Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Samuel 10". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/1-samuel-10.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Samuel 10". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 SAMUËL 10Wij verlieten Samuël en Saul tezamen wandelende waarschijnlijk op een niet-publieke weg, die van Rama over het veld ging, misschien in de paden van de wijngaarden, terwijl Saul verwachtte van Samuël het woord Gods te horen. Nu hebben wij hier:
I. De zalving van Saul, die toen en daar ter plaatse geschiedde, 1 Samuel 10:1. De tekenen en de instructies, die Samuël hem gaf, 1 Samuel 10:2, 1 Samuel 10:7, 1 Samuel 10:8.
II. De vervulling dier tekenen tot voldoening van Saul, 1 Samuel 10:9.
III. Zijn terugkeer naar het huis zijns vaders, 1 Samuel 10:14.
IV. Zijn openbare verkiezing door het lot en zijn plechtige inhuldiging, 1 Samuel 10:17.
V. Zijn tweede terugkeer naar zijn eigen stad, 1 Samuel 10:26, 1 Samuel 10:27. Het is een groot werk, dat hier geschiedt, het aanstellen niet alleen van een monarch, maar de instelling van de monarchie zelf in Israël, en daarom wordt in de voortgang er van veel van God gezien.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 SAMUËL 10Wij verlieten Samuël en Saul tezamen wandelende waarschijnlijk op een niet-publieke weg, die van Rama over het veld ging, misschien in de paden van de wijngaarden, terwijl Saul verwachtte van Samuël het woord Gods te horen. Nu hebben wij hier:
I. De zalving van Saul, die toen en daar ter plaatse geschiedde, 1 Samuel 10:1. De tekenen en de instructies, die Samuël hem gaf, 1 Samuel 10:2, 1 Samuel 10:7, 1 Samuel 10:8.
II. De vervulling dier tekenen tot voldoening van Saul, 1 Samuel 10:9.
III. Zijn terugkeer naar het huis zijns vaders, 1 Samuel 10:14.
IV. Zijn openbare verkiezing door het lot en zijn plechtige inhuldiging, 1 Samuel 10:17.
V. Zijn tweede terugkeer naar zijn eigen stad, 1 Samuel 10:26, 1 Samuel 10:27. Het is een groot werk, dat hier geschiedt, het aanstellen niet alleen van een monarch, maar de instelling van de monarchie zelf in Israël, en daarom wordt in de voortgang er van veel van God gezien.
Verzen 1-8
1 Samuël 10:1-8Samuël oefent hier het ambt uit van profeet aan Saul van Godswege de volle verzekering gevende, dat hij koning zal zijn, gelijk hij dit dan ook later overeenkomstig deze voorzegging geweest is.
I. Hij zalfde hem en kuste hem, 1 Samuel 10:1. Dit geschiedde niet in een plechtige vergadering, maar op Goddelijk bevel geschiedende, was dit een vergoeding voor het ontbreken van alle uitwendige plechtigheden, ook was zij volstrekt niet minder geldig omdat zij in het verborgen plaats had, achter een heg, of, zoals de loden zeggen, bij een fontein. Gods inzettingen zijn groot en eerwaardig, al zijn de uiterlijke omstandigheden, waaronder zij bediend worden ook nog zo gering en verachtelijk.
1. Door Saul te zalven verzekerde Samuël hem, dat het God was, die hem koning maakte. Is het niet alzo dat de HEERE u gezalfd heeft?
En, ten teken daarvan, werd de hogepriester gezalfd tot zijn ambt, wat het verlenen aanduidde van die gaven, welke voor de vervulling van zijn ambt vereist werden, en hetzelfde werd te kennen gegeven in de zalving van de koningen, want hen, die God roept, maakt Hij bekwaam, en dat is een goed bewijs van een opdracht.
Deze heilige zalvingen die toen gebruikt werden, wezen op de Messias, of de Gezalfde, de Koning van de kerk en Hogepriester van onze belijdenis, die gezalfd was met de olie des Geestes, maar zonder mate, en boven alle priesters en vorsten van de Joodse kerk. Het was ongetwijfeld gewone olie, die Samuël gebruikt heeft, en wij lezen niet dat hij haar zegende of er bij gebeden heeft.
Maar het was slechts een kruik olie, waarmee hij hem zalfde, het vat de kruik-was broos, omdat zijn koninkrijk spoedig verbroken zou worden en de hoeveelheid klein, omdat hem slechts weinig van de Geest werd verleend, in vergelijking met wat aan David verleend werd, die daarom met een hoorn olie gezalfd werd, evenals ook Salomo, terwijl Jehu later, zoals nu Saul, met olie uit een kruik gezalfd werd.
2. Door hem te kussen verzekerde hij hem van zijn eigen goedkeuring van de keus, niet alleen van zijn toestemming, maar van zijn instemming er mede, zijn welgevallen er in hoewel het zijne macht verkortte, en zijn roem en de roem van zijn geslacht verduisterde.
God heeft u gezalfd, zegt Samuël, om koning te zijn, en ik ben er zeer verheugd om, ontvang deze kus ten teken daarvan."
Het was ook een kus van hulde en trouw hiermede erkent hij hem niet slechts als koning, maar als zijn koning, en in die betekenis wordt ons bevolen "de Zoon te kussen", Psalms 2:12.
God heeft Hem gezalfd, en daarom moeten wij Hem erkennen en Hem hulde doen. In Samuëls verklaring van de plechtigheid herinnert hij hem:
a. Aan de aard van de regering, waartoe hij geroepen is, hij was gezalfd om een voorganger te zijn, een hoofdman, een gebieder, voorzeker, wat eer en macht aanduidt, maar een gebieder, een bevelhebber in de krijg, wat zorg en moeite aanduidt, en gevaar. b. Aan de oorsprong er van, de HEERE heeft u gezalfd. Door Hem regeerde hij, en daarom moet hij voor Hem regeren, in afhankelijkheid van Hem, en met het oog op Zijn eer en heerlijkheid.
c. Aan het doel er van, het is over Zijn erfdeel, om er zorg voor te dragen, het te beschermen, er de zaken van ten goede te leiden, als een rentmeester, die een rijk en aanzienlijk man over zijn goederen aanstelt, om ze te besturen in zijn dienst en er hem rekenschap van te geven.
II. Tot zijn meerdere voldoening en overtuiging, geeft hij hem enige tekenen, die terstond, op deze zelfden dag zullen plaatshebben, en zij waren van zo'n aard, dat zij niet slechts het woord van Samuël zullen bevestigen in het algemeen, en hem als een waar profeet zullen doen kennen, maar ook dit woord tot Saul in het bijzonder zullen bevestigen, dat hij koning zal zijn.
1. Hij zal terstond twee mannen ontmoeten die hem tijding zullen brengen van huis, van de zorg en kommer zijns vaders over hem, 1 Samuel 10:2 , deze mannen zal hij dicht bij Rachels graf ontmoeten.
De eerste plaats, waar hij hem heenwees, was een graf, het graf van een van zijn voorouders, want Rachel stierf in barensnood van Benjamin, daar moet hij een les leren omtrent zijn eigen sterflijkheid, en nu hij een kroon voor zich ziet, moet hij denken aan zijn graf, waarin al zijn eer in het stof zal worden gelegd. Hier zal hij twee mannen ontmoeten misschien expres uitgezonden om hem te zoeken, die hem zeggen zullen dat de ezelinnen gevonden zijn, maar dat zijn vader bekommerd is om hem, zeggende: Wat zal ik om mijn zoon doen?
Hij zal het gelukkig achten deze boden ontmoet te hebben, en het is goed om in gunstige voorvallen, al zijn zij nog zo gering. Gods voorzienigheid te zien, en erdoor tot vertrouwen te worden aangemoedigd in grotere zaken.
2. Vervolgens zal hij anderen ontmoeten, die naar Beth-El gaan, waar een hoogte schijnt geweest te zijn voor Godsdienstoefeningen, en deze mannen gingen er heen met hun offers, 1 Samuel 10:3, 1 Samuel 10:4.
Het was een teken ten goede voor iemand, die bestemd was om over Israël te heersen, dat hij, overal waar hij kwam, mensen ontmoette, die ter aanbidding Gods opgingen.
Er wordt verondersteld dat de bokjes de broden en de fles wijn, die zij droegen ten offer bestemd waren, met de spijsoffers en de drankoffers, waarmee het brandoffer gepaard moest gaan.
Maar Samuël zegt dat zij hem twee van hun broden zullen geven, en dat hij ze moet aannemen. Dit zou voor ons de schijn hebben van hulp te verlenen aan een bedelaar. Saul moet later gedenken aan de tijd, toen hij deze aalmoezen ontving en moet daarom nederig en barmhartig zijn jegens de armen.
Maar misschien werd dit toen beschouwd als een voegzaam geschenk aan een vorst, en als zodanig moet Saul het aannemen, het eerste geschenk, dat hem gebracht werd door degenen die niet wisten wat zij deden, noch waarom zij het deden, maar God gaf het hun in het hart, waardoor het temeer geschikt was om hem tot een teken te dienen. Deze twee broden, die de eerste schatting waren, welke aan deze pas gezalfden koning betaald werd, konden hem ter vermaning dienen, om de rijkdom van zijn kroon niet te besteden aan weelde, maar nog met eenvoudig voedsel tevreden te wezen. Brood is de staf des levens.
3. Het merkwaardigste van al deze tekenen. was zijn ontmoeting van een gezelschap profeten, met wie hij zich onder de invloed van de geest van de profetie, die dan over hem zal komen, zal verenigen. Wat God in ons werkt door Zijn Geest, dient veel meer tot bevestiging van ons geloof, dan alles wat door Zijn voorzienigheid voor ons wordt gewerkt Hier zegt hij hem, 1 Samuel 10:5, 1 Samuel 10:6:
a. Waar dit gebeuren zal, op de heuvel Gods, waar van de Filistijnen bezettingen zijn, wat verondersteld wordt nabij Gibea, zijn eigen stad, te wezen, want daar lag de bezetting van de Filistijnen, 1 Samuel 13:3.
Misschien was het een van de artikelen van Samuëls overeenkomst met hen dat zij daar een bezetting zouden hebben, of liever zij hebben, na hun tenonderbrenging in het begin van zijn regering, weer veld gewonnen, zodat zij deze bezetting in die plaats konden leggen, en vandaar heeft God de man verwekt, die hen zal kastijden.
b. Er was een plaats, die de heuvel Gods werd genoemd, omdat daar een van de profetenscholen gebouwd was en de Filistijnen zelf hebben zoveel eerbied betoond voor de Godsdienst, dat een bezetting hunner krijgslieden toeliet dat daar een school van Gods profeten vreedzaam onder hen kon verblijven, zodat zij haar niet slechts niet verjoegen, maar de profeten niet gehinderd hebben in hun openbare Godsdienstoefeningen.
c. Bij welke gelegenheid hij een hoop profeten zal ontmoeten, met muziek voor hun aangezichten, en dat hij zich bij hen zal voegen.
Deze profeten schijnen niet onder ingeving Gods geweest te zijn om toekomstige dingen te voorzeggen, ook heeft God zich niet aan hen in dromen en nachtgezichten geopenbaard, maar zij hielden zich bezig met de studie van de wet, met hun naburen te onderwijzen en met daden van Godsvrucht, inzonderheid met God te loven, waarin zij op wondervolle wijze geholpen werden door de Geest Gods. Het was gelukkig voor Israël, dat zij niet alleen profeten hadden, maar "hopen" van profeten, die hun goed onderricht gaven, en ook een goed voorbeeld, en zeer veel bijdroegen om de Godsdienst onder hen in stand te houden.
Nu was het woord des HEEREN niet meer schaars, zoals toen Samuël pas verwekt was, die het middel was tot stichting van deze seminaries of Godshuizen, waaruit waarschijnlijk de synagogen ontstaan zijn.
Hoe jammer dat Israël de regering moe was van zo'n man, die wel niet als krijgsman de Filistijnen had verdreven, maar als man Gods de profetenscholen had opgericht, wat een grotere weldaad was voor Israël.
Muziek werd toen als een geschikt middel gebruikt om het gemoed te bereiden voor de indrukken van de goeden Geest, zoals bij Elisa, 2 Kings 3:15 . Maar wij hebben geen reden om er thans hetzelfde nut en voordeel van te verwachten tenzij wij er dezelfde uitwerking van bespeuren zoals in Sauls geval, om de bozen geest te verdrijven. Deze profeten waren op de hoogte geweest, waarschijnlijk om offeranden te offeren, en nu kwamen zij terug, zingende psalmen.
Als wij terugkomen van de heilige inzettingen moet ons hart grotelijks verruimd zijn in heilige blijdschap en lof. Zie Psalms 138:5.
Saul zal zich sterk gedrongen gevoelen om zich met hen te verenigen, en daardoor zal hij in een anderen man veranderd worden dan hij geweest is toen hij als gewoon particulier leefde.
Door Zijn inzettingen verandert de Geest Gods de mensen, doet hen op wondervolle wijze van gedaante veranderen. Door God te loven in de gemeenschap van de heiligen werd Saul een ander man, of hij een nieuw man werd kan betwijfeld worden.
III. Hij zegt hem in de administratie van zijn regering te handelen naar Gods voorzienigheid hem zou leiden, en naar Samuël hem zou raden.
1. In gewone gevallen moet hij de leiding volgen van Gods voorzienigheid, 1 Samuel 10:7. Doe wat uw hand zal vinden. Neem zulke maatregelen als uw eigen verstand u aan de hand zal doen." Maar,
2. In een buitengewone verlegenheid, waarin hij zich later te Gilgal zal bevinden, wanneer het voor hem het gewichtigste, meest beslissende ogenblik zal zijn, moet hij wachten totdat Samuël tot hem zal komen, hem zeven dagen verbeiden, 1 Samuel 10:8. Hoe zijn tekortkomen hierin zijn val bleek te zijn, zullen wij later zien 1 Samuel 13:11. Hem werd duidelijk hiermede te kennen gegeven, dat hij verantwoordelijk werd gesteld voor zijn gedrag, dus nauwkeurig op zich had te letten, en dat hij, hoewel hij koning was, onder de leiding van Samuël moest handelen, moest doen wat deze hem zou bevelen. De grootste en aanzienlijkste mannen moeten onderworpen zijn aan God en Zijn woord.
Verzen 1-8
1 Samuël 10:1-8Samuël oefent hier het ambt uit van profeet aan Saul van Godswege de volle verzekering gevende, dat hij koning zal zijn, gelijk hij dit dan ook later overeenkomstig deze voorzegging geweest is.
I. Hij zalfde hem en kuste hem, 1 Samuel 10:1. Dit geschiedde niet in een plechtige vergadering, maar op Goddelijk bevel geschiedende, was dit een vergoeding voor het ontbreken van alle uitwendige plechtigheden, ook was zij volstrekt niet minder geldig omdat zij in het verborgen plaats had, achter een heg, of, zoals de loden zeggen, bij een fontein. Gods inzettingen zijn groot en eerwaardig, al zijn de uiterlijke omstandigheden, waaronder zij bediend worden ook nog zo gering en verachtelijk.
1. Door Saul te zalven verzekerde Samuël hem, dat het God was, die hem koning maakte. Is het niet alzo dat de HEERE u gezalfd heeft?
En, ten teken daarvan, werd de hogepriester gezalfd tot zijn ambt, wat het verlenen aanduidde van die gaven, welke voor de vervulling van zijn ambt vereist werden, en hetzelfde werd te kennen gegeven in de zalving van de koningen, want hen, die God roept, maakt Hij bekwaam, en dat is een goed bewijs van een opdracht.
Deze heilige zalvingen die toen gebruikt werden, wezen op de Messias, of de Gezalfde, de Koning van de kerk en Hogepriester van onze belijdenis, die gezalfd was met de olie des Geestes, maar zonder mate, en boven alle priesters en vorsten van de Joodse kerk. Het was ongetwijfeld gewone olie, die Samuël gebruikt heeft, en wij lezen niet dat hij haar zegende of er bij gebeden heeft.
Maar het was slechts een kruik olie, waarmee hij hem zalfde, het vat de kruik-was broos, omdat zijn koninkrijk spoedig verbroken zou worden en de hoeveelheid klein, omdat hem slechts weinig van de Geest werd verleend, in vergelijking met wat aan David verleend werd, die daarom met een hoorn olie gezalfd werd, evenals ook Salomo, terwijl Jehu later, zoals nu Saul, met olie uit een kruik gezalfd werd.
2. Door hem te kussen verzekerde hij hem van zijn eigen goedkeuring van de keus, niet alleen van zijn toestemming, maar van zijn instemming er mede, zijn welgevallen er in hoewel het zijne macht verkortte, en zijn roem en de roem van zijn geslacht verduisterde.
God heeft u gezalfd, zegt Samuël, om koning te zijn, en ik ben er zeer verheugd om, ontvang deze kus ten teken daarvan."
Het was ook een kus van hulde en trouw hiermede erkent hij hem niet slechts als koning, maar als zijn koning, en in die betekenis wordt ons bevolen "de Zoon te kussen", Psalms 2:12.
God heeft Hem gezalfd, en daarom moeten wij Hem erkennen en Hem hulde doen. In Samuëls verklaring van de plechtigheid herinnert hij hem:
a. Aan de aard van de regering, waartoe hij geroepen is, hij was gezalfd om een voorganger te zijn, een hoofdman, een gebieder, voorzeker, wat eer en macht aanduidt, maar een gebieder, een bevelhebber in de krijg, wat zorg en moeite aanduidt, en gevaar. b. Aan de oorsprong er van, de HEERE heeft u gezalfd. Door Hem regeerde hij, en daarom moet hij voor Hem regeren, in afhankelijkheid van Hem, en met het oog op Zijn eer en heerlijkheid.
c. Aan het doel er van, het is over Zijn erfdeel, om er zorg voor te dragen, het te beschermen, er de zaken van ten goede te leiden, als een rentmeester, die een rijk en aanzienlijk man over zijn goederen aanstelt, om ze te besturen in zijn dienst en er hem rekenschap van te geven.
II. Tot zijn meerdere voldoening en overtuiging, geeft hij hem enige tekenen, die terstond, op deze zelfden dag zullen plaatshebben, en zij waren van zo'n aard, dat zij niet slechts het woord van Samuël zullen bevestigen in het algemeen, en hem als een waar profeet zullen doen kennen, maar ook dit woord tot Saul in het bijzonder zullen bevestigen, dat hij koning zal zijn.
1. Hij zal terstond twee mannen ontmoeten die hem tijding zullen brengen van huis, van de zorg en kommer zijns vaders over hem, 1 Samuel 10:2 , deze mannen zal hij dicht bij Rachels graf ontmoeten.
De eerste plaats, waar hij hem heenwees, was een graf, het graf van een van zijn voorouders, want Rachel stierf in barensnood van Benjamin, daar moet hij een les leren omtrent zijn eigen sterflijkheid, en nu hij een kroon voor zich ziet, moet hij denken aan zijn graf, waarin al zijn eer in het stof zal worden gelegd. Hier zal hij twee mannen ontmoeten misschien expres uitgezonden om hem te zoeken, die hem zeggen zullen dat de ezelinnen gevonden zijn, maar dat zijn vader bekommerd is om hem, zeggende: Wat zal ik om mijn zoon doen?
Hij zal het gelukkig achten deze boden ontmoet te hebben, en het is goed om in gunstige voorvallen, al zijn zij nog zo gering. Gods voorzienigheid te zien, en erdoor tot vertrouwen te worden aangemoedigd in grotere zaken.
2. Vervolgens zal hij anderen ontmoeten, die naar Beth-El gaan, waar een hoogte schijnt geweest te zijn voor Godsdienstoefeningen, en deze mannen gingen er heen met hun offers, 1 Samuel 10:3, 1 Samuel 10:4.
Het was een teken ten goede voor iemand, die bestemd was om over Israël te heersen, dat hij, overal waar hij kwam, mensen ontmoette, die ter aanbidding Gods opgingen.
Er wordt verondersteld dat de bokjes de broden en de fles wijn, die zij droegen ten offer bestemd waren, met de spijsoffers en de drankoffers, waarmee het brandoffer gepaard moest gaan.
Maar Samuël zegt dat zij hem twee van hun broden zullen geven, en dat hij ze moet aannemen. Dit zou voor ons de schijn hebben van hulp te verlenen aan een bedelaar. Saul moet later gedenken aan de tijd, toen hij deze aalmoezen ontving en moet daarom nederig en barmhartig zijn jegens de armen.
Maar misschien werd dit toen beschouwd als een voegzaam geschenk aan een vorst, en als zodanig moet Saul het aannemen, het eerste geschenk, dat hem gebracht werd door degenen die niet wisten wat zij deden, noch waarom zij het deden, maar God gaf het hun in het hart, waardoor het temeer geschikt was om hem tot een teken te dienen. Deze twee broden, die de eerste schatting waren, welke aan deze pas gezalfden koning betaald werd, konden hem ter vermaning dienen, om de rijkdom van zijn kroon niet te besteden aan weelde, maar nog met eenvoudig voedsel tevreden te wezen. Brood is de staf des levens.
3. Het merkwaardigste van al deze tekenen. was zijn ontmoeting van een gezelschap profeten, met wie hij zich onder de invloed van de geest van de profetie, die dan over hem zal komen, zal verenigen. Wat God in ons werkt door Zijn Geest, dient veel meer tot bevestiging van ons geloof, dan alles wat door Zijn voorzienigheid voor ons wordt gewerkt Hier zegt hij hem, 1 Samuel 10:5, 1 Samuel 10:6:
a. Waar dit gebeuren zal, op de heuvel Gods, waar van de Filistijnen bezettingen zijn, wat verondersteld wordt nabij Gibea, zijn eigen stad, te wezen, want daar lag de bezetting van de Filistijnen, 1 Samuel 13:3.
Misschien was het een van de artikelen van Samuëls overeenkomst met hen dat zij daar een bezetting zouden hebben, of liever zij hebben, na hun tenonderbrenging in het begin van zijn regering, weer veld gewonnen, zodat zij deze bezetting in die plaats konden leggen, en vandaar heeft God de man verwekt, die hen zal kastijden.
b. Er was een plaats, die de heuvel Gods werd genoemd, omdat daar een van de profetenscholen gebouwd was en de Filistijnen zelf hebben zoveel eerbied betoond voor de Godsdienst, dat een bezetting hunner krijgslieden toeliet dat daar een school van Gods profeten vreedzaam onder hen kon verblijven, zodat zij haar niet slechts niet verjoegen, maar de profeten niet gehinderd hebben in hun openbare Godsdienstoefeningen.
c. Bij welke gelegenheid hij een hoop profeten zal ontmoeten, met muziek voor hun aangezichten, en dat hij zich bij hen zal voegen.
Deze profeten schijnen niet onder ingeving Gods geweest te zijn om toekomstige dingen te voorzeggen, ook heeft God zich niet aan hen in dromen en nachtgezichten geopenbaard, maar zij hielden zich bezig met de studie van de wet, met hun naburen te onderwijzen en met daden van Godsvrucht, inzonderheid met God te loven, waarin zij op wondervolle wijze geholpen werden door de Geest Gods. Het was gelukkig voor Israël, dat zij niet alleen profeten hadden, maar "hopen" van profeten, die hun goed onderricht gaven, en ook een goed voorbeeld, en zeer veel bijdroegen om de Godsdienst onder hen in stand te houden.
Nu was het woord des HEEREN niet meer schaars, zoals toen Samuël pas verwekt was, die het middel was tot stichting van deze seminaries of Godshuizen, waaruit waarschijnlijk de synagogen ontstaan zijn.
Hoe jammer dat Israël de regering moe was van zo'n man, die wel niet als krijgsman de Filistijnen had verdreven, maar als man Gods de profetenscholen had opgericht, wat een grotere weldaad was voor Israël.
Muziek werd toen als een geschikt middel gebruikt om het gemoed te bereiden voor de indrukken van de goeden Geest, zoals bij Elisa, 2 Kings 3:15 . Maar wij hebben geen reden om er thans hetzelfde nut en voordeel van te verwachten tenzij wij er dezelfde uitwerking van bespeuren zoals in Sauls geval, om de bozen geest te verdrijven. Deze profeten waren op de hoogte geweest, waarschijnlijk om offeranden te offeren, en nu kwamen zij terug, zingende psalmen.
Als wij terugkomen van de heilige inzettingen moet ons hart grotelijks verruimd zijn in heilige blijdschap en lof. Zie Psalms 138:5.
Saul zal zich sterk gedrongen gevoelen om zich met hen te verenigen, en daardoor zal hij in een anderen man veranderd worden dan hij geweest is toen hij als gewoon particulier leefde.
Door Zijn inzettingen verandert de Geest Gods de mensen, doet hen op wondervolle wijze van gedaante veranderen. Door God te loven in de gemeenschap van de heiligen werd Saul een ander man, of hij een nieuw man werd kan betwijfeld worden.
III. Hij zegt hem in de administratie van zijn regering te handelen naar Gods voorzienigheid hem zou leiden, en naar Samuël hem zou raden.
1. In gewone gevallen moet hij de leiding volgen van Gods voorzienigheid, 1 Samuel 10:7. Doe wat uw hand zal vinden. Neem zulke maatregelen als uw eigen verstand u aan de hand zal doen." Maar,
2. In een buitengewone verlegenheid, waarin hij zich later te Gilgal zal bevinden, wanneer het voor hem het gewichtigste, meest beslissende ogenblik zal zijn, moet hij wachten totdat Samuël tot hem zal komen, hem zeven dagen verbeiden, 1 Samuel 10:8. Hoe zijn tekortkomen hierin zijn val bleek te zijn, zullen wij later zien 1 Samuel 13:11. Hem werd duidelijk hiermede te kennen gegeven, dat hij verantwoordelijk werd gesteld voor zijn gedrag, dus nauwkeurig op zich had te letten, en dat hij, hoewel hij koning was, onder de leiding van Samuël moest handelen, moest doen wat deze hem zou bevelen. De grootste en aanzienlijkste mannen moeten onderworpen zijn aan God en Zijn woord.
Verzen 9-16
1 Samuël 10:9-16Saul had nu afscheid genomen van Samuël, zeer verbaasd, naar wij wl kunnen onderstellen, over hetgeen hem geschied was, en schier bereid om te vragen of hij waakte of droomde. Nu wordt ons hier gezegd:
I. Wat er gebeurde op de weg, 1 Samuel 10:9. De tekenen, die Samuël hem gegeven had, kwamen zeer nauwkeurig uit, maar wat hem de meeste voldoening gaf, was dit: hij bevond onmiddellijk dat God hem een ander hart had gegeven. Een nieuw vuur was in zijn borst ontstoken, dat hij nooit tevoren gekend heeft.
Het zoeken van de ezelinnen is hem nu geheel uit de gedachte, en hij denkt aan niets anders dan aan te strijden met de Filistijnen, Israëls grieven te herstellen, wetten te maken, het recht te bedelen, en voor de openbare veiligheid te zorgen, dat zijn de dingen, waarvan nu zijn hoofd vervuld is.
Hij gevoelt zich opgeheven tot zo'n hoogte van stoutmoedigheid en dapperheid, als waarvan hij zich vroeger nooit bewust wast Hij heeft niet langer het hart van een landbouwer laag en min, en eng, en slechts belangstellende in zijn koren en zijn vee, maar het hart van een staatsman, een veldoverste, een vorst.
Hem, die door God tot enigerlei dienst wordt geroepen, zal Hij er voor bekwaam maken. Als Hij ons roept tot een anderen staat, dan zal Hij ons, als wij in oprechtheid wensen met onze macht, onze gaven, onze rijkdom Hem te dienen, een ander hart geven.
II. Wat er voorviel toen hij dicht bij huis kwam. Zij kwamen aan de heuvel, dat is te Gibea, of Geba, hetgeen heuvel betekent, en zo neemt de Chaldeër het hier als een eigennaam, hij ontmoette er de profeten, zoals Samuël het hem gezegd had, en de Geest Gods werd vaardig over hem, krachtig en plotseling, zoals de betekenis is van het woord, maar niet zo, om op hem te rusten en in hem te blijven.
Hij kwam, als om ook spoedig weer heen te gaan. Voor het ogenblik had dit echter een vreemde uitwerking op hem, want terstond voegde hij zich bij de profeten in hun Godsverering, en dat wel met evenveel plechtigheid, en in een even grote vervoering van genegenheid als iemand hunner, hij profeteerde onder hen.
1. Zijn profeteren werd opgemerkt, 1 Samuel 10:11, 1 Samuel 10:12, men nam er nota van. Hij bevond zich nu onder bekenden, die, toen zij hem onder de profeten zagen, elkaar riepen om dit vreemds te aanschouwen. Het zal er hun voor bereiden om hem als hun koning aan te nemen, al was hij ook hun gelijke, nu zij gezien hebben dat God hem tot de eer van een profeet had bevorderd. De zeventig oudsten profeteerden, eer zij tot rechters werden aangesteld, Numbers 11:25.
A. Zij verwonderden zich allen Saul onder de profeten te zien. Wat is dit dat de zoon van Kis geschied is? Hoewel deze profetenschool dicht bij het huis zijns vaders was, had hij zich toch nooit met de profeten vergezeld, noch hun enigerlei eerbied of achting beloond misschien soms wel met minachting van hen gesproken, en hem nu te zien onder hen profeterende, was hun een verrassing, zoals lang daarna, toen zijn naamgenoot van het Nieuwe Testament het Evangelie predikte, dat hij eerst had vervolgd, Acts 9:21. Waar God een ander hart geeft, zal zich dit spoedig openbaren.
B. Een hunner, die verstandiger was dan de overigen, vroeg: Wie is hun vader, of onderwijzer? Is het niet God? Zijn zij niet allen van Hem geleerd? Zijn zij niet allen Hem hun gave verschuldigd? En is Hij beperkt? Kan Hij Saul niet tot een profeet maken, zowel als iemand anders van hen, zo Hem dit behaagt?" Of, "Is niet Samuël hun veder?" Onder God was hij dit, en Saul was nu onlangs bij hem geweest, hetgeen hij door Sauls dienaar te weten is kunnen komen. Geen wonder, dat hij profeteert, die van nacht onder Samuëls dak is geweest.
C. Het werd tot een spreekwoord, veelvuldig gebruikt in Israël, als zij hun verwondering wilden te kennen geven, wanneer een slecht man goed was geworden, of tenminste in goed gezelschap werd aangetroffen. Is Saul onder de profeten? Saul onder de profeten is zo vreemd, zo'n wonder, dat het tot een wonder, dat het tot een spreekwoord wordt. Laat ook aan de ergsten, de slechtsten niet gewanhoopt worden, maar laat ook op een uitwendigen schijn van Godsvrucht, een plotselinge verandering voor het ogenblik niet al te zeer vertrouwd worden, want Saul onder de profeten was nog altijd Saul. Maar,
2. Zijn gezalfd zijn werd geheim gehouden. Toen hij geëindigd had te profeteren, schijnt hij al zijn woorden voor God te hebben gesproken, en de zaak van Zijn gunst te hebben aanbevolen want hij ging terstond naar de hoogte, 1 Samuel 10:13, om God te danken voor Zijn gunst jegens hem, en te bidden om de voortduring van Zijn gunst. Maar,
A. Hij hield de zaak zorgvuldig verborgen voor zijn bloedverwanten. Zijn oom, die hem ontmoette, hetzij op de hoogte, of terstond bij zijn thuiskomst, ondervroeg hem, 1 Samuel 10:14. Saul erkende, want zijn dienaar wist het-dat zij bij Samuël geweest waren, en dat deze hem gezegd had dat de ezelinnen waren gevonden, maar hij zei geen woord van het koninkrijk, 1 Samuel 10:14, 1 Samuel 10:15. Dit was een blijk:
a. Van zijn nederigheid. Menigeen zou z60 in vervoering geweest zijn over deze plotselinge verheffing, dat hij het van de daken zou verkondigd hebben. Maar Saul, hoewel het hem in zijn hart genoegen deed, heeft er zich onder zijn naburen niet op beroemd. De erfgenamen van het koninkrijk van de heerlijkheid zijn zeer tevreden dat de wereld hen niet kent 1 John 3:1.
b. Van zijn wijsheid. Ware hij ijverig geweest om het bekend te maken, hij zou benijd zijn geworden, en wie weet welke moeilijkheden hem dit zou hebben berokkend. Samuël had het hem als een geheim meegedeeld en hij wist een geheim te bewaren. Aldus bleek het dat hij een ander hart had, een hart, geschikt voor de regering.
c. Van zijn afhankelijkheid van God. Hij poogt geen invloed te verkrijgen, maar laat het aan God over om Zijn eigen werk door Samuël voort te zetten en te voltooien, hij voor zich zal stilzitten om te zien hoe de zaak zal tot stand komen.
Verzen 9-16
1 Samuël 10:9-16Saul had nu afscheid genomen van Samuël, zeer verbaasd, naar wij wl kunnen onderstellen, over hetgeen hem geschied was, en schier bereid om te vragen of hij waakte of droomde. Nu wordt ons hier gezegd:
I. Wat er gebeurde op de weg, 1 Samuel 10:9. De tekenen, die Samuël hem gegeven had, kwamen zeer nauwkeurig uit, maar wat hem de meeste voldoening gaf, was dit: hij bevond onmiddellijk dat God hem een ander hart had gegeven. Een nieuw vuur was in zijn borst ontstoken, dat hij nooit tevoren gekend heeft.
Het zoeken van de ezelinnen is hem nu geheel uit de gedachte, en hij denkt aan niets anders dan aan te strijden met de Filistijnen, Israëls grieven te herstellen, wetten te maken, het recht te bedelen, en voor de openbare veiligheid te zorgen, dat zijn de dingen, waarvan nu zijn hoofd vervuld is.
Hij gevoelt zich opgeheven tot zo'n hoogte van stoutmoedigheid en dapperheid, als waarvan hij zich vroeger nooit bewust wast Hij heeft niet langer het hart van een landbouwer laag en min, en eng, en slechts belangstellende in zijn koren en zijn vee, maar het hart van een staatsman, een veldoverste, een vorst.
Hem, die door God tot enigerlei dienst wordt geroepen, zal Hij er voor bekwaam maken. Als Hij ons roept tot een anderen staat, dan zal Hij ons, als wij in oprechtheid wensen met onze macht, onze gaven, onze rijkdom Hem te dienen, een ander hart geven.
II. Wat er voorviel toen hij dicht bij huis kwam. Zij kwamen aan de heuvel, dat is te Gibea, of Geba, hetgeen heuvel betekent, en zo neemt de Chaldeër het hier als een eigennaam, hij ontmoette er de profeten, zoals Samuël het hem gezegd had, en de Geest Gods werd vaardig over hem, krachtig en plotseling, zoals de betekenis is van het woord, maar niet zo, om op hem te rusten en in hem te blijven.
Hij kwam, als om ook spoedig weer heen te gaan. Voor het ogenblik had dit echter een vreemde uitwerking op hem, want terstond voegde hij zich bij de profeten in hun Godsverering, en dat wel met evenveel plechtigheid, en in een even grote vervoering van genegenheid als iemand hunner, hij profeteerde onder hen.
1. Zijn profeteren werd opgemerkt, 1 Samuel 10:11, 1 Samuel 10:12, men nam er nota van. Hij bevond zich nu onder bekenden, die, toen zij hem onder de profeten zagen, elkaar riepen om dit vreemds te aanschouwen. Het zal er hun voor bereiden om hem als hun koning aan te nemen, al was hij ook hun gelijke, nu zij gezien hebben dat God hem tot de eer van een profeet had bevorderd. De zeventig oudsten profeteerden, eer zij tot rechters werden aangesteld, Numbers 11:25.
A. Zij verwonderden zich allen Saul onder de profeten te zien. Wat is dit dat de zoon van Kis geschied is? Hoewel deze profetenschool dicht bij het huis zijns vaders was, had hij zich toch nooit met de profeten vergezeld, noch hun enigerlei eerbied of achting beloond misschien soms wel met minachting van hen gesproken, en hem nu te zien onder hen profeterende, was hun een verrassing, zoals lang daarna, toen zijn naamgenoot van het Nieuwe Testament het Evangelie predikte, dat hij eerst had vervolgd, Acts 9:21. Waar God een ander hart geeft, zal zich dit spoedig openbaren.
B. Een hunner, die verstandiger was dan de overigen, vroeg: Wie is hun vader, of onderwijzer? Is het niet God? Zijn zij niet allen van Hem geleerd? Zijn zij niet allen Hem hun gave verschuldigd? En is Hij beperkt? Kan Hij Saul niet tot een profeet maken, zowel als iemand anders van hen, zo Hem dit behaagt?" Of, "Is niet Samuël hun veder?" Onder God was hij dit, en Saul was nu onlangs bij hem geweest, hetgeen hij door Sauls dienaar te weten is kunnen komen. Geen wonder, dat hij profeteert, die van nacht onder Samuëls dak is geweest.
C. Het werd tot een spreekwoord, veelvuldig gebruikt in Israël, als zij hun verwondering wilden te kennen geven, wanneer een slecht man goed was geworden, of tenminste in goed gezelschap werd aangetroffen. Is Saul onder de profeten? Saul onder de profeten is zo vreemd, zo'n wonder, dat het tot een wonder, dat het tot een spreekwoord wordt. Laat ook aan de ergsten, de slechtsten niet gewanhoopt worden, maar laat ook op een uitwendigen schijn van Godsvrucht, een plotselinge verandering voor het ogenblik niet al te zeer vertrouwd worden, want Saul onder de profeten was nog altijd Saul. Maar,
2. Zijn gezalfd zijn werd geheim gehouden. Toen hij geëindigd had te profeteren, schijnt hij al zijn woorden voor God te hebben gesproken, en de zaak van Zijn gunst te hebben aanbevolen want hij ging terstond naar de hoogte, 1 Samuel 10:13, om God te danken voor Zijn gunst jegens hem, en te bidden om de voortduring van Zijn gunst. Maar,
A. Hij hield de zaak zorgvuldig verborgen voor zijn bloedverwanten. Zijn oom, die hem ontmoette, hetzij op de hoogte, of terstond bij zijn thuiskomst, ondervroeg hem, 1 Samuel 10:14. Saul erkende, want zijn dienaar wist het-dat zij bij Samuël geweest waren, en dat deze hem gezegd had dat de ezelinnen waren gevonden, maar hij zei geen woord van het koninkrijk, 1 Samuel 10:14, 1 Samuel 10:15. Dit was een blijk:
a. Van zijn nederigheid. Menigeen zou z60 in vervoering geweest zijn over deze plotselinge verheffing, dat hij het van de daken zou verkondigd hebben. Maar Saul, hoewel het hem in zijn hart genoegen deed, heeft er zich onder zijn naburen niet op beroemd. De erfgenamen van het koninkrijk van de heerlijkheid zijn zeer tevreden dat de wereld hen niet kent 1 John 3:1.
b. Van zijn wijsheid. Ware hij ijverig geweest om het bekend te maken, hij zou benijd zijn geworden, en wie weet welke moeilijkheden hem dit zou hebben berokkend. Samuël had het hem als een geheim meegedeeld en hij wist een geheim te bewaren. Aldus bleek het dat hij een ander hart had, een hart, geschikt voor de regering.
c. Van zijn afhankelijkheid van God. Hij poogt geen invloed te verkrijgen, maar laat het aan God over om Zijn eigen werk door Samuël voort te zetten en te voltooien, hij voor zich zal stilzitten om te zien hoe de zaak zal tot stand komen.
Verzen 17-27
1 Samuël 10:17-27Sauls verheffing ten troon wordt hier openlijk bekend gemaakt in een algemene vergadering van de oudsten van Israël te Mizpa, als de vertegenwoordigers hunner onderscheiden stammen.
Waarschijnlijk werd deze bijeenkomst van de staten zo spoedig mogelijk belegd nadat Saul gezalfd was, want zo er een verandering in hun regering moest plaatshebben, dan moest dit maar hoe eerder hoe beter geschieden, het zou slechte gevolgen kunnen hebben indien er veel tijd over heenging. Het volk is saamgekomen in een plechtige vergadering, waarin God op bijzondere wijze tegenwoordig was (weshalve gezegd wordt, dat zij samengeroepen worden tot de Heere). Samuël handelt voor God onder hen.
I. Hij bestraft hen wegens hun verwerping van de regering door een profeet, en hun begeerte naar een aanvoerder, een koning. Hij toont hun, 1 Samuel 10:18, hoe gelukkig zij geweest zijn onder de Goddelijke regering, toen God hen bestuurde,
Hij verloste hen uit de hand van hen, die hen verdrukten, wat konden zij meer begeren? Kon de machtigste held voor hen doen wat de Almachtige voor hen gedaan heeft?
Hij toont hun ook, 1 Samuel 10:19, welk een belediging zij God hebben aangedaan, (die zelf door Zijn eigen macht hen uit al hun ellenden en noden verlost heeft, alsmede door hen, die Hij daartoe onmiddellijk geroepen en bekwaam gemaakt heeft) in een koning te begeren om hen te verlossen.
Hij zegt hun duidelijk en onomwonden: "Gijlieden hebt heden uw God verworpen, gij hebt dit feitelijk gedaan, dit werkelijk gedaan, aldus verklaart Hij het, aldus neemt Hij het op, en Hij zou u rechtvaardiglijk hierom kunnen verwerpen."
Zij, die beter kunnen leven door de zinnen dan door het geloof, die liever op een vlesen arm steunen, dan op de arm des Almachtigen, verlaten een fontein van levend water voor gebroken waterbakken. En sommigen zien in hun hardnekkigheid in deze zaak het voorteken van hun verwerping van Christus in wie te verwerpen zij God hebben verworpen, dat Hij niet over hen zal heersen.
II. Hij liet hen er nu toe overgaan om hun koning te verkiezen door het lot.
Hij wist wie God had verkoren, en hij had hem reeds gezalfd, maar hij kende ook de neiging tot murmureren van het volk, en dat er onder hen waren, die niet zouden berusten in de keus indien zij alleen op zijn getuigenis steunde teneinde dus iederen stam, en elk geslacht van de verkoren stam het genoegen te geven van een kans te hebben, laat hij hen het lot werpen, 1 Samuel 10:19.
Uit al de stammen wordt Benjamin geraakt, 1 Samuel 10:20, en uit die stam Saul, de zoon van Kis, 1 Samuel 10:21.
Uit deze methode zal het blijken aan het volk, wat reeds gebleken is aan Samuël, dat Saul door God bestemd was om koning te zijn, want het lot wordt in de schoot geworpen, maar het gehele beleid daarvan is van de HEERE. Dit zal ook alle twistingen en tegenwerpingen voorkomen, want het lot doet de geschillen ophouden en maakt scheiding tussen machtigen. Toen de stam van Benjamin geraakt was, konden zij gemakkelijk voorzien, dat zij een geslacht gingen verheffen, dat spoedig weer van zijn hoogte zou afkomen, want de stervende Jakob had voorzegd, door de geest van de profetie gedreven zijnde, dat de heerschappij aan Juda zou komen, dat is de stam, die zal "heersen als een leeuw, Benjamin zal slechts verscheuren als een wolf", Genesis 49:10, Genesis 49:27.
Diegenen dus, die de Schrift kenden, konden niet zeer ingenomen zijn met het doen van hetgeen weldra weer ongedaan gemaakt zal worden.
III. Het is met veel moeite, en niet zonder de Heere verder te vragen, dat Saul eindelijk tevoorschijn wordt gebracht.
Toen het lot op hem viel, verwachtte ieder dat hij zou antwoorden nu zijn naam afgeroepen werd, maar inplaats daarvan wisten zijn vrienden niet eens waar hij was, en konden zij hem niet vinden 1 Samuel 10:21, hij had zich tussen de vaten verstoken, 1 Samuel 10:22.
Zo weinig was hij nu ingenomen met de macht, maar toen hij haar bezat was het blote denkbeeld om er van te scheiden hem ondraaglijk. Hij had zich teruggetrokken in de hoop, dat men bij zijn niet- verschijning tot een andere keus zou overgaan, of om aldus zijn bescheidenheid te tonen, want uit hetgeen reeds geschied was, wist hij dat hij de man moest wezen. Wij kunnen onderstellen dat hij er toen wezenlijk afkerig van was om de regering op zich te nemen:
1. Omdat hij zich bewust was ongeschikt te zijn voor zo groot en gewichtig een ambt. Hij was niet opgeleid voor geleerdheid, of voor de krijg, of voor het recht, en hij vreesde de een of andere noodlottige vergissing te begaan.
2. Omdat het hem zou blootstellen aan de nijd van zijn naburen, die hem kwalijk gezind waren.
3. Omdat hij uit hetgeen Samuël hem gezegd had begreep dat het volk zondigde met een koning te vragen, en het in toorn was, dat God hun hun verzoek toestond.
4. Omdat het toen slecht stond met Israëls staat van zaken, de Filistijnen waren sterk, de Ammonieten dreigend, en hij moet voorwaar wel een stoutmoedig man zijn, die onder zeil gaat in een storm.
Maar de vergadering, gelovende dat de keus goed moet zijn, die door God zelf gedaan was, wilde niets onbeproefd laten om hem te vinden, op wie het lot gevallen was. Zij vroegen de HEERE, hetzij door de hogepriester en zijn borstlap des gerichts, of door Samuël en zijn geest van de profetie, en de Heere zei hun waar zij hem konden vinden, verborgen tussen de vaten, en zij liepen en namen hem vandaar 1 Samuel 10:23. Niemand zal in het einde door zijn nederigheid en bescheidenheid iets verliezen. Eer, gelijk de schaduw, volgt hen die van haar vlieden, maar vliedt van hen die haar najagen.
IV. Samuël stelt hem voor aan het volk, en zij nemen hem aan. Hij behoefde op geen bank of verhevenheid te gaan staan, staande op gelijke bodem met hen, steekt hij ver boven hen uit, want hij was hoger dan al het volk van zijn schouder en opwaarts, 1 Samuel 10:23. "Ziet," zegt Samuël, "welk een koning God voor u verkoren heeft, juist zo'n als gij begeerd hebt, gelijk hij is er niemand onder het gehele volk, die zoveel majesteit in zijn gelaat, zoveel statigheid heeft in zijn voorkomen, hij staat onder de menigte als een ceder onder struikgewas.
Laat uw eigen ogen oordelen, is hij niet een kloek en prachtig man?" Hierop geeft het volk zijn goedkeuring te kennen van de keus, zij juichten en zeiden: de koning leve! dat is: "lang moge hij ons regeren in gezondheid en voorspoed."
Onderdanen plachten hun genegenheid en trouw aan hun vorst te kennen te geven door hun goede wensen, en deze werden hier in een bede aan God verkeerd, Psalms 72:15. "Men zal geduriglijk voor hem bidden". Zie Psalms 20:2.
Samuël had hun gezegd, dat zij hun koning spoedig moede zullen zijn, maar in de stemming waarin zij nu zijn, denken zij dat zij hem nooit moede zullen worden: de koning leve!
V. Samuël stelt het oorspronkelijke contract tussen hen vast, en brengt het in geschrifte, 1 Samuel 10:25.
Hij had hun tevoren gezegd wat des konings wijze zal zijn, 1 Samuel 8:11, hoe hij zijn macht zal misbruiken nu sprak hij tot het volk het recht des koninkrijks, of liever de wet of de inrichting er van, welke macht de koning kon eisen, en welk recht de onderdanen konden vorderen.
Hij stelde de grenzen tussen hen vast, opdat zij geen inbreuk zouden maken op elkanders rechten. Laat hen eerst elkaar goed verstaan, en laat de overeenkomst tussen hen in zwart op wit wezen, dat zal dan de goede verstandhouding tussen hen duurzaam maken.
De geleerde bisschop Patrick denkt, dat hij nu herhaalde en in geschrifte bracht wat hij hun gezegd had, 1 Samuel 8:11, van de willekeurige macht, die hun koningen zich zouden aanmatigen, opdat dit later een getuigenis tegen hen zou wezen, dat zij die ramp zelf over zich gebracht hadden, want hun was vooruit gezegd waartoe het komen zou, en toch wilden zij een koning hebben.
Vl. Toen de plechtigheid voorbij was, werd de vergadering ontbonden. Samuël liet het gehele volk gaan, elk naar zijn huis. Hier werd geen stemming gehouden, en, voorzoveel blijkt.
Niet eens een voorstel gedaan om geld te heffen om de waardigheid van hun pas verkoren koning op te houden, indien hij het dus later gepast oordeelt om te nemen, wat zij niet gepast achten hem te geven, (en dat hij toch noodzakelijk hebben moest) dan hebben zij dit aan zichzelf te danken.
Zij gingen, elk naar zijn huis, genoegen vindende in de naam van een koning over hen, en Saul ging ook naar zijn huis te Gibea, naar het huis zijns vaders, niet opgeblazen door de naam van een koninkrijk onder hem.
Te Gibea had hij geen paleis, geen boon, geen hof, toch gaat hij daarheen. Als hij koning moet zijn, dan zal hij, gedenkende aan de rotssteen, waar hij uit gehouwen was, zijn eigen stad tot koninklijke stad maken, ook zal hij zich van zijn geringe bloedverwanten niet schamen, zoals maar al te velen doen als zij tot grootheid zijn gekomen. Zulk een nederige gemoedsgesteldheid zet schoonheid en luister bij aan grote bevordering. De staat verhoogd, en de geest, de gemoedsgesteldheid niet hoog maar klein blijvende, zie hoe goed en lieflijk het is!
Maar hoe was het volk jegens hun nieuwen koning gezind? De meerderheid scheen niet veel belangstelling in hem te hebben, zij gingen elk naar zijn huis, hun eigen huiselijke aangelegenheden schenen hun meer ter harte te gaan dan de belangen van het algemeen, dit was de algemene gezindheid. Maar.
1. Er waren sommigen zo getrouw, dat zij hem vergezelden, 1 Samuel 10:26.. van het heir gingen met hem, welker hart God geroerd had.
Niet het gros van het volk, maar een kleine groep, die, hetzij omdat zij ingenomen waren met hun eigen keus van een koning te hebben, of omdat Gods keus van deze koning hun behaagde, of omdat zij zoveel verstandiger waren dan hun naburen, dat zij beseften dat, zo er een koning was, men hem eerbied behoorde te tonen, ging met hem naar Gibea als zijn lijfwacht.
Het waren degenen wier hart God geroerd had, om hierin hun plicht te doen. Alle goed, dat in ons is, of dat te eniger tijd door ons gedaan wordt, moet aan de genade Gods worden toegeschreven. Als het hart zich neigt naar de rechten weg, dan is het, omdat Hij het heeft geroerd. Ene aanraking is genoeg, als zij Goddelijk is.
2. Er waren anderen, die zo nijdig en boosaardig waren, dat zij hem beledigden, kinderen Belials, mannen die geen juk wilden dragen aan wie niets kop behagen van hetgeen God of Samuël deed. Zij verachtten hem, 1 Samuel 10:27 wegens de geringheid van zijn stam en geslacht, de kleinheid van zijn bezitting, de afzondering waarin hij was opgevoed.
Wat zou ons deze verlossen? zeiden zij. Zij kwamen niet voor de dag, met iemand die daar meer geschiktheid voor had, maar, wie zij ook hadden, hun verlossing moest toch niet komen van de mens, maar van God. Zij wilden zich niet verenigen met hun naburen om genegenheid te betonen voor hem en zijn regering door hem geschenken te brengen, of hem gelukwensen aan te bieden bij zijn komst tot de troon.
Misschien waren deze ontevredenen het ijverigst geweest om een koning te begeren, maar nu zij er een hadden twistten zij met hem, omdat hij niet geheel en al was zoals zij waren.
Voor hen was het reden genoeg om een tegenzin in hem te hebben, dat anderen met hem ingenomen waren.
Even verschillend zijn de mensen gezind jegens onze verhoogden Verlosser.
God heeft Hem op de heiligen berg Zion tot Koning gesteld.
Er is een overblijfsel, dat zich aan Hem onderwerpt, Hem geschenken brengt Hem volgt waar Hij ook heengaat, en het zijn dezulken wier hart God geroerd heeft, die Hij gewillig heeft gemaakt ten dage van Zijn heirkracht. Maar er zijn anderen, die Hem verachten en vragen: Wat zou deze ons verlossen? Zij zijn aan Hem geërgerd, nemen aanstoot aan Zijn uiterlijke geringheid, en zij zullen er door verpletterd worden.
Eindelijk. Hoe heeft Saul het slechte gedrag opgenomen van hen, die ontevreden waren met zijn koningschap? Hij zweeg stil of hij was als doof.
Hij was er z ver af om er vertoornd om te zijn, dat hij het niet eens scheen op te merken. Hetgeen zowel een bewijs was van zijn nederigheid en bescheidenheid, als van zijn barmhartigen gemoedsaard, en ook daarvan, dat hij overtuigd was van zijn recht op de kroon, want diegenen zijn gewoonlijk het meest bevreesd, dat men hun eer te na komt en het wraakgierigst wegens hun aangedane beledigingen, die hun macht door onwettige middelen hebben verkregen. Christus zweeg stil, toen Hij beledigd werd, want het was de dag van Zijn lankmoedigheid, maar een dag van vergelding staat te komen.
Verzen 17-27
1 Samuël 10:17-27Sauls verheffing ten troon wordt hier openlijk bekend gemaakt in een algemene vergadering van de oudsten van Israël te Mizpa, als de vertegenwoordigers hunner onderscheiden stammen.
Waarschijnlijk werd deze bijeenkomst van de staten zo spoedig mogelijk belegd nadat Saul gezalfd was, want zo er een verandering in hun regering moest plaatshebben, dan moest dit maar hoe eerder hoe beter geschieden, het zou slechte gevolgen kunnen hebben indien er veel tijd over heenging. Het volk is saamgekomen in een plechtige vergadering, waarin God op bijzondere wijze tegenwoordig was (weshalve gezegd wordt, dat zij samengeroepen worden tot de Heere). Samuël handelt voor God onder hen.
I. Hij bestraft hen wegens hun verwerping van de regering door een profeet, en hun begeerte naar een aanvoerder, een koning. Hij toont hun, 1 Samuel 10:18, hoe gelukkig zij geweest zijn onder de Goddelijke regering, toen God hen bestuurde,
Hij verloste hen uit de hand van hen, die hen verdrukten, wat konden zij meer begeren? Kon de machtigste held voor hen doen wat de Almachtige voor hen gedaan heeft?
Hij toont hun ook, 1 Samuel 10:19, welk een belediging zij God hebben aangedaan, (die zelf door Zijn eigen macht hen uit al hun ellenden en noden verlost heeft, alsmede door hen, die Hij daartoe onmiddellijk geroepen en bekwaam gemaakt heeft) in een koning te begeren om hen te verlossen.
Hij zegt hun duidelijk en onomwonden: "Gijlieden hebt heden uw God verworpen, gij hebt dit feitelijk gedaan, dit werkelijk gedaan, aldus verklaart Hij het, aldus neemt Hij het op, en Hij zou u rechtvaardiglijk hierom kunnen verwerpen."
Zij, die beter kunnen leven door de zinnen dan door het geloof, die liever op een vlesen arm steunen, dan op de arm des Almachtigen, verlaten een fontein van levend water voor gebroken waterbakken. En sommigen zien in hun hardnekkigheid in deze zaak het voorteken van hun verwerping van Christus in wie te verwerpen zij God hebben verworpen, dat Hij niet over hen zal heersen.
II. Hij liet hen er nu toe overgaan om hun koning te verkiezen door het lot.
Hij wist wie God had verkoren, en hij had hem reeds gezalfd, maar hij kende ook de neiging tot murmureren van het volk, en dat er onder hen waren, die niet zouden berusten in de keus indien zij alleen op zijn getuigenis steunde teneinde dus iederen stam, en elk geslacht van de verkoren stam het genoegen te geven van een kans te hebben, laat hij hen het lot werpen, 1 Samuel 10:19.
Uit al de stammen wordt Benjamin geraakt, 1 Samuel 10:20, en uit die stam Saul, de zoon van Kis, 1 Samuel 10:21.
Uit deze methode zal het blijken aan het volk, wat reeds gebleken is aan Samuël, dat Saul door God bestemd was om koning te zijn, want het lot wordt in de schoot geworpen, maar het gehele beleid daarvan is van de HEERE. Dit zal ook alle twistingen en tegenwerpingen voorkomen, want het lot doet de geschillen ophouden en maakt scheiding tussen machtigen. Toen de stam van Benjamin geraakt was, konden zij gemakkelijk voorzien, dat zij een geslacht gingen verheffen, dat spoedig weer van zijn hoogte zou afkomen, want de stervende Jakob had voorzegd, door de geest van de profetie gedreven zijnde, dat de heerschappij aan Juda zou komen, dat is de stam, die zal "heersen als een leeuw, Benjamin zal slechts verscheuren als een wolf", Genesis 49:10, Genesis 49:27.
Diegenen dus, die de Schrift kenden, konden niet zeer ingenomen zijn met het doen van hetgeen weldra weer ongedaan gemaakt zal worden.
III. Het is met veel moeite, en niet zonder de Heere verder te vragen, dat Saul eindelijk tevoorschijn wordt gebracht.
Toen het lot op hem viel, verwachtte ieder dat hij zou antwoorden nu zijn naam afgeroepen werd, maar inplaats daarvan wisten zijn vrienden niet eens waar hij was, en konden zij hem niet vinden 1 Samuel 10:21, hij had zich tussen de vaten verstoken, 1 Samuel 10:22.
Zo weinig was hij nu ingenomen met de macht, maar toen hij haar bezat was het blote denkbeeld om er van te scheiden hem ondraaglijk. Hij had zich teruggetrokken in de hoop, dat men bij zijn niet- verschijning tot een andere keus zou overgaan, of om aldus zijn bescheidenheid te tonen, want uit hetgeen reeds geschied was, wist hij dat hij de man moest wezen. Wij kunnen onderstellen dat hij er toen wezenlijk afkerig van was om de regering op zich te nemen:
1. Omdat hij zich bewust was ongeschikt te zijn voor zo groot en gewichtig een ambt. Hij was niet opgeleid voor geleerdheid, of voor de krijg, of voor het recht, en hij vreesde de een of andere noodlottige vergissing te begaan.
2. Omdat het hem zou blootstellen aan de nijd van zijn naburen, die hem kwalijk gezind waren.
3. Omdat hij uit hetgeen Samuël hem gezegd had begreep dat het volk zondigde met een koning te vragen, en het in toorn was, dat God hun hun verzoek toestond.
4. Omdat het toen slecht stond met Israëls staat van zaken, de Filistijnen waren sterk, de Ammonieten dreigend, en hij moet voorwaar wel een stoutmoedig man zijn, die onder zeil gaat in een storm.
Maar de vergadering, gelovende dat de keus goed moet zijn, die door God zelf gedaan was, wilde niets onbeproefd laten om hem te vinden, op wie het lot gevallen was. Zij vroegen de HEERE, hetzij door de hogepriester en zijn borstlap des gerichts, of door Samuël en zijn geest van de profetie, en de Heere zei hun waar zij hem konden vinden, verborgen tussen de vaten, en zij liepen en namen hem vandaar 1 Samuel 10:23. Niemand zal in het einde door zijn nederigheid en bescheidenheid iets verliezen. Eer, gelijk de schaduw, volgt hen die van haar vlieden, maar vliedt van hen die haar najagen.
IV. Samuël stelt hem voor aan het volk, en zij nemen hem aan. Hij behoefde op geen bank of verhevenheid te gaan staan, staande op gelijke bodem met hen, steekt hij ver boven hen uit, want hij was hoger dan al het volk van zijn schouder en opwaarts, 1 Samuel 10:23. "Ziet," zegt Samuël, "welk een koning God voor u verkoren heeft, juist zo'n als gij begeerd hebt, gelijk hij is er niemand onder het gehele volk, die zoveel majesteit in zijn gelaat, zoveel statigheid heeft in zijn voorkomen, hij staat onder de menigte als een ceder onder struikgewas.
Laat uw eigen ogen oordelen, is hij niet een kloek en prachtig man?" Hierop geeft het volk zijn goedkeuring te kennen van de keus, zij juichten en zeiden: de koning leve! dat is: "lang moge hij ons regeren in gezondheid en voorspoed."
Onderdanen plachten hun genegenheid en trouw aan hun vorst te kennen te geven door hun goede wensen, en deze werden hier in een bede aan God verkeerd, Psalms 72:15. "Men zal geduriglijk voor hem bidden". Zie Psalms 20:2.
Samuël had hun gezegd, dat zij hun koning spoedig moede zullen zijn, maar in de stemming waarin zij nu zijn, denken zij dat zij hem nooit moede zullen worden: de koning leve!
V. Samuël stelt het oorspronkelijke contract tussen hen vast, en brengt het in geschrifte, 1 Samuel 10:25.
Hij had hun tevoren gezegd wat des konings wijze zal zijn, 1 Samuel 8:11, hoe hij zijn macht zal misbruiken nu sprak hij tot het volk het recht des koninkrijks, of liever de wet of de inrichting er van, welke macht de koning kon eisen, en welk recht de onderdanen konden vorderen.
Hij stelde de grenzen tussen hen vast, opdat zij geen inbreuk zouden maken op elkanders rechten. Laat hen eerst elkaar goed verstaan, en laat de overeenkomst tussen hen in zwart op wit wezen, dat zal dan de goede verstandhouding tussen hen duurzaam maken.
De geleerde bisschop Patrick denkt, dat hij nu herhaalde en in geschrifte bracht wat hij hun gezegd had, 1 Samuel 8:11, van de willekeurige macht, die hun koningen zich zouden aanmatigen, opdat dit later een getuigenis tegen hen zou wezen, dat zij die ramp zelf over zich gebracht hadden, want hun was vooruit gezegd waartoe het komen zou, en toch wilden zij een koning hebben.
Vl. Toen de plechtigheid voorbij was, werd de vergadering ontbonden. Samuël liet het gehele volk gaan, elk naar zijn huis. Hier werd geen stemming gehouden, en, voorzoveel blijkt.
Niet eens een voorstel gedaan om geld te heffen om de waardigheid van hun pas verkoren koning op te houden, indien hij het dus later gepast oordeelt om te nemen, wat zij niet gepast achten hem te geven, (en dat hij toch noodzakelijk hebben moest) dan hebben zij dit aan zichzelf te danken.
Zij gingen, elk naar zijn huis, genoegen vindende in de naam van een koning over hen, en Saul ging ook naar zijn huis te Gibea, naar het huis zijns vaders, niet opgeblazen door de naam van een koninkrijk onder hem.
Te Gibea had hij geen paleis, geen boon, geen hof, toch gaat hij daarheen. Als hij koning moet zijn, dan zal hij, gedenkende aan de rotssteen, waar hij uit gehouwen was, zijn eigen stad tot koninklijke stad maken, ook zal hij zich van zijn geringe bloedverwanten niet schamen, zoals maar al te velen doen als zij tot grootheid zijn gekomen. Zulk een nederige gemoedsgesteldheid zet schoonheid en luister bij aan grote bevordering. De staat verhoogd, en de geest, de gemoedsgesteldheid niet hoog maar klein blijvende, zie hoe goed en lieflijk het is!
Maar hoe was het volk jegens hun nieuwen koning gezind? De meerderheid scheen niet veel belangstelling in hem te hebben, zij gingen elk naar zijn huis, hun eigen huiselijke aangelegenheden schenen hun meer ter harte te gaan dan de belangen van het algemeen, dit was de algemene gezindheid. Maar.
1. Er waren sommigen zo getrouw, dat zij hem vergezelden, 1 Samuel 10:26.. van het heir gingen met hem, welker hart God geroerd had.
Niet het gros van het volk, maar een kleine groep, die, hetzij omdat zij ingenomen waren met hun eigen keus van een koning te hebben, of omdat Gods keus van deze koning hun behaagde, of omdat zij zoveel verstandiger waren dan hun naburen, dat zij beseften dat, zo er een koning was, men hem eerbied behoorde te tonen, ging met hem naar Gibea als zijn lijfwacht.
Het waren degenen wier hart God geroerd had, om hierin hun plicht te doen. Alle goed, dat in ons is, of dat te eniger tijd door ons gedaan wordt, moet aan de genade Gods worden toegeschreven. Als het hart zich neigt naar de rechten weg, dan is het, omdat Hij het heeft geroerd. Ene aanraking is genoeg, als zij Goddelijk is.
2. Er waren anderen, die zo nijdig en boosaardig waren, dat zij hem beledigden, kinderen Belials, mannen die geen juk wilden dragen aan wie niets kop behagen van hetgeen God of Samuël deed. Zij verachtten hem, 1 Samuel 10:27 wegens de geringheid van zijn stam en geslacht, de kleinheid van zijn bezitting, de afzondering waarin hij was opgevoed.
Wat zou ons deze verlossen? zeiden zij. Zij kwamen niet voor de dag, met iemand die daar meer geschiktheid voor had, maar, wie zij ook hadden, hun verlossing moest toch niet komen van de mens, maar van God. Zij wilden zich niet verenigen met hun naburen om genegenheid te betonen voor hem en zijn regering door hem geschenken te brengen, of hem gelukwensen aan te bieden bij zijn komst tot de troon.
Misschien waren deze ontevredenen het ijverigst geweest om een koning te begeren, maar nu zij er een hadden twistten zij met hem, omdat hij niet geheel en al was zoals zij waren.
Voor hen was het reden genoeg om een tegenzin in hem te hebben, dat anderen met hem ingenomen waren.
Even verschillend zijn de mensen gezind jegens onze verhoogden Verlosser.
God heeft Hem op de heiligen berg Zion tot Koning gesteld.
Er is een overblijfsel, dat zich aan Hem onderwerpt, Hem geschenken brengt Hem volgt waar Hij ook heengaat, en het zijn dezulken wier hart God geroerd heeft, die Hij gewillig heeft gemaakt ten dage van Zijn heirkracht. Maar er zijn anderen, die Hem verachten en vragen: Wat zou deze ons verlossen? Zij zijn aan Hem geërgerd, nemen aanstoot aan Zijn uiterlijke geringheid, en zij zullen er door verpletterd worden.
Eindelijk. Hoe heeft Saul het slechte gedrag opgenomen van hen, die ontevreden waren met zijn koningschap? Hij zweeg stil of hij was als doof.
Hij was er z ver af om er vertoornd om te zijn, dat hij het niet eens scheen op te merken. Hetgeen zowel een bewijs was van zijn nederigheid en bescheidenheid, als van zijn barmhartigen gemoedsaard, en ook daarvan, dat hij overtuigd was van zijn recht op de kroon, want diegenen zijn gewoonlijk het meest bevreesd, dat men hun eer te na komt en het wraakgierigst wegens hun aangedane beledigingen, die hun macht door onwettige middelen hebben verkregen. Christus zweeg stil, toen Hij beledigd werd, want het was de dag van Zijn lankmoedigheid, maar een dag van vergelding staat te komen.