Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Hooglied 8

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, HOOGLIED 8

De genegenheden tussen Christus en Zijn bruid zijn hier in het slothoofdstuk van het lied even levendig en sterk uitgedrukt als tevoren, ja nog sterker levendiger.

I. De bruid houdt aan in haar dringend bidden om innige gemeenschap met Hem, Song of Solomon 8:1.

II. Zij bezweert de dochters van Jeruzalem om haar gemeenschap met haar liefste niet te storen, Song of Solomon 8:4 en hierop bewonderen zij haar vertrouwen op Hem Song of Solomon 8:5.

III. Zij bidt haar liefste, die zij opgewekt had door haar gebeden, Song of Solomon 8:5, dat Hij door Zijn genade die gezegende, zalige vereniging met Hem wilde bevestigen, Song of Solomon 8:6, Song of Solomon 8:7.

IV. Zij doet ook voorbede voor anderen, dat er zorg voor hen gedragen zou worden, Song of Solomon 8:8, Song of Solomon 8:9, en zij verlustigt zich in de gedachte van haar eigen deel in Christus en Zijn genegenheid voor haar Song of Solomon 8:10.

V. Zij erkent zich als de hoedster van Zijn wijngaard te Bal-Hamon, Song of Solomon 8:11, Song of Solomon 8:12.

VI. Het besluit met een wederzijds verzoek ten afscheid. Christus gebiedt zijn bruid dat zij Hem dikwijls van haar moet laten horen, Song of Solomon 8:13, en zij bidt Hem Zijn terugkomst tot haar te verhaasten, Song of Solomon 8:14.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, HOOGLIED 8

De genegenheden tussen Christus en Zijn bruid zijn hier in het slothoofdstuk van het lied even levendig en sterk uitgedrukt als tevoren, ja nog sterker levendiger.

I. De bruid houdt aan in haar dringend bidden om innige gemeenschap met Hem, Song of Solomon 8:1.

II. Zij bezweert de dochters van Jeruzalem om haar gemeenschap met haar liefste niet te storen, Song of Solomon 8:4 en hierop bewonderen zij haar vertrouwen op Hem Song of Solomon 8:5.

III. Zij bidt haar liefste, die zij opgewekt had door haar gebeden, Song of Solomon 8:5, dat Hij door Zijn genade die gezegende, zalige vereniging met Hem wilde bevestigen, Song of Solomon 8:6, Song of Solomon 8:7.

IV. Zij doet ook voorbede voor anderen, dat er zorg voor hen gedragen zou worden, Song of Solomon 8:8, Song of Solomon 8:9, en zij verlustigt zich in de gedachte van haar eigen deel in Christus en Zijn genegenheid voor haar Song of Solomon 8:10.

V. Zij erkent zich als de hoedster van Zijn wijngaard te Bal-Hamon, Song of Solomon 8:11, Song of Solomon 8:12.

VI. Het besluit met een wederzijds verzoek ten afscheid. Christus gebiedt zijn bruid dat zij Hem dikwijls van haar moet laten horen, Song of Solomon 8:13, en zij bidt Hem Zijn terugkomst tot haar te verhaasten, Song of Solomon 8:14.

Verzen 1-4

Hooglied 8:1-4

1. Hier wenst de bruid een voortdurenden, vrije en vertrouwelijke omgang met de Heer Jezus. Zij was Hem reeds ondertrouwd, maar de bruiloft was nog niet gevierd, en het huwelijk nog niet bekend gemaakt, de bruid, de vrouw van het Lam, zal niet volkomen gereed zijn voor Zijn tweede komst, zij was verplicht om schuw en beschroomd te zijn en op een afstand te blijven, daarom wenst zij om maar voor Zijn zuster gehouden te worden, daar Hij leraar toch aldus genoemd heeft, Song of Solomon 5:1, en dat zij dezelfde kuise vertrouwelijke omgang met Hem kon hebben als een zuster heeft met haar broeder, haar eigen broeder, die de borsten heeft gezogen van dezelfde moeder, en dus zeer teder voor haar zou zijn, zoals Jozef het was voor zijn broeder Benjamin. Sommigen houden dit voor het gebed van de oudtestamentische heiligen om het verhaasten van Christus' menswording, opdat de kerk beter met Hem bekend zou worden, overmits de kinderen aan het vlees en bloed deelachtig zijn, Hij ook desgelijks derzelve deelachtig zou worden, en zich niet zou schamen hen broeders te noemen. Het is veeleer de wens van alle gelovigen om een vertrouwelijker gemeenschap met Hem te hebben, dat zij de Geest van de heiligmaking zo de ontvangen, en aldus Christus hun broeder zouden kunnen noemen, en zij Zijn broeders zouden zijn, hetgeen zij dan zijn, als zij door genade van de goddelijke natuur deelachtig zijn gemaakt, en Hij, die heiligt, en zij die geheiligd worden, allen uit een zijn, Hebrews 2:11 en verv. Het betaamt broeders en zusters, kinderen van dezelfde ouders, die aan dezelfde borst gevoed en gekweekt werden, om zeer liefdevol en teder voor elkaar te zijn, en nu begeert de bruid, dat er zo'n liefde zal bestaan tussen haar en haar liefste, en zij Hem broeder mocht noemen.

2. Zij berooft zich dan de voldoening te zullen hebben van een meer openlijke belijdenis van haar betrekking tot Hem, dan zij nu kan afleggen. Als ik U buiten zou vinden, overal, waar het ook zij, al was het in tegenwoordigheid van anderen, ik zou U kussen, zoals een zuster haar eigen broer kust, inzonderheid haar kleine broer, die nu de borsten van haar moeder zuigt, want zo verstaan het sommigen.

Ik zou van alle betamelijke vrijheid bij U gebruik maken, en zou er niet om veracht worden, alsof ik iets deed, dat niet voegt aan mijn sekse. De kerk kan sedert Christus' menswording Hem beter erkennen dan tevoren, toen zij bespot zou zijn geworden om haar grote liefde voor En, die nog niet geboren was. Christus is als een broeder geworden, waar wij Hem ook vinden, laat ons daarom bereid zijn om onze betrekking tot Hem te erkennen en onze genegenheid voor Hem, en niet vrezen er om veracht te zullen worden, noch daar enigszins meer acht op te slaan aan David gedaan heeft, toen hij huppelde voor de ark, indien dit gering is, dan zal ik mij nog geringer houden dan alzo. Maar laat ons hopen dat wij niet zo veracht zullen worden als sommigen denken, en door de dienstmaagden, van welke gij gesproken hebt, zal ik geëerd worden, 2 Samuel 6:22. Waar wij ook het beeld van Christus vinden, al is het buiten op straat, onder hen die Hem niet met ons volgen, moeten wij het liefhebben, en die liefde betuigen, en wij zullen er niet om veracht worden, maar de algemene liefde zal ons achting verwerven.

3. Zij belooft gebruik te zullen maken van de gelegenheid, die zij dan zal hebben, om goed met Hem bekend te worden, Song of Solomon 8:2. Ik zou u leiden, ik zou u brengen, als mijn broeder, aan Uw arm, en zou op U leunen, ik zou U het hele huis van mijn kostbaarheden tonen, zou U brengen in het huis van mijn moeder, in de kerk, in de plechtige vergaderingen, Song of Solomon 3:4, in mijn binnenkamer, want daar hebben de heiligen de meest vertrouwelijke gemeenschap met Christus en daar zoudt Gij mij leren, zoals broeders hun zuster onderrichten in hetgeen waarin zij onderricht wil wezen. Zij, die Christus kennen zullen van Hem geleerd worden, en wij moeten gemeenschap met Christus begeren, om alzo onderricht van Hem te ontvangen. Hij is gekomen om ons verstand te geven, of "Mijn moeder zou mij leren, als ik U bij mij heb." Het is de tegenwoordigheid van Christus in Zijn kerk, die het woord en de inzettingen leerrijk maakt voor haar kinderen, die allen van God geleerd zullen zijn.

4. Zij belooft Hem dat Hij welkom zal wezen aan het beste dat zij heeft, zij zal Hem van haar specerijwijn te drinken geven en van het sap van haar granaatappelen, en Hem welkom aan heten, wensende om Zijnentwil dat het beter ware. De beoefening van genade en de volbrenging van plicht zijn specerijwijn voor de Heere Jezus, die Hem zeer aangenaam is, als uitdrukking van een dankbaar besef van Zijn gunst. Zij, die behagen hebben in Christus, moeten er zich op toeleggen om Hem te behagen en zij zullen bevinden dat het niet moeilijk is Hem te voldoen, Hem te behagen. Hij acht een hartelijk welkom het beste onthaal dat Hem te beurt kan vallen, en als wij dat welkom voor Hem hebben, dan zal Hijzelf Zijn onthaal medebrengen.

5. Zij twijfelt niet, of zij zal Zijn tere zorg en liefde ervaren, Song of Solomon 8:3, dat zij ondersteund zal worden door Zijn macht, en onder het zwaarste lijden en de hardste arbeid voor bezwijken zal worden behoed. Zijn linkerhand zal onder mijn hoofd wezen, en dat zij vertroost zal worden door Zijn liefde. Zijn rechterhand zal mij omhelzen. Aldus heeft Christus Zijn rechterhand gelegd op Johannes, toen deze op het punt was van in zwijm te vallen, Revelation 1:17. Zie ook Daniël 10:l7, 18. Het kan gelezen worden zoals Song of Solomon 2:6. Zijn linkerhand is onder mijn hoofd, want in het oorspronkelijke zijn de woorden gelijk, en dan duidt het op een onmiddellijke verhoring van haar gebed, zij werd verhoord met kracht in haar ziel, Psalms 138:3. Terwijl wij Christus dicht achteraan volgen, zal Zijn rechterhand ons ondersteunen, Psalms 63:9. Van onder eeuwige armen.

6. Zij bezweert de haar omringenden om zich te wachten van iets te doen waardoor de lieflijke gemeenschap, die zij thans smaakte met haar liefste, gestoord zou kunnen worden, Song of Solomon 8:4, zij had dit tevoren gedaan, toen Hij haar aldus door Zijn tegenwoordigheid had versterkt en vertroost, Song of Solomon 2:7. Ik bezweer u, gij dochters van Jeruzalem en laat mij met u redeneren, waarom zoudt gij mijn liefste opwekken of wakker maken voor het Hem lust? De kerk, onze algemene moeder, bezweert al haar kinderen om toch nooit iets te doen, dat Christus er toe zou kunnen brengen om zich terug te trekken, en wij zijn er maar al te zeer toe geneigd om zo iets te doen. Waarom zoudt gij Hem zo'n belediging aandoen? Waarom zoudt gij zulke vijanden zijn van uzelf? Aldus behoren wij met onszelf te redeneren, als wij in verzoeking zijn om iets te doen, dat de Heiligen Geest bedroeft. "Hoe! ben ik Christus tegenwoordigheid moe, dat ik Hem beledig en Hem alzo er toe breng om van mij te wijken?" Waarom zou ik doen wat Hem mishaagt, iets dat Hij als een onvriendelijkheid zou opvatten, en waarvan ik dan gewis berouw zou hebben?

Verzen 1-4

Hooglied 8:1-4

1. Hier wenst de bruid een voortdurenden, vrije en vertrouwelijke omgang met de Heer Jezus. Zij was Hem reeds ondertrouwd, maar de bruiloft was nog niet gevierd, en het huwelijk nog niet bekend gemaakt, de bruid, de vrouw van het Lam, zal niet volkomen gereed zijn voor Zijn tweede komst, zij was verplicht om schuw en beschroomd te zijn en op een afstand te blijven, daarom wenst zij om maar voor Zijn zuster gehouden te worden, daar Hij leraar toch aldus genoemd heeft, Song of Solomon 5:1, en dat zij dezelfde kuise vertrouwelijke omgang met Hem kon hebben als een zuster heeft met haar broeder, haar eigen broeder, die de borsten heeft gezogen van dezelfde moeder, en dus zeer teder voor haar zou zijn, zoals Jozef het was voor zijn broeder Benjamin. Sommigen houden dit voor het gebed van de oudtestamentische heiligen om het verhaasten van Christus' menswording, opdat de kerk beter met Hem bekend zou worden, overmits de kinderen aan het vlees en bloed deelachtig zijn, Hij ook desgelijks derzelve deelachtig zou worden, en zich niet zou schamen hen broeders te noemen. Het is veeleer de wens van alle gelovigen om een vertrouwelijker gemeenschap met Hem te hebben, dat zij de Geest van de heiligmaking zo de ontvangen, en aldus Christus hun broeder zouden kunnen noemen, en zij Zijn broeders zouden zijn, hetgeen zij dan zijn, als zij door genade van de goddelijke natuur deelachtig zijn gemaakt, en Hij, die heiligt, en zij die geheiligd worden, allen uit een zijn, Hebrews 2:11 en verv. Het betaamt broeders en zusters, kinderen van dezelfde ouders, die aan dezelfde borst gevoed en gekweekt werden, om zeer liefdevol en teder voor elkaar te zijn, en nu begeert de bruid, dat er zo'n liefde zal bestaan tussen haar en haar liefste, en zij Hem broeder mocht noemen.

2. Zij berooft zich dan de voldoening te zullen hebben van een meer openlijke belijdenis van haar betrekking tot Hem, dan zij nu kan afleggen. Als ik U buiten zou vinden, overal, waar het ook zij, al was het in tegenwoordigheid van anderen, ik zou U kussen, zoals een zuster haar eigen broer kust, inzonderheid haar kleine broer, die nu de borsten van haar moeder zuigt, want zo verstaan het sommigen.

Ik zou van alle betamelijke vrijheid bij U gebruik maken, en zou er niet om veracht worden, alsof ik iets deed, dat niet voegt aan mijn sekse. De kerk kan sedert Christus' menswording Hem beter erkennen dan tevoren, toen zij bespot zou zijn geworden om haar grote liefde voor En, die nog niet geboren was. Christus is als een broeder geworden, waar wij Hem ook vinden, laat ons daarom bereid zijn om onze betrekking tot Hem te erkennen en onze genegenheid voor Hem, en niet vrezen er om veracht te zullen worden, noch daar enigszins meer acht op te slaan aan David gedaan heeft, toen hij huppelde voor de ark, indien dit gering is, dan zal ik mij nog geringer houden dan alzo. Maar laat ons hopen dat wij niet zo veracht zullen worden als sommigen denken, en door de dienstmaagden, van welke gij gesproken hebt, zal ik geëerd worden, 2 Samuel 6:22. Waar wij ook het beeld van Christus vinden, al is het buiten op straat, onder hen die Hem niet met ons volgen, moeten wij het liefhebben, en die liefde betuigen, en wij zullen er niet om veracht worden, maar de algemene liefde zal ons achting verwerven.

3. Zij belooft gebruik te zullen maken van de gelegenheid, die zij dan zal hebben, om goed met Hem bekend te worden, Song of Solomon 8:2. Ik zou u leiden, ik zou u brengen, als mijn broeder, aan Uw arm, en zou op U leunen, ik zou U het hele huis van mijn kostbaarheden tonen, zou U brengen in het huis van mijn moeder, in de kerk, in de plechtige vergaderingen, Song of Solomon 3:4, in mijn binnenkamer, want daar hebben de heiligen de meest vertrouwelijke gemeenschap met Christus en daar zoudt Gij mij leren, zoals broeders hun zuster onderrichten in hetgeen waarin zij onderricht wil wezen. Zij, die Christus kennen zullen van Hem geleerd worden, en wij moeten gemeenschap met Christus begeren, om alzo onderricht van Hem te ontvangen. Hij is gekomen om ons verstand te geven, of "Mijn moeder zou mij leren, als ik U bij mij heb." Het is de tegenwoordigheid van Christus in Zijn kerk, die het woord en de inzettingen leerrijk maakt voor haar kinderen, die allen van God geleerd zullen zijn.

4. Zij belooft Hem dat Hij welkom zal wezen aan het beste dat zij heeft, zij zal Hem van haar specerijwijn te drinken geven en van het sap van haar granaatappelen, en Hem welkom aan heten, wensende om Zijnentwil dat het beter ware. De beoefening van genade en de volbrenging van plicht zijn specerijwijn voor de Heere Jezus, die Hem zeer aangenaam is, als uitdrukking van een dankbaar besef van Zijn gunst. Zij, die behagen hebben in Christus, moeten er zich op toeleggen om Hem te behagen en zij zullen bevinden dat het niet moeilijk is Hem te voldoen, Hem te behagen. Hij acht een hartelijk welkom het beste onthaal dat Hem te beurt kan vallen, en als wij dat welkom voor Hem hebben, dan zal Hijzelf Zijn onthaal medebrengen.

5. Zij twijfelt niet, of zij zal Zijn tere zorg en liefde ervaren, Song of Solomon 8:3, dat zij ondersteund zal worden door Zijn macht, en onder het zwaarste lijden en de hardste arbeid voor bezwijken zal worden behoed. Zijn linkerhand zal onder mijn hoofd wezen, en dat zij vertroost zal worden door Zijn liefde. Zijn rechterhand zal mij omhelzen. Aldus heeft Christus Zijn rechterhand gelegd op Johannes, toen deze op het punt was van in zwijm te vallen, Revelation 1:17. Zie ook Daniël 10:l7, 18. Het kan gelezen worden zoals Song of Solomon 2:6. Zijn linkerhand is onder mijn hoofd, want in het oorspronkelijke zijn de woorden gelijk, en dan duidt het op een onmiddellijke verhoring van haar gebed, zij werd verhoord met kracht in haar ziel, Psalms 138:3. Terwijl wij Christus dicht achteraan volgen, zal Zijn rechterhand ons ondersteunen, Psalms 63:9. Van onder eeuwige armen.

6. Zij bezweert de haar omringenden om zich te wachten van iets te doen waardoor de lieflijke gemeenschap, die zij thans smaakte met haar liefste, gestoord zou kunnen worden, Song of Solomon 8:4, zij had dit tevoren gedaan, toen Hij haar aldus door Zijn tegenwoordigheid had versterkt en vertroost, Song of Solomon 2:7. Ik bezweer u, gij dochters van Jeruzalem en laat mij met u redeneren, waarom zoudt gij mijn liefste opwekken of wakker maken voor het Hem lust? De kerk, onze algemene moeder, bezweert al haar kinderen om toch nooit iets te doen, dat Christus er toe zou kunnen brengen om zich terug te trekken, en wij zijn er maar al te zeer toe geneigd om zo iets te doen. Waarom zoudt gij Hem zo'n belediging aandoen? Waarom zoudt gij zulke vijanden zijn van uzelf? Aldus behoren wij met onszelf te redeneren, als wij in verzoeking zijn om iets te doen, dat de Heiligen Geest bedroeft. "Hoe! ben ik Christus tegenwoordigheid moe, dat ik Hem beledig en Hem alzo er toe breng om van mij te wijken?" Waarom zou ik doen wat Hem mishaagt, iets dat Hij als een onvriendelijkheid zou opvatten, en waarvan ik dan gewis berouw zou hebben?

Verzen 5-7

Hooglied 8:5-7

I. De bruid wordt zeer bewonderd door degenen, die om haar heen zijn. Dit komt hier als een tussenzin, maar evangeliegenade is er even duidelijk in te zien, als waar ook in dit mystieke lied. Wie is zij, die daar opklimt uit de woestijn, en lieflijk leunt op haar liefste? Sommigen achten, dat dit de woorden zijn van de Bruidegom, zich uitende als wel voldaan met haar vertrouwen op Hem en haar overgegevenheid om zich door Hem te laten leiden. Maar het zijn veeleer de woorden van de dochters van Jeruzalem, tot wie zij sprak, Song of Solomon 8:4. Zij zien haar en zegenen haar, de engelen in de hemel en al haar vrienden op aarde zijn de blijde aanschouwers van haar geluk. De Joodse kerk kwam op uit de woestijn, ondersteund door de goddelijke macht en gunst, Deuteronomy 32:10, Deuteronomy 32:11. De christelijke kerk werd opgewekt uit een lagen en treurige toestand, door de genade van Christus, waarop gesteund was, Galatians 4:27. Particuliere gelovigen zijn dan beminnelijk, ja bewonderenswaardig, en Goddelijke genade is dan in hen te bewonderen als zij door de kracht van de goddelijke genade opgevoerd worden uit de woestijn, leunende met een heilig vertrouwen en welbehagen op Jezus Christus, hun liefste. Dit wijst op de schoonheid van een ziel, en de wonderen van Gods genade.

1. In de bekering van zondaren. Een zondige toestand is een woestijn, ver verwijderd van gemeenschap met God, dor en onvruchtbaar en waarin geen ware vertroosting is, het is een staat van omdolen en gebrek, uit deze woestijn moeten wij opkomen door waar berouw en in de kracht en genade van Christus, ondersteund door onze liefste en gedragen in Zijn armen.

2. In de vertroosting van de heiligen. Een ziel die overtuigd is van zonde, en er waarlijk verootmoedigd om is, is in een woestijn, geheel verlegen en verloren, en uit deze woestijn kunnen wij niet anders opkomen dan leunende op Christus als onze liefste, door het geloof, en niet steunende op ons verstand, noch betrouwende op enigerlei kracht of gerechtigheid van onszelf als genoegzaam voor ons, maar uitgaande en henengaande in de mogendheden van de Heer der Heeren, en Zijn gerechtigheid vermeldende, de Zijne alleen, die de Heere onze gerechtigheid is.

3. In de veiligheid van hen, die Christus toebehoren. Wij moeten opkomen uit de woestijn van deze wereld, hebbende onze wandel in de hemel en bij de dood moeten wij derwaarts henengaan, leunende op Christus, wij moeten leven en sterven door geloof in Hem, het leven is mij Christus, en Hij is het die gewin is in het sterven.

II. Zij richt zich tot haar liefste.

l. Zij herinnert Hem aan de vroegere ervaringen, die zij en anderen gehad hebben van vertroosting en voorspoed als zij zich tot Hem hebben gewend.

a. Wat haarzelf betreft: "Onder de appelboom heb ik u opgewekt, ik heb menigmaal met u geworsteld in het gebed en heb overmocht, als ik in de oefeningen van de godsvrucht alleen was, mij had teruggetrokken in een boomgaard onder de appelboom" (waar Christus zelf bij vergeleken was, Song of Solomon 2:3,) zoals Nathanaël onder de vijgeboom, John 1:49 overpeinsde en bad, toen heb ik u opgewekt om mij te helpen en te vertroosten, zoals de discipelen Hem opgewekt hebben in de storm, zeggende: Meester, bekommert het u niet dat wij vergaan? Mark 4:38, en de kerk, Psalms 44:24 :Waak op, waarom zoudt Gij slapen? De ervaring, die wij gehad hebben van Christus' bereidwilligheid om toe te geven aan de aandrang van ons geloof en gebed, moet ons aanmoedig en om te volharden in het gebed, om nog vuriger te worstelen en niet te verslappen, ik heb de Heer gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, Psalms 34:1, 5.

b. Ook anderen hadden dezelfde ervaring van vertroosting in Christus, gelijk volgt in Song of Solomon 8:6 van dezelfde Psalm: zij hebben op Hem gezien, zowel als ik, en werden verlicht. Daar heeft uw moeder u voortgebracht, de algemene kerk, of de gelovige zielen, in welke Christus een gestalte heeft gekregen, Galatians 4:19. Zij waren in arbeid voor de vertroosting van deel in U te hebben, en waren in barensnood met grote smart dat is hier de betekenis van het woord, maar zij hebben u voortgebracht, de weeën hebben niet altijd geduurd, zij, die in arbeid waren in overtuiging van zonde, hebben eindelijk vertroostingen voortgebracht, en de smart was vergeten in de blijdschap van de geboorte van de Verlosser. Door deze zelfde gelijkenis verklaart onze Heiland de blijdschap die Zijn discipelen zullen smaken in Zijn wederkomst tot hen na een treurige scheiding voor een tijd, John 16:21. Na de bittere smart en berouw heeft menigeen een zalige vertroosting gesmaakt, waarom dan ook niet ik?

2. Zij bidt Hem dat haar vereniging met Hem bevestigd mocht worden, en haar gemeenschap met Hem mocht voortduren en inniger mocht worden, Song of Solomon 8:6. Leg mij als een zegel aan uw hart, en als een zegel op uw arm.

a. Laat mij een plaats hebben in Uw hart, een deel in Uw liefde, dat is het wat al degenen boven alles begeren, die weten hoezeer hun geluk, hun zaligheid afhangt van de liefde van Christus.

b. "Laat mij nooit de plaats verliezen die ik heb in Uw hart, laat Uw liefde tot mij vast verzekerd zijn zoals een acte, die verzegeld is om haar niet te herroepen, het kabinet, dat verzegeld is om niet te worden beroofd. Laat nooit iets vermogen, hetzij om mij te scheiden van Uw liefde, of om door de mededeling ervan te schortend, mij te beroven van de troostrijke bewustheid ervan."

c. "Laat mij U altijd lief en dierbaar zijn, U nabij zijn zoals de zegelring aan Uw rechterhand, om er niet van gescheiden te worden, Jeremiah 22:24. "

d. Wees Gij mijn hogepriester, mijn naam zij geschreven op Uw borstlap, nabij Uw hart, zoals de namen van al de stammen gegraveerd waren, als graveersel van een zegelring in de twaalf edelstenen van de borstlap van Aron, alsmede in twee edelstenen op de twee schouders of armen van de efod, Exodus 28:11, Exodus 28:12, Exodus 28:21.

e. "Laat Ue macht voor mij aangewend worden, als een blijk van Uw liefde voor mij, laat mij niet alleen een zegel wezen op Uw hart, maar een zegel op Uw arm, laat mij gedragen, opgehouden worden in Uwe armen, en dit weten tot mijn vertroosting." Sommigen achten dat dit de woorden van Christus zijn tot Zijn bruid, haar zeggende om Hem steeds indachtig te zijn, Hem en Zijn liefde voor haar. Hoe dit nu zij, als wij begeren en verwachten dat Christus ons als een zegel op Zijn hart zal beffen, dan voorzeker kunnen wij niet minder doen dan Hem als een zegel te zetten op het onze.

3. Om aan deze bede kracht bij te zetten pleit zij op de kracht van de liefde van haar liefde tot Hem, die haar drong om aldus aan te dringen op de tekenen van Zijn liefde voor haar.

A. Liefde is een heftige, zeer sterke hartstocht. a. Zij is sterk als de dood, de smarten van een teleurgestelde minnaar zijn als de smarten van de dood, ja bij het najagen van het beminde voorwerp worden de smarten van de dood gering geacht, niet geteld. Christus liefde voor ons was sterk als de dood, want zij heeft door de dood zelf heengebroken, Hij heeft ons liefgehad en zich voor ons overgegeven. De liefde van ware gelovigen voor Christus is sterk als de dood, want zij is de dood voor alle andere dingen, zij scheidt zelfs ziel en lichaam van de gelovige, daar de ziel op de vleugels van godvruchtige liefde opwaarts stijgt naar de hemel, en dan zelfs vergeet dat zij nog met vlees is bekleed en bezwaard. In een zielsverrukking van deze liefde wist Paulus niet of hij in het lichaam of buiten het lichaam was. Door haar is de gelovige van de wereld gekruisigd.

b. De ijver is hard als het graf, dat alles verslindt en verteert. Zij, die Christus waarlijk liefhebben, ijveren over alles wat hen van Hem zou aftrekken, inzonderheid ijveren zij over zichzelf, dat zij iets zouden doen, dat Hem er toe zou brengen om zich van hen terug te trekken, veeleer dan dat zou geschieden zouden zij zich het rechteroog uitrekken, of de rechterhand afhouwen, en zou er iets harder kunnen zijn dan dat? Zwakke en sidderende heiligen, die ijveren over Christus daar zij twijfelen aan Zijn liefde voor hen, bevinden dat die ijver hen verteert als het graf, niets knaagt zo aan hun gemoed, maar dit is een bewijs van de kracht van hun liefde voor Hem.

c. Haar kolen, haar lampen en vlammen en stralen zijn zeer sterk, het zijn vlammen des Heeren, zij branden met een ongelooflijke heftigheid en onweerstaanbare kracht, als de vurige kolen, die de heftigste vlammen doen ontstaan, een krachtige, doordringende vlam, zoals de bliksem, Psalms 29:7. Heilige liefde is een vuur, dat een heftige hitte voortbrengt in de ziel en het schuim en kaf verteert, die er in zijn haar als was versmelt in een nieuwe vorm, en haar als de vonken opwaarts voert tot God en de hemel.

B. Liefde is een kloekmoedige, zegevierende hartstocht. Heilige liefde is dit, de heersende liefde tot God in de ziel is standvastig, en zal niet van Hem afgetrokken worden, noch door eerlijke, noch door oneerlijke middelen, noch door leven noch door dood, Romans 8:38.

a.De dood en ai zijn verschrikkingen zullen een gelovige er niet van weerhouden om Christus lief te hebben. Veel water kan wel het vuur blussen, maar zou deze liefde niet kunnen uitblussen, ja de rivieren zouden ze niet verdrinken, Song of Solomon 8:7, het bruisen van deze wateren zal haar niet verschrikken, laat hen hun ergst doen, toch zal Christus de liefste zijn. Het overstromen van deze wateren zal haar niet verkillen, maar de mens instaatstellen om zich te verblijden in verdrukking. Al zou Hij mij doden, zal ik Hem toch liefhebben en op Hem betrouwen. Geen water kon Christus' liefde voor ons uitblussen, en geen rivieren haar verdrinken. De liefde zat als koning op de stromen, zo laat dan niets onze liefde tot Hem verminderen.

b. Het leven en al zijn genietingen zullen een gelovige er niet toe verlokken om Christus niet lief te hebben. Al gave hem iemand al het goed van zijn huis, om hem er vanaf te houden om Christus lief te hebben en om aan de wereld in het vlees zijn liefde te geven, hij zou het voorstel met de uiterste verachting afwijzen, zoals Christus toen Hem de koninkrijken van de wereld en hun heerlijkheid werden aangeboden, om Hem van Zijn onderneming te doen afzien, zei: Ga achter mij Satan, het zou ten enenmale veracht worden, bied deze dingen aan hen, die niets beters kennen. De liefde zal ons instaatstellen verzoeking terug te wijzen en er over te zegevieren, verzoekingen van de goedkeurende glimlachjes van de wereld, zowel als van haar afkeurende, dreigende blikken. Sommigen geven er deze zin aan: al gaf iemand al het goed van zijn huis aan Christus als een gelijkwaardige vergoeding voor deze liefde, ten einde er van vrijgesteld te worden, het zou ten enenmale veracht worden, Hij zoekt niet het onze maar ons, het hart niet de rijkdom. Al ware het, dat ik al mijn goederen tot onderhoud van de armen uitdeelde en de liefde niet had, zo ware het niets, 1 Corinthiers 13:1, 3. Zo zijn de gelovigen gezind voor Christus, de gaven van Zijn voorzienigheid kunnen hen niet bevredigen zonder de verzekering van Zijn liefde.

Verzen 5-7

Hooglied 8:5-7

I. De bruid wordt zeer bewonderd door degenen, die om haar heen zijn. Dit komt hier als een tussenzin, maar evangeliegenade is er even duidelijk in te zien, als waar ook in dit mystieke lied. Wie is zij, die daar opklimt uit de woestijn, en lieflijk leunt op haar liefste? Sommigen achten, dat dit de woorden zijn van de Bruidegom, zich uitende als wel voldaan met haar vertrouwen op Hem en haar overgegevenheid om zich door Hem te laten leiden. Maar het zijn veeleer de woorden van de dochters van Jeruzalem, tot wie zij sprak, Song of Solomon 8:4. Zij zien haar en zegenen haar, de engelen in de hemel en al haar vrienden op aarde zijn de blijde aanschouwers van haar geluk. De Joodse kerk kwam op uit de woestijn, ondersteund door de goddelijke macht en gunst, Deuteronomy 32:10, Deuteronomy 32:11. De christelijke kerk werd opgewekt uit een lagen en treurige toestand, door de genade van Christus, waarop gesteund was, Galatians 4:27. Particuliere gelovigen zijn dan beminnelijk, ja bewonderenswaardig, en Goddelijke genade is dan in hen te bewonderen als zij door de kracht van de goddelijke genade opgevoerd worden uit de woestijn, leunende met een heilig vertrouwen en welbehagen op Jezus Christus, hun liefste. Dit wijst op de schoonheid van een ziel, en de wonderen van Gods genade.

1. In de bekering van zondaren. Een zondige toestand is een woestijn, ver verwijderd van gemeenschap met God, dor en onvruchtbaar en waarin geen ware vertroosting is, het is een staat van omdolen en gebrek, uit deze woestijn moeten wij opkomen door waar berouw en in de kracht en genade van Christus, ondersteund door onze liefste en gedragen in Zijn armen.

2. In de vertroosting van de heiligen. Een ziel die overtuigd is van zonde, en er waarlijk verootmoedigd om is, is in een woestijn, geheel verlegen en verloren, en uit deze woestijn kunnen wij niet anders opkomen dan leunende op Christus als onze liefste, door het geloof, en niet steunende op ons verstand, noch betrouwende op enigerlei kracht of gerechtigheid van onszelf als genoegzaam voor ons, maar uitgaande en henengaande in de mogendheden van de Heer der Heeren, en Zijn gerechtigheid vermeldende, de Zijne alleen, die de Heere onze gerechtigheid is.

3. In de veiligheid van hen, die Christus toebehoren. Wij moeten opkomen uit de woestijn van deze wereld, hebbende onze wandel in de hemel en bij de dood moeten wij derwaarts henengaan, leunende op Christus, wij moeten leven en sterven door geloof in Hem, het leven is mij Christus, en Hij is het die gewin is in het sterven.

II. Zij richt zich tot haar liefste.

l. Zij herinnert Hem aan de vroegere ervaringen, die zij en anderen gehad hebben van vertroosting en voorspoed als zij zich tot Hem hebben gewend.

a. Wat haarzelf betreft: "Onder de appelboom heb ik u opgewekt, ik heb menigmaal met u geworsteld in het gebed en heb overmocht, als ik in de oefeningen van de godsvrucht alleen was, mij had teruggetrokken in een boomgaard onder de appelboom" (waar Christus zelf bij vergeleken was, Song of Solomon 2:3,) zoals Nathanaël onder de vijgeboom, John 1:49 overpeinsde en bad, toen heb ik u opgewekt om mij te helpen en te vertroosten, zoals de discipelen Hem opgewekt hebben in de storm, zeggende: Meester, bekommert het u niet dat wij vergaan? Mark 4:38, en de kerk, Psalms 44:24 :Waak op, waarom zoudt Gij slapen? De ervaring, die wij gehad hebben van Christus' bereidwilligheid om toe te geven aan de aandrang van ons geloof en gebed, moet ons aanmoedig en om te volharden in het gebed, om nog vuriger te worstelen en niet te verslappen, ik heb de Heer gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, Psalms 34:1, 5.

b. Ook anderen hadden dezelfde ervaring van vertroosting in Christus, gelijk volgt in Song of Solomon 8:6 van dezelfde Psalm: zij hebben op Hem gezien, zowel als ik, en werden verlicht. Daar heeft uw moeder u voortgebracht, de algemene kerk, of de gelovige zielen, in welke Christus een gestalte heeft gekregen, Galatians 4:19. Zij waren in arbeid voor de vertroosting van deel in U te hebben, en waren in barensnood met grote smart dat is hier de betekenis van het woord, maar zij hebben u voortgebracht, de weeën hebben niet altijd geduurd, zij, die in arbeid waren in overtuiging van zonde, hebben eindelijk vertroostingen voortgebracht, en de smart was vergeten in de blijdschap van de geboorte van de Verlosser. Door deze zelfde gelijkenis verklaart onze Heiland de blijdschap die Zijn discipelen zullen smaken in Zijn wederkomst tot hen na een treurige scheiding voor een tijd, John 16:21. Na de bittere smart en berouw heeft menigeen een zalige vertroosting gesmaakt, waarom dan ook niet ik?

2. Zij bidt Hem dat haar vereniging met Hem bevestigd mocht worden, en haar gemeenschap met Hem mocht voortduren en inniger mocht worden, Song of Solomon 8:6. Leg mij als een zegel aan uw hart, en als een zegel op uw arm.

a. Laat mij een plaats hebben in Uw hart, een deel in Uw liefde, dat is het wat al degenen boven alles begeren, die weten hoezeer hun geluk, hun zaligheid afhangt van de liefde van Christus.

b. "Laat mij nooit de plaats verliezen die ik heb in Uw hart, laat Uw liefde tot mij vast verzekerd zijn zoals een acte, die verzegeld is om haar niet te herroepen, het kabinet, dat verzegeld is om niet te worden beroofd. Laat nooit iets vermogen, hetzij om mij te scheiden van Uw liefde, of om door de mededeling ervan te schortend, mij te beroven van de troostrijke bewustheid ervan."

c. "Laat mij U altijd lief en dierbaar zijn, U nabij zijn zoals de zegelring aan Uw rechterhand, om er niet van gescheiden te worden, Jeremiah 22:24. "

d. Wees Gij mijn hogepriester, mijn naam zij geschreven op Uw borstlap, nabij Uw hart, zoals de namen van al de stammen gegraveerd waren, als graveersel van een zegelring in de twaalf edelstenen van de borstlap van Aron, alsmede in twee edelstenen op de twee schouders of armen van de efod, Exodus 28:11, Exodus 28:12, Exodus 28:21.

e. "Laat Ue macht voor mij aangewend worden, als een blijk van Uw liefde voor mij, laat mij niet alleen een zegel wezen op Uw hart, maar een zegel op Uw arm, laat mij gedragen, opgehouden worden in Uwe armen, en dit weten tot mijn vertroosting." Sommigen achten dat dit de woorden van Christus zijn tot Zijn bruid, haar zeggende om Hem steeds indachtig te zijn, Hem en Zijn liefde voor haar. Hoe dit nu zij, als wij begeren en verwachten dat Christus ons als een zegel op Zijn hart zal beffen, dan voorzeker kunnen wij niet minder doen dan Hem als een zegel te zetten op het onze.

3. Om aan deze bede kracht bij te zetten pleit zij op de kracht van de liefde van haar liefde tot Hem, die haar drong om aldus aan te dringen op de tekenen van Zijn liefde voor haar.

A. Liefde is een heftige, zeer sterke hartstocht. a. Zij is sterk als de dood, de smarten van een teleurgestelde minnaar zijn als de smarten van de dood, ja bij het najagen van het beminde voorwerp worden de smarten van de dood gering geacht, niet geteld. Christus liefde voor ons was sterk als de dood, want zij heeft door de dood zelf heengebroken, Hij heeft ons liefgehad en zich voor ons overgegeven. De liefde van ware gelovigen voor Christus is sterk als de dood, want zij is de dood voor alle andere dingen, zij scheidt zelfs ziel en lichaam van de gelovige, daar de ziel op de vleugels van godvruchtige liefde opwaarts stijgt naar de hemel, en dan zelfs vergeet dat zij nog met vlees is bekleed en bezwaard. In een zielsverrukking van deze liefde wist Paulus niet of hij in het lichaam of buiten het lichaam was. Door haar is de gelovige van de wereld gekruisigd.

b. De ijver is hard als het graf, dat alles verslindt en verteert. Zij, die Christus waarlijk liefhebben, ijveren over alles wat hen van Hem zou aftrekken, inzonderheid ijveren zij over zichzelf, dat zij iets zouden doen, dat Hem er toe zou brengen om zich van hen terug te trekken, veeleer dan dat zou geschieden zouden zij zich het rechteroog uitrekken, of de rechterhand afhouwen, en zou er iets harder kunnen zijn dan dat? Zwakke en sidderende heiligen, die ijveren over Christus daar zij twijfelen aan Zijn liefde voor hen, bevinden dat die ijver hen verteert als het graf, niets knaagt zo aan hun gemoed, maar dit is een bewijs van de kracht van hun liefde voor Hem.

c. Haar kolen, haar lampen en vlammen en stralen zijn zeer sterk, het zijn vlammen des Heeren, zij branden met een ongelooflijke heftigheid en onweerstaanbare kracht, als de vurige kolen, die de heftigste vlammen doen ontstaan, een krachtige, doordringende vlam, zoals de bliksem, Psalms 29:7. Heilige liefde is een vuur, dat een heftige hitte voortbrengt in de ziel en het schuim en kaf verteert, die er in zijn haar als was versmelt in een nieuwe vorm, en haar als de vonken opwaarts voert tot God en de hemel.

B. Liefde is een kloekmoedige, zegevierende hartstocht. Heilige liefde is dit, de heersende liefde tot God in de ziel is standvastig, en zal niet van Hem afgetrokken worden, noch door eerlijke, noch door oneerlijke middelen, noch door leven noch door dood, Romans 8:38.

a.De dood en ai zijn verschrikkingen zullen een gelovige er niet van weerhouden om Christus lief te hebben. Veel water kan wel het vuur blussen, maar zou deze liefde niet kunnen uitblussen, ja de rivieren zouden ze niet verdrinken, Song of Solomon 8:7, het bruisen van deze wateren zal haar niet verschrikken, laat hen hun ergst doen, toch zal Christus de liefste zijn. Het overstromen van deze wateren zal haar niet verkillen, maar de mens instaatstellen om zich te verblijden in verdrukking. Al zou Hij mij doden, zal ik Hem toch liefhebben en op Hem betrouwen. Geen water kon Christus' liefde voor ons uitblussen, en geen rivieren haar verdrinken. De liefde zat als koning op de stromen, zo laat dan niets onze liefde tot Hem verminderen.

b. Het leven en al zijn genietingen zullen een gelovige er niet toe verlokken om Christus niet lief te hebben. Al gave hem iemand al het goed van zijn huis, om hem er vanaf te houden om Christus lief te hebben en om aan de wereld in het vlees zijn liefde te geven, hij zou het voorstel met de uiterste verachting afwijzen, zoals Christus toen Hem de koninkrijken van de wereld en hun heerlijkheid werden aangeboden, om Hem van Zijn onderneming te doen afzien, zei: Ga achter mij Satan, het zou ten enenmale veracht worden, bied deze dingen aan hen, die niets beters kennen. De liefde zal ons instaatstellen verzoeking terug te wijzen en er over te zegevieren, verzoekingen van de goedkeurende glimlachjes van de wereld, zowel als van haar afkeurende, dreigende blikken. Sommigen geven er deze zin aan: al gaf iemand al het goed van zijn huis aan Christus als een gelijkwaardige vergoeding voor deze liefde, ten einde er van vrijgesteld te worden, het zou ten enenmale veracht worden, Hij zoekt niet het onze maar ons, het hart niet de rijkdom. Al ware het, dat ik al mijn goederen tot onderhoud van de armen uitdeelde en de liefde niet had, zo ware het niets, 1 Corinthiers 13:1, 3. Zo zijn de gelovigen gezind voor Christus, de gaven van Zijn voorzienigheid kunnen hen niet bevredigen zonder de verzekering van Zijn liefde.

Verzen 8-12

Hooglied 8:8-12

Christus en Zijn bruid genoegzaam hun liefde voor elkaar bevestigd hebbende, en het er over eens zijnde dat zij aan beide zijden sterk is als de dood en onaantastbaar, beraadslagen nu tezamen, als liefhebbende man en vrouw, over hun zaken, en overwegen wat zij zullen doen. Man en vrouw, die hun hart aan elkaar verbonden hebben, bedenken tezamen hoe te handelen met hun betrekkingen en met hun bezittingen, en dienovereenkomstig beraadslagen deze twee gelukkigen hier met elkaar over een zuster en over een wijngaard.

I. Zij beraadslagen hier over hun zuster, hun kleine zuster, en hoe over haar te beschikken.

1. De bruid stelt haar zaak voor met tere medelijdende zorg, Song of Solomon 8:8. Wij hebben een kleine zuster, die nog geen borsten heeft, zij is nog niet volwassen, wat zullen wij onze zuster doen in die dag als men van haar spreken zal, zodat wij wl voor haar zullen doen?

A. Dit kan verstaan worden als gesproken door de Joodse kerk betreffende de heidenwereld. God had zich de Joodse kerk ondertrouwd, en zij was rijk begiftigd, maar wat zal er worden van de arme heidenen, de onvruchtbare, die niet had gebaard en de eenzame Isaiah 54:1. Hun toestand (zeggen de vrome Joden) is zeer droevig, zij zijn zusters, kinderen van dezelfde vaders, God en Adam, maar zij zijn klein, omdat zij niet geëerd zijn niet de kennis van God, zij hebben geen borsten, geen goddelijke openbaring, geen Schriften, geen leraren, geen borsten van vertroosting, die hun aangeboden worden, waaraan zij zouden kunnen zuigen, daar zij vreemdelingen zijn voor hei verbond van de belofte, zelf geen borsten van onderricht hebbende om hun kinderen te geven ten einde hen op te kweken, I Petrus 2:2. Wat zullen wij voor hen doen? Wij kunnen hen slechts beklagen, en voor hen bidden, Heer, wat zult Gij voor hen doen? De heiligen in Salomo's tijd konden uit Davids psalmen weten dat God genade voor hen had weggelegd, en zij baden dat zij verhaast zou worden voor hen. Thans zijn de tijden veranderd, de heidenen zijn Christus ondertrouwd, en zij behoren de vriendelijkheid te vergelden door eenzelfde verlangen naar de wederbrenging van de Joden, onze oudste zuster, die eens borsten had, maar er nu geen heeft. Als wij het in die zin opvatten, dan hebben de ongelovige nakomelingen van deze vrome Joden dit gebed van hun vaderen weersproken, want toen de dag kwam, wanneer van, of voor, de heidenen gesproken zou worden en deze tot Christus gebracht, hebben zij, in plaats van te bedenken wat zij voor hen konden doen, gekomplotteerd om alles wat zij konden tegen hen te doen, hetgeen de maat van hun ongerechtigheid vol heeft doen worden, I Thessalonicenzen 2:16. Of,

B. Het kan toegepast worden op alle anderen die tot de verkiezing van de genade behoren, maar nog niet geroepen zijn zij zijn van verre verwant aan Christus en fijne kerk, en zusters van beide, andere schapen, die van deze stal niet zijn, John 10:16. Zij hebben geen borsten, zijn nog niet vast geworden, Ezechiël 16:7, hebben geen genegenheid voor Christus, geen beginsel van genade. De dag zal komen wanneer voor hen gesproken zal worden, wanneer de uitverkorenen zullen worden geroepen, tot Christus zullen worden gelokt door de evangeliedienaren, de vrienden van de bruidegom. Dat zal een heerlijke dag zijn, een dag van bezoeking. Wat zullen wij doen in deze dag om het huwelijk te bevorderen, hun schuwheid te overwinnen en hen te bewegen om Christus aan te nemen en zich als reine maagden aan Hem voor te stellen? Zij, die door genade zelf tot Christus zijn gebracht, moeten bedenken wet zij kunnen doen om ook anderen tot Hem te brengen, het grote doel te bevorderen van het evangelie, hetwelk is zielen aan Christus te ondertrouwen, en zondaars te bekeren lot Hem, van wie zij waren afgeweken. 2. Christus beslist spoedig wat te doen in dit geval, en Zijn bruid stemt met Hem in Song of Solomon 8:9. Zo zij een muur is, indien het goede werk eens begonnen is met de heidenen, met de zielen, die binnengeroepen moeten worden indien de kleine zuster, als voor haar gesproken zal worden door het evangelie, het woord slechts wil aannemen, en zich wil opbouwen op Christus, het fundament en haar handelingen wil richten tot de Heer, zoals de muur tot het huis, dan zullen wij een paleis van zilver op haar bouwen, of haar opbouwen tot zo'n paleis, wij zullen het goede werk dat begonnen is voortzetten, totdat het een paleis wordt, de muur van steen een paleis van zilver, dat meer is dan hetgeen waarop keizer Augustus zich beroemde, namelijk dat hij wat hij als tichelsteen vond als marmer heeft gelaten. Deze kleine zuster zal, als zij eens verbonden is met de Heer, tot een heilige tempel opgroeien, een woonstede Gods in de Geest, Efeziers 2:21, 22. Zo zij een deur is, als dit paleis voltooid zal zijn, en de deuren van deze muur opgericht zullen wezen, hetgeen het laatst gedaan werd Nehemiah 7:1, dan zullen wij haar rondom bezetten met cederen planken, wij zullen haar zorgvuldig en krachtdadig beschermen, opdat haar geen schade wordt toegebracht. Wij zullen het doen Vader, Zoon en Heilige Geest werken samen om het gezegende werk voort te zetten en te voltooien als de tijd er voor gekomen is. Al hetgeen nodig is zal in orde gebracht worden, en het werk des geloofs zal volbracht zijn. Hoewel het begin van de genade gering is, zal haar laatste toch zeer vermeerderd worden. De kerk is in zorg over hen, die nog niet geroepen zijn. "Laat Mij geworden," zegt Christus, "ik zal alles doen wat nodig is om voor hen gedaan te worden. Vertrouw het Mij slechts toe."

3. De bruid maakt gebruik van deze gelegenheid, om met dankbaarheid Zijn vriendelijkheid voor haar te erkennen, Song of Solomon 8:10. Zij wil Hem zeer gaarne haar kleine zuster toevertrouwen, want zij zelf heeft grote ervaring van Zijn genade, zij voor zich is er alles aan verschuldigd: ik ben een muur, en mijn borsten zijn als torens. Dit zegt zij niet om haar kleine zuster te verwijten dat zij geen borsten heeft, maar om zich ten haar opzichte te vertroosten, daar Hij, die haar gemaakt had tot hetgeen zij is, die haar op zichzelve had opgebouwd en haar tot rijpheid heeft doen opgroeien, dezelfde vriendelijkheid kon en wilde doen voor hen, wier toestand haar zo ter harte ging. Toen was ik in Zijn ogen als een die gunst vindt. Zie,

A. Waar zij zich op laat voorstaan, namelijk dat zij gunst gevonden heeft in de ogen van Jezus Christus, diegenen zijn gelukkig, voor eeuwig gelukkig, die de gunst hebben van God en door Hem zijn aangenomen.

B. Hoe zij het goede werk Gods in haar toeschrijft aan Gods welwillendheid jegens haar. "Hij heeft mij tot een muur gemaakt, en mijn borsten als torens, en toen heb ik daarin, meer dan in iets anders, Zijn liefde jegens mij ervaren." Heil u, die aldus hooglijk bevoorrecht zijt, want in u is Christus geformeerd.

C. Welk behagen God heeft in de werken van Zijn eigen handen. Als wij tot een muur gemaakt zijn, een koperen muur, Jeremiah 1:18, Jeremiah 15:20, die vast staat tegen het blazen van de tirannen, Isaiah 25:4, dan verlustigt God er zich in om ons goed te doen.

D. Met welk een blijdschap en triomf wij behoren te spreken van Gods genade jegens ons, en met welk een voldoening wij behoren terug te zien op de bijzondere tijden en gelegenheden, wanneer wij in Zijn ogen waren als degenen die gunst hebben gevonden, dat waren onvergetelijke dagen. II. Zij beraadslagen hier over een wijngaard, die zij hebben op het land, de kerk van Christus op aarde, beschouwd onder het beeld van een wijngaard, Song of Solomon 8:11, Song of Solomon 8:12. Salomo had een wijngaard te Bal-Hamon, had een koninkrijk in het bezit van een menigte, een talrijk volk. Gelijk hij een type was van Christus, zo was zijn wijngaard een type van de kerk van Christus. Onze Heiland heeft ons een sleutel gegeven tot deze verzen in de gelijkenis van de wijngaard, die aan ondankbare landlieden verhuurd was Match. 91:33. De voorwaarden waren dat ieder van de huurders of pachters, aan wie zoveel van de wijngaard was toegewezen als duizend wijnstokken bevatte, een jaarlijkse pacht zou opbrengen van duizend zilverlingen, want wij lezen, Isaiah 7:23, dat in een vruchtbare grond duizend wijnstokken waren van duizend zilverlingen.

Merk op:

1. Christus kerk is Zijn wijngaard, een aangename en zeer bijzondere plaats, bevoorrecht met velerlei eer, Hij verlustigt zich er in om er in te wandelen, zoals een man in zijn wijngaard, en Hij heeft behagen in zijn vruchten.

2. Aan ieder van ons heeft Hij die wijngaard toevertrouwd, als hoeders ervan, de voorrechten van de kerk zijn het goede, dat Hij ons overgegeven heeft om als een heilig pand te worden bewaard, de dienst van de kerk moet ons werk zijn, onze taak, naar onze gaven en bekwaamheden zijn, Zoon, ga heen, werk heden in Mijn wijngaard. In de staat van de onschuld moest Adam de Hof bebouwen en die bewaren.

3. Hij verwacht huur van hen, die in deze wijngaard gebruikt worden en aan wie hij werd toevertrouwd. Hij komt zoekende vrucht, en eist evangelieplichten van allen, die evangelievoorrechten genieten. Iedereen, van welke rang of stand hij ook zij, moet aan Christus eer en heerlijkheid toebrengen, en enige dienst doen in het belang van Zijn koninkrijk in de wereld uit aanmerking van de weldaden en het voordeel, genoten in zijn aandeel van het voorrecht van de wijngaard.

4. Hoewel Christus de wijngaard aan de hoeders verhuurd heeft, is het toch Zijn wijngaard, en Hij heeft er altijd het oog op ten goede, want indien Hij hem niet dag en nacht behoedde, Isaiah 27:2, Isaiah 27:3) dan zouden de hoeders aan wie Hij hem verhuurd heeft, er dus de wachters van zijn, tevergeefs waken, Psalms 127:1. Sommigen houden de woorden van Song of Solomon 8:12 voor Christus woorden. Mijn wijngaard die Ik heb, is voor Mijn aangezicht, en zij merken op hoe Hij Zijn eigendomsrecht er in laat uitkomen, het is Mijn wijngaard, die Ik heb, zo dierbaar is Hem Zijn kerk, zij is de Zijne in de wereld, John 13:1, daarom wil Hij haar altijd onder Zijn bescherming hebben. Ze is Zijn en eigendom, en Hij zal voor haar zorgen.

5. De kerk, die de voorrechten geniet van de wijngaard, moet ze altijd voor ogen hebben, het hoeden van de wijngaard vereist voortdurende zorg en vlijt. Maar het zijn veeleer de woorden van de bruid. Mijn wijngaard, die ik heb, is voor mijn aangezicht. Zij had haar schuld en dwaasheid betreurd van haar eigen wijngaard niet gehoed te hebben, Song of Solomon 1:6, Naar nu besluit zij zich te verbeteren. Ons hart is onze wijngaard, die wij moeten behoeden boven al dat te behoeden is, en daarom moeten wij er ten allen tijde een wakend oog op houden.

6. Onze grote zorg moet wezen om onze huur te betalen voor hetgeen wij van Christus wijngaard hebben, en wel toe te zien dat wij er niet achterop in geraken, de dienstknechten niet teleurstellen, die Hij zendt om de vruchten te ontvangen, Matthew 21:34. Gij, o Salomo moet duizend zilverlingen hebben, en gij zult ze hebben, het voornaamste van de winst behoort aan Christus, aan Hem en Zijn lof moeten al onze vruchten gewijd zijn.

7. Als wij nauwlettend zorgen om aan Christus de lof te geven voor onze kerkvoorrechten, dan kunnen wij voor onszelf de vertroosting en het voordeel er van nemen. Als de eigenaar van de wijngaard heeft ontvangen wat Hem toekomt, dan zullen de hoeders ervan goed betaald worden voor hun zorg en moeite zij zullen twee honderd hebben, welke som ongetwijfeld als een goede winst beschouwd werd. Zij, die voor Christus werken, werken voor zichzelf, en zullen er onuitsprekelijk veel bij winnen.

Verzen 8-12

Hooglied 8:8-12

Christus en Zijn bruid genoegzaam hun liefde voor elkaar bevestigd hebbende, en het er over eens zijnde dat zij aan beide zijden sterk is als de dood en onaantastbaar, beraadslagen nu tezamen, als liefhebbende man en vrouw, over hun zaken, en overwegen wat zij zullen doen. Man en vrouw, die hun hart aan elkaar verbonden hebben, bedenken tezamen hoe te handelen met hun betrekkingen en met hun bezittingen, en dienovereenkomstig beraadslagen deze twee gelukkigen hier met elkaar over een zuster en over een wijngaard.

I. Zij beraadslagen hier over hun zuster, hun kleine zuster, en hoe over haar te beschikken.

1. De bruid stelt haar zaak voor met tere medelijdende zorg, Song of Solomon 8:8. Wij hebben een kleine zuster, die nog geen borsten heeft, zij is nog niet volwassen, wat zullen wij onze zuster doen in die dag als men van haar spreken zal, zodat wij wl voor haar zullen doen?

A. Dit kan verstaan worden als gesproken door de Joodse kerk betreffende de heidenwereld. God had zich de Joodse kerk ondertrouwd, en zij was rijk begiftigd, maar wat zal er worden van de arme heidenen, de onvruchtbare, die niet had gebaard en de eenzame Isaiah 54:1. Hun toestand (zeggen de vrome Joden) is zeer droevig, zij zijn zusters, kinderen van dezelfde vaders, God en Adam, maar zij zijn klein, omdat zij niet geëerd zijn niet de kennis van God, zij hebben geen borsten, geen goddelijke openbaring, geen Schriften, geen leraren, geen borsten van vertroosting, die hun aangeboden worden, waaraan zij zouden kunnen zuigen, daar zij vreemdelingen zijn voor hei verbond van de belofte, zelf geen borsten van onderricht hebbende om hun kinderen te geven ten einde hen op te kweken, I Petrus 2:2. Wat zullen wij voor hen doen? Wij kunnen hen slechts beklagen, en voor hen bidden, Heer, wat zult Gij voor hen doen? De heiligen in Salomo's tijd konden uit Davids psalmen weten dat God genade voor hen had weggelegd, en zij baden dat zij verhaast zou worden voor hen. Thans zijn de tijden veranderd, de heidenen zijn Christus ondertrouwd, en zij behoren de vriendelijkheid te vergelden door eenzelfde verlangen naar de wederbrenging van de Joden, onze oudste zuster, die eens borsten had, maar er nu geen heeft. Als wij het in die zin opvatten, dan hebben de ongelovige nakomelingen van deze vrome Joden dit gebed van hun vaderen weersproken, want toen de dag kwam, wanneer van, of voor, de heidenen gesproken zou worden en deze tot Christus gebracht, hebben zij, in plaats van te bedenken wat zij voor hen konden doen, gekomplotteerd om alles wat zij konden tegen hen te doen, hetgeen de maat van hun ongerechtigheid vol heeft doen worden, I Thessalonicenzen 2:16. Of,

B. Het kan toegepast worden op alle anderen die tot de verkiezing van de genade behoren, maar nog niet geroepen zijn zij zijn van verre verwant aan Christus en fijne kerk, en zusters van beide, andere schapen, die van deze stal niet zijn, John 10:16. Zij hebben geen borsten, zijn nog niet vast geworden, Ezechiël 16:7, hebben geen genegenheid voor Christus, geen beginsel van genade. De dag zal komen wanneer voor hen gesproken zal worden, wanneer de uitverkorenen zullen worden geroepen, tot Christus zullen worden gelokt door de evangeliedienaren, de vrienden van de bruidegom. Dat zal een heerlijke dag zijn, een dag van bezoeking. Wat zullen wij doen in deze dag om het huwelijk te bevorderen, hun schuwheid te overwinnen en hen te bewegen om Christus aan te nemen en zich als reine maagden aan Hem voor te stellen? Zij, die door genade zelf tot Christus zijn gebracht, moeten bedenken wet zij kunnen doen om ook anderen tot Hem te brengen, het grote doel te bevorderen van het evangelie, hetwelk is zielen aan Christus te ondertrouwen, en zondaars te bekeren lot Hem, van wie zij waren afgeweken. 2. Christus beslist spoedig wat te doen in dit geval, en Zijn bruid stemt met Hem in Song of Solomon 8:9. Zo zij een muur is, indien het goede werk eens begonnen is met de heidenen, met de zielen, die binnengeroepen moeten worden indien de kleine zuster, als voor haar gesproken zal worden door het evangelie, het woord slechts wil aannemen, en zich wil opbouwen op Christus, het fundament en haar handelingen wil richten tot de Heer, zoals de muur tot het huis, dan zullen wij een paleis van zilver op haar bouwen, of haar opbouwen tot zo'n paleis, wij zullen het goede werk dat begonnen is voortzetten, totdat het een paleis wordt, de muur van steen een paleis van zilver, dat meer is dan hetgeen waarop keizer Augustus zich beroemde, namelijk dat hij wat hij als tichelsteen vond als marmer heeft gelaten. Deze kleine zuster zal, als zij eens verbonden is met de Heer, tot een heilige tempel opgroeien, een woonstede Gods in de Geest, Efeziers 2:21, 22. Zo zij een deur is, als dit paleis voltooid zal zijn, en de deuren van deze muur opgericht zullen wezen, hetgeen het laatst gedaan werd Nehemiah 7:1, dan zullen wij haar rondom bezetten met cederen planken, wij zullen haar zorgvuldig en krachtdadig beschermen, opdat haar geen schade wordt toegebracht. Wij zullen het doen Vader, Zoon en Heilige Geest werken samen om het gezegende werk voort te zetten en te voltooien als de tijd er voor gekomen is. Al hetgeen nodig is zal in orde gebracht worden, en het werk des geloofs zal volbracht zijn. Hoewel het begin van de genade gering is, zal haar laatste toch zeer vermeerderd worden. De kerk is in zorg over hen, die nog niet geroepen zijn. "Laat Mij geworden," zegt Christus, "ik zal alles doen wat nodig is om voor hen gedaan te worden. Vertrouw het Mij slechts toe."

3. De bruid maakt gebruik van deze gelegenheid, om met dankbaarheid Zijn vriendelijkheid voor haar te erkennen, Song of Solomon 8:10. Zij wil Hem zeer gaarne haar kleine zuster toevertrouwen, want zij zelf heeft grote ervaring van Zijn genade, zij voor zich is er alles aan verschuldigd: ik ben een muur, en mijn borsten zijn als torens. Dit zegt zij niet om haar kleine zuster te verwijten dat zij geen borsten heeft, maar om zich ten haar opzichte te vertroosten, daar Hij, die haar gemaakt had tot hetgeen zij is, die haar op zichzelve had opgebouwd en haar tot rijpheid heeft doen opgroeien, dezelfde vriendelijkheid kon en wilde doen voor hen, wier toestand haar zo ter harte ging. Toen was ik in Zijn ogen als een die gunst vindt. Zie,

A. Waar zij zich op laat voorstaan, namelijk dat zij gunst gevonden heeft in de ogen van Jezus Christus, diegenen zijn gelukkig, voor eeuwig gelukkig, die de gunst hebben van God en door Hem zijn aangenomen.

B. Hoe zij het goede werk Gods in haar toeschrijft aan Gods welwillendheid jegens haar. "Hij heeft mij tot een muur gemaakt, en mijn borsten als torens, en toen heb ik daarin, meer dan in iets anders, Zijn liefde jegens mij ervaren." Heil u, die aldus hooglijk bevoorrecht zijt, want in u is Christus geformeerd.

C. Welk behagen God heeft in de werken van Zijn eigen handen. Als wij tot een muur gemaakt zijn, een koperen muur, Jeremiah 1:18, Jeremiah 15:20, die vast staat tegen het blazen van de tirannen, Isaiah 25:4, dan verlustigt God er zich in om ons goed te doen.

D. Met welk een blijdschap en triomf wij behoren te spreken van Gods genade jegens ons, en met welk een voldoening wij behoren terug te zien op de bijzondere tijden en gelegenheden, wanneer wij in Zijn ogen waren als degenen die gunst hebben gevonden, dat waren onvergetelijke dagen. II. Zij beraadslagen hier over een wijngaard, die zij hebben op het land, de kerk van Christus op aarde, beschouwd onder het beeld van een wijngaard, Song of Solomon 8:11, Song of Solomon 8:12. Salomo had een wijngaard te Bal-Hamon, had een koninkrijk in het bezit van een menigte, een talrijk volk. Gelijk hij een type was van Christus, zo was zijn wijngaard een type van de kerk van Christus. Onze Heiland heeft ons een sleutel gegeven tot deze verzen in de gelijkenis van de wijngaard, die aan ondankbare landlieden verhuurd was Match. 91:33. De voorwaarden waren dat ieder van de huurders of pachters, aan wie zoveel van de wijngaard was toegewezen als duizend wijnstokken bevatte, een jaarlijkse pacht zou opbrengen van duizend zilverlingen, want wij lezen, Isaiah 7:23, dat in een vruchtbare grond duizend wijnstokken waren van duizend zilverlingen.

Merk op:

1. Christus kerk is Zijn wijngaard, een aangename en zeer bijzondere plaats, bevoorrecht met velerlei eer, Hij verlustigt zich er in om er in te wandelen, zoals een man in zijn wijngaard, en Hij heeft behagen in zijn vruchten.

2. Aan ieder van ons heeft Hij die wijngaard toevertrouwd, als hoeders ervan, de voorrechten van de kerk zijn het goede, dat Hij ons overgegeven heeft om als een heilig pand te worden bewaard, de dienst van de kerk moet ons werk zijn, onze taak, naar onze gaven en bekwaamheden zijn, Zoon, ga heen, werk heden in Mijn wijngaard. In de staat van de onschuld moest Adam de Hof bebouwen en die bewaren.

3. Hij verwacht huur van hen, die in deze wijngaard gebruikt worden en aan wie hij werd toevertrouwd. Hij komt zoekende vrucht, en eist evangelieplichten van allen, die evangelievoorrechten genieten. Iedereen, van welke rang of stand hij ook zij, moet aan Christus eer en heerlijkheid toebrengen, en enige dienst doen in het belang van Zijn koninkrijk in de wereld uit aanmerking van de weldaden en het voordeel, genoten in zijn aandeel van het voorrecht van de wijngaard.

4. Hoewel Christus de wijngaard aan de hoeders verhuurd heeft, is het toch Zijn wijngaard, en Hij heeft er altijd het oog op ten goede, want indien Hij hem niet dag en nacht behoedde, Isaiah 27:2, Isaiah 27:3) dan zouden de hoeders aan wie Hij hem verhuurd heeft, er dus de wachters van zijn, tevergeefs waken, Psalms 127:1. Sommigen houden de woorden van Song of Solomon 8:12 voor Christus woorden. Mijn wijngaard die Ik heb, is voor Mijn aangezicht, en zij merken op hoe Hij Zijn eigendomsrecht er in laat uitkomen, het is Mijn wijngaard, die Ik heb, zo dierbaar is Hem Zijn kerk, zij is de Zijne in de wereld, John 13:1, daarom wil Hij haar altijd onder Zijn bescherming hebben. Ze is Zijn en eigendom, en Hij zal voor haar zorgen.

5. De kerk, die de voorrechten geniet van de wijngaard, moet ze altijd voor ogen hebben, het hoeden van de wijngaard vereist voortdurende zorg en vlijt. Maar het zijn veeleer de woorden van de bruid. Mijn wijngaard, die ik heb, is voor mijn aangezicht. Zij had haar schuld en dwaasheid betreurd van haar eigen wijngaard niet gehoed te hebben, Song of Solomon 1:6, Naar nu besluit zij zich te verbeteren. Ons hart is onze wijngaard, die wij moeten behoeden boven al dat te behoeden is, en daarom moeten wij er ten allen tijde een wakend oog op houden.

6. Onze grote zorg moet wezen om onze huur te betalen voor hetgeen wij van Christus wijngaard hebben, en wel toe te zien dat wij er niet achterop in geraken, de dienstknechten niet teleurstellen, die Hij zendt om de vruchten te ontvangen, Matthew 21:34. Gij, o Salomo moet duizend zilverlingen hebben, en gij zult ze hebben, het voornaamste van de winst behoort aan Christus, aan Hem en Zijn lof moeten al onze vruchten gewijd zijn.

7. Als wij nauwlettend zorgen om aan Christus de lof te geven voor onze kerkvoorrechten, dan kunnen wij voor onszelf de vertroosting en het voordeel er van nemen. Als de eigenaar van de wijngaard heeft ontvangen wat Hem toekomt, dan zullen de hoeders ervan goed betaald worden voor hun zorg en moeite zij zullen twee honderd hebben, welke som ongetwijfeld als een goede winst beschouwd werd. Zij, die voor Christus werken, werken voor zichzelf, en zullen er onuitsprekelijk veel bij winnen.

Verzen 13-14

Hooglied 8:13-14

Christus en de bruid scheiden hier voor een tijd van elkaar, zij moet beneden blijven in de hof op aarde, waar zij werk voor Hem te doen heeft, Hij moet heengaan naar de bergen van de specerijen in de hemel, waar Hij zaken voor haar heeft te verrichten, als haar voorspraak bij de Vader. Merk nu op met hoe wederzijdse betuigingen van liefde zij van elkaar scheiden:

I. Hij verlangt dikwijls van haar te horen zij is vaardig met haar pen, zij moet niet verzuimen Hem te schrijven, zij weet hoe zij haar schrijven moet adresseren, Song of Solomon 8:13. Gij, die voor het ogenblik een bewoonster zijt van de hoven, ze bouwende en bewarende, totdat gij heengaat van de hof hier beneden naar het paradijs hier boven, gij, gelovige, wie gij ook zijt, die woont in de hoven van de plechtige inzettingen, in de hoven van de werkgemeenschap, de metgezellen zijn zo gelukkig van uw stem te horen, doe ze ook Mij horen.

Merk op:

A. Christus vrienden behoren in goede gemeenschap en in omgang met elkaar te blijven en als metgezellen, die elkaar liefhebben, tot elkaar te spreken, Malachi 3:16, en elkaars stem te horen, zij moeten elkaar stichten bemoedigen en eren. Zij zijn medegenoten in het koninkrijk en de lijdzaamheid van Christus en daarom moeten zij als medereizigers vrij en gemakkelijk met elkaar omgaan, en niet schuw of vreemd voor elkaar zijn. De gemeenschap van de heiligen is een artikel van ons verbond, zowel als een artikel van onze geloofsbelijdenis, elkaar altijd te vermanen, en blij te zijn om door elkaar vermaand te worden. Hoor naar de stem van de kerk in zover ze overeenkomt met de stem van Christus, Zijn metgezellen zullen dit doen.

B. Temidden van onze gemeenschap met elkaar, moeten wij onze gemeenschap met Christus niet veronachtzamen, meer Hem ons aangezicht laten zien, en onze stem laten horen, hier vraagt Hij er om. "De metgezellen horen uw stem, zij is hun lieflijk, doe ze Mij horen Gij doet hun uw klachten, als er iets is dat u smart, waarom komt gij er niet mee tot Mij, waarom laat gij ze Mij niet horen? U bent vrijmoedig met hen, wees even vrijmoedig met Mij, stort uw hart voor Mij uit." Zo heeft Christus, toen Hij Zijn discipelen verliet, hun bevolen om bij iedere gelegenheid tot Hem te zenden: Bidt, en gij zult ontvangen. Christus ontvangt en verhoort de gebeden van Zijn volks niet slechts, maar Hij verzoekt er om, ze niet beschouwende als een last voor Hem, maar als een eer en een welgevallen, Proverbs 15:8.

Wij doen Hem onze gebeden horen, als wij niet slechts bidden, maar worstelen in het gebed. Hij wil graag dat wij dringend bij Hem aanhouden, hetgeen niet is naar de wijze van de mensen. Sommigen lezen het: "Doe van Mij horen. Gij hebt dikwijls gelegenheid om met uw metgezellen te spreken, en zij luisteren naar hetgeen gij zegt, spreek tot hen van Mij, laat Mijn naam onder hen gehoord worden, laat Mij het onderwerp van uw gesprekken zijn." "Een woord van Christus," zoals aartsbisschop Usher placht te zeggen "eer gij heengaat." Geen onderwerp is meer gepast, of behoort aangenamer te zijn.

2. Zij verlangt naar Zijn spoedige terugkomst tot haar, Song of Solomon 8:14. Kom haastig, mijn liefste, U weer te komen en mij tot U te nemen, wees Gij gelijk een ree, of gelijk een welp van de herten op de bergen van de specerijen, laat geen tijd verloren gaan, het is aangenaam wonen hier in de hoven, maar heen te gaan om met U te zijn is verreweg het beste, dat is het dus wat ik wens en waarop ik wacht, en waarnaar ik smachtend verlang. Amen, ja kom, Heer Jezus! Merk op. A. Hoewel Jezus Christus zich nu teruggetrokken heeft, zal Hij weerkeren, de hemelen, deze hoge bergen van de specerijen, moeten Hem bevatten tot de tijd van de verkoeling, dat is van de verkwikking, gekomen zal zijn, wanneer ieder oog Hem zal zien in al de heerlijkheid en macht van de bovenwereld, de betere wereld, de verborgenheid Gods volbracht zijnde, en het mystieke lichaam voltooid

B. Gelijk ware gelovigen uitzien naar de komst van de dag des Heeren, zo spoeden zij er zich ook heen, niet dat zij zouden willen dat Hij meer haast maakte, dan met goede spoed overeenkomt maar dat intussen al Zijn raad volbracht zal worden, en dat dan hoe spoediger hoe beter het einde zal komen, niet dat zij denken dat de Heer Zijn belofte vertraagt, gelijk sommigen dat traagheid achten, maar zij geven uitdrukking aan de kracht van hun genegenheid voor Hem en hun grote verwachting van Hem als Hij weerkomt.

C. Alleen zij, die in oprechtheid Christus hun liefste kunnen noemen, kunnen op goede gronden wensen dat Zijn wederkomst verhaast zal worden. Wat hen betreft, wier harten de wereld nahoereren en die hun zinnen zetten op de dingen van deze aarde, zij kunnen Zijn verschijning niet liefhebben, veeleer vrezen zij haar, omdat dan de aarde met alles wat er op is, die zij tot hun deel hebben verkoren, verbrand zal worden, maar zij, die Christus waarlijk liefhebben, verlangen naar Zijn wederkomst, omdat het de kroon zal zijn beide van Zijn heerlijkheid en van hun zaligheid.

D. De troost en voldoening, die wij soms smaken in gemeenschap met God hier, moeten ons zoveel vuriger doen verlangen naar de onmiddellijke verschijning en genieting van Hem in het koninkrijk van de heerlijkheid. Na een liefderijk samenspraken met haar liefste, en bevindende dat dit spoedig afgebroken moest worden, eindigt de bruid met deze bede van de liefde om de voltooiing en bestendiging van deze zaligheid in de toekomenden staat. De druiventrossen, die wij in deze woestijn vinden, moeten ons doen verlangen naar de vollen wijnoogst in Kanan. Indien n dag in Zijn voorhoven zo lieflijk is, wat zal dan de eeuwigheid zijn binnen de voorhang! Indien dit de hemel is, o mochten wij daar dan zijn!

E. Het is goed om onze gebeden te eindigen met de uitdrukking van een blijde verwachting van de heerlijkheid, die geopenbaard staat te worden, en met een nederig, heilig verlangen er naar. Wij moeten niet scheiden dan in het vooruitzicht van weerzien. Het is goed om iedere sabbat te besluiten met gedachten aan de eeuwigen sabbat, die in geen nacht zal eindigen, en waarop geen weekdag zal volgen. Het is goed om ieder sacrament te eindigen met gedachten aan de eeuwige feestmaaltijd waar wij met Christus zullen aanzitten aan Zijn tafel in Zijn koninkrijk, waarvan wij niet meer zullen opstaan, en waar wij de wijn nieuw zullen drinken, en iedere godsdienstige vergadering uiteen te doen gaan in de verwachting van de algemene vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, als geen tijd en geen dagen meer zijn zullen. Dat de gezegende Jezus die zalige dag verhaaste. Waarom vertoeft Zijn wagen te komen, wat blijven de gangen van Zijn wagens achter?

Verzen 13-14

Hooglied 8:13-14

Christus en de bruid scheiden hier voor een tijd van elkaar, zij moet beneden blijven in de hof op aarde, waar zij werk voor Hem te doen heeft, Hij moet heengaan naar de bergen van de specerijen in de hemel, waar Hij zaken voor haar heeft te verrichten, als haar voorspraak bij de Vader. Merk nu op met hoe wederzijdse betuigingen van liefde zij van elkaar scheiden:

I. Hij verlangt dikwijls van haar te horen zij is vaardig met haar pen, zij moet niet verzuimen Hem te schrijven, zij weet hoe zij haar schrijven moet adresseren, Song of Solomon 8:13. Gij, die voor het ogenblik een bewoonster zijt van de hoven, ze bouwende en bewarende, totdat gij heengaat van de hof hier beneden naar het paradijs hier boven, gij, gelovige, wie gij ook zijt, die woont in de hoven van de plechtige inzettingen, in de hoven van de werkgemeenschap, de metgezellen zijn zo gelukkig van uw stem te horen, doe ze ook Mij horen.

Merk op:

A. Christus vrienden behoren in goede gemeenschap en in omgang met elkaar te blijven en als metgezellen, die elkaar liefhebben, tot elkaar te spreken, Malachi 3:16, en elkaars stem te horen, zij moeten elkaar stichten bemoedigen en eren. Zij zijn medegenoten in het koninkrijk en de lijdzaamheid van Christus en daarom moeten zij als medereizigers vrij en gemakkelijk met elkaar omgaan, en niet schuw of vreemd voor elkaar zijn. De gemeenschap van de heiligen is een artikel van ons verbond, zowel als een artikel van onze geloofsbelijdenis, elkaar altijd te vermanen, en blij te zijn om door elkaar vermaand te worden. Hoor naar de stem van de kerk in zover ze overeenkomt met de stem van Christus, Zijn metgezellen zullen dit doen.

B. Temidden van onze gemeenschap met elkaar, moeten wij onze gemeenschap met Christus niet veronachtzamen, meer Hem ons aangezicht laten zien, en onze stem laten horen, hier vraagt Hij er om. "De metgezellen horen uw stem, zij is hun lieflijk, doe ze Mij horen Gij doet hun uw klachten, als er iets is dat u smart, waarom komt gij er niet mee tot Mij, waarom laat gij ze Mij niet horen? U bent vrijmoedig met hen, wees even vrijmoedig met Mij, stort uw hart voor Mij uit." Zo heeft Christus, toen Hij Zijn discipelen verliet, hun bevolen om bij iedere gelegenheid tot Hem te zenden: Bidt, en gij zult ontvangen. Christus ontvangt en verhoort de gebeden van Zijn volks niet slechts, maar Hij verzoekt er om, ze niet beschouwende als een last voor Hem, maar als een eer en een welgevallen, Proverbs 15:8.

Wij doen Hem onze gebeden horen, als wij niet slechts bidden, maar worstelen in het gebed. Hij wil graag dat wij dringend bij Hem aanhouden, hetgeen niet is naar de wijze van de mensen. Sommigen lezen het: "Doe van Mij horen. Gij hebt dikwijls gelegenheid om met uw metgezellen te spreken, en zij luisteren naar hetgeen gij zegt, spreek tot hen van Mij, laat Mijn naam onder hen gehoord worden, laat Mij het onderwerp van uw gesprekken zijn." "Een woord van Christus," zoals aartsbisschop Usher placht te zeggen "eer gij heengaat." Geen onderwerp is meer gepast, of behoort aangenamer te zijn.

2. Zij verlangt naar Zijn spoedige terugkomst tot haar, Song of Solomon 8:14. Kom haastig, mijn liefste, U weer te komen en mij tot U te nemen, wees Gij gelijk een ree, of gelijk een welp van de herten op de bergen van de specerijen, laat geen tijd verloren gaan, het is aangenaam wonen hier in de hoven, maar heen te gaan om met U te zijn is verreweg het beste, dat is het dus wat ik wens en waarop ik wacht, en waarnaar ik smachtend verlang. Amen, ja kom, Heer Jezus! Merk op. A. Hoewel Jezus Christus zich nu teruggetrokken heeft, zal Hij weerkeren, de hemelen, deze hoge bergen van de specerijen, moeten Hem bevatten tot de tijd van de verkoeling, dat is van de verkwikking, gekomen zal zijn, wanneer ieder oog Hem zal zien in al de heerlijkheid en macht van de bovenwereld, de betere wereld, de verborgenheid Gods volbracht zijnde, en het mystieke lichaam voltooid

B. Gelijk ware gelovigen uitzien naar de komst van de dag des Heeren, zo spoeden zij er zich ook heen, niet dat zij zouden willen dat Hij meer haast maakte, dan met goede spoed overeenkomt maar dat intussen al Zijn raad volbracht zal worden, en dat dan hoe spoediger hoe beter het einde zal komen, niet dat zij denken dat de Heer Zijn belofte vertraagt, gelijk sommigen dat traagheid achten, maar zij geven uitdrukking aan de kracht van hun genegenheid voor Hem en hun grote verwachting van Hem als Hij weerkomt.

C. Alleen zij, die in oprechtheid Christus hun liefste kunnen noemen, kunnen op goede gronden wensen dat Zijn wederkomst verhaast zal worden. Wat hen betreft, wier harten de wereld nahoereren en die hun zinnen zetten op de dingen van deze aarde, zij kunnen Zijn verschijning niet liefhebben, veeleer vrezen zij haar, omdat dan de aarde met alles wat er op is, die zij tot hun deel hebben verkoren, verbrand zal worden, maar zij, die Christus waarlijk liefhebben, verlangen naar Zijn wederkomst, omdat het de kroon zal zijn beide van Zijn heerlijkheid en van hun zaligheid.

D. De troost en voldoening, die wij soms smaken in gemeenschap met God hier, moeten ons zoveel vuriger doen verlangen naar de onmiddellijke verschijning en genieting van Hem in het koninkrijk van de heerlijkheid. Na een liefderijk samenspraken met haar liefste, en bevindende dat dit spoedig afgebroken moest worden, eindigt de bruid met deze bede van de liefde om de voltooiing en bestendiging van deze zaligheid in de toekomenden staat. De druiventrossen, die wij in deze woestijn vinden, moeten ons doen verlangen naar de vollen wijnoogst in Kanan. Indien n dag in Zijn voorhoven zo lieflijk is, wat zal dan de eeuwigheid zijn binnen de voorhang! Indien dit de hemel is, o mochten wij daar dan zijn!

E. Het is goed om onze gebeden te eindigen met de uitdrukking van een blijde verwachting van de heerlijkheid, die geopenbaard staat te worden, en met een nederig, heilig verlangen er naar. Wij moeten niet scheiden dan in het vooruitzicht van weerzien. Het is goed om iedere sabbat te besluiten met gedachten aan de eeuwigen sabbat, die in geen nacht zal eindigen, en waarop geen weekdag zal volgen. Het is goed om ieder sacrament te eindigen met gedachten aan de eeuwige feestmaaltijd waar wij met Christus zullen aanzitten aan Zijn tafel in Zijn koninkrijk, waarvan wij niet meer zullen opstaan, en waar wij de wijn nieuw zullen drinken, en iedere godsdienstige vergadering uiteen te doen gaan in de verwachting van de algemene vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, als geen tijd en geen dagen meer zijn zullen. Dat de gezegende Jezus die zalige dag verhaaste. Waarom vertoeft Zijn wagen te komen, wat blijven de gangen van Zijn wagens achter?

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Song of Solomon 8". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/song-of-solomon-8.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile