Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Deuteronomium 9

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 9

Deuteronomy 9:1.

OORZAKEN VAN KANANS VEROVERING.

I. Deuteronomy 9:1-Deuteronomy 9:10:11. Mozes tracht Israël te bewaren voor het gevaar van de eigen gerechtigheid, die wl Gods weldaden erkent, maar niet als onverdiende zegeningen, en daarom in de eigen persoon een oorzaak zoekt tot verklaring van de voorrechten van de Heere. God heeft niet in de voortreffelijkheid van het volk een aanleiding tot Zijn barmhartigheid gevonden, want in de woestijn heeft het zich tegen de Heere verzet, en meer dan eens het oordeel van volkomen verwerping verdiend, zodat Mozes telkens met zijn voorbede in de bres moest springen. Daardoor alleen waren de oordelen afgewend, en werd het einde gezegend.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 9

Deuteronomy 9:1.

OORZAKEN VAN KANANS VEROVERING.

I. Deuteronomy 9:1-Deuteronomy 9:10:11. Mozes tracht Israël te bewaren voor het gevaar van de eigen gerechtigheid, die wl Gods weldaden erkent, maar niet als onverdiende zegeningen, en daarom in de eigen persoon een oorzaak zoekt tot verklaring van de voorrechten van de Heere. God heeft niet in de voortreffelijkheid van het volk een aanleiding tot Zijn barmhartigheid gevonden, want in de woestijn heeft het zich tegen de Heere verzet, en meer dan eens het oordeel van volkomen verwerping verdiend, zodat Mozes telkens met zijn voorbede in de bres moest springen. Daardoor alleen waren de oordelen afgewend, en werd het einde gezegend.

Vers 1

1. Hoor, Israël! 1) Gij zult heden, nu spoedig Joshua 23:14), over de Jordaan gaan, dat gij inkomt, om volken te beërven, die groter en sterker zijn dan gij (Deuteronomy 7:1); steden, die groot en tot in de hemel gesterkt zijn (Deuteronomy 1:28).

1) Heel deze plaats bevat een lofdicht op de genadige goedertierenheid van God, waardoor Hij Zijn volk zich heeft verbonden, om Zijn Wet te gehoorzamen. Doch deze zeer scherpe prikkel, om de Israëlieten aan te zetten, moest er wezen, zouden zij geheel en al ertoe gebracht worden, om God te dienen en te beminnen, aan Wie zij zozeer verbonden waren. Mozes' doel daarom is om te leren, dat de Israëlieten zonder enige verdienste, maar door de bijzondere weldaad van God, erfgenamen zouden zijn van het land Kanan, en dat dit geheel zou komen ten gevolge van het Verbond en de genadige aanneming tot kinderen, opdat zij wederkerig zouden volharden in de gelovige waarneming van het Verbond en alzo zich meer gewennen aan Zijn dienst. Want al te verschrikkelijk zou het zijn, dat zij niet vrijwillig God zouden tegenkomen, door zich aan de regering te onderwerpen van Hem, die het met Zijn genade was voorgekomen. Verder, opdat zij zich niets zouden aanmatigen, meldt hij de grootheid van de macht van God daarin, dat zij nooit zo vele volken hadden kunnen overwinnen, indien zij niet op verwonderlijke wijze uit de hemel daartoe waren geholpen. Hierom noemt hij die volken met name, wat hun menigte en het getal aangaat en vervolgens zegt hij: dat zij in oorlogskracht uitblonken..

Vers 1

1. Hoor, Israël! 1) Gij zult heden, nu spoedig Joshua 23:14), over de Jordaan gaan, dat gij inkomt, om volken te beërven, die groter en sterker zijn dan gij (Deuteronomy 7:1); steden, die groot en tot in de hemel gesterkt zijn (Deuteronomy 1:28).

1) Heel deze plaats bevat een lofdicht op de genadige goedertierenheid van God, waardoor Hij Zijn volk zich heeft verbonden, om Zijn Wet te gehoorzamen. Doch deze zeer scherpe prikkel, om de Israëlieten aan te zetten, moest er wezen, zouden zij geheel en al ertoe gebracht worden, om God te dienen en te beminnen, aan Wie zij zozeer verbonden waren. Mozes' doel daarom is om te leren, dat de Israëlieten zonder enige verdienste, maar door de bijzondere weldaad van God, erfgenamen zouden zijn van het land Kanan, en dat dit geheel zou komen ten gevolge van het Verbond en de genadige aanneming tot kinderen, opdat zij wederkerig zouden volharden in de gelovige waarneming van het Verbond en alzo zich meer gewennen aan Zijn dienst. Want al te verschrikkelijk zou het zijn, dat zij niet vrijwillig God zouden tegenkomen, door zich aan de regering te onderwerpen van Hem, die het met Zijn genade was voorgekomen. Verder, opdat zij zich niets zouden aanmatigen, meldt hij de grootheid van de macht van God daarin, dat zij nooit zo vele volken hadden kunnen overwinnen, indien zij niet op verwonderlijke wijze uit de hemel daartoe waren geholpen. Hierom noemt hij die volken met name, wat hun menigte en het getal aangaat en vervolgens zegt hij: dat zij in oorlogskracht uitblonken..

Vers 3

3. Zo zult gij heden, terwijl gij de strijd tegen zulke volken onderneemt, weten, dat de HEERE, uw God, degene is, die als baanbreker voor uw aangezicht doorgaat, een a) verterend vuur, 1) om hen te vernietigen, zodat gij niet behoeft te vrezen, alsof zij niet overwonnen konden worden. Die zal hen verdelgen, en Die zal hen met dit doel voor uw aangezicht neerwerpen, hen reeds nu vreesachtig en vreesachtig maken Joshua 2:9), en gij zult ze uit de bezitting verdrijven, en zult hen haastelijk, indien ook niet allen tegelijk, te niet doen, zoals de HEERE, door mijn mond (Exodus 23:27), tot u gesproken heeft. 2) Maar niet gij zijt het, het is de Heere, diedoor u zulke daden volbrengt; dit zult gij niet slechts erkennen, maar ook daarbij bedenken, waarom Hij juist door u zulke dingen tot stand brengt.

a) Deuteronomy 4:24 Hebrews 12:29 Hebrews 12:1) Het beeld van vuur wordt hier gebruikt, om daarmee te kennen te geven, de mogelijkheid, dat zo machtige volken zo spoedig zouden worden vernietigd. Zoals vuur alles in een kort ogenblik vernielt, zo zou God ook zijn voor de inwoners van Kanan. Hij zou binnen korte tijd het beloofde land voor Israël gereed maken..

2) Wij moeten onze uiterste pogingen aanwenden, in afhankelijkheid van de Goddelijke genade, en wij zullen de genade verkrijgen, indien we de kracht, die de Heere verleent, op Zijn bevel en in Zijn Naam tewerkstellen..

Vers 3

3. Zo zult gij heden, terwijl gij de strijd tegen zulke volken onderneemt, weten, dat de HEERE, uw God, degene is, die als baanbreker voor uw aangezicht doorgaat, een a) verterend vuur, 1) om hen te vernietigen, zodat gij niet behoeft te vrezen, alsof zij niet overwonnen konden worden. Die zal hen verdelgen, en Die zal hen met dit doel voor uw aangezicht neerwerpen, hen reeds nu vreesachtig en vreesachtig maken Joshua 2:9), en gij zult ze uit de bezitting verdrijven, en zult hen haastelijk, indien ook niet allen tegelijk, te niet doen, zoals de HEERE, door mijn mond (Exodus 23:27), tot u gesproken heeft. 2) Maar niet gij zijt het, het is de Heere, diedoor u zulke daden volbrengt; dit zult gij niet slechts erkennen, maar ook daarbij bedenken, waarom Hij juist door u zulke dingen tot stand brengt.

a) Deuteronomy 4:24 Hebrews 12:29 Hebrews 12:1) Het beeld van vuur wordt hier gebruikt, om daarmee te kennen te geven, de mogelijkheid, dat zo machtige volken zo spoedig zouden worden vernietigd. Zoals vuur alles in een kort ogenblik vernielt, zo zou God ook zijn voor de inwoners van Kanan. Hij zou binnen korte tijd het beloofde land voor Israël gereed maken..

2) Wij moeten onze uiterste pogingen aanwenden, in afhankelijkheid van de Goddelijke genade, en wij zullen de genade verkrijgen, indien we de kracht, die de Heere verleent, op Zijn bevel en in Zijn Naam tewerkstellen..

Vers 5

5. Niet om uw gerechtigheid, noch om de oprechtheid van uw hart komt gij er heen in, om hun land te erven; maar om de goddeloosheid van deze volken verdrijft hen de HEERE, uw God, voor uw aangezicht uit de bezitting; en Hij heeft slechts aan u dit land gegeven, om het woord te bevestigen, dat de HEERE, uw God, aan uw vaderen Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft.

Hier blijkt genoeg, dat er voor de verdienste geen plaats is, wanneer het Verbond van God zou worden te niet gemaakt en welke niet kon gevonden worden in een zo verkeerd en ongehoorzaam volk. Waarbij komt, dat God het Verbond met Abraham had gesloten, vier eeuwen v rdat zij geboren waren. Waaruit volgt, dat deze weldaad uit een andere bron hun toevloeide..

Dat iemand zichzelf als rechtvaardig beschouwt, in plaats van de genade te begeren, is slechts mogelijk, omdat het rechte, diepere inzicht in het wezen van de gerechtigheid ontbreekt; want het werken is niet genoeg, de gehele inwendige toestand van het hart komt in aanmerking (1 Kon.9:4 Psalms 24:4 )

Vers 5

5. Niet om uw gerechtigheid, noch om de oprechtheid van uw hart komt gij er heen in, om hun land te erven; maar om de goddeloosheid van deze volken verdrijft hen de HEERE, uw God, voor uw aangezicht uit de bezitting; en Hij heeft slechts aan u dit land gegeven, om het woord te bevestigen, dat de HEERE, uw God, aan uw vaderen Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft.

Hier blijkt genoeg, dat er voor de verdienste geen plaats is, wanneer het Verbond van God zou worden te niet gemaakt en welke niet kon gevonden worden in een zo verkeerd en ongehoorzaam volk. Waarbij komt, dat God het Verbond met Abraham had gesloten, vier eeuwen v rdat zij geboren waren. Waaruit volgt, dat deze weldaad uit een andere bron hun toevloeide..

Dat iemand zichzelf als rechtvaardig beschouwt, in plaats van de genade te begeren, is slechts mogelijk, omdat het rechte, diepere inzicht in het wezen van de gerechtigheid ontbreekt; want het werken is niet genoeg, de gehele inwendige toestand van het hart komt in aanmerking (1 Kon.9:4 Psalms 24:4 )

Vers 6

6. Weet, overtuig u dan zelf door de terugblik op het verleden, dat de HEERE, uw God niet om uw gerechtigheid, dit goede land geeft, om dat te erven; want gij zijt een hardnekkig volk, 1) gij zijt gelijk aan het lastdier, dat de nek niet buigen wil onder het juk (Exodus 32:9).

1)Hardnekkig volk. Deze uitdrukking is ontleend aan de os, welke zijn nek niet buigen wil, of liever, welke niet eerder tot het gebruik geschikt is, voordat hij de nek heeft leren buigen onder het juk. Zo, wil Mozes zeggen, is ook Israëls volk, het is onwillig, om zich te buigen onder het juk van de Heere, onder het juk van de wet..

Vers 6

6. Weet, overtuig u dan zelf door de terugblik op het verleden, dat de HEERE, uw God niet om uw gerechtigheid, dit goede land geeft, om dat te erven; want gij zijt een hardnekkig volk, 1) gij zijt gelijk aan het lastdier, dat de nek niet buigen wil onder het juk (Exodus 32:9).

1)Hardnekkig volk. Deze uitdrukking is ontleend aan de os, welke zijn nek niet buigen wil, of liever, welke niet eerder tot het gebruik geschikt is, voordat hij de nek heeft leren buigen onder het juk. Zo, wil Mozes zeggen, is ook Israëls volk, het is onwillig, om zich te buigen onder het juk van de Heere, onder het juk van de wet..

Vers 14

14. Laat van Mij af, dat Ik hen verdelg, en hun naam van onder de hemel uitdoe, en Ik zal u tot een machtiger en groter volk maken dan dit is.

Mozes geeft de uitdrukkingen bijna letterlijk terug, een bewijs, dat zij diep in zijn hart zijn gezonken..

14. Laat van Mij af, dat Ik hen verdelg, en hun naam van onder de hemel uitdoe, en Ik zal u tot een machtiger en groter volk maken dan dit is. Mozes geeft de uitdrukkingen bijna letterlijk terug, een bewijs, dat zij diep in zijn hart zijn gezonken..

Vers 14

14. Laat van Mij af, dat Ik hen verdelg, en hun naam van onder de hemel uitdoe, en Ik zal u tot een machtiger en groter volk maken dan dit is.

Mozes geeft de uitdrukkingen bijna letterlijk terug, een bewijs, dat zij diep in zijn hart zijn gezonken..

14. Laat van Mij af, dat Ik hen verdelg, en hun naam van onder de hemel uitdoe, en Ik zal u tot een machtiger en groter volk maken dan dit is. Mozes geeft de uitdrukkingen bijna letterlijk terug, een bewijs, dat zij diep in zijn hart zijn gezonken..

Vers 15

15. Toen keerde ik mij (Exodus 32:15-Exodus 32:19), en ging van de berg af; de berg nu brandde van vuur, en de twee tafelen van het Verbond waren op mijn beide handen. 1)

1) Toen Mozes hoorde, hoe weerspannig het volk was geworden, liet hij de tafelen niet op de berg, waar ze aan hem waren overgeleverd, maar hij bracht ze met zich, om geheel Israël, door ze voor hun ogen te verbreken, te doen zien, wat zij verloren hadden.

Vers 15

15. Toen keerde ik mij (Exodus 32:15-Exodus 32:19), en ging van de berg af; de berg nu brandde van vuur, en de twee tafelen van het Verbond waren op mijn beide handen. 1)

1) Toen Mozes hoorde, hoe weerspannig het volk was geworden, liet hij de tafelen niet op de berg, waar ze aan hem waren overgeleverd, maar hij bracht ze met zich, om geheel Israël, door ze voor hun ogen te verbreken, te doen zien, wat zij verloren hadden.

Vers 20

20. Ook vertoornde zich de HEERE zeer tegen Aron, om hem te verdelgen; zodanig was toen uw toestand, wat het hoofd en de ledematen aangaat; doch ik bad ook op deze tijd voor Aron, 1) en verwierf zijn herstel in Gods gunst, zodat hij toch later het Hogepriesterlijk ambt ontving, dat voor hem bestemd was (Leviticus 8:1, Exodus 28:1, ).

1) Van een afzonderlijke voorbede voor Aron lezen wij in Exodus niet. Deze was begrepen in die voor geheel Israël. Daarom zegt Mozes hier: Ik bad ook op deze tijd voor Aron..

Vers 20

20. Ook vertoornde zich de HEERE zeer tegen Aron, om hem te verdelgen; zodanig was toen uw toestand, wat het hoofd en de ledematen aangaat; doch ik bad ook op deze tijd voor Aron, 1) en verwierf zijn herstel in Gods gunst, zodat hij toch later het Hogepriesterlijk ambt ontving, dat voor hem bestemd was (Leviticus 8:1, Exodus 28:1, ).

1) Van een afzonderlijke voorbede voor Aron lezen wij in Exodus niet. Deze was begrepen in die voor geheel Israël. Daarom zegt Mozes hier: Ik bad ook op deze tijd voor Aron..

Vers 21

21. Maar uw zonde, het voorwerp, waarmee gij gezondigd had, het kalf, 1) dat gij had gemaakt, nam ik, en verbrandde het met vuur, en stampte het, malende het wel, totdat het verdund werd tot stof; en zijn stof wierp ik in de beek,die van de berg afstroomt, en gaf het u te drinken, opdat gij de nietigheid zou inzien van een god, die men drinken kan (Exodus 32:20).

1) Ten einde hen een levendig besef te geven van de verdelging, waaraan zij toen bloot stonden, beschrijft hij de vernieling van het gegoten kalf, dat zij zich gemaakt hadden, en dat het werktuig van hun overtreding was geweest. Hij noemt dat kalf zonde, mogelijk niet alleen, omdat het het onderwerp van hun zonde was geweest, maar ook, omdat de vernieling ervan geschikt was tot een getuigenis tegen hun zonde, alsmede om hen te doen zien, wat degene, die daarmee hadden gezondigd, zelf verdiend hadden. Zij, die het kalf hadden gemaakt, waren hieraan gelijk, en hen zou geen ongelijk zijn aangedaan geworden, indien zij zelf dus tot stof verbrand, n vermalen n verstrooid waren geworden, zodat niets van hen was overgebleven. Het was een oneindige genade, dat God de vernieling en vernietiging van het afgodsbeeld toestond, in de plaats van de verdelging van de afgodendienaars..

Vers 21

21. Maar uw zonde, het voorwerp, waarmee gij gezondigd had, het kalf, 1) dat gij had gemaakt, nam ik, en verbrandde het met vuur, en stampte het, malende het wel, totdat het verdund werd tot stof; en zijn stof wierp ik in de beek,die van de berg afstroomt, en gaf het u te drinken, opdat gij de nietigheid zou inzien van een god, die men drinken kan (Exodus 32:20).

1) Ten einde hen een levendig besef te geven van de verdelging, waaraan zij toen bloot stonden, beschrijft hij de vernieling van het gegoten kalf, dat zij zich gemaakt hadden, en dat het werktuig van hun overtreding was geweest. Hij noemt dat kalf zonde, mogelijk niet alleen, omdat het het onderwerp van hun zonde was geweest, maar ook, omdat de vernieling ervan geschikt was tot een getuigenis tegen hun zonde, alsmede om hen te doen zien, wat degene, die daarmee hadden gezondigd, zelf verdiend hadden. Zij, die het kalf hadden gemaakt, waren hieraan gelijk, en hen zou geen ongelijk zijn aangedaan geworden, indien zij zelf dus tot stof verbrand, n vermalen n verstrooid waren geworden, zodat niets van hen was overgebleven. Het was een oneindige genade, dat God de vernieling en vernietiging van het afgodsbeeld toestond, in de plaats van de verdelging van de afgodendienaars..

Vers 29

29. Zij zijn toch uw volk, en uw erfdeel, dat Gij door uw grote kracht en door uw uitgestrekte arm hebt uitgevoerd. 1)

1) De inhoud van de bede is dezelfde als Exodus 32:11-Exodus 32:13, meer naar de vorm is zij met zoveel vrijheid herhaald, dat wel niemand anders, dan Mozes zelf, dit zou hebben durven doen. Bovenal staat het thema (Deuteronomy 9:26): "Verderf uw volk en uw erfdeel niet," in nauw verband met het Woord van God (Deuteronomy 9:12): "Uw volk, dat Gij uit Egypte gevoerd hebt, heeft het verdorven." Dit thema (Hebreeuws Al-Taschet) werd later, naar het schijnt, de leuze van David, die hij bij de vervolging van Saul gedurig in het hart had en in het gebed voordroeg. Maar hij gebruikte haar ook als richtsnoer in zijn handelingen tegenover Saul (1 Samuel 26:9,1 Samuel 26:15; 1 Samuel 26:2 Samuël 1:14), daar hij wel wist, dit gebed slechts zolang voor zich en de zijnen te kunnen opzenden, als hij de redding door eigen hand vermijden en de gezalfde van de Heere sparen zou. Deze leuze werd zodoende ook wel tot een bijzonder lied, met afzonderlijke zangwijze en toon, zoals blijkt uit het opschrift: Al-Taschet boven Psalms 57:1,58,59, 75..

Vers 29

29. Zij zijn toch uw volk, en uw erfdeel, dat Gij door uw grote kracht en door uw uitgestrekte arm hebt uitgevoerd. 1)

1) De inhoud van de bede is dezelfde als Exodus 32:11-Exodus 32:13, meer naar de vorm is zij met zoveel vrijheid herhaald, dat wel niemand anders, dan Mozes zelf, dit zou hebben durven doen. Bovenal staat het thema (Deuteronomy 9:26): "Verderf uw volk en uw erfdeel niet," in nauw verband met het Woord van God (Deuteronomy 9:12): "Uw volk, dat Gij uit Egypte gevoerd hebt, heeft het verdorven." Dit thema (Hebreeuws Al-Taschet) werd later, naar het schijnt, de leuze van David, die hij bij de vervolging van Saul gedurig in het hart had en in het gebed voordroeg. Maar hij gebruikte haar ook als richtsnoer in zijn handelingen tegenover Saul (1 Samuel 26:9,1 Samuel 26:15; 1 Samuel 26:2 Samuël 1:14), daar hij wel wist, dit gebed slechts zolang voor zich en de zijnen te kunnen opzenden, als hij de redding door eigen hand vermijden en de gezalfde van de Heere sparen zou. Deze leuze werd zodoende ook wel tot een bijzonder lied, met afzonderlijke zangwijze en toon, zoals blijkt uit het opschrift: Al-Taschet boven Psalms 57:1,58,59, 75..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Deuteronomy 9". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/deuteronomy-9.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile