichte der Urwelt; A. v. Humboldt, Kosmos), mag men zich dan niet verheugen, dat de waarheid van de Schrift gehandhaafd wordt? Bij zelfstandig onderzoek van de wetenschap komt zij meer en meer met de Schrift overeen. De grootste natuurgeleerden, Carl Richter, als aardrijkskundige, en Alex v. Humboldt, als natuuronderzoeker, stemmen meestal met hetgeen de Schrift zegt samen..

Doch al ware het ook dat de wetenschap zoveel verschil tussen de mensen zou ontdekken, dat bij natuurlijke voortplanting n mensenpaar hen niet zou hebben kunnen voortbrengen, zo stellen wij het geloof boven de wetenschap. Na het bouwen van Babels toren is door Gods wondermacht een scheiding tussen mensen en mensen gekomen, zodat zij een andere taal spreken, is het ongelooflijker, dat na lang verblijf van de geslachten in andere luchtstreken afwijkingen in schedelvorm enz. ontstonden? Degenen die zich mannen van de wetenschap noemen, spotten dikwijls met het eenvoudig geloof; waarom spotten zij niet liever met hun broeders, die leren, dat de mensen van de aap en de aap van de kikvorsen afstamt, en duizenden dwaasheden meer voorstellen? Wij geloven dat God uit n bloed het hele geslacht van de mensen gemaakt heeft. (Acts 17:26).

Niet dat alles wat geschapen was niet zeer goed was, maar iets kan zeer goed zijn en toch nog voor volmaking vatbaar. Een kind kan zeer volmaakt ter wereld komen en het is toch bestemd om man of vrouw te worden om zich volkomen te ontwikkelen. Van alles wat geschapen was, was slechts de aanvang geschapen..

I. Genesis 2:4-Genesis 2:17 Terugwijzende op de boven slechts kort verhaalde schepping van de mens wordt nu uitvoeriger bericht op welke wijze God de mens gemaakt, welke woonplaats Hij hem aangewezen heeft en welk gebod Hij hem gegeven heeft om zijn trouw daarin te bewijzen.

Vers 4

4. 1) Dit zijn de geboorten van de hemel en van de aarde als zij geschapen werden. Alzo zijn hemel en aarde geworden. Dit zijn de beginselen; ten dage als de Heere God 2) de aarde en de hemel maakte.

1) De woorden in de grondtekst moeten niet, zoals Luther gedaan heeft, verbonden worden met de vorige verzen, maar nadat eerst de schepping in haar totaliteit verhaald is, begint hier een nieuw gedeelte, dat de schepping van de mensheid in het bijzonder behandelt..

Voor de derde maal vinden we hier verhaald, dat God hemel en aarde schiep. Wij kunnen aanmerken dat de schrijver om het groot gewicht van de zaak dit zo dikwijls voorstelde. Bij de leiding door de Heilige Geest in het schrijven, behield ieder van de Godsmannen zijn eigenaardigheden. Duidelijk is hier de kinderlijke stijl op te merken, waarbij het gewichtige herhaaldelijk wordt meegedeeld..

Het doel van Mozes is geweest diep in onze gemoederen in te prenten, de oorsprong van hemel en aarde, hetgeen hij hier door het woord "voortbrenging" (generatio) aanduidt. Want er zijn altijd onaangename en goddeloze mensen geweest, die de eer van God getracht hebben te verduisteren, hetzij door het verdichten van een eeuwige stof, hetzij door de schepping te loochenen. Z weet de duivel, door zijn listigheid hen van God te vervreemden, die boven anderen scherpzinnig en schrander zijn, dat een ieder voor zich meent God te zijn. Waarom het volstrekt geen overbodige herhaling is, omdat daardoor des te meer de onmiskenbare waarheid in het geheugen wordt geprent, dat de wereld is ontstaan en door Wie zij is gegrondvest, opdat zulk een kennis ons zou opleiden tot de Ontwerper en Schepper..

Van Genesis 2:4 tot het einde van Genesis 8:1 vinden wij steeds de Heere God (Jahweh Elohiem), uitgezonderd in de woorden van de slang: Genesis 3:1, Genesis 3:3, Genesis 3:5.. Men heeft daarom het gevoelen uitgesproken, dat Genesis uit verschillende brokstukken zou samengebracht zijn. Eigenaardig is echter hier die naamsuitbreiding. In Genesis 1:1 is God als de Almachtige voorgesteld (in Elohiem ligt de betekenis van verhevenheid boven, en dus van vrijmacht over alles); hier wordt bij die naam "Jehova" (Jahweh, Hij zal zijn) gevoegd, omdat Mozes ons hier wil leren, dat die vrijmachtige de Verbondsgod van het volk van God is dat de Heer van alle schepselen, de God van de gehele wereld, Adam tot zijn eerste verbondskind, tot stadhouder van deze heerschappij gemaakt heeft..

2) De verbinding "de Heere God" moet aanduiden: Jehova is geen ander dan Elohiem. Hij die de grenzen van de schepping ingaat is geen ander dan de boven haar verhevene; de God van Israël geen ander dan de Schepper van de wereld..

Vers 4

4. 1) Dit zijn de geboorten van de hemel en van de aarde als zij geschapen werden. Alzo zijn hemel en aarde geworden. Dit zijn de beginselen; ten dage als de Heere God 2) de aarde en de hemel maakte.

1) De woorden in de grondtekst moeten niet, zoals Luther gedaan heeft, verbonden worden met de vorige verzen, maar nadat eerst de schepping in haar totaliteit verhaald is, begint hier een nieuw gedeelte, dat de schepping van de mensheid in het bijzonder behandelt..

Voor de derde maal vinden we hier verhaald, dat God hemel en aarde schiep. Wij kunnen aanmerken dat de schrijver om het groot gewicht van de zaak dit zo dikwijls voorstelde. Bij de leiding door de Heilige Geest in het schrijven, behield ieder van de Godsmannen zijn eigenaardigheden. Duidelijk is hier de kinderlijke stijl op te merken, waarbij het gewichtige herhaaldelijk wordt meegedeeld..

Het doel van Mozes is geweest diep in onze gemoederen in te prenten, de oorsprong van hemel en aarde, hetgeen hij hier door het woord "voortbrenging" (generatio) aanduidt. Want er zijn altijd onaangename en goddeloze mensen geweest, die de eer van God getracht hebben te verduisteren, hetzij door het verdichten van een eeuwige stof, hetzij door de schepping te loochenen. Z weet de duivel, door zijn listigheid hen van God te vervreemden, die boven anderen scherpzinnig en schrander zijn, dat een ieder voor zich meent God te zijn. Waarom het volstrekt geen overbodige herhaling is, omdat daardoor des te meer de onmiskenbare waarheid in het geheugen wordt geprent, dat de wereld is ontstaan en door Wie zij is gegrondvest, opdat zulk een kennis ons zou opleiden tot de Ontwerper en Schepper..

Van Genesis 2:4 tot het einde van Genesis 8:1 vinden wij steeds de Heere God (Jahweh Elohiem), uitgezonderd in de woorden van de slang: Genesis 3:1, Genesis 3:3, Genesis 3:5.. Men heeft daarom het gevoelen uitgesproken, dat Genesis uit verschillende brokstukken zou samengebracht zijn. Eigenaardig is echter hier die naamsuitbreiding. In Genesis 1:1 is God als de Almachtige voorgesteld (in Elohiem ligt de betekenis van verhevenheid boven, en dus van vrijmacht over alles); hier wordt bij die naam "Jehova" (Jahweh, Hij zal zijn) gevoegd, omdat Mozes ons hier wil leren, dat die vrijmachtige de Verbondsgod van het volk van God is dat de Heer van alle schepselen, de God van de gehele wereld, Adam tot zijn eerste verbondskind, tot stadhouder van deze heerschappij gemaakt heeft..

2) De verbinding "de Heere God" moet aanduiden: Jehova is geen ander dan Elohiem. Hij die de grenzen van de schepping ingaat is geen ander dan de boven haar verhevene; de God van Israël geen ander dan de Schepper van de wereld..

Vers 5

5. En alle struiken op het veld, eer hij in de aarde was, en al het kruid op het veld, eer het uitsproot, 1) want 2) de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en er was geen mens geweest, om de aardbodem te bouwen.

1) De aarde die de mens verwacht, is als een beeld van de mensheid die de mensenzoon verwacht..

2) Dit want slaat alleen terug op "uitsproot." De volle groeikracht en vruchtbaarheid was nog niet aanwezig. Voor deze zijn behalve de verwarmende stralen van de zon, de regendruppels nodig en de bewerking van de grond door mensenhanden..

Vers 5

5. En alle struiken op het veld, eer hij in de aarde was, en al het kruid op het veld, eer het uitsproot, 1) want 2) de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en er was geen mens geweest, om de aardbodem te bouwen.

1) De aarde die de mens verwacht, is als een beeld van de mensheid die de mensenzoon verwacht..

2) Dit want slaat alleen terug op "uitsproot." De volle groeikracht en vruchtbaarheid was nog niet aanwezig. Voor deze zijn behalve de verwarmende stralen van de zon, de regendruppels nodig en de bewerking van de grond door mensenhanden..

Vers 6

6. Maar een damp was opgegaan uit de aarde en bevochtigde de gehele aardbodem.

De pas uit de wateren verrezen aarde dampte uit, waardoor de bovenste aardkorst vochtig bleef. Hieruit is het duidelijk, dat de planten nog niet recht groeiden. Eerst moesten deze dampen opstijgen, zich tot regenwolken verenigen en in druppels neervallen.

Vers 6

6. Maar een damp was opgegaan uit de aarde en bevochtigde de gehele aardbodem.

De pas uit de wateren verrezen aarde dampte uit, waardoor de bovenste aardkorst vochtig bleef. Hieruit is het duidelijk, dat de planten nog niet recht groeiden. Eerst moesten deze dampen opstijgen, zich tot regenwolken verenigen en in druppels neervallen.

Vers 7

7. En de HEERE God, toen Hij op de zesde dag sprak: Laat ons mensen maken, en voortgegaan was om dit besluit te volvoeren, had de mens geformeerd uit het a) stof der aarde, had hem zeer kunstig gevormd uit het vochtige stof van de aarde, even als een pottenbakker het leem tot een kunstig vat vormt; want de mens moest naar het lichamelijke aan deze wereld toebehoren, en daarom van haar genomen worden, en in zijn neusgaten geblazen de levensadem; 1) Hij moest ook tegelijk tot een hogere wereld behoren, daarom blies de Heere God in dat reeds volledige lichaam en wel in dat deel, dat voor de mens het orgaan om te ademen zou zijn, en waaraan het leven zich uitwendig zou vertonen; alzo werd de mens b) tot ene levende ziel, alzo kwam er leven in die gevormde stof, maar hij was nu ook de aan God verwante geest; een ziel, die niet als die van de dieren uit de algemene in de natuur verbreide levensgeest, maar onmiddellijk uit God voortgesproten is. a) 1 Corinthians 15:46, 1 Corinthians 15:47 b) 1 Corinthians 15:45

1) De goddelijke Adem is geworden tot de ziel van de mensen, en die ziel van de mensen is daarom slechts goddelijke Adem. Toen de rest van de wereld door het Woord van God bestond, werd de mens geschapen door Zijn eigen Adem; deze Adem is het zegel en onderpand van onze verwantschap met God, van onze waarde als beeld van God, terwijl de adem, die in de dieren ingeblazen is, d.i. de algemene adem, de overal waaiende levenswind van de natuur is, die in de dieren slechts tot een zekere zelfstandigheid geleid heeft, waardoor de dierenziel niets anders is dan geïndividualiseerde natuurziel van een materiële orde..

"Bewonder, o mens! Over ieder van uw ledematen ging de vinger van God." Jeremiah 64:8; Psalms 139:14). Maar bewonder het nog meer, dat gij zijt van Gods geslacht; en bid, gevallen mens! om uit die diepte te worden opgetrokken tot de heerlijkheid van de kinderen van God. Geest en stof staan naast elkaar; zo stond de wereld als Gods schepping naast Hem; de mens was bestemd om de band tussen beide te zijn, door zijn lichaam verenigd met de aarde, door zijn geest verwant met God..

De wetenschap onderscheidt drie rijken: het delfstoffenrijk, het plantenrijk en het dierenrijk. Tot het dierenrijk wordt dan ook de mens gerekend. De gelovige man van de wetenschap plaatst naast die drie nog een vierde: het mensenrijk. Letterlijk staat er: "de Heere God formeerde de Adam," stof van de aarde (Adamah). Vandaar dus en naam Adam. In het Latijn staat homo (mens) ook in verband met humus (aarde)

Vers 7

7. En de HEERE God, toen Hij op de zesde dag sprak: Laat ons mensen maken, en voortgegaan was om dit besluit te volvoeren, had de mens geformeerd uit het a) stof der aarde, had hem zeer kunstig gevormd uit het vochtige stof van de aarde, even als een pottenbakker het leem tot een kunstig vat vormt; want de mens moest naar het lichamelijke aan deze wereld toebehoren, en daarom van haar genomen worden, en in zijn neusgaten geblazen de levensadem; 1) Hij moest ook tegelijk tot een hogere wereld behoren, daarom blies de Heere God in dat reeds volledige lichaam en wel in dat deel, dat voor de mens het orgaan om te ademen zou zijn, en waaraan het leven zich uitwendig zou vertonen; alzo werd de mens b) tot ene levende ziel, alzo kwam er leven in die gevormde stof, maar hij was nu ook de aan God verwante geest; een ziel, die niet als die van de dieren uit de algemene in de natuur verbreide levensgeest, maar onmiddellijk uit God voortgesproten is. a) 1 Corinthians 15:46, 1 Corinthians 15:47 b) 1 Corinthians 15:45

1) De goddelijke Adem is geworden tot de ziel van de mensen, en die ziel van de mensen is daarom slechts goddelijke Adem. Toen de rest van de wereld door het Woord van God bestond, werd de mens geschapen door Zijn eigen Adem; deze Adem is het zegel en onderpand van onze verwantschap met God, van onze waarde als beeld van God, terwijl de adem, die in de dieren ingeblazen is, d.i. de algemene adem, de overal waaiende levenswind van de natuur is, die in de dieren slechts tot een zekere zelfstandigheid geleid heeft, waardoor de dierenziel niets anders is dan geïndividualiseerde natuurziel van een materiële orde..

"Bewonder, o mens! Over ieder van uw ledematen ging de vinger van God." Jeremiah 64:8; Psalms 139:14). Maar bewonder het nog meer, dat gij zijt van Gods geslacht; en bid, gevallen mens! om uit die diepte te worden opgetrokken tot de heerlijkheid van de kinderen van God. Geest en stof staan naast elkaar; zo stond de wereld als Gods schepping naast Hem; de mens was bestemd om de band tussen beide te zijn, door zijn lichaam verenigd met de aarde, door zijn geest verwant met God..

De wetenschap onderscheidt drie rijken: het delfstoffenrijk, het plantenrijk en het dierenrijk. Tot het dierenrijk wordt dan ook de mens gerekend. De gelovige man van de wetenschap plaatst naast die drie nog een vierde: het mensenrijk. Letterlijk staat er: "de Heere God formeerde de Adam," stof van de aarde (Adamah). Vandaar dus en naam Adam. In het Latijn staat homo (mens) ook in verband met humus (aarde)

Vers 8

8. Ook had de HEERE God een hof geplant in Eden, tegen het Oosten. Reeds op de derde scheppingsdag, toen Hij de aarde met de plantenwereld bekleedde, had Hij een bijzondere plaats verkoren, die Hij boven de anderen liefelijk en schoon tooide; dat was Eden. Niet het in 2 Kings 19:12 Isaiah 37:12 Ezekiel 23:27 Deze vermelde in Assyrië, maar hoogst waarschijnlijk het Armenische hoogland is hier bedoeld, waar op de hoogste berg Arafat, de ark van Noach rustte (Genesis 8:4). In dit landschap tegen het Oosten, dat is in het oostelijk deel daarvan, maakte de Heere een hof tot een woonplaats voor de mensen, die overeenkwam met het voornemen, dat Hij met de mens had, en Hij stelde aldaar de mens, die Hij geformeerd had.

Vers 8

8. Ook had de HEERE God een hof geplant in Eden, tegen het Oosten. Reeds op de derde scheppingsdag, toen Hij de aarde met de plantenwereld bekleedde, had Hij een bijzondere plaats verkoren, die Hij boven de anderen liefelijk en schoon tooide; dat was Eden. Niet het in 2 Kings 19:12 Isaiah 37:12 Ezekiel 23:27 Deze vermelde in Assyrië, maar hoogst waarschijnlijk het Armenische hoogland is hier bedoeld, waar op de hoogste berg Arafat, de ark van Noach rustte (Genesis 8:4). In dit landschap tegen het Oosten, dat is in het oostelijk deel daarvan, maakte de Heere een hof tot een woonplaats voor de mensen, die overeenkwam met het voornemen, dat Hij met de mens had, en Hij stelde aldaar de mens, die Hij geformeerd had.

Vers 9

9. En dit nu was de inrichting van de hof; de HEERE God had alle geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor het gezicht en goed tot spijze, vruchtbomen van verschillende soorten, die niet alleen door hun prachtig aanzien de mens verrukten, maar ook door verscheidenheid van vruchten alle mogelijke behoeften van de mensen konden bevredigen, en behalve deze nog twee andere bomen voor een bijzonder doel bestemd, namelijk a) de boom des levens in het midden van de hof en de boom van de kennis van goed en kwaad. 1) De een zo genoemd naar de belofte, die God daaraan verbonden had, de ander naar de gevolgen, die het gedrag van de mensen ten opzichte van het aan deze boom verbonden verbod, hebben zou.

a) Revelation 2:7 Revelation 2:1) Wat het paaslam was voor Israël, wat het Avondmaal is voor de Christen, was de boom des levens voor de mens in de staat van de rechtheid; een Sacrament, waardoor en waarbij werd betuigd, dat het opgericht verbond (van de werken) nog onderbreken vaststaat..

De boom des levens werd in Eden geplaatst om een tegenwicht te vormen tegen de natuurwet, volgens welke al wat uit de aarde voortkomt tot ontbinding weerkeert. De boom van de kennis van goed en kwaad werd in Eden geplaatst om de mens in gehoorzaamheid te oefenen. Door die boom komt de mens op de proef, of hij tot vrijheid geroepen, ook vrijwillig het leven in Gods gemeenschap zal blijven kiezen..

Vers 9

9. En dit nu was de inrichting van de hof; de HEERE God had alle geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor het gezicht en goed tot spijze, vruchtbomen van verschillende soorten, die niet alleen door hun prachtig aanzien de mens verrukten, maar ook door verscheidenheid van vruchten alle mogelijke behoeften van de mensen konden bevredigen, en behalve deze nog twee andere bomen voor een bijzonder doel bestemd, namelijk a) de boom des levens in het midden van de hof en de boom van de kennis van goed en kwaad. 1) De een zo genoemd naar de belofte, die God daaraan verbonden had, de ander naar de gevolgen, die het gedrag van de mensen ten opzichte van het aan deze boom verbonden verbod, hebben zou.

a) Revelation 2:7 Revelation 2:1) Wat het paaslam was voor Israël, wat het Avondmaal is voor de Christen, was de boom des levens voor de mens in de staat van de rechtheid; een Sacrament, waardoor en waarbij werd betuigd, dat het opgericht verbond (van de werken) nog onderbreken vaststaat..

De boom des levens werd in Eden geplaatst om een tegenwicht te vormen tegen de natuurwet, volgens welke al wat uit de aarde voortkomt tot ontbinding weerkeert. De boom van de kennis van goed en kwaad werd in Eden geplaatst om de mens in gehoorzaamheid te oefenen. Door die boom komt de mens op de proef, of hij tot vrijheid geroepen, ook vrijwillig het leven in Gods gemeenschap zal blijven kiezen..

Vers 10

10. En ene rivier was voortgaande uit, ontsprong in Eden om deze hof te bewateren; en werd van daar verdeeld, daar waar zij den hof verliet, en werd tot vier hoofden, hoofdwateren, beginselen van stromen, die de zegen van Eden door de gehele wereld moesten verspreiden. (Psalms 36:9)

Vers 10

10. En ene rivier was voortgaande uit, ontsprong in Eden om deze hof te bewateren; en werd van daar verdeeld, daar waar zij den hof verliet, en werd tot vier hoofden, hoofdwateren, beginselen van stromen, die de zegen van Eden door de gehele wereld moesten verspreiden. (Psalms 36:9)

Vers 11

11. De naam van de eerste rivier is Pion, de vrij stromende. Acht verschillende rivieren heeft men als deze Pion reeds aangegeven; 1) deze is het, die het gehele land van Havila (streek, oord) omloopt, waar het goud is.

1) Dchsel noemt de Phasis, wanneer het land Havila als dan Colchis zou zijn, van waar volgens de Griekse fabelleer, de Argonauten het gulden vlies zouden gehaald hebben. Deze zou gelegen zijn aan de oostzijde van de Zwarte Zee.

Vers 11

11. De naam van de eerste rivier is Pion, de vrij stromende. Acht verschillende rivieren heeft men als deze Pion reeds aangegeven; 1) deze is het, die het gehele land van Havila (streek, oord) omloopt, waar het goud is.

1) Dchsel noemt de Phasis, wanneer het land Havila als dan Colchis zou zijn, van waar volgens de Griekse fabelleer, de Argonauten het gulden vlies zouden gehaald hebben. Deze zou gelegen zijn aan de oostzijde van de Zwarte Zee.

Vers 12

12. En het goud van dit land is goed, daar is ook Bedlah, een doorschijnend en welriekend hars, gelijkende aan was of manna, (Numbers 11:7), en de steen Sardonyx van bleke kleur als de nagel van een vinger, waar het vlees doorheen schemert.

Vers 12

12. En het goud van dit land is goed, daar is ook Bedlah, een doorschijnend en welriekend hars, gelijkende aan was of manna, (Numbers 11:7), en de steen Sardonyx van bleke kleur als de nagel van een vinger, waar het vlees doorheen schemert.

Vers 13

13. En de naam van de tweede rivier is Gihon, voor deze noemt men de Araxas, die in de nabijheid van de Eufraat ontspringt, van het Westen naar het Oosten stroomt en met de Cyrus verenigt, zich in de Kaspische zee uitstort; deze is het, die het gehele land van Cusch, het zwartkleurige Morenland, omloopt, niet het latere Cusch of Ethiopië, Genesis 0:6, maar het Aziatische Cossa, dat zich naar de Kaukasus uitstrekt.

Vers 13

13. En de naam van de tweede rivier is Gihon, voor deze noemt men de Araxas, die in de nabijheid van de Eufraat ontspringt, van het Westen naar het Oosten stroomt en met de Cyrus verenigt, zich in de Kaspische zee uitstort; deze is het, die het gehele land van Cusch, het zwartkleurige Morenland, omloopt, niet het latere Cusch of Ethiopië, Genesis 0:6, maar het Aziatische Cossa, dat zich naar de Kaukasus uitstrekt.

Vers 14

14. 1) En de naam van de derde rivier is Hiddkel, waarschijnlijk de Tigris (Daniël. 10:4) deze is gaande naar het Oosten van Assur. En de vierde rivier is Frath, de Eufraat.

1) De algemene bron van deze rivieren in Genesis 2:10 genoemd, is niet meer te vinden. Door de zondvloed, waarbij de fonteinen van de afgrond geopend werden, is zeker zulk een verandering op de aarde ontstaan, dat geen nauwkeurige overeenstemming meer te vinden is tussen deze beschrijving en de tegenwoordige streek..

Wellicht zal het het wijste zijn om te erkennen, dat de ligging van het Paradijs niet te vinden is. Ook van deze bloem kent men dan de plaats niet meer, daar de adem van de zonde over haar gegaan is. (Psalms 103:15,Psalms 103:16). 15. Zo nam de Heere God, gelijk reeds in Genesis 2:8 is aangeduid, de mens en zette hem in de hof van Eden, om die te bouwen en die te bewaren.

Arbeid is voor de mens geen straf maar een zegen; zo was de eerste mens in Eden gesteld, om vrij van vermoeidheid en onrust, die hij eerst later zou leren kennen, de in hem gelegde krachten te ontwikkelen en te gebruiken..

Het "bewaren," dat hem werd opgedragen "toont aan dat reeds destijds de in de natuur bestaande tegenstellingen met haar belemmerende krachten, om heilzaam te werken, door de mens moesten worden beheerst. Toen evenwel bood de natuur aan de inspanning van de mensen geen onoverwinnelijke tegenstand, gelijk nu dikwijls plaats heeft.".

Vers 14

14. 1) En de naam van de derde rivier is Hiddkel, waarschijnlijk de Tigris (Daniël. 10:4) deze is gaande naar het Oosten van Assur. En de vierde rivier is Frath, de Eufraat.

1) De algemene bron van deze rivieren in Genesis 2:10 genoemd, is niet meer te vinden. Door de zondvloed, waarbij de fonteinen van de afgrond geopend werden, is zeker zulk een verandering op de aarde ontstaan, dat geen nauwkeurige overeenstemming meer te vinden is tussen deze beschrijving en de tegenwoordige streek..

Wellicht zal het het wijste zijn om te erkennen, dat de ligging van het Paradijs niet te vinden is. Ook van deze bloem kent men dan de plaats niet meer, daar de adem van de zonde over haar gegaan is. (Psalms 103:15,Psalms 103:16). 15. Zo nam de Heere God, gelijk reeds in Genesis 2:8 is aangeduid, de mens en zette hem in de hof van Eden, om die te bouwen en die te bewaren.

Arbeid is voor de mens geen straf maar een zegen; zo was de eerste mens in Eden gesteld, om vrij van vermoeidheid en onrust, die hij eerst later zou leren kennen, de in hem gelegde krachten te ontwikkelen en te gebruiken..

Het "bewaren," dat hem werd opgedragen "toont aan dat reeds destijds de in de natuur bestaande tegenstellingen met haar belemmerende krachten, om heilzaam te werken, door de mens moesten worden beheerst. Toen evenwel bood de natuur aan de inspanning van de mensen geen onoverwinnelijke tegenstand, gelijk nu dikwijls plaats heeft.".

Vers 16

16. En de Heere God gebood de mens, zeggende: van alle bomen in deze hof zult gij vrijelijk, (letterlijk voorzeker), 1) eten, ook van de boom des levens in het midden van de hof.

1) Van Lingen en Dchsel vertalen het woord "vrijelijk" met "geheel naar uw welgevallen".

Vers 16

16. En de Heere God gebood de mens, zeggende: van alle bomen in deze hof zult gij vrijelijk, (letterlijk voorzeker), 1) eten, ook van de boom des levens in het midden van de hof.

1) Van Lingen en Dchsel vertalen het woord "vrijelijk" met "geheel naar uw welgevallen".

Vers 17

17. Maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, 1) daarvan zult gij niet eten: want2) ten dage als gij daarvan, van de boom van de kennis eet, door eigen ervaring en door opneming in uw ziel het boze leert kennen zult gij de dood (letterlijk en beter vertaald zeker) sterven.

1) De ene boom van deze twee diende dus tot de vorming van de menselijke geest, door oefening in gehoorzaamheid aan het Woord van God; de mens moest door deze tot een kennis komen van goed en kwaad, maar door afwijzing van het kwade, zodat de hem ingeschapene vrijheid tot kiezen zich tot een vrijwillige beslissing voor het goede vormde. De andere boom daarentegen diende tot onderhouding van zijn aardse natuur. De onzondige mens had een lichaam, genomen uit het stof, dat aan onophoudelijke verandering en aan ontbinding onderworpen is. Zo had hij voedsel nodig tot onderhoud, maar ook een vrucht om de ontbinding tegen te gaan en het voor de dood te bewaren. Zeker heeft in die vrucht de kracht gelegen, om dat lichaam van de mensen hoe langer hoe heerlijker te doen worden. Het afsluiten van de boom des levens is daarom voor de mens zijn dood.

Er is niets ongerijmds in het denkbeeld, dat een lichamelijk voedsel niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk leven kan onderhouden. In de wijn enzovoort hebben wij de voorbeelden van stoffelijke genietingen die even veel invloed uitoefenen op de geest als op het lichaam..

Maar wat was, wat bedoelde die boom? Vanwaar zijn eigenaardige naam? Die naam geeft, naar de bedoeling van de Schrift, het eigenaardige karakter en de bijzondere bestemming van deze boom aan, die, niet door de natuur zelf van die boom, maar door de duidelijke aanwijzing en het uitgedrukt gebod van God zelf wordt bepaald. God stelde hem tot een boom van beproeving van Adams gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid, om deze het wezenlijk en blijvend onderscheid tussen kwaad en goed te leren kennen. Een sacrament was hij niet, want een sacrament wordt gegeven om dat te genieten en van de boom van de kennis mocht niet gegeten worden.. Waarom stelde God die boom van de kennis, daar Hij vantevoren wist, dat de mens daarvan eten en daardoor vallen zou. "De aard van de gehoorzaamheid brengt mee, dat zij vrijwillig moet zijn. Waar de mogelijkheid niet bestaat, om zich aan het volbrengen van een gebod te onttrekken, kan slechts van blinde noodzakelijkheid gesproken worden. God wilde dat de mens niet slechts gewillig, maar ook vrijwillig het goede doen en op die wijze zich tot de ware vrijheid ontwikkelen zou, die noodzakelijk is om heilig te zijn. Deze beproeving was niet alleen nuttig, maar ook bij het wezen en de bestemming van de mens bepaald noodzakelijk, terwijl hij bovendien door Zijn kracht haar volkomen kon doorstaan..

Zonder vrijheid zou de mens het beeld van God niet zijn, zonder vrije keus van het goede kon hij de rechte beheerser der aarde niet zijn. De zonde nam de vrijheid van de mensen weg; Het is Christus die waarlijk vrij maakt en daardoor de mens weer overwinnaar en heerser van de wereld doet worden. John 8:36), 1 John 5:4), (Revelation 3:21). Bij de vrijheid en de macht, de mens verleend, kon God, alleen door een gebod te geven en daardoor zich zelf als de hoogste Wetgever te openbaren, de all n besturende blijven, en zonder dit vrijmachtig bestuur zou de Heere geen God zijn. Ook wilde Hij de mens tot die hogere volmaaktheid opleiden, dat hij niet meer vallen en zondigen kon, maar voor altijd in het goede bevestigd zou zijn. Zo maakten de heerlijkheid van de mensen, en Gods eer en liefde tezamen de boom en dat gebod noodzakelijk..

De mens is alzo door God geschapen, dat hij wel kon zondigen, maar niet behoefde te zondigen. Had hij het gebod gehouden, dan was hij in een toestand gekomen, waarin hij niet meer kon zondigen; nu hij echter het proefgebod overtreden heeft kan hij niet anders dan zondigen..

In Adam heeft God, de Heere met de mens een verbond opgericht, het verbond van de weken, waarbij de mens het eeuwige leven wordt beloofd, zo hij het gebod van God houdt, maar waarbij ook met de dood wordt gedreigd, indien hij het gebod overtreedt. Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid is de eis van dit verbond, en het eeuwige leven, het loon op de gehoorzaamheid. Dat loon moet echter ook als genadeloon worden beschouwd, daar de Heere God ook zonder de toezegging van het eeuwige leven eisen kon en moest, dat Zijn geboden werden onderhouden.

2) Want deze boom heb Ik tot een boom van beproeving gemaakt en wil u door deze beproeven, of gij aan Mijn stem gehoorzamen en in Mijn liefde blijven zult. Zult gij dat doen en de verzoeking ten kwade, die niet lang uitblijven zal, beslist afwijzen, zo zult gij een grote schrede voorwaarts doen tot het grote doel van uw roeping en ook verder van de boom des levens mogen eten. Maar met het genot van de vruchten van deze levensboom wil ik de zegen voor u verbinden, dat het sterfelijke, dat wegens uw lichaam, dat uit het stof werd genomen, u aanhangt, door het leven verslonden worde, Genesis 3:24. Zult gij daarentegen de gemeenschap met Mij verbreken en Mijn gebod verlaten, zo zult gij al het verderf van de zonde over u brengen..

17. Maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, 1) daarvan zult gij niet eten: want2) ten dage als gij daarvan, van de boom van de kennis eet, door eigen ervaring en door opneming in uw ziel het boze leert kennen zult gij de dood (letterlijk en beter vertaald zeker) sterven.

1) De ene boom van deze twee diende dus tot de vorming van de menselijke geest, door oefening in gehoorzaamheid aan het Woord van God; de mens moest door deze tot een kennis komen van goed en kwaad, maar door afwijzing van het kwade, zodat de hem ingeschapene vrijheid tot kiezen zich tot een vrijwillige beslissing voor het goede vormde. De andere boom daarentegen diende tot onderhouding van zijn aardse natuur. De onzondige mens had een lichaam, genomen uit het stof, dat aan onophoudelijke verandering en aan ontbinding onderworpen is. Zo had hij voedsel nodig tot onderhoud, maar ook een vrucht om de ontbinding tegen te gaan en het voor de dood te bewaren. Zeker heeft in die vrucht de kracht gelegen, om dat lichaam van de mensen hoe langer hoe heerlijker te doen worden. Het afsluiten van de boom des levens is daarom voor de mens zijn dood. ().

Er is niets ongerijmds in het denkbeeld, dat een lichamelijk voedsel niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk leven kan onderhouden. In de wijn enzovoort hebben wij de voorbeelden van stoffelijke genietingen die even veel invloed uitoefenen op de geest als op het lichaam..

Maar wat was, wat bedoelde die boom? Vanwaar zijn eigenaardige naam? Die naam geeft, naar de bedoeling van de Schrift, het eigenaardige karakter en de bijzondere bestemming van deze boom aan, die, niet door de natuur zelf van die boom, maar door de duidelijke aanwijzing en het uitgedrukt gebod van God zelf wordt bepaald. God stelde hem tot een boom van beproeving van Adams gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid, om deze het wezenlijk en blijvend onderscheid tussen kwaad en goed te leren kennen. Een sacrament was hij niet, want een sacrament wordt gegeven om dat te genieten en van de boom van de kennis mocht niet gegeten worden..

Waarom stelde God die boom van de kennis, daar Hij vantevoren wist, dat de mens daarvan eten en daardoor vallen zou. "De aard van de gehoorzaamheid brengt mee, dat zij vrijwillig moet zijn. Waar de mogelijkheid niet bestaat, om zich aan het volbrengen van een gebod te onttrekken, kan slechts van blinde noodzakelijkheid gesproken worden. God wilde dat de mens niet slechts gewillig, maar ook vrijwillig het goede doen en op die wijze zich tot de ware vrijheid ontwikkelen zou, die noodzakelijk is om heilig te zijn. Deze beproeving was niet alleen nuttig, maar ook bij het wezen en de bestemming van de mens bepaald noodzakelijk, terwijl hij bovendien door Zijn kracht haar volkomen kon doorstaan..

Zonder vrijheid zou de mens het beeld van God niet zijn, zonder vrije keus van het goede kon hij de rechte beheerser der aarde niet zijn. De zonde nam de vrijheid van de mensen weg; Het is Christus die waarlijk vrij maakt en daardoor de mens weer overwinnaar en heerser van de wereld doet worden. John 8:36), 1 John 5:4), (Revelation 3:21). Bij de vrijheid en de macht, de mens verleend, kon God, alleen door een gebod te geven en daardoor zich zelf als de hoogste Wetgever te openbaren, de all n besturende blijven, en zonder dit vrijmachtig bestuur zou de Heere geen God zijn. Ook wilde Hij de mens tot die hogere volmaaktheid opleiden, dat hij niet meer vallen en zondigen kon, maar voor altijd in het goede bevestigd zou zijn. Zo maakten de heerlijkheid van de mensen, en Gods eer en liefde tezamen de boom en dat gebod noodzakelijk..

De mens is alzo door God geschapen, dat hij wel kon zondigen, maar niet behoefde te zondigen. Had hij het gebod gehouden, dan was hij in een toestand gekomen, waarin hij niet meer kon zondigen; nu hij echter het proefgebod overtreden heeft kan hij niet anders dan zondigen..

In Adam heeft God, de Heere met de mens een verbond opgericht, het verbond van de weken, waarbij de mens het eeuwige leven wordt beloofd, zo hij het gebod van God houdt, maar waarbij ook met de dood wordt gedreigd, indien hij het gebod overtreedt. Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid is de eis van dit verbond, en het eeuwige leven, het loon op de gehoorzaamheid. Dat loon moet echter ook als genadeloon worden beschouwd, daar de Heere God ook zonder de toezegging van het eeuwige leven eisen kon en moest, dat Zijn geboden werden onderhouden.

2) Want deze boom heb Ik tot een boom van beproeving gemaakt en wil u door deze beproeven, of gij aan Mijn stem gehoorzamen en in Mijn liefde blijven zult. Zult gij dat doen en de verzoeking ten kwade, die niet lang uitblijven zal, beslist afwijzen, zo zult gij een grote schrede voorwaarts doen tot het grote doel van uw roeping en ook verder van de boom des levens mogen eten. Maar met het genot van de vruchten van deze levensboom wil ik de zegen voor u verbinden, dat het sterfelijke, dat wegens uw lichaam, dat uit het stof werd genomen, u aanhangt, door het leven verslonden worde, Genesis 3:24. Zult gij daarentegen de gemeenschap met Mij verbreken en Mijn gebod verlaten, zo zult gij al het verderf van de zonde over u brengen..

II. Genesis 2:18-Genesis 2:25. God maakte uit de eerste mens een tweede, bij de man de vrouw, en regelt de betrekking tussen beide.

Vers 17

17. Maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, 1) daarvan zult gij niet eten: want2) ten dage als gij daarvan, van de boom van de kennis eet, door eigen ervaring en door opneming in uw ziel het boze leert kennen zult gij de dood (letterlijk en beter vertaald zeker) sterven.

1) De ene boom van deze twee diende dus tot de vorming van de menselijke geest, door oefening in gehoorzaamheid aan het Woord van God; de mens moest door deze tot een kennis komen van goed en kwaad, maar door afwijzing van het kwade, zodat de hem ingeschapene vrijheid tot kiezen zich tot een vrijwillige beslissing voor het goede vormde. De andere boom daarentegen diende tot onderhouding van zijn aardse natuur. De onzondige mens had een lichaam, genomen uit het stof, dat aan onophoudelijke verandering en aan ontbinding onderworpen is. Zo had hij voedsel nodig tot onderhoud, maar ook een vrucht om de ontbinding tegen te gaan en het voor de dood te bewaren. Zeker heeft in die vrucht de kracht gelegen, om dat lichaam van de mensen hoe langer hoe heerlijker te doen worden. Het afsluiten van de boom des levens is daarom voor de mens zijn dood.

Er is niets ongerijmds in het denkbeeld, dat een lichamelijk voedsel niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk leven kan onderhouden. In de wijn enzovoort hebben wij de voorbeelden van stoffelijke genietingen die even veel invloed uitoefenen op de geest als op het lichaam..

Maar wat was, wat bedoelde die boom? Vanwaar zijn eigenaardige naam? Die naam geeft, naar de bedoeling van de Schrift, het eigenaardige karakter en de bijzondere bestemming van deze boom aan, die, niet door de natuur zelf van die boom, maar door de duidelijke aanwijzing en het uitgedrukt gebod van God zelf wordt bepaald. God stelde hem tot een boom van beproeving van Adams gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid, om deze het wezenlijk en blijvend onderscheid tussen kwaad en goed te leren kennen. Een sacrament was hij niet, want een sacrament wordt gegeven om dat te genieten en van de boom van de kennis mocht niet gegeten worden.. Waarom stelde God die boom van de kennis, daar Hij vantevoren wist, dat de mens daarvan eten en daardoor vallen zou. "De aard van de gehoorzaamheid brengt mee, dat zij vrijwillig moet zijn. Waar de mogelijkheid niet bestaat, om zich aan het volbrengen van een gebod te onttrekken, kan slechts van blinde noodzakelijkheid gesproken worden. God wilde dat de mens niet slechts gewillig, maar ook vrijwillig het goede doen en op die wijze zich tot de ware vrijheid ontwikkelen zou, die noodzakelijk is om heilig te zijn. Deze beproeving was niet alleen nuttig, maar ook bij het wezen en de bestemming van de mens bepaald noodzakelijk, terwijl hij bovendien door Zijn kracht haar volkomen kon doorstaan..

Zonder vrijheid zou de mens het beeld van God niet zijn, zonder vrije keus van het goede kon hij de rechte beheerser der aarde niet zijn. De zonde nam de vrijheid van de mensen weg; Het is Christus die waarlijk vrij maakt en daardoor de mens weer overwinnaar en heerser van de wereld doet worden. John 8:36), 1 John 5:4), (Revelation 3:21). Bij de vrijheid en de macht, de mens verleend, kon God, alleen door een gebod te geven en daardoor zich zelf als de hoogste Wetgever te openbaren, de all n besturende blijven, en zonder dit vrijmachtig bestuur zou de Heere geen God zijn. Ook wilde Hij de mens tot die hogere volmaaktheid opleiden, dat hij niet meer vallen en zondigen kon, maar voor altijd in het goede bevestigd zou zijn. Zo maakten de heerlijkheid van de mensen, en Gods eer en liefde tezamen de boom en dat gebod noodzakelijk..

De mens is alzo door God geschapen, dat hij wel kon zondigen, maar niet behoefde te zondigen. Had hij het gebod gehouden, dan was hij in een toestand gekomen, waarin hij niet meer kon zondigen; nu hij echter het proefgebod overtreden heeft kan hij niet anders dan zondigen..

In Adam heeft God, de Heere met de mens een verbond opgericht, het verbond van de weken, waarbij de mens het eeuwige leven wordt beloofd, zo hij het gebod van God houdt, maar waarbij ook met de dood wordt gedreigd, indien hij het gebod overtreedt. Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid is de eis van dit verbond, en het eeuwige leven, het loon op de gehoorzaamheid. Dat loon moet echter ook als genadeloon worden beschouwd, daar de Heere God ook zonder de toezegging van het eeuwige leven eisen kon en moest, dat Zijn geboden werden onderhouden.

2) Want deze boom heb Ik tot een boom van beproeving gemaakt en wil u door deze beproeven, of gij aan Mijn stem gehoorzamen en in Mijn liefde blijven zult. Zult gij dat doen en de verzoeking ten kwade, die niet lang uitblijven zal, beslist afwijzen, zo zult gij een grote schrede voorwaarts doen tot het grote doel van uw roeping en ook verder van de boom des levens mogen eten. Maar met het genot van de vruchten van deze levensboom wil ik de zegen voor u verbinden, dat het sterfelijke, dat wegens uw lichaam, dat uit het stof werd genomen, u aanhangt, door het leven verslonden worde, Genesis 3:24. Zult gij daarentegen de gemeenschap met Mij verbreken en Mijn gebod verlaten, zo zult gij al het verderf van de zonde over u brengen..

17. Maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, 1) daarvan zult gij niet eten: want2) ten dage als gij daarvan, van de boom van de kennis eet, door eigen ervaring en door opneming in uw ziel het boze leert kennen zult gij de dood (letterlijk en beter vertaald zeker) sterven.

1) De ene boom van deze twee diende dus tot de vorming van de menselijke geest, door oefening in gehoorzaamheid aan het Woord van God; de mens moest door deze tot een kennis komen van goed en kwaad, maar door afwijzing van het kwade, zodat de hem ingeschapene vrijheid tot kiezen zich tot een vrijwillige beslissing voor het goede vormde. De andere boom daarentegen diende tot onderhouding van zijn aardse natuur. De onzondige mens had een lichaam, genomen uit het stof, dat aan onophoudelijke verandering en aan ontbinding onderworpen is. Zo had hij voedsel nodig tot onderhoud, maar ook een vrucht om de ontbinding tegen te gaan en het voor de dood te bewaren. Zeker heeft in die vrucht de kracht gelegen, om dat lichaam van de mensen hoe langer hoe heerlijker te doen worden. Het afsluiten van de boom des levens is daarom voor de mens zijn dood. ().

Er is niets ongerijmds in het denkbeeld, dat een lichamelijk voedsel niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk leven kan onderhouden. In de wijn enzovoort hebben wij de voorbeelden van stoffelijke genietingen die even veel invloed uitoefenen op de geest als op het lichaam..

Maar wat was, wat bedoelde die boom? Vanwaar zijn eigenaardige naam? Die naam geeft, naar de bedoeling van de Schrift, het eigenaardige karakter en de bijzondere bestemming van deze boom aan, die, niet door de natuur zelf van die boom, maar door de duidelijke aanwijzing en het uitgedrukt gebod van God zelf wordt bepaald. God stelde hem tot een boom van beproeving van Adams gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid, om deze het wezenlijk en blijvend onderscheid tussen kwaad en goed te leren kennen. Een sacrament was hij niet, want een sacrament wordt gegeven om dat te genieten en van de boom van de kennis mocht niet gegeten worden..

Waarom stelde God die boom van de kennis, daar Hij vantevoren wist, dat de mens daarvan eten en daardoor vallen zou. "De aard van de gehoorzaamheid brengt mee, dat zij vrijwillig moet zijn. Waar de mogelijkheid niet bestaat, om zich aan het volbrengen van een gebod te onttrekken, kan slechts van blinde noodzakelijkheid gesproken worden. God wilde dat de mens niet slechts gewillig, maar ook vrijwillig het goede doen en op die wijze zich tot de ware vrijheid ontwikkelen zou, die noodzakelijk is om heilig te zijn. Deze beproeving was niet alleen nuttig, maar ook bij het wezen en de bestemming van de mens bepaald noodzakelijk, terwijl hij bovendien door Zijn kracht haar volkomen kon doorstaan..

Zonder vrijheid zou de mens het beeld van God niet zijn, zonder vrije keus van het goede kon hij de rechte beheerser der aarde niet zijn. De zonde nam de vrijheid van de mensen weg; Het is Christus die waarlijk vrij maakt en daardoor de mens weer overwinnaar en heerser van de wereld doet worden. John 8:36), 1 John 5:4), (Revelation 3:21). Bij de vrijheid en de macht, de mens verleend, kon God, alleen door een gebod te geven en daardoor zich zelf als de hoogste Wetgever te openbaren, de all n besturende blijven, en zonder dit vrijmachtig bestuur zou de Heere geen God zijn. Ook wilde Hij de mens tot die hogere volmaaktheid opleiden, dat hij niet meer vallen en zondigen kon, maar voor altijd in het goede bevestigd zou zijn. Zo maakten de heerlijkheid van de mensen, en Gods eer en liefde tezamen de boom en dat gebod noodzakelijk..

De mens is alzo door God geschapen, dat hij wel kon zondigen, maar niet behoefde te zondigen. Had hij het gebod gehouden, dan was hij in een toestand gekomen, waarin hij niet meer kon zondigen; nu hij echter het proefgebod overtreden heeft kan hij niet anders dan zondigen..

In Adam heeft God, de Heere met de mens een verbond opgericht, het verbond van de weken, waarbij de mens het eeuwige leven wordt beloofd, zo hij het gebod van God houdt, maar waarbij ook met de dood wordt gedreigd, indien hij het gebod overtreedt. Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid is de eis van dit verbond, en het eeuwige leven, het loon op de gehoorzaamheid. Dat loon moet echter ook als genadeloon worden beschouwd, daar de Heere God ook zonder de toezegging van het eeuwige leven eisen kon en moest, dat Zijn geboden werden onderhouden.

2) Want deze boom heb Ik tot een boom van beproeving gemaakt en wil u door deze beproeven, of gij aan Mijn stem gehoorzamen en in Mijn liefde blijven zult. Zult gij dat doen en de verzoeking ten kwade, die niet lang uitblijven zal, beslist afwijzen, zo zult gij een grote schrede voorwaarts doen tot het grote doel van uw roeping en ook verder van de boom des levens mogen eten. Maar met het genot van de vruchten van deze levensboom wil ik de zegen voor u verbinden, dat het sterfelijke, dat wegens uw lichaam, dat uit het stof werd genomen, u aanhangt, door het leven verslonden worde, Genesis 3:24. Zult gij daarentegen de gemeenschap met Mij verbreken en Mijn gebod verlaten, zo zult gij al het verderf van de zonde over u brengen..

II. Genesis 2:18-Genesis 2:25. God maakte uit de eerste mens een tweede, bij de man de vrouw, en regelt de betrekking tussen beide.

Vers 18

18. 1) Ook had de Heere God gesproken, als Hij de mens op de boven beschreven wijze gemaakt, hem zijn woonplaats aangewezen en het verbod gegeven had: het is niet goed dat de mens alleen zij; met deze ne mens is mijn scheppingsgedachte niet geheel verwezenlijkt; Ik zal hem een hulpe maken, die, geheel overeenkomstig zijn wezen en als trouwe levensgezellin, als tegenover hem zij, opdat zij met hem in de vertrouwelijkste omgang zij, in de vervulling van zijn beroep (Genesis 2:15) hem bijsta en in gemeenschap met hem het menselijk geslacht op aarde voortplante. (Hoofdstuk1:28). Nu verwekte God tevoren in de mens zelf het gevoel van behoefte aan zodanige hulp. (Genesis 2:20).

1) De vrouw is geschapen, nadat het verbod gegeven was. Eva heeft het alzo van haar man vernomen, en, als evenbeeld Gods, verstaan. Zo is de man reeds hier gesteld om aan de vrouw het gebod van God te leren, en de vrouw om het van God door hem te ontvangen. Satan keerde deze ordening van God om (Genesis 3:6). Reeds is in de raad van God bepaald de mens een zegen te geven, v rdat de mens de behoefte daaraan gevoelt; het is de Heer, die het verlangen opwekt om het te vervullen. Dorstende naar God! waar uw behoefte recht luide spreekt, is het levenswater bij de lippen gebracht. Straks juicht gij: "Vrije genade heeft mij gered!".

Vers 18

18. 1) Ook had de Heere God gesproken, als Hij de mens op de boven beschreven wijze gemaakt, hem zijn woonplaats aangewezen en het verbod gegeven had: het is niet goed dat de mens alleen zij; met deze ne mens is mijn scheppingsgedachte niet geheel verwezenlijkt; Ik zal hem een hulpe maken, die, geheel overeenkomstig zijn wezen en als trouwe levensgezellin, als tegenover hem zij, opdat zij met hem in de vertrouwelijkste omgang zij, in de vervulling van zijn beroep (Genesis 2:15) hem bijsta en in gemeenschap met hem het menselijk geslacht op aarde voortplante. (Hoofdstuk1:28). Nu verwekte God tevoren in de mens zelf het gevoel van behoefte aan zodanige hulp. (Genesis 2:20).

1) De vrouw is geschapen, nadat het verbod gegeven was. Eva heeft het alzo van haar man vernomen, en, als evenbeeld Gods, verstaan. Zo is de man reeds hier gesteld om aan de vrouw het gebod van God te leren, en de vrouw om het van God door hem te ontvangen. Satan keerde deze ordening van God om (Genesis 3:6). Reeds is in de raad van God bepaald de mens een zegen te geven, v rdat de mens de behoefte daaraan gevoelt; het is de Heer, die het verlangen opwekt om het te vervullen. Dorstende naar God! waar uw behoefte recht luide spreekt, is het levenswater bij de lippen gebracht. Straks juicht gij: "Vrije genade heeft mij gered!".

Vers 19

19. Want als de Heere God uit de aarde al het gedierte van het veld, en al het gevogelte van de hemel gemaakt had, (Genesis 1:24, Genesis 1:25) zo bracht Hij die, om de mens over de dieren ten heerser te stellen, en het gedierte hem te onderwerpen; ook, opdat de mens van zijn wijsheid bewust zou worden en van het in hem gelegde spraakvermogen het eerste gebruik zou maken, tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou: en zo als Adam alle levende ziel noemen zou, dat zou haar naam zijn. 1)

1)"Waarom moest Adam de dieren namen geven? Tot bewijs, dat hij, onder God, hun wettige heer en eigenaar was. Wat ons eigendom is, geven wij een naam. Zo zijn de ouders de naamgevers van hun kinderen, zo geven de uitvinders namen aan hun uitvindingen, en zij hebben er recht toe. Ook de Heer veranderde Abram's, Saraï's en Jakob's namen, toen Hij deze zich ten bijzondere eigendom stelde. Ook zullen zij, die van de Heere zijn, nieuwe namen ontvangen, zo als reeds met Simon, Johannes en Jakobus geschiedde.".

De man is door God zelf "Adam" (van Adamah, d.i. aarde) genoemd..

Vers 19

19. Want als de Heere God uit de aarde al het gedierte van het veld, en al het gevogelte van de hemel gemaakt had, (Genesis 1:24, Genesis 1:25) zo bracht Hij die, om de mens over de dieren ten heerser te stellen, en het gedierte hem te onderwerpen; ook, opdat de mens van zijn wijsheid bewust zou worden en van het in hem gelegde spraakvermogen het eerste gebruik zou maken, tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou: en zo als Adam alle levende ziel noemen zou, dat zou haar naam zijn. 1)

1)"Waarom moest Adam de dieren namen geven? Tot bewijs, dat hij, onder God, hun wettige heer en eigenaar was. Wat ons eigendom is, geven wij een naam. Zo zijn de ouders de naamgevers van hun kinderen, zo geven de uitvinders namen aan hun uitvindingen, en zij hebben er recht toe. Ook de Heer veranderde Abram's, Saraï's en Jakob's namen, toen Hij deze zich ten bijzondere eigendom stelde. Ook zullen zij, die van de Heere zijn, nieuwe namen ontvangen, zo als reeds met Simon, Johannes en Jakobus geschiedde.".

De man is door God zelf "Adam" (van Adamah, d.i. aarde) genoemd..

Vers 20

20. Zo, terwijl de dieren door God hem toegevoerd werden en door dat naderen hem als hun heer huldigden, en hij ze door zijn hem geschonkene wijsheid in het eigenaardige van hun soort erkende, had Adam, niet naar willekeur, maar naar de indruk, die hij bij het aanschouwen van het dier ontvangen had, genoemd de namen 1) van al het vee en van het gevogelte van de hemel, en van al het gedierte van het veld; maar juist bij deze gelegenheid leerde de mens zijn eigen eenzaamheid recht gevoelen. Van iedere diersoort was altijd een paar aanwezig, het mannetje en het wijfje, alleen voor de mens vond hij geen hulpe, die, overeenkomstig zijn wezen, als tegenover hem ware. 2)

1)"Vraagt men van welke spraak zich Adam zal bediend hebben, zo is deze het waarschijnlijkst de Hebreeuwse geweest."

2) God wil geen kluizenaarsleven. Een paradijs tot woning, een wereld tot bezitting voldoet bij eenzaamheid ons hart niet. Daarom geeft God aan de man de vrouw; aan de gelovige de gemeenschap der heiligen; aan de in Christus gestorvenen het eeuwig paradijs, dat een schare bevatten zal, die niemand tellen kan..

Vers 20

20. Zo, terwijl de dieren door God hem toegevoerd werden en door dat naderen hem als hun heer huldigden, en hij ze door zijn hem geschonkene wijsheid in het eigenaardige van hun soort erkende, had Adam, niet naar willekeur, maar naar de indruk, die hij bij het aanschouwen van het dier ontvangen had, genoemd de namen 1) van al het vee en van het gevogelte van de hemel, en van al het gedierte van het veld; maar juist bij deze gelegenheid leerde de mens zijn eigen eenzaamheid recht gevoelen. Van iedere diersoort was altijd een paar aanwezig, het mannetje en het wijfje, alleen voor de mens vond hij geen hulpe, die, overeenkomstig zijn wezen, als tegenover hem ware. 2)

1)"Vraagt men van welke spraak zich Adam zal bediend hebben, zo is deze het waarschijnlijkst de Hebreeuwse geweest."

2) God wil geen kluizenaarsleven. Een paradijs tot woning, een wereld tot bezitting voldoet bij eenzaamheid ons hart niet. Daarom geeft God aan de man de vrouw; aan de gelovige de gemeenschap der heiligen; aan de in Christus gestorvenen het eeuwig paradijs, dat een schare bevatten zal, die niemand tellen kan..

Vers 21

21. Toen, als zijn eenzaamheid door hem met zekere weemoed gevoeld werd, deed de Heere God een diepe slaap op Adam vallen, en hij sliep, hier door buitengewone inwerking van God, en Hij nam n van zijn ribben en sloot deze plaats toe met vlees. 1)

1) Bij de grootste verscheidenheid in al Gods werken, wil de Heer nheid, daarom neemt Hij de vrouw uit de man. Zo is Adam degene, in wie het gehele mensdom, gelijk het zaad in de plant, bestaat; terwijl n Middelaar (het zaad van de vrouw, en alzo ook uit de man), de Verlosser, zowel van man als van vrouw, zou zijn. Terwijl de mens thans nog aan elke zij twaalf ribben heeft, menen sommigen, dat er bij Adam eerst dertien zullen zijn geweest. Eenvoudiger is het te verklaren, dat aan Adam n ontnomen is, maar daarom niet aan zijn menselijke nakomelingen..

God heeft de mens geschapen, mannelijk en vrouwelijk heeft Hij hem geformeerd. Op deze wijze is Adam herinnerd, zijn vrouw als zijn beeld te erkennen, en Eva op haar beurt, dat zij zich vrijwillig de man zou onderwerpen, als uit hem genomen..

Vers 21

21. Toen, als zijn eenzaamheid door hem met zekere weemoed gevoeld werd, deed de Heere God een diepe slaap op Adam vallen, en hij sliep, hier door buitengewone inwerking van God, en Hij nam n van zijn ribben en sloot deze plaats toe met vlees. 1)

1) Bij de grootste verscheidenheid in al Gods werken, wil de Heer nheid, daarom neemt Hij de vrouw uit de man. Zo is Adam degene, in wie het gehele mensdom, gelijk het zaad in de plant, bestaat; terwijl n Middelaar (het zaad van de vrouw, en alzo ook uit de man), de Verlosser, zowel van man als van vrouw, zou zijn. Terwijl de mens thans nog aan elke zij twaalf ribben heeft, menen sommigen, dat er bij Adam eerst dertien zullen zijn geweest. Eenvoudiger is het te verklaren, dat aan Adam n ontnomen is, maar daarom niet aan zijn menselijke nakomelingen..

God heeft de mens geschapen, mannelijk en vrouwelijk heeft Hij hem geformeerd. Op deze wijze is Adam herinnerd, zijn vrouw als zijn beeld te erkennen, en Eva op haar beurt, dat zij zich vrijwillig de man zou onderwerpen, als uit hem genomen..

Vers 22

22. En de Heere God bouwde de ribbe, die Hij a) van Adam genomen had, tot een vrouw (het is geen groter wonder, dat God uit een rib een mens maakt, dan dat Hij dit doet uit de aarde) en Hij bracht haar tot Adam1) liet hem weer ontwaken, zodat hij nu zag, wat de Heere gedurende zijn slaap hem had toegeschikt (Psalms 127:2). Zo houd dan iedere man zijn vrouw als een geschenk, hem van God gegeven; en wie een levensgezellin begeert, hij begere ze van Hem.

a) 1 Corinthians 11:8

1) Mozes verhaalt hier, hoe de instelling van het huwelijk van goddelijke oorsprong is. Want daar Adam niet naar eigen willekeur zich een vrouw heeft genomen, maar deze hem door God is toegebracht, en hij haar als hem toegewezen ontvangen heeft, blijkt hieruit des te meer de heiligheid van de huwelijkse staat dewijl wij toch weten, dat God de auteur ervan is..

