Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
1 Samuël 11

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 SAMUËL 11

In dit hoofdstuk hebben wij de eerste vruchten van Sauls regering in de glorierijke verlossing van Jabes in Gilead uit de handen van de Ammonieten. Laat Israël hier nu niet uit afleiden, dat zij wel gedaan hebben met een koning te vragen, God zou hen hebben kunnen en willen verlossen zonder een koning, maar laat hen Gods goedheid bewonderen, dat Hij hen niet heeft verworpen, toen zij Hem verwierpen, en Zijn wijsheid erkennen in de keuze van de persoon, die Hij zo Hij hem niet geschikt vond, geschikt heeft gemaakt voor het grote ambt, waartoe hij was geroepen terwijl Hij hem instaat stelde, om enigermate door zijn openbare diensten de kroon te verdienen, voordat zij nog op zijn hoofd bevestigd is door de openbare goedkeuring. Hier is:

I. De grote nood en benauwdheid waarin de stad Jabes in Gilead, aan de andere kant van de Jordaan, gebracht werd door de Ammonieten, 1 Samuel 11:1

II. Sauls grote bereidwilligheid om haar te hulp te komen, waarbij hij zich heeft onderscheiden, 1 Samuel 11:4,

III. De goede uitslag van zijn poging, door welke God hem heeft onderscheiden 1 Samuel 11:11.

IV. Sauls zachtmoedigheid in weerwil hiervan Jegens hen, die hem hadden tegengestaan, 1 Samuel 11:12,1 Samuel 11:13.

V. De openbare bevestiging en erkenning van zijn verkiezing tot de regering, 1 Samuel 11:14, 1 Samuel 11:15.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 SAMUËL 11

In dit hoofdstuk hebben wij de eerste vruchten van Sauls regering in de glorierijke verlossing van Jabes in Gilead uit de handen van de Ammonieten. Laat Israël hier nu niet uit afleiden, dat zij wel gedaan hebben met een koning te vragen, God zou hen hebben kunnen en willen verlossen zonder een koning, maar laat hen Gods goedheid bewonderen, dat Hij hen niet heeft verworpen, toen zij Hem verwierpen, en Zijn wijsheid erkennen in de keuze van de persoon, die Hij zo Hij hem niet geschikt vond, geschikt heeft gemaakt voor het grote ambt, waartoe hij was geroepen terwijl Hij hem instaat stelde, om enigermate door zijn openbare diensten de kroon te verdienen, voordat zij nog op zijn hoofd bevestigd is door de openbare goedkeuring. Hier is:

I. De grote nood en benauwdheid waarin de stad Jabes in Gilead, aan de andere kant van de Jordaan, gebracht werd door de Ammonieten, 1 Samuel 11:1

II. Sauls grote bereidwilligheid om haar te hulp te komen, waarbij hij zich heeft onderscheiden, 1 Samuel 11:4,

III. De goede uitslag van zijn poging, door welke God hem heeft onderscheiden 1 Samuel 11:11.

IV. Sauls zachtmoedigheid in weerwil hiervan Jegens hen, die hem hadden tegengestaan, 1 Samuel 11:12,1 Samuel 11:13.

V. De openbare bevestiging en erkenning van zijn verkiezing tot de regering, 1 Samuel 11:14, 1 Samuel 11:15.

Verzen 1-4

1 Samuël 11:1-4

De Ammonieten waren slechte naburen voor die stammen Israëls, die in hun nabijheid lagen, hoewel zij nakomelingen waren van de rechtvaardigen Lot, en dieswege door Israël met onderscheiding werden behandeld.

Zie Deuteronomy 2:19. Jeftha had hen in zijn tijd vernederd en tenonder gebracht, maar nu had de zonde van Israël hen instaat gesteld hun weer het hoofd te bieden, en die twist te wreken. De stad in Gilead was enige eeuwen geleden verwoest door het zwaard van Israëls gerechtigheid wegens haar niet optreden tegen de goddeloosheid van Gibea, Judges 21:10,, en nu, weer bevolkt zijnde waarschijnlijk door de nakomelingen van hen, die toen aan het zwaard ontkomen waren, is zij alsof er een noodlot over de plaats hing-in gevaar van verwoest te worden door de Ammonieten.

Nahas, koning van de kinderen Ammons, I Kronieken 19:1, sloeg er het beleg voor.

1. De belegerden onderhandelen over de overgave, 1 Samuel 11:1. "Maak een verbond met ons, en wij zullen ons op eervolle voorwaarden onderwerpen, en u dienen." Zij hadden de kracht en deugd van Israëlieten verloren, want anders zouden zij de kloekmoedigheid van Israëlieten niet verloren hebben, noch zich gedwee willen overgeven om een Ammoniet te dienen, zonder een enkele stoutmoedige poging gewaagd te hebben om hem het hoofd te bieden. Hadden zij het verbond met God niet verbroken, Zijn dienst niet verlaten, zij zouden niet aldus om een verbond behoeven te bedelen, met een heidens volk, waarbij zij zich aanboden om hen te dienen.

2. De belegeraars bieden hun eerloze en barbaarse voorwaarden aan, zij zullen hun leven sparen, op voorwaarde dat zij hun het rechteroog uitsteken, 1 Samuel 11:2.

De Gileadieten namen er genoegen mee om hun vrijheid en hun goederen te verliezen, om daardoor hun leven te behouden. Hadden de Ammonieten hen aan hun woord gehouden, de zaak zou terstond tot beslissing zijn gekomen, en de Gileadieten zouden geen hulp hebben gevraagd aan hun broederen.

Maar hun lafhartig toegeven maakte de Ammonieten des te meer beledigend in hun eisen, het is hun niet genoeg hen tot hun dienstknechten te hebben, maar:

a. Zij moeten hen pijnigen door hun een oog uit te steken.

b. Zij moeten hen ongeschikt maken voor de krijg, hen onbekwaam maken, niet om te arbeiden (dat zou schade hebben veroorzaakt aan hun heren) maar om de wapens te dragen, want in die tijden streden zij met schilden aan hun linkerhand, die hun linkeroog bedekten, zodat een soldaat zonder zijn rechteroog feitelijk blind was.

c. Zij moeten schande leggen op geheel Israël, als zwak en lafhartig, daar zij toelieten, dat de inwoners van een hunner voornaamste steden aldus mishandeld werden, en niet poogden hen te redden. 3. De belegerden vragen en verkrijgen zeven dagen om dit voorstel in beraad te nemen, 1 Samuel 11:3. Indien Nahas hun dit uitstel niet had toegestaan, dat kunnen wij onderstellen, dat het afschuwelijke van zijn voorstel hen wanhopig had gemaakt, en zij liever met het zwaard in de hand zouden gestorven zijn, dan zich aan zulke onbarmhartige vijanden over te geven. Daarom heeft Nahas, het niet mogelijk achtende dat zij in zo korten tijd hulp konden verkrijgen, en zich volkomen zeker wanende van zijn voordeel over hen, in snoeverij, de zeven dagen gegeven, opdat de schande van Israël, dat hen niet verloste, zoveel groter zou zijn, en zijn overwinning des te meer schitterend. Maar het was de leiding van Gods voorzienigheid, dat hij zich zo gerust en veilig waande, opdat die gerustheid zijn verderf zou wezen.

4. Hiervan wordt bericht gezonden naar Gibea. Zij zeiden dat zij boden wilden zenden in al de landpalen van Israël, 1 Samuel 11:3, hetgeen Nahas des te meer gerust deed zijn, want dat, dacht hij, zou een werk van tijd wezen, en niemand zou genegen zijn om te verschijnen indien zij niet een algemeen opperhoofd hadden. Nahas had wellicht nog niet gehoord, dat zij zich juist een koning hadden verkoren. Maar de boden zijn, hetzij uit eigen beweging of op bevel van hun meesters, regelrecht naar Gibea gegaan en, Saul niet tehuis vindende hebben zij hun bericht aan het volk meegedeeld, dat daarop in wenen uitbarstte, 1 Samuel 11:4. Zij wilden eerder de ellende hunner broederen bewenen, dan er aan te denken hun te hulp te snellen, hun tranen voor hen storten dan hun bloed. Zij weenden, als wanhopende om de mannen van Jabes in Gilead te hulp te komen, en vrezende dat, zo die grensstad verloren was, de vijand tot in het hart huns lands zou doordringen, hetwelk nu in zeer groot gevaar scheen te zijn.

Verzen 1-4

1 Samuël 11:1-4

De Ammonieten waren slechte naburen voor die stammen Israëls, die in hun nabijheid lagen, hoewel zij nakomelingen waren van de rechtvaardigen Lot, en dieswege door Israël met onderscheiding werden behandeld.

Zie Deuteronomy 2:19. Jeftha had hen in zijn tijd vernederd en tenonder gebracht, maar nu had de zonde van Israël hen instaat gesteld hun weer het hoofd te bieden, en die twist te wreken. De stad in Gilead was enige eeuwen geleden verwoest door het zwaard van Israëls gerechtigheid wegens haar niet optreden tegen de goddeloosheid van Gibea, Judges 21:10,, en nu, weer bevolkt zijnde waarschijnlijk door de nakomelingen van hen, die toen aan het zwaard ontkomen waren, is zij alsof er een noodlot over de plaats hing-in gevaar van verwoest te worden door de Ammonieten.

Nahas, koning van de kinderen Ammons, I Kronieken 19:1, sloeg er het beleg voor.

1. De belegerden onderhandelen over de overgave, 1 Samuel 11:1. "Maak een verbond met ons, en wij zullen ons op eervolle voorwaarden onderwerpen, en u dienen." Zij hadden de kracht en deugd van Israëlieten verloren, want anders zouden zij de kloekmoedigheid van Israëlieten niet verloren hebben, noch zich gedwee willen overgeven om een Ammoniet te dienen, zonder een enkele stoutmoedige poging gewaagd te hebben om hem het hoofd te bieden. Hadden zij het verbond met God niet verbroken, Zijn dienst niet verlaten, zij zouden niet aldus om een verbond behoeven te bedelen, met een heidens volk, waarbij zij zich aanboden om hen te dienen.

2. De belegeraars bieden hun eerloze en barbaarse voorwaarden aan, zij zullen hun leven sparen, op voorwaarde dat zij hun het rechteroog uitsteken, 1 Samuel 11:2.

De Gileadieten namen er genoegen mee om hun vrijheid en hun goederen te verliezen, om daardoor hun leven te behouden. Hadden de Ammonieten hen aan hun woord gehouden, de zaak zou terstond tot beslissing zijn gekomen, en de Gileadieten zouden geen hulp hebben gevraagd aan hun broederen.

Maar hun lafhartig toegeven maakte de Ammonieten des te meer beledigend in hun eisen, het is hun niet genoeg hen tot hun dienstknechten te hebben, maar:

a. Zij moeten hen pijnigen door hun een oog uit te steken.

b. Zij moeten hen ongeschikt maken voor de krijg, hen onbekwaam maken, niet om te arbeiden (dat zou schade hebben veroorzaakt aan hun heren) maar om de wapens te dragen, want in die tijden streden zij met schilden aan hun linkerhand, die hun linkeroog bedekten, zodat een soldaat zonder zijn rechteroog feitelijk blind was.

c. Zij moeten schande leggen op geheel Israël, als zwak en lafhartig, daar zij toelieten, dat de inwoners van een hunner voornaamste steden aldus mishandeld werden, en niet poogden hen te redden. 3. De belegerden vragen en verkrijgen zeven dagen om dit voorstel in beraad te nemen, 1 Samuel 11:3. Indien Nahas hun dit uitstel niet had toegestaan, dat kunnen wij onderstellen, dat het afschuwelijke van zijn voorstel hen wanhopig had gemaakt, en zij liever met het zwaard in de hand zouden gestorven zijn, dan zich aan zulke onbarmhartige vijanden over te geven. Daarom heeft Nahas, het niet mogelijk achtende dat zij in zo korten tijd hulp konden verkrijgen, en zich volkomen zeker wanende van zijn voordeel over hen, in snoeverij, de zeven dagen gegeven, opdat de schande van Israël, dat hen niet verloste, zoveel groter zou zijn, en zijn overwinning des te meer schitterend. Maar het was de leiding van Gods voorzienigheid, dat hij zich zo gerust en veilig waande, opdat die gerustheid zijn verderf zou wezen.

4. Hiervan wordt bericht gezonden naar Gibea. Zij zeiden dat zij boden wilden zenden in al de landpalen van Israël, 1 Samuel 11:3, hetgeen Nahas des te meer gerust deed zijn, want dat, dacht hij, zou een werk van tijd wezen, en niemand zou genegen zijn om te verschijnen indien zij niet een algemeen opperhoofd hadden. Nahas had wellicht nog niet gehoord, dat zij zich juist een koning hadden verkoren. Maar de boden zijn, hetzij uit eigen beweging of op bevel van hun meesters, regelrecht naar Gibea gegaan en, Saul niet tehuis vindende hebben zij hun bericht aan het volk meegedeeld, dat daarop in wenen uitbarstte, 1 Samuel 11:4. Zij wilden eerder de ellende hunner broederen bewenen, dan er aan te denken hun te hulp te snellen, hun tranen voor hen storten dan hun bloed. Zij weenden, als wanhopende om de mannen van Jabes in Gilead te hulp te komen, en vrezende dat, zo die grensstad verloren was, de vijand tot in het hart huns lands zou doordringen, hetwelk nu in zeer groot gevaar scheen te zijn.

Verzen 5-11

1 Samuël 11:5-11

Wat hier verhaald wordt is zeer ter ere van Saul en toont de gelukkige uitwerking van die anderen geest, met welke hij begiftigd was.

Merk op:

I. Zijn nederigheid. Hoewel hij tot koning was aangesteld en door het volk als zodanig was aangenomen, heeft hij het toch niet beneden zich geacht om de staat van zijn kudden te kennen, maar ging zelf uit om ze te bezien, en des avonds kwam hij met de dienstknechten achter de runderen uit het veld, 1 Samuel 11:5.

Dat was een blijk dat hij door zijn verhoging niet was opgeblazen, zoals degenen maar al licht zijn, die van een geringer staat tot aanzien komen.

Gods voorzienigheid had hem nog geen koningswerk aangewezen, en hij liet alles over aan Samuël, veeleer dus dan lui en ledig te zijn, wilde hij zich voor het ogenblik nog met het landmansbedrijf bezighouden, ofschoon de kinderen Belials er hem misschien nog meer om zullen verachten, zullen zij die deugdzaam en verstandig zijn en zelf de arbeid beminnen er volstrekt niet te minder om denken van hem.

Er waren geen inkomsten voor hem vastgesteld om zijn waardigheid als koning op te houden, en hij wenste geen last te zijn voor het volk, weshalve hij, evenals Paulus' met zijn eigen handen arbeidde, want zo hij zijn huiselijke aangelegenheden veronachtzaamde, hoe zou hij zich en zijn gezin dan kunnen onderhouden?

Salomo geeft als reden op, waarom de mensen wel acht moet geven op hun kudden, dat "de kroon niet van geslacht tot geslacht zal zijn" Proverbs 27:23, Proverbs 27:24.

Sauls kroon was het niet en daarom moet hij zich van iets duurzamere voorzien.

II. Zijn belangstelling in zijn naburen. Toen hij hen in tranen zag, vroeg hij: Wat is den volke, dat zij wenen? Laat het mij weten opdat, zo het een grief is, die hersteld kan worden, ik hen kunne helpen, en zo niet, opdat ik met hen wene". Goede magistraten gevoelen pijn als hun onderdanen wenen.

III. Zijn ijver voor de veiligheid en eer van Israël. Toen hij van de onbeschaamdheid van de Ammonieten hoorde en van het leed van een staaf, van een moeder in Israël, werd de Geest Gods vaardig over hem, en bezielde hem met grote gedachten, zijn toorn ontstak zeer.

Hij was vertoornd over de onbeschaamdheid van de Ammonieten, vertoornd, omdat zij hem niet eerder bericht hebben gezonden van de inval van de Ammonieten, en van de nood waarin zij gebracht stonden te worden.

Het vertoornde hem zijn naburen te zien wenen, als het hun beter voegde om zich ten krijg te rusten. Het was een kloekmoedig, edelaardig vuur, dat nu in het hart van Saul was ontstoken, en dat zijn hogen rang betaamde.

IV. Het gezag en de macht, die hij bij deze gewichtige gelegenheid uitoefende.

Spoedig liet hij Israël weten, dat hij, hoewel hij zich voor het ogenblik in het private leven had teruggetrokken, zorg had voor het publiek, en over mannen wist te bevelen in het veld, evengoed als hij vee uit het veld wist te drijven 1 Samuel 11:5, 1 Samuel 11:7.

Hij zond een oproep in al de landpalen Israëls, om de uitgestrektheid te tonen van zijn macht buiten zijn eigen stam, namelijk over al de stammen, en gebood dat alle krijgslieden terstond gewapend op de algemene verzamelplaats te Bezek zouden verschijnen.

Merk op:

1. Zijn bescheidenheid, door Samuëls naam bij de zijnen te voegen voor de opdracht. Hij wilde het koningsambt niet uitoefenen zonder behoorlijk acht te slaan op dat van een profeet.

2. Zijn zachtmoedigheid in de strafbedreiging tegen hen, die zijn bevelen niet zouden gehoorzamen.

Hij houwt een juk ossen in stukken, en zendt de stukken naar de onderscheiden steden Israëls met de bedreiging aan hen, die zouden weigeren het openbaar belang te dienen, niet: "Alzo zal men hem doen", maar: "Alzo zal men zijn runderen doen".

God had dit als een groot oordeel bedreigd, Deuteronomy 28:31.

Uw os zal voor uw ogen geslacht worden, maar gij zult daarvan niet eten.

Het was nodig dat aan het bevel kracht zou worden bijgezet door een strafbedreiging, maar zij was bij lange na niet zo streng als die, waarvan een gelijk bevel vergezeld ging uitgaande van de gehele vergadering, Judges 21:5.

Saul wenste te tonen dat zijn regering zachter was dan die zij gehad hebben. De uitwerking van die oproep was dat de staande krijgsmacht van de natie uitging als een enig man, en de reden, die er voor aangeduid is, dat de vreze des HEEREN op het volk viel.

Saul heeft er niet naar gestreefd dat het volk hem zou vrezen, maar onder de invloed van de vreze Gods en uit eerbied voor Hem, die Saul tot hun koning en hen tot elkanders leden had gemaakt, hebben zij zijn orders opgevolgd.

De vreze Gods zal de mensen tot goede onderdanen maken, tot goede krijgslieden en goede vrienden van de belangen van hun land. Zij, die God vrezen, zullen er een gewetenszaak van maken om hun plicht te doen jegens alle mensen, en inzonderheid jegens hun overheid. V. Zijn gedrag en zijn wijze maatregelen voor deze grote zaak, 1 Samuel 11:8. Hij telde hen, die zich tot hem verzamelden, ten einde zijn kracht te kennen, en te weten hoe zijn krijgsmacht het best te verdelen naar hun getallen.

Het is de eer van vorsten om het getal hunner mannen te kennen, maar het is de eer van de Koning van de koningen, "dat er geen getal is van Zijn benden", Job 25:3.

Bij deze monstering schijnt Juda, hoewel op zichzelf geteld, geen groot figuur te hebben gemaakt, want daar hij een was van twaalf stammen bedroeg zijn getal toch slechts het elfde deel van het gehele aantal, dertig duizend drie honderd en dertig, hoewel Bezek, de algemene verzamelplaats, in die stam was, ontbrak hun echter het aantal of de moed, of de ijver, waarvoor die stam vermaard placht te zijn, z min was hij even v r dat in David de scepter er in kwam.

Vl. Zijn geloof en vertrouwen, en (daarop gegrond) zijn moed en vastberadenheid in deze onderneming. Het schijnt dat dezelfde boden, die de tijding van Jabes in Gilead hadden gebracht, door Saul het land ingezonden werden om het krijgsvolk op te roepen, daar deze voorzeker trouw en ijverig zouden zijn ter bevordering hunner eigen zaak, en deze worden nu door hem teruggezonden naar hun in nood verkerende medeburgers, met de verzekering (waartoe Samuël hem waarschijnlijk heeft aangemoedigd) Morgen, op dat en dat uur, voordat de vijand kan zeggen dat de zeven dagen om zijn, zal u verlossing geschieden, 1 Samuel 11:9.

Houdt u gereed om het uw te doen, en wij zullen niet in gebreke blijven om te doen wat het onze is. Doet gij een uitval op de belegeraars, terwijl wij hen omsingelen." Saul wist dat zijn zaak rechtvaardig was, dat hij een duidelijke roeping had, en dat God op zijn zijde was, en daarom twijfelde hij niet aan de goeden uitslag. Dit was een goede tijding voor de belegerde Gileadieten wier rechterogen zich droog geweend hadden om hun rampen, en hun nu begonnen te falen in het uitzien naar hulp, en pijn te doen in de verwachting van het oordeel, dat hun de volgenden dag wachtte, wanneer zij voor het laatst zien zouden, hoe groter de nood, hoe welkomer de uitredding.

Toen zij de tijding hoorden, werden zij verblijd, vertrouwende op de verzekering, die hun was gezonden. En zij zonden naar het kamp des vijands, 1 Samuel 11:10, om hun te zeggen dat zij de volgende dag gereed zouden zijn hen te ontmoeten, wat de vijanden opnamen als een aanduiding, dat zij er aan wanhoopten hulp te verkrijgen, en er dus nog geruster door werden. Indien zij geen zorg droegen om door verkenners uit te zenden, hun vergissing te herstellen, dan zullen zij het zichzelf te danken hebben als zij overvallen worden, de belegerden waren niet verplicht hun kennis te geven van de hulp, die hun verzekerd was.

VII. Zijn naarstigheid en ijver in deze zaak, Indien hij van zijn jeugd af voor de krijg was opgeleid, en even dikwijls regimenten had aangevoerd als hij kudden van vee heeft gevolgd, hij zou in een zaak van die aard niet met meer bekwaamheid en naarstigheid hebben kunnen handelen. Als de Geest des Heeren vaardig wordt over de mensen, dan maakt dit hen bedreven ook zonder ervaring.

Een groot heir in vergelijking met de hedendaagse legers had Saul nu onder zijn bevelen. Hij had een langen mars af te leggen, bijna twintig uren ver, en daarbij de Jordaan over te trekken. Er was geen ruiterij in zijn leger, het bestond geheel uit voetvolk, dat hij verdeeltin drie bataljons, 1 Samuel 11:11. Merk nu op: 1. Met welk een ongelooflijke snelheid hij op de vijand afging, in een dag en nacht kwam hij op het toneel des oorlogs, waar zijn eigen lot en dat van Israël beslist moest worden.

Hij had zijn woord gegeven, en wilde het niet breken, ja hij deed meer dan hij beloofd had, want hij had hulp toegezegd v r de volgende dag, als de zon heet worden zal, 1 Samuel 11:9, maar hij bracht die hulp al v r het aanbreken van de dag, in de morgenwake, 1 Samuel 11:11.

Wien God helpt, helpt Hij vroeg, in het aanbreken van de morgenstond Psalms 46:6.

Met welk een ongelooflijke dapperheid hij de vijand aanviel, vroeg in de morgen, toen zij lagen te dromen van de overwinning en zegepraal, die zij die dag over de ongelukkige inwoners van Jabes in Gilead zouden behalen, eer zij het wisten was hij in het midden van hun leger, en zijn mannen, die in driekolommen tegen hen optrokken, omsingelden hen van alle kanten, zodat zij noch de moed, noch de tijd hadden om hun het hoofd te bieden.

Eindelijk. Om zijn roem te voltooien heeft God al deze hoedanigheden met voorspoed gekroond. Jabes in Gilead was ontzet, en de Ammonieten volkomen verslagen en op de vlucht gedreven. Hij had nu de dag voor zich om zijn overwinning te voltooien, en zo volkomen een overwinning was het, dat zij, die na de grote slachting nog waren overgebleven, zo verstrooid werden, dat er onder hen geen twee tezamen bleven, om elkaar te bemoedigen of te helpen, 1 Samuel 11:11. Wij kunnen onderstellen dat Saul zoveel krachtiger in deze zaak is opgetreden:

1. Omdat er een soort van band bestond tussen de stam van Benjamin en de stad Jabes in Gilead. Die stad had geweigerd zich met de overigen te verenigen, om Gibea te verwoesten, hetgeen toen gestraft werd als een misdaad, maar nu misschien herdacht werd als een vriendelijkheid toen Saul zou bereidwillig en vastberaden van Gibea kwam om Jabes in Gilead bij te staan. Maar dat was niet alles, twee derden van de Benjaminieten, die toen ontkomen waren, werden uit die stad van vrouwen voorzien, Judges 21:14, zodat de meeste moeders in Benjamin dochters waren van Jabes in Gilead, voor welke stad Saul, een Benjaminiet zijnde, dus een bijzondere genegenheid had, en wij bevinden, dat zij zijn vriendelijkheid vergolden hebben, 1 Samuel 31:11, 1 Samuel 31:12.

2. Omdat het de inval was van de Ammonieten, die het volk er toe bracht om een koning te begeren, (dit zegt Samuël, 1 Samuel 12:12,), zodat hij, indien hij zich in deze expeditie niet goed gekweten had, hen teleurgesteld zou hebben in hun verwachting van hem, en voor altijd hun achting verloren zou hebben.

Verzen 5-11

1 Samuël 11:5-11

Wat hier verhaald wordt is zeer ter ere van Saul en toont de gelukkige uitwerking van die anderen geest, met welke hij begiftigd was.

Merk op:

I. Zijn nederigheid. Hoewel hij tot koning was aangesteld en door het volk als zodanig was aangenomen, heeft hij het toch niet beneden zich geacht om de staat van zijn kudden te kennen, maar ging zelf uit om ze te bezien, en des avonds kwam hij met de dienstknechten achter de runderen uit het veld, 1 Samuel 11:5.

Dat was een blijk dat hij door zijn verhoging niet was opgeblazen, zoals degenen maar al licht zijn, die van een geringer staat tot aanzien komen.

Gods voorzienigheid had hem nog geen koningswerk aangewezen, en hij liet alles over aan Samuël, veeleer dus dan lui en ledig te zijn, wilde hij zich voor het ogenblik nog met het landmansbedrijf bezighouden, ofschoon de kinderen Belials er hem misschien nog meer om zullen verachten, zullen zij die deugdzaam en verstandig zijn en zelf de arbeid beminnen er volstrekt niet te minder om denken van hem.

Er waren geen inkomsten voor hem vastgesteld om zijn waardigheid als koning op te houden, en hij wenste geen last te zijn voor het volk, weshalve hij, evenals Paulus' met zijn eigen handen arbeidde, want zo hij zijn huiselijke aangelegenheden veronachtzaamde, hoe zou hij zich en zijn gezin dan kunnen onderhouden?

Salomo geeft als reden op, waarom de mensen wel acht moet geven op hun kudden, dat "de kroon niet van geslacht tot geslacht zal zijn" Proverbs 27:23, Proverbs 27:24.

Sauls kroon was het niet en daarom moet hij zich van iets duurzamere voorzien.

II. Zijn belangstelling in zijn naburen. Toen hij hen in tranen zag, vroeg hij: Wat is den volke, dat zij wenen? Laat het mij weten opdat, zo het een grief is, die hersteld kan worden, ik hen kunne helpen, en zo niet, opdat ik met hen wene". Goede magistraten gevoelen pijn als hun onderdanen wenen.

III. Zijn ijver voor de veiligheid en eer van Israël. Toen hij van de onbeschaamdheid van de Ammonieten hoorde en van het leed van een staaf, van een moeder in Israël, werd de Geest Gods vaardig over hem, en bezielde hem met grote gedachten, zijn toorn ontstak zeer.

Hij was vertoornd over de onbeschaamdheid van de Ammonieten, vertoornd, omdat zij hem niet eerder bericht hebben gezonden van de inval van de Ammonieten, en van de nood waarin zij gebracht stonden te worden.

Het vertoornde hem zijn naburen te zien wenen, als het hun beter voegde om zich ten krijg te rusten. Het was een kloekmoedig, edelaardig vuur, dat nu in het hart van Saul was ontstoken, en dat zijn hogen rang betaamde.

IV. Het gezag en de macht, die hij bij deze gewichtige gelegenheid uitoefende.

Spoedig liet hij Israël weten, dat hij, hoewel hij zich voor het ogenblik in het private leven had teruggetrokken, zorg had voor het publiek, en over mannen wist te bevelen in het veld, evengoed als hij vee uit het veld wist te drijven 1 Samuel 11:5, 1 Samuel 11:7.

Hij zond een oproep in al de landpalen Israëls, om de uitgestrektheid te tonen van zijn macht buiten zijn eigen stam, namelijk over al de stammen, en gebood dat alle krijgslieden terstond gewapend op de algemene verzamelplaats te Bezek zouden verschijnen.

Merk op:

1. Zijn bescheidenheid, door Samuëls naam bij de zijnen te voegen voor de opdracht. Hij wilde het koningsambt niet uitoefenen zonder behoorlijk acht te slaan op dat van een profeet.

2. Zijn zachtmoedigheid in de strafbedreiging tegen hen, die zijn bevelen niet zouden gehoorzamen.

Hij houwt een juk ossen in stukken, en zendt de stukken naar de onderscheiden steden Israëls met de bedreiging aan hen, die zouden weigeren het openbaar belang te dienen, niet: "Alzo zal men hem doen", maar: "Alzo zal men zijn runderen doen".

God had dit als een groot oordeel bedreigd, Deuteronomy 28:31.

Uw os zal voor uw ogen geslacht worden, maar gij zult daarvan niet eten.

Het was nodig dat aan het bevel kracht zou worden bijgezet door een strafbedreiging, maar zij was bij lange na niet zo streng als die, waarvan een gelijk bevel vergezeld ging uitgaande van de gehele vergadering, Judges 21:5.

Saul wenste te tonen dat zijn regering zachter was dan die zij gehad hebben. De uitwerking van die oproep was dat de staande krijgsmacht van de natie uitging als een enig man, en de reden, die er voor aangeduid is, dat de vreze des HEEREN op het volk viel.

Saul heeft er niet naar gestreefd dat het volk hem zou vrezen, maar onder de invloed van de vreze Gods en uit eerbied voor Hem, die Saul tot hun koning en hen tot elkanders leden had gemaakt, hebben zij zijn orders opgevolgd.

De vreze Gods zal de mensen tot goede onderdanen maken, tot goede krijgslieden en goede vrienden van de belangen van hun land. Zij, die God vrezen, zullen er een gewetenszaak van maken om hun plicht te doen jegens alle mensen, en inzonderheid jegens hun overheid. V. Zijn gedrag en zijn wijze maatregelen voor deze grote zaak, 1 Samuel 11:8. Hij telde hen, die zich tot hem verzamelden, ten einde zijn kracht te kennen, en te weten hoe zijn krijgsmacht het best te verdelen naar hun getallen.

Het is de eer van vorsten om het getal hunner mannen te kennen, maar het is de eer van de Koning van de koningen, "dat er geen getal is van Zijn benden", Job 25:3.

Bij deze monstering schijnt Juda, hoewel op zichzelf geteld, geen groot figuur te hebben gemaakt, want daar hij een was van twaalf stammen bedroeg zijn getal toch slechts het elfde deel van het gehele aantal, dertig duizend drie honderd en dertig, hoewel Bezek, de algemene verzamelplaats, in die stam was, ontbrak hun echter het aantal of de moed, of de ijver, waarvoor die stam vermaard placht te zijn, z min was hij even v r dat in David de scepter er in kwam.

Vl. Zijn geloof en vertrouwen, en (daarop gegrond) zijn moed en vastberadenheid in deze onderneming. Het schijnt dat dezelfde boden, die de tijding van Jabes in Gilead hadden gebracht, door Saul het land ingezonden werden om het krijgsvolk op te roepen, daar deze voorzeker trouw en ijverig zouden zijn ter bevordering hunner eigen zaak, en deze worden nu door hem teruggezonden naar hun in nood verkerende medeburgers, met de verzekering (waartoe Samuël hem waarschijnlijk heeft aangemoedigd) Morgen, op dat en dat uur, voordat de vijand kan zeggen dat de zeven dagen om zijn, zal u verlossing geschieden, 1 Samuel 11:9.

Houdt u gereed om het uw te doen, en wij zullen niet in gebreke blijven om te doen wat het onze is. Doet gij een uitval op de belegeraars, terwijl wij hen omsingelen." Saul wist dat zijn zaak rechtvaardig was, dat hij een duidelijke roeping had, en dat God op zijn zijde was, en daarom twijfelde hij niet aan de goeden uitslag. Dit was een goede tijding voor de belegerde Gileadieten wier rechterogen zich droog geweend hadden om hun rampen, en hun nu begonnen te falen in het uitzien naar hulp, en pijn te doen in de verwachting van het oordeel, dat hun de volgenden dag wachtte, wanneer zij voor het laatst zien zouden, hoe groter de nood, hoe welkomer de uitredding.

Toen zij de tijding hoorden, werden zij verblijd, vertrouwende op de verzekering, die hun was gezonden. En zij zonden naar het kamp des vijands, 1 Samuel 11:10, om hun te zeggen dat zij de volgende dag gereed zouden zijn hen te ontmoeten, wat de vijanden opnamen als een aanduiding, dat zij er aan wanhoopten hulp te verkrijgen, en er dus nog geruster door werden. Indien zij geen zorg droegen om door verkenners uit te zenden, hun vergissing te herstellen, dan zullen zij het zichzelf te danken hebben als zij overvallen worden, de belegerden waren niet verplicht hun kennis te geven van de hulp, die hun verzekerd was.

VII. Zijn naarstigheid en ijver in deze zaak, Indien hij van zijn jeugd af voor de krijg was opgeleid, en even dikwijls regimenten had aangevoerd als hij kudden van vee heeft gevolgd, hij zou in een zaak van die aard niet met meer bekwaamheid en naarstigheid hebben kunnen handelen. Als de Geest des Heeren vaardig wordt over de mensen, dan maakt dit hen bedreven ook zonder ervaring.

Een groot heir in vergelijking met de hedendaagse legers had Saul nu onder zijn bevelen. Hij had een langen mars af te leggen, bijna twintig uren ver, en daarbij de Jordaan over te trekken. Er was geen ruiterij in zijn leger, het bestond geheel uit voetvolk, dat hij verdeeltin drie bataljons, 1 Samuel 11:11. Merk nu op: 1. Met welk een ongelooflijke snelheid hij op de vijand afging, in een dag en nacht kwam hij op het toneel des oorlogs, waar zijn eigen lot en dat van Israël beslist moest worden.

Hij had zijn woord gegeven, en wilde het niet breken, ja hij deed meer dan hij beloofd had, want hij had hulp toegezegd v r de volgende dag, als de zon heet worden zal, 1 Samuel 11:9, maar hij bracht die hulp al v r het aanbreken van de dag, in de morgenwake, 1 Samuel 11:11.

Wien God helpt, helpt Hij vroeg, in het aanbreken van de morgenstond Psalms 46:6.

Met welk een ongelooflijke dapperheid hij de vijand aanviel, vroeg in de morgen, toen zij lagen te dromen van de overwinning en zegepraal, die zij die dag over de ongelukkige inwoners van Jabes in Gilead zouden behalen, eer zij het wisten was hij in het midden van hun leger, en zijn mannen, die in driekolommen tegen hen optrokken, omsingelden hen van alle kanten, zodat zij noch de moed, noch de tijd hadden om hun het hoofd te bieden.

Eindelijk. Om zijn roem te voltooien heeft God al deze hoedanigheden met voorspoed gekroond. Jabes in Gilead was ontzet, en de Ammonieten volkomen verslagen en op de vlucht gedreven. Hij had nu de dag voor zich om zijn overwinning te voltooien, en zo volkomen een overwinning was het, dat zij, die na de grote slachting nog waren overgebleven, zo verstrooid werden, dat er onder hen geen twee tezamen bleven, om elkaar te bemoedigen of te helpen, 1 Samuel 11:11. Wij kunnen onderstellen dat Saul zoveel krachtiger in deze zaak is opgetreden:

1. Omdat er een soort van band bestond tussen de stam van Benjamin en de stad Jabes in Gilead. Die stad had geweigerd zich met de overigen te verenigen, om Gibea te verwoesten, hetgeen toen gestraft werd als een misdaad, maar nu misschien herdacht werd als een vriendelijkheid toen Saul zou bereidwillig en vastberaden van Gibea kwam om Jabes in Gilead bij te staan. Maar dat was niet alles, twee derden van de Benjaminieten, die toen ontkomen waren, werden uit die stad van vrouwen voorzien, Judges 21:14, zodat de meeste moeders in Benjamin dochters waren van Jabes in Gilead, voor welke stad Saul, een Benjaminiet zijnde, dus een bijzondere genegenheid had, en wij bevinden, dat zij zijn vriendelijkheid vergolden hebben, 1 Samuel 31:11, 1 Samuel 31:12.

2. Omdat het de inval was van de Ammonieten, die het volk er toe bracht om een koning te begeren, (dit zegt Samuël, 1 Samuel 12:12,), zodat hij, indien hij zich in deze expeditie niet goed gekweten had, hen teleurgesteld zou hebben in hun verwachting van hem, en voor altijd hun achting verloren zou hebben.

Verzen 12-15

1 Samuël 11:12-15

Wij hebben hier het gebruik, dat gemaakt werd van de glorierijke overwinning, die Saul had behaald, niet het gebruik, dat er van gemaakt werd naar buiten, (hoewel wij het als een uitgemaakte zaak kunnen beschouwen, dat de mannen van Jabes in Gilead, die er zo ternauwernood aan ontkomen waren, dat hun het rechteroog werd uitgestoken, nu met dat behouden oog de gelegenheid zouden ontdekken, die zij nu hadden om wraak te nemen op hun wrede vijanden, en hun voor altijd de macht te benemen om hen nogmaals aldus in het nauw te brengen. Nu zullen zij wraak nemen op de Ammonieten voor hun rechterogen, veroordeeld om uitgestoken te worden, zoals Simson op de Filistijnen, voor zijn twee ogen, die uitgegraven waren, Judges 16:28). Maar het bericht, hier gegeven, is van het gebruik, dat zij er tehuis, dat is: in hun eigen land, van gemaakt hebben.

I. Het volk nam de gelegenheid waar om hun ijver te tonen voor de eer van Saul, en hun toorn wegens de beledigingen, die hem waren aangedaan. Samuël schijnt tegenwoordig te zijn, indien niet bij het gevecht (de tocht zou te ver voor hem geweest zijn) maar dan toch om hun tegemoet te gaan toen zij als overwinnaars wederkeerden. En aan hem, als richter werd het voorstel gedaan-want zij wisten dat Saul geen rechter zou willen wezen in zijn eigen zaak-dat de Belialskinderen, die niet wilden dat hij koning over hen zou zijn, tevoorschijn gebracht en gedood zouden worden 1 Samuel 11:12.

Sauls geluk (zoals dwaze mensen het noemen) deed meer bij hen om zijn recht te bevestigen dan de verkiezing door het lot en Samuëls zalving. Zij hebben de moed niet gehad om aldus de vervolging voor te stellen van hen, die hem tegenstonden, toen hij zelf nog gering en onbeduidend scheen, maar nu zijn overwinning hem groot heeft gemaakt, zijn zij met niets minder tevreden dan met hen ter dood te zien brengen.

II.Saul gebruikte de gelegenheid om nog verdere bewijzen te geven van zijn goedertierenheid, want zonder te wachten op Samuëls antwoord heeft hij zelf het voorstel teniet gedaan, 1 Samuel 11:13.

Daar zal te deze dage geen man gedood werden, neen, niet deze mannen, deze slechte mannen, die hem hadden beledigd, en daarin God zelf hadden beledigd.

1. Omdat het een dag was van vreugde en triomf: De Heere heeft heden een verlossing in Israël gedaan, en, daar God zo goedertieren is geweest over ons allen, zo laat ons niet hard zijn voor elkaar. Nu God het hart van Israël in het algemeen zo verblijd heeft, laat ons het hart van enige particuliere Israëlieten niet bedroeven."

2. Omdat hij hoopte dat zij door hetgeen heden geschied was tot betere gedachten waren gekomen, er nu van overtuigd waren dat deze man, onder God, hen kon verlossen, hem nu zouden eren, die zij tevoren veracht hadden, en, zo zij slechts tot inkeer kwamen, de was hij ook veilig tegen verdere moeilijkheden van hen, en dan is zijn doel bereikt. Als een vijand tot een vriend wordt gemaakt. dan is dit ons nuttiger dan hem gedood te zien. En alle goede vorsten achten dat hun macht moet dienen ter opbouwing, niet ter verwoesting.

III. Samuël gebruikte deze gelegenheid om het volk samen te roepen voor het aangezicht des Heeren te Gilgal, 1 Samuel 11:14, 1 Samuel 11:15. 1. Ten einde openlijk dankzegging te brengen aan God voor de behaalde overwinning. Daar hebben zij zich geheel zeer verheugd, en opdat God de lof zou hebben van hetgeen waarvan zij het genot en voordeel hadden, hebben zij Hem als de Gever van al hun voorspoed, dankofferen geofferd.

2. Ten einde Saul te bevestigen in de regering, plechtiger dan dit tevoren geschied was, opdat hij zich nu niet weer in het private leven zou terugtrekken. Samuël wilde het koninkrijk vernieuwen, hij wilde zijn afstand vernieuwen, en het volk zou hun goedkeuring vernieuwen, en aldus hebben zij in overeenstemming met of liever ingevolge van de benoeming Gods, Saul koning gemaakt, en zich vrijwillig aan hem onderworpen.

Verzen 12-15

1 Samuël 11:12-15

Wij hebben hier het gebruik, dat gemaakt werd van de glorierijke overwinning, die Saul had behaald, niet het gebruik, dat er van gemaakt werd naar buiten, (hoewel wij het als een uitgemaakte zaak kunnen beschouwen, dat de mannen van Jabes in Gilead, die er zo ternauwernood aan ontkomen waren, dat hun het rechteroog werd uitgestoken, nu met dat behouden oog de gelegenheid zouden ontdekken, die zij nu hadden om wraak te nemen op hun wrede vijanden, en hun voor altijd de macht te benemen om hen nogmaals aldus in het nauw te brengen. Nu zullen zij wraak nemen op de Ammonieten voor hun rechterogen, veroordeeld om uitgestoken te worden, zoals Simson op de Filistijnen, voor zijn twee ogen, die uitgegraven waren, Judges 16:28). Maar het bericht, hier gegeven, is van het gebruik, dat zij er tehuis, dat is: in hun eigen land, van gemaakt hebben.

I. Het volk nam de gelegenheid waar om hun ijver te tonen voor de eer van Saul, en hun toorn wegens de beledigingen, die hem waren aangedaan. Samuël schijnt tegenwoordig te zijn, indien niet bij het gevecht (de tocht zou te ver voor hem geweest zijn) maar dan toch om hun tegemoet te gaan toen zij als overwinnaars wederkeerden. En aan hem, als richter werd het voorstel gedaan-want zij wisten dat Saul geen rechter zou willen wezen in zijn eigen zaak-dat de Belialskinderen, die niet wilden dat hij koning over hen zou zijn, tevoorschijn gebracht en gedood zouden worden 1 Samuel 11:12.

Sauls geluk (zoals dwaze mensen het noemen) deed meer bij hen om zijn recht te bevestigen dan de verkiezing door het lot en Samuëls zalving. Zij hebben de moed niet gehad om aldus de vervolging voor te stellen van hen, die hem tegenstonden, toen hij zelf nog gering en onbeduidend scheen, maar nu zijn overwinning hem groot heeft gemaakt, zijn zij met niets minder tevreden dan met hen ter dood te zien brengen.

II.Saul gebruikte de gelegenheid om nog verdere bewijzen te geven van zijn goedertierenheid, want zonder te wachten op Samuëls antwoord heeft hij zelf het voorstel teniet gedaan, 1 Samuel 11:13.

Daar zal te deze dage geen man gedood werden, neen, niet deze mannen, deze slechte mannen, die hem hadden beledigd, en daarin God zelf hadden beledigd.

1. Omdat het een dag was van vreugde en triomf: De Heere heeft heden een verlossing in Israël gedaan, en, daar God zo goedertieren is geweest over ons allen, zo laat ons niet hard zijn voor elkaar. Nu God het hart van Israël in het algemeen zo verblijd heeft, laat ons het hart van enige particuliere Israëlieten niet bedroeven."

2. Omdat hij hoopte dat zij door hetgeen heden geschied was tot betere gedachten waren gekomen, er nu van overtuigd waren dat deze man, onder God, hen kon verlossen, hem nu zouden eren, die zij tevoren veracht hadden, en, zo zij slechts tot inkeer kwamen, de was hij ook veilig tegen verdere moeilijkheden van hen, en dan is zijn doel bereikt. Als een vijand tot een vriend wordt gemaakt. dan is dit ons nuttiger dan hem gedood te zien. En alle goede vorsten achten dat hun macht moet dienen ter opbouwing, niet ter verwoesting.

III. Samuël gebruikte deze gelegenheid om het volk samen te roepen voor het aangezicht des Heeren te Gilgal, 1 Samuel 11:14, 1 Samuel 11:15. 1. Ten einde openlijk dankzegging te brengen aan God voor de behaalde overwinning. Daar hebben zij zich geheel zeer verheugd, en opdat God de lof zou hebben van hetgeen waarvan zij het genot en voordeel hadden, hebben zij Hem als de Gever van al hun voorspoed, dankofferen geofferd.

2. Ten einde Saul te bevestigen in de regering, plechtiger dan dit tevoren geschied was, opdat hij zich nu niet weer in het private leven zou terugtrekken. Samuël wilde het koninkrijk vernieuwen, hij wilde zijn afstand vernieuwen, en het volk zou hun goedkeuring vernieuwen, en aldus hebben zij in overeenstemming met of liever ingevolge van de benoeming Gods, Saul koning gemaakt, en zich vrijwillig aan hem onderworpen.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Samuel 11". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/1-samuel-11.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile