Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Deuteronomy 6". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/deuteronomy-6.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Deuteronomy 6". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 6Deuteronomy 6:1.
VERKLARING VAN HET EERSTE GEBOD, VAN DE LIEFDE TOT GOD.
I. Deuteronomy 6:1-Deuteronomy 6:9. Mozes houdt zich bezig met de verklaring en aanprijzing van het eerste gebod. Twee waarheden worden daaruit afgeleid: dat de Heere, de God van Israël een enig Heer is; en vervolgens, dat Hij liefde eist, van het gehele hart, de gehele ziel en alle krachten. Zal de liefde van God nu van het goede gehalte zijn, dan moet zij zich openbaren in voortdurende bepeinzing en onderhouding van Zijn geboden.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 6Deuteronomy 6:1.
VERKLARING VAN HET EERSTE GEBOD, VAN DE LIEFDE TOT GOD.
I. Deuteronomy 6:1-Deuteronomy 6:9. Mozes houdt zich bezig met de verklaring en aanprijzing van het eerste gebod. Twee waarheden worden daaruit afgeleid: dat de Heere, de God van Israël een enig Heer is; en vervolgens, dat Hij liefde eist, van het gehele hart, de gehele ziel en alle krachten. Zal de liefde van God nu van het goede gehalte zijn, dan moet zij zich openbaren in voortdurende bepeinzing en onderhouding van Zijn geboden.
Vers 1
1. Dit, wat in het voorgaande genoemd is, en waarvan nu afzonderlijke delen besproken zullen worden, zijn dan de geboden, de instellingen en de rechten, die de HEERE, uw God, geboden heeft om u te leren, opdat gij ze doet in hetland, waarnaar gij heentrekt, om dat erfelijk te bezitten. 1)1) Merkt hier op, dat Mozes zoveel mogelijk zorg droeg, om hen bij God en Zijn dienst te bepalen, nu zij in het land Kanan klaar stonden in te trekken, opdat zij mochten toebereid worden tot de vertroostingen van dat land en gesterkt tegen de verleidende strikken daarin, en tenslotte zij, nu zij klaar stonden in de wereld in te treden, wel bereid en wel toegerust daarin mochten treden, dat de vrees voor God in het hart de machtigste prikkel zij, dat godsdienst en gerechtigheid het welzijn van een volk bevorderen en beveiligen..
Vers 1
1. Dit, wat in het voorgaande genoemd is, en waarvan nu afzonderlijke delen besproken zullen worden, zijn dan de geboden, de instellingen en de rechten, die de HEERE, uw God, geboden heeft om u te leren, opdat gij ze doet in hetland, waarnaar gij heentrekt, om dat erfelijk te bezitten. 1)1) Merkt hier op, dat Mozes zoveel mogelijk zorg droeg, om hen bij God en Zijn dienst te bepalen, nu zij in het land Kanan klaar stonden in te trekken, opdat zij mochten toebereid worden tot de vertroostingen van dat land en gesterkt tegen de verleidende strikken daarin, en tenslotte zij, nu zij klaar stonden in de wereld in te treden, wel bereid en wel toegerust daarin mochten treden, dat de vrees voor God in het hart de machtigste prikkel zij, dat godsdienst en gerechtigheid het welzijn van een volk bevorderen en beveiligen..
Vers 2
2. Opdat gij de HEERE, uw God, vreest, om door die vrees te houden al Zijn instellingen, en Zijn geboden, die Ik u gebied: gij, en uw kind, en kindskind, al de dagen van uw leven; en opdat uw dagen verlengd worden.Vers 2
2. Opdat gij de HEERE, uw God, vreest, om door die vrees te houden al Zijn instellingen, en Zijn geboden, die Ik u gebied: gij, en uw kind, en kindskind, al de dagen van uw leven; en opdat uw dagen verlengd worden.Vers 3
3. Hoor dan, Israël! ik kan het u niet genoeg voorhouden, en neem waar de geboden van God, dat gij ze doet, opdat het u welga, en opdat gij zeer vermenigvuldigt (zoals u de HEERE, de God van uw vaderen, gesproken heeft) in het land dat u beloofd is, dat van melk en honing is vloeiende (zie "Exodus 3:17).Vers 3
3. Hoor dan, Israël! ik kan het u niet genoeg voorhouden, en neem waar de geboden van God, dat gij ze doet, opdat het u welga, en opdat gij zeer vermenigvuldigt (zoals u de HEERE, de God van uw vaderen, gesproken heeft) in het land dat u beloofd is, dat van melk en honing is vloeiende (zie "Exodus 3:17).Vers 4
4. a) Hoor, Israël! de HEERE, onze God, naast wie gij volgens het eerste gebod geen andere goden zult hebben, is een enig HEERE, 1) de enige, die de naam Jehova (de zijnde) verdient, omdat Hij als God bestaat (Zechariah 4:19).a) Deuteronomy 4:35 Mark 12:29 John 17:3; 1 Corinthians 8:4,1 Corinthians 8:6
1) Dat Mozes verzekert, dat God n is, moet niet tot Zijn Wezen alleen, hetgeen toch onomvattelijk is, teruggebracht worden, maar daaronder moet ook begrepen worden, de Deugd en Glorie van God, welke aan het volk is geopenbaard. Alsof hij zeggen wil, dat zij schuldig zijn aan afval, indien zij niet in God alleen zich zouden verheugen, Die hen aan zich had verbonden. Daarom noemt hij Hem niet alleen met de naam van Jehova, maar voegt er ook de naam van God bij, welke door het volk werd uitgesproken. Zo werden alle andere godheden tot niets teruggebracht en het volk bevolen, te ontvluchten en af te wijzen, al wat de harten van de zuivere kennis van God afvoert, omdat, ofschoon Hem Zijn naam wordt gelaten, men toch Zijn Majesteit vernietigt, zodra Hij met de menigte vermengd wordt..
In deze woorden legden de joden groot gewicht, en het is een van de gedeelten, die zij op hun gedenktekens schreven. Bij het woord Elohim zegt Simeon ben Jarchi: "Kom en zie het geheim van het woord Elohim (= God); er zijn drie trappen en elke trap is op zichzelf alleen, en thans zijn zij allen n en tezamen tot n verenigd en niet van elkaar gescheiden.
Of: Hoor, o Israël! Jehova, onze God, is een enige Jehova. Door deze uitdrukking zegt Mozes het aan Israëls volk, dat Jehova de enige God is, de Enige, die op de naam van God aanspraak kan maken; dat Hij is de absolute God, boven Wie of naast Wie er geen godheid bestaat. Dat Hij daarom niet is alleen de God van Israël, maar ook de God van de gehele wereld, die wel Israël op bijzondere wijze heeft uitverkoren, maar Wiens heerschappij gaat over alle volken. Hij is de Heere..
Vers 4
4. a) Hoor, Israël! de HEERE, onze God, naast wie gij volgens het eerste gebod geen andere goden zult hebben, is een enig HEERE, 1) de enige, die de naam Jehova (de zijnde) verdient, omdat Hij als God bestaat (Zechariah 4:19).a) Deuteronomy 4:35 Mark 12:29 John 17:3; 1 Corinthians 8:4,1 Corinthians 8:6
1) Dat Mozes verzekert, dat God n is, moet niet tot Zijn Wezen alleen, hetgeen toch onomvattelijk is, teruggebracht worden, maar daaronder moet ook begrepen worden, de Deugd en Glorie van God, welke aan het volk is geopenbaard. Alsof hij zeggen wil, dat zij schuldig zijn aan afval, indien zij niet in God alleen zich zouden verheugen, Die hen aan zich had verbonden. Daarom noemt hij Hem niet alleen met de naam van Jehova, maar voegt er ook de naam van God bij, welke door het volk werd uitgesproken. Zo werden alle andere godheden tot niets teruggebracht en het volk bevolen, te ontvluchten en af te wijzen, al wat de harten van de zuivere kennis van God afvoert, omdat, ofschoon Hem Zijn naam wordt gelaten, men toch Zijn Majesteit vernietigt, zodra Hij met de menigte vermengd wordt..
In deze woorden legden de joden groot gewicht, en het is een van de gedeelten, die zij op hun gedenktekens schreven. Bij het woord Elohim zegt Simeon ben Jarchi: "Kom en zie het geheim van het woord Elohim (= God); er zijn drie trappen en elke trap is op zichzelf alleen, en thans zijn zij allen n en tezamen tot n verenigd en niet van elkaar gescheiden.
Of: Hoor, o Israël! Jehova, onze God, is een enige Jehova. Door deze uitdrukking zegt Mozes het aan Israëls volk, dat Jehova de enige God is, de Enige, die op de naam van God aanspraak kan maken; dat Hij is de absolute God, boven Wie of naast Wie er geen godheid bestaat. Dat Hij daarom niet is alleen de God van Israël, maar ook de God van de gehele wereld, die wel Israël op bijzondere wijze heeft uitverkoren, maar Wiens heerschappij gaat over alle volken. Hij is de Heere..
Vers 5
5. Zo zult gij ook niet meerdere heren bezitten, zoals de Kananieten, die verscheidene Bals hebben, en hen, de een zowel als de ander vereren (zie "Deuteronomy 16:21), en zult gij de HEERE, uw God, a) liefhebben met uw gehele hart, en met uw gehele ziel, en met al uw vermogen.a)Deuteronomy 10:12 Matthew 22:37 Luke 10:27
Het hart wordt eerst genoemd als de zetel van het gevoel in het algemeen, en van de liefde in het bijzonder; dan volgt de ziel, als centrum van de menselijke persoonlijkheid, om de liefde aan te duiden als het gehele zelfbewustzijn doordringende; eindelijk is er sprake van het vermogen, de krachten van het lichaam en de ziel. In plaats van "hart" geeft de vertaling van de zeventig: genoemd (dianoia). Dit woord hebben de Evangelisten overgenomen, maar geen van hen heeft zich aan de zeventig gebonden. Mattheus noemt dianoia (verstand) in de plaats van "vermogen" (Matthew 22:37) omdat zij voor de geestelijke liefde een uitnemend gewicht heeft. Markus (Deuteronomy 12:30) voegt v r de woorden: "uit geheel uw hart" nog in: "uit geheel uw verstand," in Mark 12:33 staat deze uitdrukking tussen "hart" en "ziel". Lukas (Deuteronomy 10:27) eindelijk noemt deze woorden in de laatste plaats. Wij zien dus hier, zoals in de herhaling van de 10 geboden, dat de Heilige Geest bij het aanhalen van woorden van God in de Schrift zelf telkens nieuwe dingen schept en zich niet aan de letter bindt..
In de vrees voor de Heere wortelt de gehoorzaamheid aan Zijn geboden. Indien echter deze vrees de mens belet, om zijn tegen God gekeerd "Ik" op de voorgrond te stellen, mag het niet blijven bij verloochening van de eigen wil alleen. De menselijke en goddelijke wil moeten zich verenigen, en dit is de liefde..
Het onderscheid tussen Oude en Nieuwe Verbond bestaat niet in de eis van de liefde, die aan beiden gemeen is, maar in de drang van de liefde, die door het Evangelie heerlijker bevorderd wordt, omdat het de openbaring is van Gods grootste liefde in Christus.
Vers 5
5. Zo zult gij ook niet meerdere heren bezitten, zoals de Kananieten, die verscheidene Bals hebben, en hen, de een zowel als de ander vereren (zie "Deuteronomy 16:21), en zult gij de HEERE, uw God, a) liefhebben met uw gehele hart, en met uw gehele ziel, en met al uw vermogen.a)Deuteronomy 10:12 Matthew 22:37 Luke 10:27
Het hart wordt eerst genoemd als de zetel van het gevoel in het algemeen, en van de liefde in het bijzonder; dan volgt de ziel, als centrum van de menselijke persoonlijkheid, om de liefde aan te duiden als het gehele zelfbewustzijn doordringende; eindelijk is er sprake van het vermogen, de krachten van het lichaam en de ziel. In plaats van "hart" geeft de vertaling van de zeventig: genoemd (dianoia). Dit woord hebben de Evangelisten overgenomen, maar geen van hen heeft zich aan de zeventig gebonden. Mattheus noemt dianoia (verstand) in de plaats van "vermogen" (Matthew 22:37) omdat zij voor de geestelijke liefde een uitnemend gewicht heeft. Markus (Deuteronomy 12:30) voegt v r de woorden: "uit geheel uw hart" nog in: "uit geheel uw verstand," in Mark 12:33 staat deze uitdrukking tussen "hart" en "ziel". Lukas (Deuteronomy 10:27) eindelijk noemt deze woorden in de laatste plaats. Wij zien dus hier, zoals in de herhaling van de 10 geboden, dat de Heilige Geest bij het aanhalen van woorden van God in de Schrift zelf telkens nieuwe dingen schept en zich niet aan de letter bindt..
In de vrees voor de Heere wortelt de gehoorzaamheid aan Zijn geboden. Indien echter deze vrees de mens belet, om zijn tegen God gekeerd "Ik" op de voorgrond te stellen, mag het niet blijven bij verloochening van de eigen wil alleen. De menselijke en goddelijke wil moeten zich verenigen, en dit is de liefde..
Het onderscheid tussen Oude en Nieuwe Verbond bestaat niet in de eis van de liefde, die aan beiden gemeen is, maar in de drang van de liefde, die door het Evangelie heerlijker bevorderd wordt, omdat het de openbaring is van Gods grootste liefde in Christus.
Vers 6
6. En deze woorden, die ik u heden opnieuw gebied, zullen in uw hart 1) zijn. 1) Zijn uit het hart de uitgangen van het leven, de Heere beveelt hier Israël, de geboden in hun hart te bewaren, opdat leven en wandel geheel en al in overeenstemming met die geboden zou zijn. Eigenlijk staat er: op uw hart..Vers 6
6. En deze woorden, die ik u heden opnieuw gebied, zullen in uw hart 1) zijn. 1) Zijn uit het hart de uitgangen van het leven, de Heere beveelt hier Israël, de geboden in hun hart te bewaren, opdat leven en wandel geheel en al in overeenstemming met die geboden zou zijn. Eigenlijk staat er: op uw hart..Vers 7
7. En gij zult ze uw a) kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op de weg gaat, en als gij neerligt, en als gij opstaat. 1)a) Deuteronomy 4:9; Deuteronomy 11:19
1) Gij zult ze altijd betrachten en beoefenen, opdat zij niet verroesten of verdonkerd worden, maar altijd helder en nieuw blijven in geheugen en gesprekken. Want hoe meer men Gods Woord ter hand neemt, des te helderder en nieuwer wordt het; indien men het echter niet gebruikt, wordt het spoedig vergeten en krachteloos..
Vers 7
7. En gij zult ze uw a) kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op de weg gaat, en als gij neerligt, en als gij opstaat. 1)a) Deuteronomy 4:9; Deuteronomy 11:19
1) Gij zult ze altijd betrachten en beoefenen, opdat zij niet verroesten of verdonkerd worden, maar altijd helder en nieuw blijven in geheugen en gesprekken. Want hoe meer men Gods Woord ter hand neemt, des te helderder en nieuwer wordt het; indien men het echter niet gebruikt, wordt het spoedig vergeten en krachteloos..
Vers 8
8. Ook zult gij ze tot een teken binden op uw hand, en zij zullen u tot voorhoofdspanselen zijn tussen uw ogen.Vers 8
8. Ook zult gij ze tot een teken binden op uw hand, en zij zullen u tot voorhoofdspanselen zijn tussen uw ogen.Vers 9
9. En gij zult ze op de posten van uw huis, en aan uw poorten van de steden schrijven.Zowel de werkzaamheid naar buiten als ook het inwendige, het huiselijke en openbare leven moeten onder den invloed van de wet staan. De Karaïtische joden (die de zogenaamde overlevering of traditie verwerpen), zowel als de meeste christelijke Schriftverklaarders behouden deze woorden van Mozes als een beeldspraak, die bestendige opmerkzaamheid tegenover de geboden van de Heere voorschrijft. De Rabbanieten echter (die aan de overlevering hetzelfde recht toekennen als aan de Heilige Schrift), hebben deze plaats (Exodus 13:9,Exodus 13:16 Numbers 15:37-Numbers 15:41 Deuteronomy 11:18-Deuteronomy 11:20 ) in de letterlijke zin opgevat. Vandaar het gebruik, dat na de Babylonische ballingschap ingevoerd werd, om gedenktekens aan voorhoofd en arm (Hebreeuws, Thephilin), zomen (Hebreeuws, Zizith, Matthew 23:5) aan de kleren, en perkamentrolletjes (Hebreeuws, Mesusa) aan de posten te verbinden. Wat de Thephillin betreft, men maakte in een vierhoekig stukje hout, dat de vorm van een dobbelsteen had, drie gleuven ongeveer zo diep als het onderste lid van de kleine vinger. Daardoor ontstonden vier openingen, over welke geweekt leer van een rein dier gelegd werd, dat men in de kloven inperste, en wegnam, wanneer het daar droog was geworden. Het leer had nu vier holten, in welke men vier kleine perkamentrollen, opgevouwd en in kalfsharen gewikkeld, legde; op deze rollen waren vier gedeelten van de wet geschreven: Deuteronomy 11:13-Deuteronomy 11:21; Deuteronomy 6:4-Deuteronomy 6:9 Exodus 13:3-Exodus 13:10, Exodus 13:11-Exodus 13:16. Dit doosje sloot men met een dubbel stuk leer, dat een vierde duim groter moest zijn, en stak vervolgens door een leren bandje, dat daaraan vastgemaakt was, een zwarte riem ter breedte van een gerstekorrel. Door deze riem bond men het doosje zo om het hoofd, dat het tussen de wenkbrauwen lag, terwijl de knoop achter in de nek zo gelegd werd, dat hij een d (Hebreeuws, d) vormde (een andere letter, de s of Sch was op het doosje aangebracht). Het overige van de riemen hing over de schouders, rechts tot aan de navel (Proverbs 3:8), links tot op de borst. Dit waren de Thephillin schel (ascher el) rosch, of de gedenktekens aan het hoofd. Bij de andere, de Theph Schel Jad (gedenktekens aan de hand) had het leren doosje geen afdelingen, maar de vorm van een vingerhoed, of een van boven afgerond torentje. Daarin werd n perkamentrol, op welke de vier bovengenoemde plaatsen in vier kolommen nauwkeurig en sierlijk geschreven waren, geborgen, en vervolgens werd het doosje, als boven gesloten, met een leren riem aan de binnenzijde van het bovenste gedeelte van de linkerarm vastgemaakt, onmiddellijk tegenover het hart. De knoop werd zo gelegd, dat het ene einde van de riem een y (Hebreeuws, i) vormde, en dus door beide gedenktekens de letters weergegeven werden van de naam yds (Schaddaï, d.i. de Almachtige, Ruth 1:20); het andere einde echter was lang genoeg, om driemaal om de arm gewonden, vervolgens aan de kleine vinger vastgemaakt, om dan nog driemaal om de drie middenvingers gewonden te worden..
De Mesusa bestond uit een perkament, dat van binnen met de woorden Deuteronomy 6:4 vv. en 11:13, en van buiten, nadat het samengerold was, met de naam Schaddaï beschreven, in een rond busje gesloten, en zo in een opening van de rechterdeurpost van de kamers of in de bovendorpel van de huisdeur geschreven werd. Bij het verlaten of inkomen van het huis raakte men de Mesusa aan, en sprak de woorden Psalms 121:8 uit, waarbij Rabbi Bechai in de 2de eeuw n.Chr. de schone opmerking voegde: "de volken van de aarde menen, dat het geluk in huis van de sterren komt;" wij echter schrijven in onze posten den naam "de Almachtige," en belijden daarmee, dat God boven de sterren verheven is en dat van Hem alle zegen afdaalt. De zomen aan de vier uiteinden van het opperkleed, waren, zoals we bij Numbers 15:37, (Deuteronomy 22:12) zagen, uit gevlochten snoeren van hemelsblauwe kleur vervaardigd, en met een snoer van dezelfde kleur aan de uiteinden vastgemaakt. De joden van de huidige tijd dragen deze nog, niet in het blauw, maar in het wit, zowel aan de kleinen Tallith, een klein tot aan de borst reikend manteltje, dat onder de gewone kleding verborgen is, als ook aan de grote Tallith, een gebedsmantel, die in de Synagoge omgehangen wordt, om de nek (vroeger bedekte men daarmee het voor- en achterhoofd)
II. Deuteronomy 6:10-Deuteronomy 6:25. In het land, dat Israël verwerven zal, wordt het bedreigd door het gevaar van aardsgezindheid die de Heere vergeet, en in het goede leven bevrediging zoekt en voldoening vindt. Dit gevaar is groter, omdat Israël terstond in het bezit van de aardse goederen komt, zonder deze met moeite te verwerven. Daarom vermaant Mozes hen, om de verlossing uit Egypte, waardoor Jehova aanspraak heeft op hun dankbaarheid, niet alleen zelf in gedachtenis te houden, maar de herinnering van deze uitredding ook voort te planten onder de volgende geslachten.
Vers 9
9. En gij zult ze op de posten van uw huis, en aan uw poorten van de steden schrijven.Zowel de werkzaamheid naar buiten als ook het inwendige, het huiselijke en openbare leven moeten onder den invloed van de wet staan. De Karaïtische joden (die de zogenaamde overlevering of traditie verwerpen), zowel als de meeste christelijke Schriftverklaarders behouden deze woorden van Mozes als een beeldspraak, die bestendige opmerkzaamheid tegenover de geboden van de Heere voorschrijft. De Rabbanieten echter (die aan de overlevering hetzelfde recht toekennen als aan de Heilige Schrift), hebben deze plaats (Exodus 13:9,Exodus 13:16 Numbers 15:37-Numbers 15:41 Deuteronomy 11:18-Deuteronomy 11:20 ) in de letterlijke zin opgevat. Vandaar het gebruik, dat na de Babylonische ballingschap ingevoerd werd, om gedenktekens aan voorhoofd en arm (Hebreeuws, Thephilin), zomen (Hebreeuws, Zizith, Matthew 23:5) aan de kleren, en perkamentrolletjes (Hebreeuws, Mesusa) aan de posten te verbinden. Wat de Thephillin betreft, men maakte in een vierhoekig stukje hout, dat de vorm van een dobbelsteen had, drie gleuven ongeveer zo diep als het onderste lid van de kleine vinger. Daardoor ontstonden vier openingen, over welke geweekt leer van een rein dier gelegd werd, dat men in de kloven inperste, en wegnam, wanneer het daar droog was geworden. Het leer had nu vier holten, in welke men vier kleine perkamentrollen, opgevouwd en in kalfsharen gewikkeld, legde; op deze rollen waren vier gedeelten van de wet geschreven: Deuteronomy 11:13-Deuteronomy 11:21; Deuteronomy 6:4-Deuteronomy 6:9 Exodus 13:3-Exodus 13:10, Exodus 13:11-Exodus 13:16. Dit doosje sloot men met een dubbel stuk leer, dat een vierde duim groter moest zijn, en stak vervolgens door een leren bandje, dat daaraan vastgemaakt was, een zwarte riem ter breedte van een gerstekorrel. Door deze riem bond men het doosje zo om het hoofd, dat het tussen de wenkbrauwen lag, terwijl de knoop achter in de nek zo gelegd werd, dat hij een d (Hebreeuws, d) vormde (een andere letter, de s of Sch was op het doosje aangebracht). Het overige van de riemen hing over de schouders, rechts tot aan de navel (Proverbs 3:8), links tot op de borst. Dit waren de Thephillin schel (ascher el) rosch, of de gedenktekens aan het hoofd. Bij de andere, de Theph Schel Jad (gedenktekens aan de hand) had het leren doosje geen afdelingen, maar de vorm van een vingerhoed, of een van boven afgerond torentje. Daarin werd n perkamentrol, op welke de vier bovengenoemde plaatsen in vier kolommen nauwkeurig en sierlijk geschreven waren, geborgen, en vervolgens werd het doosje, als boven gesloten, met een leren riem aan de binnenzijde van het bovenste gedeelte van de linkerarm vastgemaakt, onmiddellijk tegenover het hart. De knoop werd zo gelegd, dat het ene einde van de riem een y (Hebreeuws, i) vormde, en dus door beide gedenktekens de letters weergegeven werden van de naam yds (Schaddaï, d.i. de Almachtige, Ruth 1:20); het andere einde echter was lang genoeg, om driemaal om de arm gewonden, vervolgens aan de kleine vinger vastgemaakt, om dan nog driemaal om de drie middenvingers gewonden te worden..
De Mesusa bestond uit een perkament, dat van binnen met de woorden Deuteronomy 6:4 vv. en 11:13, en van buiten, nadat het samengerold was, met de naam Schaddaï beschreven, in een rond busje gesloten, en zo in een opening van de rechterdeurpost van de kamers of in de bovendorpel van de huisdeur geschreven werd. Bij het verlaten of inkomen van het huis raakte men de Mesusa aan, en sprak de woorden Psalms 121:8 uit, waarbij Rabbi Bechai in de 2de eeuw n.Chr. de schone opmerking voegde: "de volken van de aarde menen, dat het geluk in huis van de sterren komt;" wij echter schrijven in onze posten den naam "de Almachtige," en belijden daarmee, dat God boven de sterren verheven is en dat van Hem alle zegen afdaalt. De zomen aan de vier uiteinden van het opperkleed, waren, zoals we bij Numbers 15:37, (Deuteronomy 22:12) zagen, uit gevlochten snoeren van hemelsblauwe kleur vervaardigd, en met een snoer van dezelfde kleur aan de uiteinden vastgemaakt. De joden van de huidige tijd dragen deze nog, niet in het blauw, maar in het wit, zowel aan de kleinen Tallith, een klein tot aan de borst reikend manteltje, dat onder de gewone kleding verborgen is, als ook aan de grote Tallith, een gebedsmantel, die in de Synagoge omgehangen wordt, om de nek (vroeger bedekte men daarmee het voor- en achterhoofd)
II. Deuteronomy 6:10-Deuteronomy 6:25. In het land, dat Israël verwerven zal, wordt het bedreigd door het gevaar van aardsgezindheid die de Heere vergeet, en in het goede leven bevrediging zoekt en voldoening vindt. Dit gevaar is groter, omdat Israël terstond in het bezit van de aardse goederen komt, zonder deze met moeite te verwerven. Daarom vermaant Mozes hen, om de verlossing uit Egypte, waardoor Jehova aanspraak heeft op hun dankbaarheid, niet alleen zelf in gedachtenis te houden, maar de herinnering van deze uitredding ook voort te planten onder de volgende geslachten.
Vers 10
10. Als het dan zal geschied zijn, dat de HEERE, uw God, u zal hebben binnengebracht in dat land, dat Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft, u te zullen geven; en u daar met het land zal hebben gegeven grote en goede steden, die gij niet gebouwd hebt.Vers 10
10. Als het dan zal geschied zijn, dat de HEERE, uw God, u zal hebben binnengebracht in dat land, dat Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft, u te zullen geven; en u daar met het land zal hebben gegeven grote en goede steden, die gij niet gebouwd hebt.Vers 11
11. En huizen vol van alle goeds, goud en zilver en andere kostbaarheden, (Genesis 24:10) die gij niet gevuld hebt, en uitgehouwen putten (Genesis 26:15), die gij niet uitgehouwen hebt, wijngaarden en olijfgaarden, die gij niet geplant hebt, a) en gij gegeten hebt en verzadigd zijt. 1)a)Deuteronomy 8:9,Deuteronomy 8:10 Deuteronomy 8:1) Verzadigd worden is een bijzonder gewichtige uitdrukking in de Schrift. Met de verzadiging van het lichaam is zo snel de verzadiging van de ziel verbonden, die de honger en dorst (Psalms 42:1; Matthew 5:1) uitsluit en aan wereldvergoding plaats geeft.
Zie, hoe Mozes dus geestelijk strijdt tegen de afgoderij van het hart, voordat hij van de afgoden spreekt..
Vers 11
11. En huizen vol van alle goeds, goud en zilver en andere kostbaarheden, (Genesis 24:10) die gij niet gevuld hebt, en uitgehouwen putten (Genesis 26:15), die gij niet uitgehouwen hebt, wijngaarden en olijfgaarden, die gij niet geplant hebt, a) en gij gegeten hebt en verzadigd zijt. 1)a)Deuteronomy 8:9,Deuteronomy 8:10 Deuteronomy 8:1) Verzadigd worden is een bijzonder gewichtige uitdrukking in de Schrift. Met de verzadiging van het lichaam is zo snel de verzadiging van de ziel verbonden, die de honger en dorst (Psalms 42:1; Matthew 5:1) uitsluit en aan wereldvergoding plaats geeft.
Zie, hoe Mozes dus geestelijk strijdt tegen de afgoderij van het hart, voordat hij van de afgoden spreekt..
Vers 12
12. Zo wacht u, dat gij ook niet geestelijk oververzadigd wordt (Deuteronomy 31:20), en de HEERE niet vergeet, 1) die u uit Egypte, uit het diensthuis, heeft uitgevoerd.1) Het niet vergeten wordt in Deuteronomy 6:13 nader bestemd als God vrezen, Hem dienen en bij Zijn Naam zweren. De vrees staat vooraan als de grondslag van de Israëlitische Godsverering. Zij is geen knechtelijke vrees, maar slechts de heilige vrees van de zondaar voor een heilig God, welke de liefde niet uit-, maar insluit..
Vers 12
12. Zo wacht u, dat gij ook niet geestelijk oververzadigd wordt (Deuteronomy 31:20), en de HEERE niet vergeet, 1) die u uit Egypte, uit het diensthuis, heeft uitgevoerd.1) Het niet vergeten wordt in Deuteronomy 6:13 nader bestemd als God vrezen, Hem dienen en bij Zijn Naam zweren. De vrees staat vooraan als de grondslag van de Israëlitische Godsverering. Zij is geen knechtelijke vrees, maar slechts de heilige vrees van de zondaar voor een heilig God, welke de liefde niet uit-, maar insluit..
Vers 13
13. Gij zult de HEERE, uw God, a) vrezen, en Hem alleen (Matthew 4:10 Luke 4:8 ) dienen; 1) en gij zult bij Zijn naam zweren 2) (zie "Deuteronomy 10:20).a)Deuteronomy 10:20 Matthew 4:10 Luke 4:8
1) Tussen vrezen en dienen is dit verschil, dat het eerste meer een zaak is van het hart en het tweede een zaak van het verstand..
2) Gij zult bij Zijn Naam zweren. Dit zweren ziet niet alleen, of in de eerste plaats, op die plechtige handeling voor de Overheid, of bij beloften in het dagelijkse leven, maar op het wezen van de godsdienst onder Israël, en is een andere en sterkere uitdrukking voor het de Heere dienen en vrezen, om daarmee aan te duiden, dat het vrezen een waarlijk heilig vrezen moet zijn, met de heiligste eerbied en met het heiligst ontzag gepaard, voor het Eeuwig Wezen van God. Ook wordt bij Zijn Naam zweren soms gebruikt voor het openlijk belijden van de Naam van de Heere Isaiah 45:23)
Vers 13
13. Gij zult de HEERE, uw God, a) vrezen, en Hem alleen (Matthew 4:10 Luke 4:8 ) dienen; 1) en gij zult bij Zijn naam zweren 2) (zie "Deuteronomy 10:20).a)Deuteronomy 10:20 Matthew 4:10 Luke 4:8
1) Tussen vrezen en dienen is dit verschil, dat het eerste meer een zaak is van het hart en het tweede een zaak van het verstand..
2) Gij zult bij Zijn Naam zweren. Dit zweren ziet niet alleen, of in de eerste plaats, op die plechtige handeling voor de Overheid, of bij beloften in het dagelijkse leven, maar op het wezen van de godsdienst onder Israël, en is een andere en sterkere uitdrukking voor het de Heere dienen en vrezen, om daarmee aan te duiden, dat het vrezen een waarlijk heilig vrezen moet zijn, met de heiligste eerbied en met het heiligst ontzag gepaard, voor het Eeuwig Wezen van God. Ook wordt bij Zijn Naam zweren soms gebruikt voor het openlijk belijden van de Naam van de Heere Isaiah 45:23)
Vers 14
14. Gij zult andere goden niet navolgen, 1) namelijk van de goden van de volken, die rondom u zijn.1) Door deze plaats verbiedt Mozes het volk om de eenvoudige dienst van God te laten varen, ofschoon de voorbeelden van bijgeloof gedurig hen voor de ogen zouden voorbij trekken. Dit nu zou een zeer schuldige onderneming zijn, dat nergens gevonden zouden worden, wie aan de tucht van de wet zich zouden onderwerpen, terwijl toch bij enkele volken nog enige Godsverering gevonden, of als zodanig genoemd werd. Daar daarom verschillende wijzen van verering evenzo vele afwijkingen waren van de rechte weg, was het noodzakelijk hen tijdig op het gevaar opmerkzaam te maken en alzo het gezag van n God te doen vaststaan, opdat de joden de gevoelens van alle volken zouden geringschatten. De bedreiging wordt er bij gevoegd, dat de straf bij de hand zou zijn, indien zij tot de bijgelovigheden zouden afwijken, omdat God een ijverig God was en onder hen Zijn troon had gevestigd. Dat God een ijveraar wordt genoemd is daarom omdat Hij geen wedijver toelaat, welke aan Zijn Glorie te kort doet, noch evenmin, dat de dienst, Hem alleen verschuldigd, op een ander wordt overgedragen..
Vers 14
14. Gij zult andere goden niet navolgen, 1) namelijk van de goden van de volken, die rondom u zijn.1) Door deze plaats verbiedt Mozes het volk om de eenvoudige dienst van God te laten varen, ofschoon de voorbeelden van bijgeloof gedurig hen voor de ogen zouden voorbij trekken. Dit nu zou een zeer schuldige onderneming zijn, dat nergens gevonden zouden worden, wie aan de tucht van de wet zich zouden onderwerpen, terwijl toch bij enkele volken nog enige Godsverering gevonden, of als zodanig genoemd werd. Daar daarom verschillende wijzen van verering evenzo vele afwijkingen waren van de rechte weg, was het noodzakelijk hen tijdig op het gevaar opmerkzaam te maken en alzo het gezag van n God te doen vaststaan, opdat de joden de gevoelens van alle volken zouden geringschatten. De bedreiging wordt er bij gevoegd, dat de straf bij de hand zou zijn, indien zij tot de bijgelovigheden zouden afwijken, omdat God een ijverig God was en onder hen Zijn troon had gevestigd. Dat God een ijveraar wordt genoemd is daarom omdat Hij geen wedijver toelaat, welke aan Zijn Glorie te kort doet, noch evenmin, dat de dienst, Hem alleen verschuldigd, op een ander wordt overgedragen..
Vers 15
15. Want de HEERE, uw God, is een ijverig God in het midden van u, die Zijn eer aan geen anderen geeft (Exodus 20:5), zodat, wanneer gij aan andere goden zou geven, wat Hem toekomt, de toorn van de HEERE, uw God, tegen u niet ontsteekt, en Hij u van de aardbodem verdelgt, zoals Hij reeds eenmaal wilde doen, bij de oprichting van het gouden kalf (Exodus 32:10,Exodus 32:12).Vers 15
15. Want de HEERE, uw God, is een ijverig God in het midden van u, die Zijn eer aan geen anderen geeft (Exodus 20:5), zodat, wanneer gij aan andere goden zou geven, wat Hem toekomt, de toorn van de HEERE, uw God, tegen u niet ontsteekt, en Hij u van de aardbodem verdelgt, zoals Hij reeds eenmaal wilde doen, bij de oprichting van het gouden kalf (Exodus 32:10,Exodus 32:12).Vers 16
16. Gij zult echter ook de HEERE, uw God, a) niet verzoeken, in de een of andere zaak Hem tarten, om Zijn macht en hulp te tonen of Hij wel inderdaad onder u is, zoals gij Hem verzocht hebt te Massa b) in Rafidim (Exodus 17:1-Exodus 17:7); want dit verzoeken van God is een lastering van Zijn Goddelijke majesteit.a) Matthew 4:7 Luke 5:12 b) Numbers 20:3
God verzoeken is dikwijls in de Heilige Schrift gemeld en veroordeeld als een God zeer tergende zonde, en deze wordt gewoonlijk geacht daarin te bestaan, f dat men zich begeeft tot enige weg, enig werk, f enige plichtsbetrachting, zonder genoegzame roeping, volmacht of regel, en wel uit hoofde van daarin op God te vertrouwen, f dat men in enige toestand, waarin men zich bevindt, het gebruik van de gewone en verordende middelen verzuimt, begerende, verwachtende, of vertrouwende op enige buitengewone hulp of ondersteuning van God, zoals dus iemand, die zich onbedachtzaam in gevaar begeeft, vertrouwende op Gods aanwezigheid en bescherming, gezegd wordt God te verzoeken..
God niet verzoeken is evenzeer, Hem geven wat het Zijne is, en niets Hem onthouden, waarop Hij recht heeft. Daarom in de verordende weg, op Hem hopen en het alleen van Hem verwachten, en niet door ongeloof aan Zijn Almacht en Liefde, Hem de eer weigeren, die Hem toekomt..
Vers 16
16. Gij zult echter ook de HEERE, uw God, a) niet verzoeken, in de een of andere zaak Hem tarten, om Zijn macht en hulp te tonen of Hij wel inderdaad onder u is, zoals gij Hem verzocht hebt te Massa b) in Rafidim (Exodus 17:1-Exodus 17:7); want dit verzoeken van God is een lastering van Zijn Goddelijke majesteit.a) Matthew 4:7 Luke 5:12 b) Numbers 20:3
God verzoeken is dikwijls in de Heilige Schrift gemeld en veroordeeld als een God zeer tergende zonde, en deze wordt gewoonlijk geacht daarin te bestaan, f dat men zich begeeft tot enige weg, enig werk, f enige plichtsbetrachting, zonder genoegzame roeping, volmacht of regel, en wel uit hoofde van daarin op God te vertrouwen, f dat men in enige toestand, waarin men zich bevindt, het gebruik van de gewone en verordende middelen verzuimt, begerende, verwachtende, of vertrouwende op enige buitengewone hulp of ondersteuning van God, zoals dus iemand, die zich onbedachtzaam in gevaar begeeft, vertrouwende op Gods aanwezigheid en bescherming, gezegd wordt God te verzoeken..
God niet verzoeken is evenzeer, Hem geven wat het Zijne is, en niets Hem onthouden, waarop Hij recht heeft. Daarom in de verordende weg, op Hem hopen en het alleen van Hem verwachten, en niet door ongeloof aan Zijn Almacht en Liefde, Hem de eer weigeren, die Hem toekomt..
Vers 17
17. Gij zult de geboden van de HEERE, uw God, vlijtig houden, bovendien Zijn getuigenissen, en Zijn instellingen, die Hij u geboden heeft.Vers 17
17. Gij zult de geboden van de HEERE, uw God, vlijtig houden, bovendien Zijn getuigenissen, en Zijn instellingen, die Hij u geboden heeft.Vers 18
18. En gij zult doen, wat recht en goed is in de ogen van de HEERE; opdat het u wel ga, en dat gij inkomt, en erft het goede land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft te zullen geven.Vers 18
18. En gij zult doen, wat recht en goed is in de ogen van de HEERE; opdat het u wel ga, en dat gij inkomt, en erft het goede land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft te zullen geven.Vers 19
19. Om al uw vijanden voor uw aangezicht te verdrijven, zoals de HEERE gesproken heeft.Vers 19
19. Om al uw vijanden voor uw aangezicht te verdrijven, zoals de HEERE gesproken heeft.Vers 20
20. Wanneer uw zoon u morgen zal vragen te allen tijde, wanneer gij de woorden, die ik u heden gebied, aan uw kinderen inprent (Deuteronomy 6:7) zeggende: Wat zijn dat voor getuigenissen, en instellingen, en rechten, die deHEERE, onze God u geboden heeft. Welke aanleiding was daartoe? Welk doel hebben zij?Vers 20
20. Wanneer uw zoon u morgen zal vragen te allen tijde, wanneer gij de woorden, die ik u heden gebied, aan uw kinderen inprent (Deuteronomy 6:7) zeggende: Wat zijn dat voor getuigenissen, en instellingen, en rechten, die deHEERE, onze God u geboden heeft. Welke aanleiding was daartoe? Welk doel hebben zij?Vers 21
21. Zo zult gij tot uw zoon zeggen: wij waren dienstknechten van farao in Egypte; maar de HEERE heeft ons door een sterke hand uit Egypte gevoerd. 24. En de HEERE gebood ons bij die gelegenheid te doen al deze instelltingen, om te vrezen voor de HEERE, onze God, ons voor altijd ten goede, 1) om ons in het leven te behouden, zoals het op deze dag is. 2)1) Ons voor altijd ten goede. Hier spreekt Mozes het uit, dat de wet, dat de geboden van God gegeven zijn, niet om de mens te plagen, niet om de mens te doen zuchten onder het harde juk van de dienstbaarheid van de wet, maar ons ten goede. De wet bedoelt het heil van de mens. Daarom zegt ook de dichter, dat aan het onderhouden van de geboden van de Heere groot loon is verbonden. Echter alleen het geloof ziet dit, door het geloof alleen wordt dit ontdekt. De onbekeerde mens ziet er niets van..
2) Met welke woorden hij leert, dat zij dubbel ondankbaar zouden zijn, indien zij verachten, wat God heeft gewild, dat hun voordelig zou zijn. Want dit is de kracht van dit zinsdeel, alsof hij zei, dat God niet slechts zorg heeft gehad voor Zijn eigen recht en voor het onderhouden van de wet, maar tegelijk ook het oog heeft gehad op wat hen nuttig zou zijn, hetgeen hij in het volgende vers helderder uitdrukt, als hij zegt, dat dit hun gerechtigheid zou zijn, indien zij de wet zouden waarnemen. Alsof hij wilde zeggen: dat de vorm, om rechtvaardig te leven, welke Gode behaagde, was voorgeschreven, waarom zij niets beters konden ontvangen. Hoe echter de waarneming van de wet op zichzelf gerechtigheid kon zijn en toch niemand uit de werken van de wet gerechtvaardigd wordt, zal elders verder worden uiteengezet. Want dat de wet toorn en vervloeking aanbrengt, heeft niet zijn oorsprong in een gebrek of een fout in de onderwijzing van God, maar is te wijten aan onze schuld, die van de gerechtigheid zo ver mogelijk zijn verwijderd, ja, vervreemd..
Vers 21
21. Zo zult gij tot uw zoon zeggen: wij waren dienstknechten van farao in Egypte; maar de HEERE heeft ons door een sterke hand uit Egypte gevoerd. 24. En de HEERE gebood ons bij die gelegenheid te doen al deze instelltingen, om te vrezen voor de HEERE, onze God, ons voor altijd ten goede, 1) om ons in het leven te behouden, zoals het op deze dag is. 2)1) Ons voor altijd ten goede. Hier spreekt Mozes het uit, dat de wet, dat de geboden van God gegeven zijn, niet om de mens te plagen, niet om de mens te doen zuchten onder het harde juk van de dienstbaarheid van de wet, maar ons ten goede. De wet bedoelt het heil van de mens. Daarom zegt ook de dichter, dat aan het onderhouden van de geboden van de Heere groot loon is verbonden. Echter alleen het geloof ziet dit, door het geloof alleen wordt dit ontdekt. De onbekeerde mens ziet er niets van..
2) Met welke woorden hij leert, dat zij dubbel ondankbaar zouden zijn, indien zij verachten, wat God heeft gewild, dat hun voordelig zou zijn. Want dit is de kracht van dit zinsdeel, alsof hij zei, dat God niet slechts zorg heeft gehad voor Zijn eigen recht en voor het onderhouden van de wet, maar tegelijk ook het oog heeft gehad op wat hen nuttig zou zijn, hetgeen hij in het volgende vers helderder uitdrukt, als hij zegt, dat dit hun gerechtigheid zou zijn, indien zij de wet zouden waarnemen. Alsof hij wilde zeggen: dat de vorm, om rechtvaardig te leven, welke Gode behaagde, was voorgeschreven, waarom zij niets beters konden ontvangen. Hoe echter de waarneming van de wet op zichzelf gerechtigheid kon zijn en toch niemand uit de werken van de wet gerechtvaardigd wordt, zal elders verder worden uiteengezet. Want dat de wet toorn en vervloeking aanbrengt, heeft niet zijn oorsprong in een gebrek of een fout in de onderwijzing van God, maar is te wijten aan onze schuld, die van de gerechtigheid zo ver mogelijk zijn verwijderd, ja, vervreemd..
Vers 25
25. En het zal ons gerechtigheid zijn, wij zullen door God als rechtvaardige beschouwd en behandeld, met alle zegeningen overladen worden, als wij zullen waarnemen te doen al deze geboden, voor het aangezicht van de HEERE, onze God, zoals Hij ons geboden heeft.Zoals de geopenbaarde godsdienst door onderwijzing en opvoeding in de wereld ingevoerd is, moet zij ook door deze middelen in stand worden gehouden. Zij heeft een weten, dat van boven af op bijzondere wijze ontvangen is, en het natuurlijke te boven gaat; daarom wekt zij echter ook telkens een hogere ontwikkeling dan iets anders ter wereld bij machte is te doen. Het onderwijs van de kinderen nu, door vragen en antwoorden, zoals het hier beschreven is, is inderdaad een voorbeeld van onderwijs niet slechts in de school, maar ook in de kerk. Hoe eenvoudig het schijnen mag, het vat toch, over de oorzaak handelende, na een korte inleiding (Deuteronomy 6:21) krachtig en beknopt de beide feiten samen, waarop geloof en leven gebouwd zijn, te weten het oordeel over de wereld in Deuteronomy 6:22 (Deuteronomy 4:34) en de verlossing van de gemeente (Deuteronomy 6:23). De prediking van het oordeel van de wereld mag niet ontbreken, omdat dit gericht van de heiligheid van de Heere getuigt, en daarom het zout is, dat tegen valse gerustheid en bederf helpt bewaren, terwijl het bovendien de gehele omvang van de genade leert kennen. En Luther zegt met recht, dat het de herinnering van Gods weldaden is, die geloof en hoop in de mens ontsteekt.
Vers 25
25. En het zal ons gerechtigheid zijn, wij zullen door God als rechtvaardige beschouwd en behandeld, met alle zegeningen overladen worden, als wij zullen waarnemen te doen al deze geboden, voor het aangezicht van de HEERE, onze God, zoals Hij ons geboden heeft.Zoals de geopenbaarde godsdienst door onderwijzing en opvoeding in de wereld ingevoerd is, moet zij ook door deze middelen in stand worden gehouden. Zij heeft een weten, dat van boven af op bijzondere wijze ontvangen is, en het natuurlijke te boven gaat; daarom wekt zij echter ook telkens een hogere ontwikkeling dan iets anders ter wereld bij machte is te doen. Het onderwijs van de kinderen nu, door vragen en antwoorden, zoals het hier beschreven is, is inderdaad een voorbeeld van onderwijs niet slechts in de school, maar ook in de kerk. Hoe eenvoudig het schijnen mag, het vat toch, over de oorzaak handelende, na een korte inleiding (Deuteronomy 6:21) krachtig en beknopt de beide feiten samen, waarop geloof en leven gebouwd zijn, te weten het oordeel over de wereld in Deuteronomy 6:22 (Deuteronomy 4:34) en de verlossing van de gemeente (Deuteronomy 6:23). De prediking van het oordeel van de wereld mag niet ontbreken, omdat dit gericht van de heiligheid van de Heere getuigt, en daarom het zout is, dat tegen valse gerustheid en bederf helpt bewaren, terwijl het bovendien de gehele omvang van de genade leert kennen. En Luther zegt met recht, dat het de herinnering van Gods weldaden is, die geloof en hoop in de mens ontsteekt.