Vers 22

22. En de Heere God bouwde de ribbe, die Hij a) van Adam genomen had, tot een vrouw (het is geen groter wonder, dat God uit een rib een mens maakt, dan dat Hij dit doet uit de aarde) en Hij bracht haar tot Adam1) liet hem weer ontwaken, zodat hij nu zag, wat de Heere gedurende zijn slaap hem had toegeschikt (Psalms 127:2). Zo houd dan iedere man zijn vrouw als een geschenk, hem van God gegeven; en wie een levensgezellin begeert, hij begere ze van Hem.

a) 1 Corinthians 11:8

1) Mozes verhaalt hier, hoe de instelling van het huwelijk van goddelijke oorsprong is. Want daar Adam niet naar eigen willekeur zich een vrouw heeft genomen, maar deze hem door God is toegebracht, en hij haar als hem toegewezen ontvangen heeft, blijkt hieruit des te meer de heiligheid van de huwelijkse staat dewijl wij toch weten, dat God de auteur ervan is..

Vers 23

23. Toen zei Adam, vol blijde verwondering: Deze is ditmaal, waarnaar ik tevoren vergeefs zocht, a) been van mijn benen en vlees van mijn vlees, een wezen als ik ben, een tweede ik naast mij, mij toebehorende. En voortgaande, in de macht welke de Heere hem gegeven had, om aan het schepsel namen te geven en met volle recht, omdat zij hem gegeven was, zei hij: Men zal haar Manninne 1) noemen, omdat zij uit de man genomen is. Zo is het gebruik te rechtvaardigen, dat een vrouw haar vaderlijke naam aflegt, om die van haar man aan te nemen.

a) Malachi 2:14 Ephesians 5:30,Ephesians 5:31

1) Een innerlijke stem zegt het hem, zijn nachtgezicht en wondervolle ontroering is hem daardoor verklaard. God had het hem toen geopenbaard; deze is de begeerde van mijn ziel, de bruid waarnaar mijn hart met onbestemd verlangen onbewust had uitgezien. Hij voelt zich met haar n, door geestelijke gaven verwant. Niet gelijk hijzelf, zal zij onmiddellijk aan de aarde doen denken. Men zal haar Manninne heten, want van de man is deze genomen..

Vers 23

23. Toen zei Adam, vol blijde verwondering: Deze is ditmaal, waarnaar ik tevoren vergeefs zocht, a) been van mijn benen en vlees van mijn vlees, een wezen als ik ben, een tweede ik naast mij, mij toebehorende. En voortgaande, in de macht welke de Heere hem gegeven had, om aan het schepsel namen te geven en met volle recht, omdat zij hem gegeven was, zei hij: Men zal haar Manninne 1) noemen, omdat zij uit de man genomen is. Zo is het gebruik te rechtvaardigen, dat een vrouw haar vaderlijke naam aflegt, om die van haar man aan te nemen.

a) Malachi 2:14 Ephesians 5:30,Ephesians 5:31

1) Een innerlijke stem zegt het hem, zijn nachtgezicht en wondervolle ontroering is hem daardoor verklaard. God had het hem toen geopenbaard; deze is de begeerde van mijn ziel, de bruid waarnaar mijn hart met onbestemd verlangen onbewust had uitgezien. Hij voelt zich met haar n, door geestelijke gaven verwant. Niet gelijk hijzelf, zal zij onmiddellijk aan de aarde doen denken. Men zal haar Manninne heten, want van de man is deze genomen..

Vers 24

24. In profetische verlichting slaat hij nu een blik in de toekomst van zijn geslacht en gaat voort: a) Daarom om deze innige verwantschap, omdat God haar aan de man toegebracht heeft, zal de man, al zijn bloedverwanten, zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aankleven, b) en zij zullen tot n vlees zijn, 1) n persoon, die door niets weer gedeeld mag worden. (Matthew 19:5) a) Mark 10:7 Ephesians 5:31. b) 1 Corinthians 6:16 Ephesians 5:28,Ephesians 5:29.

1) De weduwnaar of weduwe, die waarlijk gehuwd was, kan eerst recht voelen, dat, hetgeen verloren werd, een tweede ik was. Hoeveel temeer moet Christus boven vader en moeder bemind worden, door hen, die n met Hem geworden zijn door het geloof..

Vers 24

24. In profetische verlichting slaat hij nu een blik in de toekomst van zijn geslacht en gaat voort: a) Daarom om deze innige verwantschap, omdat God haar aan de man toegebracht heeft, zal de man, al zijn bloedverwanten, zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aankleven, b) en zij zullen tot n vlees zijn, 1) n persoon, die door niets weer gedeeld mag worden. (Matthew 19:5) a) Mark 10:7 Ephesians 5:31. b) 1 Corinthians 6:16 Ephesians 5:28,Ephesians 5:29.

1) De weduwnaar of weduwe, die waarlijk gehuwd was, kan eerst recht voelen, dat, hetgeen verloren werd, een tweede ik was. Hoeveel temeer moet Christus boven vader en moeder bemind worden, door hen, die n met Hem geworden zijn door het geloof..

Vers 25

25. En zij waren beiden a) naakt, Adam en zijn vrouw, maar zij waren ook beiden rein en nog niet bevlekt door enige zondige begeerte; zij zagen daarom in elkaar niets anders dan het schone en edele schepsel Gods, en zij schaamden zich niet. Naderhand werd dit anders; de geest verloor de heerschappij over het vlees, en daardoor is naaktheid een prikkel tot zonde geworden. Daarom plantte God de mens het schaamtegevoel in, dat in zijn gevallen toestand hem als een engel terzijde staat en aan de vleselijke begeerlijkheden een tegenwicht bieden zou. 1)

a) Genesis 3:7,Genesis 3:21

1) "De mens is nu in zijn beroep; naast zich heeft hij een deelgenoot en om zich heen een tot zijn dienst en tot zijn vreugde geschapen planten- en dierenwereld. Welk een liefelijk, van goddelijke zegeningen overvloeiend begin! Onder de paradijsbomen is er slechts n, achter wiens schrikwekkende schoonheid de dood loert; deze ene is de mens verboden, opdat hij aan de macht van de dood niet onderworpen wordt, maar in gehoorzaamheid aan God overwinne. Het is nu mogelijk. 1. dat de mens in de goede staat waarin hij geschapen is, blijft, en die door onderwerping van eigen wil aan de goddelijke bevestigt. Het is verder 2. mogelijk, dat deze ondergeschiktheid aan God hem ondraaglijk wordt en hij uit eigen beweging zijn eigen ik, in opstand tegen het goddelijke, doet gelden. Het is 3. mogelijk, dat hij, verleid door een reeds aanwezige macht van de boze, de goddelijke wil uit het oog verliest, en, verlokt door de bekoorlijkheid van het verbodene tot ongehoorzaamheid vervalt. Deze laatste mogelijkheid zien wij in het volgend hoofdstuk tot werkelijkheid worden..

Vers 25

25. En zij waren beiden a) naakt, Adam en zijn vrouw, maar zij waren ook beiden rein en nog niet bevlekt door enige zondige begeerte; zij zagen daarom in elkaar niets anders dan het schone en edele schepsel Gods, en zij schaamden zich niet. Naderhand werd dit anders; de geest verloor de heerschappij over het vlees, en daardoor is naaktheid een prikkel tot zonde geworden. Daarom plantte God de mens het schaamtegevoel in, dat in zijn gevallen toestand hem als een engel terzijde staat en aan de vleselijke begeerlijkheden een tegenwicht bieden zou. 1)

a) Genesis 3:7,Genesis 3:21

1) "De mens is nu in zijn beroep; naast zich heeft hij een deelgenoot en om zich heen een tot zijn dienst en tot zijn vreugde geschapen planten- en dierenwereld. Welk een liefelijk, van goddelijke zegeningen overvloeiend begin! Onder de paradijsbomen is er slechts n, achter wiens schrikwekkende schoonheid de dood loert; deze ene is de mens verboden, opdat hij aan de macht van de dood niet onderworpen wordt, maar in gehoorzaamheid aan God overwinne. Het is nu mogelijk. 1. dat de mens in de goede staat waarin hij geschapen is, blijft, en die door onderwerping van eigen wil aan de goddelijke bevestigt. Het is verder 2. mogelijk, dat deze ondergeschiktheid aan God hem ondraaglijk wordt en hij uit eigen beweging zijn eigen ik, in opstand tegen het goddelijke, doet gelden. Het is 3. mogelijk, dat hij, verleid door een reeds aanwezige macht van de boze, de goddelijke wil uit het oog verliest, en, verlokt door de bekoorlijkheid van het verbodene tot ongehoorzaamheid vervalt. Deze laatste mogelijkheid zien wij in het volgend hoofdstuk tot werkelijkheid worden..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 2". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-2.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile