Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Zechariah 2". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/zechariah-2.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Zechariah 2". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, ZACHARIA 2In dit hoofdstuk hebben wij,
I. Nog een visioen, dat de profeet zag, niet voor zijn eigen genoegen, maar voor zijn voldoening en de stichting van degenen tot wie hij gezonden was, Zechariah 2:1,Zechariah 2:2.
II. Een prediking daarop, in het verdere van dit hoofdstuk,
1. Bij wijze van uitlegging van dit visioen, die toont dat het een voorspelling is van de vervulling van Jeruzalem en van haar veiligheid en eer, Zechariah 2:3.
2. Bij wijze van toepassing. Hier is,
a. Een vermaning aan de Joden, die nog te Babel waren, hen dringende om de terugkeer naar hun eigen land te verhaasten, Zechariah 2:6.
b. Een vertroosting voor hen, die teruggekeerd waren met het oog op de vele moeilijkheden, waarmede zij te worstelen hadden, Zechariah 2:10.
c. Een waarschuwing aan allen God niet te willen voorschrijven, of beperken, maar geduldig op Hem te wachten, Zechariah 2:13.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, ZACHARIA 2In dit hoofdstuk hebben wij,
I. Nog een visioen, dat de profeet zag, niet voor zijn eigen genoegen, maar voor zijn voldoening en de stichting van degenen tot wie hij gezonden was, Zechariah 2:1,Zechariah 2:2.
II. Een prediking daarop, in het verdere van dit hoofdstuk,
1. Bij wijze van uitlegging van dit visioen, die toont dat het een voorspelling is van de vervulling van Jeruzalem en van haar veiligheid en eer, Zechariah 2:3.
2. Bij wijze van toepassing. Hier is,
a. Een vermaning aan de Joden, die nog te Babel waren, hen dringende om de terugkeer naar hun eigen land te verhaasten, Zechariah 2:6.
b. Een vertroosting voor hen, die teruggekeerd waren met het oog op de vele moeilijkheden, waarmede zij te worstelen hadden, Zechariah 2:10.
c. Een waarschuwing aan allen God niet te willen voorschrijven, of beperken, maar geduldig op Hem te wachten, Zechariah 2:13.
Verzen 1-13
Zacharia 2:1-13Dezen profeet was bevolen, in Gods naam het volk te verzekeren, Zechariah 1:16, dat het richtsnoer over Jeruzalem uitgestrekt zou worden. Hier hebben wij de toelichting en bevestiging van die belofte, opdat de profeet dat deel van zijn boodschap aan het volk met te meerklaarheid en verzekerdheid mocht doen.
I. Hij ziet, in een visioen, een Man, die de maat gaat nemen van Jeruzalem, Zechariah 2:1, Zechariah 2:2:Hij hief zijn ogen wederom op en zag God had hem getoond, wat zeer bemoedigend voor hem was, Zechariah 1:20, en daarom hief hij wederom zijn ogen op en zag. De vertroostende gezichten, van Gods goedheid, die wij door het geloof aan ons oog hebben zien voorbijgaan, moeten een aansporing voor ons zijn om onze ogen wederom op te heffen, en dieper door te dringen in de geheimen, die ons door de goddelijke genade geopenbaard zijn, want er is nog meer te zien. Aan het slot van het vorige hoofdstuk had hij Jeruzalems vijanden teleurgesteld en gebroken gezien, zodat hij nu begint te hopen, dat zij ziet ten onder gebracht zal worden. Maar dat is niet genoeg om haar gelukkig te maken, en dat is dus ook niet alles wat beloofd wordt. Hier is nog meer smidswerk te doen. Toen David besloten had, alle hoornen van de goddelozen af te houwen, zorgde hij tevens, dat de hoornen des rechtvaardigen verhoogd werden, Psalms 75:10. En dat doet de Zoon van David hier ook, want Hij is de Man, de mens Jezus Christus, die de profeet hier met een meetsnoer in Zijn hand ziet, want Hij is de opperste Bouwheer van Zijn kerk, Hebrews 3:3, en Hij bouwt nauwkeurig volgens schietlood en waterpas. Zacharia was zo stoutmoedig Hem te vragen, Waar gaat Gij heen? en wat Hij van plan was met dat richtsnoer te doen. En Hij zei hem bereidwillig dat Hij ging om Jeruzalem te meten, om nauwkeurig de afmetingen in elke richting op te nemen, om te berekenen, hoeveel er nodig was voor het bouwen van een muur er om heen, en om door vergelijking van zijn afmetingen, met het grote aantal, dat er binnen wonen zou, vast te stellen, hoeveel uitbreiding er nodig was om hen op te nemen en te hunner bevatten, als velen naar Jeruzalem samenstromen, Isaiah 60:4 dan is het tijd om de plaats haar tent wijd te maken, Isaiah 54:2. God houdt het oog op de uitbreiding van Zijn kerk, en zorgt er voor, dat, hoeveel gasten tot het bruiloftsmaal genodigd worden, er altijd nog plaats is, Luke 14:22. In het nieuwe Jeruzalem, in het huis Mijns Vaders daarboven zijn veel woningen.
II. Hij wordt onderricht, dat het gezicht een gunstige betekenis heeft voor Jeruzalem, dat het richtsnoer, dat hij zag, geen richtlood van de ledigheid was, zoals dat in Isaiah 34:11, geen snoer om uit te meten tot verderf, zoals, toen God de muur van de dochter Sions dacht te verderven, en het richtsnoer daarover trok, Lamentations 2:8, maar het is, zoals, toen Hij ze deed vallen in het snoer van hun erfenis, Psalms 78:55. De Engel, die met hem sprak, ging uit, zoals Hij van plan was, om Jeruzalem te meten, maar een andere engel ging uit, Hem tegemoet, om Hem te verzoeken, dat hij eerst dit visioen aan de profeet zou uitleggen, opdat hij er geen onaangename gedachten door krijgen zou: Loop, spreek deze jongeling aan, want het schijnt wel, dat de profeet nog jong was, toen hij begon te profeteren, toch verachte niemand zijn jonkheid, als God hem zo hoog geëerd heeft, hij is een jongeling, onervaren, en vreest misschien dadelijk het ergste, verzoek hem daarom het beste te hopen, zeg hem, dat Jeruzalem beide veilig en groot zal zijn,
1. Zo veilig en groot als zeer veel mensen het maken kunnen, Zechariah 2:4 :Jeruzalem zal dorpsgewijze bewoond worden, de inwoners ervan zullen toenemen, en zich vermenigvuldigen, en het vervullen tot ieders bewondering, zodat het zich tot ver buiten zijn tegenwoordige afmetingen zal uitstrekken, waarvan nu een opmeting is gedaan. De muren van een stad, die haar verdedigen, vernauwen en beperken haar tevens, en beletten haar inwoners zich te vermenigvuldigen buiten die maat maar Jeruzalem zal, zelfs terwijl het ommuurd is, om de vijand af te houden, dorpsgewijze bewoond worden. De stad zal als `t ware verloren gaan in haar voorsteden, zoals Londen, welks buitenwijken volkrijker zijn dan die van de eigenlijke stad. Zo zal het zijn met Jeruzalem, het zal zich even vrij uitbreiden, alsof het in `t geheel geen muren had, en toch zal zij zo veilig zijn alsof zij de sterkste muren had, zulk een veelheid van de mensen, die de beste muren van een stad zijn zal in haar midden wezen, en van de beesten eveneens, dat zij niet alleen voedsel, maar ook rijkdom voor die mensen zullen zijn. De toeneming van de menigte van een volk is een grote zegen, is een vrucht van Gods zegen over hen en een eersteling van verdere zegeningen, Psalms 107:38, Hij zegent ze zodat ze zeer vermenigvuldigen.
2. Zo veilig en groot als de tegenwoordigheid Gods haar maken kan Zechariah 2:5..
a. Zij zal veilig wezen, want God zelf zal haar een vurige muur rondom zijn. Jeruzalem had in deze tijd geen muren, maar lag open en bloot, vroeger, toen zij muren had, braken de vijanden er niet alleen doorheen, maar braken ze ook af, maar nu zal God haar een vurige muur zijn. Sommigen menen, dat dit betrekking heeft op de herders, die vuren aanlegden om de kudden, of de reizigers, die in woeste plaatsen vuren om hun tenten maakten, om de wilde dieren af te schrikken. God zal niet alleen een omtuining voor hen maken, zoals Hij voor Job deed, Zechariah 1:1O, niet alleen muren en bolwerken, Isaiah 26:1, die kunnen omgeworpen worden, niet alleen zal Hij hen omringen als de bergen, Psalms 125:2, bergen kan men beklimmen, maar Hij zal een vurige muur voor haar wezen rondom, die niet doorgebroken, noch beklommen, noch ondermijnd, noch genaderd kan worden zonder gevaar voor de aanvallers. God zal niet slechts een vuriger muur om haar bouwen, maar Hij zal zelf een vurige muur zijn, want onze God is een verterend vuur voor Zijn vijanden en die van Zijn kerk. Hij is een vurige muur, niet maar aan een zijde, maar aan iedere zijde rondom.
b. Hij zal groot zijn, want God zelf zal tot heerlijkheid wezen in het midden van haar. Zijn tempel, Zijn altaar zal daar opgericht en gediend worden, Zijn inzettingen zullen worden nagekomen, en daar zullen de zichtbare tekenen zijn van Zijn bijzondere tegenwoordigheid en gunst, wat de heerlijkheid in het midden van hen zal zijn, hen waarlijk bewonderenswaardig maken in de ogen van allen, die het zien. God zal eer van hen ontvangen, en hun eer aandoen. Die God als hun God hebben, hebben Hem tot hun heerlijkheid, die Hem in het midden van hen hebben, hebben de heerlijkheid in het midden van hen, en vandaar wordt gezegd, dat de kerk inwendig verheerlijkt is. En die personen en plaatsen, die God hebben tot heerlijkheid in het midden van hen, hebben Hem ook als een vurige muur rondom hen want over alles wat heerlijk is, zal een beschutting wezen, Isaiah 4:5. Dit alles werd ten dele vervuld in Jeruzalem, dat, na verloop van tijd, een bloeiende stad werd, en in die delen van de wereld tot een aanzien kwam, ver boven `t geen verwacht kon worden, als men bedenkt, hoe lang het gezonken was, en hoe lang het duurde, eer het zich herstelde, maar zijn volledige vervulling zou het hebben in de kerk van het Evangelie, die zich dorpsgewijze ver uitstrekt, door de toelating van de heidenen daarin, en die God, de Zoon van God, als vorst en beschermer heeft.
Men zou menen, dat de proclamatie van Cyrus, die de gevangen Joden vrijheid gaf naar hun eigen land terug te keren, voldoende moest zijn om hen allen terug te brengen, en dat, evenals toen Farao hun verlof gaf Egypte en het diensthuis te verlaten, zij geen kind of kraai achter zouden laten, maar dat gevolg scheen zij niet te hebben. Er waren er omtrent veertigduizend, wier hart God geroerd had, en zij gingen, maar velen, misschien het grootste deel, bleven achter. Het land van hun gevangenschap was voor de meesten van hen het land van hun geboorte, zij hadden daar wortel geschoten, zich een eigendom verworven, en velen van hen een ruim bestaan, misschien hadden sommigen wel grote bezittingen en aanzien verkregen, en zij vinden, dat zij er niet beter van worden, naar hun land terug te keren. "Patria est ubicunque est bene-Mijn vaderland is waar het mij welgaat". Zij hadden geen grote genegenheid voor hun land, en vreesden, dat de moeilijkheden op die weg onoverkomelijk waren. Dit kwam voort uit een boze oorzaak-wantrouwen in de macht en beloften van God, liefde voor een rustig leven en wereldse rijkdom en onverschilligheid voor de godsdienst van hun land en voor de God van Israël zelf, en het had een boos gevolg, want het was een stilzwijgende kritiek op de handelwijze van degenen, die terugkeerden, als dwaas, overhaast, en veranderlijk, en een slap maken van hun handen in het werk van God. Zulken als deze konden in hun gevangenschap Psalms 137:1 niet zingen, want zij hadden u, o Jeruzalem vergeten! en wel ver van u te verkiezen boven het hoogste genot, verkozen zij ieder genot boven u. Daarom gaat hier een andere proclamatie uit van de God van Israël, met de uitdrukkelijke last en bevel aan al zijn vrijgeboren onderdanen, waar ook verspreid, om spoedig naar hun eigen land terug te keren en zich daar ieder op zijn post te begeven. Luide worden zij opgeroepen, Zechariah 2:6 vlucht toch uit het Noorderland, spreekt de Heer. Dit volgt heel gepast op de belofte van de herbouw en uitbreiding van Jeruzalem. Als God het voor hen en hun gebruik bouwen wil, dan moeten zij ook komen en het voor Hem en zijn eer bewonen, en niet stil in Babel blijven. De beloften en voorrechten waarmee Gods volk gezegend wordt, moet ons de plicht opleggen, wat het ons ook koste, ons daarbij te voegen, en ons lot midden onder hen te werpen. Als Sion vergroot wordt, om plaats te maken voor het hele Israël Gods, dan is het de grootst mogelijke dwaasheid van hen om in Babel te blijven. De gevangenschap van een zondige staat moet in geen geval verkozen worden, hoe weinig waarde men ook hechten moge aan wereldse zaken. Neen, Vlucht toch met alle spoed en verliest geen tijd. Behoud u om uws levens wil, zie niet achter u om. Om hen te bewegen hun terugkeer te verhaasten, moeten zij bedenken,
1. Zij zijn nu verstrooid en hebben er belang bij de handen in een te slaan voor hun wederzijdse gemeenschappelijke verdediging, Zechariah 2:6 :"Ik heb u uitgebreid naar de vier winden des hemels, sommigen heb Ik naar deze en anderen naar gene hoek van de wereld gezonden, dat is lange tijd uw toestand geweest er daarom is het nu tijd er aan te denken om elkaar te helpen weer bijeen te komen". God verklaart, dat Hij hen in toorn verstrooid heeft, en daarom moeten zij deze uitnodiging opvatten als een teken, dat God bereid is Zich weer met hen te verzoenen, zodat zij Zijn vriendelijkheid in `t aangezicht sloegen, als zij weigerden die uitnodiging aan te nemen.
2. Zij zijn nu in `t diensthuis en het is zaak hun vrijheid te verzekeren, en daarom, Ontkom, Sion! vlied van uw onderdrukker, en zoek een uitweg. Laat ons de stoute pogingen en worsteling zien, die het edele, genaderijke zaad van Abraham betamen", Zechariah 2:7. Als Christus aan de gevangenen de verlossing openbaar maakt, die Hij zelf gewrocht heeft, dan is het zaak voor een ieder van ons, ons los te maken van de banden van onze hals, Isaiah 52:2, en sinds wij onder de genade leven, het besluit te nemen, dat de zonde over ons niet heersen zal. Van Sion zelf wordt hier gezegd, dat zij woont bij de dochter Babels, omdat daar vele van de kostelijke kinderen Sions woonden, en waar het volk van God is, daar is de kerk van God, want zij is aan geen plaats gebonden. Maar het betaamt niet, dat Sion woont bij de dochter Babels, wat gemeenschap kan het licht hebben met de duisternis? Sion zal gevaar lopen met de dochter Babels te delen in haar zonden en in haar plagen, en daarom, gaat uit van haar Mijn volk, Revelation 18:4. "Ontkom, Sion, door een spoedige terugkeer tot uw eigen land, en vernietig u zelf niet door te blijven in dat bezoedelde, bijgelovige land". Die onder het geslacht van Gods kinderen gerekend willen worden, moeten behouden worden van het verkeerde geslacht van deze wereld, dat was Petrus' vermaning aan zijn nieuwe bekeerlingen, Acts 2:40.
3. Het heeft er al de schijn van gehad, dat zij van God verlaten en vergeten waren, maar God zal nu de blijken geven, dat Hij hun zaak tot de Zijne maakt, en die met ijver behartigen zal, Zechariah 2:8, Zechariah 2:9. Het was een ontmoediging voor degenen, die in Babel bleven, van de moeilijkheden en tegenstand te horen, die hun broederen, die teruggekeerd waren, ontmoet hadden, waardoor zij steeds in gevaar waren, overweldigd en verpletterd te worden. "En wij kunnen evengoed stil blijven zitten als opstaan en vallen". Als antwoord op deze tegenwerping zegt hem de Engel, die met de profeet sprak, d.i.Jezus Christus, wat Hij voor hen moest doen, nl. voor hun bescherming en voor hun volkomen verlossing, en dit met het oog op de grote verlossing, die Hij in de volheid van de tijden werken zou. Christus, die de Heer is en de Heer der heerscharen, van alle heerscharen van hemel en aarde, want Hij heeft soevereine macht in beide, zegt: "Hij heeft Mij gezonden." Wat Jezus gedaan heeft, en doet, voor Zijn kerk, tegen Zijn vijanden, daartoe is Hij door de Vader gezonden, met opdracht dat te doen. Met grote voldoening spreekt Hij dikwijls van de Vader, die Hem gezonden heeft.
a. Hij is gezonden na de heerlijkheid. Na het heerlijk begin van hun verlossing is Hij gezonden om dat te voltooien, want Hij is de volmaker van dat werk, waarvan Hij de bewerker is. Christus is in de eerste plaats tot het volk van de Joden gezonden, welker de heerlijkheid is, Romans 9:4. En Hij zelf was de heerlijkheid van zijn volk Israël. Maar na de heerlijkheid, na Zijn zorg voor hen, wordt Hij tot de heidenen gezonden, om te zijn een licht tot verlichting van de heidenen, om hen door de macht van Zijn Evangelie gevangen te nemen, en hen, en alle hoogheid van gedachte onder hen, tot gehoorzaamheid aan zich te brengen.
b. Hij is gezonden tot de heidenen, die hen beroofd hebben, om wraak op hen te nemen voor het onrecht, dat zij Sion hebben aangedaan, als het jaar van zijn verlosten komt en het jaar van de vergeldingen om Sions twistzaak, Isaiah 34:8. "Hij is gezonden, om Zijn hand over hen te bewegen om Zijn machtige hand tegen hen op te treffen en Zijn zware hand op hen te leggen, om ze te verpletteren met een ijzeren scepter en ze in stukken te slaan als een pottenbakkersvat," Psalms 2:9. Sommigen menen, dat het betekent, hoe gemakkelijk God hen door een omdraaien van Zijn hand ten onder brengen en vernederen kan, Hij behoeft slechts Zijn hand over hen te bewegen en het is gebeurd. Zij zullen hun knechten een roof wezen, zij zullen de slaaf worden van wie hun slaaf was geweest, en geplunderd door hen, die zij geplunderd hadden. In Esthers tijd werd dit vervuld, toen de Joden over hun haters heersten, Esth. 9:1 en dikwijls in de tijd van de Maccabeën. De belofte is verder vervuld in Christus' overwinning over onze geestelijke vijanden, dat Hij namelijk de overheden en machten uitgetogen hebbende, die in het openbaar tentoongesteld heeft, Colossians 2:15. En zij is nog steeds van kracht voor de kerk van het Evangelie. Christus zal afrekenen met allen, die er vijanden van zijn, en vroeger of later zal Hij ze tot "een voetbank van Zijn voeten maken", Psalms 110:1, Revelation 3:9.
c. Wat Hij zal doen voor Zijn kerk, zal een duidelijk bewijs zijn van Gods tedere zorg en genegenheid van haar: "Die u aanraakt, raakt Mijn oogappel aan." Dit is een uitdrukking van Gods grote liefde voor Zijn kerk. Uit Zijn gramschap over het onrecht, haar aangedaan, blijkt, hoe dierbaar zij Hem is, hoe haar belangen Zijn belangen zijn, en hoe Hij, wat haar aangedaan wordt, niet alleen beschouwt als tegen Hem gedaan, maar als tegen Zijn oogappel gedaan, het tederste lichaamsdeel, dat de natuur zeer fijn heeft gemaakt, dat zij dubbel beschermd heeft, en waarvoor zij ons geleerd heeft op bijzondere wijze te zorgen, en waarvoor een enkele aanraking reeds een belediging is. Dit is een aanmoediging voor het volk van God om met David te bidden, Psalms 17:8, Bewaar mij als het zwart des oogappels, en een vermaning om te doen naar Salomo's voorschrift, Proverbs 7:2 om zijn wet als de appel van hun ogen te bewaren. Sommigen verstaan het aldus: "Die u aanraakt, raakt de appel van zijn eigen oog aan, wie u enig onrecht aandoet, zal bij slot van rekening blijken, zichzelf het meeste kwaad te hebben gedaan."
d. Het zal een klaar bewijs van Christus' zending zijn: Gij zult weten dat de Heer der heerscharen Mij gezonden heeft om de beschermer van Zijn kerk te zijn, dat de beloften, aan de kerk gedaan, in Hem ja en amen zijn. Christus' overwinning over onze geestelijke vijanden, bewijst. dat de Vader Hem gezonden heeft en met Hem is.
I. Hier wordt vreugde beloofd aan de kerk van God, aan de dochter Sions, die zich afgescheiden had van de dochter Babels. De Joden die teruggekeerd waren, waren in benauwdheid en gevaar, hun vijanden in de nabijheid waren vol wrevel tegen hen, hun vrienden, die te Babel gebleven waren, waren koel tegen hen afkerig van hen, en niet geneigd hun te hulp te komen, en toch wordt hun bevolen te juichen en zich te verblijden, zelfs in de verdrukking Die hun reinheid en onbevlektheid, en geestelijke vrijheid hebben herkregen, al hebben zij dan nog niet hun uiterlijke voorspoed herkregen, hebben toch reden, om te juichen en zich te verblijden, om God te loven, en vertroost te zijn.
1. God zal een volk onder hen hebben. Als hun broeders in Babel niet tot hen willen komen, dan zullen die van andere volken komen, en Jeruzalem en de steden van Juda vervullen: "Vele heidenen zullen te dien dage de Heer toegevoegd worden die Hem nu vreemd en verre van Hem zijn". Na de gevangenschap vermenigvuldigde het Joodse volk zich zeer, door de toestroming van proselieten, die genaturaliseerd werden, en recht hadden op al de voorrechten van de geboren Israëlieten, en misschien waren die even talrijk, en daarom vermeldt Paulus het als een eer, die hij wel had, en vele Joden niet dat hij van de stam van Benjamin, een Hebreeër uit de Hebreërs was, Filipp. 3:En dit was een begin van het inbrengen van de heidenen in de christelijke kerk, en daarin zouden deze en andere beloften hun gehele vervulling hebben. Daarom was het vreemd dat het zo'n grote aanstoot voor de Joden was, als wij in de tijd van de apostelen vinden, wat hun in de tijd van de profeten als een zegen was beloofd dat "vele heidenen de Heer toegevoegd zouden worden". En, zoals er een wet was, zo zou er ook een Evangelie zijn van de ingeborene en van de vreemdeling van welk volk zij ook komen, als zij de Heer toegevoegd worden, zullen zij Mij tot een volk wezen, even dierbaar aan God, als Israël ooit geweest was. God zal als Zijn volk erkennen, die zich in oprechtheid van hart Hem toevoegen, en, als velen dat doen, moeten wij naar hen zien, niet met naijver, maar met blijdschap. De engelen verheugen zich, en daarom behoort de dochter Sions dat ook te doen, als vele volken de Heer toegevoegd worden.
2. Zij zullen Hem onder hen tegenwoordig hebben: "Juich en verblijd u, want Ik kom." Diegenen, tot wie God komen, hebben reden zich te verblijden, want Hij zal hun voornaamste vreugde zijn. God zal komen, niet allen om hun een bezoek te brengen, maar om bij hen te blijven, en over hen te regeren: Ik zal in het midden van u wonen, Zechariah 2:10, en dat wordt herhaald Zechariah 2:11, omdat het een dubbele vervulling hebben zou,
a. In de wijding van de tempel, in de regelmatige waarneming aldaar van al Gods inzettingen en Gods erkenning van hen daarin. Zij in wier midden God woont, hebben de bediening van Zijn inzettingen in al haar zuiverheid, en vergezeld van goddelijke kracht, met deze tekenen van Gods tegenwoordigheid was de Joodse kerk, na dezen, evenzeer gezegend als ooit.
b. In de vleeswording van Christus, die hier belooft onder hen te zullen wonen, is de Heer, die de Heer der heerscharen gezonden heeft Zechariah 2:11, en moet daarom de Heer Jezus zijn die kwam en woonde te midden van het Joodse volk, het eeuwige Woord, dat vlees geworden is, en onder ons gewoond heeft. Dat was de grote eer, voor dat volk in het laatste van de dagen bewaard, de belofte daarvan verzekerde in werkelijkheid hun voortbestaan totdat zij vervuld was. Zij konden niet vernietigd worden, terwijl die zegen onder hen was, en het vooruitzicht daarop, overeenkomstig de belofte, was de grote steun en troost van degenen, die de verlossing in Jeruzalem verwachtten. Er was beloofd dat, als Christus kwam en onder hen woonde, zij zouden weten, dat de Heer der heerscharen Hem gezonden heeft, allen, die inderdaad Israëlieten waren, zouden het weten, voldoende bewijzen werden er van gegeven, door de wonderen, die Christus gewrocht heeft, zodat zij het hadden kunnen weten, en toch waren er die in onwetendheid en ongeloof stierven, die het niet wilden weten, want indien zij het geweten hadden, zo zouden zij de Heer der heerlijkheid niet gekruist hebben.
3. Zij zullen in al hun oude waardigheden en voorrechten hersteld worden, Zechariah 2:12..
a. Kanan zal opnieuw een heilig land zijn, niet bevlekt door de zonde, zoals vroeger, niet ontheiligd door zijn vijanden, zoals onlangs, het zal opnieuw omtuind zijn en niet langer door iedereen betreden.
b. Juda zal in dit heilige land zijn, en zal het bewonen, en er van genieten, en niet langer verloren en verstrooid zijn in Babel.
c. Juda zal Gods deel zijn, dat Zijn vermaak zal zijn, dat Hem dierbaar zal zijn, waarvan Hij gediend zal zijn, en waarin Hij verheerlijkt zal worden. Des Heren deel is Zijn volk.
d. God zal Juda opnieuw erven voor Zijn deel, Zijn eigendom opeisen, en Zijn bezitting hernemen uit de handen van hen, die op Zijn recht inbreuk hadden gemaakt. Hij zal Zijn volk beschermen en besturen zoals een man zijn erfenis, en zal Zijn woning onder hen hebben.
e. Hij zal Jeruzalem nog verkiezen, zoals Hij het vroeger verkozen had, om Zijn naam daar te stellen, Hij zal zijn keus hernieuwen en bevestigen, en het zal een uitverkoren plaats blijven, totdat het zijn eer moet afstaan aan het Jeruzalem, dat van boven is. Hoewel de verkiezing een tijdlang op zij gezet scheen te zijn, toch zal zij geldig zijn.
II. Hier wordt verder aan de gehele wereld het zwijgen opgelegd, Zechariah 2:13. De dochter Sions moet zingen, maar alle vlees moet zwijgen. Ziehier,
1. Een ontzagwekkende beschrijving van Gods verschijningen tot hulp van Zijn volk. "Hij is ontwaakt uit Zijn heilige woning, als een man uit de slaap", Psalms 44:23, Psalms 78:65, of als n, die met vastberadenheid aan een werk begint, dat Hij wil afdoen. De hemel is Zijn heilige woning boven. Van daar moeten wij verwachten, dat Hij verschijnen zal, Isaiah 64:1. I Zijn tempel is het in deze lagere wereld, daarom verschijnt Hij blinkende van tussen de cherubs, Psalms 80:1. Hij is op het punt iets ongewoons, iets onverwachts en zeer verrassende te doen, en de zaak van Zijn volk te twisten, die lang verwaarloosd scheen te zijn. 2. Een gepaste waarschuwing en bevel op zo'n tijd: "Zwijg, alle vlees, voor het aangezicht des Heeren voor Christus en Zijn genade, het vlees moet zich niet verzetten tegen de middelen, die Hij gebruikt voor God en Zijn leiding, de vijanden van de kerk zullen tot zwijgen gebracht worden, aan alle ongerechtigheid zal de mond gestopt worden". De vrienden van de kerk moeten eveneens stil zijn. Laat het aan God over Zijn weg te bepalen, en schrijf Hem niet voor, wat Hij doen moet, en twist niet met Hem, wat Hij ook doet. "Laat af en weet, dat Hij God is." Zie Habakkuk 2:20, Zephaniah 1:7. Berust zwijgend in Zijn heilige wil, en wacht geduldig de afloop af, als degenen, die verzekerd zijn dat, als God ontwaakt is uit Zijn heilige woning, Hij niet terug zal treden, noch gaan zitten, totdat Hij Zijn werk geheel volbracht heeft.
Verzen 1-13
Zacharia 2:1-13Dezen profeet was bevolen, in Gods naam het volk te verzekeren, Zechariah 1:16, dat het richtsnoer over Jeruzalem uitgestrekt zou worden. Hier hebben wij de toelichting en bevestiging van die belofte, opdat de profeet dat deel van zijn boodschap aan het volk met te meerklaarheid en verzekerdheid mocht doen.
I. Hij ziet, in een visioen, een Man, die de maat gaat nemen van Jeruzalem, Zechariah 2:1, Zechariah 2:2:Hij hief zijn ogen wederom op en zag God had hem getoond, wat zeer bemoedigend voor hem was, Zechariah 1:20, en daarom hief hij wederom zijn ogen op en zag. De vertroostende gezichten, van Gods goedheid, die wij door het geloof aan ons oog hebben zien voorbijgaan, moeten een aansporing voor ons zijn om onze ogen wederom op te heffen, en dieper door te dringen in de geheimen, die ons door de goddelijke genade geopenbaard zijn, want er is nog meer te zien. Aan het slot van het vorige hoofdstuk had hij Jeruzalems vijanden teleurgesteld en gebroken gezien, zodat hij nu begint te hopen, dat zij ziet ten onder gebracht zal worden. Maar dat is niet genoeg om haar gelukkig te maken, en dat is dus ook niet alles wat beloofd wordt. Hier is nog meer smidswerk te doen. Toen David besloten had, alle hoornen van de goddelozen af te houwen, zorgde hij tevens, dat de hoornen des rechtvaardigen verhoogd werden, Psalms 75:10. En dat doet de Zoon van David hier ook, want Hij is de Man, de mens Jezus Christus, die de profeet hier met een meetsnoer in Zijn hand ziet, want Hij is de opperste Bouwheer van Zijn kerk, Hebrews 3:3, en Hij bouwt nauwkeurig volgens schietlood en waterpas. Zacharia was zo stoutmoedig Hem te vragen, Waar gaat Gij heen? en wat Hij van plan was met dat richtsnoer te doen. En Hij zei hem bereidwillig dat Hij ging om Jeruzalem te meten, om nauwkeurig de afmetingen in elke richting op te nemen, om te berekenen, hoeveel er nodig was voor het bouwen van een muur er om heen, en om door vergelijking van zijn afmetingen, met het grote aantal, dat er binnen wonen zou, vast te stellen, hoeveel uitbreiding er nodig was om hen op te nemen en te hunner bevatten, als velen naar Jeruzalem samenstromen, Isaiah 60:4 dan is het tijd om de plaats haar tent wijd te maken, Isaiah 54:2. God houdt het oog op de uitbreiding van Zijn kerk, en zorgt er voor, dat, hoeveel gasten tot het bruiloftsmaal genodigd worden, er altijd nog plaats is, Luke 14:22. In het nieuwe Jeruzalem, in het huis Mijns Vaders daarboven zijn veel woningen.
II. Hij wordt onderricht, dat het gezicht een gunstige betekenis heeft voor Jeruzalem, dat het richtsnoer, dat hij zag, geen richtlood van de ledigheid was, zoals dat in Isaiah 34:11, geen snoer om uit te meten tot verderf, zoals, toen God de muur van de dochter Sions dacht te verderven, en het richtsnoer daarover trok, Lamentations 2:8, maar het is, zoals, toen Hij ze deed vallen in het snoer van hun erfenis, Psalms 78:55. De Engel, die met hem sprak, ging uit, zoals Hij van plan was, om Jeruzalem te meten, maar een andere engel ging uit, Hem tegemoet, om Hem te verzoeken, dat hij eerst dit visioen aan de profeet zou uitleggen, opdat hij er geen onaangename gedachten door krijgen zou: Loop, spreek deze jongeling aan, want het schijnt wel, dat de profeet nog jong was, toen hij begon te profeteren, toch verachte niemand zijn jonkheid, als God hem zo hoog geëerd heeft, hij is een jongeling, onervaren, en vreest misschien dadelijk het ergste, verzoek hem daarom het beste te hopen, zeg hem, dat Jeruzalem beide veilig en groot zal zijn,
1. Zo veilig en groot als zeer veel mensen het maken kunnen, Zechariah 2:4 :Jeruzalem zal dorpsgewijze bewoond worden, de inwoners ervan zullen toenemen, en zich vermenigvuldigen, en het vervullen tot ieders bewondering, zodat het zich tot ver buiten zijn tegenwoordige afmetingen zal uitstrekken, waarvan nu een opmeting is gedaan. De muren van een stad, die haar verdedigen, vernauwen en beperken haar tevens, en beletten haar inwoners zich te vermenigvuldigen buiten die maat maar Jeruzalem zal, zelfs terwijl het ommuurd is, om de vijand af te houden, dorpsgewijze bewoond worden. De stad zal als `t ware verloren gaan in haar voorsteden, zoals Londen, welks buitenwijken volkrijker zijn dan die van de eigenlijke stad. Zo zal het zijn met Jeruzalem, het zal zich even vrij uitbreiden, alsof het in `t geheel geen muren had, en toch zal zij zo veilig zijn alsof zij de sterkste muren had, zulk een veelheid van de mensen, die de beste muren van een stad zijn zal in haar midden wezen, en van de beesten eveneens, dat zij niet alleen voedsel, maar ook rijkdom voor die mensen zullen zijn. De toeneming van de menigte van een volk is een grote zegen, is een vrucht van Gods zegen over hen en een eersteling van verdere zegeningen, Psalms 107:38, Hij zegent ze zodat ze zeer vermenigvuldigen.
2. Zo veilig en groot als de tegenwoordigheid Gods haar maken kan Zechariah 2:5..
a. Zij zal veilig wezen, want God zelf zal haar een vurige muur rondom zijn. Jeruzalem had in deze tijd geen muren, maar lag open en bloot, vroeger, toen zij muren had, braken de vijanden er niet alleen doorheen, maar braken ze ook af, maar nu zal God haar een vurige muur zijn. Sommigen menen, dat dit betrekking heeft op de herders, die vuren aanlegden om de kudden, of de reizigers, die in woeste plaatsen vuren om hun tenten maakten, om de wilde dieren af te schrikken. God zal niet alleen een omtuining voor hen maken, zoals Hij voor Job deed, Zechariah 1:1O, niet alleen muren en bolwerken, Isaiah 26:1, die kunnen omgeworpen worden, niet alleen zal Hij hen omringen als de bergen, Psalms 125:2, bergen kan men beklimmen, maar Hij zal een vurige muur voor haar wezen rondom, die niet doorgebroken, noch beklommen, noch ondermijnd, noch genaderd kan worden zonder gevaar voor de aanvallers. God zal niet slechts een vuriger muur om haar bouwen, maar Hij zal zelf een vurige muur zijn, want onze God is een verterend vuur voor Zijn vijanden en die van Zijn kerk. Hij is een vurige muur, niet maar aan een zijde, maar aan iedere zijde rondom.
b. Hij zal groot zijn, want God zelf zal tot heerlijkheid wezen in het midden van haar. Zijn tempel, Zijn altaar zal daar opgericht en gediend worden, Zijn inzettingen zullen worden nagekomen, en daar zullen de zichtbare tekenen zijn van Zijn bijzondere tegenwoordigheid en gunst, wat de heerlijkheid in het midden van hen zal zijn, hen waarlijk bewonderenswaardig maken in de ogen van allen, die het zien. God zal eer van hen ontvangen, en hun eer aandoen. Die God als hun God hebben, hebben Hem tot hun heerlijkheid, die Hem in het midden van hen hebben, hebben de heerlijkheid in het midden van hen, en vandaar wordt gezegd, dat de kerk inwendig verheerlijkt is. En die personen en plaatsen, die God hebben tot heerlijkheid in het midden van hen, hebben Hem ook als een vurige muur rondom hen want over alles wat heerlijk is, zal een beschutting wezen, Isaiah 4:5. Dit alles werd ten dele vervuld in Jeruzalem, dat, na verloop van tijd, een bloeiende stad werd, en in die delen van de wereld tot een aanzien kwam, ver boven `t geen verwacht kon worden, als men bedenkt, hoe lang het gezonken was, en hoe lang het duurde, eer het zich herstelde, maar zijn volledige vervulling zou het hebben in de kerk van het Evangelie, die zich dorpsgewijze ver uitstrekt, door de toelating van de heidenen daarin, en die God, de Zoon van God, als vorst en beschermer heeft.
Men zou menen, dat de proclamatie van Cyrus, die de gevangen Joden vrijheid gaf naar hun eigen land terug te keren, voldoende moest zijn om hen allen terug te brengen, en dat, evenals toen Farao hun verlof gaf Egypte en het diensthuis te verlaten, zij geen kind of kraai achter zouden laten, maar dat gevolg scheen zij niet te hebben. Er waren er omtrent veertigduizend, wier hart God geroerd had, en zij gingen, maar velen, misschien het grootste deel, bleven achter. Het land van hun gevangenschap was voor de meesten van hen het land van hun geboorte, zij hadden daar wortel geschoten, zich een eigendom verworven, en velen van hen een ruim bestaan, misschien hadden sommigen wel grote bezittingen en aanzien verkregen, en zij vinden, dat zij er niet beter van worden, naar hun land terug te keren. "Patria est ubicunque est bene-Mijn vaderland is waar het mij welgaat". Zij hadden geen grote genegenheid voor hun land, en vreesden, dat de moeilijkheden op die weg onoverkomelijk waren. Dit kwam voort uit een boze oorzaak-wantrouwen in de macht en beloften van God, liefde voor een rustig leven en wereldse rijkdom en onverschilligheid voor de godsdienst van hun land en voor de God van Israël zelf, en het had een boos gevolg, want het was een stilzwijgende kritiek op de handelwijze van degenen, die terugkeerden, als dwaas, overhaast, en veranderlijk, en een slap maken van hun handen in het werk van God. Zulken als deze konden in hun gevangenschap Psalms 137:1 niet zingen, want zij hadden u, o Jeruzalem vergeten! en wel ver van u te verkiezen boven het hoogste genot, verkozen zij ieder genot boven u. Daarom gaat hier een andere proclamatie uit van de God van Israël, met de uitdrukkelijke last en bevel aan al zijn vrijgeboren onderdanen, waar ook verspreid, om spoedig naar hun eigen land terug te keren en zich daar ieder op zijn post te begeven. Luide worden zij opgeroepen, Zechariah 2:6 vlucht toch uit het Noorderland, spreekt de Heer. Dit volgt heel gepast op de belofte van de herbouw en uitbreiding van Jeruzalem. Als God het voor hen en hun gebruik bouwen wil, dan moeten zij ook komen en het voor Hem en zijn eer bewonen, en niet stil in Babel blijven. De beloften en voorrechten waarmee Gods volk gezegend wordt, moet ons de plicht opleggen, wat het ons ook koste, ons daarbij te voegen, en ons lot midden onder hen te werpen. Als Sion vergroot wordt, om plaats te maken voor het hele Israël Gods, dan is het de grootst mogelijke dwaasheid van hen om in Babel te blijven. De gevangenschap van een zondige staat moet in geen geval verkozen worden, hoe weinig waarde men ook hechten moge aan wereldse zaken. Neen, Vlucht toch met alle spoed en verliest geen tijd. Behoud u om uws levens wil, zie niet achter u om. Om hen te bewegen hun terugkeer te verhaasten, moeten zij bedenken,
1. Zij zijn nu verstrooid en hebben er belang bij de handen in een te slaan voor hun wederzijdse gemeenschappelijke verdediging, Zechariah 2:6 :"Ik heb u uitgebreid naar de vier winden des hemels, sommigen heb Ik naar deze en anderen naar gene hoek van de wereld gezonden, dat is lange tijd uw toestand geweest er daarom is het nu tijd er aan te denken om elkaar te helpen weer bijeen te komen". God verklaart, dat Hij hen in toorn verstrooid heeft, en daarom moeten zij deze uitnodiging opvatten als een teken, dat God bereid is Zich weer met hen te verzoenen, zodat zij Zijn vriendelijkheid in `t aangezicht sloegen, als zij weigerden die uitnodiging aan te nemen.
2. Zij zijn nu in `t diensthuis en het is zaak hun vrijheid te verzekeren, en daarom, Ontkom, Sion! vlied van uw onderdrukker, en zoek een uitweg. Laat ons de stoute pogingen en worsteling zien, die het edele, genaderijke zaad van Abraham betamen", Zechariah 2:7. Als Christus aan de gevangenen de verlossing openbaar maakt, die Hij zelf gewrocht heeft, dan is het zaak voor een ieder van ons, ons los te maken van de banden van onze hals, Isaiah 52:2, en sinds wij onder de genade leven, het besluit te nemen, dat de zonde over ons niet heersen zal. Van Sion zelf wordt hier gezegd, dat zij woont bij de dochter Babels, omdat daar vele van de kostelijke kinderen Sions woonden, en waar het volk van God is, daar is de kerk van God, want zij is aan geen plaats gebonden. Maar het betaamt niet, dat Sion woont bij de dochter Babels, wat gemeenschap kan het licht hebben met de duisternis? Sion zal gevaar lopen met de dochter Babels te delen in haar zonden en in haar plagen, en daarom, gaat uit van haar Mijn volk, Revelation 18:4. "Ontkom, Sion, door een spoedige terugkeer tot uw eigen land, en vernietig u zelf niet door te blijven in dat bezoedelde, bijgelovige land". Die onder het geslacht van Gods kinderen gerekend willen worden, moeten behouden worden van het verkeerde geslacht van deze wereld, dat was Petrus' vermaning aan zijn nieuwe bekeerlingen, Acts 2:40.
3. Het heeft er al de schijn van gehad, dat zij van God verlaten en vergeten waren, maar God zal nu de blijken geven, dat Hij hun zaak tot de Zijne maakt, en die met ijver behartigen zal, Zechariah 2:8, Zechariah 2:9. Het was een ontmoediging voor degenen, die in Babel bleven, van de moeilijkheden en tegenstand te horen, die hun broederen, die teruggekeerd waren, ontmoet hadden, waardoor zij steeds in gevaar waren, overweldigd en verpletterd te worden. "En wij kunnen evengoed stil blijven zitten als opstaan en vallen". Als antwoord op deze tegenwerping zegt hem de Engel, die met de profeet sprak, d.i.Jezus Christus, wat Hij voor hen moest doen, nl. voor hun bescherming en voor hun volkomen verlossing, en dit met het oog op de grote verlossing, die Hij in de volheid van de tijden werken zou. Christus, die de Heer is en de Heer der heerscharen, van alle heerscharen van hemel en aarde, want Hij heeft soevereine macht in beide, zegt: "Hij heeft Mij gezonden." Wat Jezus gedaan heeft, en doet, voor Zijn kerk, tegen Zijn vijanden, daartoe is Hij door de Vader gezonden, met opdracht dat te doen. Met grote voldoening spreekt Hij dikwijls van de Vader, die Hem gezonden heeft.
a. Hij is gezonden na de heerlijkheid. Na het heerlijk begin van hun verlossing is Hij gezonden om dat te voltooien, want Hij is de volmaker van dat werk, waarvan Hij de bewerker is. Christus is in de eerste plaats tot het volk van de Joden gezonden, welker de heerlijkheid is, Romans 9:4. En Hij zelf was de heerlijkheid van zijn volk Israël. Maar na de heerlijkheid, na Zijn zorg voor hen, wordt Hij tot de heidenen gezonden, om te zijn een licht tot verlichting van de heidenen, om hen door de macht van Zijn Evangelie gevangen te nemen, en hen, en alle hoogheid van gedachte onder hen, tot gehoorzaamheid aan zich te brengen.
b. Hij is gezonden tot de heidenen, die hen beroofd hebben, om wraak op hen te nemen voor het onrecht, dat zij Sion hebben aangedaan, als het jaar van zijn verlosten komt en het jaar van de vergeldingen om Sions twistzaak, Isaiah 34:8. "Hij is gezonden, om Zijn hand over hen te bewegen om Zijn machtige hand tegen hen op te treffen en Zijn zware hand op hen te leggen, om ze te verpletteren met een ijzeren scepter en ze in stukken te slaan als een pottenbakkersvat," Psalms 2:9. Sommigen menen, dat het betekent, hoe gemakkelijk God hen door een omdraaien van Zijn hand ten onder brengen en vernederen kan, Hij behoeft slechts Zijn hand over hen te bewegen en het is gebeurd. Zij zullen hun knechten een roof wezen, zij zullen de slaaf worden van wie hun slaaf was geweest, en geplunderd door hen, die zij geplunderd hadden. In Esthers tijd werd dit vervuld, toen de Joden over hun haters heersten, Esth. 9:1 en dikwijls in de tijd van de Maccabeën. De belofte is verder vervuld in Christus' overwinning over onze geestelijke vijanden, dat Hij namelijk de overheden en machten uitgetogen hebbende, die in het openbaar tentoongesteld heeft, Colossians 2:15. En zij is nog steeds van kracht voor de kerk van het Evangelie. Christus zal afrekenen met allen, die er vijanden van zijn, en vroeger of later zal Hij ze tot "een voetbank van Zijn voeten maken", Psalms 110:1, Revelation 3:9.
c. Wat Hij zal doen voor Zijn kerk, zal een duidelijk bewijs zijn van Gods tedere zorg en genegenheid van haar: "Die u aanraakt, raakt Mijn oogappel aan." Dit is een uitdrukking van Gods grote liefde voor Zijn kerk. Uit Zijn gramschap over het onrecht, haar aangedaan, blijkt, hoe dierbaar zij Hem is, hoe haar belangen Zijn belangen zijn, en hoe Hij, wat haar aangedaan wordt, niet alleen beschouwt als tegen Hem gedaan, maar als tegen Zijn oogappel gedaan, het tederste lichaamsdeel, dat de natuur zeer fijn heeft gemaakt, dat zij dubbel beschermd heeft, en waarvoor zij ons geleerd heeft op bijzondere wijze te zorgen, en waarvoor een enkele aanraking reeds een belediging is. Dit is een aanmoediging voor het volk van God om met David te bidden, Psalms 17:8, Bewaar mij als het zwart des oogappels, en een vermaning om te doen naar Salomo's voorschrift, Proverbs 7:2 om zijn wet als de appel van hun ogen te bewaren. Sommigen verstaan het aldus: "Die u aanraakt, raakt de appel van zijn eigen oog aan, wie u enig onrecht aandoet, zal bij slot van rekening blijken, zichzelf het meeste kwaad te hebben gedaan."
d. Het zal een klaar bewijs van Christus' zending zijn: Gij zult weten dat de Heer der heerscharen Mij gezonden heeft om de beschermer van Zijn kerk te zijn, dat de beloften, aan de kerk gedaan, in Hem ja en amen zijn. Christus' overwinning over onze geestelijke vijanden, bewijst. dat de Vader Hem gezonden heeft en met Hem is.
I. Hier wordt vreugde beloofd aan de kerk van God, aan de dochter Sions, die zich afgescheiden had van de dochter Babels. De Joden die teruggekeerd waren, waren in benauwdheid en gevaar, hun vijanden in de nabijheid waren vol wrevel tegen hen, hun vrienden, die te Babel gebleven waren, waren koel tegen hen afkerig van hen, en niet geneigd hun te hulp te komen, en toch wordt hun bevolen te juichen en zich te verblijden, zelfs in de verdrukking Die hun reinheid en onbevlektheid, en geestelijke vrijheid hebben herkregen, al hebben zij dan nog niet hun uiterlijke voorspoed herkregen, hebben toch reden, om te juichen en zich te verblijden, om God te loven, en vertroost te zijn.
1. God zal een volk onder hen hebben. Als hun broeders in Babel niet tot hen willen komen, dan zullen die van andere volken komen, en Jeruzalem en de steden van Juda vervullen: "Vele heidenen zullen te dien dage de Heer toegevoegd worden die Hem nu vreemd en verre van Hem zijn". Na de gevangenschap vermenigvuldigde het Joodse volk zich zeer, door de toestroming van proselieten, die genaturaliseerd werden, en recht hadden op al de voorrechten van de geboren Israëlieten, en misschien waren die even talrijk, en daarom vermeldt Paulus het als een eer, die hij wel had, en vele Joden niet dat hij van de stam van Benjamin, een Hebreeër uit de Hebreërs was, Filipp. 3:En dit was een begin van het inbrengen van de heidenen in de christelijke kerk, en daarin zouden deze en andere beloften hun gehele vervulling hebben. Daarom was het vreemd dat het zo'n grote aanstoot voor de Joden was, als wij in de tijd van de apostelen vinden, wat hun in de tijd van de profeten als een zegen was beloofd dat "vele heidenen de Heer toegevoegd zouden worden". En, zoals er een wet was, zo zou er ook een Evangelie zijn van de ingeborene en van de vreemdeling van welk volk zij ook komen, als zij de Heer toegevoegd worden, zullen zij Mij tot een volk wezen, even dierbaar aan God, als Israël ooit geweest was. God zal als Zijn volk erkennen, die zich in oprechtheid van hart Hem toevoegen, en, als velen dat doen, moeten wij naar hen zien, niet met naijver, maar met blijdschap. De engelen verheugen zich, en daarom behoort de dochter Sions dat ook te doen, als vele volken de Heer toegevoegd worden.
2. Zij zullen Hem onder hen tegenwoordig hebben: "Juich en verblijd u, want Ik kom." Diegenen, tot wie God komen, hebben reden zich te verblijden, want Hij zal hun voornaamste vreugde zijn. God zal komen, niet allen om hun een bezoek te brengen, maar om bij hen te blijven, en over hen te regeren: Ik zal in het midden van u wonen, Zechariah 2:10, en dat wordt herhaald Zechariah 2:11, omdat het een dubbele vervulling hebben zou,
a. In de wijding van de tempel, in de regelmatige waarneming aldaar van al Gods inzettingen en Gods erkenning van hen daarin. Zij in wier midden God woont, hebben de bediening van Zijn inzettingen in al haar zuiverheid, en vergezeld van goddelijke kracht, met deze tekenen van Gods tegenwoordigheid was de Joodse kerk, na dezen, evenzeer gezegend als ooit.
b. In de vleeswording van Christus, die hier belooft onder hen te zullen wonen, is de Heer, die de Heer der heerscharen gezonden heeft Zechariah 2:11, en moet daarom de Heer Jezus zijn die kwam en woonde te midden van het Joodse volk, het eeuwige Woord, dat vlees geworden is, en onder ons gewoond heeft. Dat was de grote eer, voor dat volk in het laatste van de dagen bewaard, de belofte daarvan verzekerde in werkelijkheid hun voortbestaan totdat zij vervuld was. Zij konden niet vernietigd worden, terwijl die zegen onder hen was, en het vooruitzicht daarop, overeenkomstig de belofte, was de grote steun en troost van degenen, die de verlossing in Jeruzalem verwachtten. Er was beloofd dat, als Christus kwam en onder hen woonde, zij zouden weten, dat de Heer der heerscharen Hem gezonden heeft, allen, die inderdaad Israëlieten waren, zouden het weten, voldoende bewijzen werden er van gegeven, door de wonderen, die Christus gewrocht heeft, zodat zij het hadden kunnen weten, en toch waren er die in onwetendheid en ongeloof stierven, die het niet wilden weten, want indien zij het geweten hadden, zo zouden zij de Heer der heerlijkheid niet gekruist hebben.
3. Zij zullen in al hun oude waardigheden en voorrechten hersteld worden, Zechariah 2:12..
a. Kanan zal opnieuw een heilig land zijn, niet bevlekt door de zonde, zoals vroeger, niet ontheiligd door zijn vijanden, zoals onlangs, het zal opnieuw omtuind zijn en niet langer door iedereen betreden.
b. Juda zal in dit heilige land zijn, en zal het bewonen, en er van genieten, en niet langer verloren en verstrooid zijn in Babel.
c. Juda zal Gods deel zijn, dat Zijn vermaak zal zijn, dat Hem dierbaar zal zijn, waarvan Hij gediend zal zijn, en waarin Hij verheerlijkt zal worden. Des Heren deel is Zijn volk.
d. God zal Juda opnieuw erven voor Zijn deel, Zijn eigendom opeisen, en Zijn bezitting hernemen uit de handen van hen, die op Zijn recht inbreuk hadden gemaakt. Hij zal Zijn volk beschermen en besturen zoals een man zijn erfenis, en zal Zijn woning onder hen hebben.
e. Hij zal Jeruzalem nog verkiezen, zoals Hij het vroeger verkozen had, om Zijn naam daar te stellen, Hij zal zijn keus hernieuwen en bevestigen, en het zal een uitverkoren plaats blijven, totdat het zijn eer moet afstaan aan het Jeruzalem, dat van boven is. Hoewel de verkiezing een tijdlang op zij gezet scheen te zijn, toch zal zij geldig zijn.
II. Hier wordt verder aan de gehele wereld het zwijgen opgelegd, Zechariah 2:13. De dochter Sions moet zingen, maar alle vlees moet zwijgen. Ziehier,
1. Een ontzagwekkende beschrijving van Gods verschijningen tot hulp van Zijn volk. "Hij is ontwaakt uit Zijn heilige woning, als een man uit de slaap", Psalms 44:23, Psalms 78:65, of als n, die met vastberadenheid aan een werk begint, dat Hij wil afdoen. De hemel is Zijn heilige woning boven. Van daar moeten wij verwachten, dat Hij verschijnen zal, Isaiah 64:1. I Zijn tempel is het in deze lagere wereld, daarom verschijnt Hij blinkende van tussen de cherubs, Psalms 80:1. Hij is op het punt iets ongewoons, iets onverwachts en zeer verrassende te doen, en de zaak van Zijn volk te twisten, die lang verwaarloosd scheen te zijn. 2. Een gepaste waarschuwing en bevel op zo'n tijd: "Zwijg, alle vlees, voor het aangezicht des Heeren voor Christus en Zijn genade, het vlees moet zich niet verzetten tegen de middelen, die Hij gebruikt voor God en Zijn leiding, de vijanden van de kerk zullen tot zwijgen gebracht worden, aan alle ongerechtigheid zal de mond gestopt worden". De vrienden van de kerk moeten eveneens stil zijn. Laat het aan God over Zijn weg te bepalen, en schrijf Hem niet voor, wat Hij doen moet, en twist niet met Hem, wat Hij ook doet. "Laat af en weet, dat Hij God is." Zie Habakkuk 2:20, Zephaniah 1:7. Berust zwijgend in Zijn heilige wil, en wacht geduldig de afloop af, als degenen, die verzekerd zijn dat, als God ontwaakt is uit Zijn heilige woning, Hij niet terug zal treden, noch gaan zitten, totdat Hij Zijn werk geheel volbracht heeft.