Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Deuteronomium 7

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 7

Deuteronomy 7:1.

I. Deuteronomy 7:1-Deuteronomy 7:26. Een ander gevaar, waardoor Israël in het land Kanan bedreigd zal worden, is gelegen in valse verdraagzaamheid, of het toegefelijk dulden van de Kananitische afgoderij. Terwijl Mozes vermaant, om zonder sparen de Kananieten te verbannen, en hun altaren met de afgodsbeelden te vernietigen, belooft hij aan Israël tegelijkertijd de zekere hulp van God, opdat de talrijke volksstammen niet vreest, tegen welke het strijden moet.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 7

Deuteronomy 7:1.

I. Deuteronomy 7:1-Deuteronomy 7:26. Een ander gevaar, waardoor Israël in het land Kanan bedreigd zal worden, is gelegen in valse verdraagzaamheid, of het toegefelijk dulden van de Kananitische afgoderij. Terwijl Mozes vermaant, om zonder sparen de Kananieten te verbannen, en hun altaren met de afgodsbeelden te vernietigen, belooft hij aan Israël tegelijkertijd de zekere hulp van God, opdat de talrijke volksstammen niet vreest, tegen welke het strijden moet.

Vers 1

1. Wanneer u de HEERE, uw God, zal gebracht hebben in het land, waar gij naar toegaat, om dat te erven; en Hij a) vele volken voor uw aangezicht zal hebben uitgeworpen, de Hethieten, en de Girgasieten, en de Amorieten, en de Kananieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten, zeven volken, 1)die, indien ook niet elk afzonderlijk, dan toch allen tezamen meerder en machtiger zijn dan gij. 2)

a) Deuteronomy 31:3

1) Over deze volken, zie Deuteronomy 1:8 en Genesis 15:19; waar het te doen is om volstrekte volledigheid, vinden wij 10 namen, doordat de Kenieten, Kenisieten en Kadmonieten erbij gevoegd worden, en in plaats van de Hevieten de reuzen vermeld zijn. Hier echter Joshua 3:10) ziet Mozes op het gewichtig getal zeven. Op andere plaatsen worden nu eens zes (Exodus. 3:8,17; 23:23 Deuteronomy 20:17 ) dan weer vijf (Exodus 13:5) genoemd, of allen worden verenigd onder de gemeenschappelijke naam: de Amorieten (Genesis 15:16) of de Kananieten (Genesis 12:6; Genesis 13:7); de een van deze stammen was het machtigst, de andere, die gedeeltelijk in de laagte bij de zee, gedeeltelijk in het oosten aan de zijde van de Jordaan woonde Joshua 11:3), omringde enigermate de andere stammen, en stond het meest in betrekking met het buitenland..

2) De Heere doet hiermee Israël voelen, dat Kanan en het bezit daarvan als vrije gift van God het volk zou te beurt vallen. Dat Israël het alleen zou kunnen veroveren in de kracht en mogendheden van de Heere..

Vers 1

1. Wanneer u de HEERE, uw God, zal gebracht hebben in het land, waar gij naar toegaat, om dat te erven; en Hij a) vele volken voor uw aangezicht zal hebben uitgeworpen, de Hethieten, en de Girgasieten, en de Amorieten, en de Kananieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten, zeven volken, 1)die, indien ook niet elk afzonderlijk, dan toch allen tezamen meerder en machtiger zijn dan gij. 2)

a) Deuteronomy 31:3

1) Over deze volken, zie Deuteronomy 1:8 en Genesis 15:19; waar het te doen is om volstrekte volledigheid, vinden wij 10 namen, doordat de Kenieten, Kenisieten en Kadmonieten erbij gevoegd worden, en in plaats van de Hevieten de reuzen vermeld zijn. Hier echter Joshua 3:10) ziet Mozes op het gewichtig getal zeven. Op andere plaatsen worden nu eens zes (Exodus. 3:8,17; 23:23 Deuteronomy 20:17 ) dan weer vijf (Exodus 13:5) genoemd, of allen worden verenigd onder de gemeenschappelijke naam: de Amorieten (Genesis 15:16) of de Kananieten (Genesis 12:6; Genesis 13:7); de een van deze stammen was het machtigst, de andere, die gedeeltelijk in de laagte bij de zee, gedeeltelijk in het oosten aan de zijde van de Jordaan woonde Joshua 11:3), omringde enigermate de andere stammen, en stond het meest in betrekking met het buitenland..

2) De Heere doet hiermee Israël voelen, dat Kanan en het bezit daarvan als vrije gift van God het volk zou te beurt vallen. Dat Israël het alleen zou kunnen veroveren in de kracht en mogendheden van de Heere..

