Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
1 Koningen 5

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KONINGEN 5

1 Kings 5:1.

SALOMO'S VERBOND MET HIRAM, VOORBEREIDING TOT DE TEMPELBOUW.

I. 1 Kings 5:1-1 Kings 5:18. Na de mededelingen in het vorige hoofdstuk, die reeds op de geheel nog volgende regeringstijd van Salomo betrekking hadden, voert de heilige schrijver ons thans weer naar het begin terug. De gelegenheid, dat koning Hiram van Tyrus Salomo met zijn troonsbeklimming geluk wenst, wordt door deze te baat genomen om van zijn kant ook een gezantschap aan deze oude vriend van zijn vader te zenden en met hem te onderhandelen over de hulp, die hij betreffende de reeds in plan bestaande tempelbouw nodig had. Hiram schenkt hem bereidwillig niet slechts de benodigde bouwstoffen aan hout en stenen van het Libanongebergte, maar stelt ook een aantal Phoenicische bouwlieden tot zijn beschikking, die als werkmeesters de Israëlitische arbeiders en slaven onder hun leiding namen (Vergelijk 2 Chronicles 2:1-2 Chronicles 2:18).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KONINGEN 5

1 Kings 5:1.

SALOMO'S VERBOND MET HIRAM, VOORBEREIDING TOT DE TEMPELBOUW.

I. 1 Kings 5:1-1 Kings 5:18. Na de mededelingen in het vorige hoofdstuk, die reeds op de geheel nog volgende regeringstijd van Salomo betrekking hadden, voert de heilige schrijver ons thans weer naar het begin terug. De gelegenheid, dat koning Hiram van Tyrus Salomo met zijn troonsbeklimming geluk wenst, wordt door deze te baat genomen om van zijn kant ook een gezantschap aan deze oude vriend van zijn vader te zenden en met hem te onderhandelen over de hulp, die hij betreffende de reeds in plan bestaande tempelbouw nodig had. Hiram schenkt hem bereidwillig niet slechts de benodigde bouwstoffen aan hout en stenen van het Libanongebergte, maar stelt ook een aantal Phoenicische bouwlieden tot zijn beschikking, die als werkmeesters de Israëlitische arbeiders en slaven onder hun leiding namen (Vergelijk 2 Chronicles 2:1-2 Chronicles 2:18).

Vers 1

1. Hiram 1) de koning van Tyrus zond (wellicht omstreeks 1015 v. Chr.) zijn knechten, een aantal van zijn voornaamste hofdienaren tot Salomo, om hem met zijn troonsbeklimming geluk te wensen, zoals dat onder bevriende koningen in de nabuurschap gewoonte was (2 Samuel 10:1vv.), (want hij had gehoord dat zij (de kinderen van Israël, 1 Chronicles 29:22) Salomo tot koning gezalfd hadden in zijn (thans overleden) vaders plaats) (1 Chronicles 29:28), omdat Hiram David altijd 2) bemind had; hij stond in goede verstandhouding met hem, zolang hij tegelijkertijd met hem regeerde, en nu wilde hij ook deze vriendschap op diens zoon doen overgaan.

1) Ook: "2 Samuel 5:11"

2) In het Hebreeuws Kol-hajamim, al de dagen, n.l. die beiden, David en Hiram, hadden geregeerd. Zie verder noot 1) hierboven..

Vers 1

1. Hiram 1) de koning van Tyrus zond (wellicht omstreeks 1015 v. Chr.) zijn knechten, een aantal van zijn voornaamste hofdienaren tot Salomo, om hem met zijn troonsbeklimming geluk te wensen, zoals dat onder bevriende koningen in de nabuurschap gewoonte was (2 Samuel 10:1vv.), (want hij had gehoord dat zij (de kinderen van Israël, 1 Chronicles 29:22) Salomo tot koning gezalfd hadden in zijn (thans overleden) vaders plaats) (1 Chronicles 29:28), omdat Hiram David altijd 2) bemind had; hij stond in goede verstandhouding met hem, zolang hij tegelijkertijd met hem regeerde, en nu wilde hij ook deze vriendschap op diens zoon doen overgaan.

1) Ook: "2 Samuel 5:11"

2) In het Hebreeuws Kol-hajamim, al de dagen, n.l. die beiden, David en Hiram, hadden geregeerd. Zie verder noot 1) hierboven..

Vers 3

3. Gij weet, uit de raad, die hij tijdens zijn leven nog bij u ingewonnen heeft, dat mijn vader David zich voorgenomen had de naam 1) van de HEERE, zijn God een huis te bouwen, maar dat hij geen huis 2) kon bouwen, niet slagen kon in zijn voornemen, maar zich tot de voorbereidingen daartoe moest beperken (1 Chronicles 23:4) vanwege de oorlogen, waarmee zij hem omsingelden, namelijk zijn buitenlandse vijanden, totdat de HEERE hen onder zijn voetzolen gaf, en ze de een na de ander aan hem onderwierp.

1) De naam van de Heere. Salomo bedient zich van deze uitdrukking met opzet, op grond van hetgeen vermeld is in Deuteronomy 12:5, Deuteronomy 12:11. In de Naam wordt de Heere openbaar. De Naam van de Heere is de openbaring in een zichtbaar teken. Als Salomo daarom hier ervan spreekt, om de Naam van de Heere een huis te bouwen, dan wordt dit huis een plaats, waarin de Heere God duidelijk de heerlijkheid van Zijn Wezen zal openbaren..

2) De Tempel is het zichtbaar teken, dat de Heere met Zijn volk het verbond had opgericht en het onderpand, dat Israël Kanan zal bezitten. Welnu, Salomo weet het, dat Israël nu tot zijn bestemming, volgens Gods belofte is gekomen, dat nu de tijd is aangebroken, wanneer de Tempel kon en mocht gebouwd worden..

Vers 3

3. Gij weet, uit de raad, die hij tijdens zijn leven nog bij u ingewonnen heeft, dat mijn vader David zich voorgenomen had de naam 1) van de HEERE, zijn God een huis te bouwen, maar dat hij geen huis 2) kon bouwen, niet slagen kon in zijn voornemen, maar zich tot de voorbereidingen daartoe moest beperken (1 Chronicles 23:4) vanwege de oorlogen, waarmee zij hem omsingelden, namelijk zijn buitenlandse vijanden, totdat de HEERE hen onder zijn voetzolen gaf, en ze de een na de ander aan hem onderwierp.

1) De naam van de Heere. Salomo bedient zich van deze uitdrukking met opzet, op grond van hetgeen vermeld is in Deuteronomy 12:5, Deuteronomy 12:11. In de Naam wordt de Heere openbaar. De Naam van de Heere is de openbaring in een zichtbaar teken. Als Salomo daarom hier ervan spreekt, om de Naam van de Heere een huis te bouwen, dan wordt dit huis een plaats, waarin de Heere God duidelijk de heerlijkheid van Zijn Wezen zal openbaren..

2) De Tempel is het zichtbaar teken, dat de Heere met Zijn volk het verbond had opgericht en het onderpand, dat Israël Kanan zal bezitten. Welnu, Salomo weet het, dat Israël nu tot zijn bestemming, volgens Gods belofte is gekomen, dat nu de tijd is aangebroken, wanneer de Tempel kon en mocht gebouwd worden..

Vers 6

6. Zo gebied nu, dat men mij ceders en cypressen (1 Kings 5:10) uit de Libanon houwe, van dat deel van het gebergte, dat onder uw beheer staat en rijk is aan dergelijke houtsoorten (Numbers 24:6), en mijn knechten zullen met uw knechten zijn, opdat de uwe aanwijzen, hoe de mijne zich bij het vellen als anderszins te gedragen hebben, en het loon van uw knechten, die zij voor hun arbeid hebben te vorderen, zal ik u geven, naar al wat gij zeggen zult, zoveel als gij zult goed vinden te bepalen, behalve nog de prijs van het hout (1 Kings 5:11); want gij weet dat onder ons niemand is, die weet hout te houwen, wat regelmatigheid enz. betreft, zoals de in deze dingen bedreven Zidoniërs (2 Samuel 5:11).

Zelfs in deze tijd van zijn hoogste bloei liep het volk van God, wat aardse kunst, nijverheid en bekwaamheid betreft achter bij de naburige Kananieten en Phoeniciërs; maar ook de kinderen van deze wereld helpen in deze tijd mee om het te verheerlijken; de voordelen van hun ver uitgestrekte handel en hun kunstvlijt vallen Salomo toe, wiens macht te land veel groter was dan die van Tyrus en Sidon, als een type van de tijd, waarin al het aardse in de dienst van het Godsrijk zal zijn..

Beter is een Israëliet, bedreven in de wet van God dan een Zidoniër bedreven in het houwen van timmerhout..

Het volk van God staat bij andere natiën in kunstvaardigheid achter. Tyrus levert bouwmeesters en bouwlieden.

Maar de tempel is geen menselijk kunstwerk, het bouwplan zelf is niet uit het brein van een heiden voortgekomen, maar door God zelf op Sinaï gegeven, en evenals de gehele Wet, waartoe het behoort, door de Geest van de profeten vervuld..

Vers 6

6. Zo gebied nu, dat men mij ceders en cypressen (1 Kings 5:10) uit de Libanon houwe, van dat deel van het gebergte, dat onder uw beheer staat en rijk is aan dergelijke houtsoorten (Numbers 24:6), en mijn knechten zullen met uw knechten zijn, opdat de uwe aanwijzen, hoe de mijne zich bij het vellen als anderszins te gedragen hebben, en het loon van uw knechten, die zij voor hun arbeid hebben te vorderen, zal ik u geven, naar al wat gij zeggen zult, zoveel als gij zult goed vinden te bepalen, behalve nog de prijs van het hout (1 Kings 5:11); want gij weet dat onder ons niemand is, die weet hout te houwen, wat regelmatigheid enz. betreft, zoals de in deze dingen bedreven Zidoniërs (2 Samuel 5:11).

Zelfs in deze tijd van zijn hoogste bloei liep het volk van God, wat aardse kunst, nijverheid en bekwaamheid betreft achter bij de naburige Kananieten en Phoeniciërs; maar ook de kinderen van deze wereld helpen in deze tijd mee om het te verheerlijken; de voordelen van hun ver uitgestrekte handel en hun kunstvlijt vallen Salomo toe, wiens macht te land veel groter was dan die van Tyrus en Sidon, als een type van de tijd, waarin al het aardse in de dienst van het Godsrijk zal zijn..

Beter is een Israëliet, bedreven in de wet van God dan een Zidoniër bedreven in het houwen van timmerhout..

Het volk van God staat bij andere natiën in kunstvaardigheid achter. Tyrus levert bouwmeesters en bouwlieden.

Maar de tempel is geen menselijk kunstwerk, het bouwplan zelf is niet uit het brein van een heiden voortgekomen, maar door God zelf op Sinaï gegeven, en evenals de gehele Wet, waartoe het behoort, door de Geest van de profeten vervuld..

Vers 7

7. En het geschiedde, toen Hiram de woorden van Salomo gehoord had, die Salomo hem behalve nog andere zaken had laten zeggen (2 Chronicles 2:3-2 Chronicles 2:10), dat hij zich zeer verblijdde, want het was hem van groot belang in goede verstandhouding met een koning te leven, wiens land een korenschuur voor het zijne was en wiens vriendschap grote voordelen voor zijn handel kon aanbrengen, en hij zei: Gezegend zij de HEERE 1) heden, die David een wijze zoon gegeven heeft over dit grote volk.

1) Een nog grotere erkenning van de HEERE spreekt Hiram uit in 2 Chronicles 2:12 waar hij Hem de Schepper van de hemel en de aarde noemt; dit wordt verklaard daaruit dat Hiram zich schikte naar de godsdienstige voorstellingen van Israël en doet niet direct een persoonlijk geloof vermoeden, dat de HEERE de enige ware God is; hij bleef trouwens een heiden..

Vers 7

7. En het geschiedde, toen Hiram de woorden van Salomo gehoord had, die Salomo hem behalve nog andere zaken had laten zeggen (2 Chronicles 2:3-2 Chronicles 2:10), dat hij zich zeer verblijdde, want het was hem van groot belang in goede verstandhouding met een koning te leven, wiens land een korenschuur voor het zijne was en wiens vriendschap grote voordelen voor zijn handel kon aanbrengen, en hij zei: Gezegend zij de HEERE 1) heden, die David een wijze zoon gegeven heeft over dit grote volk.

1) Een nog grotere erkenning van de HEERE spreekt Hiram uit in 2 Chronicles 2:12 waar hij Hem de Schepper van de hemel en de aarde noemt; dit wordt verklaard daaruit dat Hiram zich schikte naar de godsdienstige voorstellingen van Israël en doet niet direct een persoonlijk geloof vermoeden, dat de HEERE de enige ware God is; hij bleef trouwens een heiden..

Vers 8

8. En Hiram zond, door het gezantschap dat Salomo gezonden had (1 Kings 5:2), een schrijven tot Salomo (1 Chronicles 2:11) zeggende (met deze inhoud): Ik heb gehoord waarom gij tot mij gezonden hebt; ik zal al uw wil doen met het cederhout en met het dennen 1) (cypressen) hout (Genesis 6:14). 1) Het Hebreeuwse woord Berosch is een hoge op de Libanon groeiende boom, en behoort tot zijn grootste sieraden; hij komt daarom dikwijls samen met de ceder voor (Isaiah 14:8; Isaiah 37:24; Isaiah 55:13; Isaiah 60:13 hout werd dikwijls evenals dat van de ceder voor prachtgebouwen, lansstokken, muziekinstrumenten en zeeschepen gebruikt (6:15,34 Nahum2:4; 2 Samuel 6:5 Dientengevolge is het niet waarschijnlijk, dat men hier de dennenboom bedoeld heeft. Onder de oudste uitleggers heeft dit ook weinig voorstanders; veel aannemelijker is de vertaling van de Septuaginta, die daaronder cypressen verstaat. Deze behoort tot de naaldbomen, heeft een slanke pyramidevorm, als onze populier; donkergroene naalden, welk statig en ernstig aanzien hem sinds oude tijden tot grafversiersel deed kiezen; het hout is welriekend, vast, duurzaam en licht. Hij behoort in het Oosten thuis, maar komt ook in de Zuid-Europese landen als sieraad van tuinen en parken voor..

Vers 8

8. En Hiram zond, door het gezantschap dat Salomo gezonden had (1 Kings 5:2), een schrijven tot Salomo (1 Chronicles 2:11) zeggende (met deze inhoud): Ik heb gehoord waarom gij tot mij gezonden hebt; ik zal al uw wil doen met het cederhout en met het dennen 1) (cypressen) hout (Genesis 6:14). 1) Het Hebreeuwse woord Berosch is een hoge op de Libanon groeiende boom, en behoort tot zijn grootste sieraden; hij komt daarom dikwijls samen met de ceder voor (Isaiah 14:8; Isaiah 37:24; Isaiah 55:13; Isaiah 60:13 hout werd dikwijls evenals dat van de ceder voor prachtgebouwen, lansstokken, muziekinstrumenten en zeeschepen gebruikt (6:15,34 Nahum2:4; 2 Samuel 6:5 Dientengevolge is het niet waarschijnlijk, dat men hier de dennenboom bedoeld heeft. Onder de oudste uitleggers heeft dit ook weinig voorstanders; veel aannemelijker is de vertaling van de Septuaginta, die daaronder cypressen verstaat. Deze behoort tot de naaldbomen, heeft een slanke pyramidevorm, als onze populier; donkergroene naalden, welk statig en ernstig aanzien hem sinds oude tijden tot grafversiersel deed kiezen; het hout is welriekend, vast, duurzaam en licht. Hij behoort in het Oosten thuis, maar komt ook in de Zuid-Europese landen als sieraad van tuinen en parken voor..

Vers 9

9. Mijn knechten zullen het met behulp van de uwe afbrengen van de Libanon aan de Middellandse Zee, en ik zal het daar op vlotten laten leggen, en zo over de zee doen voeren, tot die plaats, 1) die gij aan mij ontbieden zult, en zal het daar losmaken, en gij zult het daar kunnen laten wegnemen en verder vervoeren naar Jeruzalem; gij zult daarentegen tot vergelding ook mijn wil doen dat gij, buiten het door u reeds aangeboden loon voor mijn knechten, ook voor het hout mijn huis spijze geeft, mij van graan voor mijn huis voorziet, omdat hieraan in mijn land gebrek is (Acts 12:20 Ezekiel 27:17).

1) In 1 Chronicles 2:16 wordt Japho (het Joppe uit het Nieuwe Testament; Acts 9:36, thans Jaffa genoemd) als de plaats vermeld, waarheen de vlotten gebracht werden aan de omstreeks 130 voet hoge landtong van een heuvelland gelegen; aan het zuidelijk eind van de bloemrijke Saronse vlakte bezat deze zeer oude stad een veelbezochte maar als gevaarlijk bekend staande haven; van Jeruzalem lag zij ongeveer 12 uur verwijderd en vormde in alle tijden de verbinding van deze hoofdstad met de zee. In het begin was zij door Danieten bewoond (Judges 5:17), makende tevens de grens van deze stam uit (Joshua 19:46), maar naderhand hebben de Phoeniciërs zich van haar meester gemaakt (vgl. Jonah 1:3 Ezra 3:7). Pas de Makkabese vorsten Jonathan en Simon ontrukten haar aan de Syriërs en maakten er een vesting van (zie Gesch. der Makkab.). Later bracht Pompeus haar tot de provincie Syrië. Caesar gaf haar aan Hyrkanus terug, totdat zij eindelijk weer aan Syrië kwam. In de Joodse strijd werd zij door Cestius verwoest, maar spoedig nestelden er zich Joodse zeerovers in, zodat Vespasianus haar nog eens en wel geheel en al verwoesten liet, maar tevens hier een kasteel liet bouwen, waarom zich weldra weer een nieuwe stad verhief. Ondanks storm en moord, zegt Tobler, schijnt zij een onvernietigbaar leven te bezitten. Tegenwoordig telt zij 5.000 inwoners, maar hoe onaanzienlijk zij ook zijn moge, haar ligging is liefelijk, haar omgeving bekoorlijk, vandaar dat hier jaarlijks een groot aantal reizigers en pelgrims aan land stappen, wier reisdoel de heilige stad (Jeruzalem) is..

Vers 9

9. Mijn knechten zullen het met behulp van de uwe afbrengen van de Libanon aan de Middellandse Zee, en ik zal het daar op vlotten laten leggen, en zo over de zee doen voeren, tot die plaats, 1) die gij aan mij ontbieden zult, en zal het daar losmaken, en gij zult het daar kunnen laten wegnemen en verder vervoeren naar Jeruzalem; gij zult daarentegen tot vergelding ook mijn wil doen dat gij, buiten het door u reeds aangeboden loon voor mijn knechten, ook voor het hout mijn huis spijze geeft, mij van graan voor mijn huis voorziet, omdat hieraan in mijn land gebrek is (Acts 12:20 Ezekiel 27:17).

1) In 1 Chronicles 2:16 wordt Japho (het Joppe uit het Nieuwe Testament; Acts 9:36, thans Jaffa genoemd) als de plaats vermeld, waarheen de vlotten gebracht werden aan de omstreeks 130 voet hoge landtong van een heuvelland gelegen; aan het zuidelijk eind van de bloemrijke Saronse vlakte bezat deze zeer oude stad een veelbezochte maar als gevaarlijk bekend staande haven; van Jeruzalem lag zij ongeveer 12 uur verwijderd en vormde in alle tijden de verbinding van deze hoofdstad met de zee. In het begin was zij door Danieten bewoond (Judges 5:17), makende tevens de grens van deze stam uit (Joshua 19:46), maar naderhand hebben de Phoeniciërs zich van haar meester gemaakt (vgl. Jonah 1:3 Ezra 3:7). Pas de Makkabese vorsten Jonathan en Simon ontrukten haar aan de Syriërs en maakten er een vesting van (zie Gesch. der Makkab.). Later bracht Pompeus haar tot de provincie Syrië. Caesar gaf haar aan Hyrkanus terug, totdat zij eindelijk weer aan Syrië kwam. In de Joodse strijd werd zij door Cestius verwoest, maar spoedig nestelden er zich Joodse zeerovers in, zodat Vespasianus haar nog eens en wel geheel en al verwoesten liet, maar tevens hier een kasteel liet bouwen, waarom zich weldra weer een nieuwe stad verhief. Ondanks storm en moord, zegt Tobler, schijnt zij een onvernietigbaar leven te bezitten. Tegenwoordig telt zij 5.000 inwoners, maar hoe onaanzienlijk zij ook zijn moge, haar ligging is liefelijk, haar omgeving bekoorlijk, vandaar dat hier jaarlijks een groot aantal reizigers en pelgrims aan land stappen, wier reisdoel de heilige stad (Jeruzalem) is..

Vers 16

16. Behalve de oversten van Salomo's bestelden, die over dat werk waren, opzicht hadden over het boomvellen en het steenhouwen, drieduizend en driehonderd, 1) die heerschappij hadden over het volk, dat dat werk deed.

1) In 9:23 wordt nog van 550 opzichters melding gemaakt, zodat wij een gezamenlijk getal verkrijgen van 3:850. Dit komt precies overeen met de opgave in de Boeken der Kronieken (2 Chronicles 2:17, 2 Chronicles 8:10). Alleen wordt, volgens Michaëlis, in de Boeken der Kronieken duidelijk het onderscheid aangegeven tussen Kanan en Israël (3:600, 250) en hier in de Boeken der Koningen alleen onderscheid gemaakt alleen tussen opzichters van hogere en die van lagere rang..

Vers 16

16. Behalve de oversten van Salomo's bestelden, die over dat werk waren, opzicht hadden over het boomvellen en het steenhouwen, drieduizend en driehonderd, 1) die heerschappij hadden over het volk, dat dat werk deed.

1) In 9:23 wordt nog van 550 opzichters melding gemaakt, zodat wij een gezamenlijk getal verkrijgen van 3:850. Dit komt precies overeen met de opgave in de Boeken der Kronieken (2 Chronicles 2:17, 2 Chronicles 8:10). Alleen wordt, volgens Michaëlis, in de Boeken der Kronieken duidelijk het onderscheid aangegeven tussen Kanan en Israël (3:600, 250) en hier in de Boeken der Koningen alleen onderscheid gemaakt alleen tussen opzichters van hogere en die van lagere rang..

Vers 18

18. En de bouwlieden van Salomo, en de bouwlieden van Hiram, en wel de Giblieten 1) uit de stad Gebal of Byblos (Joshua 13:5; 2 Samuel 5:11), die het dichtst bij het cederwoud woonden (Numbers 24:6)en het best geschikt waren om de overige werklieden te onderrichten, bewerkten ze en bereidden het hout toe, en de stenen, om dat huis van de Heere te Jeruzalem te bouwen, en zij brachten daarmee omtrent drie jaar door.

1) Joden en heidenen moeten naar het Goddelijk Raadsbesluit de tempel van God bouwen: een werkelijke profetie (Ephesians 2:14,Ephesians 2:19-Ephesians 2:22 Ephesians 3:4-Ephesians 3:6..

Wel ons, wanneer wij de rechte Salomo ook gewillig dienen bij het werk van Zijn eeuwige tempelbouw. Nog beter is het, wanneer wij zelf als levende stenen toebereid worden om dan in de levende tempel te prijken (1 Petrus .2:5)..

18. En de bouwlieden van Salomo, en de bouwlieden van Hiram, en wel de Giblieten 1) uit de stad Gebal of Byblos (Joshua 13:5; 2 Samuel 5:11), die het dichtst bij het cederwoud woonden (Numbers 24:6)en het best geschikt waren om de overige werklieden te onderrichten, bewerkten ze en bereidden het hout toe, en de stenen, om dat huis van de Heere te Jeruzalem te bouwen, en zij brachten daarmee omtrent drie jaar door.

1) Joden en heidenen moeten naar het Goddelijk Raadsbesluit de tempel van God bouwen: een werkelijke profetie (Ephesians 2:14,Ephesians 2:19-Ephesians 2:22 Ephesians 3:4-Ephesians 3:6..

Wel ons, wanneer wij de rechte Salomo ook gewillig dienen bij het werk van Zijn eeuwige tempelbouw. Nog beter is het, wanneer wij zelf als levende stenen toebereid worden om dan in de levende tempel te prijken (1 Petrus .2:5)..

Vers 18

18. En de bouwlieden van Salomo, en de bouwlieden van Hiram, en wel de Giblieten 1) uit de stad Gebal of Byblos (Joshua 13:5; 2 Samuel 5:11), die het dichtst bij het cederwoud woonden (Numbers 24:6)en het best geschikt waren om de overige werklieden te onderrichten, bewerkten ze en bereidden het hout toe, en de stenen, om dat huis van de Heere te Jeruzalem te bouwen, en zij brachten daarmee omtrent drie jaar door.

1) Joden en heidenen moeten naar het Goddelijk Raadsbesluit de tempel van God bouwen: een werkelijke profetie (Ephesians 2:14,Ephesians 2:19-Ephesians 2:22 Ephesians 3:4-Ephesians 3:6..

Wel ons, wanneer wij de rechte Salomo ook gewillig dienen bij het werk van Zijn eeuwige tempelbouw. Nog beter is het, wanneer wij zelf als levende stenen toebereid worden om dan in de levende tempel te prijken (1 Petrus .2:5)..

18. En de bouwlieden van Salomo, en de bouwlieden van Hiram, en wel de Giblieten 1) uit de stad Gebal of Byblos (Joshua 13:5; 2 Samuel 5:11), die het dichtst bij het cederwoud woonden (Numbers 24:6)en het best geschikt waren om de overige werklieden te onderrichten, bewerkten ze en bereidden het hout toe, en de stenen, om dat huis van de Heere te Jeruzalem te bouwen, en zij brachten daarmee omtrent drie jaar door.

1) Joden en heidenen moeten naar het Goddelijk Raadsbesluit de tempel van God bouwen: een werkelijke profetie (Ephesians 2:14,Ephesians 2:19-Ephesians 2:22 Ephesians 3:4-Ephesians 3:6..

Wel ons, wanneer wij de rechte Salomo ook gewillig dienen bij het werk van Zijn eeuwige tempelbouw. Nog beter is het, wanneer wij zelf als levende stenen toebereid worden om dan in de levende tempel te prijken (1 Petrus .2:5)..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 1 Kings 5". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/1-kings-5.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile