Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Zacharia 6

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ZACHARIA 6

Wij hebben allen het meest mogelijke belang bij de twee rijken van leiding en genade en daarom is het zaak ons er mee bekend te maken daar al onze tijdelijke belangen noodzakelijkerwijs onderworpen zijn aan de goddelijke voorzienigheid, en al onze geestelijke en eeuwige belangen afhankelijk van de goddelijke genade, en deze twee worden ons in dit hoofdstuk voorgesteld-de eerste door een visioen, de tweede door een voorbeeld. Hier is,

I. God, als koning van de volken, die over de wereld heerscht door de dienst van de engelen, in het visioen van de vier wagens, Zechariah 6:1.

II. God, als koning van de heiligen, die de kerk regeert door bemiddeling van Christus, in de gedaante van Jozua, de hogepriester, die gekroond wordt, als de plechtigheid afgelopen is, wordt dit verklaard met het oog on Christus Zechariah 6:9.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ZACHARIA 6

Wij hebben allen het meest mogelijke belang bij de twee rijken van leiding en genade en daarom is het zaak ons er mee bekend te maken daar al onze tijdelijke belangen noodzakelijkerwijs onderworpen zijn aan de goddelijke voorzienigheid, en al onze geestelijke en eeuwige belangen afhankelijk van de goddelijke genade, en deze twee worden ons in dit hoofdstuk voorgesteld-de eerste door een visioen, de tweede door een voorbeeld. Hier is,

I. God, als koning van de volken, die over de wereld heerscht door de dienst van de engelen, in het visioen van de vier wagens, Zechariah 6:1.

II. God, als koning van de heiligen, die de kerk regeert door bemiddeling van Christus, in de gedaante van Jozua, de hogepriester, die gekroond wordt, als de plechtigheid afgelopen is, wordt dit verklaard met het oog on Christus Zechariah 6:9.

Verzen 1-15

Zacharia 6:1-15

De profeet is begeerig dit visioen te ontvangen, en, alsof hij het verwacht, heft hij zijn ogen weer op en ziet. Hoewel dit zijn zevende visioen was, dacht hij niet, dat hij al genoeg had gehad, want hoe meer wij van God en Zijn wil weten, als wij die recht kennen, des te meer verlangend zullen wij zijn, om beter met God bekend te worden. Ziehier het gezicht, dat de profeet had, van de vier wagens, getrokken door paarden van verschillende kleur, en tevens de uitlegging van het gezicht, Zechariah 6:1..Hij had niet lang gekeken, voordat hij zag, wat de moeite van `t zien waard was, en, wat strekken zou tot grote bemoediging van hem zelf en zijn vrienden, op deze duistere dag. Wij verkeren geheel in `t onzekere omtrent de bedoeling van dit visioen. Sommigen vatten de vier wagens op als de vier wereldrijken, en dan lezen zij, Zechariah 6:5:deze zijn de vier winden des hemels, en veronderstellen, dat het een toespeling is op Daniel 7:2, waar Daniël in een gezicht de vier winden des hemels op de grote zee ziet voortbreken, welke de vier wereldrijken voorstellen. Naar hun meening wordt het Babylonische rijk voorgesteld door de rode paarden die later niet vermeld worden, omdat dat rijk nu niet meer bestaat. De tweede wagen met de zwarte paarden is het Perzische rijk, dat van het Noorden tegen het Babylonische rijk voortkwam, en Gods Geest heeft doen rusten in het Noorderland, door Zijn oordeelen over Babel te brengen en de Joden uit hun gevangenschap te bevrijden. De witte paarden, de Grieken, gaan uit hen achterna in het noorden, want zij vernietigen het Perzische rijk. De hagelvlekkige paarden, de Romeinen, die het Grieksche rijk veroverden, gaan uit naar het Zuiderland, omdat Egypte, dat zuidelijk lag, het laatste overblijfsel van het Grieksche rijk was, dat door de Romeinen onderworpen werd. De sterke paarden waren bij de hagelvlekkige geweest, maar later gingen zij afzonderlijk, hieronder verstaat men de de Gothen en Vandalen, die met hun overwinnende legers de aarde doorwandelen, of de Seleuciden en Ptolemeën, onder wie het Griekse rijk verdeeld werd. Aldus Grotius en anderen.

Maar ik ben eerder geneigd, dit visioen meer in `t algemeen te verstaan, als een voorstelling van het rijk van de Voorzienigheid in haar bestuur over deze lagere wereld. De engelen worden dikwijls Gods wagens genoemd, als in Psalms 68:17, Psalms 18:10. De verschillende leidingen van God betreffende volken en kerken worden voorgesteld door de verschillende kleuren van paarden, Revelation 6:2,Revelation 6:4,Revelation 6:5,Revelation 6:8. Wij kunnen hier dus opmerken,

1. Dat de raad en besluiten van God de bron en oorsprong van alle gebeurtenissen zijn, en die zijn onbewegelijk, als bergen van koper. De wagens kwamen uit van tussen die bergen, want God volbrengt wat over ons besloten is, Zijn besluiten zijn het origineel en Zijn daden daarvan de kopie, Hij doet alles naar de raad van Zijn welbehagen. Wij kunnen even goed de bergen in onze armen nemen, als de goddelijke raad met ons beperkt verstand begrijpen, en even licht bergen van koper verwijderen als een van Gods plannen veranderen, want wat Zijn ziel begeert dat zal Hij doen. Alle leidingen Gods met ons, zoowel in algemeen als bijzondere zaken, moeten wij van tussen de bergen van koper zien uitgaan, en daarom moeten wij inzien, dat het evenzeer dwaas is er mee te twisten als onze plicht er in te berusten. Wie kan tot God zeggen: Wat doet Gij, of Waarom doet Gij het? Acts 2:23, Acts 4:28.

2. Dat God Zijn besluiten uitvoert door het werk van de Voorzienigheid, dat als wagens is, waarin Hij rijdt als een vorst in een open rijtuig om Zijn heerlijkheid aan de wereld te tonen, waarop Hij als op een strijdwagen rijdt, overwinnende en opdat Hij overwinne, en triomferende over alle vijanden van Zijn heerlijkheid en Zijn bestuur. God is groot en verschrikkelijk in Zijn daden, Psalms 66:3, en daarin zien wij de gangen van onze God, onze koning, Psalms 68:25. Zijn leidingen zijn snel en sterk als wagens, maar alle bestuurd en geregeerd door Zijn oneindige wijsheid en Zijn souvereine wil, als wagens door hun voerlieden.

3. Dat de heilige engelen de dienaren zijn van Gods leiding, en door Hem gebruikt werden als de hemelse heerscharen, tot uitvoering van Zijn raad onder de inwoners van de aarde, zij zijn de wagens, of, wat op hetzelfde neerkomt, zij zijn de paarden, die de wagens trekken, groot in kracht en macht, en die, als het paard, dat God zelf beschrijft, Job 39:22, enz. met donder bekleed zijn, zelf verschrikkelijk zijn, maar de vrees belachen, zij zijn vurige paarden en vurige wagenen, die de een profeet ten hemel voeren, en de anderen op de aarde beschermen. Zij zijn zo opmerkzaam op en gehoorzaam aan de wil van God als gedresseerde paarden aan hun berijder of menner. Niet dat God hen of hun diensten nodig heeft, maar het behaagt Hem er gebruik van te maken, om hen te eren en ons vertrouwen in Zijn leiding aan te moedigen

4. Dat de daden van de Voorzienigheid een verschillend gelaat hebben en dat de gedaante van de tijden dikwijls verandert. De paarden van de eerste wagen waren rood, wat oorlog en bloedvergieten betekent, bloed tot aan de tomen van de paarden, Revelation 14:20. Die van de tweede wagen waren zwart, wat de droeve, sombere gevolgen van de oorlog betekent, hij dompelt alles in rouw, verwoest alles, veroorzaakt hongersnood, pestilentie en verwoesting en doet hele landen verkwijnen. Die voor de derde wagen waren wit, wat de terugkeer van troost en vrede en voorspoed na deze duistere en sombere tijden betekent: al geeft God de kinderen van de mensen smart, toch zal Hij medelijden hebben. Die voor de vierde wagen waren van een gemengde kleur, hagelvlekkig, dat wil zeggen sommige zus en andere zo gevlekt, wat verschillende gebeurtenissen betekent, en afwisselende dagen, een dag van voorspoed, de n als tegenwicht van de ander. De beker van de Voorzienigheid is vol van mengeling, Psalms 75:8.

5. Dat al de werktuigen van de Voorzienigheid, en alle gebeurtenissen van God komen, en van Hem opdracht en bevelen ontvangen, Zechariah 6:5:Deze zijn de vier geesten des hemels, of de vier winden, die schijnen te blazen naar welgevallen uit de verschillende streken van het kompas, maar God heeft ze in Zijn vuisten en brengt ze voort uit Zijn schatkamers. Of liever, deze zijn de engelen, uitgaande van waar zij stonden voor de Heer van de ganse aarde, om Hem op Zijn werken te dienen en Zijn heerlijkheid in de hogere wereld te zien, wat hun gelukzaligheid is, en Zijn eer te dienen in deze lagere wereld, wat hun bezigheid is. Zij staan voor Hem, als de Heer van de ganse aarde, om bevelen van Hem te ontvangen en Hem verantwoording te doen van hun diensten op deze aarde, want dat alles behoort tot Zijn rechtsgebied. Maar, als Hij het beveelt, gaan zij uit als boodschappers van Zijn raad en dienaren van Zijn rechtvaardigheid en barmhartigheid. De verborgen invloed en aandrang op de geest des mensen, waardoor de plannen van de Voorzienigheid worden uitgevoerd, dat zijn, naar de mening van sommigen, deze vier Geesten des hemels, die van God uitgaan en vervullen, wat Hij beslist, die de God van de geesten van alle vlees is.

6. Dat er een bewonderenswaardige harmonie in de voorzienigheid Gods is, en dat de een gebeurtenis een tegenwicht vormt tegen de andere, Zechariah 6:6:De zwarte paarden gaan uit, en veroorzaken zeer duistere en droeve gebeurtenissen, die het uitzicht van iedereen en alles donker maken, maar de witte gaan hen achterna, en brengen blijdschap aan de treurenden, en door een verandering in de loop van de gebeurtenissen doen zij hen opnieuw een vrolijk uitzicht krijgen. Zo handelt God met Zijn kerk en Zijn volk: als de zwarte paarden uitgaan, dan volgen daarop de witte, want waar het lijden overvloedig is, daar is de vertroosting veel overvloediger. 7. Dat het algemeen uiterlijk voorkomen van de goddelijke voorzienigheid bont en gemengd is. De hagelvlekkige paarden waren voor de vierde wagen, en, hoewel zij eerst naar het Zuiderland gingen, gingen zij daarna voort om het land, d.w.z.de aarde, te doorwandelen, zoals hun bevolen was, Zechariah 6:7. Als wij de aarde doorwandelen, zullen wij bevinden, dat de beschikkingen van de Voorzienigheid noch alle zwart, noch alle wit, maar gemengd van kleur zijn, zwart en wit. Dat is de wereld, waarin wij leven, maar de toekomende wereld is onvermengd. Hier zingen wij ter zelfder tijd van goedertierenheid en recht, Psalms 101:1, en doen ons best, ons te schikken naar Gods wil en bedoeling in Zijn gemengde leidingen, en verblijden ons over onze vertroostingen als die zich niet verblijden, omdat zij haar schaduwzijde hebben, en wenen over onze beproevingen, als die niet wenen, omdat er zooveel goedertierenheid in gemengd is.

8. Dat God een welbehagen heeft in Zijn leidingen, Zechariah 6:8:Zij hebben Mijn Geest doen rusten, die zwarte paarden, die buitengewone oordelen betekenen, en die witte, die buitengewone verlossingen betekenen, beide gingen zij uit naar het Noorderland, terwijl de gewone gemengde leidingen over de hele wereld gingen. Deze hebben Mijn Geest in het Noorderland doen rusten, wat in de laatste tijd het meest belangrijke toneel is geweest van kerkelijke gebeurtenissen, d.w.z. door deze ongewone verschijningen en handelingen van Gods voorzienigheid is Zijn toorn aan de vijanden van de kerk geopenbaard, en zijn Zijn gunsten aan de kerk geschonken, wat beide lang uitgesteld was, en in beide heeft God Zijn wil vervuld, Zijn woord volbracht, en zodoende Zijn Geest doen rusten. God had lust aan haar om Zijner gerechtigheid wil, en zoals Hij zegt, Isaiah 1:24, heeft Hij zich getroost.

God sprak niet alleen vele malen, maar ook op velerlei wijze, in vroegere tijden door de profeten tot Zijn kerk. In het eerste deel van dit hoofdstuk sprak Hij door een visioen, dat alleen de profeet zelf zag, hier in het tweede deel spreekt Hij door een teken, of voorbeeld, dat velen zagen, en dat, zoals het uitgelegd werd, een heerlijke voorspelling was van de Messias, als de priester en koning van Zijn kerk. Ziehier,

I. De betekenende plechtigheid, die God beval, en dat was de kroning van Jozua, de hogepriester, Zechariah 6:10,.

II. Het is opmerkelijk, dat er twee eminente voorbeelden van Christus in het Oude Testament voorkomen, beide Jozua geheten, wat dezelfde naam is als Jezus, en in de Septuaginta en het Nieuwe Testament door Jezus weergegeven is, Acts 7:45- Jozua, de veldoverste, een voorbeeld van Christus, de Overste van onze verlossing, en Jozua, de hogepriester, een voorbeeld van Christus, de hogepriester van onze belijdenis, en beide, in hun tijd, verlossers en leiders in Kanan. Bij Jozua, de hogepriester, is deze bijzonderheid dat hem op goddelijk bevel met deze bedoeling iets gedaan werd, dat hij een voorbeeld van Christus zou zijn, een priester naar de ordening van Melchizedek, die beide, een koning en een priester was. Jozua was in `t geheel niet begerig naar een kroon en het volk evenmin naar een gekroond hoofd, maar, tot grote verrassing van beide, wordt de profeet gelast Jozua te kronen, alsof hij koning was. En terwijl Zerubbabels wijsheid en vroomheid beletten, dat hij er enige aanstoot aan nam alsof het een mededinger van hem was, belette Gods leiding dat de koningen van Perzië argwaan kregen, dat de bedoeling daarvan een opstand tegen hun gezag was. Als wij zeker zijn, dat wij doen wat Gods wil is, als in dit geval, dan kunnen wij het misnoegen van mensen wel afwachten. 1. Er waren enige Joden van Babel gekomen, die een offer brachten naar het huis Gods, enigen van de gevankelijk weggevoerden, die hier tot hun eer genoemd worden, die uit Babel kwamen om Jeruzalem te bezoeken. Zij hadden Babel voor goed vaarwel moeten zeggen, en zich bij hun broeders in hun eigen land moeten vestigen, en voor hun nalatigheid en onverschilligheid, dat zij dat niet deden dachten zij door dit bezoek verzoening te doen. Misschien kwamen zij als gezanten van de Joden te Babel, die daar gemakkelijk en in overvloed leefden, en horende, dat de tempelbouw langzaam voortging bij gebrek aan geld, zonden zij een offer van goud en zilver ten dienste van het huis Gods. Die om de grote afstand of om andere redenen een goed werk niet in persoon kunnen bevorderen, moeten naar dat zij er toe in staat zijn, dat door hun geld bevorderen, terwijl sommigen hun handen geven, moeten anderen die vullen.

2. Tijd en plaats worden de profeet aangegeven om hen te ontmoeten. Zij dachten hun geschenk aan de priester te brengen, Gods gewone dienaars, maar God heeft een buitengewone, een profeet, die bereid is hen en hun geschenk te ontvangen, wat een bemoediging zou zijn voor hen in hun gevangenschap, daar zij voor vaak geklaagd hebben: Wij zien onze tekenen niet, daar is geen profeet meer die hen en anderen zou uitnodigen zich opnieuw in hun eigen land te vestigen, dat toen op zichzelf begon te lijken, als een heilig land, toen de Geest van de profetie er in herleefd was. Zacharia werd bevolen hen dezelfde dag te ontmoeten, dat zij kwamen, want als zij aangekomen waren, zouden zij geen tijd verliezen, maar hun offer terstond aanbieden, er hen te verwelkomen, en hun te verzekeren, dat God hun geschenken aannam. Hij moest hen ontmoeten in het huis van Josia, de zoon van Zefanja, die waarschijnlijk algemeen rentmeester was voor de tempel, en zijn schatten bewaarde. Zij brachten hun goud en zilver, om in de tempel gebruikt te worden, maar God beval het te gebruiken ter ere van En, meer dan de tempel, Matthew 12:6.

3. Er moeten kronen gemaakt worden, en op het hoofd van Jozua gezet, Zechariah 6:11. Verondersteld wordt, dat er twee kronen gemaakt werden, n van goud en n van zilver, de laatste, vrezen sommigen, betekende zijn priesterlijke waardigheid, de eerste zijn koninklijke waardigheid. Of liever, daar hij reeds priester was, en een kroon van goud, van zuiver goud had, als symbool van zijn macht en waardigheid als priester, betekenen deze kronen van zilver en goud beide de koninklijke waardigheid, waarbij dan de zilveren kroon misschien bestemd was om het koninkrijk van de Messias af te beelden, terwijl Hij hier op aarde was, want toen was Hij de koning Israëls, John 1:50, meer de gouden kroon Zijn koninkrijk in Zijn verheerlijkten staat, welks heerlijkheid die van het eerste even ver overtrof als het goud het zilver overtreft. De zon schijnt als goud, als zij uitgaat in haar kracht, en de stralen van de maan noemen wij zilveren stralen als zij heerlijk voortgaat. Die zon en maan hadden vereerd, zullen nu neervallen voor de gouden en zilveren kronen van de verheerlijkten Verlosser, voor Wie de zon beschaamd, en de maan schaamrood zal zijn, daar zij beide in laster overtroffen worden.

II. De verklaring, die God van deze plechtigheid gaf. Iedereen zou willen vragen: "Wat is de bedoeling van Jozua's kroning?" En de profeet is volkomen bereid, hun de bedoeling te zeggen. Dit sprekende teken is de inleiding tot een voorspelling, en het teken werd gebruikt om er te meer de aandacht op te vestigen en opdat men ze te beter onthouden zou. De inhoud van de belofte is,

1. Dat God in de volheid des tijds een hogepriester zou opwekken, als Jozua. Zeg tot Jozua, dat hij slechts het voorbeeld is van En, die komen zal. een flauwe schaduw van Hem, Zechariah 6:12 : Spreek tot hem in de naam van de Heer der heerscharen, dat een man, wiens naam is Spruit, uit zijn plaats spruiten zal, uit Bethlehem, de stad Davids de plaats voor Zijn geboorte bestemd, al is het geslacht een wortel in dorre aarde, toch zal deze Spruit er uit ontkiemen, evenals in de lente, bij de terugkeer van de zon, de bloemen uit haar wortel ontspruiten, waarin zij begraven lagen, uit het oog uit het hart. Hij zal uit zichzelf spruiten, zo lezen sommigen, "propria virtute-door zijn eigen levenskracht," Hij zal verheerlijkt worden in zijn eigen kracht.

2. Dat, zoals Jozua een werkzaam, nuttig werktuig was bij de tempelbouw, deze man, deze Spruit de opperste bouwmeester, de enige bouwmeester van de geestelijken tempel, de kerk van het Evangelie, zal zijn. Hij zal de Tempel des Heeren bouwen, en dit wordt herhaald, Zechariah 6:13 :Hij zal de Tempel des Heeren bouwen. Hij zal uitspruiten om het goede te doen, om een werktuig van des Heeren heerlijkheid te zijn en een grote zegen voor de mensheid te zijn. De kerk van het evangelie is de tempel des Heeren, een geestelijk huis 1 Peter 2:5, een heilige tempel, Efeziers 2:21. In de tempel openbaarde God zich aan Zijn volk, en daar werd Hij door Zijn volk gediend en ontving Hij hun hulde, zo schijnt in de kerk van het Evangelie het licht van de goddelijke openbaring door het Woord, en daar worden de geestelijke offeranden gebracht van gebed en dankzegging. Christus is niet alleen het fundament, maar ook de grondlegger van deze tempel, door Zijn geest en genade.

3. Dat Christus de heerlijkheid dragen zal. Heerlijkheid is een lust, maar niet te zwaar voor Hem, die alle dingen staande houdt. Het kruis was Zijn heerlijkheid, en dat heeft Hij gedragen, zo was Zijn kroon een uitnemend gewicht van de heerlijkheid, en dat draagt Hij. De heerschappij is op Zijn schouders, en daarin draagt Hij de heerlijkheid, Isaiah 9:5. Men zal aan Hem hangen alle heerlijkheid van het huis Zijns vaders, Isaiah 22:24. Hem komt het toe en Hij is "par negotio-tegen Zijn taak opgewassen." De heerlijkheid van het priesterschap en het koningschap was verdeeld geweest tussen het huis van Aron en dat van David, maar nu zal Hij alleen al de heerlijkheid van beide dragen. Wat Hij dragen, wat Hij op zich nemen zal, zal inderdaad de heerlijkheid van Israël zijn, en daarop moeten zij wachten, en in `t vooruitzicht daarop moeten zij tevreden zijn met het gemis van die uiterlijke heerlijkheid, die zij vroeger hadden. Hij zal zo'n grote heerlijkheid dragen, dat de heerlijkheid van het laatste huis groter zal zijn dan die van het eerste. Hij zal de heerlijkheid verheffen zo kan men lezen, de heerlijkheid van Israël was neergeworpen en vertreden, maar zij zal verrijzen uit het stof.

4. Dat Hij een troon zal hebben en beide, priester en koning op die troon zal zijn. Een troon betekent beide, waardigheid en heerschappij, een verheven eer met uitgebreide macht.

a. Deze priester zal koning zijn, en zijn ambt als priester zal geen verkleining zijn van zijn waardigheid als koning: Hij zal zitten en heersen op Zijn troon. Christus leeft eeuwig als priester om onze Middelaar te zijn, maar Hij doet dat, zittende ter rechterhand Zijns Vaders, als En, die bekleed is met gezag, Hebrews 8:1. Wij hebben zo'n Hogepriester als Israël nimmer had, want Hij is gezeten aan de rechterhand van de troon van de Majesteit in de hemelen, wat Zijn bemiddeling een krachtdadige uitwerking verzekert, Hij, die voor ons verschijnt binnen het voorhangsel, is En, die daar zit en heerst. Christus, die het ambt ontvangen heeft om offeranden voor ons te offeren, heeft macht ontvangen om ons westen te geven. Hij zal ons niet verlossen, tenzij wij bereid zijn, dat Hij over ons regeren zal. God heeft Hem een troon in de hemelen bereid, en, als wij daar enig voordeel van willen hebben, moeten wij Hem een troon in onze harten bereiden, en bereid en blijde zijn, dat Hij op die troon zitten en heersen zal, en iedere gedachte binnen in ons moet tot gehoorzaamheid aan Hem gebracht worden. b. Deze koning zal een priester zijn, een priester op zijn troon. Met de majesteit en macht van een koning zal Hij de tederheid en eenvoud van een priester hebben, die, daar hij uit de mensen genomen is, voor de mensen gesteld is, en medelijden kan hebben met de onwetenden, Hebrews 5:12. In alle handelingen van Zijn regering als koning volgt Hij de bedoelingen van Zijn genade als priester. Daarom moeten zij, die de Zijnen zijn, niet met schrik en verbazing naar Zijn troon zien, al is het een troon van heerlijkheid en een troon des gerichts, want, evenals er een regenboog rondom de troon is, zo ook is Hij een priester op Zijn troon.

5. Dat de raad des vredes tussen die beide zal wezen. Dat wil zeggen,

a. Tussen de Heer en de Man, genaamd Spruit, tussen de Vader en de Zoon, de raad betreffende de vrede, tussen God en mens te maken door de bemiddeling van Christus, zal door de oneindige Wijsheid opgenomen worden, dat wil zeggen zal blijken opgenomen te zijn, in het verbond van de verlossing, Vader en Zoon verstonden elkaar volmaakt in die zaak. Of liever,

b. Tussen de priester en de koning, tussen het priesterlijk en het koninklijk ambt van Jezus Christus. De Man, genaamd Spruit, moet uitspruiten om een raad des vredes, vrede op aarde, uit te voeren, en met dat doel, vrede maken met de hemel. Gods gedachten over ons zijn gedachten des vredes, en om die uit te voeren, verhief Hij Zijn zoon Christus Jezus om beide Vorst en Zaligmaker te zien, Hij gaf Hem een troon, maar onder deze voorwaarde, dat Hij priester op Zijn troon zou zijn, en door de waarneming van die twee ambten, van priester en koning, die grote taak volbrengen zou van de verzoening van de mensen met God en zijn zaligheid in God. Sommigen menen, dat dit een toespeling is op het vroeger bestuur van de Joodse staat, waarin de koning en de priester, twee verschillende ambtenaren, met elkander raadpleegden, tot instandhouding van vrede en voorspoed in kerk en staat, zoals Zerubbabel en Jozua nu deden. Ik mag er wel aan toevoegen, met de profeten Gods, die hen ondersteunden. Zo zal ook de vrede en het welzijn van de kerk van het Evangelie gewerkt worden, hoewel niet door twee onderscheiden personen, toch uit kracht van twee onderscheiden ambten, die in een persoon verenigd zijn-namelijk Christus, die alle vrede koopt door Zijn priesterschap en die in stand houdt en verdedigt door Zijn koninkrijk, aldus Pemble. En Zijn profetisch ambt is bij dit grote plan dienstbaar aan beide.

6. Dat Joden en heidenen in de kerk van het Evangelie op gelukkige wijze verenigd zullen worden, en die eenheid zullen zij vinden in Christus, de Priester op Zijn troon, als het middelpunt van de kerk, Zechariah 6:15:Die verre zijn, zullen komen en bouwen aan de Tempel des Heeren. Sommigen passen dit toe op de doden, die ver weg waren te Babel, die achterbleven in gevangenschap, tot grote teleurstelling van hun broeders, die teruggekeerd waren, en hun hulp nodig hadden voor het bouwen van de tempel. Nu belooft God, dat velen van hen, en sommigen van andere volken daarenboven als bekeerlingen van de Joodsen godsdienst. zouden komen en de hand lenen tot het bouwen van de tempel, en dan zouden vele handen licht werk maken. De koningen van Perzië deden het hunne voor het bouwen van de tempel, Ezra 6:8, en het gereedschap van de tempel, Ezra 7:19, Ezra 7:20. En in later tijd hielpen Herodes de Grote en anderen, die vreemden waren, mee om de tempel te verfraaien en te verrijken. Maar het ziet verder, namelijk op de Tempel des Heeren, die de Man, genaamd Spruit, bouwen zou. De heidenen, vreemden die verre zijn, zullen helpen aan de bouw, want uit hen zal God predikers opwekken, die met Christus zullen medewerken aan de bouw, en alle bekeerlingen uit de heidenen zullen stenen zijn, die aan het gebouw worden toegevoegd, zodat het zal opwassen tot een heiligen tempel, Efeziers 2:20-22. Als Gods tempel gebouwd moet worden, kan Hij oproepen, die verre zijn, hen gebruiken bij het bouwen.

7. Dat de vervulling hiervan een krachtige bevestiging zal zijn van de waarheid van Gods woord: Gij zult weten, dat de Heer der heerscharen mij tot u gezonden heeft. De belofte dat die verre waren, komen zouden om hen bij het bouwen van de tempel te helpen, was als het ware het geven van een teken, daardoor konden zij zich verzekerd houden, dat de andere beloften te van zijn tijd vervuld zouden worden. Dit zou nu zeer spoedig vervuld worden, het was het al, want die hun vijanden en aanklagers geweest waren, werden, gehoorzaam aan des konings besluit, hun helpers, en deden ijverig wat hun tot bevordering van het werk bevolen werd te doen, en met behulp daarvan werd het werk voortgezet en voltooid, zie Ezra 6:13, Ezra 6:14. Door deze verrassende hulp, die zij van verre ontvingen voor het bouwen van de tempel zouden zij weten, dat Zacharia, die het hun te voren gezegd had, door God gezonden was, en dat daarom zijn woord van de Man, genaamd Spruit, vervuld zou worden.

8. Dat deze beloften een krachtige aansporing tot gehoorzaamheid waren: "Dit zal geschieden, dit is: gij zult hulp hebben bij het bouwen van de tempel, indien gij vlijtig zult horen naar de stem van de Heer uw God. Gij zult de hulp van vreemden hebben bij het bouwen van de tempel, als gij er zelf maar in volle ernst aan begint." De hulp van anderen, in plaats van een verontschuldiging te zijn voor onze traagheid, moest een aansporing zijn van onze ijver. "Gij zult het voordeel en de troost van al die beloften hebben, als gij ernst maakt met uw taak." Zij moeten weten, dat alles van hun goed gedrag afhangt, en, hoewel hun God hen tegemoet komt op de weg van de genade, kunnen zij niet verwachten, dat Hij er mee voort zal gaan, als zij zich niet voegen naar Zijn wetten. Wat God van ons verlangt, om ons bekwaam te maken voor Zijn gunst, is gehoorzaamheid aan Zijn geopenbaarde wil, en het moet een ijverige gehoorzaamheid zijn. Wij kunnen naar de stem Gods niet horen, zonder grote moeite en inspanning, en ook zal onze gehoorzaamheid door God niet aangenomen worden, als zij niet door ons gewerkt is.

III. De maatregel, die genomen werd, om de herinnering hieraan te bewaren. De kronen, die bij deze plechtigheid gebruikt werden, werden niet aan Jozua gegeven, maar moesten tot een gedachtenis in de tempel des Heren bewaard worden, Zechariah 6:14. Zij werden of bewaard inde schatkist van de tempel of, volgens de Joodse traditie, in de vensters van de tempel opgehangen, voor het oog van iedereen, "in perpetuam rei memoriam-tot een eeuwige gedachtenis," als een traditioneel bewijs van de belofte van de Messias, en deze typische handeling diende tot bevestiging van die belofte. De kronen werden overhandigd aan degenen, die er de grondstof voor geleverd hebben, en sommigen denken, dat hun namen op de kronen gegraveerd waren, om bewaard te worden als een openbaar getuigenis voor hun vrome mildheid en tot aanmoediging van anderen om op dezelfde wijze geschenken te brengen voor het huis Gods. Verschillende middelen werden gebruikt tot ondersteuning van het geloof van de Oudtestamentische heiligen, die wachtten op de vertroosting Israëls, totdat de tijd, de bestemde tijd kwam.

Verzen 1-15

Zacharia 6:1-15

De profeet is begeerig dit visioen te ontvangen, en, alsof hij het verwacht, heft hij zijn ogen weer op en ziet. Hoewel dit zijn zevende visioen was, dacht hij niet, dat hij al genoeg had gehad, want hoe meer wij van God en Zijn wil weten, als wij die recht kennen, des te meer verlangend zullen wij zijn, om beter met God bekend te worden. Ziehier het gezicht, dat de profeet had, van de vier wagens, getrokken door paarden van verschillende kleur, en tevens de uitlegging van het gezicht, Zechariah 6:1..Hij had niet lang gekeken, voordat hij zag, wat de moeite van `t zien waard was, en, wat strekken zou tot grote bemoediging van hem zelf en zijn vrienden, op deze duistere dag. Wij verkeren geheel in `t onzekere omtrent de bedoeling van dit visioen. Sommigen vatten de vier wagens op als de vier wereldrijken, en dan lezen zij, Zechariah 6:5:deze zijn de vier winden des hemels, en veronderstellen, dat het een toespeling is op Daniel 7:2, waar Daniël in een gezicht de vier winden des hemels op de grote zee ziet voortbreken, welke de vier wereldrijken voorstellen. Naar hun meening wordt het Babylonische rijk voorgesteld door de rode paarden die later niet vermeld worden, omdat dat rijk nu niet meer bestaat. De tweede wagen met de zwarte paarden is het Perzische rijk, dat van het Noorden tegen het Babylonische rijk voortkwam, en Gods Geest heeft doen rusten in het Noorderland, door Zijn oordeelen over Babel te brengen en de Joden uit hun gevangenschap te bevrijden. De witte paarden, de Grieken, gaan uit hen achterna in het noorden, want zij vernietigen het Perzische rijk. De hagelvlekkige paarden, de Romeinen, die het Grieksche rijk veroverden, gaan uit naar het Zuiderland, omdat Egypte, dat zuidelijk lag, het laatste overblijfsel van het Grieksche rijk was, dat door de Romeinen onderworpen werd. De sterke paarden waren bij de hagelvlekkige geweest, maar later gingen zij afzonderlijk, hieronder verstaat men de de Gothen en Vandalen, die met hun overwinnende legers de aarde doorwandelen, of de Seleuciden en Ptolemeën, onder wie het Griekse rijk verdeeld werd. Aldus Grotius en anderen.

Maar ik ben eerder geneigd, dit visioen meer in `t algemeen te verstaan, als een voorstelling van het rijk van de Voorzienigheid in haar bestuur over deze lagere wereld. De engelen worden dikwijls Gods wagens genoemd, als in Psalms 68:17, Psalms 18:10. De verschillende leidingen van God betreffende volken en kerken worden voorgesteld door de verschillende kleuren van paarden, Revelation 6:2,Revelation 6:4,Revelation 6:5,Revelation 6:8. Wij kunnen hier dus opmerken,

1. Dat de raad en besluiten van God de bron en oorsprong van alle gebeurtenissen zijn, en die zijn onbewegelijk, als bergen van koper. De wagens kwamen uit van tussen die bergen, want God volbrengt wat over ons besloten is, Zijn besluiten zijn het origineel en Zijn daden daarvan de kopie, Hij doet alles naar de raad van Zijn welbehagen. Wij kunnen even goed de bergen in onze armen nemen, als de goddelijke raad met ons beperkt verstand begrijpen, en even licht bergen van koper verwijderen als een van Gods plannen veranderen, want wat Zijn ziel begeert dat zal Hij doen. Alle leidingen Gods met ons, zoowel in algemeen als bijzondere zaken, moeten wij van tussen de bergen van koper zien uitgaan, en daarom moeten wij inzien, dat het evenzeer dwaas is er mee te twisten als onze plicht er in te berusten. Wie kan tot God zeggen: Wat doet Gij, of Waarom doet Gij het? Acts 2:23, Acts 4:28.

2. Dat God Zijn besluiten uitvoert door het werk van de Voorzienigheid, dat als wagens is, waarin Hij rijdt als een vorst in een open rijtuig om Zijn heerlijkheid aan de wereld te tonen, waarop Hij als op een strijdwagen rijdt, overwinnende en opdat Hij overwinne, en triomferende over alle vijanden van Zijn heerlijkheid en Zijn bestuur. God is groot en verschrikkelijk in Zijn daden, Psalms 66:3, en daarin zien wij de gangen van onze God, onze koning, Psalms 68:25. Zijn leidingen zijn snel en sterk als wagens, maar alle bestuurd en geregeerd door Zijn oneindige wijsheid en Zijn souvereine wil, als wagens door hun voerlieden.

3. Dat de heilige engelen de dienaren zijn van Gods leiding, en door Hem gebruikt werden als de hemelse heerscharen, tot uitvoering van Zijn raad onder de inwoners van de aarde, zij zijn de wagens, of, wat op hetzelfde neerkomt, zij zijn de paarden, die de wagens trekken, groot in kracht en macht, en die, als het paard, dat God zelf beschrijft, Job 39:22, enz. met donder bekleed zijn, zelf verschrikkelijk zijn, maar de vrees belachen, zij zijn vurige paarden en vurige wagenen, die de een profeet ten hemel voeren, en de anderen op de aarde beschermen. Zij zijn zo opmerkzaam op en gehoorzaam aan de wil van God als gedresseerde paarden aan hun berijder of menner. Niet dat God hen of hun diensten nodig heeft, maar het behaagt Hem er gebruik van te maken, om hen te eren en ons vertrouwen in Zijn leiding aan te moedigen

4. Dat de daden van de Voorzienigheid een verschillend gelaat hebben en dat de gedaante van de tijden dikwijls verandert. De paarden van de eerste wagen waren rood, wat oorlog en bloedvergieten betekent, bloed tot aan de tomen van de paarden, Revelation 14:20. Die van de tweede wagen waren zwart, wat de droeve, sombere gevolgen van de oorlog betekent, hij dompelt alles in rouw, verwoest alles, veroorzaakt hongersnood, pestilentie en verwoesting en doet hele landen verkwijnen. Die voor de derde wagen waren wit, wat de terugkeer van troost en vrede en voorspoed na deze duistere en sombere tijden betekent: al geeft God de kinderen van de mensen smart, toch zal Hij medelijden hebben. Die voor de vierde wagen waren van een gemengde kleur, hagelvlekkig, dat wil zeggen sommige zus en andere zo gevlekt, wat verschillende gebeurtenissen betekent, en afwisselende dagen, een dag van voorspoed, de n als tegenwicht van de ander. De beker van de Voorzienigheid is vol van mengeling, Psalms 75:8.

5. Dat al de werktuigen van de Voorzienigheid, en alle gebeurtenissen van God komen, en van Hem opdracht en bevelen ontvangen, Zechariah 6:5:Deze zijn de vier geesten des hemels, of de vier winden, die schijnen te blazen naar welgevallen uit de verschillende streken van het kompas, maar God heeft ze in Zijn vuisten en brengt ze voort uit Zijn schatkamers. Of liever, deze zijn de engelen, uitgaande van waar zij stonden voor de Heer van de ganse aarde, om Hem op Zijn werken te dienen en Zijn heerlijkheid in de hogere wereld te zien, wat hun gelukzaligheid is, en Zijn eer te dienen in deze lagere wereld, wat hun bezigheid is. Zij staan voor Hem, als de Heer van de ganse aarde, om bevelen van Hem te ontvangen en Hem verantwoording te doen van hun diensten op deze aarde, want dat alles behoort tot Zijn rechtsgebied. Maar, als Hij het beveelt, gaan zij uit als boodschappers van Zijn raad en dienaren van Zijn rechtvaardigheid en barmhartigheid. De verborgen invloed en aandrang op de geest des mensen, waardoor de plannen van de Voorzienigheid worden uitgevoerd, dat zijn, naar de mening van sommigen, deze vier Geesten des hemels, die van God uitgaan en vervullen, wat Hij beslist, die de God van de geesten van alle vlees is.

6. Dat er een bewonderenswaardige harmonie in de voorzienigheid Gods is, en dat de een gebeurtenis een tegenwicht vormt tegen de andere, Zechariah 6:6:De zwarte paarden gaan uit, en veroorzaken zeer duistere en droeve gebeurtenissen, die het uitzicht van iedereen en alles donker maken, maar de witte gaan hen achterna, en brengen blijdschap aan de treurenden, en door een verandering in de loop van de gebeurtenissen doen zij hen opnieuw een vrolijk uitzicht krijgen. Zo handelt God met Zijn kerk en Zijn volk: als de zwarte paarden uitgaan, dan volgen daarop de witte, want waar het lijden overvloedig is, daar is de vertroosting veel overvloediger. 7. Dat het algemeen uiterlijk voorkomen van de goddelijke voorzienigheid bont en gemengd is. De hagelvlekkige paarden waren voor de vierde wagen, en, hoewel zij eerst naar het Zuiderland gingen, gingen zij daarna voort om het land, d.w.z.de aarde, te doorwandelen, zoals hun bevolen was, Zechariah 6:7. Als wij de aarde doorwandelen, zullen wij bevinden, dat de beschikkingen van de Voorzienigheid noch alle zwart, noch alle wit, maar gemengd van kleur zijn, zwart en wit. Dat is de wereld, waarin wij leven, maar de toekomende wereld is onvermengd. Hier zingen wij ter zelfder tijd van goedertierenheid en recht, Psalms 101:1, en doen ons best, ons te schikken naar Gods wil en bedoeling in Zijn gemengde leidingen, en verblijden ons over onze vertroostingen als die zich niet verblijden, omdat zij haar schaduwzijde hebben, en wenen over onze beproevingen, als die niet wenen, omdat er zooveel goedertierenheid in gemengd is.

8. Dat God een welbehagen heeft in Zijn leidingen, Zechariah 6:8:Zij hebben Mijn Geest doen rusten, die zwarte paarden, die buitengewone oordelen betekenen, en die witte, die buitengewone verlossingen betekenen, beide gingen zij uit naar het Noorderland, terwijl de gewone gemengde leidingen over de hele wereld gingen. Deze hebben Mijn Geest in het Noorderland doen rusten, wat in de laatste tijd het meest belangrijke toneel is geweest van kerkelijke gebeurtenissen, d.w.z. door deze ongewone verschijningen en handelingen van Gods voorzienigheid is Zijn toorn aan de vijanden van de kerk geopenbaard, en zijn Zijn gunsten aan de kerk geschonken, wat beide lang uitgesteld was, en in beide heeft God Zijn wil vervuld, Zijn woord volbracht, en zodoende Zijn Geest doen rusten. God had lust aan haar om Zijner gerechtigheid wil, en zoals Hij zegt, Isaiah 1:24, heeft Hij zich getroost.

God sprak niet alleen vele malen, maar ook op velerlei wijze, in vroegere tijden door de profeten tot Zijn kerk. In het eerste deel van dit hoofdstuk sprak Hij door een visioen, dat alleen de profeet zelf zag, hier in het tweede deel spreekt Hij door een teken, of voorbeeld, dat velen zagen, en dat, zoals het uitgelegd werd, een heerlijke voorspelling was van de Messias, als de priester en koning van Zijn kerk. Ziehier,

I. De betekenende plechtigheid, die God beval, en dat was de kroning van Jozua, de hogepriester, Zechariah 6:10,.

II. Het is opmerkelijk, dat er twee eminente voorbeelden van Christus in het Oude Testament voorkomen, beide Jozua geheten, wat dezelfde naam is als Jezus, en in de Septuaginta en het Nieuwe Testament door Jezus weergegeven is, Acts 7:45- Jozua, de veldoverste, een voorbeeld van Christus, de Overste van onze verlossing, en Jozua, de hogepriester, een voorbeeld van Christus, de hogepriester van onze belijdenis, en beide, in hun tijd, verlossers en leiders in Kanan. Bij Jozua, de hogepriester, is deze bijzonderheid dat hem op goddelijk bevel met deze bedoeling iets gedaan werd, dat hij een voorbeeld van Christus zou zijn, een priester naar de ordening van Melchizedek, die beide, een koning en een priester was. Jozua was in `t geheel niet begerig naar een kroon en het volk evenmin naar een gekroond hoofd, maar, tot grote verrassing van beide, wordt de profeet gelast Jozua te kronen, alsof hij koning was. En terwijl Zerubbabels wijsheid en vroomheid beletten, dat hij er enige aanstoot aan nam alsof het een mededinger van hem was, belette Gods leiding dat de koningen van Perzië argwaan kregen, dat de bedoeling daarvan een opstand tegen hun gezag was. Als wij zeker zijn, dat wij doen wat Gods wil is, als in dit geval, dan kunnen wij het misnoegen van mensen wel afwachten. 1. Er waren enige Joden van Babel gekomen, die een offer brachten naar het huis Gods, enigen van de gevankelijk weggevoerden, die hier tot hun eer genoemd worden, die uit Babel kwamen om Jeruzalem te bezoeken. Zij hadden Babel voor goed vaarwel moeten zeggen, en zich bij hun broeders in hun eigen land moeten vestigen, en voor hun nalatigheid en onverschilligheid, dat zij dat niet deden dachten zij door dit bezoek verzoening te doen. Misschien kwamen zij als gezanten van de Joden te Babel, die daar gemakkelijk en in overvloed leefden, en horende, dat de tempelbouw langzaam voortging bij gebrek aan geld, zonden zij een offer van goud en zilver ten dienste van het huis Gods. Die om de grote afstand of om andere redenen een goed werk niet in persoon kunnen bevorderen, moeten naar dat zij er toe in staat zijn, dat door hun geld bevorderen, terwijl sommigen hun handen geven, moeten anderen die vullen.

2. Tijd en plaats worden de profeet aangegeven om hen te ontmoeten. Zij dachten hun geschenk aan de priester te brengen, Gods gewone dienaars, maar God heeft een buitengewone, een profeet, die bereid is hen en hun geschenk te ontvangen, wat een bemoediging zou zijn voor hen in hun gevangenschap, daar zij voor vaak geklaagd hebben: Wij zien onze tekenen niet, daar is geen profeet meer die hen en anderen zou uitnodigen zich opnieuw in hun eigen land te vestigen, dat toen op zichzelf begon te lijken, als een heilig land, toen de Geest van de profetie er in herleefd was. Zacharia werd bevolen hen dezelfde dag te ontmoeten, dat zij kwamen, want als zij aangekomen waren, zouden zij geen tijd verliezen, maar hun offer terstond aanbieden, er hen te verwelkomen, en hun te verzekeren, dat God hun geschenken aannam. Hij moest hen ontmoeten in het huis van Josia, de zoon van Zefanja, die waarschijnlijk algemeen rentmeester was voor de tempel, en zijn schatten bewaarde. Zij brachten hun goud en zilver, om in de tempel gebruikt te worden, maar God beval het te gebruiken ter ere van En, meer dan de tempel, Matthew 12:6.

3. Er moeten kronen gemaakt worden, en op het hoofd van Jozua gezet, Zechariah 6:11. Verondersteld wordt, dat er twee kronen gemaakt werden, n van goud en n van zilver, de laatste, vrezen sommigen, betekende zijn priesterlijke waardigheid, de eerste zijn koninklijke waardigheid. Of liever, daar hij reeds priester was, en een kroon van goud, van zuiver goud had, als symbool van zijn macht en waardigheid als priester, betekenen deze kronen van zilver en goud beide de koninklijke waardigheid, waarbij dan de zilveren kroon misschien bestemd was om het koninkrijk van de Messias af te beelden, terwijl Hij hier op aarde was, want toen was Hij de koning Israëls, John 1:50, meer de gouden kroon Zijn koninkrijk in Zijn verheerlijkten staat, welks heerlijkheid die van het eerste even ver overtrof als het goud het zilver overtreft. De zon schijnt als goud, als zij uitgaat in haar kracht, en de stralen van de maan noemen wij zilveren stralen als zij heerlijk voortgaat. Die zon en maan hadden vereerd, zullen nu neervallen voor de gouden en zilveren kronen van de verheerlijkten Verlosser, voor Wie de zon beschaamd, en de maan schaamrood zal zijn, daar zij beide in laster overtroffen worden.

II. De verklaring, die God van deze plechtigheid gaf. Iedereen zou willen vragen: "Wat is de bedoeling van Jozua's kroning?" En de profeet is volkomen bereid, hun de bedoeling te zeggen. Dit sprekende teken is de inleiding tot een voorspelling, en het teken werd gebruikt om er te meer de aandacht op te vestigen en opdat men ze te beter onthouden zou. De inhoud van de belofte is,

1. Dat God in de volheid des tijds een hogepriester zou opwekken, als Jozua. Zeg tot Jozua, dat hij slechts het voorbeeld is van En, die komen zal. een flauwe schaduw van Hem, Zechariah 6:12 : Spreek tot hem in de naam van de Heer der heerscharen, dat een man, wiens naam is Spruit, uit zijn plaats spruiten zal, uit Bethlehem, de stad Davids de plaats voor Zijn geboorte bestemd, al is het geslacht een wortel in dorre aarde, toch zal deze Spruit er uit ontkiemen, evenals in de lente, bij de terugkeer van de zon, de bloemen uit haar wortel ontspruiten, waarin zij begraven lagen, uit het oog uit het hart. Hij zal uit zichzelf spruiten, zo lezen sommigen, "propria virtute-door zijn eigen levenskracht," Hij zal verheerlijkt worden in zijn eigen kracht.

2. Dat, zoals Jozua een werkzaam, nuttig werktuig was bij de tempelbouw, deze man, deze Spruit de opperste bouwmeester, de enige bouwmeester van de geestelijken tempel, de kerk van het Evangelie, zal zijn. Hij zal de Tempel des Heeren bouwen, en dit wordt herhaald, Zechariah 6:13 :Hij zal de Tempel des Heeren bouwen. Hij zal uitspruiten om het goede te doen, om een werktuig van des Heeren heerlijkheid te zijn en een grote zegen voor de mensheid te zijn. De kerk van het evangelie is de tempel des Heeren, een geestelijk huis 1 Peter 2:5, een heilige tempel, Efeziers 2:21. In de tempel openbaarde God zich aan Zijn volk, en daar werd Hij door Zijn volk gediend en ontving Hij hun hulde, zo schijnt in de kerk van het Evangelie het licht van de goddelijke openbaring door het Woord, en daar worden de geestelijke offeranden gebracht van gebed en dankzegging. Christus is niet alleen het fundament, maar ook de grondlegger van deze tempel, door Zijn geest en genade.

3. Dat Christus de heerlijkheid dragen zal. Heerlijkheid is een lust, maar niet te zwaar voor Hem, die alle dingen staande houdt. Het kruis was Zijn heerlijkheid, en dat heeft Hij gedragen, zo was Zijn kroon een uitnemend gewicht van de heerlijkheid, en dat draagt Hij. De heerschappij is op Zijn schouders, en daarin draagt Hij de heerlijkheid, Isaiah 9:5. Men zal aan Hem hangen alle heerlijkheid van het huis Zijns vaders, Isaiah 22:24. Hem komt het toe en Hij is "par negotio-tegen Zijn taak opgewassen." De heerlijkheid van het priesterschap en het koningschap was verdeeld geweest tussen het huis van Aron en dat van David, maar nu zal Hij alleen al de heerlijkheid van beide dragen. Wat Hij dragen, wat Hij op zich nemen zal, zal inderdaad de heerlijkheid van Israël zijn, en daarop moeten zij wachten, en in `t vooruitzicht daarop moeten zij tevreden zijn met het gemis van die uiterlijke heerlijkheid, die zij vroeger hadden. Hij zal zo'n grote heerlijkheid dragen, dat de heerlijkheid van het laatste huis groter zal zijn dan die van het eerste. Hij zal de heerlijkheid verheffen zo kan men lezen, de heerlijkheid van Israël was neergeworpen en vertreden, maar zij zal verrijzen uit het stof.

4. Dat Hij een troon zal hebben en beide, priester en koning op die troon zal zijn. Een troon betekent beide, waardigheid en heerschappij, een verheven eer met uitgebreide macht.

a. Deze priester zal koning zijn, en zijn ambt als priester zal geen verkleining zijn van zijn waardigheid als koning: Hij zal zitten en heersen op Zijn troon. Christus leeft eeuwig als priester om onze Middelaar te zijn, maar Hij doet dat, zittende ter rechterhand Zijns Vaders, als En, die bekleed is met gezag, Hebrews 8:1. Wij hebben zo'n Hogepriester als Israël nimmer had, want Hij is gezeten aan de rechterhand van de troon van de Majesteit in de hemelen, wat Zijn bemiddeling een krachtdadige uitwerking verzekert, Hij, die voor ons verschijnt binnen het voorhangsel, is En, die daar zit en heerst. Christus, die het ambt ontvangen heeft om offeranden voor ons te offeren, heeft macht ontvangen om ons westen te geven. Hij zal ons niet verlossen, tenzij wij bereid zijn, dat Hij over ons regeren zal. God heeft Hem een troon in de hemelen bereid, en, als wij daar enig voordeel van willen hebben, moeten wij Hem een troon in onze harten bereiden, en bereid en blijde zijn, dat Hij op die troon zitten en heersen zal, en iedere gedachte binnen in ons moet tot gehoorzaamheid aan Hem gebracht worden. b. Deze koning zal een priester zijn, een priester op zijn troon. Met de majesteit en macht van een koning zal Hij de tederheid en eenvoud van een priester hebben, die, daar hij uit de mensen genomen is, voor de mensen gesteld is, en medelijden kan hebben met de onwetenden, Hebrews 5:12. In alle handelingen van Zijn regering als koning volgt Hij de bedoelingen van Zijn genade als priester. Daarom moeten zij, die de Zijnen zijn, niet met schrik en verbazing naar Zijn troon zien, al is het een troon van heerlijkheid en een troon des gerichts, want, evenals er een regenboog rondom de troon is, zo ook is Hij een priester op Zijn troon.

5. Dat de raad des vredes tussen die beide zal wezen. Dat wil zeggen,

a. Tussen de Heer en de Man, genaamd Spruit, tussen de Vader en de Zoon, de raad betreffende de vrede, tussen God en mens te maken door de bemiddeling van Christus, zal door de oneindige Wijsheid opgenomen worden, dat wil zeggen zal blijken opgenomen te zijn, in het verbond van de verlossing, Vader en Zoon verstonden elkaar volmaakt in die zaak. Of liever,

b. Tussen de priester en de koning, tussen het priesterlijk en het koninklijk ambt van Jezus Christus. De Man, genaamd Spruit, moet uitspruiten om een raad des vredes, vrede op aarde, uit te voeren, en met dat doel, vrede maken met de hemel. Gods gedachten over ons zijn gedachten des vredes, en om die uit te voeren, verhief Hij Zijn zoon Christus Jezus om beide Vorst en Zaligmaker te zien, Hij gaf Hem een troon, maar onder deze voorwaarde, dat Hij priester op Zijn troon zou zijn, en door de waarneming van die twee ambten, van priester en koning, die grote taak volbrengen zou van de verzoening van de mensen met God en zijn zaligheid in God. Sommigen menen, dat dit een toespeling is op het vroeger bestuur van de Joodse staat, waarin de koning en de priester, twee verschillende ambtenaren, met elkander raadpleegden, tot instandhouding van vrede en voorspoed in kerk en staat, zoals Zerubbabel en Jozua nu deden. Ik mag er wel aan toevoegen, met de profeten Gods, die hen ondersteunden. Zo zal ook de vrede en het welzijn van de kerk van het Evangelie gewerkt worden, hoewel niet door twee onderscheiden personen, toch uit kracht van twee onderscheiden ambten, die in een persoon verenigd zijn-namelijk Christus, die alle vrede koopt door Zijn priesterschap en die in stand houdt en verdedigt door Zijn koninkrijk, aldus Pemble. En Zijn profetisch ambt is bij dit grote plan dienstbaar aan beide.

6. Dat Joden en heidenen in de kerk van het Evangelie op gelukkige wijze verenigd zullen worden, en die eenheid zullen zij vinden in Christus, de Priester op Zijn troon, als het middelpunt van de kerk, Zechariah 6:15:Die verre zijn, zullen komen en bouwen aan de Tempel des Heeren. Sommigen passen dit toe op de doden, die ver weg waren te Babel, die achterbleven in gevangenschap, tot grote teleurstelling van hun broeders, die teruggekeerd waren, en hun hulp nodig hadden voor het bouwen van de tempel. Nu belooft God, dat velen van hen, en sommigen van andere volken daarenboven als bekeerlingen van de Joodsen godsdienst. zouden komen en de hand lenen tot het bouwen van de tempel, en dan zouden vele handen licht werk maken. De koningen van Perzië deden het hunne voor het bouwen van de tempel, Ezra 6:8, en het gereedschap van de tempel, Ezra 7:19, Ezra 7:20. En in later tijd hielpen Herodes de Grote en anderen, die vreemden waren, mee om de tempel te verfraaien en te verrijken. Maar het ziet verder, namelijk op de Tempel des Heeren, die de Man, genaamd Spruit, bouwen zou. De heidenen, vreemden die verre zijn, zullen helpen aan de bouw, want uit hen zal God predikers opwekken, die met Christus zullen medewerken aan de bouw, en alle bekeerlingen uit de heidenen zullen stenen zijn, die aan het gebouw worden toegevoegd, zodat het zal opwassen tot een heiligen tempel, Efeziers 2:20-22. Als Gods tempel gebouwd moet worden, kan Hij oproepen, die verre zijn, hen gebruiken bij het bouwen.

7. Dat de vervulling hiervan een krachtige bevestiging zal zijn van de waarheid van Gods woord: Gij zult weten, dat de Heer der heerscharen mij tot u gezonden heeft. De belofte dat die verre waren, komen zouden om hen bij het bouwen van de tempel te helpen, was als het ware het geven van een teken, daardoor konden zij zich verzekerd houden, dat de andere beloften te van zijn tijd vervuld zouden worden. Dit zou nu zeer spoedig vervuld worden, het was het al, want die hun vijanden en aanklagers geweest waren, werden, gehoorzaam aan des konings besluit, hun helpers, en deden ijverig wat hun tot bevordering van het werk bevolen werd te doen, en met behulp daarvan werd het werk voortgezet en voltooid, zie Ezra 6:13, Ezra 6:14. Door deze verrassende hulp, die zij van verre ontvingen voor het bouwen van de tempel zouden zij weten, dat Zacharia, die het hun te voren gezegd had, door God gezonden was, en dat daarom zijn woord van de Man, genaamd Spruit, vervuld zou worden.

8. Dat deze beloften een krachtige aansporing tot gehoorzaamheid waren: "Dit zal geschieden, dit is: gij zult hulp hebben bij het bouwen van de tempel, indien gij vlijtig zult horen naar de stem van de Heer uw God. Gij zult de hulp van vreemden hebben bij het bouwen van de tempel, als gij er zelf maar in volle ernst aan begint." De hulp van anderen, in plaats van een verontschuldiging te zijn voor onze traagheid, moest een aansporing zijn van onze ijver. "Gij zult het voordeel en de troost van al die beloften hebben, als gij ernst maakt met uw taak." Zij moeten weten, dat alles van hun goed gedrag afhangt, en, hoewel hun God hen tegemoet komt op de weg van de genade, kunnen zij niet verwachten, dat Hij er mee voort zal gaan, als zij zich niet voegen naar Zijn wetten. Wat God van ons verlangt, om ons bekwaam te maken voor Zijn gunst, is gehoorzaamheid aan Zijn geopenbaarde wil, en het moet een ijverige gehoorzaamheid zijn. Wij kunnen naar de stem Gods niet horen, zonder grote moeite en inspanning, en ook zal onze gehoorzaamheid door God niet aangenomen worden, als zij niet door ons gewerkt is.

III. De maatregel, die genomen werd, om de herinnering hieraan te bewaren. De kronen, die bij deze plechtigheid gebruikt werden, werden niet aan Jozua gegeven, maar moesten tot een gedachtenis in de tempel des Heren bewaard worden, Zechariah 6:14. Zij werden of bewaard inde schatkist van de tempel of, volgens de Joodse traditie, in de vensters van de tempel opgehangen, voor het oog van iedereen, "in perpetuam rei memoriam-tot een eeuwige gedachtenis," als een traditioneel bewijs van de belofte van de Messias, en deze typische handeling diende tot bevestiging van die belofte. De kronen werden overhandigd aan degenen, die er de grondstof voor geleverd hebben, en sommigen denken, dat hun namen op de kronen gegraveerd waren, om bewaard te worden als een openbaar getuigenis voor hun vrome mildheid en tot aanmoediging van anderen om op dezelfde wijze geschenken te brengen voor het huis Gods. Verschillende middelen werden gebruikt tot ondersteuning van het geloof van de Oudtestamentische heiligen, die wachtten op de vertroosting Israëls, totdat de tijd, de bestemde tijd kwam.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Zechariah 6". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/zechariah-6.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile