Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Kings 5". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/1-kings-5.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Kings 5". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 KONINGEN 5Het grote werk, waartoe Salomo verwekt was, was het bouwen van de tempel, zijn rijkdom en zijn wijsheid waren hem gegeven om hem hiertoe instaat te stellen en bekwaam te maken. Inzonderheid hierin was hij een type van Christus, want Hij zal des Heren tempel bouwen, Zacheria 6:12. In dit hoofdstuk hebben wij de toebereidselen, die hij maakte voor dit en voor zijn andere gebouwen. Goud en zilver had zijn Godvruchtige vader er in overvloed voor bijeenvergaderd, maar hout en stenen moet hij in gereedheid brengen, en hiervoor zien wij hem hier in onderhandeling met Hiram, koning van Tyrus.
I. Hiram wenst hem geluk met zijn troonsbestijging, 1 Kings 5:1.
II. Salomo geeft hem zijn voornemen te kennen om de tempel te bouwen, en verlangt van hem dat hij hem van werklieden zal voorzien, 1 Kings 5:2.
III. Hiram komt met hem overeen om dit te doen, 1 Kings 5:7.
IV. Salomo's werk wordt bijgevolg goed gedaan en Hirams werklieden worden goed betaald, 1 Kings 5:10.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 KONINGEN 5Het grote werk, waartoe Salomo verwekt was, was het bouwen van de tempel, zijn rijkdom en zijn wijsheid waren hem gegeven om hem hiertoe instaat te stellen en bekwaam te maken. Inzonderheid hierin was hij een type van Christus, want Hij zal des Heren tempel bouwen, Zacheria 6:12. In dit hoofdstuk hebben wij de toebereidselen, die hij maakte voor dit en voor zijn andere gebouwen. Goud en zilver had zijn Godvruchtige vader er in overvloed voor bijeenvergaderd, maar hout en stenen moet hij in gereedheid brengen, en hiervoor zien wij hem hier in onderhandeling met Hiram, koning van Tyrus.
I. Hiram wenst hem geluk met zijn troonsbestijging, 1 Kings 5:1.
II. Salomo geeft hem zijn voornemen te kennen om de tempel te bouwen, en verlangt van hem dat hij hem van werklieden zal voorzien, 1 Kings 5:2.
III. Hiram komt met hem overeen om dit te doen, 1 Kings 5:7.
IV. Salomo's werk wordt bijgevolg goed gedaan en Hirams werklieden worden goed betaald, 1 Kings 5:10.
Verzen 1-9
1 Koningen 5:1-9Wij hebben hier een bericht van de vriendelijke omgang van Salomo met Hiram. Tyrus was een vermaarde koopstad, dicht aan de zee en aan de grens van Israël gelegen. Haar inwoners schijnen niet tot de gevloekte volken te hebben behoord, noch ooit in vijandschap geweest te zijn met Israël, daarom heeft David nooit beproefd hen te vernietigen, maar leefde in vriendschap met hen. Hier wordt van Hiram hun koning, gezegd dat hij David altijd bemind had, en wij hebben reden om te geloven, dat hij een aanbidder was van de ware God, en dat hij voor zich de afgodsdienst had verzaakt hoewel hij niet bij machte was hem in zijn stad af te schaffen. Davids karakter zal de genegenheid winnen van hen, die buiten zijn. Hier is:
I. Hirams gezantschap om Salomo geluk te wensen met zijn troonsbestijging. In rijkdom, eer en macht was Hiram verreweg de mindere van Salomo, maar Salomo heeft hem nu toch nodig, wil hem gaarne verplicht zijn, en verzoekt om zijn gunst. Laat ons nooit met minachting nederzien op hen, die beneden ons zijn, want wij weten niet hoe spoedig wij hen nodig kunnen hebben. In zijn brief aan Hiram maakt Salomo hem bekend:
1. Met zijn voornemen om ter ere Gods een tempel te bouwen. Sommigen denken dat de tempels bij de heidenen hun oorsprong namen in en gebouwd werden naar het model van de tabernakel, door Mozes opgericht in de woestijn, en dat er voor die tijd geen geweest zijn, maar er waren wel veel huizen gebouwd ter ere van de valse goden, voordat dit huis gebouwd werd ter ere van de God Israëls, zo weinig is uitwendige pracht een kenmerk van de ware kerk. Salomo zegt aan Hiram, die zelf geen vreemdeling was voor de zaak:
a. Dat Davids oorlogen een verhindering voor hem waren om de tempel te bouwen, hoewel hij er het voornemen toe gehad heeft, 1 Kings 5:3. Die oorlogen hebben veel van zijn tijd, van zijn gedachten en zorgen ingenomen, joegen hem voortdurend op onkosten, hielden zijn onderdanen voortdurend bezig, zodat hij het niet zo goed had kunnen doen, als het gedaan moest worden, en daar het niet volstrekt onmisbaar was voor de Godsdienst, heeft hij het daarom aan zijn opvolger moeten overlaten. Zie hoe nodig het ons is God te bidden, dat Hij vrede zal geven in onze tijd, omdat in oorlogstijd het bouwen van de Evangelietempel gewoonlijk slechts langzaam voortgaat.
b. Dat de vrede hem de gelegenheid gaf om de tempel te bouwen, en daarom besloot hij er onmiddellijk aan te beginnen. God heeft mij rust gegeven zowel binnenslands als buitenslands, er is geen tegenpartijder, 1 Kings 5:4, geen Satan, zoals het is in het Hebreeuws, geen werktuig van Satan om het tegen te staan, of er ons van af te leiden. Satan doet alles wat hij kan om tempelwerk te verhinderen, 1 Thessalonians 2:18, Zacheria 3:1, maar als hij gebonden is, Revelation 20:2, dan moeten wij ijverig aan de arbeid zijn. Als er geen bejegening is van kwaad, dan moeten wij krachtig en ijverig zijn in hetgeen goed is, en het vooruit brengen. Als de gemeenten rust hebben, dan moeten zij gesticht worden, Acts 9:31. Dagen van vrede en voorspoed bieden ons een gunstige wind, waar wij rekenschap van zullen moeten geven, als wij er geen gebruik van maken. Gods voorzienigheid heeft, door aan Salomo rijkdom en vrije tijd te geven, hem opgewekt om aan het bouwen van de tempel te denken. en Zijn belofte heeft er hem toe aangemoedigd. God had aan David gezegd, dat zijn zoon Hem een huis zou bouwen, 1 Kings 5:5, hij zal het aangenaam vinden om bezig te zijn aan dat werk, en zal de eer niet verliezen, die met deze belofte bedoeld is. Het kan ons zeer opwekken tot goede ondernemingen, verzekerd te zijn van goede voorspoed er in. Laat Gods belofte onze pogingen aanvuren.
2. Met zijn verlangen, dat Hiram er hem behulpzaam bij zal zijn. De Libanon was de plaats vanwaar het hout komen moest, het was een schoon, groot woud in het noorden van Kanan, uitdrukkelijk genoemd in de schenking van dat land aan Israël, "de gehele Libanon," Joshua 13:5. Zodat Salomo eigenaar was van al deszelfs voortbrengselen. Van de cederen van de Libanon wordt gesproken als in bijzondere zin de "planting des Heren te zijn," Psalms 104:16, daar zij bestemd waren voor Israëls gebruik, en inzonderheid ten dienste van de tempel. Maar Salomo erkent dat wel de bomen van hem zijn, maar dat de Israëlieten niet weten hout te houwen gelijk de Sidoniers, die Hirams onderdanen waren. Kanan was "een land van tarwe en gerst," Deuteronomy 8:8, dat Israël bezighield met de landbouw, zodat zij volstrekt niet bedreven waren in het vervaardigen van dingen, waarin de Sidoniers uitmuntten. In de dingen Gods is Israël een wijs en verstandig volk, maar in kunstvaardigheid stonden zij echter bij hun naburen, ware Godsvrucht is een veel kostelijker gave des hemels dan de hoogste mate van vernuft. Het is beter een Israëliet te zijn, bedreven in de wet, dan een Sidoniër, bedreven in het houwen van hout. Maar, het geval zo staande, verzoekt Salomo aan Hiram om hem werklieden te zenden, en belooft hem, 1 Kings 5:6, hen te helpen: Mijn knechten zullen met uw knechten zijn om onder hen te werken, en hen te betalen, het loon uwer knechten zal ik u geven, want de arbeider, zelfs in tempelwerk, dat inderdaad zijn beloning met zich brengt, is zijn loon waardig. Als de Evangelische profeet de heerlijkheid voorzegt van de kerk in de dagen van de Messias schijnt hij te zinspelen op deze geschiedenis, Isaiah 60:1, waar hij profeteert:
a. Dat vreemden, (dat waren de Tyriërs en Sidoniers) de muur van de Evangelietempel zullen bouwen, 1 Kings 5:10. Leraren worden verwekt onder de heidenen voor de opbouwing van het lichaam van Christus.
b. Dat de heerlijkheid van de Libanon zal komen om hem te versieren, 1 Kings 5:13. Alle uitwendige gaven en bekwaamheden moeten dienstbaar gemaakt worden aan de belangen van Christus' koninkrijk.
3. Hirams ontvangst van en antwoord op deze boodschap.
A. Hij ontving haar met grote voldoening voor zichzelf. Hij heeft zich zeer verblijd 1 Kings 5:7, dat Salomo in de voetstappen zijns vaders wandelde, zijn plannen wilde ten uitvoer brengen en waarschijnlijk een grote zegen voor zijn land zou worden. Hirams edelmoedig hart verheugde zich hierin en niet alleen in het vooruitzicht van voordeel voor hemzelf doordat Salomo gebruik van hem maakte. Van hetgeen hij het genoegen had, daar gaf hij Gode de lof en de eer van. Gezegend zij de Here heden, die David (die zelf een wijs man was) een wijze zoon heeft gegeven over dit grote volk. Zie hier:
Met welk een genoegen Hiram van Salomo's wijsheid spreekt, en van de uitgestrektheid van zijn heerschappij. Laat ons leren anderen noch de wereldlijke voordelen noch de gaven des geestes te benijden, waarin zij ons overtreffen. Welk een groot genoegen is het voor hen, die het goede wensen voor Gods Israël, om Godsvrucht en wijsheid bewaard te zien in de families van het ene geslacht op het andere, inzonderheid in aanzienlijke families en in die, welke grote invloed uitoefenen op anderen. Waar dit zo is, moet aan God de eer er voor toegebracht worden. Indien aan Godvruchtige ouders een Godvruchtig zaad wordt gegeven, Malachi 2:15, dan is dit een teken ten goede, en een gelukkige aanduiding, dat het erfrecht van de zegen niet weggenomen zal worden.
B. Hij antwoordde er op met grote voldoening voor Salomo, hem toestaande wat hij verlangde, en zich zeer ijverig betonende om hem behulpzaam te zijn bij het grote en goede werk, dat hij ter hand ging nemen. Wij hebben hier zijn voorwaarden van overeenkomst met Salomo betreffende deze zaak, waarin wij kunnen opmerken: Hirams wijsheid:
a. Hij overwoog het voorstel, eer hij zijn antwoord zond, 1 Kings 5:8. Ik heb de zaken overwogen. Gewoonlijk zullen zij, die roekeloos of met overhaasting overeenkomsten aangaan, later wensen ze ongedaan te maken. De deugdelijke huisvrouw denkt om een akker, en dan koopt zij hem, Proverbs 31:16. Zij verliezen geen tijd, die tijd nemen om zich te bedenken.
b. Hij treedt in bijzonderheden omtrent die voorwaarden, opdat er geen misverstand zij, waaruit later twist zou kunnen ontstaan. Salomo had gesproken van het houwen van de bomen, en Hiram neemt genoegen met hetgeen hij daaromtrent gezegd had, 1 Kings 5:8, maar er was niet gesproken van het vervoer, daarom moet ook dat nog geregeld worden. Het vervoer over land zou zeer lastig en kostbaar zijn, daarom neemt hij op zich om al het hout van de Libanon af te brengen en het verder over zee te vervoeren met een kustvaart. Het vervoer te water is een groot gemak voor de handel, waarvoor God geloofd moet worden, die de mens geleerd heeft er gebruik van te maken. Let er op hoe nauwkeurig Hiram de overeenkomst regelt: Salomo moet de plaats aanwijzen, waar het hout afgeleverd moet worden, en daarom neemt Hiram op zich het te doen brengen, en hij staat in voor het veilig vervoer. Evenals de Sidoniërs de Israëlieten overtroffen in het bewerken van hout, zo overtroffen zij hen ook in zeevaartkunde, want Tyrus en Sidon "woonden aan de ingangen van de zee" Ezechiël 27:3, daarom waren zij het geschiktst om voor het vervoer te water te zorgen, "Tractant fabrilia fabri-Ieder zijn beroep."
Eindelijk: Als Hiram het werk op zich neemt, en al Salomo's wil doet met het hout, 1 Kings 5:8, dan verwacht hij terecht dat Salomo in staat voor het loon: gij zult ook mijn wil doen, dat gij mijn huis spijs geeft, 1 Kings 5:9, niet alleen aan de werklieden, maar ook aan mijn eigen gezin. Als Tyrus Israël voorziet van ambachtslieden, dan zal Israël Tyrus voorzien van koren, Ezechiël 27:17. Aldus heeft door de wijze beschikking van de voorzienigheid het ene land het andere nodig, opdat er onderlinge gemeenschap met en afhankelijkheid van elkaar zij tot eer van God, ons aller Vader.
Verzen 1-9
1 Koningen 5:1-9Wij hebben hier een bericht van de vriendelijke omgang van Salomo met Hiram. Tyrus was een vermaarde koopstad, dicht aan de zee en aan de grens van Israël gelegen. Haar inwoners schijnen niet tot de gevloekte volken te hebben behoord, noch ooit in vijandschap geweest te zijn met Israël, daarom heeft David nooit beproefd hen te vernietigen, maar leefde in vriendschap met hen. Hier wordt van Hiram hun koning, gezegd dat hij David altijd bemind had, en wij hebben reden om te geloven, dat hij een aanbidder was van de ware God, en dat hij voor zich de afgodsdienst had verzaakt hoewel hij niet bij machte was hem in zijn stad af te schaffen. Davids karakter zal de genegenheid winnen van hen, die buiten zijn. Hier is:
I. Hirams gezantschap om Salomo geluk te wensen met zijn troonsbestijging. In rijkdom, eer en macht was Hiram verreweg de mindere van Salomo, maar Salomo heeft hem nu toch nodig, wil hem gaarne verplicht zijn, en verzoekt om zijn gunst. Laat ons nooit met minachting nederzien op hen, die beneden ons zijn, want wij weten niet hoe spoedig wij hen nodig kunnen hebben. In zijn brief aan Hiram maakt Salomo hem bekend:
1. Met zijn voornemen om ter ere Gods een tempel te bouwen. Sommigen denken dat de tempels bij de heidenen hun oorsprong namen in en gebouwd werden naar het model van de tabernakel, door Mozes opgericht in de woestijn, en dat er voor die tijd geen geweest zijn, maar er waren wel veel huizen gebouwd ter ere van de valse goden, voordat dit huis gebouwd werd ter ere van de God Israëls, zo weinig is uitwendige pracht een kenmerk van de ware kerk. Salomo zegt aan Hiram, die zelf geen vreemdeling was voor de zaak:
a. Dat Davids oorlogen een verhindering voor hem waren om de tempel te bouwen, hoewel hij er het voornemen toe gehad heeft, 1 Kings 5:3. Die oorlogen hebben veel van zijn tijd, van zijn gedachten en zorgen ingenomen, joegen hem voortdurend op onkosten, hielden zijn onderdanen voortdurend bezig, zodat hij het niet zo goed had kunnen doen, als het gedaan moest worden, en daar het niet volstrekt onmisbaar was voor de Godsdienst, heeft hij het daarom aan zijn opvolger moeten overlaten. Zie hoe nodig het ons is God te bidden, dat Hij vrede zal geven in onze tijd, omdat in oorlogstijd het bouwen van de Evangelietempel gewoonlijk slechts langzaam voortgaat.
b. Dat de vrede hem de gelegenheid gaf om de tempel te bouwen, en daarom besloot hij er onmiddellijk aan te beginnen. God heeft mij rust gegeven zowel binnenslands als buitenslands, er is geen tegenpartijder, 1 Kings 5:4, geen Satan, zoals het is in het Hebreeuws, geen werktuig van Satan om het tegen te staan, of er ons van af te leiden. Satan doet alles wat hij kan om tempelwerk te verhinderen, 1 Thessalonians 2:18, Zacheria 3:1, maar als hij gebonden is, Revelation 20:2, dan moeten wij ijverig aan de arbeid zijn. Als er geen bejegening is van kwaad, dan moeten wij krachtig en ijverig zijn in hetgeen goed is, en het vooruit brengen. Als de gemeenten rust hebben, dan moeten zij gesticht worden, Acts 9:31. Dagen van vrede en voorspoed bieden ons een gunstige wind, waar wij rekenschap van zullen moeten geven, als wij er geen gebruik van maken. Gods voorzienigheid heeft, door aan Salomo rijkdom en vrije tijd te geven, hem opgewekt om aan het bouwen van de tempel te denken. en Zijn belofte heeft er hem toe aangemoedigd. God had aan David gezegd, dat zijn zoon Hem een huis zou bouwen, 1 Kings 5:5, hij zal het aangenaam vinden om bezig te zijn aan dat werk, en zal de eer niet verliezen, die met deze belofte bedoeld is. Het kan ons zeer opwekken tot goede ondernemingen, verzekerd te zijn van goede voorspoed er in. Laat Gods belofte onze pogingen aanvuren.
2. Met zijn verlangen, dat Hiram er hem behulpzaam bij zal zijn. De Libanon was de plaats vanwaar het hout komen moest, het was een schoon, groot woud in het noorden van Kanan, uitdrukkelijk genoemd in de schenking van dat land aan Israël, "de gehele Libanon," Joshua 13:5. Zodat Salomo eigenaar was van al deszelfs voortbrengselen. Van de cederen van de Libanon wordt gesproken als in bijzondere zin de "planting des Heren te zijn," Psalms 104:16, daar zij bestemd waren voor Israëls gebruik, en inzonderheid ten dienste van de tempel. Maar Salomo erkent dat wel de bomen van hem zijn, maar dat de Israëlieten niet weten hout te houwen gelijk de Sidoniers, die Hirams onderdanen waren. Kanan was "een land van tarwe en gerst," Deuteronomy 8:8, dat Israël bezighield met de landbouw, zodat zij volstrekt niet bedreven waren in het vervaardigen van dingen, waarin de Sidoniers uitmuntten. In de dingen Gods is Israël een wijs en verstandig volk, maar in kunstvaardigheid stonden zij echter bij hun naburen, ware Godsvrucht is een veel kostelijker gave des hemels dan de hoogste mate van vernuft. Het is beter een Israëliet te zijn, bedreven in de wet, dan een Sidoniër, bedreven in het houwen van hout. Maar, het geval zo staande, verzoekt Salomo aan Hiram om hem werklieden te zenden, en belooft hem, 1 Kings 5:6, hen te helpen: Mijn knechten zullen met uw knechten zijn om onder hen te werken, en hen te betalen, het loon uwer knechten zal ik u geven, want de arbeider, zelfs in tempelwerk, dat inderdaad zijn beloning met zich brengt, is zijn loon waardig. Als de Evangelische profeet de heerlijkheid voorzegt van de kerk in de dagen van de Messias schijnt hij te zinspelen op deze geschiedenis, Isaiah 60:1, waar hij profeteert:
a. Dat vreemden, (dat waren de Tyriërs en Sidoniers) de muur van de Evangelietempel zullen bouwen, 1 Kings 5:10. Leraren worden verwekt onder de heidenen voor de opbouwing van het lichaam van Christus.
b. Dat de heerlijkheid van de Libanon zal komen om hem te versieren, 1 Kings 5:13. Alle uitwendige gaven en bekwaamheden moeten dienstbaar gemaakt worden aan de belangen van Christus' koninkrijk.
3. Hirams ontvangst van en antwoord op deze boodschap.
A. Hij ontving haar met grote voldoening voor zichzelf. Hij heeft zich zeer verblijd 1 Kings 5:7, dat Salomo in de voetstappen zijns vaders wandelde, zijn plannen wilde ten uitvoer brengen en waarschijnlijk een grote zegen voor zijn land zou worden. Hirams edelmoedig hart verheugde zich hierin en niet alleen in het vooruitzicht van voordeel voor hemzelf doordat Salomo gebruik van hem maakte. Van hetgeen hij het genoegen had, daar gaf hij Gode de lof en de eer van. Gezegend zij de Here heden, die David (die zelf een wijs man was) een wijze zoon heeft gegeven over dit grote volk. Zie hier:
Met welk een genoegen Hiram van Salomo's wijsheid spreekt, en van de uitgestrektheid van zijn heerschappij. Laat ons leren anderen noch de wereldlijke voordelen noch de gaven des geestes te benijden, waarin zij ons overtreffen. Welk een groot genoegen is het voor hen, die het goede wensen voor Gods Israël, om Godsvrucht en wijsheid bewaard te zien in de families van het ene geslacht op het andere, inzonderheid in aanzienlijke families en in die, welke grote invloed uitoefenen op anderen. Waar dit zo is, moet aan God de eer er voor toegebracht worden. Indien aan Godvruchtige ouders een Godvruchtig zaad wordt gegeven, Malachi 2:15, dan is dit een teken ten goede, en een gelukkige aanduiding, dat het erfrecht van de zegen niet weggenomen zal worden.
B. Hij antwoordde er op met grote voldoening voor Salomo, hem toestaande wat hij verlangde, en zich zeer ijverig betonende om hem behulpzaam te zijn bij het grote en goede werk, dat hij ter hand ging nemen. Wij hebben hier zijn voorwaarden van overeenkomst met Salomo betreffende deze zaak, waarin wij kunnen opmerken: Hirams wijsheid:
a. Hij overwoog het voorstel, eer hij zijn antwoord zond, 1 Kings 5:8. Ik heb de zaken overwogen. Gewoonlijk zullen zij, die roekeloos of met overhaasting overeenkomsten aangaan, later wensen ze ongedaan te maken. De deugdelijke huisvrouw denkt om een akker, en dan koopt zij hem, Proverbs 31:16. Zij verliezen geen tijd, die tijd nemen om zich te bedenken.
b. Hij treedt in bijzonderheden omtrent die voorwaarden, opdat er geen misverstand zij, waaruit later twist zou kunnen ontstaan. Salomo had gesproken van het houwen van de bomen, en Hiram neemt genoegen met hetgeen hij daaromtrent gezegd had, 1 Kings 5:8, maar er was niet gesproken van het vervoer, daarom moet ook dat nog geregeld worden. Het vervoer over land zou zeer lastig en kostbaar zijn, daarom neemt hij op zich om al het hout van de Libanon af te brengen en het verder over zee te vervoeren met een kustvaart. Het vervoer te water is een groot gemak voor de handel, waarvoor God geloofd moet worden, die de mens geleerd heeft er gebruik van te maken. Let er op hoe nauwkeurig Hiram de overeenkomst regelt: Salomo moet de plaats aanwijzen, waar het hout afgeleverd moet worden, en daarom neemt Hiram op zich het te doen brengen, en hij staat in voor het veilig vervoer. Evenals de Sidoniërs de Israëlieten overtroffen in het bewerken van hout, zo overtroffen zij hen ook in zeevaartkunde, want Tyrus en Sidon "woonden aan de ingangen van de zee" Ezechiël 27:3, daarom waren zij het geschiktst om voor het vervoer te water te zorgen, "Tractant fabrilia fabri-Ieder zijn beroep."
Eindelijk: Als Hiram het werk op zich neemt, en al Salomo's wil doet met het hout, 1 Kings 5:8, dan verwacht hij terecht dat Salomo in staat voor het loon: gij zult ook mijn wil doen, dat gij mijn huis spijs geeft, 1 Kings 5:9, niet alleen aan de werklieden, maar ook aan mijn eigen gezin. Als Tyrus Israël voorziet van ambachtslieden, dan zal Israël Tyrus voorzien van koren, Ezechiël 27:17. Aldus heeft door de wijze beschikking van de voorzienigheid het ene land het andere nodig, opdat er onderlinge gemeenschap met en afhankelijkheid van elkaar zij tot eer van God, ons aller Vader.
Verzen 10-18
1 Koningen 5:10-18I. Hier is: de vervulling van de overeenkomst tussen Salomo en Hiram, beide partijen kwamen na wat zij op zich genomen hadden.
1. Hiram leverde aan Salomo het hout overeenkomstig het verdrag, dat hij had aangegaan, 1 Kings 5:10. De bomen waren Salomo's eigendom, maar, misschien-"Materiam superabat opus was het werk van meer waardij dan het hout." Daarom wordt gezegd dat Hiram aan Salomo het hout gaf.
2. Salomo leverde aan Hiram het koren, dat hij hem beloofd had, 1 Kings 5:11. Laat aldus gerechtigheid nagejaagd worden, zoals de uitdrukking luidt in Deuteronomy 16:20, gerechtigheid van weerszijden bij iedere overeenkomst.
II. Hierdoor werd de vriendschap tussen hen bevestigd. God gaf aan Salomo wijsheid, 1 Kings 5:12, dat was meer en beter dan iets dat Hiram voor hem deed of hem geven kon, maar dit maakte dat Hiram hem beminde, en stelde Salomo in staat om gebruik te maken van zijn vriendelijkheid, zodat zij beide bereid waren om hun wederzijdse genegenheid te doen rijpen in een verbond, opdat zij duurzaam zou zijn. Het is wijsheid om onze vriendschap te versterken met hen, die wij eerlijk en trouw bevinden, uit vrees dat nieuwe vrienden niet zo standvastig en zo vriendelijk bevonden zullen worden als de oude geweest zijn.
III. De arbeiders, die Salomo gebruikte om de materialen te bereiden voor de tempel.
1. Sommigen van hen waren Israëlieten, die gebruikt werden voor het lichtere en meer eervolle deel van het werk, het vellen van bomen en het helpen om ze te fatsoeneren en te voegen, in samenwerking met de knechten van Hiram. Hiervoor stelde hij dertig duizend man aan, maar gebruikte slechts tien duizend tegelijk, zodat zij op een maand arbeid twee maanden vacantie hadden, beide om uit te rusten, en om hun eigen zaken te behartigen, 1 Kings 5:13, 1 Kings 5:14. Het was tempeldienst, maar Salomo draagt zorg dat zij zich niet overwerken, voorname lieden moeten bedenken dat hun dienaren even goed rust nodig hebben als zijzelf.
2. Anderen waren gevangenen uit andere volken, die de lasten moesten dragen en de stenen moesten houwen, 1 Kings 5:15, en wij lezen niet dat dezen, evenals de anderen, hun rusttijden hadden, want zij waren tot dienstbaarheid veroordeeld.
3. Sommigen werden gebruikt als bestuurders en opzichters, 1 Kings 5:16, drie duizend en drie honderd, die heerschappij hadden over het volk, en deze waren even nodig en nuttig op hun plaats als de arbeiders op de hunne. Hier werden vele handen en vele ogen gebruikt, want er moesten nu toebereidselen worden gemaakt, niet alleen voor de tempel, maar voor alle andere gebouwen van Salomo, beide te Jeruzalem en hier in het woud van de Libanon, en in andere plaatsen van zijn gebied, zie 1 Kings 9:17. Hij spreekt van zijn grote werken, Ecclesiastes 2:4. Ik maakte mij grote werken, waarvoor dit grote getal werklieden nodig was.
IV. De grondlegging van de tempel, want dat is het gebouw, waar zijn hart voornamelijk op gezet is, 1 Kings 5:17, 1 Kings 5:18. Salomo zelf schijnt tegenwoordig te zijn geweest bij het leggen van het fundament des tempels en het bestuur er van gehad te hebben, en het schijnt dat de eerste steen (zoals gewoonlijk bij voorname gebouwen) met enige plechtigheid gelegd is geworden. Als nu de koning het gebood, zo voerden zij grote stenen toe, kostelijke stenen, gehouwen stenen om de grond van dat huis te leggen. Hij wilde alles doen zoals hijzelf was, met grootheid en edelmoedigheid, en daarom wilde hij sommigen van de kostelijkste stenen gelegd, of liever begraven, hebben in het fundament, ofschoon, daar zij buiten het gezicht bleven, ook minder kostbare gebruikt hadden kunnen worden. Christus, die tot een grondsteen gelegd is, is een beproefde, kostelijke hoeksteen. en de fundamenten van de kerk worden gezegd gelegd te zijn op saffieren, Isaiah 54:11, vergelijk Revelation 21:19. De oprechtheid, die onze Evangelievolmaaktheid is verplicht ons om een vast fundament te leggen en de meeste zorg te wijden aan dat deel van onze Godsdienst, dat buiten het gezicht van de mensen is.
Verzen 10-18
1 Koningen 5:10-18I. Hier is: de vervulling van de overeenkomst tussen Salomo en Hiram, beide partijen kwamen na wat zij op zich genomen hadden.
1. Hiram leverde aan Salomo het hout overeenkomstig het verdrag, dat hij had aangegaan, 1 Kings 5:10. De bomen waren Salomo's eigendom, maar, misschien-"Materiam superabat opus was het werk van meer waardij dan het hout." Daarom wordt gezegd dat Hiram aan Salomo het hout gaf.
2. Salomo leverde aan Hiram het koren, dat hij hem beloofd had, 1 Kings 5:11. Laat aldus gerechtigheid nagejaagd worden, zoals de uitdrukking luidt in Deuteronomy 16:20, gerechtigheid van weerszijden bij iedere overeenkomst.
II. Hierdoor werd de vriendschap tussen hen bevestigd. God gaf aan Salomo wijsheid, 1 Kings 5:12, dat was meer en beter dan iets dat Hiram voor hem deed of hem geven kon, maar dit maakte dat Hiram hem beminde, en stelde Salomo in staat om gebruik te maken van zijn vriendelijkheid, zodat zij beide bereid waren om hun wederzijdse genegenheid te doen rijpen in een verbond, opdat zij duurzaam zou zijn. Het is wijsheid om onze vriendschap te versterken met hen, die wij eerlijk en trouw bevinden, uit vrees dat nieuwe vrienden niet zo standvastig en zo vriendelijk bevonden zullen worden als de oude geweest zijn.
III. De arbeiders, die Salomo gebruikte om de materialen te bereiden voor de tempel.
1. Sommigen van hen waren Israëlieten, die gebruikt werden voor het lichtere en meer eervolle deel van het werk, het vellen van bomen en het helpen om ze te fatsoeneren en te voegen, in samenwerking met de knechten van Hiram. Hiervoor stelde hij dertig duizend man aan, maar gebruikte slechts tien duizend tegelijk, zodat zij op een maand arbeid twee maanden vacantie hadden, beide om uit te rusten, en om hun eigen zaken te behartigen, 1 Kings 5:13, 1 Kings 5:14. Het was tempeldienst, maar Salomo draagt zorg dat zij zich niet overwerken, voorname lieden moeten bedenken dat hun dienaren even goed rust nodig hebben als zijzelf.
2. Anderen waren gevangenen uit andere volken, die de lasten moesten dragen en de stenen moesten houwen, 1 Kings 5:15, en wij lezen niet dat dezen, evenals de anderen, hun rusttijden hadden, want zij waren tot dienstbaarheid veroordeeld.
3. Sommigen werden gebruikt als bestuurders en opzichters, 1 Kings 5:16, drie duizend en drie honderd, die heerschappij hadden over het volk, en deze waren even nodig en nuttig op hun plaats als de arbeiders op de hunne. Hier werden vele handen en vele ogen gebruikt, want er moesten nu toebereidselen worden gemaakt, niet alleen voor de tempel, maar voor alle andere gebouwen van Salomo, beide te Jeruzalem en hier in het woud van de Libanon, en in andere plaatsen van zijn gebied, zie 1 Kings 9:17. Hij spreekt van zijn grote werken, Ecclesiastes 2:4. Ik maakte mij grote werken, waarvoor dit grote getal werklieden nodig was.
IV. De grondlegging van de tempel, want dat is het gebouw, waar zijn hart voornamelijk op gezet is, 1 Kings 5:17, 1 Kings 5:18. Salomo zelf schijnt tegenwoordig te zijn geweest bij het leggen van het fundament des tempels en het bestuur er van gehad te hebben, en het schijnt dat de eerste steen (zoals gewoonlijk bij voorname gebouwen) met enige plechtigheid gelegd is geworden. Als nu de koning het gebood, zo voerden zij grote stenen toe, kostelijke stenen, gehouwen stenen om de grond van dat huis te leggen. Hij wilde alles doen zoals hijzelf was, met grootheid en edelmoedigheid, en daarom wilde hij sommigen van de kostelijkste stenen gelegd, of liever begraven, hebben in het fundament, ofschoon, daar zij buiten het gezicht bleven, ook minder kostbare gebruikt hadden kunnen worden. Christus, die tot een grondsteen gelegd is, is een beproefde, kostelijke hoeksteen. en de fundamenten van de kerk worden gezegd gelegd te zijn op saffieren, Isaiah 54:11, vergelijk Revelation 21:19. De oprechtheid, die onze Evangelievolmaaktheid is verplicht ons om een vast fundament te leggen en de meeste zorg te wijden aan dat deel van onze Godsdienst, dat buiten het gezicht van de mensen is.