Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Zacharia 6

Kingcomments op de hele BijbelKingcomments

Search for…
Enter query below:

Vers 1

Vier wagens en twee koperen bergen


Na de zeven vorige nachtgezichten volgt het achtste en laatste nachtgezicht of visioen. Zacharia ziet vier wagens. Zij stellen de vier wereldrijken voor, terwijl we zien dat God hen volkomen in de hand heeft. In Daniël 2 worden de wereldrijken ook voorgesteld, maar dan zoals Nebukadnezar ze ziet, namelijk als een machtig beeld (Dn 2:31-33). In Daniël 7 komen ze nog een keer voor, maar dan zoals Daniël ze ziet, namelijk als redeloze dieren (Dn 7:1-7). Zacharia ziet ze in de Zc 6:2-3 ook als redeloze dieren.

Koninkrijken zijn in zichzelf niets en kunnen alleen doen wat God behaagt. Dat zien we in de twee bergen, die mogelijk de berg Moria (of Sion) en de Olijfberg zijn. Beide bergen spelen in de geschiedenis van Jeruzalem en in de profetie een grote rol. Tussen de beide bergen in ligt het dal van Josafat – betekent ‘Jahweh oordeelt’ –, waar de volken zullen worden geoordeeld (Jl 3:12). Van de bergen wordt gezegd dat ze van koper zijn (vgl. Ps 36:7). Koper is een beeld van de gerechtigheid van God die verbonden is aan het oordeel (Nm 16:37-40). God handhaaft Zijn recht als Hij de vijandige volken oordeelt en Zijn volk, het gelovig overblijfsel, beschermt tegen het oordeel.

God bereikt altijd Zijn doel en doet dat op volmaakt rechtvaardige wijze. De wereldrijken menen dat ze kunnen doen wat ze willen. Maar hier zien we deze rijken met de ogen van de profeet, met de ogen van het geloof. We zien hoe God de wereldrijken in hun weg bestuurt. De wagens symboliseren de regering van God, Die op weg is om Zijn oordeel over de vier wereldrijken uit te voeren. De wagens van de geschiedenis gaan de weg die God wil. Ze volbrengen de wil van God, zonder dat ze het zelf weten. God bestuurt de geschiedenis zo, dat Zijn doel wordt bereikt.

Het feit dat er vier wagens zijn, wijst op het universele van Gods besturing. We zien dit in uitdrukkingen als “de vier wind[streken]” (Zc 2:6; Ez 37:9), “de vier einden van de hemel” (Jr 49:36) en “de vier hoeken van de aarde” (Op 7:1).

Vers 1

Vier wagens en twee koperen bergen


Na de zeven vorige nachtgezichten volgt het achtste en laatste nachtgezicht of visioen. Zacharia ziet vier wagens. Zij stellen de vier wereldrijken voor, terwijl we zien dat God hen volkomen in de hand heeft. In Daniël 2 worden de wereldrijken ook voorgesteld, maar dan zoals Nebukadnezar ze ziet, namelijk als een machtig beeld (Dn 2:31-33). In Daniël 7 komen ze nog een keer voor, maar dan zoals Daniël ze ziet, namelijk als redeloze dieren (Dn 7:1-7). Zacharia ziet ze in de Zc 6:2-3 ook als redeloze dieren.

Koninkrijken zijn in zichzelf niets en kunnen alleen doen wat God behaagt. Dat zien we in de twee bergen, die mogelijk de berg Moria (of Sion) en de Olijfberg zijn. Beide bergen spelen in de geschiedenis van Jeruzalem en in de profetie een grote rol. Tussen de beide bergen in ligt het dal van Josafat – betekent ‘Jahweh oordeelt’ –, waar de volken zullen worden geoordeeld (Jl 3:12). Van de bergen wordt gezegd dat ze van koper zijn (vgl. Ps 36:7). Koper is een beeld van de gerechtigheid van God die verbonden is aan het oordeel (Nm 16:37-40). God handhaaft Zijn recht als Hij de vijandige volken oordeelt en Zijn volk, het gelovig overblijfsel, beschermt tegen het oordeel.

God bereikt altijd Zijn doel en doet dat op volmaakt rechtvaardige wijze. De wereldrijken menen dat ze kunnen doen wat ze willen. Maar hier zien we deze rijken met de ogen van de profeet, met de ogen van het geloof. We zien hoe God de wereldrijken in hun weg bestuurt. De wagens symboliseren de regering van God, Die op weg is om Zijn oordeel over de vier wereldrijken uit te voeren. De wagens van de geschiedenis gaan de weg die God wil. Ze volbrengen de wil van God, zonder dat ze het zelf weten. God bestuurt de geschiedenis zo, dat Zijn doel wordt bereikt.

Het feit dat er vier wagens zijn, wijst op het universele van Gods besturing. We zien dit in uitdrukkingen als “de vier wind[streken]” (Zc 2:6; Ez 37:9), “de vier einden van de hemel” (Jr 49:36) en “de vier hoeken van de aarde” (Op 7:1).

Verzen 2-3

De vier wagens en de paarden


De beschrijving van de paarden lijkt enigszins op die in Zacharia 1 (Zc 1:8; vgl. Op 6:3-8). De overeenkomst is dat er in beide visioenen verschillend gekleurde paarden zijn. Verder zijn er alleen verschillen. In Zacharia 1 zien we alleen paarden, met daarop ruiters. Zij gaan over de aarde om de stand van zaken op te nemen en daarvan verslag te doen (Zc 1:8-11). Hier zijn het oorlogswagens met paarden ervoor om Gods oordelen uit te voeren (Ps 68:18). Elke wagen heeft daarbij een eigen gebied (Zc 6:6).

Verzen 2-3

De vier wagens en de paarden


De beschrijving van de paarden lijkt enigszins op die in Zacharia 1 (Zc 1:8; vgl. Op 6:3-8). De overeenkomst is dat er in beide visioenen verschillend gekleurde paarden zijn. Verder zijn er alleen verschillen. In Zacharia 1 zien we alleen paarden, met daarop ruiters. Zij gaan over de aarde om de stand van zaken op te nemen en daarvan verslag te doen (Zc 1:8-11). Hier zijn het oorlogswagens met paarden ervoor om Gods oordelen uit te voeren (Ps 68:18). Elke wagen heeft daarbij een eigen gebied (Zc 6:6).

Verzen 4-5

De vier winden van de hemel


Zacharia wil de betekenis van de wagens weten (Zc 6:4). Hij vraagt het aan “de Engel”, dat is de Engel van de HEERE, Die hij met “Heere”, Adonai, aanspreekt. De Engel antwoordt dat de wagens “de vier winden van de hemel” zijn (vgl. Op 7:1; Dn 7:2). Het zijn machten die vanuit de hemel erop uit worden gestuurd. Het betekent dat de vier wereldrijken die opkomen, door de hemel worden opgeroepen. In Psalm 104 zijn winden – wind en geest is in het Hebreeuws hetzelfde woord – boodschappers van God die Zijn wil uitvoeren (Ps 104:4).

Al deze machten hebben als vertrekpunt “de Heere van heel de aarde” (vgl. Zc 4:14). De naam van God is sinds de ballingschap ‘de God van de hemel’. Maar God geeft Zijn aanspraken op de aarde nooit prijs. Om Zijn aanspraken te handhaven gebruikt Hij de heersende machten. Zij staan onder het voorzienig bestel van God Zelf. Hij bepaalt waar ze heen gaan, zonder dat ze kunnen afwijken van de weg die Hij wil dat ze gaan. Dat zien we in de twee bergen van koper waar ze tussen lopen. Ze worden daarbij bestuurd door demonische machten, die volledig onder Gods controle staan.

Volken bestrijden elkaar, maar de demonische machten in de hemelse gewesten die hen besturen, bestrijden niet elkaar, maar God en Zijn volk. De hoofdreden van het bestaan van het rijk van Babel is dat God door hen de Assyriërs heeft willen tuchtigen voor hun houding tegenover Israël. Tevens heeft Hij de Babyloniërs willen gebruiken als tuchtmiddel voor Zijn volk vanwege hun ontrouw. Maar als zij zich aan Zijn volk vergrijpen, worden zij op hun beurt in de macht van een volgend rijk gegeven.

Verzen 4-5

De vier winden van de hemel


Zacharia wil de betekenis van de wagens weten (Zc 6:4). Hij vraagt het aan “de Engel”, dat is de Engel van de HEERE, Die hij met “Heere”, Adonai, aanspreekt. De Engel antwoordt dat de wagens “de vier winden van de hemel” zijn (vgl. Op 7:1; Dn 7:2). Het zijn machten die vanuit de hemel erop uit worden gestuurd. Het betekent dat de vier wereldrijken die opkomen, door de hemel worden opgeroepen. In Psalm 104 zijn winden – wind en geest is in het Hebreeuws hetzelfde woord – boodschappers van God die Zijn wil uitvoeren (Ps 104:4).

Al deze machten hebben als vertrekpunt “de Heere van heel de aarde” (vgl. Zc 4:14). De naam van God is sinds de ballingschap ‘de God van de hemel’. Maar God geeft Zijn aanspraken op de aarde nooit prijs. Om Zijn aanspraken te handhaven gebruikt Hij de heersende machten. Zij staan onder het voorzienig bestel van God Zelf. Hij bepaalt waar ze heen gaan, zonder dat ze kunnen afwijken van de weg die Hij wil dat ze gaan. Dat zien we in de twee bergen van koper waar ze tussen lopen. Ze worden daarbij bestuurd door demonische machten, die volledig onder Gods controle staan.

Volken bestrijden elkaar, maar de demonische machten in de hemelse gewesten die hen besturen, bestrijden niet elkaar, maar God en Zijn volk. De hoofdreden van het bestaan van het rijk van Babel is dat God door hen de Assyriërs heeft willen tuchtigen voor hun houding tegenover Israël. Tevens heeft Hij de Babyloniërs willen gebruiken als tuchtmiddel voor Zijn volk vanwege hun ontrouw. Maar als zij zich aan Zijn volk vergrijpen, worden zij op hun beurt in de macht van een volgend rijk gegeven.

Verzen 6-7

Waarheen de paarden uittrekken


Over de rode paarden, waarbij we aan Babel kunnen denken, wordt niets meer gezegd omdat dit rijk al voorbij is. De zwarte paarden stellen de Meden en Perzen voor. Zij gaan naar het noorden waar het Babylonisch wereldrijk is en onderwerpen dat aan zich. Dan komen de witte paarden, die het Grieks-Macedonische wereldrijk voorstellen, en veroveren het Medisch-Perzische wereldrijk. Daarna komen de paarden die het Romeinse wereldrijk voorstellen die ook het land van het zuiden, dat is Egypte, veroveren, waardoor Egypte een provincie van het Romeinse rijk wordt.

De sterke paarden, de Romeinen, willen de hele aarde onderwerpen en niet alleen het land in het noorden en het land in het zuiden. Zij kunnen hun verlangen alleen vervullen onder Gods toestemming. Dat zijn zij zich niet bewust. We lezen dat ook niet in de geschiedenisboeken. Maar voor het geloof is dit de werkelijkheid.

Verzen 6-7

Waarheen de paarden uittrekken


Over de rode paarden, waarbij we aan Babel kunnen denken, wordt niets meer gezegd omdat dit rijk al voorbij is. De zwarte paarden stellen de Meden en Perzen voor. Zij gaan naar het noorden waar het Babylonisch wereldrijk is en onderwerpen dat aan zich. Dan komen de witte paarden, die het Grieks-Macedonische wereldrijk voorstellen, en veroveren het Medisch-Perzische wereldrijk. Daarna komen de paarden die het Romeinse wereldrijk voorstellen die ook het land van het zuiden, dat is Egypte, veroveren, waardoor Egypte een provincie van het Romeinse rijk wordt.

De sterke paarden, de Romeinen, willen de hele aarde onderwerpen en niet alleen het land in het noorden en het land in het zuiden. Zij kunnen hun verlangen alleen vervullen onder Gods toestemming. Dat zijn zij zich niet bewust. We lezen dat ook niet in de geschiedenisboeken. Maar voor het geloof is dit de werkelijkheid.

Vers 8

Gods Geest komt tot rust in het oordeel


God roept Zacharia en spreekt dan tot hem. Dat het roepen van God aan Zijn spreken voorafgaat, betekent dat dit roepen een dringende oproep tot aandacht is voor wat Hij gaat zeggen. Hij vertelt Zacharia dat Hij het oordeel over Babel heeft gewild om Zijn Geest tot rust te laten komen. Dit is ten tijde van Zacharia verleden tijd.

Gods Geest had geen rust toen Zijn volk in Babel verbleef. Hij werkte in Kores de oproep tot Zijn volk dat het naar zijn land kon terugkeren (Ea 1:1-3). Kores heeft de oordelen van God over de Chaldeeën voltrokken. Hij heeft Gods volk geholpen, begunstigd en verlost. Dit alles is zeer aangenaam voor God. Dat heeft Zijn Geest tot rust gebracht en verkwikt.

Vers 8

Gods Geest komt tot rust in het oordeel


God roept Zacharia en spreekt dan tot hem. Dat het roepen van God aan Zijn spreken voorafgaat, betekent dat dit roepen een dringende oproep tot aandacht is voor wat Hij gaat zeggen. Hij vertelt Zacharia dat Hij het oordeel over Babel heeft gewild om Zijn Geest tot rust te laten komen. Dit is ten tijde van Zacharia verleden tijd.

Gods Geest had geen rust toen Zijn volk in Babel verbleef. Hij werkte in Kores de oproep tot Zijn volk dat het naar zijn land kon terugkeren (Ea 1:1-3). Kores heeft de oordelen van God over de Chaldeeën voltrokken. Hij heeft Gods volk geholpen, begunstigd en verlost. Dit alles is zeer aangenaam voor God. Dat heeft Zijn Geest tot rust gebracht en verkwikt.

Verzen 9-10

Zacharia moet gaven in ontvangst nemen


Als alle aangematigde gezag terzijde is gezet en Gods Geest tot rust is gekomen door de uitgeoefende oordelen, is het de tijd voor God om het door Hem erkende gezag te laten zien. Dat gebeurt in de volgende boodschap. Die komt niet zoals de vorige boodschap in een visioen, maar door “het woord van de HEERE” (Zc 6:9).

De HEERE zegt tegen Zacharia dat er drie mannen uit Babel komen, die daar nog wonen, om hem een bezoek te brengen. Zij worden bij name genoemd. De drie vormen in Babel een overblijfsel en stellen hen voor die in de laatste dagen, die nu nabije toekomst zijn, naar Israël zullen terugkeren. Niet allen die in Babel zijn gebleven, hebben zich van Gods volk vervreemd. Hoewel het ernstige woord om uit Babel weg te vluchten ook tot hen is gekomen (Zc 2:6), zijn zij daar toch gebleven.

Nu verrichten zij een daad van geloof die uitsteekt boven het gedrag van de teruggekeerden. Zij brengen een grote gift voor de tempelbouw. Dat is een stimulans voor de anderen. God bewerkt door de verdrukking van de ballingschap winst voor Zijn huis.

Ze komen met gaven, met zilver en goud (Zc 6:11). Veel zilver en goud wordt gevonden bij hen die, door de oefening van de ballingschap, hebben geleerd om Jeruzalem en het huis van God te waarderen. Zilver spreekt van wat God is als gekend in de genade van de verzoening. Goud doet ons denken aan de heerlijkheid van God.

Zacharia moet nog op dezelfde dag dat hij de opdracht krijgt, naar het huis van Josia, de zoon van Zefanja, gaan. Josia betekent ‘Jahweh ondersteunt’, Zefanja betekent ‘Jahweh beschermt’. In het huis dat met deze namen verbonden is, vindt de ontmoeting plaats. Het gezantschap uit Babel is daar al en Zacharia moet zich daar bij hen voegen.

Verzen 9-10

Zacharia moet gaven in ontvangst nemen


Als alle aangematigde gezag terzijde is gezet en Gods Geest tot rust is gekomen door de uitgeoefende oordelen, is het de tijd voor God om het door Hem erkende gezag te laten zien. Dat gebeurt in de volgende boodschap. Die komt niet zoals de vorige boodschap in een visioen, maar door “het woord van de HEERE” (Zc 6:9).

De HEERE zegt tegen Zacharia dat er drie mannen uit Babel komen, die daar nog wonen, om hem een bezoek te brengen. Zij worden bij name genoemd. De drie vormen in Babel een overblijfsel en stellen hen voor die in de laatste dagen, die nu nabije toekomst zijn, naar Israël zullen terugkeren. Niet allen die in Babel zijn gebleven, hebben zich van Gods volk vervreemd. Hoewel het ernstige woord om uit Babel weg te vluchten ook tot hen is gekomen (Zc 2:6), zijn zij daar toch gebleven.

Nu verrichten zij een daad van geloof die uitsteekt boven het gedrag van de teruggekeerden. Zij brengen een grote gift voor de tempelbouw. Dat is een stimulans voor de anderen. God bewerkt door de verdrukking van de ballingschap winst voor Zijn huis.

Ze komen met gaven, met zilver en goud (Zc 6:11). Veel zilver en goud wordt gevonden bij hen die, door de oefening van de ballingschap, hebben geleerd om Jeruzalem en het huis van God te waarderen. Zilver spreekt van wat God is als gekend in de genade van de verzoening. Goud doet ons denken aan de heerlijkheid van God.

Zacharia moet nog op dezelfde dag dat hij de opdracht krijgt, naar het huis van Josia, de zoon van Zefanja, gaan. Josia betekent ‘Jahweh ondersteunt’, Zefanja betekent ‘Jahweh beschermt’. In het huis dat met deze namen verbonden is, vindt de ontmoeting plaats. Het gezantschap uit Babel is daar al en Zacharia moet zich daar bij hen voegen.

Verzen 11-12

De Spruit


Zacharia moet van het zilver en het goud kronen maken (Zc 6:11). Die moet hij vervolgens op het hoofd van Jozua, de hogepriester, plaatsen. Een kroon hoort niet bij een hogepriester, maar op het hoofd van een koning, in dit geval op het hoofd van Zerubbabel, die uit de lijn van David is. God wil echter laten zien dat Koning en Priester Zich in de Persoon van de Messias verenigen. Het plaatsen van de kronen op het hoofd van de hogepriester spreekt zinnebeeldige taal.

Zacharia moet Jozua de betekenis van deze handeling uitleggen, opdat Jozua niet zal denken dat hij de eigenlijke koning is. Hij moet dat doen uit Naam van de HEERE van de legermachten, een naam die in het vervolg van het boek vaak wordt genoemd. Het is de naam die aangeeft dat de HEERE alle macht over alle aardse en hemelse legermachten heeft.

De kronen worden verbonden met de Spruit Die zal komen (Js 4:2; Jr 23:5; Jr 33:15-17). De oproep “zie, een Man” doet denken aan wat Pilatus zegt: “Zie, de Mens” (Jh 19:5). De Spruit is de Messias uit het huis van David. Spruit wil zeggen ‘voortspruiten uit’ (Js 53:2). Hij zal “uit Zijn plaats opkomen”, of uitspruiten, dat wil zeggen uit Sion of Jeruzalem. De Redder zal uit Sion komen (Rm 11:26; Ps 14:7), niet tot Sion. Hij wordt Sion toegerekend, Hij hoort bij Sion (Ps 87:5-6).

Jozua is hier in zijn ambt een type van de Messias, Die Koning-Priester zal zijn, “Hij zal Priester zijn op Zijn troon” (Zc 6:13). Hij zal uitspruiten “uit de [afgehouwen] stronk van Isaï” (Js 11:1). Hij komt uit Zijn eigen volk voort. En Hij zal de heerlijke tempel van het vrederijk bouwen, die we vinden in Ezechiël 40-43. Het gaat hier over de toekomstige tempel.

Verzen 11-12

De Spruit


Zacharia moet van het zilver en het goud kronen maken (Zc 6:11). Die moet hij vervolgens op het hoofd van Jozua, de hogepriester, plaatsen. Een kroon hoort niet bij een hogepriester, maar op het hoofd van een koning, in dit geval op het hoofd van Zerubbabel, die uit de lijn van David is. God wil echter laten zien dat Koning en Priester Zich in de Persoon van de Messias verenigen. Het plaatsen van de kronen op het hoofd van de hogepriester spreekt zinnebeeldige taal.

Zacharia moet Jozua de betekenis van deze handeling uitleggen, opdat Jozua niet zal denken dat hij de eigenlijke koning is. Hij moet dat doen uit Naam van de HEERE van de legermachten, een naam die in het vervolg van het boek vaak wordt genoemd. Het is de naam die aangeeft dat de HEERE alle macht over alle aardse en hemelse legermachten heeft.

De kronen worden verbonden met de Spruit Die zal komen (Js 4:2; Jr 23:5; Jr 33:15-17). De oproep “zie, een Man” doet denken aan wat Pilatus zegt: “Zie, de Mens” (Jh 19:5). De Spruit is de Messias uit het huis van David. Spruit wil zeggen ‘voortspruiten uit’ (Js 53:2). Hij zal “uit Zijn plaats opkomen”, of uitspruiten, dat wil zeggen uit Sion of Jeruzalem. De Redder zal uit Sion komen (Rm 11:26; Ps 14:7), niet tot Sion. Hij wordt Sion toegerekend, Hij hoort bij Sion (Ps 87:5-6).

Jozua is hier in zijn ambt een type van de Messias, Die Koning-Priester zal zijn, “Hij zal Priester zijn op Zijn troon” (Zc 6:13). Hij zal uitspruiten “uit de [afgehouwen] stronk van Isaï” (Js 11:1). Hij komt uit Zijn eigen volk voort. En Hij zal de heerlijke tempel van het vrederijk bouwen, die we vinden in Ezechiël 40-43. Het gaat hier over de toekomstige tempel.

Vers 13

De Messias is Priester op Zijn troon


De Zc 6:12-13 geven een prachtig beeld van de Messias als Koning-Priester. Deze waardigheid zal Hij hebben, nadat met Zijn vijanden is afgerekend, zoals in het laatste nachtgezicht is beschreven. Hij is nu nog in de hemel en zit nu niet op Zijn eigen troon, maar op die van Zijn Vader (Op 3:21). Het moment dat God Hem Zijn eigen troon zal geven, de troon van Zijn vader David, moet nog komen (Lk 1:32). Dan zal Hij als Koning heersen.

Alles maakt plaats voor Hem:
1. De hogepriester Jozua van Zacharia 3 maakt plaats voor de Messias Priester.
2. De landvoogd Zerubbabel van Zacharia 4 maakt plaats voor de Messias Koning.
3. Zerubbabel, de tempelbouwer, maakt plaats voor Hem Die de tempel bouwt.
4. De twee gezalfden van Zacharia 4 (Zc 4:14) maken plaats voor de gezalfde Koning-Priester.

Hij is de ware Melchizedek, die ook koning en priester was (Hb 7:1). Zijn koningschap legt de basis voor Zijn gezag; Zijn priesterschap verbindt daaraan Zijn zorgende genade en medegevoel. Telkens ligt de klemtoon op ‘Hij’. Dat woord staat in dit vers dan ook terecht aan het begin van elke regel.

Tussen de beide zijden van het ambtswerk die in de ene Persoon aanwezig zijn, vindt “vredesberaad” plaats. Het koninklijke aspect en het priesterlijke aspect zijn in Hem volmaakt met elkaar in overeenstemming. De raad van de vrede zal er zijn tussen de Messias en Jahweh. Hij is Mens en tevens God. Van geen mens kan dat gezegd worden. Als Mens is Hij Koning en Priester, als Jahweh vervult Hij al Zijn beloften in Hem.

Vers 13

De Messias is Priester op Zijn troon


De Zc 6:12-13 geven een prachtig beeld van de Messias als Koning-Priester. Deze waardigheid zal Hij hebben, nadat met Zijn vijanden is afgerekend, zoals in het laatste nachtgezicht is beschreven. Hij is nu nog in de hemel en zit nu niet op Zijn eigen troon, maar op die van Zijn Vader (Op 3:21). Het moment dat God Hem Zijn eigen troon zal geven, de troon van Zijn vader David, moet nog komen (Lk 1:32). Dan zal Hij als Koning heersen.

Alles maakt plaats voor Hem:
1. De hogepriester Jozua van Zacharia 3 maakt plaats voor de Messias Priester.
2. De landvoogd Zerubbabel van Zacharia 4 maakt plaats voor de Messias Koning.
3. Zerubbabel, de tempelbouwer, maakt plaats voor Hem Die de tempel bouwt.
4. De twee gezalfden van Zacharia 4 (Zc 4:14) maken plaats voor de gezalfde Koning-Priester.

Hij is de ware Melchizedek, die ook koning en priester was (Hb 7:1). Zijn koningschap legt de basis voor Zijn gezag; Zijn priesterschap verbindt daaraan Zijn zorgende genade en medegevoel. Telkens ligt de klemtoon op ‘Hij’. Dat woord staat in dit vers dan ook terecht aan het begin van elke regel.

Tussen de beide zijden van het ambtswerk die in de ene Persoon aanwezig zijn, vindt “vredesberaad” plaats. Het koninklijke aspect en het priesterlijke aspect zijn in Hem volmaakt met elkaar in overeenstemming. De raad van de vrede zal er zijn tussen de Messias en Jahweh. Hij is Mens en tevens God. Van geen mens kan dat gezegd worden. Als Mens is Hij Koning en Priester, als Jahweh vervult Hij al Zijn beloften in Hem.

Vers 14

De kronen komen in de tempel


Deze profetie wordt gegeven naar aanleiding van de trouwe daad van de drie mannen uit Babel van wie het hart uitgaat naar Gods tempel. De kronen krijgen een plaats in de tempel die Zerubbabel bouwt. De herinnering aan het geloof van de drie en aan de goedheid van de ene die hen in huis heeft genomen (Zc 6:10), zal verbonden blijven aan de tempel. Hun daad zal altijd in gedachtenis blijven, zo groot is die daad voor God.

Ook vandaag heeft God een tempel, Zijn huis, de gemeente. Daar zoekt God naar harten die willen bijdragen aan de herbouw ervan om te beantwoorden aan het doel ervan, dat is dat er eredienst wordt verricht. Aan ieder, bij wie Hij dat vindt, zal Hij altijd met vreugde denken.

Vers 14

De kronen komen in de tempel


Deze profetie wordt gegeven naar aanleiding van de trouwe daad van de drie mannen uit Babel van wie het hart uitgaat naar Gods tempel. De kronen krijgen een plaats in de tempel die Zerubbabel bouwt. De herinnering aan het geloof van de drie en aan de goedheid van de ene die hen in huis heeft genomen (Zc 6:10), zal verbonden blijven aan de tempel. Hun daad zal altijd in gedachtenis blijven, zo groot is die daad voor God.

Ook vandaag heeft God een tempel, Zijn huis, de gemeente. Daar zoekt God naar harten die willen bijdragen aan de herbouw ervan om te beantwoorden aan het doel ervan, dat is dat er eredienst wordt verricht. Aan ieder, bij wie Hij dat vindt, zal Hij altijd met vreugde denken.

Vers 15

De volken bouwen mee aan de tempel


Zij die “van verre komen”, zijn de volken. Zij zullen meewerken aan het bouwen van de tempel van de HEERE. Het gaat om hen uit de volken die zich tot de God van Israël bekeren. Zij zullen tot Gods volk gerekend worden en mee mogen bouwen, niet aan de tempel, maar wel aan de muur (Js 60:10).

Ook hier is de ‘mij’ die gezonden is uiteindelijk de Messias en niet Zacharia (vgl. Zc 4:9). Zacharia is hier een beeld van Hem. Voorwaarde voor de vervulling van al deze dingen is aandachtig “luisteren naar de stem van de HEERE, uw God”. Dat zullen ze in de toekomst ook doen, want dan is de wet van God in hun verstand gegeven en in hun hart geschreven (Hb 8:10). Hij is dan werkelijk ‘hun God’.

Vers 15

De volken bouwen mee aan de tempel


Zij die “van verre komen”, zijn de volken. Zij zullen meewerken aan het bouwen van de tempel van de HEERE. Het gaat om hen uit de volken die zich tot de God van Israël bekeren. Zij zullen tot Gods volk gerekend worden en mee mogen bouwen, niet aan de tempel, maar wel aan de muur (Js 60:10).

Ook hier is de ‘mij’ die gezonden is uiteindelijk de Messias en niet Zacharia (vgl. Zc 4:9). Zacharia is hier een beeld van Hem. Voorwaarde voor de vervulling van al deze dingen is aandachtig “luisteren naar de stem van de HEERE, uw God”. Dat zullen ze in de toekomst ook doen, want dan is de wet van God in hun verstand gegeven en in hun hart geschreven (Hb 8:10). Hij is dan werkelijk ‘hun God’.

Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op Zechariah 6". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/commentaries/dut/kng/zechariah-6.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland. 2021.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile