Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Deuteronomium 8

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 8

Deuteronomy 8:1.

I. Deuteronomy 8:1-Deuteronomy 8:20. Om Israël te bewaren voor de zelfvergoding, waartoe het makkelijk kon komen, wanneer het bij de volle overvloed en de genietingen van het leven vergat, wie hun dit geschonken had, en zijn gelukkig lot aan eigen kracht en inspanning toeschreef, herinnert Mozes aan het volk de verootmoediging en beproeving, waardoor God het sinds de uittocht van Egypte heeft geleid. Door deze leiding heeft Hij aan Israël duidelijk getoond, dat het zonder Hem niets kan, maar dat Hij alles vergoedt en een onmisbare bezit is. Daarom moet Israël ook de Heere zijn God laten blijven, opdat zelfvergoding niet tot afgoderij leidt, en over het volk van God dezelfde straf komt, die het aan de heidenen voltrekken zal.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 8

Deuteronomy 8:1.

I. Deuteronomy 8:1-Deuteronomy 8:20. Om Israël te bewaren voor de zelfvergoding, waartoe het makkelijk kon komen, wanneer het bij de volle overvloed en de genietingen van het leven vergat, wie hun dit geschonken had, en zijn gelukkig lot aan eigen kracht en inspanning toeschreef, herinnert Mozes aan het volk de verootmoediging en beproeving, waardoor God het sinds de uittocht van Egypte heeft geleid. Door deze leiding heeft Hij aan Israël duidelijk getoond, dat het zonder Hem niets kan, maar dat Hij alles vergoedt en een onmisbare bezit is. Daarom moet Israël ook de Heere zijn God laten blijven, opdat zelfvergoding niet tot afgoderij leidt, en over het volk van God dezelfde straf komt, die het aan de heidenen voltrekken zal.

Vers 1

1. Alle geboden, die Ik u heden gebied, zult gij waarnemen om te doen, opdat gij leeft, en vermenigvuldigt, en inkomt, en het land erft, dat de HEERE aan uw vaderen gezworen heeft (Deuteronomy 4:1; Deuteronomy 6:3, Philippians 3:1 ).

Vers 1

1. Alle geboden, die Ik u heden gebied, zult gij waarnemen om te doen, opdat gij leeft, en vermenigvuldigt, en inkomt, en het land erft, dat de HEERE aan uw vaderen gezworen heeft (Deuteronomy 4:1; Deuteronomy 6:3, Philippians 3:1 ).

Vers 2

2. En gij zult tot dat einde gedenken aan de hele weg, die u de HEERE, uw God, deze veertig jaar in de woestijn, geleid heeft, opdat Hij u verootmoedigde, door Zijn almacht aan uw onmacht, door Zijn heiligheid aan uw zonde, door Zijn liefde aan uw ondankbaarheid herinnerd, wanneer gij door Hem in moeilijke omstandigheden gebracht werd, om u te verzoeken, in deze toestanden te dwingen tot openbaring van uw hart; want God verzoekt niet om te verleiden, maar om te onderzoeken, om te weten wat in uw hart was, of gij Hem geloven en in dat geloof Zijn geboden zou houden of niet.

Vers 2

2. En gij zult tot dat einde gedenken aan de hele weg, die u de HEERE, uw God, deze veertig jaar in de woestijn, geleid heeft, opdat Hij u verootmoedigde, door Zijn almacht aan uw onmacht, door Zijn heiligheid aan uw zonde, door Zijn liefde aan uw ondankbaarheid herinnerd, wanneer gij door Hem in moeilijke omstandigheden gebracht werd, om u te verzoeken, in deze toestanden te dwingen tot openbaring van uw hart; want God verzoekt niet om te verleiden, maar om te onderzoeken, om te weten wat in uw hart was, of gij Hem geloven en in dat geloof Zijn geboden zou houden of niet.

Vers 3

3. En Hij verootmoedigde u 1) reeds spoedig bij de aanvang van de woestijnreis (Exodus 16:1), en liet u hongeren, en spijsde u daarna niet met gewoon brood, maar met het Man, dat gij niet kende, noch uw vaderen gekend hadden, opdat Hij u bekend maakte, dat de mens niet alleen van het brood leeft, maar dat het Gods kracht is, die door het brood voedt en onderhoudt, en niet het brood zelf, dat de mens leeft van alles, wat uit de mond van de HEERE uitgaat, van elke andere zaak, wanneer de Heere wil, dat zij als voeding dient, of haar voor zo'n doel tevoorschijn roept en op buitengewone wijze schenkt.

1) Dat zij een tijd lang hadden gehongerd, van dat gebrek toont Hij nu het nut aan, opdat zij daardoor zouden bekennen, dat niet slechts door brood en wijn, maar door de verborgen kracht vna God het menselijk geslacht gevoed wordt. Want, ofschoon allen bekennen, dat door de goedertierenheid van God de aarde vruchtbaar is, zo hebben zij toch zo hun zinnen gezet op de spijs en drank, dat zij niet hoger klimmen, noch God erkennen als de Vader en Verzorger, maar veeleer Hem binden aan de uitwendige middelen, waaraan zij zijn overgegeven, alsof Zijn hand op zichzelf en zonder instrument niets ten uitvoer zou kunnen brengen of verrichten..

In deze zin wordt dit woord ook gebruikt door de Heiland (Matthew 4:4 Luke 4:4 ). God kon ook zonder gewone voedingsmiddelen, door de kracht van Zijn almachtig woord en van Zijn wil alleen het leven onderhouden, waarmee zich dan ook die kracht verbinden of hoe zij werken mocht. Hij liet het geheel aan Zijn Vader over, om Zijn honger te stillen, hoe en wanneer deze wilde. Een verandering van stenen in brood was geen behoefte, zoals slechts het ongeloof kon menen, omdat het alleen op de middelen ziet, en niet op Die, die aan het middel kracht geeft om te werken..

Vers 3

3. En Hij verootmoedigde u 1) reeds spoedig bij de aanvang van de woestijnreis (Exodus 16:1), en liet u hongeren, en spijsde u daarna niet met gewoon brood, maar met het Man, dat gij niet kende, noch uw vaderen gekend hadden, opdat Hij u bekend maakte, dat de mens niet alleen van het brood leeft, maar dat het Gods kracht is, die door het brood voedt en onderhoudt, en niet het brood zelf, dat de mens leeft van alles, wat uit de mond van de HEERE uitgaat, van elke andere zaak, wanneer de Heere wil, dat zij als voeding dient, of haar voor zo'n doel tevoorschijn roept en op buitengewone wijze schenkt.

1) Dat zij een tijd lang hadden gehongerd, van dat gebrek toont Hij nu het nut aan, opdat zij daardoor zouden bekennen, dat niet slechts door brood en wijn, maar door de verborgen kracht vna God het menselijk geslacht gevoed wordt. Want, ofschoon allen bekennen, dat door de goedertierenheid van God de aarde vruchtbaar is, zo hebben zij toch zo hun zinnen gezet op de spijs en drank, dat zij niet hoger klimmen, noch God erkennen als de Vader en Verzorger, maar veeleer Hem binden aan de uitwendige middelen, waaraan zij zijn overgegeven, alsof Zijn hand op zichzelf en zonder instrument niets ten uitvoer zou kunnen brengen of verrichten..

In deze zin wordt dit woord ook gebruikt door de Heiland (Matthew 4:4 Luke 4:4 ). God kon ook zonder gewone voedingsmiddelen, door de kracht van Zijn almachtig woord en van Zijn wil alleen het leven onderhouden, waarmee zich dan ook die kracht verbinden of hoe zij werken mocht. Hij liet het geheel aan Zijn Vader over, om Zijn honger te stillen, hoe en wanneer deze wilde. Een verandering van stenen in brood was geen behoefte, zoals slechts het ongeloof kon menen, omdat het alleen op de middelen ziet, en niet op Die, die aan het middel kracht geeft om te werken..

Vers 4

4. a) uw kleding is aan u niet verouderd, en uw voet is niet gezwollen 1) door gebrek aan goed schoeisel (Deuteronomy 29:5) deze veertig jaar.

a) Nehemiah. 9:21

1) Volgens vele uitleggers wordt in deze woorden gezegd, dat Israël uit de buit van de Egyptenaars aan de Rode Zee en van Amalek genoeg kleding en schoeisel ontvangen had, of een voldoende voorraad van wol en huiden bezat, waardoor alle behoeften van de woestijnreis vervuld konden worden. Dit komt echter niet overeen met de plaats van dit woord naast de vermelding van de wonderbare spijziging..

Men behoeft daarbij nog niet met de rabbijnen en kerkvaders de belachelijke onderstelling aan te nemen, dat de kleren en schoenen met de kinderen gegroeid zouden zijn, zoals het slakkenhuis met de slak; noch ook de beschikbare middelen tot verwerving van kleren en sandalen uitsluiten, zoals immers ook het Manna niet het gebruik van andere voedingsmiddelen uitsloot, wanneer deze verkrijgbaar waren (zie Exodus 16:35)

Met deze uitdrukking wil de Heere zeggen, dat hun kleren niet versleten, noch hun sandalen verteerden, maar dat Hij, op wonderlijke wijze, voor de instandhouding van hun kleren zorgde..

Vers 4

4. a) uw kleding is aan u niet verouderd, en uw voet is niet gezwollen 1) door gebrek aan goed schoeisel (Deuteronomy 29:5) deze veertig jaar.

a) Nehemiah. 9:21

1) Volgens vele uitleggers wordt in deze woorden gezegd, dat Israël uit de buit van de Egyptenaars aan de Rode Zee en van Amalek genoeg kleding en schoeisel ontvangen had, of een voldoende voorraad van wol en huiden bezat, waardoor alle behoeften van de woestijnreis vervuld konden worden. Dit komt echter niet overeen met de plaats van dit woord naast de vermelding van de wonderbare spijziging..

Men behoeft daarbij nog niet met de rabbijnen en kerkvaders de belachelijke onderstelling aan te nemen, dat de kleren en schoenen met de kinderen gegroeid zouden zijn, zoals het slakkenhuis met de slak; noch ook de beschikbare middelen tot verwerving van kleren en sandalen uitsluiten, zoals immers ook het Manna niet het gebruik van andere voedingsmiddelen uitsloot, wanneer deze verkrijgbaar waren (zie Exodus 16:35)

Met deze uitdrukking wil de Heere zeggen, dat hun kleren niet versleten, noch hun sandalen verteerden, maar dat Hij, op wonderlijke wijze, voor de instandhouding van hun kleren zorgde..

Vers 5

5. Bekent dan in uw hart, dat de HEERE, uw God, u kastijdt 1) door Zijn verootmoedigingen en verzoekingen (Deuteronomy 8:2) ), zoals een man zijn zoon kastijdt, namelijk niet om u te verderven, maar om u te verbeteren, om u te vormen tot lof van Zijn heerlijkheid; als een gelovig overgegeven en kinderlijk gehoorzaam volk (Deuteronomy 1:31).

1) In het Hebreeuws Mejusrka, eigenlijk was kastijdende. Kastijden moet hier opgevat worden in den zin van opvoeden, onder de tucht houden. Calvijn tekent hierbij aan: "dat Hij de gehele taak van een juiste opvoeding daarmee samenvat." Mozes houdt hen voor, om goed te onthouden, hoe de Heere hen met een vaderlijke liefde had omringd, en dat zij daarom geroepen en verplicht waren, om Zijn geboden te onderhouden..

Vers 5

5. Bekent dan in uw hart, dat de HEERE, uw God, u kastijdt 1) door Zijn verootmoedigingen en verzoekingen (Deuteronomy 8:2) ), zoals een man zijn zoon kastijdt, namelijk niet om u te verderven, maar om u te verbeteren, om u te vormen tot lof van Zijn heerlijkheid; als een gelovig overgegeven en kinderlijk gehoorzaam volk (Deuteronomy 1:31).

1) In het Hebreeuws Mejusrka, eigenlijk was kastijdende. Kastijden moet hier opgevat worden in den zin van opvoeden, onder de tucht houden. Calvijn tekent hierbij aan: "dat Hij de gehele taak van een juiste opvoeding daarmee samenvat." Mozes houdt hen voor, om goed te onthouden, hoe de Heere hen met een vaderlijke liefde had omringd, en dat zij daarom geroepen en verplicht waren, om Zijn geboden te onderhouden..

Vers 6

6. En houdt de geboden van de HEERE, uw God, om ook onder de nieuwe omstandigheden in Zijn wegen te wandelen, en om Hem te vrezen.

Vers 6

6. En houdt de geboden van de HEERE, uw God, om ook onder de nieuwe omstandigheden in Zijn wegen te wandelen, en om Hem te vrezen.

Vers 9

9. Een land, waarin gij brood zonder schaarste eten zult, waarin u niets ontbreken zal: een land, waarvan de stenen ijzer zijn, ijzererts bevatten, en uit de bergen waarvan gij koper uithouwen zult.

Behalve de Jordaan, die hoger op door de meren Mrom en Gennesareth vloeit, en zich in de Dode zee uitstort, heeft Palestina geen rivier van betekenis. Er zijn echter in dit land meer of minder grote beken, die f in de Middellandse Zee, f in de Jordaan vloeien. Gedurende het warme jaargetijde drogen de meeste uit, en behoren dan tot de zogenaamde Wady's, zoals men deels de kleinere in beddingen of dalkloven vloeiende wateren, deels ook de dalen zelf, door welke zij stromen, noemt (Job 6:15 Jeremiah 15:18 ). In de Middellandse Zee stromen: de Sichor of beek van Egypte, Wady el Arisch (Numbers 34:5 Joshua 13:3 ), geheel in het zuiden; 2. de beek Besor of Wady Schoriah (1 Samuel 30:9); 3. de Wady Simsim of Askalon; 4. de beek Sorek (Judges 16:4); 5. de stroom Rubin, waarvan de oostelijke bron bij Bethlehem en Jeruzalem is, en tot wier stroomgebied het eikendal behoort, dat in 1 Samuel 17:2,1 Samuel 17:19; 1 Samuel 21:9 genoemd wordt; 6. de stroom el-Audscheh (gekromde rivier) die van Efraïms gebergte daalt en ten noorden van Joppe zich uitstort, na de handelsweg van Egypte naar Damascus doorsneden te hebben (in de nabijheid van deze stroom, tussen Lydde en Joppe, werkte de apostel Petrus (Acts 9:32,Acts 9:36), daarom wordt hij ook de rivier van Petrus genoemd); 7. de Nahal Kana of rietbeek (de Statenvertalers hebben de naam niet vertaald) Joshua 16:5; Joshua 17:9); 8. de stroom Zerka of krokodillen-rivier (misschien de in Joshua 19:26 vermelde Sischon-Libnath, volgens anderen de Belus, Nr.10); 9. de beek Kison (Judges 5:21; Judges 5:1 Kon.18:40) 5:21 ); 10. de Belus of glasstroom, uit wier zand het eerste glas vervaardigd is (het is zeer zuiver en fijn zand en werd nog in de middeleeuwen naar Genua en Venetië uitgevoerd tot dit doel); ook vond, volgens de Griekse fabelleer, Hercules aan deze stroom de plant Colocasia, die zijn wonden heelde. Verder op in het noorden is nog: 11. de Leontes, die eerst in zuidwestelijke richting stromende het dal el Buka tussen de Libanon en Anti-Libanon doorsnijdt, vervolgens naar het westen keert, en zich ten noorden van Tyrus in de zee stort. De Libanon vormt bovendien nog 12 verschillende kleine, snelstromende beken, waaronder de Bostrenus, die echter in de Bijbel niet voorkomt, de voornaamste is..

Aan de westzijde van de Jordaan zijn voor de kennis van de Bijbel het belangrijkst: 1. de beek Krith (1 Kings 17:3,1 Kings 17:7 ); anderen zoeken hem aan de oostzijde van de Jordaan in de Wady Adjlun, ten noorden van de Jabbok), en 2. de Kedron, tussen Jeruzalem en de Olijfberg (2 Samuel 15:23). Aan de oostzijde zijn reeds vroeger (zie Numbers 21:30) vermeld: 1. de Jarmuk of Hieromax. 2. de Jabbok, 3. de Wady Hesban, 4. de Zerka Maein en 5. de Arnon (grensrivier tegen Moab). Deze beken en stromen, waarbij we gemakkelijk nog een menigte zouden kunnen voegen, die uit de nieuwere aardrijkskunde van Palestina bekend zijn, waren echter niet voldoende voor de behoeften van de inwoners, omdat zij in de zomer uitdroogden. Men moest daarom door de kunst het drinkwater trachten te bewaren of te verkrijgen en deed dit deels door bronnen met welwater, deels door bakken of putten, waarin regenwater verzameld werd, deels door fonteinen met onderaardse waterleidingen (Leviticus 11:36), deels door vijvers of open waterbekkens, die meest van stenen gebouwd en in dalen gelegen waren, zodat men het regenwater `s winters zonder moeite daarheen kon leiden. In de Bijbel worden behalve de waterleidingen van Jeruzalem genoemd: 1. de vijver van Gibeon (2 Samuel 2:13 Jeremiah 41:12 ); 2. de vijver van Hebron (2 Samuel 4:12); 3. de vijver van Samaria (1 Kings 22:38). Niet vermeld worden de vijvers van Salomo, niet ver van Bethlehem, drie waterbassins bij het steile gedeelte van het dal ten westen van het dorp Urtas, uit vierkante steenblokken gebouwd, en blijkbaar van hoge ouderdom..

Wanneer hier de buitengewone vruchtbaarheid van Palestina geroemd wordt, is dit een getuigenis, dat de oude Romeinse schrijvers bevestigen (Tacitus Hist. V 6; Amm. Marcell XIV: 8 Want wat Strabo XVI. 2, 36 van Jeruzalem zegt, is een vrucht van onkennis en verwarring). Michaël Servet, die in het jaar 1553 wegens dwaalleer ter dood gebracht werd, had dan ook geen recht, toen hij, met het oog op de huidige onvruchtbaarheid van Palestina, de beschrijving van Mozes bestreed. Thans heeft Jeruzalem voorzeker niet meer inwoners dan vroeger het kleinste stadje van Galilea (15.000), en het grootste gedeelte van de weg die naar Sichem voert, (18 uur lang) gaat door een natte, onvruchtbare, steenachtige landstreek. In het gebied van Beth-San bij de Jordaan, beneden het meer Gennesareth, vond Richardson op een afstand van 6 uur geen enkel dorp, en Jonas Korte (een vroom boekdrukker uit Altona, die in 1737-38 het Joodse land bezocht) verhaalt, dat hij in Palestina niet meer dan 10 bronnen gevonden heeft, die verder dan 80-100 schreden vloeiden. Deze verandering wordt echter genoegzaam verklaard (zie Exodus 3:17en zie Numbers 34:15), vooral door de onverzadigbare hebzucht van de Turken en Arabieren, die elke bebouwing van het land onmogelijk heeft gemaakt. Toen Burckhardt uit Bazel zijn verwondering te kennen gaf, omdat hij nergens vruchtbomen en tuinen zag, antwoordden de inwoners van Hauran: hoe? zouden wij dan voor vreemden planten en zaaien?" Hoeveel de grond ook nu opbrengt, indien hij slechts goed bebouwd wordt, meldt een Frans reiziger uit de jongste tijd. Een Engelsman had in de zogenoemde tuin van Salomo bij de bovengenoemde vijvers door drainering in n jaar zevenmaal aardappelen geoogst. Van de voortbrengselen van Palestina zijn de (Deuteronomy 8:8) genoemde reeds vroeger besproken, anderen zullen later behandeld worden; ditzelfde geldt van het dierenrijk..

Wat echter het delfstoffenrijk aangaat, vermelden wij nog slechts tot verklaring van Deuteronomy 8:9, dat Mozes waarschijnlijk gedacht heeft aan de Bazaltsteen, waarvan niet slechts in Bazan, maar ook in het gehele noorden van Kanan grote lagen gevonden worden. Deze steen bevat 20% ijzer, en Mozes kan dus spreken van een land, "waarvan de stenen ijzer zijn." Bovendien zijn er echter ook bepaalde ijzermijnen tussen Jeruzalem en Jericho. Op de Libanon, die zo rijk is aan ijzersteen, dat men daar verscheidene ijzermijnen en smeltovens heeft; zijn ook sporen ontdekt van ontginning van de koperertsen. Daar deze streken volgens Joshua 19:24,Joshua 19:31 aan de stam Aser gegeven werden, die ze echter niet veroverde (Judges 1:31) ging de (Deuteronomy 33:25) beloofde zegen "ijzer en koper zal onder uw schoen zijn" verloren. Israël schijnt nooit in het eigen land ijzer en koper bereid te hebben, want David ontving deze metalen, die hij in grote voorraad voor de tempelbouw verzamelde, uit Syrië (2 Samuel 8:8; 1 Chronicles 19:8; 1 Chronicles 23:3,1 Chronicles 23:14).

Vers 9

9. Een land, waarin gij brood zonder schaarste eten zult, waarin u niets ontbreken zal: een land, waarvan de stenen ijzer zijn, ijzererts bevatten, en uit de bergen waarvan gij koper uithouwen zult.

Behalve de Jordaan, die hoger op door de meren Mrom en Gennesareth vloeit, en zich in de Dode zee uitstort, heeft Palestina geen rivier van betekenis. Er zijn echter in dit land meer of minder grote beken, die f in de Middellandse Zee, f in de Jordaan vloeien. Gedurende het warme jaargetijde drogen de meeste uit, en behoren dan tot de zogenaamde Wady's, zoals men deels de kleinere in beddingen of dalkloven vloeiende wateren, deels ook de dalen zelf, door welke zij stromen, noemt (Job 6:15 Jeremiah 15:18 ). In de Middellandse Zee stromen: de Sichor of beek van Egypte, Wady el Arisch (Numbers 34:5 Joshua 13:3 ), geheel in het zuiden; 2. de beek Besor of Wady Schoriah (1 Samuel 30:9); 3. de Wady Simsim of Askalon; 4. de beek Sorek (Judges 16:4); 5. de stroom Rubin, waarvan de oostelijke bron bij Bethlehem en Jeruzalem is, en tot wier stroomgebied het eikendal behoort, dat in 1 Samuel 17:2,1 Samuel 17:19; 1 Samuel 21:9 genoemd wordt; 6. de stroom el-Audscheh (gekromde rivier) die van Efraïms gebergte daalt en ten noorden van Joppe zich uitstort, na de handelsweg van Egypte naar Damascus doorsneden te hebben (in de nabijheid van deze stroom, tussen Lydde en Joppe, werkte de apostel Petrus (Acts 9:32,Acts 9:36), daarom wordt hij ook de rivier van Petrus genoemd); 7. de Nahal Kana of rietbeek (de Statenvertalers hebben de naam niet vertaald) Joshua 16:5; Joshua 17:9); 8. de stroom Zerka of krokodillen-rivier (misschien de in Joshua 19:26 vermelde Sischon-Libnath, volgens anderen de Belus, Nr.10); 9. de beek Kison (Judges 5:21; Judges 5:1 Kon.18:40) 5:21 ); 10. de Belus of glasstroom, uit wier zand het eerste glas vervaardigd is (het is zeer zuiver en fijn zand en werd nog in de middeleeuwen naar Genua en Venetië uitgevoerd tot dit doel); ook vond, volgens de Griekse fabelleer, Hercules aan deze stroom de plant Colocasia, die zijn wonden heelde. Verder op in het noorden is nog: 11. de Leontes, die eerst in zuidwestelijke richting stromende het dal el Buka tussen de Libanon en Anti-Libanon doorsnijdt, vervolgens naar het westen keert, en zich ten noorden van Tyrus in de zee stort. De Libanon vormt bovendien nog 12 verschillende kleine, snelstromende beken, waaronder de Bostrenus, die echter in de Bijbel niet voorkomt, de voornaamste is..

Aan de westzijde van de Jordaan zijn voor de kennis van de Bijbel het belangrijkst: 1. de beek Krith (1 Kings 17:3,1 Kings 17:7 ); anderen zoeken hem aan de oostzijde van de Jordaan in de Wady Adjlun, ten noorden van de Jabbok), en 2. de Kedron, tussen Jeruzalem en de Olijfberg (2 Samuel 15:23). Aan de oostzijde zijn reeds vroeger (zie Numbers 21:30) vermeld: 1. de Jarmuk of Hieromax. 2. de Jabbok, 3. de Wady Hesban, 4. de Zerka Maein en 5. de Arnon (grensrivier tegen Moab). Deze beken en stromen, waarbij we gemakkelijk nog een menigte zouden kunnen voegen, die uit de nieuwere aardrijkskunde van Palestina bekend zijn, waren echter niet voldoende voor de behoeften van de inwoners, omdat zij in de zomer uitdroogden. Men moest daarom door de kunst het drinkwater trachten te bewaren of te verkrijgen en deed dit deels door bronnen met welwater, deels door bakken of putten, waarin regenwater verzameld werd, deels door fonteinen met onderaardse waterleidingen (Leviticus 11:36), deels door vijvers of open waterbekkens, die meest van stenen gebouwd en in dalen gelegen waren, zodat men het regenwater `s winters zonder moeite daarheen kon leiden. In de Bijbel worden behalve de waterleidingen van Jeruzalem genoemd: 1. de vijver van Gibeon (2 Samuel 2:13 Jeremiah 41:12 ); 2. de vijver van Hebron (2 Samuel 4:12); 3. de vijver van Samaria (1 Kings 22:38). Niet vermeld worden de vijvers van Salomo, niet ver van Bethlehem, drie waterbassins bij het steile gedeelte van het dal ten westen van het dorp Urtas, uit vierkante steenblokken gebouwd, en blijkbaar van hoge ouderdom..

Wanneer hier de buitengewone vruchtbaarheid van Palestina geroemd wordt, is dit een getuigenis, dat de oude Romeinse schrijvers bevestigen (Tacitus Hist. V 6; Amm. Marcell XIV: 8 Want wat Strabo XVI. 2, 36 van Jeruzalem zegt, is een vrucht van onkennis en verwarring). Michaël Servet, die in het jaar 1553 wegens dwaalleer ter dood gebracht werd, had dan ook geen recht, toen hij, met het oog op de huidige onvruchtbaarheid van Palestina, de beschrijving van Mozes bestreed. Thans heeft Jeruzalem voorzeker niet meer inwoners dan vroeger het kleinste stadje van Galilea (15.000), en het grootste gedeelte van de weg die naar Sichem voert, (18 uur lang) gaat door een natte, onvruchtbare, steenachtige landstreek. In het gebied van Beth-San bij de Jordaan, beneden het meer Gennesareth, vond Richardson op een afstand van 6 uur geen enkel dorp, en Jonas Korte (een vroom boekdrukker uit Altona, die in 1737-38 het Joodse land bezocht) verhaalt, dat hij in Palestina niet meer dan 10 bronnen gevonden heeft, die verder dan 80-100 schreden vloeiden. Deze verandering wordt echter genoegzaam verklaard (zie Exodus 3:17en zie Numbers 34:15), vooral door de onverzadigbare hebzucht van de Turken en Arabieren, die elke bebouwing van het land onmogelijk heeft gemaakt. Toen Burckhardt uit Bazel zijn verwondering te kennen gaf, omdat hij nergens vruchtbomen en tuinen zag, antwoordden de inwoners van Hauran: hoe? zouden wij dan voor vreemden planten en zaaien?" Hoeveel de grond ook nu opbrengt, indien hij slechts goed bebouwd wordt, meldt een Frans reiziger uit de jongste tijd. Een Engelsman had in de zogenoemde tuin van Salomo bij de bovengenoemde vijvers door drainering in n jaar zevenmaal aardappelen geoogst. Van de voortbrengselen van Palestina zijn de (Deuteronomy 8:8) genoemde reeds vroeger besproken, anderen zullen later behandeld worden; ditzelfde geldt van het dierenrijk..

Wat echter het delfstoffenrijk aangaat, vermelden wij nog slechts tot verklaring van Deuteronomy 8:9, dat Mozes waarschijnlijk gedacht heeft aan de Bazaltsteen, waarvan niet slechts in Bazan, maar ook in het gehele noorden van Kanan grote lagen gevonden worden. Deze steen bevat 20% ijzer, en Mozes kan dus spreken van een land, "waarvan de stenen ijzer zijn." Bovendien zijn er echter ook bepaalde ijzermijnen tussen Jeruzalem en Jericho. Op de Libanon, die zo rijk is aan ijzersteen, dat men daar verscheidene ijzermijnen en smeltovens heeft; zijn ook sporen ontdekt van ontginning van de koperertsen. Daar deze streken volgens Joshua 19:24,Joshua 19:31 aan de stam Aser gegeven werden, die ze echter niet veroverde (Judges 1:31) ging de (Deuteronomy 33:25) beloofde zegen "ijzer en koper zal onder uw schoen zijn" verloren. Israël schijnt nooit in het eigen land ijzer en koper bereid te hebben, want David ontving deze metalen, die hij in grote voorraad voor de tempelbouw verzamelde, uit Syrië (2 Samuel 8:8; 1 Chronicles 19:8; 1 Chronicles 23:3,1 Chronicles 23:14).

Vers 10

10. Als gij dan zult gegeten hebben en verzadigd zijn, zo zult gij de HEERE, uw God, loven over dat goede land, dat Hij u zal hebben gegeven. 1)

1) Met deze woorden vermaant Hij hen, dat zij zeer onbezonnen zouden zijn, indien deze zo grote goedertierenheid van God hen niet tot gehoorzaamheid drong, omdat niets ongerijmder is, dan, wanneer wij wel voorzien en verzadigd zijn, niet te erkennen, van waar ons de levensmiddelen zijn toegezonden. Alzo eist Mozes van hen dankbaarheid, wanneer zij in het aan hun beloofde land als in overvloed van alle goederen zullen genieten..

Duidelijk wil Mozes, en de Heere door Hem, zijn volk erop wijzen, dat het om de gave de Gever niet mag vergeten, opdat de zegen van de gave niet in een vloek verandert.. 11. Wacht u, 1)wanneer gij dit land beërven en zijn voorrechten genieten zult, dat gij, daar welstand maar al te spoedig van God afleidt, de HEERE, uw God, niet vergeet, dat gij niet zou houden Zijn geboden, en Zijn rechten, enZijn instellingen, die ik u heden gebied.

1) Hoe noodzakelijk deze waarschuwing was, kan men opmaken uit het algemeen gebrek van het gehele menselijke geslacht, dat nog al te zeer wijd en zijd wordt aangetroffen. Want nauwelijks zal er n op de honderd worden gevonden, in wie de verzadiging niet een zekere bandeloosheid doet ontstaan. Later zegt Mozes in zijn lied over de hardnekkigheid van zijn volk: "Vet, ja! met vet overdekt geworden, sloeg het achteruit." Noodzakelijk daarom was het, dat aan zulke woeste mensen een teugel werd aangelegd, ja! dat hun teugelloosheid in voorspoed werd bedwongen. Maar ook tot ons mag en moet men deze regel uitstrekken, omdat het geluk bijna allen brooddronken maakt, zodat zij zich tegen God op ongebonden wijze gedragen, en Hem en zichzelf vergeten..

Vers 10

10. Als gij dan zult gegeten hebben en verzadigd zijn, zo zult gij de HEERE, uw God, loven over dat goede land, dat Hij u zal hebben gegeven. 1)

1) Met deze woorden vermaant Hij hen, dat zij zeer onbezonnen zouden zijn, indien deze zo grote goedertierenheid van God hen niet tot gehoorzaamheid drong, omdat niets ongerijmder is, dan, wanneer wij wel voorzien en verzadigd zijn, niet te erkennen, van waar ons de levensmiddelen zijn toegezonden. Alzo eist Mozes van hen dankbaarheid, wanneer zij in het aan hun beloofde land als in overvloed van alle goederen zullen genieten..

Duidelijk wil Mozes, en de Heere door Hem, zijn volk erop wijzen, dat het om de gave de Gever niet mag vergeten, opdat de zegen van de gave niet in een vloek verandert.. 11. Wacht u, 1)wanneer gij dit land beërven en zijn voorrechten genieten zult, dat gij, daar welstand maar al te spoedig van God afleidt, de HEERE, uw God, niet vergeet, dat gij niet zou houden Zijn geboden, en Zijn rechten, enZijn instellingen, die ik u heden gebied.

1) Hoe noodzakelijk deze waarschuwing was, kan men opmaken uit het algemeen gebrek van het gehele menselijke geslacht, dat nog al te zeer wijd en zijd wordt aangetroffen. Want nauwelijks zal er n op de honderd worden gevonden, in wie de verzadiging niet een zekere bandeloosheid doet ontstaan. Later zegt Mozes in zijn lied over de hardnekkigheid van zijn volk: "Vet, ja! met vet overdekt geworden, sloeg het achteruit." Noodzakelijk daarom was het, dat aan zulke woeste mensen een teugel werd aangelegd, ja! dat hun teugelloosheid in voorspoed werd bedwongen. Maar ook tot ons mag en moet men deze regel uitstrekken, omdat het geluk bijna allen brooddronken maakt, zodat zij zich tegen God op ongebonden wijze gedragen, en Hem en zichzelf vergeten..

Vers 15

15. Die u geleid heeft in die grote en vreselijke woestijn, waar vurige slangen (Numbers 21:6) en schorpioenen, 1) en dorheid, waar geen water was;a) die u bij het begin van de reis te Rafidim (Exodus 17:6), zowel als aan het einde te Kades-Barna (Numbers 20:11), water uit de keiachtige rots voortbracht;

a) Psalms 78:15; Psalms 114:8

1) Onder de plagen van de tropische gewesten rekent men ook de schorpioen, een insekt van de grootte van de rivierkreeft, met een hard schild, bruin lichaam, zwarte kop, scharen, en een zeer bewegelijke, door zes ringen gevormde staart, die een gifhoudende angel heeft, welke steken dodelijk zijn. In de Arabah zijn deze dieren talrijk, zoals uit de naam Akkrabim blijkt, die de reeks van klippen aan het noordeinde draagt (zie Numbers 34:5)

Vers 15

15. Die u geleid heeft in die grote en vreselijke woestijn, waar vurige slangen (Numbers 21:6) en schorpioenen, 1) en dorheid, waar geen water was;a) die u bij het begin van de reis te Rafidim (Exodus 17:6), zowel als aan het einde te Kades-Barna (Numbers 20:11), water uit de keiachtige rots voortbracht;

a) Psalms 78:15; Psalms 114:8

1) Onder de plagen van de tropische gewesten rekent men ook de schorpioen, een insekt van de grootte van de rivierkreeft, met een hard schild, bruin lichaam, zwarte kop, scharen, en een zeer bewegelijke, door zes ringen gevormde staart, die een gifhoudende angel heeft, welke steken dodelijk zijn. In de Arabah zijn deze dieren talrijk, zoals uit de naam Akkrabim blijkt, die de reeks van klippen aan het noordeinde draagt (zie Numbers 34:5)

Vers 16

16. Die u in de woestijn spijsde met Man, dat uw vaderen niet gekend hadden, om u te verootmoedigen en om u te verzoeken (Deuteronomy 8:3), opdat Hij u ten laatste, wanneer Hij u eerst in het beloofde land zou gebracht hebben, wel deed 1) en door grote welvaart schadeloosstelde voor de geleden nood.

1) Het gezegde heeft, zoals alle leidingen met Israël, algemeen geldende kracht voor alle gelovigen. Door verootmoedigingen en verzoekingen voert de Heere alle Zijnen tot de zaligheid, door de woestijn van moeite, angst en nood en genadige doorhelping naar Kanan, het land van de verkwikking en zaliging, tot het genot van Zijn Genade- en Heilsgoederen..

Vers 16

16. Die u in de woestijn spijsde met Man, dat uw vaderen niet gekend hadden, om u te verootmoedigen en om u te verzoeken (Deuteronomy 8:3), opdat Hij u ten laatste, wanneer Hij u eerst in het beloofde land zou gebracht hebben, wel deed 1) en door grote welvaart schadeloosstelde voor de geleden nood.

1) Het gezegde heeft, zoals alle leidingen met Israël, algemeen geldende kracht voor alle gelovigen. Door verootmoedigingen en verzoekingen voert de Heere alle Zijnen tot de zaligheid, door de woestijn van moeite, angst en nood en genadige doorhelping naar Kanan, het land van de verkwikking en zaliging, tot het genot van Zijn Genade- en Heilsgoederen..

Vers 18

18. 1) Maar gij zult gedenken de HEERE, uw God, dat Hij het is, die u kracht geeft, om vermogen te verkrijgen; opdat Hij Zijn verbond bevestigt, 2) dat Hij aan uw vaderen gezworen heeft, zoals het op deze dag is.

1) Een bewijs van trots geeft hij nu aan, nl. wanneer de mensen aan hun vlijt, of arbeid, of beleid toeschrijven, wat zij moesten erkennen, als van Gods gunst ontvangen te hebben. Want wel zegt men, dat wij onze harten op allerlei wijze kunnen verheffen, maar dit is wel een voornaam stuk trots, om tot ons te trekken en voor ons te nemen, wat Gods eigendom is. Want niets stemt ons meer tot bedaardheid en nederigheid, dan de erkenning van Gods gunst, omdat het een blijk is van bovenmate grote onbezonnenheid, de hand op te steken tegen Hem, van wie wij afhangen en aan wie wij ons zelf en al het onze verschuldigd zijn. Daarom bewijst Mozes terecht de trots van het menselijke hart uit het vergeten van God, indien zij menen, dat zij door hun eigen toedoen verkregen hebben, wat God uit gunst heeft verleend, opdat Hij hen aan zich verbonden hield. Te zeggen in het hart, betekent bij de Hebreeën, bij zichzelf overleggen, of bij zichzelf denken. Niet daarom wordt hier slechts de uiterlijke belijdenis van de mond bekend gemaakt, waardoor de mensen nog wel tonen, dat zij Gods goedheid dankbaar zijn (hoewel het dikwijls niets anders is, dan huichelarij en ijdelheid), maar Hij wil, dat zij er ernstig van overtuigd zijn, dat, wat zij bezitten, hun is toegevloeid van Zijn onverdiende goedertierenheid..

2) Opdat Hij Zijn Verbond bevestigt. De Heere wil het Israël gedurig en ook hier weer herinneren, dat er in Zijn volk geen waardigheid is, maar dat alle weldaden Verbondsweldaden zijn..

Vers 18

18. 1) Maar gij zult gedenken de HEERE, uw God, dat Hij het is, die u kracht geeft, om vermogen te verkrijgen; opdat Hij Zijn verbond bevestigt, 2) dat Hij aan uw vaderen gezworen heeft, zoals het op deze dag is.

1) Een bewijs van trots geeft hij nu aan, nl. wanneer de mensen aan hun vlijt, of arbeid, of beleid toeschrijven, wat zij moesten erkennen, als van Gods gunst ontvangen te hebben. Want wel zegt men, dat wij onze harten op allerlei wijze kunnen verheffen, maar dit is wel een voornaam stuk trots, om tot ons te trekken en voor ons te nemen, wat Gods eigendom is. Want niets stemt ons meer tot bedaardheid en nederigheid, dan de erkenning van Gods gunst, omdat het een blijk is van bovenmate grote onbezonnenheid, de hand op te steken tegen Hem, van wie wij afhangen en aan wie wij ons zelf en al het onze verschuldigd zijn. Daarom bewijst Mozes terecht de trots van het menselijke hart uit het vergeten van God, indien zij menen, dat zij door hun eigen toedoen verkregen hebben, wat God uit gunst heeft verleend, opdat Hij hen aan zich verbonden hield. Te zeggen in het hart, betekent bij de Hebreeën, bij zichzelf overleggen, of bij zichzelf denken. Niet daarom wordt hier slechts de uiterlijke belijdenis van de mond bekend gemaakt, waardoor de mensen nog wel tonen, dat zij Gods goedheid dankbaar zijn (hoewel het dikwijls niets anders is, dan huichelarij en ijdelheid), maar Hij wil, dat zij er ernstig van overtuigd zijn, dat, wat zij bezitten, hun is toegevloeid van Zijn onverdiende goedertierenheid..

2) Opdat Hij Zijn Verbond bevestigt. De Heere wil het Israël gedurig en ook hier weer herinneren, dat er in Zijn volk geen waardigheid is, maar dat alle weldaden Verbondsweldaden zijn..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Deuteronomy 8". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/deuteronomy-8.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile