Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
1 Koningen 6

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KONINGEN 6

1 Kings 6:1.

DE TEMPEL VAN SALOMO WORDT IN ZEVEN JAREN GEBOUWD.

I. 1 Kings 6:1-1 Kings 6:13. In het vierde jaar van de regering van Salomo, d.i. in het jaar 480 na de uittocht van de kinderen van Israël uit Egypte begint de tempelbouw, en wel allereerst van het uitwendige gedeelte, waarvan de omvang en vorm nader wordt aangegeven. Als de bouw zo ver gevorderd is, ontvangt Salomo door profetische tussenkomst een woord van de Heere, dat hem de door zijn vader David gegeven belofte van het eeuwig koninkrijk van zijn huis bevestigt, en hem Gods wonen onder Israël, dat door het bouwen van de tempel een nieuwe werkelijkheid verkreeg, voor de toekomst belooft. Vergelijk hiermee en met de twee volgende passages 2 Chronicles 3:1-2 Chronicles 3:17.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KONINGEN 6

1 Kings 6:1.

DE TEMPEL VAN SALOMO WORDT IN ZEVEN JAREN GEBOUWD.

I. 1 Kings 6:1-1 Kings 6:13. In het vierde jaar van de regering van Salomo, d.i. in het jaar 480 na de uittocht van de kinderen van Israël uit Egypte begint de tempelbouw, en wel allereerst van het uitwendige gedeelte, waarvan de omvang en vorm nader wordt aangegeven. Als de bouw zo ver gevorderd is, ontvangt Salomo door profetische tussenkomst een woord van de Heere, dat hem de door zijn vader David gegeven belofte van het eeuwig koninkrijk van zijn huis bevestigt, en hem Gods wonen onder Israël, dat door het bouwen van de tempel een nieuwe werkelijkheid verkreeg, voor de toekomst belooft. Vergelijk hiermee en met de twee volgende passages 2 Chronicles 3:1-2 Chronicles 3:17.

Vers 1

1. Het geschiedde nu in het vierhonderd en tachtigste jaar na de uittocht van de kinderen van Israël uit Egypte (1492 v. Chr.) in het vierde jaar van het koninkrijk van Salomo over Israël 1) (begonnen 1015 v. Chr., dus na verloop van het jaar 1012 v. Chr.), in de maand Ziv 2) (deze is de tweede maand) dat hij het huis van de HEERE bouwde, 3) met de bouw een begin maakte.

1) De tempelbouw was een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van het oudtestamentisch Godsrijk, omdat toch hierdoor aan de tot nu toe bestaande toestand van het volk Israël in het land Kanan een einde werd gemaakt, en het het zichtbaar onderpand ontving van het voortdurend bezit van dit erfdeel. Daarom wordt de tijd van de tempelbouw aangegeven, en wel niet slechts naar het regeringsjaar van Salomo, waarin hij voorviel, maar tevens naar het aantal jaren, dat sinds de merkwaardigste gebeurtenis in de geschiedenis van Israël, de uittocht uit Egypte, tot op dit ogenblik verlopen was..

2) Ziv betekent glans, pracht, dus genaamd naar de in deze maand ontluikende bloemen, overeenkomende met onze maand mei of bloeimaand..

3) De plaats, waar de tempel gebouwd werd, was volgens 2 Chronicles 3:1 de berg Moria, zoals de Heere zelf dit reeds bepaald had bij gelegenheid van de om de volkstelling uitgebroken pest (2 Samuel 24:1; 1 Chronicles 23:1) en ook reeds had aangeduid, door het aan Abraham opgelegde, maar daarna verhinderde offer van zijn zoon Izak (Genesis 22:2, Genesis 22:13vv. 22:2,13). Moria is de zuidoostelijkste van de vier heuvels, waarop de stad Jeruzalem gebouwd is (Joshua 15:63); op zichzelf is hij veel lager dan alle andere bergen van Jeruzalem, in een geestelijk opzicht echter is hij verheven boven alle bergen der aarde, want God had lust op deze berg te wonen (Psalms 68:17). Thans draagt de gehele oude tempelplaats, die een ongelijkzijdige vierhoek vormde (in het westen 1617, in het oosten 1520 voet lang, in het noorden 1020 en in het zuiden 927 voet breed) de naam Haram es Scherif, d.i. edel heiligdom; deze plaats wordt door een gehele rij van tempelgebouwen ingenomen. Het voornaamste van deze gebouwen is, de door den Kalif Omar in het jaar 637 n. Chr. gebouwde moskee Sakhrah; zij staat op een 15 16 voet hoge met wit blauw marmer belegde platvorm, en heeft de vorm van een achthoek, waarvan elke zijde 60 voet afmeting heeft. Vier deuren geven toegang tot het inwendige van het gebouw, dat door 52 ramen licht ontvangt; de muren zijn gewit en aan elke muur ziet men drie zullen van 20 voet hoogte, terwijl de inwendige koepel door 16 zullen gedragen wordt. Tussen deze zullen is een ijzeren traliewerk aangebracht, dat het middelruim of het schip van de moskee omsluit, juist onder de koepel ligt een rots van kalksteen, waarnaar de moskee haar naam Kubbet es Sakhrah, d.i. rotskoepel, heeft ontvangen; hij is met rode atlas bedekt en betekent het eigenlijke heiligdom van de Moslims. Want deze steen, zo luidt de overlevering, viel van de hemel, toen de profetie te Jeruzalem begon; op hem geknield baden de profeten. Toen deze nu vluchtten, wilde de steen ook weg; de engel Gabriël echter, de sporen van wiens vinger men nu nog kan waarnemen, hield hem tegen en maakte hem vast aan de rots, totdat Mohammed kwam en de steen op deze heilige plaats onbeweeglijk maakte; vervolgens bouwde Omar er een moskee om. Het is een 17 voet boven de platvorm van de Harm uitstekende natuurlijke rots, die zich van de moskee tot aan het noordwestelijk deel van het platvorm uitstrekt; de koepel van de moskee is 90 voet hoog; haar middellijn bedraagt 40 voet, zij is met gekleurde pannen bedekt, terwijl men van haar een mooi uitzicht op Jeruzalem heeft..

Terwijl alzo Kubbet en Sakhrah het midden beslaat tussen de noord- en zuidmuur van de Harm, maar dichter bij de westelijke en oostelijke muur ligt, en tevens misschien nauwkeurig de plaats aanwijst, waar de tempel gestaan heeft, ligt er een andere moskee, die uit meerdere andere moskeeën is samengesteld op het zuidelijk gedeelte van de plaats, maar evenzeer meer westelijk als in het midden; zij heet el Aksa (d.i. de uiterste, omdat zij, door de Moslims met de Sakhrah als n geheel beschouwd, van de drie heiligste moskeeën te Medina, Mekka en Jeruzalem de noordelijkste is). Zij is volgens Robinson een door keizer Justianus omstreeks het jaar 530 n. Chr. gebouwde, aan Maria gewijde kerk, die echter door Omar in een moskee veranderd is. De overige niet met gebouwen bezette ruimte van de Harm is met tuinen en springbronnen aangevuld en door frisse grasvelden, olijf-, oranje- en cipressenbomen omgeven. Onder de el Aksa bevinden zich grote gewelven, waarvan de oorspronkelijke bestemming schijnt geweest te zijn tot steun voor de vlakte te dienen, want daar de heuvel Moria op de noordwestzijde op het hoogst is, en naar het zuidoosten afhelt, moest men om een horizontaal te verkrijgen, ginds de heuvel laten zakken, hier daarentegen hem ophogen. Bovendien moest de vlakte ook verbreed worden; deze voorbereidingen tot de tempelbouw werden wel reeds gedeeltelijk onder David bewerkstelligd (1 Chronicles 23:2-1 Chronicles 23:5 1 Chronicles 23:2-1 Chronicles 23:5), maar haar voltooiing deed het gehele werk van de tempelbouw tot het twintigste jaar van Salomo's regering duren (1 Kings 6:38)..

Vers 1

1. Het geschiedde nu in het vierhonderd en tachtigste jaar na de uittocht van de kinderen van Israël uit Egypte (1492 v. Chr.) in het vierde jaar van het koninkrijk van Salomo over Israël 1) (begonnen 1015 v. Chr., dus na verloop van het jaar 1012 v. Chr.), in de maand Ziv 2) (deze is de tweede maand) dat hij het huis van de HEERE bouwde, 3) met de bouw een begin maakte.

1) De tempelbouw was een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van het oudtestamentisch Godsrijk, omdat toch hierdoor aan de tot nu toe bestaande toestand van het volk Israël in het land Kanan een einde werd gemaakt, en het het zichtbaar onderpand ontving van het voortdurend bezit van dit erfdeel. Daarom wordt de tijd van de tempelbouw aangegeven, en wel niet slechts naar het regeringsjaar van Salomo, waarin hij voorviel, maar tevens naar het aantal jaren, dat sinds de merkwaardigste gebeurtenis in de geschiedenis van Israël, de uittocht uit Egypte, tot op dit ogenblik verlopen was..

2) Ziv betekent glans, pracht, dus genaamd naar de in deze maand ontluikende bloemen, overeenkomende met onze maand mei of bloeimaand..

3) De plaats, waar de tempel gebouwd werd, was volgens 2 Chronicles 3:1 de berg Moria, zoals de Heere zelf dit reeds bepaald had bij gelegenheid van de om de volkstelling uitgebroken pest (2 Samuel 24:1; 1 Chronicles 23:1) en ook reeds had aangeduid, door het aan Abraham opgelegde, maar daarna verhinderde offer van zijn zoon Izak (Genesis 22:2, Genesis 22:13vv. 22:2,13). Moria is de zuidoostelijkste van de vier heuvels, waarop de stad Jeruzalem gebouwd is (Joshua 15:63); op zichzelf is hij veel lager dan alle andere bergen van Jeruzalem, in een geestelijk opzicht echter is hij verheven boven alle bergen der aarde, want God had lust op deze berg te wonen (Psalms 68:17). Thans draagt de gehele oude tempelplaats, die een ongelijkzijdige vierhoek vormde (in het westen 1617, in het oosten 1520 voet lang, in het noorden 1020 en in het zuiden 927 voet breed) de naam Haram es Scherif, d.i. edel heiligdom; deze plaats wordt door een gehele rij van tempelgebouwen ingenomen. Het voornaamste van deze gebouwen is, de door den Kalif Omar in het jaar 637 n. Chr. gebouwde moskee Sakhrah; zij staat op een 15 16 voet hoge met wit blauw marmer belegde platvorm, en heeft de vorm van een achthoek, waarvan elke zijde 60 voet afmeting heeft. Vier deuren geven toegang tot het inwendige van het gebouw, dat door 52 ramen licht ontvangt; de muren zijn gewit en aan elke muur ziet men drie zullen van 20 voet hoogte, terwijl de inwendige koepel door 16 zullen gedragen wordt. Tussen deze zullen is een ijzeren traliewerk aangebracht, dat het middelruim of het schip van de moskee omsluit, juist onder de koepel ligt een rots van kalksteen, waarnaar de moskee haar naam Kubbet es Sakhrah, d.i. rotskoepel, heeft ontvangen; hij is met rode atlas bedekt en betekent het eigenlijke heiligdom van de Moslims. Want deze steen, zo luidt de overlevering, viel van de hemel, toen de profetie te Jeruzalem begon; op hem geknield baden de profeten. Toen deze nu vluchtten, wilde de steen ook weg; de engel Gabriël echter, de sporen van wiens vinger men nu nog kan waarnemen, hield hem tegen en maakte hem vast aan de rots, totdat Mohammed kwam en de steen op deze heilige plaats onbeweeglijk maakte; vervolgens bouwde Omar er een moskee om. Het is een 17 voet boven de platvorm van de Harm uitstekende natuurlijke rots, die zich van de moskee tot aan het noordwestelijk deel van het platvorm uitstrekt; de koepel van de moskee is 90 voet hoog; haar middellijn bedraagt 40 voet, zij is met gekleurde pannen bedekt, terwijl men van haar een mooi uitzicht op Jeruzalem heeft..

Terwijl alzo Kubbet en Sakhrah het midden beslaat tussen de noord- en zuidmuur van de Harm, maar dichter bij de westelijke en oostelijke muur ligt, en tevens misschien nauwkeurig de plaats aanwijst, waar de tempel gestaan heeft, ligt er een andere moskee, die uit meerdere andere moskeeën is samengesteld op het zuidelijk gedeelte van de plaats, maar evenzeer meer westelijk als in het midden; zij heet el Aksa (d.i. de uiterste, omdat zij, door de Moslims met de Sakhrah als n geheel beschouwd, van de drie heiligste moskeeën te Medina, Mekka en Jeruzalem de noordelijkste is). Zij is volgens Robinson een door keizer Justianus omstreeks het jaar 530 n. Chr. gebouwde, aan Maria gewijde kerk, die echter door Omar in een moskee veranderd is. De overige niet met gebouwen bezette ruimte van de Harm is met tuinen en springbronnen aangevuld en door frisse grasvelden, olijf-, oranje- en cipressenbomen omgeven. Onder de el Aksa bevinden zich grote gewelven, waarvan de oorspronkelijke bestemming schijnt geweest te zijn tot steun voor de vlakte te dienen, want daar de heuvel Moria op de noordwestzijde op het hoogst is, en naar het zuidoosten afhelt, moest men om een horizontaal te verkrijgen, ginds de heuvel laten zakken, hier daarentegen hem ophogen. Bovendien moest de vlakte ook verbreed worden; deze voorbereidingen tot de tempelbouw werden wel reeds gedeeltelijk onder David bewerkstelligd (1 Chronicles 23:2-1 Chronicles 23:5 1 Chronicles 23:2-1 Chronicles 23:5), maar haar voltooiing deed het gehele werk van de tempelbouw tot het twintigste jaar van Salomo's regering duren (1 Kings 6:38)..

Vers 2

2. En dat huis, dat koning Salomo de HEERE bouwde, namelijk het hoofdgebouw of eigenlijke tempelhuis, was van zestig el in zijn breedte, en van dertig el in zijnhoogte, lengte en breedte alzo tweemaal zo groot als die van de tabernakel, de hoogte daarentegen driemaal zo groot. (Exodus 26:35).

1) Naar de maat voor de ballingschap gebruikelijk. "Exodus 25:10"..

2) Dat de afmetingen in het algemeen het dubbele van die van de tabernakel waren, verklaart zich vanzelf, de tempel moest even zowel een vergrote als vaste en blijvende woning van de Heere zijn, een stenen paleis in plaats van de verplaatsbare tent. Deze vergroting van die oorspronkelijke ruimte was zeker naar de wil van de Heere, omdat het gehele bouwplan en de inrichting van David afkomstig is, van wie in 1 Chronicles 26:11vv. uitdrukkelijk gezegd wordt, dat hij zich met zijn gedachten richtte naar de openbaring van God en onder de invloed stond van Gods Geest. De vraag werpt zich echter op, waarom de afmeting van de hoogte ook niet bij het dubbel blijft, maar tot het drievoudige opklimt. Omdat wij nu in 2 Chronicles 3:9 (1 Chronicles 29:11) van opperzalen lezen, zo ligt de mening voor de hand, dat de 10 bovenste ellen van deze hoogte voor deze opperzalen bestemd waren; en werkelijk wordt in 1 Kings 6:20 gezegd, dat de ruimte van het Heilige der Heiligen evenzeer slechts 20 ellen hoog, als 20 ellen lang en breed was, en alzo de symbolische kubusvorm heeft gehad (Exodus 26:35). Slechts dit blijft twijfelachtig, of deze opperzalen zich ook over de 40 el lange en 40 el brede ruimte van het Heilige (1 Kings 6:17) hebben uitgestrekt, en dit Heilige eveneens dus slechts 20 el hoogte hebben gehad, of dat de gehele 30 el hoogte door het Heilige werden ingenomen; wij houden ons aan de laatste mening, terwijl wij de beantwoording van de vraag, hoe men tot deze boven het Heilige der Heiligen aangebrachte opperzalen kwam, ons voorbehouden tot daar, waar van de bijgebouwen van de tempel sprake zal zijn..

Het gebouw had volgens de aangegeven maat alzo de afmeting van een matige dorpskerk, wat niet schijnt te passen bij de woorden van Salomo in 2 Chronicles 2:5 "het huis dat ik zal bouwen zal groot zijn, want onze God is groter dan alle goden". Intussen waren in de regel de heidense tempels ook klein, slechts woningen voor de afgodsbeelden, geen verzamelplaatsen voor de gemeente, zoals b.v. bij de Egyptenaren het eigenlijke heiligdom of sanctuarium in het niet verdwijnt bij de kolossale tot priesterlijke optochten bestemde zuilengebouwen; reeds uit dit oogpunt was Salomo's huis, dat hij de Heere bouwde een groot te noemen; hoofdzakelijk echter had hij bij die woorden de grootse inwendige pracht, waarmee hij het huis wilde voorzien, op het oog..

De tempel is een zinnebeeld van Christus en Zijn gemeente. In de tempel ontmoeten God en de mens elkaar..

Vers 2

2. En dat huis, dat koning Salomo de HEERE bouwde, namelijk het hoofdgebouw of eigenlijke tempelhuis, was van zestig el in zijn breedte, en van dertig el in zijnhoogte, lengte en breedte alzo tweemaal zo groot als die van de tabernakel, de hoogte daarentegen driemaal zo groot. (Exodus 26:35).

1) Naar de maat voor de ballingschap gebruikelijk. "Exodus 25:10"..

2) Dat de afmetingen in het algemeen het dubbele van die van de tabernakel waren, verklaart zich vanzelf, de tempel moest even zowel een vergrote als vaste en blijvende woning van de Heere zijn, een stenen paleis in plaats van de verplaatsbare tent. Deze vergroting van die oorspronkelijke ruimte was zeker naar de wil van de Heere, omdat het gehele bouwplan en de inrichting van David afkomstig is, van wie in 1 Chronicles 26:11vv. uitdrukkelijk gezegd wordt, dat hij zich met zijn gedachten richtte naar de openbaring van God en onder de invloed stond van Gods Geest. De vraag werpt zich echter op, waarom de afmeting van de hoogte ook niet bij het dubbel blijft, maar tot het drievoudige opklimt. Omdat wij nu in 2 Chronicles 3:9 (1 Chronicles 29:11) van opperzalen lezen, zo ligt de mening voor de hand, dat de 10 bovenste ellen van deze hoogte voor deze opperzalen bestemd waren; en werkelijk wordt in 1 Kings 6:20 gezegd, dat de ruimte van het Heilige der Heiligen evenzeer slechts 20 ellen hoog, als 20 ellen lang en breed was, en alzo de symbolische kubusvorm heeft gehad (Exodus 26:35). Slechts dit blijft twijfelachtig, of deze opperzalen zich ook over de 40 el lange en 40 el brede ruimte van het Heilige (1 Kings 6:17) hebben uitgestrekt, en dit Heilige eveneens dus slechts 20 el hoogte hebben gehad, of dat de gehele 30 el hoogte door het Heilige werden ingenomen; wij houden ons aan de laatste mening, terwijl wij de beantwoording van de vraag, hoe men tot deze boven het Heilige der Heiligen aangebrachte opperzalen kwam, ons voorbehouden tot daar, waar van de bijgebouwen van de tempel sprake zal zijn..

Het gebouw had volgens de aangegeven maat alzo de afmeting van een matige dorpskerk, wat niet schijnt te passen bij de woorden van Salomo in 2 Chronicles 2:5 "het huis dat ik zal bouwen zal groot zijn, want onze God is groter dan alle goden". Intussen waren in de regel de heidense tempels ook klein, slechts woningen voor de afgodsbeelden, geen verzamelplaatsen voor de gemeente, zoals b.v. bij de Egyptenaren het eigenlijke heiligdom of sanctuarium in het niet verdwijnt bij de kolossale tot priesterlijke optochten bestemde zuilengebouwen; reeds uit dit oogpunt was Salomo's huis, dat hij de Heere bouwde een groot te noemen; hoofdzakelijk echter had hij bij die woorden de grootse inwendige pracht, waarmee hij het huis wilde voorzien, op het oog..

De tempel is een zinnebeeld van Christus en Zijn gemeente. In de tempel ontmoeten God en de mens elkaar..

Vers 3

3. En het voorhuis v raan de tempel van dat huis, aan de oostelijke zijde, was in zijn lengte van twintig el, naar de breedte van het huis, tien el in zijn breedte voor aan het huis, d.i. dit voorhuis, staande tegen het tempelgebouw, had een breedte van 20 en een diepte van 10 el.

De hoogte van dit voorhuis wordt in 2 Chronicles 3:4 op 120 el gerekend; dit kan echter onmogelijk juist geweest zijn; hier moet een schrijffout aanwezig zijn, want 1. had een gebouw met deze vorm niet de naam van portaal, voorhuis kunnen dragen; veeleer was het een toren geweest; 2. is echter een toren van zo'n hoogte en bouworde en dat wel te meer om de afmetingen van het hoofdgebouw, een volslagen onding. Aan de Dom te Rouaan in Frankrijk zou de verhouding van de toren tot de kerk, wanneer de toren tot aan de spits voltooid ware, weliswaar ook zijn als 4:1; maar men bedenke hierbij, dat dergelijke gothische torens in slanke spitsen uitlopen, terwijl bij de opgegeven hoogte van het tempelvoorhuis van Salomo aan een platte afgestompte toren moet gedacht worden, waardoor juist een slechte verhouding ontstaat. Bovendien kon zo'n schoorsteenachtig gebouw op een grondvlakte van slechts 10 el diepte volstrekt niet staan. De hoogte van het voorhuis zal ons bij de beschouwing van de daarbij behorende beide zullen (8:15vv.) duidelijk worden. Het voorhuis diende om het eigenlijke tempelgebouw tot een van de buitenwereld gescheiden, stil, geheimnisvol en van innerlijke heerlijkheid stralend heiligdom te maken; want zoals wij in 1 Kings 6:5vv. lezen was het aan de drie overige zijden door bijgebouwen omsloten, die slechts het bovendak van de hoogte van het gebouw voor de buitenwereld vrij liet..

Vers 3

3. En het voorhuis v raan de tempel van dat huis, aan de oostelijke zijde, was in zijn lengte van twintig el, naar de breedte van het huis, tien el in zijn breedte voor aan het huis, d.i. dit voorhuis, staande tegen het tempelgebouw, had een breedte van 20 en een diepte van 10 el.

De hoogte van dit voorhuis wordt in 2 Chronicles 3:4 op 120 el gerekend; dit kan echter onmogelijk juist geweest zijn; hier moet een schrijffout aanwezig zijn, want 1. had een gebouw met deze vorm niet de naam van portaal, voorhuis kunnen dragen; veeleer was het een toren geweest; 2. is echter een toren van zo'n hoogte en bouworde en dat wel te meer om de afmetingen van het hoofdgebouw, een volslagen onding. Aan de Dom te Rouaan in Frankrijk zou de verhouding van de toren tot de kerk, wanneer de toren tot aan de spits voltooid ware, weliswaar ook zijn als 4:1; maar men bedenke hierbij, dat dergelijke gothische torens in slanke spitsen uitlopen, terwijl bij de opgegeven hoogte van het tempelvoorhuis van Salomo aan een platte afgestompte toren moet gedacht worden, waardoor juist een slechte verhouding ontstaat. Bovendien kon zo'n schoorsteenachtig gebouw op een grondvlakte van slechts 10 el diepte volstrekt niet staan. De hoogte van het voorhuis zal ons bij de beschouwing van de daarbij behorende beide zullen (8:15vv.) duidelijk worden. Het voorhuis diende om het eigenlijke tempelgebouw tot een van de buitenwereld gescheiden, stil, geheimnisvol en van innerlijke heerlijkheid stralend heiligdom te maken; want zoals wij in 1 Kings 6:5vv. lezen was het aan de drie overige zijden door bijgebouwen omsloten, die slechts het bovendak van de hoogte van het gebouw voor de buitenwereld vrij liet..

Vers 4

4. En hij maakte vensters aan het huis (het hoofdgebouw) van gesloten uitzichten, vaste ramen.

De ramen aan de woonhuizen bestonden gewoonlijk uit jalouzievormig traliewerk, die naar keuze open en dichtgemaakt konden worden (Judges 5:28; 2 Kings 13:17) de hier bedoelde vensters daarentegen waren vast in de muur, omdat zij niet zo zeer dienden om het daglicht in te laten in het heiligdom, dat veel meer verlicht werd door de kandelaar met zeven lampen (7:49), maar tot doorlating van lucht en uitlating van rook; dat hier uitdrukkelijk van vensters gesproken wordt van het hoofdgebouw, wil volstrekt niet zeggen, dat de andere delen daarvan verstoken waren, nee, maar deze vensters als zijnde van de gewone soort, worden daarom niet afzonderlijk vermeld..

Mogelijk werd hiermee aangeduid de donkerheid van de bedeling in vergelijking met die van het Evangelie..

Vers 4

4. En hij maakte vensters aan het huis (het hoofdgebouw) van gesloten uitzichten, vaste ramen.

De ramen aan de woonhuizen bestonden gewoonlijk uit jalouzievormig traliewerk, die naar keuze open en dichtgemaakt konden worden (Judges 5:28; 2 Kings 13:17) de hier bedoelde vensters daarentegen waren vast in de muur, omdat zij niet zo zeer dienden om het daglicht in te laten in het heiligdom, dat veel meer verlicht werd door de kandelaar met zeven lampen (7:49), maar tot doorlating van lucht en uitlating van rook; dat hier uitdrukkelijk van vensters gesproken wordt van het hoofdgebouw, wil volstrekt niet zeggen, dat de andere delen daarvan verstoken waren, nee, maar deze vensters als zijnde van de gewone soort, worden daarom niet afzonderlijk vermeld..

Mogelijk werd hiermee aangeduid de donkerheid van de bedeling in vergelijking met die van het Evangelie..

Vers 6

6. De onderste kamer, of de onderste verdieping van de zijkamers, was van vijf el in haar breedte of diepte, en de middelste, de middelste verdieping van zes el in haar breedte of diepte, en de derde, de bovenste verdieping, van zeven el in haar breedte of diepte; want hij had aan het huis rondom buitenwaarts inkortingen gemaakt, opdat zij, de balken van de bijgebouwen, zich niet hielden, niet ingrepen in de wanden van het huis.

De buitenmuur van de tempel moet men zich zo voorstellen als deze afbeelding, de buitenkant van de tempelmuur werd bij elke verdieping een halve el ingekort, om een rustpunt te hebben voor de balken van de bijgebouwen. Dit was gebeurd om de symbolische betekenis van de tempel te bewaren, die steeds als een zelfstandig geheel moest verschijnen hetgeen bij een vorm als fig. C. aanwijst niet meer zou hebben plaatsgevonden. Anderen nemen aan, dat de inkortingen van de tempelmuur een el bedroegen en de buitenwand van de bijgebouwen loodrecht was..

Vers 6

6. De onderste kamer, of de onderste verdieping van de zijkamers, was van vijf el in haar breedte of diepte, en de middelste, de middelste verdieping van zes el in haar breedte of diepte, en de derde, de bovenste verdieping, van zeven el in haar breedte of diepte; want hij had aan het huis rondom buitenwaarts inkortingen gemaakt, opdat zij, de balken van de bijgebouwen, zich niet hielden, niet ingrepen in de wanden van het huis.

De buitenmuur van de tempel moet men zich zo voorstellen als deze afbeelding, de buitenkant van de tempelmuur werd bij elke verdieping een halve el ingekort, om een rustpunt te hebben voor de balken van de bijgebouwen. Dit was gebeurd om de symbolische betekenis van de tempel te bewaren, die steeds als een zelfstandig geheel moest verschijnen hetgeen bij een vorm als fig. C. aanwijst niet meer zou hebben plaatsgevonden. Anderen nemen aan, dat de inkortingen van de tempelmuur een el bedroegen en de buitenwand van de bijgebouwen loodrecht was..

Vers 7

7. Het huis nu, toen het gebouwd werd, met zijn bijgebouwen (1 Kings 6:5vv.) werd met volmaakte steen, zoals hij op de Libanon of waarschijnlijker op een bijzondere plaats bij Jeruzalem reeds bereid 1) en van daar toegevoerd was, gebouwd, ten einde terstond zonder enige meerdere bewerking ze te kunnen gebruiken, zodat geen hamers, noch bijl of enig ijzeren gereedschap gehoord werd 2) in het huis, toen het gebouwd werd, maar de werkzaamheden in alle stilte aan de gewijde plaats voortgingen.

1) Deze zijn een symbool van de levende stenen, die het geestelijk huis zullen samenstellen (1 Petrus .2:5); ieder van hen moet tevoren bereid zijn, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, voordat hij zijn plaats in de kerk kan innemen.. 2) De bouwstoffen waren gereed gemaakt voor haar plaatsen, zodat er hamer noch bijl gehoord werd in het gebouw, terwijl men bezig was met bouwen. Het moest de tempel van de God van de vrede worden, waarom er geen ijzeren snijwerktuig mocht gehoord worden: bedaardheid en stilte passen bij godsdienstige oefeningen en begunstigen ze. Gods werk moet met de meest mogelijke zorg en het minst mogelijk gedruis gebeuren; de tempel werd vernield door bijlen en hamers; zij die dat deden "brulden in het midden van de vergaderplaatsen (Psalms 74:4,Psalms 74:6); maar hij werd gebouwd in stilte. Gedruis en geweld verhinderen zeer dikwijls en bevorderen nooit het werk van God. Zo komt het Koninkrijk der hemelen in de harten van de mensen in stilte (Mark 4:27)..

Vers 7

7. Het huis nu, toen het gebouwd werd, met zijn bijgebouwen (1 Kings 6:5vv.) werd met volmaakte steen, zoals hij op de Libanon of waarschijnlijker op een bijzondere plaats bij Jeruzalem reeds bereid 1) en van daar toegevoerd was, gebouwd, ten einde terstond zonder enige meerdere bewerking ze te kunnen gebruiken, zodat geen hamers, noch bijl of enig ijzeren gereedschap gehoord werd 2) in het huis, toen het gebouwd werd, maar de werkzaamheden in alle stilte aan de gewijde plaats voortgingen.

1) Deze zijn een symbool van de levende stenen, die het geestelijk huis zullen samenstellen (1 Petrus .2:5); ieder van hen moet tevoren bereid zijn, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, voordat hij zijn plaats in de kerk kan innemen.. 2) De bouwstoffen waren gereed gemaakt voor haar plaatsen, zodat er hamer noch bijl gehoord werd in het gebouw, terwijl men bezig was met bouwen. Het moest de tempel van de God van de vrede worden, waarom er geen ijzeren snijwerktuig mocht gehoord worden: bedaardheid en stilte passen bij godsdienstige oefeningen en begunstigen ze. Gods werk moet met de meest mogelijke zorg en het minst mogelijk gedruis gebeuren; de tempel werd vernield door bijlen en hamers; zij die dat deden "brulden in het midden van de vergaderplaatsen (Psalms 74:4,Psalms 74:6); maar hij werd gebouwd in stilte. Gedruis en geweld verhinderen zeer dikwijls en bevorderen nooit het werk van God. Zo komt het Koninkrijk der hemelen in de harten van de mensen in stilte (Mark 4:27)..

Vers 8

8. De deur van de middelste zijkamer was aan de rechterzijde 1) van het huis (Genesis 13:9); en door wenteltrappen ging men, na bedoelde deur te zijn doorgegaan, tot de middelste zijkamer (2e verdieping), en van de middelste tot de derde verdieping. 2)

1)Rechterzijde = zuidzijde..

2) Om van de bovenste verdieping van het bijgebouw ook in de opperzalen boven het Heilige der Heiligen (1 Kings 6:2) te geraken, moet er een toegang geweest zijn, die aan de achterzijde van het tempelgebouw (d.i. westzijde) met wenteltrappen op het dak van het bijgebouw gevoerd heeft, en van daar met enige trappen door een buitendeur, in de opperzalen voerde. In deze opperzalen boven het Heilige der Heiligen werd zeer waarschijnlijk de tabernakel met toebehoren als een relikwie bewaard (8:4)..

Vers 8

8. De deur van de middelste zijkamer was aan de rechterzijde 1) van het huis (Genesis 13:9); en door wenteltrappen ging men, na bedoelde deur te zijn doorgegaan, tot de middelste zijkamer (2e verdieping), en van de middelste tot de derde verdieping. 2)

1)Rechterzijde = zuidzijde..

2) Om van de bovenste verdieping van het bijgebouw ook in de opperzalen boven het Heilige der Heiligen (1 Kings 6:2) te geraken, moet er een toegang geweest zijn, die aan de achterzijde van het tempelgebouw (d.i. westzijde) met wenteltrappen op het dak van het bijgebouw gevoerd heeft, en van daar met enige trappen door een buitendeur, in de opperzalen voerde. In deze opperzalen boven het Heilige der Heiligen werd zeer waarschijnlijk de tabernakel met toebehoren als een relikwie bewaard (8:4)..

Vers 9

9. Zo bouwde hij het huis, hoofd- of eigenlijke tempelgebouw, waarvan in 1 Kings 6:2-1 Kings 6:4 sprake was, en volmaakte het, en bedekte dat huis met gewelven en rijen ceders; 1) gewelfsgewijs met cederen bogen.

1) Van binnen was het muurwerk met cederhout bekleed, de grond met cipressenhout belegd. Cederen palmbomen en open bloemen, zinnebeelden van het goddelijk leven, waren in de wanden uitgesneden. Deze figuren tekenden zich af op het goud, waarmee zij, evenals de grond en de zoldering, waren overtrokken..

Vers 9

9. Zo bouwde hij het huis, hoofd- of eigenlijke tempelgebouw, waarvan in 1 Kings 6:2-1 Kings 6:4 sprake was, en volmaakte het, en bedekte dat huis met gewelven en rijen ceders; 1) gewelfsgewijs met cederen bogen.

1) Van binnen was het muurwerk met cederhout bekleed, de grond met cipressenhout belegd. Cederen palmbomen en open bloemen, zinnebeelden van het goddelijk leven, waren in de wanden uitgesneden. Deze figuren tekenden zich af op het goud, waarmee zij, evenals de grond en de zoldering, waren overtrokken..

Vers 10

10. Hij bouwde ook de kamers aan het gehele huis, aan de bijgebouwen, van vijf el in haar hoogte, namelijk elke kamer van de drie verdiepingen (1 Kings 6:16); en hij voegde ze vast aan 1) dat huis met cederhout, met cederen balken, die rustten op de inkortingen van de muur van de tempel (1 Kings 6:6). Zo vormden tempel en bijgebouw niet n stuk, maar was het laatste als het ware aangebouwd en stond alleen in uiterlijke verbinding met de tempel. 2)

1) De reden, waarom wij voor de tweede maal van deze zaak horen gewagen, is te zoeken in haar hoog gewicht. Het gehele bijgebouw moet duidelijk als zodanig, als bijgebouw uitkomen, dat geen onmiddellijk vast verband met het Heiligdom heeft, daarom steunde het slechts tegen de tempelmuur. Had men het daarentegen in de muur ingevoegd, zo was aan het op zichzelf staan van de tempel te kort gedaan.. Het bijgebouw was echter ook bestemd, om de aan de Heere toegewijde kleren, wapens, vaten, schatten en zeker ook de heilige oorkonden te bewaren het behoorde alzo weer onmiddellijk tot het Heiligdom, en moest zich dus daartegen aansluiten (2 Kings 11:10; 2 Kings 11:1 Koningen 7:50 14:26)..

Omdat nu de hoogte van alle verdieping op 5 el wordt aangegeven, de bedekking van de eerste en tweede verdieping elk wel op een el geschat worden, en die van de laatste verdieping wel drie el bedroeg, zo verkrijgen wij voor de gehele hoogte van het bijgebouw 3 x 5 + 2 + 3 = 20 el. ZO stond de hoogte van het bovendak van dit bijgebouw met de rand van het dak van het Heilige der Heiligen, waarvan de hoogte ook 20 el bedroeg (1 Kings 6:2) gelijk, wat een goede verhouding geeft..

Dit gebeurde zonder dat er gaten in de muren werden gemaakt, opdat aan de Tempel geen enkel teken van scheuring of iets dergelijks zou te zien zijn. De tempelmuren moesten zonder enig gebrek zijn. De kamers moesten weggenomen kunnen worden, zonder dat dit de Tempel enige schade aandeed. De Tempel als symbool van Christus en de Gemeente moest daarom ongescheurd en ongeschonden blijven. Wel een prediking voor de Gemeente van diepe en blijvende betekenis..

2) De door de drie verdiepingen verkregen ruimten waren wellicht door schotten tot kamers gedeeld, die door beschotdeuren met elkaar in verbinding stonden. Door de deur in het midden van de rechter- (zuidzijde; 1 Kings 6:8) kwam men rechts in een rij van kamers, die doorliepen tot vooraan de oostzijde, voorzijde van het gebouw; links kwam men in een nog grotere rij van kamers, want deze kamers gingen van de zuidzijde in die van de westzijde (achterzijde) en van deze weer in de kamers van de noordzijde tot aan het front (oostzijde) voort. Dezelfde verhouding had men, wanneer men door middel van de wenteltrap aan de ingang (1 Kings 6:8) op de tweede verdieping was gekomen; evenzo als men van daar op de derde verdieping was gegaan. De diepte van de vertrekken was naar 1 Kings 6:6 in de onderste verdieping 5 el, in de tweede 6, en in de derde7 el. Hoe stond het echter met de breedte? Hierover lopen de meningen uiteen. Josephus b.v. spreekt van 30 vertrekken op elke verdieping..

Vers 10

10. Hij bouwde ook de kamers aan het gehele huis, aan de bijgebouwen, van vijf el in haar hoogte, namelijk elke kamer van de drie verdiepingen (1 Kings 6:16); en hij voegde ze vast aan 1) dat huis met cederhout, met cederen balken, die rustten op de inkortingen van de muur van de tempel (1 Kings 6:6). Zo vormden tempel en bijgebouw niet n stuk, maar was het laatste als het ware aangebouwd en stond alleen in uiterlijke verbinding met de tempel. 2)

1) De reden, waarom wij voor de tweede maal van deze zaak horen gewagen, is te zoeken in haar hoog gewicht. Het gehele bijgebouw moet duidelijk als zodanig, als bijgebouw uitkomen, dat geen onmiddellijk vast verband met het Heiligdom heeft, daarom steunde het slechts tegen de tempelmuur. Had men het daarentegen in de muur ingevoegd, zo was aan het op zichzelf staan van de tempel te kort gedaan.. Het bijgebouw was echter ook bestemd, om de aan de Heere toegewijde kleren, wapens, vaten, schatten en zeker ook de heilige oorkonden te bewaren het behoorde alzo weer onmiddellijk tot het Heiligdom, en moest zich dus daartegen aansluiten (2 Kings 11:10; 2 Kings 11:1 Koningen 7:50 14:26)..

Omdat nu de hoogte van alle verdieping op 5 el wordt aangegeven, de bedekking van de eerste en tweede verdieping elk wel op een el geschat worden, en die van de laatste verdieping wel drie el bedroeg, zo verkrijgen wij voor de gehele hoogte van het bijgebouw 3 x 5 + 2 + 3 = 20 el. ZO stond de hoogte van het bovendak van dit bijgebouw met de rand van het dak van het Heilige der Heiligen, waarvan de hoogte ook 20 el bedroeg (1 Kings 6:2) gelijk, wat een goede verhouding geeft..

Dit gebeurde zonder dat er gaten in de muren werden gemaakt, opdat aan de Tempel geen enkel teken van scheuring of iets dergelijks zou te zien zijn. De tempelmuren moesten zonder enig gebrek zijn. De kamers moesten weggenomen kunnen worden, zonder dat dit de Tempel enige schade aandeed. De Tempel als symbool van Christus en de Gemeente moest daarom ongescheurd en ongeschonden blijven. Wel een prediking voor de Gemeente van diepe en blijvende betekenis..

2) De door de drie verdiepingen verkregen ruimten waren wellicht door schotten tot kamers gedeeld, die door beschotdeuren met elkaar in verbinding stonden. Door de deur in het midden van de rechter- (zuidzijde; 1 Kings 6:8) kwam men rechts in een rij van kamers, die doorliepen tot vooraan de oostzijde, voorzijde van het gebouw; links kwam men in een nog grotere rij van kamers, want deze kamers gingen van de zuidzijde in die van de westzijde (achterzijde) en van deze weer in de kamers van de noordzijde tot aan het front (oostzijde) voort. Dezelfde verhouding had men, wanneer men door middel van de wenteltrap aan de ingang (1 Kings 6:8) op de tweede verdieping was gekomen; evenzo als men van daar op de derde verdieping was gegaan. De diepte van de vertrekken was naar 1 Kings 6:6 in de onderste verdieping 5 el, in de tweede 6, en in de derde7 el. Hoe stond het echter met de breedte? Hierover lopen de meningen uiteen. Josephus b.v. spreekt van 30 vertrekken op elke verdieping..

Vers 11

11. Toen 1) kwam het woord van de HEERE tot Salomo, waarschijnlijk door de mond van de profeet Nathan (2 Samuel 7:1vv.), toen hij nu gereed was met het uitwendige gebouw van de tempel, behalve de beide zullen (7:15vv.), zeggende:

1) God sprak de woorden, opdat Salomo met bouwen zou ophouden, indien hij niet van plan was de Heere te gehoorzamen; en de woorden in 1 Kings 6:14 geven te kennen, dat de koning, op die boodschap van God aan hem, n.l. op de vermaning, om in de instellingen van de Heere te wandelen en op de waarschuwing, dat God geen welgevallen zou hebben in hetgeen hij deed, tenzij hij gehoorzaam was en godvruchtig, voortgegaan is met de opbouw van het huis van de Heere; en dus is het alsof hij gezegd had: Heere, ik houd Uw beding ten aanzien van het gehoorzamen van uw geboden in alles voorgoed, en wat ik ook tot uw dienst mag doen, ik zal echter altoos genegen wezen, om uw handelwijze te billijken, indien gij in geval van ongehoorzaamheid de weg van uw Voorzienigheid met mij en dit volk zult veranderen.. 12. Aangaande dit huis, dat gij bouwt, het is Mij zo welgevallig, dat Ik de volgende belofte daaraan verbinden wil: als gij wandelt in mijn instellingen, en doet Mijn rechten en onderhoudt al Mijn geboden, wandelende in deze (2:2vv.), zo zal Ik Mijn woord met u bevestigen, dat Ik tot uw vader David gesproken heb; Ik zal de hem gegeven belofte van het eeuwig koninkrijk op u overdragende (2 Samuel 7:12vv.).

Vers 11

11. Toen 1) kwam het woord van de HEERE tot Salomo, waarschijnlijk door de mond van de profeet Nathan (2 Samuel 7:1vv.), toen hij nu gereed was met het uitwendige gebouw van de tempel, behalve de beide zullen (7:15vv.), zeggende:

1) God sprak de woorden, opdat Salomo met bouwen zou ophouden, indien hij niet van plan was de Heere te gehoorzamen; en de woorden in 1 Kings 6:14 geven te kennen, dat de koning, op die boodschap van God aan hem, n.l. op de vermaning, om in de instellingen van de Heere te wandelen en op de waarschuwing, dat God geen welgevallen zou hebben in hetgeen hij deed, tenzij hij gehoorzaam was en godvruchtig, voortgegaan is met de opbouw van het huis van de Heere; en dus is het alsof hij gezegd had: Heere, ik houd Uw beding ten aanzien van het gehoorzamen van uw geboden in alles voorgoed, en wat ik ook tot uw dienst mag doen, ik zal echter altoos genegen wezen, om uw handelwijze te billijken, indien gij in geval van ongehoorzaamheid de weg van uw Voorzienigheid met mij en dit volk zult veranderen.. 12. Aangaande dit huis, dat gij bouwt, het is Mij zo welgevallig, dat Ik de volgende belofte daaraan verbinden wil: als gij wandelt in mijn instellingen, en doet Mijn rechten en onderhoudt al Mijn geboden, wandelende in deze (2:2vv.), zo zal Ik Mijn woord met u bevestigen, dat Ik tot uw vader David gesproken heb; Ik zal de hem gegeven belofte van het eeuwig koninkrijk op u overdragende (2 Samuel 7:12vv.).

Vers 13

13. En Ik zal, door middel van dit huis, in het midden van de kinderen van Israël wonen; en Ik zal Mijn volk Israël niet verlaten, 1) noch het verbond verbreken, dat Ik met hen gesloten heb (Leviticus 6:11vv.).

1) Wij behoeven immer, bijzonder in belangrijke zaken, goddelijke troost en bijstand, opdat wij daardoor opgewekt worden, ons ambt des te vlijtiger waar te nemen. Wie een werk met Gods wil en tot Zijn eer ondernomen heeft, mag ook op de Goddelijke bijstand staat maken, op Gods beloften bouwen en behoeft zich door moeilijkheden die hem tevoren komen, niet te laten afschrikken of ontmoedigen. "Ik zal mijn volk niet verlaten", een heerlijk woord van troost, maar ook van vermaning..

II. 1 Kings 6:14-1 Kings 6:38. Na de voltooiing van het buitengebouw begint Salomo nu aan de inwendige volmaking van de tempel; de wanden bekleedt hij van de vloer tot de zoldering met cederen planken, de vloer zelf met dennen (cypressen) planken; voorts laat hij in het hout van de wanden betekenisvolle figuren snijden (en reliëf), en overtrekt al het houtwerk met goud. Vervolgens verdeelt hij de ruimte in twee delen, in het Heilige der Heiligen en het Heilige, die gescheiden worden door een cederhouten wand met een deur van olieachtig hout, en richt het eerste, door er twee Cherubs op te plaatsen, tot standplaats voor de Ark van het Verbond in; eveneens voorziet hij het Heilige met een deur van dennen (cypressen) hout, en omringt verder het tempelgebouw met een voorhof, die voor de priesters bestemd is, en bestaat uit drie rijen kunstig bewerkte stenen en een rij cederen balken. Na zeven en een half jaar is hij met deze arbeid in deze en de vorige passage beschreven gereed.

Vers 13

13. En Ik zal, door middel van dit huis, in het midden van de kinderen van Israël wonen; en Ik zal Mijn volk Israël niet verlaten, 1) noch het verbond verbreken, dat Ik met hen gesloten heb (Leviticus 6:11vv.).

1) Wij behoeven immer, bijzonder in belangrijke zaken, goddelijke troost en bijstand, opdat wij daardoor opgewekt worden, ons ambt des te vlijtiger waar te nemen. Wie een werk met Gods wil en tot Zijn eer ondernomen heeft, mag ook op de Goddelijke bijstand staat maken, op Gods beloften bouwen en behoeft zich door moeilijkheden die hem tevoren komen, niet te laten afschrikken of ontmoedigen. "Ik zal mijn volk niet verlaten", een heerlijk woord van troost, maar ook van vermaning..

II. 1 Kings 6:14-1 Kings 6:38. Na de voltooiing van het buitengebouw begint Salomo nu aan de inwendige volmaking van de tempel; de wanden bekleedt hij van de vloer tot de zoldering met cederen planken, de vloer zelf met dennen (cypressen) planken; voorts laat hij in het hout van de wanden betekenisvolle figuren snijden (en reliëf), en overtrekt al het houtwerk met goud. Vervolgens verdeelt hij de ruimte in twee delen, in het Heilige der Heiligen en het Heilige, die gescheiden worden door een cederhouten wand met een deur van olieachtig hout, en richt het eerste, door er twee Cherubs op te plaatsen, tot standplaats voor de Ark van het Verbond in; eveneens voorziet hij het Heilige met een deur van dennen (cypressen) hout, en omringt verder het tempelgebouw met een voorhof, die voor de priesters bestemd is, en bestaat uit drie rijen kunstig bewerkte stenen en een rij cederen balken. Na zeven en een half jaar is hij met deze arbeid in deze en de vorige passage beschreven gereed.

Vers 14

14. Zo, om hier de in 1 Kings 6:9 afgebroken draad weer op te nemen, zo bouwde Salomo dat huis en volmaakte het.

Vers 14

14. Zo, om hier de in 1 Kings 6:9 afgebroken draad weer op te nemen, zo bouwde Salomo dat huis en volmaakte het.

Vers 16

16. Daartoe bouwde hij twintig ellen, van de achterzijde a-b afgerekend, alzo a-e en b-f, met cederen planken aan de zijden van het huis van de vloer af tot aan de wanden: dit, deze ruimte a b e f bouwde hij Hem van binnen tot een aanspraakplaats,1) (A) tot het Heilige der Heiligen.

1) Het Hebreeuwse woord Debir betekent de plaats waar gesproken wordt, de plaats van de godsspraak, anderen verklaren het naar het Arabisch: "het achterste gedeelte", het ongenaakbare..

Vers 16

16. Daartoe bouwde hij twintig ellen, van de achterzijde a-b afgerekend, alzo a-e en b-f, met cederen planken aan de zijden van het huis van de vloer af tot aan de wanden: dit, deze ruimte a b e f bouwde hij Hem van binnen tot een aanspraakplaats,1) (A) tot het Heilige der Heiligen.

1) Het Hebreeuwse woord Debir betekent de plaats waar gesproken wordt, de plaats van de godsspraak, anderen verklaren het naar het Arabisch: "het achterste gedeelte", het ongenaakbare..

Vers 18

18. En het ceder aan het huis inwendig, zowel het Heilige als het Heilige der Heiligen, was gesneden met knoppen en open bloemen, met beeldwerk van eivormige kolokwinten (2 Kings 4:39), en met ontloken bloemen en reliëf versierd; het was al ceder, geen steen werd gezien.1)

1) Alles duidde dus aan, dat het goddelijk leven daarbinnen werd gesmaakt en geopenbaard.. 20. En de aanspraakplaats vooraan 1) was van twintig el in lengte en van twintig el. In breedte, en van twintig el in haar hoogte, overeenkomende met de afmetingen van het Heilige der Heiligen in de tabernakel (Exodus 26:35), en hij overtrok ze, de met snijwerk versierde cederwanden, met gesloten goud; ook overtrok hij het cederen altaar (reukaltaar) aan de westzijde (g-h) van het Heilige staande, dat in onmiddellijke betrekking stond tot het Heilige der Heiligen. (Exodus 30:6).

1) Het word beschreven als vooraan zijnde, niet omdat iemand, die intrad het eerst daarbij kwam, maar omdat het bij zijn intreden voor hem bleef. (POLUS EN PATRIK).

Vers 18

18. En het ceder aan het huis inwendig, zowel het Heilige als het Heilige der Heiligen, was gesneden met knoppen en open bloemen, met beeldwerk van eivormige kolokwinten (2 Kings 4:39), en met ontloken bloemen en reliëf versierd; het was al ceder, geen steen werd gezien.1)

1) Alles duidde dus aan, dat het goddelijk leven daarbinnen werd gesmaakt en geopenbaard.. 20. En de aanspraakplaats vooraan 1) was van twintig el in lengte en van twintig el. In breedte, en van twintig el in haar hoogte, overeenkomende met de afmetingen van het Heilige der Heiligen in de tabernakel (Exodus 26:35), en hij overtrok ze, de met snijwerk versierde cederwanden, met gesloten goud; ook overtrok hij het cederen altaar (reukaltaar) aan de westzijde (g-h) van het Heilige staande, dat in onmiddellijke betrekking stond tot het Heilige der Heiligen. (Exodus 30:6).

1) Het word beschreven als vooraan zijnde, niet omdat iemand, die intrad het eerst daarbij kwam, maar omdat het bij zijn intreden voor hem bleef. (POLUS EN PATRIK).

Vers 21

21. En Salomo overtrok het huis, dat deel, waar het reukaltaar stond, het Heilige, van binnen, de met snijwerk voorziene cederwand (1 Kings 6:18), met gesloten goud, en hij trok voor de aanspraakplaats een voorhang2) heen door met gouden ketenen, en overtoog die met goud.

1) Het Heilige was van het Heilige der Heiligen reeds gescheiden door een afscherming, maar daarvoor hing ook een behangsel van gouden ketenen. Dus moet deze plaats verstaan worden, want het afschutsel zelf hing niet aan ketenen..

2) De vertaling biedt hier zeer vele moeilijkheden aan, omdat het Hebreeuws niet spreekt van een voorhang, dat door vele uitleggers dan ook onvertaald wordt gelaten; men is dan in ongelegenheid met de gouden ketenen, waarvan het vers spreekt. Waren zij aan de deur bevestigd? Maar nergens wordt gesproken van het wegnemen van de ketenen op de Verzoendag, Bhr zegt dienaangaande: "Klaarblijkelijk waren de ketenen niet beweegbaar, maar vast en voor de wand heengetrokken. Zij hielden de uit cederplanken bestaande wand, op gelijke wijze als de richels bij de tabernakel, tezamen en maakten tevens het Heilige der Heiligen tot een afgesloten ruimte"..

3) Te weten de afscheiding, die hier wordt onderscheiden van het huis of van de hoofdmuren van het huis. In het begin van dit vers heeft de heilige schrijver gezegd, dat die met goud overtrokken waren, en nu zegt hij hier hetzelfde van het afschutsel..

Vers 21

21. En Salomo overtrok het huis, dat deel, waar het reukaltaar stond, het Heilige, van binnen, de met snijwerk voorziene cederwand (1 Kings 6:18), met gesloten goud, en hij trok voor de aanspraakplaats een voorhang2) heen door met gouden ketenen, en overtoog die met goud.

1) Het Heilige was van het Heilige der Heiligen reeds gescheiden door een afscherming, maar daarvoor hing ook een behangsel van gouden ketenen. Dus moet deze plaats verstaan worden, want het afschutsel zelf hing niet aan ketenen..

2) De vertaling biedt hier zeer vele moeilijkheden aan, omdat het Hebreeuws niet spreekt van een voorhang, dat door vele uitleggers dan ook onvertaald wordt gelaten; men is dan in ongelegenheid met de gouden ketenen, waarvan het vers spreekt. Waren zij aan de deur bevestigd? Maar nergens wordt gesproken van het wegnemen van de ketenen op de Verzoendag, Bhr zegt dienaangaande: "Klaarblijkelijk waren de ketenen niet beweegbaar, maar vast en voor de wand heengetrokken. Zij hielden de uit cederplanken bestaande wand, op gelijke wijze als de richels bij de tabernakel, tezamen en maakten tevens het Heilige der Heiligen tot een afgesloten ruimte"..

3) Te weten de afscheiding, die hier wordt onderscheiden van het huis of van de hoofdmuren van het huis. In het begin van dit vers heeft de heilige schrijver gezegd, dat die met goud overtrokken waren, en nu zegt hij hier hetzelfde van het afschutsel..

Vers 23

23. In de aanspraakplaats nu maakte hij, omdat deze groter zijnde dan bij den tabernakel, ook doelmatig moest gevuld worden, twee Cherubs 1) van olieachtig2) hout, tot sterkere uitdrukking van de betekenis, aan de twee Cherubs boven het verzoendeksel, verbonden (Exodus 25:18vv.); waarvan elk tien el hoog was. 3)

1) Versta hier hout van de wilde olijfboom of oleaster (1 Kings 6:31). 2 Chronicles 3:10 spreekt van "uittrekkend werk", een bijzondere manier van snijwerk, die men echter niet nader kan omschrijven..

3) Ook hier is tien weer het getal van de volkomenheid. Iedere vleugel strekte zich vijf el uit. De ene vleugel raakte de wand, de andere strekte zich uit boven het verzoendeksel.. 24. En van vijf el was de ene vleugel van de Cherub, die naar de zuidzijde stond (m), en van vijf el de andere vleugel van de Cherub, van het einde van zijn ene vleugel tot aan het einde van zijn andere vleugel, waren tien el.

Vers 23

23. In de aanspraakplaats nu maakte hij, omdat deze groter zijnde dan bij den tabernakel, ook doelmatig moest gevuld worden, twee Cherubs 1) van olieachtig2) hout, tot sterkere uitdrukking van de betekenis, aan de twee Cherubs boven het verzoendeksel, verbonden (Exodus 25:18vv.); waarvan elk tien el hoog was. 3)

1) Versta hier hout van de wilde olijfboom of oleaster (1 Kings 6:31). 2 Chronicles 3:10 spreekt van "uittrekkend werk", een bijzondere manier van snijwerk, die men echter niet nader kan omschrijven..

3) Ook hier is tien weer het getal van de volkomenheid. Iedere vleugel strekte zich vijf el uit. De ene vleugel raakte de wand, de andere strekte zich uit boven het verzoendeksel.. 24. En van vijf el was de ene vleugel van de Cherub, die naar de zuidzijde stond (m), en van vijf el de andere vleugel van de Cherub, van het einde van zijn ene vleugel tot aan het einde van zijn andere vleugel, waren tien el.

Vers 25

25. Zo was de andere Cherub, die naar de noordzijde stond, (n) van tien el: beide Cherubs hadden een maat in lengte en breedte en een snede, staande recht op hun voeten met het aangezicht naar het Oosten of het Heilige gekeerd (2 Chronicles 3:13).

Vers 25

25. Zo was de andere Cherub, die naar de noordzijde stond, (n) van tien el: beide Cherubs hadden een maat in lengte en breedte en een snede, staande recht op hun voeten met het aangezicht naar het Oosten of het Heilige gekeerd (2 Chronicles 3:13).

Vers 30

30. Daartoe overtrok hij de uit cipressenhout vervaardigde vloer (1 Kings 6:15) van het huis met goudplaten, van binnen (in het Heilige der Heiligen) en van buiten (in het Heilige).

Naar 2 Chronicles 3:4 werd het voorhuis met cederen planken bevloerd en met louter goud overtrokken.

Vers 30

30. Daartoe overtrok hij de uit cipressenhout vervaardigde vloer (1 Kings 6:15) van het huis met goudplaten, van binnen (in het Heilige der Heiligen) en van buiten (in het Heilige).

Naar 2 Chronicles 3:4 werd het voorhuis met cederen planken bevloerd en met louter goud overtrokken.

Vers 31

31. En aan den ingang van de aanspraakplaats maakte hij deuren van olieachtig 1) hout: de bovendorpel met de posten 2) was het vijfde deel van de wand.

1) Van de edele olijfboom (olea sativa) (zich de wilde (oleaster) door een struikvormige groei, doornachtige takken, kortere, bredere bladen en grotere, hoewel minder bruikbare vruchten; zijn takken gebruikt men bij voorkeur voor de loofhutten (Nehemiah 8:15), omdat hij zo veelvuldig voorkwam (Isaiah 41:19). Ook zegt men, dat zijn loten op de edele olijfboom werden geënt, wanneer deze laatste begon te verdorren; daardoor ontving deze nieuw leven. Naar men meent doelt Paulus op dit gebruik in Romans 11:17vv. als hij de Christen, die vroeger een heiden was, met de tak van een wilde olijfboom vergelijkt, die op de tamme olijfboom is geënt. Het hout van de olijfboom is vast geaderd, welriekend, van een gele kleur en neemt goed politoer aan; het is weker dan het palmbomenhout, waarmee het overigens veel overeenkomst heeft, en is bestand tegen de worm. De boom bereikt een zeer hoge ouderdom (omstreeks 200 jaar) en uit de in de aarde terugblijvende stomp, of op de tot aan de wortel door het vuur verbrande stam, groeit altijd weer een boom; daarom is de olijfboom een beeld van de onverdelgbare verjongingskracht, evenzeer wegens zijn groene bladeren een beeld van vrolijke wasdom (Psalms 52:10; Psalms 128:3); omgekeerd echter kan hij ook dienen als beeld van het vroegtijdig verkwijnen van de goddelozen (Job 15:33), omdat de boom evenmin vorst als sterke hitte kan verdragen, en zeer makkelijk zijn bloesems afwerpt..

2) Dit gedeelte van het vers wordt op verschillende manieren vertaald; het Hebreeuws geeft aanleiding tot moeilijkheden. De Statenvertaling schijnt de voorkeur te verdienen, als zijnde het minst aan bedenkingen onderhevig. Dientengevolge hebben wij de volgende verdere verklaring: "De deuren waardoor men de aanspraakplaats binnentrad, waren met inbegrip van de daarbij behorende posten, een vijfde deel van de wand, die 20 el lang was (1 Kings 6:16), zodat deze deuren alzo 4 el breed waren. Rekenen wij nu de deurposten aan beide zijden el breed, dan geeft dit 3 el breedte voor de deuren, elke vleugel alzo 1 1/2 el breed. De Verbondsark die achter de deur in het Heilige der Heiligen te staan kwam, en wel overlangs van het noorden naar het zuiden, was naar Exodus 25:10 twee en een half el lang; deze verhouding is bij de berekening van de handbomen (8:8) van belang.. 36. Daarna bouwde hij het binnenste voorhof 1) d.i. de onmiddellijk om het tempelgebouw zich uitstrekkende voorhof van de priesters, overeenkomstig de maatverhoudingen bij de tabernakel (Exodus 27:9vv.) die zeer zeker eveneens dubbel genomen werden, dus 200 el lang en 100el breed, hij bouwde het van drie rijen of lagen gehouwen stenen en een rij cederen balken.

1) Van een buitenste voorhof wordt in dit hoofdstuk niet gesproken (2 Chronicles 4:9), evenmin als in 1 Kings 6:32 van een voorhang voor het Heilige der Heiligen. Zonder twijfel was het nog tweemaal zo groot als de binnenste voorhof, dus 400 el lang in de richting van het westen naar het oosten en 200 el breed in de richting van het noorden naar het zuiden, zodat de gehele tempelplaats een vlakte besloeg van 80.000 vierkante el. Zoals ter verduidelijking is aangewezen: (A Tempelbouw, B en C binnenste en buitenste voorhof) bedroeg de oostelijke ruimte van de buitenste voorhof voor het binnenste 150 el, dan volgen 100 el van de binnenste voorhof tot aan de tempel, deze beslaat over zijn gehele lengte het voorhuis met het achterste bijgebouw meegerekend omstreeks 80 el, en er blijft dus 70 el voor de ruimte gedeeltelijk achter de tempel, gedeeltelijk achter de binnenste voorhof tot aan de westzijde over. Beide voorhoven waren geplaveid, maar het buitenste lag lager dan het binnenste (Jeremiah 36:10), en opnieuw op dit laatste verhief zich het tempelgebouw op een stenen, vermoedelijk terrasvormig opklimmend voetstuk, dat tevens de trappen uitmaakte, waarmee men in het voorhuis kwam. De hoofdpoort bevond zich aan de oostzijde D, de deuren hiervan waren evenals de andere met koper overtrokken, behalve deze poort wordt de "hoge poort" genoemd (2 Kings 15:35), die wij naar alle waarschijnlijkheid aan de noordzijde te zoeken hebben. Dat er zich echter ook een poort I aan de zuidzijde bevonden moet hebben, blijkt daaruit, dat hier buiten de voorhof de Nethinim en de kruideniers hun woningen hadden (Nehemiah 3:26,Nehemiah 3:31). Tussen deze drie poorten van de buitenste voorhof, die door sterke muren was omgeven, terwijl de bouw van de binnenste geheel anders was, (7:12) bevonden zich verscheidene gebouwen met cellen, galerijen en zuilengangen, waarvan menigeen wellicht pas later gezet was. Een gelijk aantal van poorten had tegenover die van de buitenste, de binnenste voorhof. Vandaar dat in 2 Kings 25:18 van drie deurwachters sprake is. Over de toren Schalleket (K) benevens Parvarim (L) zie bij 2 Kings 23:11 ; over de deureinden zie 1 Kings 10:18)..

Er waren bij de Tempel een binnenste en een buitenste voorhof. Beide voorhoven hebben een symbolische betekenis. Beiden zijn zij het symbool van de strijdende en de zegepralende kerk. Evenzo, dat men door het Heilige moest gaan, om in het Allerheiligste te komen had evenzeer betekenis en wel deze, dat men tot de strijdende Kerk moet behoren, zal men eenmaal deel uitmaken van de overwinnende Kerk..

Vers 31

31. En aan den ingang van de aanspraakplaats maakte hij deuren van olieachtig 1) hout: de bovendorpel met de posten 2) was het vijfde deel van de wand.

1) Van de edele olijfboom (olea sativa) (zich de wilde (oleaster) door een struikvormige groei, doornachtige takken, kortere, bredere bladen en grotere, hoewel minder bruikbare vruchten; zijn takken gebruikt men bij voorkeur voor de loofhutten (Nehemiah 8:15), omdat hij zo veelvuldig voorkwam (Isaiah 41:19). Ook zegt men, dat zijn loten op de edele olijfboom werden geënt, wanneer deze laatste begon te verdorren; daardoor ontving deze nieuw leven. Naar men meent doelt Paulus op dit gebruik in Romans 11:17vv. als hij de Christen, die vroeger een heiden was, met de tak van een wilde olijfboom vergelijkt, die op de tamme olijfboom is geënt. Het hout van de olijfboom is vast geaderd, welriekend, van een gele kleur en neemt goed politoer aan; het is weker dan het palmbomenhout, waarmee het overigens veel overeenkomst heeft, en is bestand tegen de worm. De boom bereikt een zeer hoge ouderdom (omstreeks 200 jaar) en uit de in de aarde terugblijvende stomp, of op de tot aan de wortel door het vuur verbrande stam, groeit altijd weer een boom; daarom is de olijfboom een beeld van de onverdelgbare verjongingskracht, evenzeer wegens zijn groene bladeren een beeld van vrolijke wasdom (Psalms 52:10; Psalms 128:3); omgekeerd echter kan hij ook dienen als beeld van het vroegtijdig verkwijnen van de goddelozen (Job 15:33), omdat de boom evenmin vorst als sterke hitte kan verdragen, en zeer makkelijk zijn bloesems afwerpt..

2) Dit gedeelte van het vers wordt op verschillende manieren vertaald; het Hebreeuws geeft aanleiding tot moeilijkheden. De Statenvertaling schijnt de voorkeur te verdienen, als zijnde het minst aan bedenkingen onderhevig. Dientengevolge hebben wij de volgende verdere verklaring: "De deuren waardoor men de aanspraakplaats binnentrad, waren met inbegrip van de daarbij behorende posten, een vijfde deel van de wand, die 20 el lang was (1 Kings 6:16), zodat deze deuren alzo 4 el breed waren. Rekenen wij nu de deurposten aan beide zijden el breed, dan geeft dit 3 el breedte voor de deuren, elke vleugel alzo 1 1/2 el breed. De Verbondsark die achter de deur in het Heilige der Heiligen te staan kwam, en wel overlangs van het noorden naar het zuiden, was naar Exodus 25:10 twee en een half el lang; deze verhouding is bij de berekening van de handbomen (8:8) van belang.. 36. Daarna bouwde hij het binnenste voorhof 1) d.i. de onmiddellijk om het tempelgebouw zich uitstrekkende voorhof van de priesters, overeenkomstig de maatverhoudingen bij de tabernakel (Exodus 27:9vv.) die zeer zeker eveneens dubbel genomen werden, dus 200 el lang en 100el breed, hij bouwde het van drie rijen of lagen gehouwen stenen en een rij cederen balken.

1) Van een buitenste voorhof wordt in dit hoofdstuk niet gesproken (2 Chronicles 4:9), evenmin als in 1 Kings 6:32 van een voorhang voor het Heilige der Heiligen. Zonder twijfel was het nog tweemaal zo groot als de binnenste voorhof, dus 400 el lang in de richting van het westen naar het oosten en 200 el breed in de richting van het noorden naar het zuiden, zodat de gehele tempelplaats een vlakte besloeg van 80.000 vierkante el. Zoals ter verduidelijking is aangewezen: (A Tempelbouw, B en C binnenste en buitenste voorhof) bedroeg de oostelijke ruimte van de buitenste voorhof voor het binnenste 150 el, dan volgen 100 el van de binnenste voorhof tot aan de tempel, deze beslaat over zijn gehele lengte het voorhuis met het achterste bijgebouw meegerekend omstreeks 80 el, en er blijft dus 70 el voor de ruimte gedeeltelijk achter de tempel, gedeeltelijk achter de binnenste voorhof tot aan de westzijde over. Beide voorhoven waren geplaveid, maar het buitenste lag lager dan het binnenste (Jeremiah 36:10), en opnieuw op dit laatste verhief zich het tempelgebouw op een stenen, vermoedelijk terrasvormig opklimmend voetstuk, dat tevens de trappen uitmaakte, waarmee men in het voorhuis kwam. De hoofdpoort bevond zich aan de oostzijde D, de deuren hiervan waren evenals de andere met koper overtrokken, behalve deze poort wordt de "hoge poort" genoemd (2 Kings 15:35), die wij naar alle waarschijnlijkheid aan de noordzijde te zoeken hebben. Dat er zich echter ook een poort I aan de zuidzijde bevonden moet hebben, blijkt daaruit, dat hier buiten de voorhof de Nethinim en de kruideniers hun woningen hadden (Nehemiah 3:26,Nehemiah 3:31). Tussen deze drie poorten van de buitenste voorhof, die door sterke muren was omgeven, terwijl de bouw van de binnenste geheel anders was, (7:12) bevonden zich verscheidene gebouwen met cellen, galerijen en zuilengangen, waarvan menigeen wellicht pas later gezet was. Een gelijk aantal van poorten had tegenover die van de buitenste, de binnenste voorhof. Vandaar dat in 2 Kings 25:18 van drie deurwachters sprake is. Over de toren Schalleket (K) benevens Parvarim (L) zie bij 2 Kings 23:11 ; over de deureinden zie 1 Kings 10:18)..

Er waren bij de Tempel een binnenste en een buitenste voorhof. Beide voorhoven hebben een symbolische betekenis. Beiden zijn zij het symbool van de strijdende en de zegepralende kerk. Evenzo, dat men door het Heilige moest gaan, om in het Allerheiligste te komen had evenzeer betekenis en wel deze, dat men tot de strijdende Kerk moet behoren, zal men eenmaal deel uitmaken van de overwinnende Kerk..

Vers 38

38. En in het elfde jaar in de maand Bul, dat is de achtste maand, ongeveer met november overeenkomend was dit huis, behalve de voorhof van de priesters volmaakt naar al zijn stukken en naar al zijn behoren; alzo heeft hij zeven jaar, nauwkeuriger 7 jaar, daaraan gebouwd. 1)

1) Hiermee was echter de tempel nog niet volmaakt en kon daarom ook nog niet ingewijd worden, wat pas 13 jaar daarna gebeurde (9:10); er ontbrak wellicht ook nog aan de ruimte voor de buitenste voorhof, waarvan de aanleg op gelijke bodem grote voorbereidende werkzaamheden noodzakelijk maakte wegens de vorm van de heuvel Moria. Josephus schrijft daarvan: "Het was een rotsachtige, steile heuvel, die in het oostelijke deel van de stad langzaam opklom tot aan haar hoogste top. Deze heuvel heeft Salomo door grote werken boven naar zijn top met een muur omringd en hem van onderen aan de voet, die door een diepe afgrond omgeven is, beginnende en tot aan de hoogte voortgaande, met stenen door lood aan elkaar verbonden, ommuurd, zodat de grootte en hoogte van de vierkante bovenvlakte een reusachtig aanzien had." Wanneer hij nu de zo verkregen vlakte op 1/10 mijl in omtrek opgeeft, zo bedoelt hij zeker de Herodiaanse tempel, die behalve de binnenste voorhof voor de priesters en de buitenste voor het volk, nog een derde voorhof voor de heidenen had; intussen is het zeer waarschijnlijk, dat Salomo reeds de tempelplaats in deze omkring heeft aangelegd, omdat noch zijn opvolgers, wier macht door de verdeling van het rijk gebroken was, noch de uit de ballingschap teruggekeerde Joden zulke grootse en kostbare ondernemingen ten uitvoer konden brengen en ook de arbeid van Herodes zelf naar alle schijn zich tot het gebouw van de tempel en de om de voorhof liggende zuilengangen bepaalde. En inderdaad wijzen de nog aanwezige overblijfselen van die bouw door de grootte van de stenen en de wijze van haar bewerking op oud-Israëlitische oorsprong terug..

In ons begrip van een Tempel komen twee dingen tezamen; het eerste is, dat de Godheid daarin woont of enige kenbare tekenen van haar bijzondere aanwezigheid in deze geeft, waarom de Tempel te Jeruzalem genoemd wordt het huis van Gods woning en de Tabernakel het huis van de woning van Gods eer (Psalms 26:8,Psalms 26:9). Omdat nu de Heilige Geest onder het Nieuwe Verbond is, hetgeen de Shechina was onder het Oude, en Hij in de lichamen van de gelovigen woont en in hun vergaderingen aanwezig is, zo maakt dit hen tot een geestelijke tempel, of een woonstede van God (Ephesians 2:22). Het tweede is, dat deze gewijd en geschikt zij tot Gods gebruik en dienst, zoals dan ook om die reden de Tabernakel en Tempel zo dikwijls genoemd worden het Huis en de Tempel van de Heere, en door Hem zelf, mijn Huis, en dus zegt de Apostel met toepassing hiervan op de gelovigen: gij zijt u zelf niet, als die geheiligd en geschikt zijt tot dienst en eer van God..

Met het idee van het Huis als een onbeweeglijke woning van God hangt ook nog de plaatsing samen van twee kolossale Cherubs in het Allerheiligste, die met hun uitgebreide vleugels de gehele ruimte vulden en de Ark van het Verbond overschaduwden, om aan te duiden, dat de Ark van het Verbond met haar kleine gouden Cherubs op het verzoendeksel, die met het volk door de woestijn had gewandeld, voortaan hier een blijvende en onveranderlijke plaats zou hebben..

Vers 38

38. En in het elfde jaar in de maand Bul, dat is de achtste maand, ongeveer met november overeenkomend was dit huis, behalve de voorhof van de priesters volmaakt naar al zijn stukken en naar al zijn behoren; alzo heeft hij zeven jaar, nauwkeuriger 7 jaar, daaraan gebouwd. 1)

1) Hiermee was echter de tempel nog niet volmaakt en kon daarom ook nog niet ingewijd worden, wat pas 13 jaar daarna gebeurde (9:10); er ontbrak wellicht ook nog aan de ruimte voor de buitenste voorhof, waarvan de aanleg op gelijke bodem grote voorbereidende werkzaamheden noodzakelijk maakte wegens de vorm van de heuvel Moria. Josephus schrijft daarvan: "Het was een rotsachtige, steile heuvel, die in het oostelijke deel van de stad langzaam opklom tot aan haar hoogste top. Deze heuvel heeft Salomo door grote werken boven naar zijn top met een muur omringd en hem van onderen aan de voet, die door een diepe afgrond omgeven is, beginnende en tot aan de hoogte voortgaande, met stenen door lood aan elkaar verbonden, ommuurd, zodat de grootte en hoogte van de vierkante bovenvlakte een reusachtig aanzien had." Wanneer hij nu de zo verkregen vlakte op 1/10 mijl in omtrek opgeeft, zo bedoelt hij zeker de Herodiaanse tempel, die behalve de binnenste voorhof voor de priesters en de buitenste voor het volk, nog een derde voorhof voor de heidenen had; intussen is het zeer waarschijnlijk, dat Salomo reeds de tempelplaats in deze omkring heeft aangelegd, omdat noch zijn opvolgers, wier macht door de verdeling van het rijk gebroken was, noch de uit de ballingschap teruggekeerde Joden zulke grootse en kostbare ondernemingen ten uitvoer konden brengen en ook de arbeid van Herodes zelf naar alle schijn zich tot het gebouw van de tempel en de om de voorhof liggende zuilengangen bepaalde. En inderdaad wijzen de nog aanwezige overblijfselen van die bouw door de grootte van de stenen en de wijze van haar bewerking op oud-Israëlitische oorsprong terug..

In ons begrip van een Tempel komen twee dingen tezamen; het eerste is, dat de Godheid daarin woont of enige kenbare tekenen van haar bijzondere aanwezigheid in deze geeft, waarom de Tempel te Jeruzalem genoemd wordt het huis van Gods woning en de Tabernakel het huis van de woning van Gods eer (Psalms 26:8,Psalms 26:9). Omdat nu de Heilige Geest onder het Nieuwe Verbond is, hetgeen de Shechina was onder het Oude, en Hij in de lichamen van de gelovigen woont en in hun vergaderingen aanwezig is, zo maakt dit hen tot een geestelijke tempel, of een woonstede van God (Ephesians 2:22). Het tweede is, dat deze gewijd en geschikt zij tot Gods gebruik en dienst, zoals dan ook om die reden de Tabernakel en Tempel zo dikwijls genoemd worden het Huis en de Tempel van de Heere, en door Hem zelf, mijn Huis, en dus zegt de Apostel met toepassing hiervan op de gelovigen: gij zijt u zelf niet, als die geheiligd en geschikt zijt tot dienst en eer van God..

Met het idee van het Huis als een onbeweeglijke woning van God hangt ook nog de plaatsing samen van twee kolossale Cherubs in het Allerheiligste, die met hun uitgebreide vleugels de gehele ruimte vulden en de Ark van het Verbond overschaduwden, om aan te duiden, dat de Ark van het Verbond met haar kleine gouden Cherubs op het verzoendeksel, die met het volk door de woestijn had gewandeld, voortaan hier een blijvende en onveranderlijke plaats zou hebben..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 1 Kings 6". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/1-kings-6.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile