Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Deuteronomy 18". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/deuteronomy-18.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Deuteronomy 18". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 18Deuteronomy 18:1.
VAN HET PRIESTERRECHT, DE AFGODERIJ EN CHRISTUS, DE WARE PROFEET.
I. Deuteronomy 18:1-Deuteronomy 18:22. Nadat zo de rechterlijke macht en het koningschap overeenkomstig Israëls roeping besteld is, bepaalt Mozes ook de rechten, die aan de mannen van de eredienst, de priesters en Levieten van de zijde van het volk toegestaan moeten worden, naast hetgeen de Heer hun reeds van zijn zijde gegeven heeft. Terwijl hij echter over de toekomst van het reeds bestaande profetisme spreekt, wordt zijn rede een Messiaanse voorspelling; hij getuigt van de profeet, die God verwekken zal uit Israël, en door wie de profetenstand tot volkomenheid gebracht zal worden.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 18Deuteronomy 18:1.
VAN HET PRIESTERRECHT, DE AFGODERIJ EN CHRISTUS, DE WARE PROFEET.
I. Deuteronomy 18:1-Deuteronomy 18:22. Nadat zo de rechterlijke macht en het koningschap overeenkomstig Israëls roeping besteld is, bepaalt Mozes ook de rechten, die aan de mannen van de eredienst, de priesters en Levieten van de zijde van het volk toegestaan moeten worden, naast hetgeen de Heer hun reeds van zijn zijde gegeven heeft. Terwijl hij echter over de toekomst van het reeds bestaande profetisme spreekt, wordt zijn rede een Messiaanse voorspelling; hij getuigt van de profeet, die God verwekken zal uit Israël, en door wie de profetenstand tot volkomenheid gebracht zal worden.
Vers 1
1. De Levitische priesters, 1) de gehele stam van Levi, dus ook de Levieten in het algemeen, zullen, zoals de Heere tot Aron zei (Numbers 18:20), en zoals ook ik u reeds (Deuteronomy 10:1) voorhield, geen deel noch erfgoed hebben met Israël; a)de vuuroffers van de HEERE, 2) het deel, dat hun daarvan toekomt volgens Leviticus 7:31-Leviticus 7:34 en zijn erfdeel zullen zij eten, zullen zij tot onderhoud ontvangen.a) 1 Corinthians 9:13
1) In het Hebreeuws Cohanim halewim. De Statenvertaling geeft de Levitische priesters. Betere vertaling is: De Levieten, de priesters; omdat dit staat ter onderscheiding van het volgende, de gehele stam van Levi. Mozes wil zeggen: De Levieten, nl. de priesters en de gehele stam van Levi, dat is: de gewone Levieten. Waarschijnlijk is de zin genomen volgens Numbers 18:20
2) De vuuroffers van de Heere. Hiermee worden bedoeld de offeranden, welke de Heere moesten worden gebracht, terwijl onder zijn erfdeel verstaan moet worden al wat behoort tot de categorie van tienden, eerstelingen enz. Waaruit die vuuroffers bestaan en wat tot het erfdeel van de Heere behoort, wordt hier niet nader aangeduid, omdat door een veertigjarige oefening, het Israël overbekend moest zijn..
Vers 1
1. De Levitische priesters, 1) de gehele stam van Levi, dus ook de Levieten in het algemeen, zullen, zoals de Heere tot Aron zei (Numbers 18:20), en zoals ook ik u reeds (Deuteronomy 10:1) voorhield, geen deel noch erfgoed hebben met Israël; a)de vuuroffers van de HEERE, 2) het deel, dat hun daarvan toekomt volgens Leviticus 7:31-Leviticus 7:34 en zijn erfdeel zullen zij eten, zullen zij tot onderhoud ontvangen.a) 1 Corinthians 9:13
1) In het Hebreeuws Cohanim halewim. De Statenvertaling geeft de Levitische priesters. Betere vertaling is: De Levieten, de priesters; omdat dit staat ter onderscheiding van het volgende, de gehele stam van Levi. Mozes wil zeggen: De Levieten, nl. de priesters en de gehele stam van Levi, dat is: de gewone Levieten. Waarschijnlijk is de zin genomen volgens Numbers 18:20
2) De vuuroffers van de Heere. Hiermee worden bedoeld de offeranden, welke de Heere moesten worden gebracht, terwijl onder zijn erfdeel verstaan moet worden al wat behoort tot de categorie van tienden, eerstelingen enz. Waaruit die vuuroffers bestaan en wat tot het erfdeel van de Heere behoort, wordt hier niet nader aangeduid, omdat door een veertigjarige oefening, het Israël overbekend moest zijn..
Vers 2
2. Daarom zal hij geen erfdeel hebben in het midden van zijn broeders; 1) a) de HEERE is zijn erfdeel, zoals Hij tot hem gesproken heeft.a) Numbers 18:20, Deuteronomy 10:9 Ezekiel 44:28
1) Drie zaken vooral zijn het, die ons in deze plaats treffen. Allereerst nu toont God aan, dat het niets is, waarom de Israëlieten belast worden de tienden aan de Levieten te betalen, de eerstelingen en andere offeranden aan de priesters te brengen, omdat deze stam van een eigen erfdeel beroofd was. Ten tweede voorkomt Hij elke woordentwist, beteugelt ongeoorloofde vragen en komt schadelijke roverij tegen, door de Levieten en de priesters hun rechtvaardig erfdeel toe te delen. In de derde plaats bepaalt Hij, hoe zij onder elkaar de offeranden hebben te verdelen en wat van de vuuroffers de priesters toekomt. Wat nu het eerste aangaat, omdat God als het ware de grondvester van hun erfrecht was, behield Hij zich terecht het recht voor, dat op hen was overgedragen. Indien het voor het volk een hatelijke zaak was, dat hun inkomsten verteerd werden, komt God als een bemiddelaar tussenbeide, hun aankondigende, dat zij het Hem, volgens Zijn koninklijk recht, verschuldigd waren, en stelt Hij de Levieten aan, om als bestuurders en ophalers van het verschuldigde, het van hen te eisen. Er was daarom geen reden om een twistzaak te beginnen, tenzij men met opzet God wilde beroven. Meermalen ontmoet men deze verordening, omdat het van zeer groot belang was, dat het volk overtuigd werd, dat God voor zijn rekening ontvangt, wat aangeboden werd, hetgeen Hij aan de Levieten toewees, niet slechts, opdat aan de Levieten niets werd onthouden, maar opdat ieder vrijwillig, aan de dienaren van God de verschuldigde belasting opbracht; vervolgens, opdat niemand op goddeloze wijze aanmerking maakte, omdat tot voedsel van de priesters diende de eerstelingen en een zeker gedeelte van de vuuroffers. Ook een andere reden wordt nog aangegeven, waarom het toegestane honorarium vrij van alle besnoeiing moest blijven, omdat God hen zelf tot bedienaren van Zijn dienst had aangesteld. Een arbeider toch is zijn loon waardig..
3). Dit nu zal het recht 1) van de priesters zijn van 2) het volk (tegenover het volk), van (tegenover) hen, die een offerande offeren, die hun slachting voor huiselijk gebruik niet meer, zoals anders, bij de tempel, maar in hun woningen verrichten (Deuteronomy 12:15), hetzijzij willen slachten een os of klein vee: dat hij de priester zal geven de schouder, en beide kinnebakken en de pens, de vierde maag, waarin bij het herkauwen, de vertering van de spijs, voltooid wordt.
1) Hun onderhoud moest niet afhankelijk zijn van de weldadigheid van het volk en diens edelmoedigheid, maar zij moesten volgens de wet daartoe gerechtigd zijn. Hij, die in het Woord onderwezen wordt, behoort en is van rechtswege verplicht hem te onderhouden, die hem daarin onderwijst en hij, die het voordeel geniet van Godvruchtige en plechtige vergaderingen, moet van het zijn toebrengen tot ondersteuning van hen die in zulke vergaderingen hun gaven voor hem ten koste leggen..
2) In het Hebreeuws Meëeth. De LXX para, d.i. van de kant van. De Septuaginta en in navolging van deze o.a. Calvijn vat het dus op, dat door deze wet het volk was gevrijwaard tegen de knevelarij van de priesters. O.i. wordt hier juist het tegenovergestelde bedoeld, en wil de Heere Zijn dienaren beschermen tegen de schrielheid en karigheid van het volk. Het verband van de zin eist dit duidelijk. Door deze wet weet het volk, waaraan het zich te houden en de priester, waarop hij recht heeft..
Vers 2
2. Daarom zal hij geen erfdeel hebben in het midden van zijn broeders; 1) a) de HEERE is zijn erfdeel, zoals Hij tot hem gesproken heeft.a) Numbers 18:20, Deuteronomy 10:9 Ezekiel 44:28
1) Drie zaken vooral zijn het, die ons in deze plaats treffen. Allereerst nu toont God aan, dat het niets is, waarom de Israëlieten belast worden de tienden aan de Levieten te betalen, de eerstelingen en andere offeranden aan de priesters te brengen, omdat deze stam van een eigen erfdeel beroofd was. Ten tweede voorkomt Hij elke woordentwist, beteugelt ongeoorloofde vragen en komt schadelijke roverij tegen, door de Levieten en de priesters hun rechtvaardig erfdeel toe te delen. In de derde plaats bepaalt Hij, hoe zij onder elkaar de offeranden hebben te verdelen en wat van de vuuroffers de priesters toekomt. Wat nu het eerste aangaat, omdat God als het ware de grondvester van hun erfrecht was, behield Hij zich terecht het recht voor, dat op hen was overgedragen. Indien het voor het volk een hatelijke zaak was, dat hun inkomsten verteerd werden, komt God als een bemiddelaar tussenbeide, hun aankondigende, dat zij het Hem, volgens Zijn koninklijk recht, verschuldigd waren, en stelt Hij de Levieten aan, om als bestuurders en ophalers van het verschuldigde, het van hen te eisen. Er was daarom geen reden om een twistzaak te beginnen, tenzij men met opzet God wilde beroven. Meermalen ontmoet men deze verordening, omdat het van zeer groot belang was, dat het volk overtuigd werd, dat God voor zijn rekening ontvangt, wat aangeboden werd, hetgeen Hij aan de Levieten toewees, niet slechts, opdat aan de Levieten niets werd onthouden, maar opdat ieder vrijwillig, aan de dienaren van God de verschuldigde belasting opbracht; vervolgens, opdat niemand op goddeloze wijze aanmerking maakte, omdat tot voedsel van de priesters diende de eerstelingen en een zeker gedeelte van de vuuroffers. Ook een andere reden wordt nog aangegeven, waarom het toegestane honorarium vrij van alle besnoeiing moest blijven, omdat God hen zelf tot bedienaren van Zijn dienst had aangesteld. Een arbeider toch is zijn loon waardig..
3). Dit nu zal het recht 1) van de priesters zijn van 2) het volk (tegenover het volk), van (tegenover) hen, die een offerande offeren, die hun slachting voor huiselijk gebruik niet meer, zoals anders, bij de tempel, maar in hun woningen verrichten (Deuteronomy 12:15), hetzijzij willen slachten een os of klein vee: dat hij de priester zal geven de schouder, en beide kinnebakken en de pens, de vierde maag, waarin bij het herkauwen, de vertering van de spijs, voltooid wordt.
1) Hun onderhoud moest niet afhankelijk zijn van de weldadigheid van het volk en diens edelmoedigheid, maar zij moesten volgens de wet daartoe gerechtigd zijn. Hij, die in het Woord onderwezen wordt, behoort en is van rechtswege verplicht hem te onderhouden, die hem daarin onderwijst en hij, die het voordeel geniet van Godvruchtige en plechtige vergaderingen, moet van het zijn toebrengen tot ondersteuning van hen die in zulke vergaderingen hun gaven voor hem ten koste leggen..
2) In het Hebreeuws Meëeth. De LXX para, d.i. van de kant van. De Septuaginta en in navolging van deze o.a. Calvijn vat het dus op, dat door deze wet het volk was gevrijwaard tegen de knevelarij van de priesters. O.i. wordt hier juist het tegenovergestelde bedoeld, en wil de Heere Zijn dienaren beschermen tegen de schrielheid en karigheid van het volk. Het verband van de zin eist dit duidelijk. Door deze wet weet het volk, waaraan het zich te houden en de priester, waarop hij recht heeft..
Vers 4
4. De eerstelingen van uw koren, van uw most en van uw olie, van alle vruchten van het land (Numbers 18:12) en de eerstelingen van de beschering van uw schapen zult gij hem geven.Vers 4
4. De eerstelingen van uw koren, van uw most en van uw olie, van alle vruchten van het land (Numbers 18:12) en de eerstelingen van de beschering van uw schapen zult gij hem geven.Vers 5
5. Want de HEERE, uw God, heeft hem, heeft Levi, uit al uw stammen verkoren, dat hij sta, in het heiligdom, om te dienen in de naam van de HEERE, met goddelijke volmacht, en als bemiddelaar van goddelijke genade, hij en zijn zonen, te allen tijde; het is daarom betamelijk, dat gij hem als uitverkorene van de Heere eert, en hem in plaats van de geestelijke gaven, die hij uitdeelt, door uw stoffelijke middelen verkwikt 1 Corinthiers 9:11). Door de in Deuteronomy 12:1 vermelde verandering van het bevel, (Leviticus 17:1), dat voorschreef, om gedurende de woestijnreis de gewone slachting bij het heiligdom te verrichten, leden de priesters een aanmerkelijke schade. Immers, indien zodanige slachtingen thuis verricht werden, verviel hun aandeel, de beweegborst en de hefschouders (Leviticus 7:24). Tot schadeloosstelling zullen zij nu een gave ontvangen van de zijde van het volk (Deuteronomy 18:1 noemt een gave van de zijde van de Heere, aan hen, die in Zijn dienst staan en dus ook Zijn brood eten), namelijk 3 stukken van elk geslacht schaap of rund, en wel zodanig, dat zij van de drie hoofddelen (hoofd, romp en benen) een aandeel ontvangen. Bovendien worden de eerstelingen vermeerderd met voortbrengselen van de schapenteelt..Strijd kan erover bestaan, of deze overgave van alle, voor privaat gebruik in het gezin geslachte dieren, of slechts van de voor de offermaaltijden alzo van de op de plaats van het Heiligdom geslachte dieren, gevorderd wordt. Tegen de eerste opvatting, waarvoor men zich op Philo, Jozefus en de Talmoed beroept, spreekt niet slechts de onuitvoerbaarheid van zo'n overgave, maar ook het spraakgebruik van xbz xbz (Zebach Zbach). Het xbz (Zbach) beduidt overal slechts het slachten tot offermaaltijd, of tot slachtoffer, en ook het werkwoord xbz (Zabach) komt nergens voor van het gewone slachten..
Vers 5
5. Want de HEERE, uw God, heeft hem, heeft Levi, uit al uw stammen verkoren, dat hij sta, in het heiligdom, om te dienen in de naam van de HEERE, met goddelijke volmacht, en als bemiddelaar van goddelijke genade, hij en zijn zonen, te allen tijde; het is daarom betamelijk, dat gij hem als uitverkorene van de Heere eert, en hem in plaats van de geestelijke gaven, die hij uitdeelt, door uw stoffelijke middelen verkwikt 1 Corinthiers 9:11). Door de in Deuteronomy 12:1 vermelde verandering van het bevel, (Leviticus 17:1), dat voorschreef, om gedurende de woestijnreis de gewone slachting bij het heiligdom te verrichten, leden de priesters een aanmerkelijke schade. Immers, indien zodanige slachtingen thuis verricht werden, verviel hun aandeel, de beweegborst en de hefschouders (Leviticus 7:24). Tot schadeloosstelling zullen zij nu een gave ontvangen van de zijde van het volk (Deuteronomy 18:1 noemt een gave van de zijde van de Heere, aan hen, die in Zijn dienst staan en dus ook Zijn brood eten), namelijk 3 stukken van elk geslacht schaap of rund, en wel zodanig, dat zij van de drie hoofddelen (hoofd, romp en benen) een aandeel ontvangen. Bovendien worden de eerstelingen vermeerderd met voortbrengselen van de schapenteelt..Strijd kan erover bestaan, of deze overgave van alle, voor privaat gebruik in het gezin geslachte dieren, of slechts van de voor de offermaaltijden alzo van de op de plaats van het Heiligdom geslachte dieren, gevorderd wordt. Tegen de eerste opvatting, waarvoor men zich op Philo, Jozefus en de Talmoed beroept, spreekt niet slechts de onuitvoerbaarheid van zo'n overgave, maar ook het spraakgebruik van xbz xbz (Zebach Zbach). Het xbz (Zbach) beduidt overal slechts het slachten tot offermaaltijd, of tot slachtoffer, en ook het werkwoord xbz (Zabach) komt nergens voor van het gewone slachten..
Vers 6
6. Voorts wanneer een Leviet zal komen uit een van uw poorten; 1) uit de een of andere stad, die voor de Levieten als woonplaats bestemd is (Numbers 35:1) uit geheel Israël, waar hij woont, en hijkomt naar alle begeerte van zijn ziel, uit groot verlangen, tot de plaats, die de HEERE zal hebben verkoren.1) Deze derde zaak drukt helderder uit, wat elders meer duister is weergegeven, want wat God ook aan de priesters geeft, scheen Hij voorwaardelijk aan de Levieten te ontnemen. Doch nu stelt Hij meer bepaald vast, dat in de eerste plaats de priesters de Levieten naar evenredigheid van hun werk een gedeelte van de offeranden zouden overlaten. Dit is nu verder de hoofdsom van de wet, dat de Levieten, welke in hun eigen huis wonen, tevreden met de tienden zullen zijn en niets van de andere offers zullen genieten; doch, wanneer zij tot het heiligdom komen, onder de dienaren moesten gerekend worden en de hun toekomende plaats innemen. Door deze wet is er daarom voor gezorgd, dat niemand door een tijdelijke staking in de uitoefening van het ambt werd uitgesloten, noch dat de conditie van hen, die buiten Jeruzalem woonden slechter was dan van hen, die in die stad verblijf hielden. Want, indien zij woonden in de andere steden, hielden zij volstrekt niet op van hun dienst uit te oefenen, omdat hun werkzaamheden anders waren, dan door zich te oefenen in het slachten van de offerdieren. Wie echter geheel en al aan het heiligdom zijn dienst wijdde, hem begiftigt God met een dubbele eer, omdat het volstrekt niet billijk was, dat zij in hun leeftocht benadeeld werden, die, terwijl hun bevolen werd de huiselijke zaken en bezigheden vaarwel te zeggen, zich geheel met de zorg van het heiligdom belast zagen..
Vers 6
6. Voorts wanneer een Leviet zal komen uit een van uw poorten; 1) uit de een of andere stad, die voor de Levieten als woonplaats bestemd is (Numbers 35:1) uit geheel Israël, waar hij woont, en hijkomt naar alle begeerte van zijn ziel, uit groot verlangen, tot de plaats, die de HEERE zal hebben verkoren.1) Deze derde zaak drukt helderder uit, wat elders meer duister is weergegeven, want wat God ook aan de priesters geeft, scheen Hij voorwaardelijk aan de Levieten te ontnemen. Doch nu stelt Hij meer bepaald vast, dat in de eerste plaats de priesters de Levieten naar evenredigheid van hun werk een gedeelte van de offeranden zouden overlaten. Dit is nu verder de hoofdsom van de wet, dat de Levieten, welke in hun eigen huis wonen, tevreden met de tienden zullen zijn en niets van de andere offers zullen genieten; doch, wanneer zij tot het heiligdom komen, onder de dienaren moesten gerekend worden en de hun toekomende plaats innemen. Door deze wet is er daarom voor gezorgd, dat niemand door een tijdelijke staking in de uitoefening van het ambt werd uitgesloten, noch dat de conditie van hen, die buiten Jeruzalem woonden slechter was dan van hen, die in die stad verblijf hielden. Want, indien zij woonden in de andere steden, hielden zij volstrekt niet op van hun dienst uit te oefenen, omdat hun werkzaamheden anders waren, dan door zich te oefenen in het slachten van de offerdieren. Wie echter geheel en al aan het heiligdom zijn dienst wijdde, hem begiftigt God met een dubbele eer, omdat het volstrekt niet billijk was, dat zij in hun leeftocht benadeeld werden, die, terwijl hun bevolen werd de huiselijke zaken en bezigheden vaarwel te zeggen, zich geheel met de zorg van het heiligdom belast zagen..
Vers 7
7. En hij dienen zal in de naam van de HEERE, zijn God, als al zijn broeders, de Levieten, die aldaar voor het aangezicht van de HEERE staan (zie "Deuteronomy 17:9).Vers 7
7. En hij dienen zal in de naam van de HEERE, zijn God, als al zijn broeders, de Levieten, die aldaar voor het aangezicht van de HEERE staan (zie "Deuteronomy 17:9).Vers 8
8. Zo zullen zij; al deze Levieten, die zich bij de plaats van het heiligdom vestigen, een gelijk deel eten; zij zullen op dezelfde wijze onderhouden worden als de Levieten die daar reeds wonen, boven zijn verkoping bij de vaderen, behalve hetgeen zo'n nieuw aankomende uit de verkoping van zijn eigendom wint, door zijn aandeel in de tienden met tussenkomst van het geslachtshoofd (Numbers 18:25), of zijn huis te verkopen, en het erfdeel te verhuren (Leviticus 25:32).Mozes heeft hier het oog op de tijd, waarin de gewone werkzaamheden van de Levieten in de woestijn, het afbreken, vervoeren en opslaan van de tabernakel (Numbers 3:25-Numbers 3:27; Numbers 4:4-Numbers 4:33) door de aankomst in Kanan geëindigd zouden zijn, en de priester slechts enigen van hen zouden nodig hebben, om sommige werkzaamheden bij het heiligdom te verrichten. Deze konden op een overvloedig onderhoud rekenen, omdat zij genodigd moesten worden bij de maaltijden van de eerstelingen, tienden, gelofte- en vrijwillige offers (Deuteronomy 12:17; Deuteronomy 14:22). Met hen zullen nu volgens het bevel van Mozes de Levieten gelijkgesteld worden, die naar de plaats van het heiligdom komen, om dienst te doen. Men moest niet menen, dat zij genoeg hadden tot hun levensonderhoud, omdat de verkoopprijs van de eerstelingen en van de huizen behalve de huurprijs van de erfgronden hun gegeven was, maar om hun dienen worden zij gelijkgesteld met de Levieten, die daar woonden. Waarom Mozes echter spreekt van Levieten, die buiten hun steden woonden is verklaarbaar door een blik op de toestanden in de tijd van de richters. Vele Levietensteden, b.v. Gesar en Ajalon Joshua 21:21,Joshua 21:24) kwamen niet in het bezit van de kinderen van Israël Joshua 16:10 Judges 1:35 ), zodat de Levieten, die daar hadden moeten wonen, elders een verblijfplaats zochten (Judges 17:7; Judges 19:1). Zulke toestanden voorziet Mozes, zoals uit Deuteronomy 7:16 blijkt. Bovendien kon men ook andere omstandigheden denken, waardoor Levieten gedwongen zouden worden, om naar een andere plaats te trekken, te meer met het oog op de roeping van de Levieten, om als een zuurdesem het gehele land te doordringen (Numbers 35:8)
Vers 8
8. Zo zullen zij; al deze Levieten, die zich bij de plaats van het heiligdom vestigen, een gelijk deel eten; zij zullen op dezelfde wijze onderhouden worden als de Levieten die daar reeds wonen, boven zijn verkoping bij de vaderen, behalve hetgeen zo'n nieuw aankomende uit de verkoping van zijn eigendom wint, door zijn aandeel in de tienden met tussenkomst van het geslachtshoofd (Numbers 18:25), of zijn huis te verkopen, en het erfdeel te verhuren (Leviticus 25:32).Mozes heeft hier het oog op de tijd, waarin de gewone werkzaamheden van de Levieten in de woestijn, het afbreken, vervoeren en opslaan van de tabernakel (Numbers 3:25-Numbers 3:27; Numbers 4:4-Numbers 4:33) door de aankomst in Kanan geëindigd zouden zijn, en de priester slechts enigen van hen zouden nodig hebben, om sommige werkzaamheden bij het heiligdom te verrichten. Deze konden op een overvloedig onderhoud rekenen, omdat zij genodigd moesten worden bij de maaltijden van de eerstelingen, tienden, gelofte- en vrijwillige offers (Deuteronomy 12:17; Deuteronomy 14:22). Met hen zullen nu volgens het bevel van Mozes de Levieten gelijkgesteld worden, die naar de plaats van het heiligdom komen, om dienst te doen. Men moest niet menen, dat zij genoeg hadden tot hun levensonderhoud, omdat de verkoopprijs van de eerstelingen en van de huizen behalve de huurprijs van de erfgronden hun gegeven was, maar om hun dienen worden zij gelijkgesteld met de Levieten, die daar woonden. Waarom Mozes echter spreekt van Levieten, die buiten hun steden woonden is verklaarbaar door een blik op de toestanden in de tijd van de richters. Vele Levietensteden, b.v. Gesar en Ajalon Joshua 21:21,Joshua 21:24) kwamen niet in het bezit van de kinderen van Israël Joshua 16:10 Judges 1:35 ), zodat de Levieten, die daar hadden moeten wonen, elders een verblijfplaats zochten (Judges 17:7; Judges 19:1). Zulke toestanden voorziet Mozes, zoals uit Deuteronomy 7:16 blijkt. Bovendien kon men ook andere omstandigheden denken, waardoor Levieten gedwongen zouden worden, om naar een andere plaats te trekken, te meer met het oog op de roeping van de Levieten, om als een zuurdesem het gehele land te doordringen (Numbers 35:8)
Vers 9
9. Wanneer gij komt in het land, 1) dat de HEERE, uw God, u geven zal, zo zult gij niet leren te doen naar de gruwelen van deze volken, die thans daarin wonen en door u verdreven zullen worden.1) Hoe graag het menselijk geslacht de slechte voorbeelden aanhangt en hoe geneigd het is, om deze na te volgen, is meer dan genoeg uit de ervaring bekend, voornamelijk zij, die in een vreemd land komen, wennen zich gemakkelijk aan de zeden en gebruiken ervan. Dit is de reden, waarom God zo uitdrukkelijk de Israëlieten beveelt, om zich te wachten, wanneer zij in het land Kanan zouden gekomen zijn, enige besmetting van zijn inwoners zich op de hals te halen..
Vers 9
9. Wanneer gij komt in het land, 1) dat de HEERE, uw God, u geven zal, zo zult gij niet leren te doen naar de gruwelen van deze volken, die thans daarin wonen en door u verdreven zullen worden.1) Hoe graag het menselijk geslacht de slechte voorbeelden aanhangt en hoe geneigd het is, om deze na te volgen, is meer dan genoeg uit de ervaring bekend, voornamelijk zij, die in een vreemd land komen, wennen zich gemakkelijk aan de zeden en gebruiken ervan. Dit is de reden, waarom God zo uitdrukkelijk de Israëlieten beveelt, om zich te wachten, wanneer zij in het land Kanan zouden gekomen zijn, enige besmetting van zijn inwoners zich op de hals te halen..
Vers 10
10. Onder u zal niet gevonden worden, die ter ere van de Moloch, zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet doorgaan (Leviticus 18:21), of die meta) waarzeggerijen omgaat, of een tovenaar (letterlijk een wolken-wichelaar), of die op vogelgeschrei acht geeft (zie "Numbers 23:3), of tovenaar, die toverformules aanwendt.a)Leviticus 20:27; 1 Samuel 28:7 Isaiah 8:19
Vers 10
10. Onder u zal niet gevonden worden, die ter ere van de Moloch, zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet doorgaan (Leviticus 18:21), of die meta) waarzeggerijen omgaat, of een tovenaar (letterlijk een wolken-wichelaar), of die op vogelgeschrei acht geeft (zie "Numbers 23:3), of tovenaar, die toverformules aanwendt.a)Leviticus 20:27; 1 Samuel 28:7 Isaiah 8:19
Vers 11
11. Of een bezweerder, die met bezwering omgaat, die over een persoon of zaak de ban uitspreekt, of die een waarzeggende geest vraagt, die doden oproept (Leviticus 19:31; Leviticus 19:1 Samuël. 28:7), of een duivelskunstenaar, een tovenaar, die geesten bezweert, of die de doden vraagt, 1) bij de doden voorspellingen vraagt.1) Het is niet gemakkelijk te zeggen, wat dit betekent: De vrouw, die Saul raadpleegde, noemde ook een geest "oboth" genaamd. Maimonides beschrijft in zijn Aroda Zara een vrager van de doden op deze wijze, dat hij, na zich met vasten gepijnigd te hebben, naar de begraafplaatsen gaat, zich daar neerlegt en in slaap valt; wanneer de doden hem verschijnen en bekend maken, wat hij begeert te weten. Anderen trokken een soort van gewaad aan, spraken onverstaanbare woorden, verwekten een damp en legden zich in de eenzaamheid neer, opdat de dode tot hen zou komen, die zij wensten, en met hen in de slaap zou spreken. Op dezelfde wijze verhaalt Aben Ezra, Keizer Julianus die de verborgenheden van het heidendom wilde weten, oefende deze nekromantie in het afgelegenste gedeelte van zijn paleis; hij liet de lichamen van meisjes en jongens opensnijden, opdat die de doden voor hem zou laten opkomen. Dit was veel goddelozer dan hetgeen de Talmoedisten verhalen, dat men gewoon was, de nageboorte van een zwarte kat te verbranden en poeder daarvan op de ogen te doen, wanneer de demons hem verschenen.
Mozes voegt alle woorden bij elkaar, welke de taal voor de verscheidene soorten van onderzoek van de toekomst en van de Goddelijke wil heeft, om iedere soort van waarzeggerij te verbieden; stelt echter aan de spits ervan het verbod van de Molochdienst, om de innerlijke samenhang van de waarzeggerij met de afgodendienst te ontdekken, wellicht, omdat het laten gaan door het vuur van de kinderen bij de Molochdienst met de waarzeggerij en toverij in nauwer verband stond, als de andere soorten van afgoderij..
Vers 11
11. Of een bezweerder, die met bezwering omgaat, die over een persoon of zaak de ban uitspreekt, of die een waarzeggende geest vraagt, die doden oproept (Leviticus 19:31; Leviticus 19:1 Samuël. 28:7), of een duivelskunstenaar, een tovenaar, die geesten bezweert, of die de doden vraagt, 1) bij de doden voorspellingen vraagt.1) Het is niet gemakkelijk te zeggen, wat dit betekent: De vrouw, die Saul raadpleegde, noemde ook een geest "oboth" genaamd. Maimonides beschrijft in zijn Aroda Zara een vrager van de doden op deze wijze, dat hij, na zich met vasten gepijnigd te hebben, naar de begraafplaatsen gaat, zich daar neerlegt en in slaap valt; wanneer de doden hem verschijnen en bekend maken, wat hij begeert te weten. Anderen trokken een soort van gewaad aan, spraken onverstaanbare woorden, verwekten een damp en legden zich in de eenzaamheid neer, opdat de dode tot hen zou komen, die zij wensten, en met hen in de slaap zou spreken. Op dezelfde wijze verhaalt Aben Ezra, Keizer Julianus die de verborgenheden van het heidendom wilde weten, oefende deze nekromantie in het afgelegenste gedeelte van zijn paleis; hij liet de lichamen van meisjes en jongens opensnijden, opdat die de doden voor hem zou laten opkomen. Dit was veel goddelozer dan hetgeen de Talmoedisten verhalen, dat men gewoon was, de nageboorte van een zwarte kat te verbranden en poeder daarvan op de ogen te doen, wanneer de demons hem verschenen.
Mozes voegt alle woorden bij elkaar, welke de taal voor de verscheidene soorten van onderzoek van de toekomst en van de Goddelijke wil heeft, om iedere soort van waarzeggerij te verbieden; stelt echter aan de spits ervan het verbod van de Molochdienst, om de innerlijke samenhang van de waarzeggerij met de afgodendienst te ontdekken, wellicht, omdat het laten gaan door het vuur van de kinderen bij de Molochdienst met de waarzeggerij en toverij in nauwer verband stond, als de andere soorten van afgoderij..
Vers 12
12. Want al wie dit doet is de HEERE een gruwel, en omwille van deze gruwelen, die in allerlei vormen onder de Kananieten voorkomen, verdrijft hen de HEERE, uw God, voor uw aangezicht uit de bezitting 1) (Leviticus 18:24; Leviticus 20:23).1) Twee redenen geeft Mozes op, waarom zij zich met bovengenoemde zonden niet mogen inlaten. Voorts, omdat zij in de ogen van de Heere een gruwel zijn, in strijd met Zijn Souverein recht, en vervolgens, opdat Israël bewaard zou blijven voor ondergang, omdat al deze zonden het verderf van de Kananieten hebben bewerkt. Maakt ook Israël zich daaraan schuldig, dan zou God evenzeer hen verderven, omdat Hij het kwade geenszins kan gedogen..
Vers 12
12. Want al wie dit doet is de HEERE een gruwel, en omwille van deze gruwelen, die in allerlei vormen onder de Kananieten voorkomen, verdrijft hen de HEERE, uw God, voor uw aangezicht uit de bezitting 1) (Leviticus 18:24; Leviticus 20:23).1) Twee redenen geeft Mozes op, waarom zij zich met bovengenoemde zonden niet mogen inlaten. Voorts, omdat zij in de ogen van de Heere een gruwel zijn, in strijd met Zijn Souverein recht, en vervolgens, opdat Israël bewaard zou blijven voor ondergang, omdat al deze zonden het verderf van de Kananieten hebben bewerkt. Maakt ook Israël zich daaraan schuldig, dan zou God evenzeer hen verderven, omdat Hij het kwade geenszins kan gedogen..
Vers 13
13. Oprecht, 1)zult gij zijn met de HEERE, uw God.1) In het Hebreeuws Thumim. De Statenvertaler vertaalt door: oprecht. Dit kan het woord in de grondtekst ook betekenen, maar in vereniging met het volgende, met het voorzetsel Im, met, betekent het hier, overgegeven. Betere vertaling is: Geheel overgegeven aan de Heere, uw God, zult gij zijn. D.i. gij zult een volk zijn, dat zich in het minste en geringste niet met de afgoden inlaat, maar alleen rekent met de Heere, uw God. Wil Israël weten, wat hem onbekend mocht zijn, dan had het zich tot de Heere en Hem alleen te wenden, die in de uiterste en moeilijkste gevallen de Urim en Tummim had gegeven, om Zijn verborgen wil in sommige zaken te leren kennen.. 14. Want deze volken, die gij zult erven, horen naar tovenaars en waarzeggers; zij horen naar alles, wat hun wolkenwichelaars en waarzeggers verhalen, omdat zij aan de geheimzinnige machten van de duisternis overgegeven zijn, en niets beters kennen; maar u aangaande, die reeds een vast profetisch woord bezit, en ook verder niet zonder de goddelijke leiding zult zijn (Numbers 23:23), de HEERE, uw God, heeft u dit niet toegelaten, alsof hij niets van Hem en zijn voornemens wist, en gij in allerlei bijgeloof uw heil moest zoeken.
Vers 13
13. Oprecht, 1)zult gij zijn met de HEERE, uw God.1) In het Hebreeuws Thumim. De Statenvertaler vertaalt door: oprecht. Dit kan het woord in de grondtekst ook betekenen, maar in vereniging met het volgende, met het voorzetsel Im, met, betekent het hier, overgegeven. Betere vertaling is: Geheel overgegeven aan de Heere, uw God, zult gij zijn. D.i. gij zult een volk zijn, dat zich in het minste en geringste niet met de afgoden inlaat, maar alleen rekent met de Heere, uw God. Wil Israël weten, wat hem onbekend mocht zijn, dan had het zich tot de Heere en Hem alleen te wenden, die in de uiterste en moeilijkste gevallen de Urim en Tummim had gegeven, om Zijn verborgen wil in sommige zaken te leren kennen.. 14. Want deze volken, die gij zult erven, horen naar tovenaars en waarzeggers; zij horen naar alles, wat hun wolkenwichelaars en waarzeggers verhalen, omdat zij aan de geheimzinnige machten van de duisternis overgegeven zijn, en niets beters kennen; maar u aangaande, die reeds een vast profetisch woord bezit, en ook verder niet zonder de goddelijke leiding zult zijn (Numbers 23:23), de HEERE, uw God, heeft u dit niet toegelaten, alsof hij niets van Hem en zijn voornemens wist, en gij in allerlei bijgeloof uw heil moest zoeken.
Vers 15
15. a) Een profeet, 1) uit het midden van u, uit uw broeders, als mij, zal u de HEERE, uw God, verwekken; naar Hem zult gij horen; 2) zijn woord zult gij horen en aannemen.a) John 1:46 Acts 3:22; Acts 7:37
1) Tegenover de toverij en waarzeggerij van de heidenen, belooft de Heere God hier hun, een profeet uit hun midden te zenden, die hen zal verklaren, wat Hij wil, dat zij zullen weten. Ontegenzeglijk heeft Mozes hierin in hoogste instantie de Christus op het oog, maar toch ook, zoals in Genesis 3:15 niet alleen van Christus als van het vrouwenzaad sprake is, zo wordt hier met deze belofte niet alleen de Christus beloofd, maar ook de zending van profeten, die alle eeuwen door tot Israël zullen spreken, totdat Hij zal komen, in wie het profetisme wortelt en voleindigd wordt. Daarom wordt ook straks gesproken van het onderscheid tussen ware en valse profeten..
2) Was Mozes minder bevoorrecht dan de aartsvaders hiervoor, dan zo menig Godsgezant na hem, aan wie het vergund werd, de heildag, boven onze hoofden verrezen, met verhelderd oog te aanschouwen? Heeft hij zelfs geen enkele steen mogen aandragen aan het eeuwenoude gebouw van de blijde Messiasverwachting, hij, van wie de Heere heeft getuigd dat de ongelovige Joden, dat zelfs Mozes hen bij de Vader verklagen zou, omdat ook deze van hem had geschreven? Heeft zijn hand alleen de eerste schakels van die keten bewaard, zonder zelf daaraan een enkels vast te hechten, en vertoont hij ons wel in menig opzicht het schaduwbeeld van Christus, maar zonder dat hij tegelijk Zijn heraut en getuige mag heten? Die gaping wordt door dit vers aangevuld. Een profeet uit het midden van zijn broeders: Vlees van hun vlees, been van hun eigen gebeente, en dus aan Jakobs huis door de heiligste banden verbonden! Een profeet zoals Mozes, dat is niet, die in geen enkel opzicht boven Mozes zou uitmunten, maar die evenals Mozes, een geheel unieke plaats zou bekleden, ver boven alle profeten zou staan, en alzo niet minder dan hij, volkomen geschikt zou zijn voor de grootse taak, die hem wachtte! Iets hogers dan Mozes toch kon de Israëliet uit die dagen zich op aarde onmogelijk denken; Mozes was en bleef thans niet minder dan zichtbare tolk en vertegenwoordiger van de onzichtbare Godheid (Numbers 12:6-Numbers 12:8). De dienstknecht van God verhaalt slechts, wat zijn Zender zelf hem in een onvergetelijk uur had verkondigd. Het is bijna veertig jaar geleden, dat de natie sidderend stond nabij Horebs rokende spits, en bad, dat de Heere toch niet langer uit dat vlammend vuur tot haar spreken zou. Aarzelend had Mozes die bede overgebracht; op de neerbuigendste wijze was zij beantwoord geworden met de belofte van nieuwe genade. Als in diep vertrouwen had de Heere het Zijn gunstgenoot aangezegd (Deuteronomy 18:17,Deuteronomy 18:18): "Het is goed wat zij gesproken hebben; een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broeders, als u!" Al die tijd heeft Mozes dat zalig geheim op het trouwe hart gedragen; het heeft hem in stilte kracht gegeven tot dragen, tot werken, tot strijden. Maar thans, v rdat hij het toneel van zijn arbeid verlaat, thans moet dat geheim van het hart, en de lichtstraal, die zijn ziel verkwikt, moet ook voor het oog van al zijn broeders rijzen. Israël moet weten, dat zijn aanstaand verlies zal vergoed worden in de meest volkomen mate. Laat vrij de eerste staatsdienaar aftreden, de Koning blijft bij Zijn volk met de openbaring van Zijn gunst en genade, en zal eenmaal Zijn werk op de heerlijkste wijze voltooien!.
Het voornaamste punt in deze beschrijving is de gelijkheid aan Mozes. Niet een van Israëls profeten was wetgever, zelfs David niet; de koninklijke macht in Judea was alleen uitvoerend; de goddelijke wet liet noch bijvoeging noch vermindering toe. Onze Heere Jezus Christus is de enige Israëlitische profeet, die evenals Mozes, de stichter van een nieuwe wet geweest is (Deuteronomy 18:18 Ik zal Mijn woorden in Zijn mond leggen).
Mozes is een voorbeeld van Christus, zowel in zijn levensomstandigheden als voornamelijk in zijn ambt. Mozes was bij zijn geboorte in groot gevaar, om evenals de andere kinderen op bevel van de koning omgebracht te worden; het kind Jezus moest op bevel van Herodes aanstonds na Zijn geboorte met de overige kinderen gedood worden. Mozes werd door zijn pleegmoeder in het leven behouden, Jezus door Zijn pleegvader aan het gevaar ontrukt. Toen Mozes zijn verdrukte broeders wilde helpen, verstootten zij hem (Acts 7:25), Jezus kwam tot de Zijnen en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen (John 1:11). Mozes werd evenwel de verlosser van zijn volk; Jezus heeft zijn volk van de dienstbaarheid van de satan en van de zonde verlost en Zijn geestelijk Israël gebracht tot de vrijheid van de kinderen van God (Hebrews 2:14, John 8:36 ). Mozes was middelaar van het Oude Verbond; Jezus van het Nieuwe Testament (Hebrews 8:5, Hebrews 9:15). Mozes stelde zich voor zijn volk in de bres (Exodus 32:22). Jezus is werkelijk uit het land van de levenden weggenomen Isaiah 53:8). Mozes is de enige, die in zijn persoon de profetische, priesterlijke en koninklijke waardigheid verenigde, Jezus is de enige Leraar, Hogepriester en Koning van Zijn kerk in eeuwigheid. Mozes was in zijn gehele huis getrouw als knecht, Jezus als zoon over Zijn huis. Let ook op de tegenstelling tussen beider ambt. 2 Corinthiers 3)
Er is onderscheid tussen Mozes en Christus. 1. in persoon: Mozes een arm zondig mens; Christus de ware mens zonder zonde. 2. in leer: Mozes leert de wet, die geen mens dragen kan; Christus predikt het Evangelie van de treurende harten (John 1:18); 3. in weldaden: Mozes kon de zonde en de dood niet vernietigen; Christus is de ware middelaar (1 Timothy 2:3).
15. a) Een profeet, 1) uit het midden van u, uit uw broeders, als mij, zal u de HEERE, uw God, verwekken; naar Hem zult gij horen; 2) zijn woord zult gij horen en aannemen.
a) John 1:46 Acts 3:22; Acts 7:37
1) Tegenover de toverij en waarzeggerij van de heidenen, belooft de Heere God hier hun, een profeet uit hun midden te zenden, die hen zal verklaren, wat Hij wil, dat zij zullen weten. Ontegenzeglijk heeft Mozes hierin in hoogste instantie de Christus op het oog, maar toch ook, zoals in Genesis 3:15 niet alleen van Christus als van het vrouwenzaad sprake is, zo wordt hier met deze belofte niet alleen de Christus beloofd, maar ook de zending van profeten, die alle eeuwen door tot Israël zullen spreken, totdat Hij zal komen, in wie het profetisme wortelt en voleindigd wordt. Daarom wordt ook straks gesproken van het onderscheid tussen ware en valse profeten..
2) Was Mozes minder bevoorrecht dan de aartsvaders hiervoor, dan zo menig Godsgezant na hem, aan wie het vergund werd, de heildag, boven onze hoofden verrezen, met verhelderd oog te aanschouwen? Heeft hij zelfs geen enkele steen mogen aandragen aan het eeuwenoude gebouw van de blijde Messiasverwachting, hij, van wie de Heere heeft getuigd dat de ongelovige Joden, dat zelfs Mozes hen bij de Vader verklagen zou, omdat ook deze van hem had geschreven? Heeft zijn hand alleen de eerste schakels van die keten bewaard, zonder zelf daaraan een enkels vast te hechten, en vertoont hij ons wel in menig opzicht het schaduwbeeld van Christus, maar zonder dat hij tegelijk Zijn heraut en getuige mag heten? Die gaping wordt door dit vers aangevuld. Een profeet uit het midden van zijn broeders: Vlees van hun vlees, been van hun eigen gebeente, en dus aan Jakobs huis door de heiligste banden verbonden! Een profeet zoals Mozes, dat is niet, die in geen enkel opzicht boven Mozes zou uitmunten, maar die evenals Mozes, een geheel unieke plaats zou bekleden, ver boven alle profeten zou staan, en alzo niet minder dan hij, volkomen geschikt zou zijn voor de grootse taak, die hem wachtte! Iets hogers dan Mozes toch kon de Israëliet uit die dagen zich op aarde onmogelijk denken; Mozes was en bleef thans niet minder dan zichtbare tolk en vertegenwoordiger van de onzichtbare Godheid (Numbers 12:6-Numbers 12:8). De dienstknecht van God verhaalt slechts, wat zijn Zender zelf hem in een onvergetelijk uur had verkondigd. Het is bijna veertig jaar geleden, dat de natie sidderend stond nabij Horebs rokende spits, en bad, dat de Heere toch niet langer uit dat vlammend vuur tot haar spreken zou. Aarzelend had Mozes die bede overgebracht; op de neerbuigendste wijze was zij beantwoord geworden met de belofte van nieuwe genade. Als in diep vertrouwen had de Heere het Zijn gunstgenoot aangezegd (Deuteronomy 18:17,Deuteronomy 18:18): "Het is goed wat zij gesproken hebben; een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broeders, als u!" Al die tijd heeft Mozes dat zalig geheim op het trouwe hart gedragen; het heeft hem in stilte kracht gegeven tot dragen, tot werken, tot strijden. Maar thans, v rdat hij het toneel van zijn arbeid verlaat, thans moet dat geheim van het hart, en de lichtstraal, die zijn ziel verkwikt, moet ook voor het oog van al zijn broeders rijzen. Israël moet weten, dat zijn aanstaand verlies zal vergoed worden in de meest volkomen mate. Laat vrij de eerste staatsdienaar aftreden, de Koning blijft bij Zijn volk met de openbaring van Zijn gunst en genade, en zal eenmaal Zijn werk op de heerlijkste wijze voltooien!.
Het voornaamste punt in deze beschrijving is de gelijkheid aan Mozes. Niet een van Israëls profeten was wetgever, zelfs David niet; de koninklijke macht in Judea was alleen uitvoerend; de goddelijke wet liet noch bijvoeging noch vermindering toe. Onze Heere Jezus Christus is de enige Israëlitische profeet, die evenals Mozes, de stichter van een nieuwe wet geweest is (Deuteronomy 18:18 Ik zal Mijn woorden in Zijn mond leggen).
Mozes is een voorbeeld van Christus, zowel in zijn levensomstandigheden als voornamelijk in zijn ambt. Mozes was bij zijn geboorte in groot gevaar, om evenals de andere kinderen op bevel van de koning omgebracht te worden; het kind Jezus moest op bevel van Herodes aanstonds na Zijn geboorte met de overige kinderen gedood worden. Mozes werd door zijn pleegmoeder in het leven behouden, Jezus door Zijn pleegvader aan het gevaar ontrukt. Toen Mozes zijn verdrukte broeders wilde helpen, verstootten zij hem (Acts 7:25), Jezus kwam tot de Zijnen en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen (John 1:11). Mozes werd evenwel de verlosser van zijn volk; Jezus heeft zijn volk van de dienstbaarheid van de satan en van de zonde verlost en Zijn geestelijk Israël gebracht tot de vrijheid van de kinderen van God (Hebrews 2:14, John 8:36 ). Mozes was middelaar van het Oude Verbond; Jezus van het Nieuwe Testament (Hebrews 8:5, Hebrews 9:15). Mozes stelde zich voor zijn volk in de bres (Exodus 32:22). Jezus is werkelijk uit het land van de levenden weggenomen Isaiah 53:8). Mozes is de enige, die in zijn persoon de profetische, priesterlijke en koninklijke waardigheid verenigde, Jezus is de enige Leraar, Hogepriester en Koning van Zijn kerk in eeuwigheid. Mozes was in zijn gehele huis getrouw als knecht, Jezus als zoon over Zijn huis. Let ook op de tegenstelling tussen beider ambt. 2 Corinthiers 3)
Er is onderscheid tussen Mozes en Christus. 1. in persoon: Mozes een arm zondig mens; Christus de ware mens zonder zonde. 2. in leer: Mozes leert de wet, die geen mens dragen kan; Christus predikt het Evangelie van de treurende harten (John 1:18); 3. in weldaden: Mozes kon de zonde en de dood niet vernietigen; Christus is de ware middelaar (1 Timothy 2:3).
Vers 15
15. a) Een profeet, 1) uit het midden van u, uit uw broeders, als mij, zal u de HEERE, uw God, verwekken; naar Hem zult gij horen; 2) zijn woord zult gij horen en aannemen.a) John 1:46 Acts 3:22; Acts 7:37
1) Tegenover de toverij en waarzeggerij van de heidenen, belooft de Heere God hier hun, een profeet uit hun midden te zenden, die hen zal verklaren, wat Hij wil, dat zij zullen weten. Ontegenzeglijk heeft Mozes hierin in hoogste instantie de Christus op het oog, maar toch ook, zoals in Genesis 3:15 niet alleen van Christus als van het vrouwenzaad sprake is, zo wordt hier met deze belofte niet alleen de Christus beloofd, maar ook de zending van profeten, die alle eeuwen door tot Israël zullen spreken, totdat Hij zal komen, in wie het profetisme wortelt en voleindigd wordt. Daarom wordt ook straks gesproken van het onderscheid tussen ware en valse profeten..
2) Was Mozes minder bevoorrecht dan de aartsvaders hiervoor, dan zo menig Godsgezant na hem, aan wie het vergund werd, de heildag, boven onze hoofden verrezen, met verhelderd oog te aanschouwen? Heeft hij zelfs geen enkele steen mogen aandragen aan het eeuwenoude gebouw van de blijde Messiasverwachting, hij, van wie de Heere heeft getuigd dat de ongelovige Joden, dat zelfs Mozes hen bij de Vader verklagen zou, omdat ook deze van hem had geschreven? Heeft zijn hand alleen de eerste schakels van die keten bewaard, zonder zelf daaraan een enkels vast te hechten, en vertoont hij ons wel in menig opzicht het schaduwbeeld van Christus, maar zonder dat hij tegelijk Zijn heraut en getuige mag heten? Die gaping wordt door dit vers aangevuld. Een profeet uit het midden van zijn broeders: Vlees van hun vlees, been van hun eigen gebeente, en dus aan Jakobs huis door de heiligste banden verbonden! Een profeet zoals Mozes, dat is niet, die in geen enkel opzicht boven Mozes zou uitmunten, maar die evenals Mozes, een geheel unieke plaats zou bekleden, ver boven alle profeten zou staan, en alzo niet minder dan hij, volkomen geschikt zou zijn voor de grootse taak, die hem wachtte! Iets hogers dan Mozes toch kon de Israëliet uit die dagen zich op aarde onmogelijk denken; Mozes was en bleef thans niet minder dan zichtbare tolk en vertegenwoordiger van de onzichtbare Godheid (Numbers 12:6-Numbers 12:8). De dienstknecht van God verhaalt slechts, wat zijn Zender zelf hem in een onvergetelijk uur had verkondigd. Het is bijna veertig jaar geleden, dat de natie sidderend stond nabij Horebs rokende spits, en bad, dat de Heere toch niet langer uit dat vlammend vuur tot haar spreken zou. Aarzelend had Mozes die bede overgebracht; op de neerbuigendste wijze was zij beantwoord geworden met de belofte van nieuwe genade. Als in diep vertrouwen had de Heere het Zijn gunstgenoot aangezegd (Deuteronomy 18:17,Deuteronomy 18:18): "Het is goed wat zij gesproken hebben; een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broeders, als u!" Al die tijd heeft Mozes dat zalig geheim op het trouwe hart gedragen; het heeft hem in stilte kracht gegeven tot dragen, tot werken, tot strijden. Maar thans, v rdat hij het toneel van zijn arbeid verlaat, thans moet dat geheim van het hart, en de lichtstraal, die zijn ziel verkwikt, moet ook voor het oog van al zijn broeders rijzen. Israël moet weten, dat zijn aanstaand verlies zal vergoed worden in de meest volkomen mate. Laat vrij de eerste staatsdienaar aftreden, de Koning blijft bij Zijn volk met de openbaring van Zijn gunst en genade, en zal eenmaal Zijn werk op de heerlijkste wijze voltooien!.
Het voornaamste punt in deze beschrijving is de gelijkheid aan Mozes. Niet een van Israëls profeten was wetgever, zelfs David niet; de koninklijke macht in Judea was alleen uitvoerend; de goddelijke wet liet noch bijvoeging noch vermindering toe. Onze Heere Jezus Christus is de enige Israëlitische profeet, die evenals Mozes, de stichter van een nieuwe wet geweest is (Deuteronomy 18:18 Ik zal Mijn woorden in Zijn mond leggen).
Mozes is een voorbeeld van Christus, zowel in zijn levensomstandigheden als voornamelijk in zijn ambt. Mozes was bij zijn geboorte in groot gevaar, om evenals de andere kinderen op bevel van de koning omgebracht te worden; het kind Jezus moest op bevel van Herodes aanstonds na Zijn geboorte met de overige kinderen gedood worden. Mozes werd door zijn pleegmoeder in het leven behouden, Jezus door Zijn pleegvader aan het gevaar ontrukt. Toen Mozes zijn verdrukte broeders wilde helpen, verstootten zij hem (Acts 7:25), Jezus kwam tot de Zijnen en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen (John 1:11). Mozes werd evenwel de verlosser van zijn volk; Jezus heeft zijn volk van de dienstbaarheid van de satan en van de zonde verlost en Zijn geestelijk Israël gebracht tot de vrijheid van de kinderen van God (Hebrews 2:14, John 8:36 ). Mozes was middelaar van het Oude Verbond; Jezus van het Nieuwe Testament (Hebrews 8:5, Hebrews 9:15). Mozes stelde zich voor zijn volk in de bres (Exodus 32:22). Jezus is werkelijk uit het land van de levenden weggenomen Isaiah 53:8). Mozes is de enige, die in zijn persoon de profetische, priesterlijke en koninklijke waardigheid verenigde, Jezus is de enige Leraar, Hogepriester en Koning van Zijn kerk in eeuwigheid. Mozes was in zijn gehele huis getrouw als knecht, Jezus als zoon over Zijn huis. Let ook op de tegenstelling tussen beider ambt. 2 Corinthiers 3)
Er is onderscheid tussen Mozes en Christus. 1. in persoon: Mozes een arm zondig mens; Christus de ware mens zonder zonde. 2. in leer: Mozes leert de wet, die geen mens dragen kan; Christus predikt het Evangelie van de treurende harten (John 1:18); 3. in weldaden: Mozes kon de zonde en de dood niet vernietigen; Christus is de ware middelaar (1 Timothy 2:3).
15. a) Een profeet, 1) uit het midden van u, uit uw broeders, als mij, zal u de HEERE, uw God, verwekken; naar Hem zult gij horen; 2) zijn woord zult gij horen en aannemen.
a) John 1:46 Acts 3:22; Acts 7:37
1) Tegenover de toverij en waarzeggerij van de heidenen, belooft de Heere God hier hun, een profeet uit hun midden te zenden, die hen zal verklaren, wat Hij wil, dat zij zullen weten. Ontegenzeglijk heeft Mozes hierin in hoogste instantie de Christus op het oog, maar toch ook, zoals in Genesis 3:15 niet alleen van Christus als van het vrouwenzaad sprake is, zo wordt hier met deze belofte niet alleen de Christus beloofd, maar ook de zending van profeten, die alle eeuwen door tot Israël zullen spreken, totdat Hij zal komen, in wie het profetisme wortelt en voleindigd wordt. Daarom wordt ook straks gesproken van het onderscheid tussen ware en valse profeten..
2) Was Mozes minder bevoorrecht dan de aartsvaders hiervoor, dan zo menig Godsgezant na hem, aan wie het vergund werd, de heildag, boven onze hoofden verrezen, met verhelderd oog te aanschouwen? Heeft hij zelfs geen enkele steen mogen aandragen aan het eeuwenoude gebouw van de blijde Messiasverwachting, hij, van wie de Heere heeft getuigd dat de ongelovige Joden, dat zelfs Mozes hen bij de Vader verklagen zou, omdat ook deze van hem had geschreven? Heeft zijn hand alleen de eerste schakels van die keten bewaard, zonder zelf daaraan een enkels vast te hechten, en vertoont hij ons wel in menig opzicht het schaduwbeeld van Christus, maar zonder dat hij tegelijk Zijn heraut en getuige mag heten? Die gaping wordt door dit vers aangevuld. Een profeet uit het midden van zijn broeders: Vlees van hun vlees, been van hun eigen gebeente, en dus aan Jakobs huis door de heiligste banden verbonden! Een profeet zoals Mozes, dat is niet, die in geen enkel opzicht boven Mozes zou uitmunten, maar die evenals Mozes, een geheel unieke plaats zou bekleden, ver boven alle profeten zou staan, en alzo niet minder dan hij, volkomen geschikt zou zijn voor de grootse taak, die hem wachtte! Iets hogers dan Mozes toch kon de Israëliet uit die dagen zich op aarde onmogelijk denken; Mozes was en bleef thans niet minder dan zichtbare tolk en vertegenwoordiger van de onzichtbare Godheid (Numbers 12:6-Numbers 12:8). De dienstknecht van God verhaalt slechts, wat zijn Zender zelf hem in een onvergetelijk uur had verkondigd. Het is bijna veertig jaar geleden, dat de natie sidderend stond nabij Horebs rokende spits, en bad, dat de Heere toch niet langer uit dat vlammend vuur tot haar spreken zou. Aarzelend had Mozes die bede overgebracht; op de neerbuigendste wijze was zij beantwoord geworden met de belofte van nieuwe genade. Als in diep vertrouwen had de Heere het Zijn gunstgenoot aangezegd (Deuteronomy 18:17,Deuteronomy 18:18): "Het is goed wat zij gesproken hebben; een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broeders, als u!" Al die tijd heeft Mozes dat zalig geheim op het trouwe hart gedragen; het heeft hem in stilte kracht gegeven tot dragen, tot werken, tot strijden. Maar thans, v rdat hij het toneel van zijn arbeid verlaat, thans moet dat geheim van het hart, en de lichtstraal, die zijn ziel verkwikt, moet ook voor het oog van al zijn broeders rijzen. Israël moet weten, dat zijn aanstaand verlies zal vergoed worden in de meest volkomen mate. Laat vrij de eerste staatsdienaar aftreden, de Koning blijft bij Zijn volk met de openbaring van Zijn gunst en genade, en zal eenmaal Zijn werk op de heerlijkste wijze voltooien!.
Het voornaamste punt in deze beschrijving is de gelijkheid aan Mozes. Niet een van Israëls profeten was wetgever, zelfs David niet; de koninklijke macht in Judea was alleen uitvoerend; de goddelijke wet liet noch bijvoeging noch vermindering toe. Onze Heere Jezus Christus is de enige Israëlitische profeet, die evenals Mozes, de stichter van een nieuwe wet geweest is (Deuteronomy 18:18 Ik zal Mijn woorden in Zijn mond leggen).
Mozes is een voorbeeld van Christus, zowel in zijn levensomstandigheden als voornamelijk in zijn ambt. Mozes was bij zijn geboorte in groot gevaar, om evenals de andere kinderen op bevel van de koning omgebracht te worden; het kind Jezus moest op bevel van Herodes aanstonds na Zijn geboorte met de overige kinderen gedood worden. Mozes werd door zijn pleegmoeder in het leven behouden, Jezus door Zijn pleegvader aan het gevaar ontrukt. Toen Mozes zijn verdrukte broeders wilde helpen, verstootten zij hem (Acts 7:25), Jezus kwam tot de Zijnen en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen (John 1:11). Mozes werd evenwel de verlosser van zijn volk; Jezus heeft zijn volk van de dienstbaarheid van de satan en van de zonde verlost en Zijn geestelijk Israël gebracht tot de vrijheid van de kinderen van God (Hebrews 2:14, John 8:36 ). Mozes was middelaar van het Oude Verbond; Jezus van het Nieuwe Testament (Hebrews 8:5, Hebrews 9:15). Mozes stelde zich voor zijn volk in de bres (Exodus 32:22). Jezus is werkelijk uit het land van de levenden weggenomen Isaiah 53:8). Mozes is de enige, die in zijn persoon de profetische, priesterlijke en koninklijke waardigheid verenigde, Jezus is de enige Leraar, Hogepriester en Koning van Zijn kerk in eeuwigheid. Mozes was in zijn gehele huis getrouw als knecht, Jezus als zoon over Zijn huis. Let ook op de tegenstelling tussen beider ambt. 2 Corinthiers 3)
Er is onderscheid tussen Mozes en Christus. 1. in persoon: Mozes een arm zondig mens; Christus de ware mens zonder zonde. 2. in leer: Mozes leert de wet, die geen mens dragen kan; Christus predikt het Evangelie van de treurende harten (John 1:18); 3. in weldaden: Mozes kon de zonde en de dood niet vernietigen; Christus is de ware middelaar (1 Timothy 2:3).
Vers 18
18. Een profeet zal Ik hun verwekken, uit het midden van hun broeders, als u, met wie Ik van aangezicht tot aangezicht spreek, zoals een man tot zijn vriend (Exodus 33:11); en ik zal Mijn woorden in zijn mond geven, aangezien Hij Mij nader is dan gij, die bij alle voorrechten toch niet zoon maar slechts dienaar zijt, en Mijn heerlijkheid van achteren ziet (Exodus 33:18-Exodus 33:20); a) en Hij zal tot hen spreken alles wat Ik hem gebieden zal, Hij zal mijn gehele langzamerhand voortgaande openbaring tot voleindiging brengen (Hebrews 1:1).a) John 4:25
Wat een profeet is, zegt ons niet alleen de naam, die in de grondtekst gebruikt wordt, maar ook de samenhang van die plaatsen, waarin het woord tot nu toe voorkwam. Het Hebreeuwse woord Nabi wordt wel verschillend verklaard, daar sommige taalkundigen het van een stam ab= hp of p blazen, (part. Niph, "de aangeblazene, geïnspireerde) afleiden; anderen het in verband brengen met abg = ebg "opwellen, opborrelen", maar beide afleidingen zeggen, wat een profeet is, nl. een mens, die God roept, om zijn openbaringen te ontvangen en zijn woorden over te brengen. In de eerste betekenis komt deze uitdrukking voor in Genesis 20:7; in de tweede in Exodus 7:1, Deuteronomy 4:15; op andere plaatsen zijn beide betekenissen vermengd en niet goed te scheiden (Exodus 15:20 Numbers 12:6 Deuteronomy 13:1 ). Hieruit volgt dat een profeet in het midden staat tussen God en de personen, tot wie hij gezonden wordt; Gods Woord komt tot hem en door hem; het wordt hem gegeven, opdat hij het teruggeeft (Judges 6:7-Judges 6:10; 1 Samuel 2:27). In deze bemiddelende betrekking openbaarde zich de profeet echter eerst in de tijd, toen de Heere niet meer met de afzonderlijke aartsvaders, maar met een geheel volk te doen had; Abraham wordt als ontvangende en dragende de goddelijke openbaring slechts profeet genoemd, in zoverre hij de roeping heeft, om Gods Woord aan zijn kinderen over te brengen, en voor alle geslachten van de aardbodems de bemiddelaar van zegen te zijn. Mozes echter is de eerste profeet in de volle zin van het woord, daarom verricht hij ook de eerste wonderen (Exodus 4:9); want tekenen en wonderen zijn de bewijzen, waardoor een profeet staaft, dat hij een "man Gods" is, hetzij tekenen van de daad (wonderen in de bijzondere zin van het woord), hetzij tekenen van het woord (voorspelling van het toekomstige). Deuteronomy 3:1-Deuteronomy 3:5 heeft ons evenwel geleerd, dat de wonderen niet meer op zichzelf als een goddelijke rechtvaardiging konden beschouwd worden, toen een bepaalde openbaring van de Heere aan het volk van Israël gegeven was. Tot die tijd waren de machten van de duisternis bedwongen, zodat geen vals profeet met tekenen en wonderen onder Gods volk kon optreden, voordat het Godsrijk op een vaste grondslag gevestigd was. Nadat dit echter geschied is, en Israël weet wat goed en God welbehagelijk is, worden ook tekenen van de leugen (2 Thessalonians 2:9) toegelaten, om Israël te beproeven, of het zijn God waarlijk liefheeft; want het heeft reeds de toetssteen, waaraan het onderzoeken kan of een profeet goed is, nl. de heilige wet van de 10 geboden. Thans is nog slechts sprake van tekenen, die een woord bevestigen moeten, dat met Gods Woord overeenkomt. Is dit profetisch woord echter voorspellend en op de naaste toekomst van betrekking, dan wordt zo'n bekrachtiging overbodig. Het woord zal vervuld worden, wanneer het van God kwam; indien het niet vervuld wordt, blijkt daaruit, dat de spreker een vals profeet is, en hij moet sterven (Deuteronomy 18:22)
Hoe en op welke wijze geschiedt dan nu de Inspiratie of ingeving? Dat heeft de Heere zelf gezegd in zijn woord tot Mirjam en Aron (Numbers 12:6-Numbers 12:8). Hier worden twee hoofdvormen van openbaring genoemd: het zien van Gods gelijkenis in de gewone, niet extatische of visionaire toestand, en de aanschouwing van de geest, door gezicht of droom, waarbij de volle helderheid van het zelf- en wereldbewustzijn op de achtergrond treedt. Een geheel duidelijke voorstelling van deze beide vormen van openbaring zou slechts mogelijk zijn, wanneer men hen bij ervaring kende. Toch kunnen wij zeggen, dat in 1 Corinthians 13:12 waar Paulus de godsdienstige kennis in het tegenwoordig en toekomend leven beschrijft en dezelfde uitdrukkingen gebruikt, niet weinig bijdraagt, om het onderscheid tussen de aanschouwing van Gods gelijkenis en het zien in duistere woorden en beelden duidelijk te maken. Indien men echter nog verdere onderscheiden wil tussen een openbaring in gezichten en in dromen, en zo drie openbaringsvormen genoemd worden, schijnt de rabbijnse beschouwing omtrent een hogere en lagere inspiratie, juist te zijn. Naar de verhouding, waarin de Schrijver staat tot de Theocratie of de Godsstaat en tot de goddelijke openbaring verdeelden zij de Schriften van het Oude Testament in drie soorten:
I. de Thora (het boek van de wet, de 5 boeken van Mozes), als de grond waarop de gehele godsdienst van Israël rust.
II. de Nebijim (profeten) en deze weer als: 1e. de eerste profeten of de Profetisch-historische boeken, die in Israëls leidingen voortgezette openbaring beschrijven (Jozua, Richteren, de boeken van Samuël en de Koningen); 2e. de latere of eigenlijke profeten, wier boeken het getuigenis van het goddelijk raadsbesluit bevatten (grote profeten: Jesaja, Jeremia, Ezechiël, kleine profeten: Hosea, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Zfanja, Haggaï, Zacharia en Maleachi.) III. de Ketoebim (Hagiografen of heilige Schriften wier vervaardigers niet de buitengewone Geestesgave van de profeten, maar slechts de algemene gave van de Geest tot heiliging bezaten).
Op welke wijze No. 3 weer verdeeld wordt, vermelden wij niet, slechts dit nog wordt hier gezegd, dat de Masorethen de afzonderlijke boeken aldus rangschikten, de Psalmen, Spreuken, Job, het hoge Lied, Ruth, Klaagliederen, Prediker, Esther, Daniël, Ezra, Nehemia, de Kronieken. De meeste andere godgeleerden hebben zodanig onderscheid in de Inspiratie verworpen; nieuwere echter onderscheiden wat de heilige mensen van God gesproken hebben in de Geest, dat is het hoogste; of door de Geest, wanneer hun geest en Gods Geest samen verenigd werden in het arbeiden; of naar, overeenkomstig de Geest, terwijl de Geest van de Heere hun nabij was en tegen dwaling bewaarde 1 Corinthiers 7:25,40; 12:7 Matthew 22:43 Acts 11:28 Romans 8:5 ). Anderen spreken van een positieve en negatieve ingeving, waarbij de eerste rechtstreeks bekend maakt, de tweede valse voorstellingen verhindert. Wij bespreken dit nader, handelende over 2 Timothy 3:16 (zie 2 Timothy 3:16); evenzo zal bij de verklaring van John 12:28 (zie Joh 12:28) over de Bath-Kol, welke de Rabbijnen de derde openbaringsvorm noemen, gesproken worden..
Wanneer in Deuteronomy 34:10 uitdrukkelijk gezegd wordt, dat in Israël geen profeet meer opstond zoals Mozes, die de Heere gekend had van aangezicht tot aangezicht, is door dit woord: "als mij" bepaald uitgedrukt, dat in deze voorspelling volstrekt niet mee genoemd worden de profeten van het Oude Testament. Niet om hunnentwille moesten we aan Christus denken, die de reeks besluit en de profetieën vervult, maar omgekeerd, van Christus uit, op Wie het oog van Mozes gevestigd is, gaat de blik terug op de profeten, die Zijn komst voorbereid hebben en dit geschiedt vanaf Deuteronomy 18:20, zoals wij in de parafrase hebben ontwikkeld. Eindelijk echter zien de woorden (Deuteronomy 34:10) zo onmiskenbaar op het onderscheid tussen het Profetisme van Mozes en dat van de volgende profeten (Numbers 12:6-Numbers 12:8) dat het niet twijfelachtig is, hoe wij het bijgevoegde "als mij" hebben te verstaan. De eigenaardigheid van Mozes als profeet, bestaat hoofdzakelijk daarin, dat hij in het gehele huis van God met trouw werkzaam, dat hij in alle opzichten middelaar tussen God en het volk was. Hij was verlosser en aanvoerder, wetgever en rechter, priester en profeet in n persoon. Men kan geen oogpunt van vertegenwoordiging van God, van bemiddeling van de goddelijke woorden en daden bedenken, dat hem niet toevertrouwd werd. Van zijn ambt zijn de priesterlijke, rechterlijke, koninklijke en andere bedieningen verschillende vertakkingen, terwijl na hem aan de zijde van Jozua priester Eleazar, van David de profeet Nathan geplaatst worden, opdat zij de opgedragen arbeid op de rechte wijze vervullen. Met deze geheel enige taak, om in het huis van God iets en alles te zijn, staat de omstandigheid in verband, dat Mozes in de nauwste betrekking tot God staat, de gelijkenis (Hebreeuws Themunah) van Jehova aanschouwt, en dat Jehova mondeling met hem spreekt, terwijl de andere profeten slechts in duistere woorden (Hebreeuws Chidoth) of door dromen en gezichten Zijn openbaringen ontvangen. Zo'n profeet, die alle werkzaamheden van het Middelaarsambt in zich verenigt, en de goddelijke openbaringen door onmiddellijke aanschouwing ontvangt, wordt daarom hier beloofd, en aan die beschrijving beantwoordt slechts Christus (John 1:45 John 4:25; John 5:45; John 6:14 Acts 3:22 vv.; 7:37 ) 19. En het zal geschieden, de man, die niet zal horen naar Mijn woorden, die Hij in Mijn naam zal spreken, van die zal Ik het zoeken, 1) Ik zal aan hem geen verdere gunst verlenen, maar moet hem overleveren in het gericht, dat detegenstanders zal verslinden.
1) Voor de eerste maal is bij de Messiasbelofte een bepaalde bedreiging gevoegd. Behoeft het nu breedvoerig betoog, dat Christus niet minder dan Mozes, op volstrekt enige wijze door God zelf in Zijn profetisch gezag is erkend en gehandhaafd geworden? Geen vreselijker zonde, gij weet het, die in de woestijn kon gepleegd worden, dan Mozes naar de kroon te steken. Zijn zaak was in volle nadruk Gods zaak en slechts zijn eigen voorbede kon het leven van de schuldigen redden, die om de vaan van de opstand zich schaarden..
De droevige gevolgen van deze zonde hebben de joden nu reeds ongeveer achttien eeuwen na elkaar gevoeld..
Vers 18
18. Een profeet zal Ik hun verwekken, uit het midden van hun broeders, als u, met wie Ik van aangezicht tot aangezicht spreek, zoals een man tot zijn vriend (Exodus 33:11); en ik zal Mijn woorden in zijn mond geven, aangezien Hij Mij nader is dan gij, die bij alle voorrechten toch niet zoon maar slechts dienaar zijt, en Mijn heerlijkheid van achteren ziet (Exodus 33:18-Exodus 33:20); a) en Hij zal tot hen spreken alles wat Ik hem gebieden zal, Hij zal mijn gehele langzamerhand voortgaande openbaring tot voleindiging brengen (Hebrews 1:1).a) John 4:25
Wat een profeet is, zegt ons niet alleen de naam, die in de grondtekst gebruikt wordt, maar ook de samenhang van die plaatsen, waarin het woord tot nu toe voorkwam. Het Hebreeuwse woord Nabi wordt wel verschillend verklaard, daar sommige taalkundigen het van een stam ab= hp of p blazen, (part. Niph, "de aangeblazene, geïnspireerde) afleiden; anderen het in verband brengen met abg = ebg "opwellen, opborrelen", maar beide afleidingen zeggen, wat een profeet is, nl. een mens, die God roept, om zijn openbaringen te ontvangen en zijn woorden over te brengen. In de eerste betekenis komt deze uitdrukking voor in Genesis 20:7; in de tweede in Exodus 7:1, Deuteronomy 4:15; op andere plaatsen zijn beide betekenissen vermengd en niet goed te scheiden (Exodus 15:20 Numbers 12:6 Deuteronomy 13:1 ). Hieruit volgt dat een profeet in het midden staat tussen God en de personen, tot wie hij gezonden wordt; Gods Woord komt tot hem en door hem; het wordt hem gegeven, opdat hij het teruggeeft (Judges 6:7-Judges 6:10; 1 Samuel 2:27). In deze bemiddelende betrekking openbaarde zich de profeet echter eerst in de tijd, toen de Heere niet meer met de afzonderlijke aartsvaders, maar met een geheel volk te doen had; Abraham wordt als ontvangende en dragende de goddelijke openbaring slechts profeet genoemd, in zoverre hij de roeping heeft, om Gods Woord aan zijn kinderen over te brengen, en voor alle geslachten van de aardbodems de bemiddelaar van zegen te zijn. Mozes echter is de eerste profeet in de volle zin van het woord, daarom verricht hij ook de eerste wonderen (Exodus 4:9); want tekenen en wonderen zijn de bewijzen, waardoor een profeet staaft, dat hij een "man Gods" is, hetzij tekenen van de daad (wonderen in de bijzondere zin van het woord), hetzij tekenen van het woord (voorspelling van het toekomstige). Deuteronomy 3:1-Deuteronomy 3:5 heeft ons evenwel geleerd, dat de wonderen niet meer op zichzelf als een goddelijke rechtvaardiging konden beschouwd worden, toen een bepaalde openbaring van de Heere aan het volk van Israël gegeven was. Tot die tijd waren de machten van de duisternis bedwongen, zodat geen vals profeet met tekenen en wonderen onder Gods volk kon optreden, voordat het Godsrijk op een vaste grondslag gevestigd was. Nadat dit echter geschied is, en Israël weet wat goed en God welbehagelijk is, worden ook tekenen van de leugen (2 Thessalonians 2:9) toegelaten, om Israël te beproeven, of het zijn God waarlijk liefheeft; want het heeft reeds de toetssteen, waaraan het onderzoeken kan of een profeet goed is, nl. de heilige wet van de 10 geboden. Thans is nog slechts sprake van tekenen, die een woord bevestigen moeten, dat met Gods Woord overeenkomt. Is dit profetisch woord echter voorspellend en op de naaste toekomst van betrekking, dan wordt zo'n bekrachtiging overbodig. Het woord zal vervuld worden, wanneer het van God kwam; indien het niet vervuld wordt, blijkt daaruit, dat de spreker een vals profeet is, en hij moet sterven (Deuteronomy 18:22)
Hoe en op welke wijze geschiedt dan nu de Inspiratie of ingeving? Dat heeft de Heere zelf gezegd in zijn woord tot Mirjam en Aron (Numbers 12:6-Numbers 12:8). Hier worden twee hoofdvormen van openbaring genoemd: het zien van Gods gelijkenis in de gewone, niet extatische of visionaire toestand, en de aanschouwing van de geest, door gezicht of droom, waarbij de volle helderheid van het zelf- en wereldbewustzijn op de achtergrond treedt. Een geheel duidelijke voorstelling van deze beide vormen van openbaring zou slechts mogelijk zijn, wanneer men hen bij ervaring kende. Toch kunnen wij zeggen, dat in 1 Corinthians 13:12 waar Paulus de godsdienstige kennis in het tegenwoordig en toekomend leven beschrijft en dezelfde uitdrukkingen gebruikt, niet weinig bijdraagt, om het onderscheid tussen de aanschouwing van Gods gelijkenis en het zien in duistere woorden en beelden duidelijk te maken. Indien men echter nog verdere onderscheiden wil tussen een openbaring in gezichten en in dromen, en zo drie openbaringsvormen genoemd worden, schijnt de rabbijnse beschouwing omtrent een hogere en lagere inspiratie, juist te zijn. Naar de verhouding, waarin de Schrijver staat tot de Theocratie of de Godsstaat en tot de goddelijke openbaring verdeelden zij de Schriften van het Oude Testament in drie soorten:
I. de Thora (het boek van de wet, de 5 boeken van Mozes), als de grond waarop de gehele godsdienst van Israël rust.
II. de Nebijim (profeten) en deze weer als: 1e. de eerste profeten of de Profetisch-historische boeken, die in Israëls leidingen voortgezette openbaring beschrijven (Jozua, Richteren, de boeken van Samuël en de Koningen); 2e. de latere of eigenlijke profeten, wier boeken het getuigenis van het goddelijk raadsbesluit bevatten (grote profeten: Jesaja, Jeremia, Ezechiël, kleine profeten: Hosea, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Zfanja, Haggaï, Zacharia en Maleachi.) III. de Ketoebim (Hagiografen of heilige Schriften wier vervaardigers niet de buitengewone Geestesgave van de profeten, maar slechts de algemene gave van de Geest tot heiliging bezaten).
Op welke wijze No. 3 weer verdeeld wordt, vermelden wij niet, slechts dit nog wordt hier gezegd, dat de Masorethen de afzonderlijke boeken aldus rangschikten, de Psalmen, Spreuken, Job, het hoge Lied, Ruth, Klaagliederen, Prediker, Esther, Daniël, Ezra, Nehemia, de Kronieken. De meeste andere godgeleerden hebben zodanig onderscheid in de Inspiratie verworpen; nieuwere echter onderscheiden wat de heilige mensen van God gesproken hebben in de Geest, dat is het hoogste; of door de Geest, wanneer hun geest en Gods Geest samen verenigd werden in het arbeiden; of naar, overeenkomstig de Geest, terwijl de Geest van de Heere hun nabij was en tegen dwaling bewaarde 1 Corinthiers 7:25,40; 12:7 Matthew 22:43 Acts 11:28 Romans 8:5 ). Anderen spreken van een positieve en negatieve ingeving, waarbij de eerste rechtstreeks bekend maakt, de tweede valse voorstellingen verhindert. Wij bespreken dit nader, handelende over 2 Timothy 3:16 (zie 2 Timothy 3:16); evenzo zal bij de verklaring van John 12:28 (zie Joh 12:28) over de Bath-Kol, welke de Rabbijnen de derde openbaringsvorm noemen, gesproken worden..
Wanneer in Deuteronomy 34:10 uitdrukkelijk gezegd wordt, dat in Israël geen profeet meer opstond zoals Mozes, die de Heere gekend had van aangezicht tot aangezicht, is door dit woord: "als mij" bepaald uitgedrukt, dat in deze voorspelling volstrekt niet mee genoemd worden de profeten van het Oude Testament. Niet om hunnentwille moesten we aan Christus denken, die de reeks besluit en de profetieën vervult, maar omgekeerd, van Christus uit, op Wie het oog van Mozes gevestigd is, gaat de blik terug op de profeten, die Zijn komst voorbereid hebben en dit geschiedt vanaf Deuteronomy 18:20, zoals wij in de parafrase hebben ontwikkeld. Eindelijk echter zien de woorden (Deuteronomy 34:10) zo onmiskenbaar op het onderscheid tussen het Profetisme van Mozes en dat van de volgende profeten (Numbers 12:6-Numbers 12:8) dat het niet twijfelachtig is, hoe wij het bijgevoegde "als mij" hebben te verstaan. De eigenaardigheid van Mozes als profeet, bestaat hoofdzakelijk daarin, dat hij in het gehele huis van God met trouw werkzaam, dat hij in alle opzichten middelaar tussen God en het volk was. Hij was verlosser en aanvoerder, wetgever en rechter, priester en profeet in n persoon. Men kan geen oogpunt van vertegenwoordiging van God, van bemiddeling van de goddelijke woorden en daden bedenken, dat hem niet toevertrouwd werd. Van zijn ambt zijn de priesterlijke, rechterlijke, koninklijke en andere bedieningen verschillende vertakkingen, terwijl na hem aan de zijde van Jozua priester Eleazar, van David de profeet Nathan geplaatst worden, opdat zij de opgedragen arbeid op de rechte wijze vervullen. Met deze geheel enige taak, om in het huis van God iets en alles te zijn, staat de omstandigheid in verband, dat Mozes in de nauwste betrekking tot God staat, de gelijkenis (Hebreeuws Themunah) van Jehova aanschouwt, en dat Jehova mondeling met hem spreekt, terwijl de andere profeten slechts in duistere woorden (Hebreeuws Chidoth) of door dromen en gezichten Zijn openbaringen ontvangen. Zo'n profeet, die alle werkzaamheden van het Middelaarsambt in zich verenigt, en de goddelijke openbaringen door onmiddellijke aanschouwing ontvangt, wordt daarom hier beloofd, en aan die beschrijving beantwoordt slechts Christus (John 1:45 John 4:25; John 5:45; John 6:14 Acts 3:22 vv.; 7:37 ) 19. En het zal geschieden, de man, die niet zal horen naar Mijn woorden, die Hij in Mijn naam zal spreken, van die zal Ik het zoeken, 1) Ik zal aan hem geen verdere gunst verlenen, maar moet hem overleveren in het gericht, dat detegenstanders zal verslinden.
1) Voor de eerste maal is bij de Messiasbelofte een bepaalde bedreiging gevoegd. Behoeft het nu breedvoerig betoog, dat Christus niet minder dan Mozes, op volstrekt enige wijze door God zelf in Zijn profetisch gezag is erkend en gehandhaafd geworden? Geen vreselijker zonde, gij weet het, die in de woestijn kon gepleegd worden, dan Mozes naar de kroon te steken. Zijn zaak was in volle nadruk Gods zaak en slechts zijn eigen voorbede kon het leven van de schuldigen redden, die om de vaan van de opstand zich schaarden..
De droevige gevolgen van deze zonde hebben de joden nu reeds ongeveer achttien eeuwen na elkaar gevoeld..
Vers 20
20. Maar de profeet, die hoogmoedig 1) zal handelen, sprekende een woord in Mijn naam, dat Ik hem niet geboden heb te spreken, zoals voorzeker valse profeten zullen optreden, die de inbeelding van hun harten als goddelijke openbaring voorstellen (Jeremia. 14:14; 23:31; 29:8 vv.), of die spreken zal in de naam van andere goden, en tot hun dienst tracht over te halen (Deuteronomy 13:1), deze profeet zal sterven.1)Hoogmoedig, d.i. zich aanmatigende, waarop hij geen recht heeft; ondernemende, waartoe hij niet geroepen is. De ware profeet spreekt in de naam van de Heere, op Zijn bevel, door Zijn onmiddellijke ingeving, op welke wijze dan ook; de valse profeet treedt op, op eigen gezag, zonder daartoe door God, de Heere, verordend te zijn. Daarom komt dan ook niet uit, wat hij gezegd heeft. God stelt daarom dit teken, waaraan Israël de ware van de valse profeten zou kunnen onderscheiden. Wanneer de woorden, de voorspellingen uitkomen, zo zal hij een profeet van de Heere zijn, wanneer dit echter niet geschiedt, zal Israël van hem niets hebben te vrezen, noch hem als een profeet hebben te beschouwen..
Vers 20
20. Maar de profeet, die hoogmoedig 1) zal handelen, sprekende een woord in Mijn naam, dat Ik hem niet geboden heb te spreken, zoals voorzeker valse profeten zullen optreden, die de inbeelding van hun harten als goddelijke openbaring voorstellen (Jeremia. 14:14; 23:31; 29:8 vv.), of die spreken zal in de naam van andere goden, en tot hun dienst tracht over te halen (Deuteronomy 13:1), deze profeet zal sterven.1)Hoogmoedig, d.i. zich aanmatigende, waarop hij geen recht heeft; ondernemende, waartoe hij niet geroepen is. De ware profeet spreekt in de naam van de Heere, op Zijn bevel, door Zijn onmiddellijke ingeving, op welke wijze dan ook; de valse profeet treedt op, op eigen gezag, zonder daartoe door God, de Heere, verordend te zijn. Daarom komt dan ook niet uit, wat hij gezegd heeft. God stelt daarom dit teken, waaraan Israël de ware van de valse profeten zou kunnen onderscheiden. Wanneer de woorden, de voorspellingen uitkomen, zo zal hij een profeet van de Heere zijn, wanneer dit echter niet geschiedt, zal Israël van hem niets hebben te vrezen, noch hem als een profeet hebben te beschouwen..
Vers 21
21. Zo gij dan, in het eerstgenoemde geval in uw hart zou mogen zeggen: 1) Hoe zullen wij het woord kennen, dat de HEERE niet gesproken heeft, daar immers de profeet uitdrukkelijk in de naam van de Heere spreekt en zijn woord als het Woord van God voorstelt?1) In het hart zeggen heeft hier een bijzondere betekenis, nl. van overleggen en dan wel in de zin van twijfelend overleggen, zodat men niet zeker is van zijn zaak, niet weet waaraan men zich te houden heeft..
Vers 21
21. Zo gij dan, in het eerstgenoemde geval in uw hart zou mogen zeggen: 1) Hoe zullen wij het woord kennen, dat de HEERE niet gesproken heeft, daar immers de profeet uitdrukkelijk in de naam van de Heere spreekt en zijn woord als het Woord van God voorstelt?1) In het hart zeggen heeft hier een bijzondere betekenis, nl. van overleggen en dan wel in de zin van twijfelend overleggen, zodat men niet zeker is van zijn zaak, niet weet waaraan men zich te houden heeft..
Vers 22
22. Wanneer die profeet in de naam van de HEERE zal hebben gesproken, dat iets spoedig gebeuren zal, en dat woord gebeurt niet en komt niet; dat is het woord dat de HEERE niet gesproken heeft: door trots 1) heeft die profeet dat gesproken; gij zult voor hem niet vrezen, alsof God zijn dood wreken zou, indien gij het gebod (Deuteronomy 18:20) toepast, want de Heere is immers niet met hem.1) Niet slechts als dwaasheid en ijdelheid veroordeelt Hij, die hun eigen verzinselen voor bevelen van God willen laten doorgaan, maar als aanmatiging, zodat het een volstrekt goddeloze en niet te dulden stoutmoedigheid is, voor een hemels orakel te doen doorgaan, wat in het sterfelijke brein van de mensen is ontstaan. En met deze naam wordt de afkeurenswaardige goddeloosheid van hen te kennen gegeven, die hun schijnopenbaringen voorbrengen, om eenvoudigen te verstrikken. Het is daarom, dat Hij hun zegt, dat zij niet voor zo'n profeet hebben te vrezen..
Vers 22
22. Wanneer die profeet in de naam van de HEERE zal hebben gesproken, dat iets spoedig gebeuren zal, en dat woord gebeurt niet en komt niet; dat is het woord dat de HEERE niet gesproken heeft: door trots 1) heeft die profeet dat gesproken; gij zult voor hem niet vrezen, alsof God zijn dood wreken zou, indien gij het gebod (Deuteronomy 18:20) toepast, want de Heere is immers niet met hem.1) Niet slechts als dwaasheid en ijdelheid veroordeelt Hij, die hun eigen verzinselen voor bevelen van God willen laten doorgaan, maar als aanmatiging, zodat het een volstrekt goddeloze en niet te dulden stoutmoedigheid is, voor een hemels orakel te doen doorgaan, wat in het sterfelijke brein van de mensen is ontstaan. En met deze naam wordt de afkeurenswaardige goddeloosheid van hen te kennen gegeven, die hun schijnopenbaringen voorbrengen, om eenvoudigen te verstrikken. Het is daarom, dat Hij hun zegt, dat zij niet voor zo'n profeet hebben te vrezen..