Vers 2

2. En de HEERE, uw God, hen zal gegeven hebben voor uw aangezicht a) in uw macht, dat gij ze slaat, zo zult gij hen geheel verbannen; 1) gij zult geen verbond met hen maken (Exodus 23:32; Exodus 34:12 Joshua 9:1), noch hun genadig zijn, 2) hun het leven niet schenken, naar onze spreekwijze: geen kwartier geven.

a) Numbers 33:52 Joshua 11:11

1)Eigenlijk, zo zult gij hen zeker verbannen. Over deze uitdrukking, zie Leviticus 27:29.

Wie menen, dat dit bevel onmenselijk was, matigen zich al te zeer een recht aan op Hem, die de Rechter van allen is. Want wel is het een fraai klinkende tegenwerping, dat het volk van God op ongerijmde wijze tot woestheid werd aangezet, om, terwijl men op verschrikkelijke wijze alles vernielde, noch sekse, noch leeftijd te sparen. Maar allereerst moet men er wel opletten, dat, terwijl God het land voor Zijn volk had bestemd, het naar Zijn wil is geweest, dat de oorspronkelijke bewoners geheel en al werden vernietigd, opdat de bezitting voor Zijn volk leeg zou komen. Vervolgens moet men nog verder gaan en zeggen, dat Hij heeft gewild, dat, ten opzichte van die volken, de rechtvaardige bewijzen van Zijn straf in het oog zouden vallen. Vierhonderd jaar tevoren zou Hij toch naar verdienste hun zeer vele misdaden kunnen gewroken hebben. Zijn oordeel echter heeft Hij opgeschort en hen geduldig gedragen, indien zij zich soms mochten bekeren. Dit vonnis tekent toch: De ongerechtigheden van de Amorieten waren nog niet volkomen (Genesis 15:16). Nadat God voor vier eeuwen hen aldus heeft getekend, en deze zachtmoedigheid, hun stoutmoedigheid, of hun woede nog heeft vermeerderd, zodat zij niet hebben afgelaten Zijn toorn te tergen, was het zeker geen wreedheid, dat het uitstel door de zwaarte van de straf gedekt werd. Maar hier blijkt de verschrikkelijke en ontzettende verkeerdheid van het menselijk verstand. Indien Hij niet terstond toornt, verontwaardigen wij ons daarover; indien Hij de straffen uitstelt, beschuldigt onze drift Hem van nalatigheid en traagheid. Waar Hij echter als wreker van de misdaden tevoorschijn treedt, daar noemen wij Hem, of wreed, of hebben tenminste op Zijn gestrengheid iets af te dingen. Maar altijd spreekt Zijn rechtvaardigheid Hem vrij, terwijl onze valse beschuldigingen en onze hatelijke verkleiningen op ons eigen hoofd terugkeren..

Sommige uitleggers zijn van oordeel, dat hier de bedoeling is, niet dat geen enkele van die volken mocht blijven leven, maar dat zij als volken moesten worden uitgeroeid, d.w.z. dat hun staat en burgerlijke regering moest worden vernietigd. Voor deze mening wordt bijgebracht, dat verscheidene leden van de in Deuteronomy 7:1 genoemde volken in het leven zijn gelaten, zoals Uria de Hethiet e.a. Men wil dan, dat, wie zich aan Israël onderwierp, in het leven werd gelaten, terwijl wie zich verzette, werd gedood..

2) Wij moeten alleen de Heere volstrekt liefhebben en anderen in Hem en om Zijnent wil. Dat is zover als het bestaat met Zijn welbehagen, daarom, wanneer Hij gebiedt te doden, dan mogen wij wel vrij doden. En dit mogen wij doen in opzicht van straf, die God verordend heeft, niet met haat, maar ook in liefde, vergevende het ongelijk, dat ons betreft, en biddende om genade en barmhartigheid voor de Persoon, indien hij God toebehoort..

Vers 2

2. En de HEERE, uw God, hen zal gegeven hebben voor uw aangezicht a) in uw macht, dat gij ze slaat, zo zult gij hen geheel verbannen; 1) gij zult geen verbond met hen maken (Exodus 23:32; Exodus 34:12 Joshua 9:1), noch hun genadig zijn, 2) hun het leven niet schenken, naar onze spreekwijze: geen kwartier geven.

a) Numbers 33:52 Joshua 11:11

1)Eigenlijk, zo zult gij hen zeker verbannen. Over deze uitdrukking, zie Leviticus 27:29.

Wie menen, dat dit bevel onmenselijk was, matigen zich al te zeer een recht aan op Hem, die de Rechter van allen is. Want wel is het een fraai klinkende tegenwerping, dat het volk van God op ongerijmde wijze tot woestheid werd aangezet, om, terwijl men op verschrikkelijke wijze alles vernielde, noch sekse, noch leeftijd te sparen. Maar allereerst moet men er wel opletten, dat, terwijl God het land voor Zijn volk had bestemd, het naar Zijn wil is geweest, dat de oorspronkelijke bewoners geheel en al werden vernietigd, opdat de bezitting voor Zijn volk leeg zou komen. Vervolgens moet men nog verder gaan en zeggen, dat Hij heeft gewild, dat, ten opzichte van die volken, de rechtvaardige bewijzen van Zijn straf in het oog zouden vallen. Vierhonderd jaar tevoren zou Hij toch naar verdienste hun zeer vele misdaden kunnen gewroken hebben. Zijn oordeel echter heeft Hij opgeschort en hen geduldig gedragen, indien zij zich soms mochten bekeren. Dit vonnis tekent toch: De ongerechtigheden van de Amorieten waren nog niet volkomen (Genesis 15:16). Nadat God voor vier eeuwen hen aldus heeft getekend, en deze zachtmoedigheid, hun stoutmoedigheid, of hun woede nog heeft vermeerderd, zodat zij niet hebben afgelaten Zijn toorn te tergen, was het zeker geen wreedheid, dat het uitstel door de zwaarte van de straf gedekt werd. Maar hier blijkt de verschrikkelijke en ontzettende verkeerdheid van het menselijk verstand. Indien Hij niet terstond toornt, verontwaardigen wij ons daarover; indien Hij de straffen uitstelt, beschuldigt onze drift Hem van nalatigheid en traagheid. Waar Hij echter als wreker van de misdaden tevoorschijn treedt, daar noemen wij Hem, of wreed, of hebben tenminste op Zijn gestrengheid iets af te dingen. Maar altijd spreekt Zijn rechtvaardigheid Hem vrij, terwijl onze valse beschuldigingen en onze hatelijke verkleiningen op ons eigen hoofd terugkeren..

Sommige uitleggers zijn van oordeel, dat hier de bedoeling is, niet dat geen enkele van die volken mocht blijven leven, maar dat zij als volken moesten worden uitgeroeid, d.w.z. dat hun staat en burgerlijke regering moest worden vernietigd. Voor deze mening wordt bijgebracht, dat verscheidene leden van de in Deuteronomy 7:1 genoemde volken in het leven zijn gelaten, zoals Uria de Hethiet e.a. Men wil dan, dat, wie zich aan Israël onderwierp, in het leven werd gelaten, terwijl wie zich verzette, werd gedood..

2) Wij moeten alleen de Heere volstrekt liefhebben en anderen in Hem en om Zijnent wil. Dat is zover als het bestaat met Zijn welbehagen, daarom, wanneer Hij gebiedt te doden, dan mogen wij wel vrij doden. En dit mogen wij doen in opzicht van straf, die God verordend heeft, niet met haat, maar ook in liefde, vergevende het ongelijk, dat ons betreft, en biddende om genade en barmhartigheid voor de Persoon, indien hij God toebehoort..

Vers 4

4. Want zij, de heidense vrouwen en haar bloedverwanten, zouden uw zonen van Mij 1) doen afwijken, dat zij andere goden zouden dienen (Exodus 34:16), en de toorn van de HEERE zou tegen u ontsteken, en u haastverdelgen (Deuteronomy 4:26; Deuteronomy 6:15).

1) Van Mij, omdat Mozes hier spreekt in de naam des Heeren, of, omdat God sprak door de mond van Mozes..

Vers 4

4. Want zij, de heidense vrouwen en haar bloedverwanten, zouden uw zonen van Mij 1) doen afwijken, dat zij andere goden zouden dienen (Exodus 34:16), en de toorn van de HEERE zou tegen u ontsteken, en u haastverdelgen (Deuteronomy 4:26; Deuteronomy 6:15).

1) Van Mij, omdat Mozes hier spreekt in de naam des Heeren, of, omdat God sprak door de mond van Mozes..

Vers 7

7. De HEERE heeft geen lust tot u gehad, noch u verkoren, om uw veelheid boven alle andere volken, want gij was het kleinste van alle volken. 1)

1) Dit ziet op de afstamming van Israël uit Abraham, de eenling. De Heere verzekert hier, dat niet de menigte volk Hem heeft aangedreven, om het te verlossen uit Egypte, maar Zijn vrije en ongehoorde liefde, Zijn eed, welke Hij aan de aartsvaderen gezworen had. Israël moest het weten, en bij herhaling weten, dat het door vrije gunst en vrije ontferming was, wat het was.. 8. Maar uit vrije, onverdiende genade heeft Hij u aangenomen, omdat de HEERE u a) liefhad, en opdat Hij hield de eed, die Hij uw vaderen gezworen had, daarom heeftu de HEERE met een sterke hand uitgevoerd, en heeft u verlost uit het diensthuis, uit de hand van farao, koning van Egypte, door welke verlossing gij juist zijn eigendom zijt geworden.

a)Deuteronomy 10:15

Vers 7

7. De HEERE heeft geen lust tot u gehad, noch u verkoren, om uw veelheid boven alle andere volken, want gij was het kleinste van alle volken. 1)

1) Dit ziet op de afstamming van Israël uit Abraham, de eenling. De Heere verzekert hier, dat niet de menigte volk Hem heeft aangedreven, om het te verlossen uit Egypte, maar Zijn vrije en ongehoorde liefde, Zijn eed, welke Hij aan de aartsvaderen gezworen had. Israël moest het weten, en bij herhaling weten, dat het door vrije gunst en vrije ontferming was, wat het was.. 8. Maar uit vrije, onverdiende genade heeft Hij u aangenomen, omdat de HEERE u a) liefhad, en opdat Hij hield de eed, die Hij uw vaderen gezworen had, daarom heeftu de HEERE met een sterke hand uitgevoerd, en heeft u verlost uit het diensthuis, uit de hand van farao, koning van Egypte, door welke verlossing gij juist zijn eigendom zijt geworden.

a)Deuteronomy 10:15

Vers 9

9. Gij zult dan weten uit hetgeen met u en met de Egyptenaren gebeurd is; gij zult daaruit erkennen, dat de HEERE, uw God, die God is, de samenvatting van al het Goddelijke, de God van de goden, de Heer van de heren (Deuteronomy 4:35; Deuteronomy 10:17), en zoals de enig ware, zo ook de waarachtige, die getrouwe God, welke het Verbond en de weldadigheid houdt aan wie, die Hem liefhebben en Zijn geboden houden, tot in duizendgeslachten.

a) Exodus 20:5 Deuteronomy 5:9

Vers 9

9. Gij zult dan weten uit hetgeen met u en met de Egyptenaren gebeurd is; gij zult daaruit erkennen, dat de HEERE, uw God, die God is, de samenvatting van al het Goddelijke, de God van de goden, de Heer van de heren (Deuteronomy 4:35; Deuteronomy 10:17), en zoals de enig ware, zo ook de waarachtige, die getrouwe God, welke het Verbond en de weldadigheid houdt aan wie, die Hem liefhebben en Zijn geboden houden, tot in duizendgeslachten.

a) Exodus 20:5 Deuteronomy 5:9

Vers 10

10. En Hij vergeldt een ieder van hen, die Hem haten, in zijn aangezicht om hem te verderven; Hij zal het Zijn hater niet a) vertrekken, 1) niet uitstellen ofschoon het menigmaal schijnt, alsof Hij het straffen vergeet (Psalms 50:21), in zijn aangezicht2) zal Hij het hem vergelden (Exodus 23:5; Exodus 34:6).

a) Nehemiah. 1:2

1)Vertrekken is een verouderd woord en betekent: uitstellen, verschuiven. In het Latijn: differre. De betekenis is, dat Hij Zijn haters de straffen niet zal uitstellen..

2) In zijn aangezicht wil hier zeggen, zodat hij het ziet en zelf aanschouwt, dat de Heere de haters van Zijn wet straft..

Vers 10

10. En Hij vergeldt een ieder van hen, die Hem haten, in zijn aangezicht om hem te verderven; Hij zal het Zijn hater niet a) vertrekken, 1) niet uitstellen ofschoon het menigmaal schijnt, alsof Hij het straffen vergeet (Psalms 50:21), in zijn aangezicht2) zal Hij het hem vergelden (Exodus 23:5; Exodus 34:6).

a) Nehemiah. 1:2

1)Vertrekken is een verouderd woord en betekent: uitstellen, verschuiven. In het Latijn: differre. De betekenis is, dat Hij Zijn haters de straffen niet zal uitstellen..

2) In zijn aangezicht wil hier zeggen, zodat hij het ziet en zelf aanschouwt, dat de Heere de haters van Zijn wet straft..

Vers 11

11. Houdt 1)dan de geboden, en de instellingen en de rechten, die ik u heden gebied, om die te doen.

1) Deze kracht van de genade en heiligheid van de trouwe Verbondsgod maant sterk aan tot het onderhouden van de Goddelijke geboden..

Vers 11

11. Houdt 1)dan de geboden, en de instellingen en de rechten, die ik u heden gebied, om die te doen.

1) Deze kracht van de genade en heiligheid van de trouwe Verbondsgod maant sterk aan tot het onderhouden van de Goddelijke geboden..

Vers 12

12. Zo zal het geschieden, omdat gij deze rechten, deze rechtsvorderingen, zult horen, en houden, en deze doen, dat de HEERE, uw God, u het Verbond en de weldadigheid zal houden, die Hij uw vaderen gezworen heeft.

Vers 12

12. Zo zal het geschieden, omdat gij deze rechten, deze rechtsvorderingen, zult horen, en houden, en deze doen, dat de HEERE, uw God, u het Verbond en de weldadigheid zal houden, die Hij uw vaderen gezworen heeft.

Vers 13

13. En Hij zal u liefhebben, 1) en overeenkomstig Zijn belofte (Exodus 23:25, Leviticus 26:3 vv. ) zal u zegenen, en u doen vermenigvuldigen; en Hij zal zegenen de vrucht van uw buik, en de vrucht van uw land, uw koren, en uw most, en uw olie, de voortzetting van uw koeien, en de kudden van uw klein vee, in het land, dat Hij aan uw vaderen gezworen heeft u te geven. 1) De liefde van God tot Israël zou gezien worden in de zegeningen, welke zij zouden ondervinden, indien zij Zijn geboden onderhielden. Die zegeningen zouden bestaan in vermenigvuldiging van hun gezinnen en vermeerdering van hun inkomsten: "zij zouden nooit meer goederen hebben zonder erfgenamen, noch erfgenamen zonder goederen.".

Vers 13

13. En Hij zal u liefhebben, 1) en overeenkomstig Zijn belofte (Exodus 23:25, Leviticus 26:3 vv. ) zal u zegenen, en u doen vermenigvuldigen; en Hij zal zegenen de vrucht van uw buik, en de vrucht van uw land, uw koren, en uw most, en uw olie, de voortzetting van uw koeien, en de kudden van uw klein vee, in het land, dat Hij aan uw vaderen gezworen heeft u te geven. 1) De liefde van God tot Israël zou gezien worden in de zegeningen, welke zij zouden ondervinden, indien zij Zijn geboden onderhielden. Die zegeningen zouden bestaan in vermenigvuldiging van hun gezinnen en vermeerdering van hun inkomsten: "zij zouden nooit meer goederen hebben zonder erfgenamen, noch erfgenamen zonder goederen.".

Vers 14

14. Gezegend zult gij zijn boven alle volken; er zal onder u noch man noch vrouw onvruchtbaar zijn, ook niet onder uw beesten.

In dit vers wordt de belofte aan Adam en aan Noach gegeven, bevestigd in Israël, het uitverkoren volk van God, ten opzichte van hun verblijf in Kanan..

Vers 14

14. Gezegend zult gij zijn boven alle volken; er zal onder u noch man noch vrouw onvruchtbaar zijn, ook niet onder uw beesten.

In dit vers wordt de belofte aan Adam en aan Noach gegeven, bevestigd in Israël, het uitverkoren volk van God, ten opzichte van hun verblijf in Kanan..

Vers 15

15. En de HEERE zal alle ziekte van u afweren, waardoor andere landen om de afgoderij van hun bewoners getroffen worden, en Hij zal u, in het bijzonder, geen van de kwade ziekten van de Egyptenaren, die gij kent, die gij gedurende uw verblijf in hun midden bij ervaring hebt leren kennen (Exodus 15:26 Deuteronomy 28:20, ) opleggen, maar zal ze leggen op allen, die u haten, zoals Hij reeds bij de uittocht uit Egypte deed in de verschillende plagen. 1)

1) Egypte is reeds op zichzelf ene verzamelplaats van hevige ziekten, als pest en pokken, oogontsteking, blindheid, enz. (Deuteronomy 28:27,Deuteronomy 28:35); bovendien echter nemen daar ook de gewone ziekten spoedig een gevaarlijke wending. "Het was een merkwaardig verschijnsel, dat het land, waarvan de bewoners tegenover Israël de wereld en het heidendom vertegenwoordigden, ook in grote mate de macht van ziekte en dood openbaren moest, als beeld van de ellende van de zonde, waaronder de wereld gebukt gaat. In een beschrijving van het land worden, met betrekking tot de gezondheidstoestand, vier tijden in het jaar onderscheiden. In het eerste, het vochtige tijdperk, vertonen zich de oogziekten, de hospitaalkoorts en de diarree, die vooral onder de kinderen een vreselijke verwoesting aanrichten, evenzo onreine ziekten, door de slechte verhouding van gal en slijm tevoorschijn geroepen. In het derde tijdperk, de tijd van de ziekten, hebben de ziekten een ongeregelde loop, en wonden worden ligt door koud vuur aangetast.".

Vers 15

15. En de HEERE zal alle ziekte van u afweren, waardoor andere landen om de afgoderij van hun bewoners getroffen worden, en Hij zal u, in het bijzonder, geen van de kwade ziekten van de Egyptenaren, die gij kent, die gij gedurende uw verblijf in hun midden bij ervaring hebt leren kennen (Exodus 15:26 Deuteronomy 28:20, ) opleggen, maar zal ze leggen op allen, die u haten, zoals Hij reeds bij de uittocht uit Egypte deed in de verschillende plagen. 1)

1) Egypte is reeds op zichzelf ene verzamelplaats van hevige ziekten, als pest en pokken, oogontsteking, blindheid, enz. (Deuteronomy 28:27,Deuteronomy 28:35); bovendien echter nemen daar ook de gewone ziekten spoedig een gevaarlijke wending. "Het was een merkwaardig verschijnsel, dat het land, waarvan de bewoners tegenover Israël de wereld en het heidendom vertegenwoordigden, ook in grote mate de macht van ziekte en dood openbaren moest, als beeld van de ellende van de zonde, waaronder de wereld gebukt gaat. In een beschrijving van het land worden, met betrekking tot de gezondheidstoestand, vier tijden in het jaar onderscheiden. In het eerste, het vochtige tijdperk, vertonen zich de oogziekten, de hospitaalkoorts en de diarree, die vooral onder de kinderen een vreselijke verwoesting aanrichten, evenzo onreine ziekten, door de slechte verhouding van gal en slijm tevoorschijn geroepen. In het derde tijdperk, de tijd van de ziekten, hebben de ziekten een ongeregelde loop, en wonden worden ligt door koud vuur aangetast.".

Vers 16

16. Gij zult dan al die volken verteren, 1) vernietigen (Numbers 14:9), die de HEERE, uw God, u geven zal; uw oog zal nu echter ook, zoals ik reeds in Deuteronomy 7:2 zei, hen niet sparenen, en gij zult hun goden niet dienen, want dat sparen, waarvan afgoderij het gevolg zal zijn, zou u een strik zijn, die u in het verderf sleept, want op die wijze zou de toorn van de Heere, uw God, tegen u ontsteken.

1) Wel moet men letten op het plan van God, waarmee Hij de Israëlieten terdege op het hart drukt, om alles te vernietigen, wat zij daar zouden vinden. Want, behalve dat Hij hen nu eenmaal, zoals zij waardig zijn, aan het verderf heeft overgegeven, zo wil Hij ook, dat het land, waarover Zijn Naam is aangeroepen, van alle onreinheden zou worden gezuiverd. Indien nu van de oorspronkelijke bewoners werden overgelaten, zouden deze terstond beproeven, hun verderfelijke dingen weer op de voorgrond te plaatsen, en waar nu overigens de Israëlieten meer dan genoeg tot bijgelovigheid geneigd waren, daar zouden zij gemakkelijk ertoe overgehaald worden, om de afgodsbeelden eer te bewijzen. Dit is daarom de reden, waarom God hen verbiedt, enige menslievendheid of toegevendheid jegens hen te gebruiken, zoals uit het verband van de zin duidelijk blijkt, want dit wordt hen tegelijk op het hart gebonden, dat zij noch de volken mochten sparen, noch hun afgoden dienen. De reden, welke er wordt bijgevoegd: want dat zou u een strik zijn, moet tot de gehele verordening uitgestrekt worden, nl. dat het de joden tot verderf zou zijn, indien zij de volken zouden sparen, welke hen tot goddeloosheid zouden verleiden..

Vers 16

16. Gij zult dan al die volken verteren, 1) vernietigen (Numbers 14:9), die de HEERE, uw God, u geven zal; uw oog zal nu echter ook, zoals ik reeds in Deuteronomy 7:2 zei, hen niet sparenen, en gij zult hun goden niet dienen, want dat sparen, waarvan afgoderij het gevolg zal zijn, zou u een strik zijn, die u in het verderf sleept, want op die wijze zou de toorn van de Heere, uw God, tegen u ontsteken.

1) Wel moet men letten op het plan van God, waarmee Hij de Israëlieten terdege op het hart drukt, om alles te vernietigen, wat zij daar zouden vinden. Want, behalve dat Hij hen nu eenmaal, zoals zij waardig zijn, aan het verderf heeft overgegeven, zo wil Hij ook, dat het land, waarover Zijn Naam is aangeroepen, van alle onreinheden zou worden gezuiverd. Indien nu van de oorspronkelijke bewoners werden overgelaten, zouden deze terstond beproeven, hun verderfelijke dingen weer op de voorgrond te plaatsen, en waar nu overigens de Israëlieten meer dan genoeg tot bijgelovigheid geneigd waren, daar zouden zij gemakkelijk ertoe overgehaald worden, om de afgodsbeelden eer te bewijzen. Dit is daarom de reden, waarom God hen verbiedt, enige menslievendheid of toegevendheid jegens hen te gebruiken, zoals uit het verband van de zin duidelijk blijkt, want dit wordt hen tegelijk op het hart gebonden, dat zij noch de volken mochten sparen, noch hun afgoden dienen. De reden, welke er wordt bijgevoegd: want dat zou u een strik zijn, moet tot de gehele verordening uitgestrekt worden, nl. dat het de joden tot verderf zou zijn, indien zij de volken zouden sparen, welke hen tot goddeloosheid zouden verleiden..

Vers 17

17. Zo gij in uw hart zei, wanneer thans, terwijl ik in de naam des Heeren van u eis, om de Kananieten te verdelgen, in uw binnenste de gedachte oprees: deze volken zijn talrijker dan ik, hoe zou ik hen uit de bezitting kunnenverdrijven?

1) De Heere kent zijn Israël; weet van welk maaksel zij zijn, daarom bemoedigt Hij hen, opdat zij niet als hun vaderen zullen weigeren het land binnen te trekken. Hij wijst hen op de wondertekenen, die gebeurd zijn, en belooft hen, dat dezelfde sterke hand en dezelfde uitgestrekte arm met Zijn volk zal zijn. Het verleden haalt de Heere aan, opdat Israël voor de toekomst gerust zal zijn in en door het geloof in de mogendheden van de Heere..

Vers 17

17. Zo gij in uw hart zei, wanneer thans, terwijl ik in de naam des Heeren van u eis, om de Kananieten te verdelgen, in uw binnenste de gedachte oprees: deze volken zijn talrijker dan ik, hoe zou ik hen uit de bezitting kunnenverdrijven?

1) De Heere kent zijn Israël; weet van welk maaksel zij zijn, daarom bemoedigt Hij hen, opdat zij niet als hun vaderen zullen weigeren het land binnen te trekken. Hij wijst hen op de wondertekenen, die gebeurd zijn, en belooft hen, dat dezelfde sterke hand en dezelfde uitgestrekte arm met Zijn volk zal zijn. Het verleden haalt de Heere aan, opdat Israël voor de toekomst gerust zal zijn in en door het geloof in de mogendheden van de Heere..

Vers 18

18. Vreest niet voor hen; gedenkt steeds, wat de HEERE, uw God, aan farao en aan alle Egyptenaren gedaan heeft:

Vers 18

18. Vreest niet voor hen; gedenkt steeds, wat de HEERE, uw God, aan farao en aan alle Egyptenaren gedaan heeft:

Vers 19

19. a) De grote verzoekingen, waardoor Hij hem en Zijn volk op de proef stelde (Deuteronomy 4:34), die uw ogen gezien hebben, en de tekenen, en de wonderen, en de sterke hand, en de uitgestrekte arm (Deuteronomy 6:22) waardoor u de HEERE, uw God, heeftuitgevoerd; alzo zal de HEERE, uw God, doen aan alle volken, voor wiens aangezicht gij vreest; hij zal hen door dezelfde tekenen en wonderen bestrijden.

a)Deuteronomy 4:34; Deuteronomy 29:3

Vers 19

19. a) De grote verzoekingen, waardoor Hij hem en Zijn volk op de proef stelde (Deuteronomy 4:34), die uw ogen gezien hebben, en de tekenen, en de wonderen, en de sterke hand, en de uitgestrekte arm (Deuteronomy 6:22) waardoor u de HEERE, uw God, heeftuitgevoerd; alzo zal de HEERE, uw God, doen aan alle volken, voor wiens aangezicht gij vreest; hij zal hen door dezelfde tekenen en wonderen bestrijden.

a)Deuteronomy 4:34; Deuteronomy 29:3

Vers 20

20. Daartoe zal de HEERE, uw God, nadat gij hen geslagen en op de vlucht gedreven hebt, ook a)horzels en andere vervolgers, waarmee Hij u op krachtige wijze ondersteunen zal (Exodus 23:28), onder hen zenden; totdat zij omkomen, die overgebleven en, in spelonken en kloven,voor uw aangezicht verborgen zijn.

a) Joshua 24:12

Vers 20

20. Daartoe zal de HEERE, uw God, nadat gij hen geslagen en op de vlucht gedreven hebt, ook a)horzels en andere vervolgers, waarmee Hij u op krachtige wijze ondersteunen zal (Exodus 23:28), onder hen zenden; totdat zij omkomen, die overgebleven en, in spelonken en kloven,voor uw aangezicht verborgen zijn.

a) Joshua 24:12

Vers 21

21. Ontzet u dus niet voor hun aangezicht; want de HEERE, uw God, is in het midden van u, 1)een groot en vreselijk God.

1) Hierin lag voor Israël de grootste bemoediging. De Heere God in het midden van hen, dan hadden zij niets te vrezen. Want hun God was meer dan alle schepselen samen..

Vers 21

21. Ontzet u dus niet voor hun aangezicht; want de HEERE, uw God, is in het midden van u, 1)een groot en vreselijk God.

1) Hierin lag voor Israël de grootste bemoediging. De Heere God in het midden van hen, dan hadden zij niets te vrezen. Want hun God was meer dan alle schepselen samen..

Vers 22

22. En de HEERE, uw God, zal deze volken voor uw aangezicht allengs uitwerpen: 1) haastig, allen tegelijk, zult gij hen wel niet mogen te niet doen, opdat het wild van het veld, leeuwen, beren en andere verscheurende dieren (Exodus 23:29), niet tegen u vermenigvuldige, daarom zult ge u echter nooit door vrees laten weerhouden van hun uitroeiing. 1) Zij moesten niet twijfelmoedig worden door de langzame voortgang van hun wapens, noch zich verbeelden, dat de Kananieten nooit zouden worden ten onder gebracht, indien dit in het eerste jaar niet gebeurde. Merkt op: wij moeten niet denken, dat, omdat de verlossing van de Kerk en de verdelging van haar vijanden niet haastig gebeurt, deze zaak nooit geschieden zal. God zal te Zijner tijd en op Zijn wijze Zijn werk verrichten, en wij mogen verzekerd wezen, dat dit altijd het beste is..

Vers 22

22. En de HEERE, uw God, zal deze volken voor uw aangezicht allengs uitwerpen: 1) haastig, allen tegelijk, zult gij hen wel niet mogen te niet doen, opdat het wild van het veld, leeuwen, beren en andere verscheurende dieren (Exodus 23:29), niet tegen u vermenigvuldige, daarom zult ge u echter nooit door vrees laten weerhouden van hun uitroeiing. 1) Zij moesten niet twijfelmoedig worden door de langzame voortgang van hun wapens, noch zich verbeelden, dat de Kananieten nooit zouden worden ten onder gebracht, indien dit in het eerste jaar niet gebeurde. Merkt op: wij moeten niet denken, dat, omdat de verlossing van de Kerk en de verdelging van haar vijanden niet haastig gebeurt, deze zaak nooit geschieden zal. God zal te Zijner tijd en op Zijn wijze Zijn werk verrichten, en wij mogen verzekerd wezen, dat dit altijd het beste is..

Vers 26

26. Gij zult dan de gruwel in uw huis niet brengen, dat gij een ban zou worden, zoals dat is; gij zult het geheel verfoeien en een gruwel daarvan hebben, want het is eenban.

Dezelfde God, die zonder moeite zeven machtige volken door een klein volkje bedwingt, en voor wie het een geringe zaak zou zijn, alle afgodsbeelden van de wereld te vernietigen; Hij, die zoveel doet, wil toch dit ene niet zelf doen, maar aan Zijn volk overlaten, om namelijk de afgoden van Kanan te vernietigen. Wat mensen opgericht hebben, om Hem te honen, moeten mensen vernietigen, om Hem te loven.

Vers 26

26. Gij zult dan de gruwel in uw huis niet brengen, dat gij een ban zou worden, zoals dat is; gij zult het geheel verfoeien en een gruwel daarvan hebben, want het is eenban.

Dezelfde God, die zonder moeite zeven machtige volken door een klein volkje bedwingt, en voor wie het een geringe zaak zou zijn, alle afgodsbeelden van de wereld te vernietigen; Hij, die zoveel doet, wil toch dit ene niet zelf doen, maar aan Zijn volk overlaten, om namelijk de afgoden van Kanan te vernietigen. Wat mensen opgericht hebben, om Hem te honen, moeten mensen vernietigen, om Hem te loven.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Deuteronomy 7". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/deuteronomy-7.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile