Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 1 Samuel 11". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/1-samuel-11.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 1 Samuel 11". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, 1 SAMUËL 111 Samuel 11:1.
SAULS EERSTE OVERWINNING OP DE AMMONIETEN.
I. 1 Samuel 11:1-1 Samuel 11:15. Saul vindt spoedig gelegenheid om aan de verwachtingen te voldoen, die Israël zich van een koning gemaakt heeft; Nahas, de koning van de Ammonieten, belegert Jabes in Gilead, en benauwt de inwoners zeer; zij zenden boden naar alle delen van Israël, opdat men hen helpt die, naar het schijnt, door goddelijke leiding het eerst naar Gibea komen, waar de nieuw gekozen koning nog in zijn landelijke bezigheden is en op het veld ploegt. Als hij van daar terugkeert, vindt hij de burgers van zijn stad wenende en jammerende over de nood van de Jabesieten en de overmoed van de Ammonieten, zonder dat er iemand aan dacht de broeders te helpen. Toen hieuw hij zijn runderen in stukken, en liet onder toezending van de stukken in alle stammen van Israël een oproep uitgaan om zich te verzamelen. Hieraan werd voldaan en bij de monstering te Bezek is er een strijdmacht van 330.000 man. Van drie zijden valt Saul met deze in het leger van de Ammonieten en verdrijft hij het in korte tijd. Thans zijn alle harten zo vol van geestdrift voor hem, dat men de bestraffing eist van allen die de koning veracht en bespot hebben. Saul wijst in grootmoedigheid deze eis af, maar Samuël maakt gebruik van deze gunstige gezindheid van het volk, gaat met hem naar Gilgal en vernieuwt daar het Koninkrijk.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, 1 SAMUËL 111 Samuel 11:1.
SAULS EERSTE OVERWINNING OP DE AMMONIETEN.
I. 1 Samuel 11:1-1 Samuel 11:15. Saul vindt spoedig gelegenheid om aan de verwachtingen te voldoen, die Israël zich van een koning gemaakt heeft; Nahas, de koning van de Ammonieten, belegert Jabes in Gilead, en benauwt de inwoners zeer; zij zenden boden naar alle delen van Israël, opdat men hen helpt die, naar het schijnt, door goddelijke leiding het eerst naar Gibea komen, waar de nieuw gekozen koning nog in zijn landelijke bezigheden is en op het veld ploegt. Als hij van daar terugkeert, vindt hij de burgers van zijn stad wenende en jammerende over de nood van de Jabesieten en de overmoed van de Ammonieten, zonder dat er iemand aan dacht de broeders te helpen. Toen hieuw hij zijn runderen in stukken, en liet onder toezending van de stukken in alle stammen van Israël een oproep uitgaan om zich te verzamelen. Hieraan werd voldaan en bij de monstering te Bezek is er een strijdmacht van 330.000 man. Van drie zijden valt Saul met deze in het leger van de Ammonieten en verdrijft hij het in korte tijd. Thans zijn alle harten zo vol van geestdrift voor hem, dat men de bestraffing eist van allen die de koning veracht en bespot hebben. Saul wijst in grootmoedigheid deze eis af, maar Samuël maakt gebruik van deze gunstige gezindheid van het volk, gaat met hem naar Gilgal en vernieuwt daar het Koninkrijk.
Vers 1
1. Toen 1) trok Nahas (= slang), de Ammoniet, op uit zijn land, dat ten oosten van de stam Gad gelegen was. Reeds lang had deze een gelegenheid gezocht om deaanspraken van zijn voorganger op een gedeelte van het oostelijke land (Judges 11:13) te vernieuwen (12:12); nu wilde hij zijn voornemen ten uitvoer brengen, en belegerde hij Jabes in Gilead (Jud 21:9). En al de mannen van Jabes, zich te zwak voelende om de belegering uit te houden of de vijand te verdrijven, zeiden door hun oudsten, die zij in het vijandige leger hadden gezonden om te onderhandelen, tot Nahas: Maak een verbond met ons, stel ons aannemelijke voorwaarden, dan zullen wij u dienen, onze stad aan u overgeven en ons aan uw heerschappij onderwerpen.1) De tijd, waarop dit plaatsvond, is niet aangegeven. Het woordje toen kan ook door en vervangen worden volgens de grondtekst. Uit 12:12 blijkt duidelijk, dat v r de keus van Saul Nahas reeds aanstalten gemaakt heeft om, als in de dagen van Jeftha, zijn vermeende aanspraak op het land van Gilead te laten gelden. Juist nu Saul tot koning is gekozen, schijnt hij zijn plannen te willen doorzetten om Jabes te belegeren. Er blijkt echter uit niets, dat hij van Sauls verkiezing af weet..
Vers 1
1. Toen 1) trok Nahas (= slang), de Ammoniet, op uit zijn land, dat ten oosten van de stam Gad gelegen was. Reeds lang had deze een gelegenheid gezocht om deaanspraken van zijn voorganger op een gedeelte van het oostelijke land (Judges 11:13) te vernieuwen (12:12); nu wilde hij zijn voornemen ten uitvoer brengen, en belegerde hij Jabes in Gilead (Jud 21:9). En al de mannen van Jabes, zich te zwak voelende om de belegering uit te houden of de vijand te verdrijven, zeiden door hun oudsten, die zij in het vijandige leger hadden gezonden om te onderhandelen, tot Nahas: Maak een verbond met ons, stel ons aannemelijke voorwaarden, dan zullen wij u dienen, onze stad aan u overgeven en ons aan uw heerschappij onderwerpen.1) De tijd, waarop dit plaatsvond, is niet aangegeven. Het woordje toen kan ook door en vervangen worden volgens de grondtekst. Uit 12:12 blijkt duidelijk, dat v r de keus van Saul Nahas reeds aanstalten gemaakt heeft om, als in de dagen van Jeftha, zijn vermeende aanspraak op het land van Gilead te laten gelden. Juist nu Saul tot koning is gekozen, schijnt hij zijn plannen te willen doorzetten om Jabes te belegeren. Er blijkt echter uit niets, dat hij van Sauls verkiezing af weet..
Vers 2
2. Maar Nahas, de Ammoniet, zei tot hen vol honende overmoed: Mits deze, op deze voorwaarde, zal ik een verbond met u maken, dat ik u allen het rechteroog uitsteke; en dat ik deze schande op geheel Israël legge.1)1) Deze voorwaarde van Nahas moest onder de leiding van God dienen om de inwoners van Jabes naar redding te doen uitzien. Dat zij onderwerping aanbieden en zich aan Ammon schatplichtig willen stellen, was voortgekomen uit zonde en ongelovige vrees, maar was daarom tegen de wil van God. Zij mochten zich niet overgeven, zij mochten zich niet schatplichtig stellen aan een heidens koning. God had hun Jabes tot eigendom gegeven, opdat zij de Heere zouden dienen. En nu horen zij de vernederendste voorwaarde, een voorwaarde, waaraan de wraak ten grondslag ligt, omdat Ammon vroeger door Israël onder Jeftha is geslagen. Maar die voorwaarde doet Jabes opschrikken om hulp en redding te zoeken en bevrijd te worden van de voornemens van deze goddeloze..
Sommigen hebben in deze eis van Nahas een dubbel beeld gezien. 1. een beeld van de duivel, want Nahas betekent een slang. Wie zich in de dienst van satan overgeeft, die steekt hij het rechteroog uit; hij berooft hem van zijn verstand in geestelijke zaken, en laat hem het linkeroog, de bekwaamheid voor aardse zaken. 2. Een beeld van de aanslagen, die de vereniging van de afgescheiden godsdiensten tot doel hebben, en dus noodzakelijk met het verlies van de waarheid verbonden zijn. De paus heeft dikwijls de protestanten vrede laten aanbieden, wanneer zij zich slechts het rechteroog wilden laten uitsteken, d.i. wanneer zij de erkende waarheid verloochenen en een blinde gehoorzaamheid beloven wilden.
Vers 2
2. Maar Nahas, de Ammoniet, zei tot hen vol honende overmoed: Mits deze, op deze voorwaarde, zal ik een verbond met u maken, dat ik u allen het rechteroog uitsteke; en dat ik deze schande op geheel Israël legge.1)1) Deze voorwaarde van Nahas moest onder de leiding van God dienen om de inwoners van Jabes naar redding te doen uitzien. Dat zij onderwerping aanbieden en zich aan Ammon schatplichtig willen stellen, was voortgekomen uit zonde en ongelovige vrees, maar was daarom tegen de wil van God. Zij mochten zich niet overgeven, zij mochten zich niet schatplichtig stellen aan een heidens koning. God had hun Jabes tot eigendom gegeven, opdat zij de Heere zouden dienen. En nu horen zij de vernederendste voorwaarde, een voorwaarde, waaraan de wraak ten grondslag ligt, omdat Ammon vroeger door Israël onder Jeftha is geslagen. Maar die voorwaarde doet Jabes opschrikken om hulp en redding te zoeken en bevrijd te worden van de voornemens van deze goddeloze..
Sommigen hebben in deze eis van Nahas een dubbel beeld gezien. 1. een beeld van de duivel, want Nahas betekent een slang. Wie zich in de dienst van satan overgeeft, die steekt hij het rechteroog uit; hij berooft hem van zijn verstand in geestelijke zaken, en laat hem het linkeroog, de bekwaamheid voor aardse zaken. 2. Een beeld van de aanslagen, die de vereniging van de afgescheiden godsdiensten tot doel hebben, en dus noodzakelijk met het verlies van de waarheid verbonden zijn. De paus heeft dikwijls de protestanten vrede laten aanbieden, wanneer zij zich slechts het rechteroog wilden laten uitsteken, d.i. wanneer zij de erkende waarheid verloochenen en een blinde gehoorzaamheid beloven wilden.
Vers 3
3. Toen 1) zeiden tot hem de oudsten van Jabes, nadat zij dat antwoord aan hun medeburgers gebracht en met hen beraadslaagd hadden: Laat ons zeven dagen met rust, geef ons zeven dagen uitstel, dat wij boden zenden in heel het gebied van Israël of misschien onze broeders aan de overzijde van de Jordaan ons hulp zullen verschaffen; is er dan niemand die ons verlost, zo zullen wij tot u uitgaan 1) en ons op genade of ongenade overgeven. Nahas nu, omdat hij aan de ene zijde bij zo'n verval, als toen in Israël was, de hulp onmogelijk achtte; en aan de andere zijde niet in staat was, de stad stormenderhand in te nemen, stond hun dit uitstel van zeven dagen toe.1) De smaad en hoon (1 Samuel 11:2) ging boven hetgeen de burgers van Jabes dragen konden. Nu ontwaakte in hen een vonk van gevoel, dat zij tot het volk van God behoorden; zij herinnerden zich de eenheid van de gehele gemeente van Israël, en het kwam hun in de gedachte, dat er in het gehele land wel een redder zou kunnen gevonden worden. Iets dergelijks is meer gebeurd. Denkt slechts aan de verloren zoon; wie weet wanneer zijn ellende niet boven mate groot geworden was, of ook de gedachte aan het vaderhuis in hem zou ontwaakt zijn. Had bij menig gedoopte de zonde slechts enigszins zachter gehandeld, hij zou wel een blijvend verbond met haar gemaakt hebben, en het juk van dat verbond in valse rust en vrede gedragen hebben, totdat het te laat was; maar toen de oude vijand in zijn gedaante, in zijn onverzoenlijke haat zich vertoonde, om geheel en al tot schande te maken, toen kwam een overdenking in de ziel, wie Hij was wiens teken men droeg, tot welk volk men behoorde. Men zag verlangend uit naar een redder, en zond de zuchten om hulp uit zijn ellende naar alle zijden op.
Om hun lichamen te behouden willen zij hun vrijheid verliezen en toestaan, dat hun ogen werden uitgegraven; is het dan niet wijzer ons rechteroog, of die zonde die ons bijzonder dierbaar is, uit te werpen dan geworpen te worden in het helse vuur..
2) Het blijkt, dat Nahas aan dit beding heeft toegegeven, wellicht vertrouwende op zijn macht en sterkte. Calvijn zegt daarom ook: "Hieruit blijkt de Voorzienigheid Gods, die de harten van de goddeloze menigte zo in bezit heeft, dat Hij ze buigt, tot wat Hij wil, als waterbeken, zoals Salomo zegt in de Spreuken.".
Dat de inwoners van Jabes in heel het gebied boden willen zenden, daaruit blijkt, dat zij nog niets van het verkiezen van Saul tot koning hebben gehoord. In de weg van de Goddelijke Voorzienigheid komen wel de boden het eerst te Gibea-Sauls, maar ook hieruit blijkt weer, dat Gods bijzondere zorg over alles gaat..
Vers 3
3. Toen 1) zeiden tot hem de oudsten van Jabes, nadat zij dat antwoord aan hun medeburgers gebracht en met hen beraadslaagd hadden: Laat ons zeven dagen met rust, geef ons zeven dagen uitstel, dat wij boden zenden in heel het gebied van Israël of misschien onze broeders aan de overzijde van de Jordaan ons hulp zullen verschaffen; is er dan niemand die ons verlost, zo zullen wij tot u uitgaan 1) en ons op genade of ongenade overgeven. Nahas nu, omdat hij aan de ene zijde bij zo'n verval, als toen in Israël was, de hulp onmogelijk achtte; en aan de andere zijde niet in staat was, de stad stormenderhand in te nemen, stond hun dit uitstel van zeven dagen toe.1) De smaad en hoon (1 Samuel 11:2) ging boven hetgeen de burgers van Jabes dragen konden. Nu ontwaakte in hen een vonk van gevoel, dat zij tot het volk van God behoorden; zij herinnerden zich de eenheid van de gehele gemeente van Israël, en het kwam hun in de gedachte, dat er in het gehele land wel een redder zou kunnen gevonden worden. Iets dergelijks is meer gebeurd. Denkt slechts aan de verloren zoon; wie weet wanneer zijn ellende niet boven mate groot geworden was, of ook de gedachte aan het vaderhuis in hem zou ontwaakt zijn. Had bij menig gedoopte de zonde slechts enigszins zachter gehandeld, hij zou wel een blijvend verbond met haar gemaakt hebben, en het juk van dat verbond in valse rust en vrede gedragen hebben, totdat het te laat was; maar toen de oude vijand in zijn gedaante, in zijn onverzoenlijke haat zich vertoonde, om geheel en al tot schande te maken, toen kwam een overdenking in de ziel, wie Hij was wiens teken men droeg, tot welk volk men behoorde. Men zag verlangend uit naar een redder, en zond de zuchten om hulp uit zijn ellende naar alle zijden op.
Om hun lichamen te behouden willen zij hun vrijheid verliezen en toestaan, dat hun ogen werden uitgegraven; is het dan niet wijzer ons rechteroog, of die zonde die ons bijzonder dierbaar is, uit te werpen dan geworpen te worden in het helse vuur..
2) Het blijkt, dat Nahas aan dit beding heeft toegegeven, wellicht vertrouwende op zijn macht en sterkte. Calvijn zegt daarom ook: "Hieruit blijkt de Voorzienigheid Gods, die de harten van de goddeloze menigte zo in bezit heeft, dat Hij ze buigt, tot wat Hij wil, als waterbeken, zoals Salomo zegt in de Spreuken.".
Dat de inwoners van Jabes in heel het gebied boden willen zenden, daaruit blijkt, dat zij nog niets van het verkiezen van Saul tot koning hebben gehoord. In de weg van de Goddelijke Voorzienigheid komen wel de boden het eerst te Gibea-Sauls, maar ook hieruit blijkt weer, dat Gods bijzondere zorg over alles gaat..
Vers 5
5. En ziet, Saul kwam, terwijl al het volk in ijdel klagen voortging achter de runderen 1) uit het veld, waarmee hij daar gewerkt had, en Saul zei: Wat is er met het volk, dat zij wenen? Toen vertelden zij hem de woorden van de mannen van Jabes.1) In het Hebreeuws Acharee habakar, in verband met 1 Samuel 11:7, waar gezegd wordt, dat zij een paar runderen namen, blijkt dat Saul aan het ploegen was geweest, en nu zijn runderen of ossen weer naar hun weide bracht..
Vers 5
5. En ziet, Saul kwam, terwijl al het volk in ijdel klagen voortging achter de runderen 1) uit het veld, waarmee hij daar gewerkt had, en Saul zei: Wat is er met het volk, dat zij wenen? Toen vertelden zij hem de woorden van de mannen van Jabes.1) In het Hebreeuws Acharee habakar, in verband met 1 Samuel 11:7, waar gezegd wordt, dat zij een paar runderen namen, blijkt dat Saul aan het ploegen was geweest, en nu zijn runderen of ossen weer naar hun weide bracht..
Vers 7
7. En hij nam een paar runderen, waarmee hij zo-even van het veld gekomen was, en hieuw ze in stukken 1) voor de ogen van het volk, en hij zond ze (Judges 19:29) in het hele gebied van Israël door de hand van de boden van Jabes, die hij nu naar de overige stammen liet gaan, zeggende: Die niet zelf uittrekt achter Saul, de verkozen koning, en achter Samuël, de profeet van de Heren, in de strijd tegen de Ammonieten, zo zal men zijn runderen doen tot straf, omdat hij geen deelgenomen heeft aan de strijd, zoals ik aan mijn runderen gedaan heb. Toen viel de vrees voor de HEERE 2) op het volk, en zij gingen, aangevuurd door de Geest van God, die bij dit optreden van Zijn gezalfde Zich voelen deed 3) uit als een enkel man.1) Ook bij de Scythen was het gewoonte, dat hij die zichzelf voor een geleden onrecht geen voldoening kon verschaffen, een os in stukken deelde en rond zond, waarop allen die het gepleegde onrecht wilden wreken, een stuk namen en zwoeren hem naar vermogen bij te staan..
Voorts was dit een teken van en voor Saul, dat aan zijn gewoon handwerk een einde was gekomen, dat hij niet meer de ploeg zou besturen, maar het roer van bewind over Israël in handen zou nemen.
2) De vrees voor de Heere is een vrees door de Heere in het volk gestort, zodat het, ziende het krachtig optreden van Saul, gedwongen werd hem te volgen in de strijd tegen de Ammonieten..
3) Een lafhartig Christen, die het lijden schuwt, maakt gemakkelijk honderden lafhartig, want dit is aantrekkelijk; maar n, wie niet het vuur van vlees en bloed, maar het heilige, stille vuur van het altaar van God in het hart brandt, wie dit uit de ogen schittert, die trekt duizenden met zich mee, zoals beloofd is (Isaiah 60:22): "De kleinste zal tot duizend worden en de minste tot een machtig volk." Een vrees voor de Heere valt van zo'n man op de vijanden, zowel als op de vrienden; zij doet de vijanden sidderen, (een gebed van deze mens is mij verschrikkelijker dan een leger van tienduizend krijgslieden", riep de Katholieke Maria v. Guise van de godsman Knox) de vrienden brengt zij tot een juichen, dat hen weer sterk maakt, nieuwe geloofsmoed in hen opwekt en hun hand leert strijden met het zwaard van de Geest..
8.En hij telde hen te Bezek (bliksemstraal) aan de westzijde van de Jordaan en de stam Issaschar (Jud 1:4); en de kinderen van Israël waren driehonderdduizend, en de mannen van Juda dertigduizend (15:4; 17:52).
Deze getallen zullen niet te groot voorkomen, wanneer men bedenkt, dat hier geen sprake is van een regelmatig krijgsleger, maar dat Saul het gehele volk tot een landstorm opgeroepen had. In de afzonderlijke opgaaf van de kinderen van Juda en van de kinderen van Israël, zien wij reeds een begin van de scheiding die later ontstaan is..
Vers 7
7. En hij nam een paar runderen, waarmee hij zo-even van het veld gekomen was, en hieuw ze in stukken 1) voor de ogen van het volk, en hij zond ze (Judges 19:29) in het hele gebied van Israël door de hand van de boden van Jabes, die hij nu naar de overige stammen liet gaan, zeggende: Die niet zelf uittrekt achter Saul, de verkozen koning, en achter Samuël, de profeet van de Heren, in de strijd tegen de Ammonieten, zo zal men zijn runderen doen tot straf, omdat hij geen deelgenomen heeft aan de strijd, zoals ik aan mijn runderen gedaan heb. Toen viel de vrees voor de HEERE 2) op het volk, en zij gingen, aangevuurd door de Geest van God, die bij dit optreden van Zijn gezalfde Zich voelen deed 3) uit als een enkel man.1) Ook bij de Scythen was het gewoonte, dat hij die zichzelf voor een geleden onrecht geen voldoening kon verschaffen, een os in stukken deelde en rond zond, waarop allen die het gepleegde onrecht wilden wreken, een stuk namen en zwoeren hem naar vermogen bij te staan..
Voorts was dit een teken van en voor Saul, dat aan zijn gewoon handwerk een einde was gekomen, dat hij niet meer de ploeg zou besturen, maar het roer van bewind over Israël in handen zou nemen.
2) De vrees voor de Heere is een vrees door de Heere in het volk gestort, zodat het, ziende het krachtig optreden van Saul, gedwongen werd hem te volgen in de strijd tegen de Ammonieten..
3) Een lafhartig Christen, die het lijden schuwt, maakt gemakkelijk honderden lafhartig, want dit is aantrekkelijk; maar n, wie niet het vuur van vlees en bloed, maar het heilige, stille vuur van het altaar van God in het hart brandt, wie dit uit de ogen schittert, die trekt duizenden met zich mee, zoals beloofd is (Isaiah 60:22): "De kleinste zal tot duizend worden en de minste tot een machtig volk." Een vrees voor de Heere valt van zo'n man op de vijanden, zowel als op de vrienden; zij doet de vijanden sidderen, (een gebed van deze mens is mij verschrikkelijker dan een leger van tienduizend krijgslieden", riep de Katholieke Maria v. Guise van de godsman Knox) de vrienden brengt zij tot een juichen, dat hen weer sterk maakt, nieuwe geloofsmoed in hen opwekt en hun hand leert strijden met het zwaard van de Geest..
8.En hij telde hen te Bezek (bliksemstraal) aan de westzijde van de Jordaan en de stam Issaschar (Jud 1:4); en de kinderen van Israël waren driehonderdduizend, en de mannen van Juda dertigduizend (15:4; 17:52).
Deze getallen zullen niet te groot voorkomen, wanneer men bedenkt, dat hier geen sprake is van een regelmatig krijgsleger, maar dat Saul het gehele volk tot een landstorm opgeroepen had. In de afzonderlijke opgaaf van de kinderen van Juda en van de kinderen van Israël, zien wij reeds een begin van de scheiding die later ontstaan is..
Vers 9
9. Toen zeiden zij tot de boden, die met de bede om hulp gekomen waren, en zo lang gebleven waren, totdat zij wisten welk gevolg Sauls oproep (1 Samuel 11:7) hebben zou: Aldus zult gij de mannen te Jabes in Gilead, die u tot ons gezonden hebben, zeggen: Morgen 1) zal u verlossing geschieden, en wel op de middag, als de zon heet worden zal. Toen de boden tot hun volk kwamen en dat verkondigden aan de mannen te Jabes, werden zij verblijd.1) Dat zij zo bepaald het uur opgeven, wanneer de burgers van Jabes geholpen zouden zijn, berust waarschijnlijk op een profetisch woord van Samuël, die het leger tot Bezek vergezeld had (1 Samuel 11:7,1 Samuel 11:12). "Wanneer Christus, de Zonne der gerechtigheid (Malachi 4:2) in de ziel opgaat en haar verwarmt, dan is er overwinning en hulp; dan worden de vijanden geslagen, die in de nacht van de wettelijke toestand onoverwinnelijk schenen te zijn..
Vers 9
9. Toen zeiden zij tot de boden, die met de bede om hulp gekomen waren, en zo lang gebleven waren, totdat zij wisten welk gevolg Sauls oproep (1 Samuel 11:7) hebben zou: Aldus zult gij de mannen te Jabes in Gilead, die u tot ons gezonden hebben, zeggen: Morgen 1) zal u verlossing geschieden, en wel op de middag, als de zon heet worden zal. Toen de boden tot hun volk kwamen en dat verkondigden aan de mannen te Jabes, werden zij verblijd.1) Dat zij zo bepaald het uur opgeven, wanneer de burgers van Jabes geholpen zouden zijn, berust waarschijnlijk op een profetisch woord van Samuël, die het leger tot Bezek vergezeld had (1 Samuel 11:7,1 Samuel 11:12). "Wanneer Christus, de Zonne der gerechtigheid (Malachi 4:2) in de ziel opgaat en haar verwarmt, dan is er overwinning en hulp; dan worden de vijanden geslagen, die in de nacht van de wettelijke toestand onoverwinnelijk schenen te zijn..
Vers 10
10. En de mannen van Jabes zeiden tot de Ammonieten, die hen belegerden: Morgen zullen wij, overeenkomstig onze belofte (1 Samuel 11:3), omdat de zeven dagen met die ten einde zijn, tot u uitgaan, en gij zult ons doen naar alles, wat goed is in uw ogen. 1) Zij spotten met de vijanden en bedoelden onder dat uitgaan, dat zij morgen zouden uitvallen, en met hun belegeraars doen, wat hun goeddacht; het dubbelzinnige woord was tevens een krijgslist om de Ammonieten zorgeloos te maken.1) Men vraagt of het aan de inwoners van Jabes geoorloofd was, zo listig met de vijand te handelen, want het bedrog was in het oog vallend en een slecht doel hadden de gesprekken, waardoor zij, door middel van de gezanten, de overgave beloofden. Zij hadden een wapenstilstand van enige dagen bedongen om gezanten tot de vrienden te kunnen zenden, die om hulp moesten verzoeken. En nu, terwijl de boodschappers zijn teruggekeerd, verbergen zij de hoop op hulp. En terwijl zij daarmee de vrienden en broeders beschuldigen van het verzuim om hulp aan te brengen, veinzen zij zich te zullen overgeven en bereid te zijn, de straffen, om hun ogen uit te steken, alsof zij overwonnen waren, te ondergaan, en bedriegen zij aldus de vijand. Welnu, wij weten, dat wij niets geveinsds, maar alles openbaar en zuiver moeten doen. Waarom de inwoners van Jabes hierover schijnbaar hard zijn te berispen, omdat zij Nahas hebben bedot, veinzende de toevlucht te nemen tot zijn medelijden en dat zij bereid waren zich over te geven onder de gestelde voorwaarde. Maar men moet deze zaak niet al te teer opvatten. Want er is een oud spreekwoord: "Geen vertrouwen en vroomheid is er bij hen, die het leger volgen." En zeker is het, dat God duldt, dat er in de oorlog veel geveinsds en listigs gedaan wordt, wat in het gewone leven volstrekt niet mag worden verdragen. Want indien iemand anders handelt, dan hij geveinsdelijkheid voorgeeft, deze wordt terecht om trouweloosheid veroordeeld. Maar in tijden van oorlog is het geoorloofd tot list zijn toevlucht te nemen, opdat men met des te groter kracht, door verandering van mars, op de vijand een aanval kan doen, en zo met het schijnbaar vluchten meer ten doel heeft, om de vijand, die zorgeloos was geworden en niet in slagorde stond, te overvallen. Kortom, hetzelfde geldt niet voor de oorlog als voor de vrede. Maar toch moet men altijd dit in beginsel vasthouden, dat de waarheid en rechtvaardigheid in acht moet worden gehouden, omdat God alle leugen mishaagt..
In de oorlog zal dikwijls de plicht jegens het vaderland eisen om de vijand door list op een dwaalspoor te brengen en daardoor zijn plannen te verijdelen; wanneer daarentegen de vijand zich persoonlijk in een strijd tegenover ons stelt, en het niet zozeer om het vaderland, maar om onszelf te doen is, dan is het niet Christelijk de vijand als buiten elke zedelijke gemeenschap met ons te beschouwen; daar is een onwaarheid een krenking van de zedelijke waarde van de vijand zowel als van onze eigen. In het Oude Testament worden krijgslisten en heimelijke overvallen meermalen vermeld, (bijv. Judges 3:16vv.; 4:17vv.; 9:49vv. de Christelijke zedelijkheid niet overeenkomt; Christelijke volken mogen krijgslist niet tot boze stukken maken..
Vers 10
10. En de mannen van Jabes zeiden tot de Ammonieten, die hen belegerden: Morgen zullen wij, overeenkomstig onze belofte (1 Samuel 11:3), omdat de zeven dagen met die ten einde zijn, tot u uitgaan, en gij zult ons doen naar alles, wat goed is in uw ogen. 1) Zij spotten met de vijanden en bedoelden onder dat uitgaan, dat zij morgen zouden uitvallen, en met hun belegeraars doen, wat hun goeddacht; het dubbelzinnige woord was tevens een krijgslist om de Ammonieten zorgeloos te maken.1) Men vraagt of het aan de inwoners van Jabes geoorloofd was, zo listig met de vijand te handelen, want het bedrog was in het oog vallend en een slecht doel hadden de gesprekken, waardoor zij, door middel van de gezanten, de overgave beloofden. Zij hadden een wapenstilstand van enige dagen bedongen om gezanten tot de vrienden te kunnen zenden, die om hulp moesten verzoeken. En nu, terwijl de boodschappers zijn teruggekeerd, verbergen zij de hoop op hulp. En terwijl zij daarmee de vrienden en broeders beschuldigen van het verzuim om hulp aan te brengen, veinzen zij zich te zullen overgeven en bereid te zijn, de straffen, om hun ogen uit te steken, alsof zij overwonnen waren, te ondergaan, en bedriegen zij aldus de vijand. Welnu, wij weten, dat wij niets geveinsds, maar alles openbaar en zuiver moeten doen. Waarom de inwoners van Jabes hierover schijnbaar hard zijn te berispen, omdat zij Nahas hebben bedot, veinzende de toevlucht te nemen tot zijn medelijden en dat zij bereid waren zich over te geven onder de gestelde voorwaarde. Maar men moet deze zaak niet al te teer opvatten. Want er is een oud spreekwoord: "Geen vertrouwen en vroomheid is er bij hen, die het leger volgen." En zeker is het, dat God duldt, dat er in de oorlog veel geveinsds en listigs gedaan wordt, wat in het gewone leven volstrekt niet mag worden verdragen. Want indien iemand anders handelt, dan hij geveinsdelijkheid voorgeeft, deze wordt terecht om trouweloosheid veroordeeld. Maar in tijden van oorlog is het geoorloofd tot list zijn toevlucht te nemen, opdat men met des te groter kracht, door verandering van mars, op de vijand een aanval kan doen, en zo met het schijnbaar vluchten meer ten doel heeft, om de vijand, die zorgeloos was geworden en niet in slagorde stond, te overvallen. Kortom, hetzelfde geldt niet voor de oorlog als voor de vrede. Maar toch moet men altijd dit in beginsel vasthouden, dat de waarheid en rechtvaardigheid in acht moet worden gehouden, omdat God alle leugen mishaagt..
In de oorlog zal dikwijls de plicht jegens het vaderland eisen om de vijand door list op een dwaalspoor te brengen en daardoor zijn plannen te verijdelen; wanneer daarentegen de vijand zich persoonlijk in een strijd tegenover ons stelt, en het niet zozeer om het vaderland, maar om onszelf te doen is, dan is het niet Christelijk de vijand als buiten elke zedelijke gemeenschap met ons te beschouwen; daar is een onwaarheid een krenking van de zedelijke waarde van de vijand zowel als van onze eigen. In het Oude Testament worden krijgslisten en heimelijke overvallen meermalen vermeld, (bijv. Judges 3:16vv.; 4:17vv.; 9:49vv. de Christelijke zedelijkheid niet overeenkomt; Christelijke volken mogen krijgslist niet tot boze stukken maken..
Vers 13
13. Maar Saul, die dit hoorde, zei vol grootmoedigheid: Er zal op deze dag geen man gedood worden, want de HEERE heeft heden een verlossing in Israël gedaan, en daardoor deze dag tot een geheiligde gemaakt, die wij door geen bloedblad mogen ontheiligen.Hij wil zeggen: is God heden zo barmhartig geweest, dat hij Israël's zonden niet heeft aangezien, maar ons een zo heerlijke overwinning geschonken heeft, dan is het billijk, dat wij naar Zijn voorbeeld de zonden van onze naaste vergeven en niet met de doodstraf wreken.
De beide edelste sieraden van een ware knecht van God verenigen zich in deze eerste koningsdaad van Saul: 1. heilige ijver in de zaak van de Heere en van de broeders; 2. zachtmoedigheid en zelfverloochening in zijn eigen zaak..
Geef mij, Heere! door Uw dierbaar bloed een heldenmoed, die goed en bloed verloochent en de lusten van het vlees haat. Uw zachtmoedigheid, Uw ootmoed werkt in mij uit, dat geen toorn of trots in mij opwellen. Heilige Jezus! heilig mij, dat ik als Gij, zachtmoedig, graag vergevend zij!.
Vers 13
13. Maar Saul, die dit hoorde, zei vol grootmoedigheid: Er zal op deze dag geen man gedood worden, want de HEERE heeft heden een verlossing in Israël gedaan, en daardoor deze dag tot een geheiligde gemaakt, die wij door geen bloedblad mogen ontheiligen.Hij wil zeggen: is God heden zo barmhartig geweest, dat hij Israël's zonden niet heeft aangezien, maar ons een zo heerlijke overwinning geschonken heeft, dan is het billijk, dat wij naar Zijn voorbeeld de zonden van onze naaste vergeven en niet met de doodstraf wreken.
De beide edelste sieraden van een ware knecht van God verenigen zich in deze eerste koningsdaad van Saul: 1. heilige ijver in de zaak van de Heere en van de broeders; 2. zachtmoedigheid en zelfverloochening in zijn eigen zaak..
Geef mij, Heere! door Uw dierbaar bloed een heldenmoed, die goed en bloed verloochent en de lusten van het vlees haat. Uw zachtmoedigheid, Uw ootmoed werkt in mij uit, dat geen toorn of trots in mij opwellen. Heilige Jezus! heilig mij, dat ik als Gij, zachtmoedig, graag vergevend zij!.
Vers 14
14. Verder zei Samuël, die deze geestdrift voor Saul zich tot nut wilde maken, om alle tegenspraak tegen zijn koningschap voor altijd tot zwijgen te brengen, tot het volk: Komt en laat ons naar Gilgal (Dschild-Schilia, zuidwestelijk van Silo; 7:16) gaan, en het koninkrijk daar vernieuwen, 1) de door de Heere ons gegeven, en met een zo heerlijke overwinning gezegende koning in zijn waardigheid bevestigen, terwijl wij door hem te huldigen, ons tot onderdanigheid aan hem verbinden. 1) Het koninkrijk vernieuwen wil niet zeggen hem nog eens zalven, zoals sommigen menen. Dan zou het wel opzettelijk zijn vermeldt, maar hem openlijk huldigen en hem algemeen erkennen als koning. Nu God hem in zijn koninkrijk had bevestigd door hem de overwinning te geven over de Ammonieten, nu was er bij niemand van het volk enige bezwaar meer om hem te erkennen en nu Saul ook zijn vijanden had vergeven, die zijn koninklijke waardigheid hadden aangetast, nu was elke reden opgeheven om hem tegen te staan en zich niet voor hem te buigen..Vers 14
14. Verder zei Samuël, die deze geestdrift voor Saul zich tot nut wilde maken, om alle tegenspraak tegen zijn koningschap voor altijd tot zwijgen te brengen, tot het volk: Komt en laat ons naar Gilgal (Dschild-Schilia, zuidwestelijk van Silo; 7:16) gaan, en het koninkrijk daar vernieuwen, 1) de door de Heere ons gegeven, en met een zo heerlijke overwinning gezegende koning in zijn waardigheid bevestigen, terwijl wij door hem te huldigen, ons tot onderdanigheid aan hem verbinden. 1) Het koninkrijk vernieuwen wil niet zeggen hem nog eens zalven, zoals sommigen menen. Dan zou het wel opzettelijk zijn vermeldt, maar hem openlijk huldigen en hem algemeen erkennen als koning. Nu God hem in zijn koninkrijk had bevestigd door hem de overwinning te geven over de Ammonieten, nu was er bij niemand van het volk enige bezwaar meer om hem te erkennen en nu Saul ook zijn vijanden had vergeven, die zijn koninklijke waardigheid hadden aangetast, nu was elke reden opgeheven om hem tegen te staan en zich niet voor hem te buigen..