Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Song of Solomon 3". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/song-of-solomon-3.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Song of Solomon 3". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, HOOGLIED 3In dit hoofdstuk:
I. Doet de kerk een verhaal van een zware beproeving, die haar was overkomen door dat haar Liefste zich van haar had teruggetrokken, en de benauwdheid, waarin zij zich bevond, voordat zij de troostrijke bewustheid had herkregen van Zijn gunst, en het besluit dat zij nam, nadat zij die bewustheid had herkregen om haar nooit weer te ver liezen, zoals zij haar door haar onachtzaamheid had verloren, Song of Solomon 3:15.
II. De dochters van Jeruzalem bewonderen de voortreffelijkheid van de kerk, Song of Solomon 3:6.
III. De kerk bewondert Jezus Christus in de persoon van Salomo, zijn draagstoel, en de lijfwacht er om heen, Song of Solomon 3:7, Song of Solomon 3:8, zijn koets, Song of Solomon 3:9, Song of Solomon 3:10. Zij spoort de dochters van Zion, die haar bewonderen, aan om veeleer Hem te bewonderen, inzonderheid zoals Hij verschijnt op de dag van Zijn kroning en op Zijn bruiloftsdag, Song of Solomon 3:11.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, HOOGLIED 3In dit hoofdstuk:
I. Doet de kerk een verhaal van een zware beproeving, die haar was overkomen door dat haar Liefste zich van haar had teruggetrokken, en de benauwdheid, waarin zij zich bevond, voordat zij de troostrijke bewustheid had herkregen van Zijn gunst, en het besluit dat zij nam, nadat zij die bewustheid had herkregen om haar nooit weer te ver liezen, zoals zij haar door haar onachtzaamheid had verloren, Song of Solomon 3:15.
II. De dochters van Jeruzalem bewonderen de voortreffelijkheid van de kerk, Song of Solomon 3:6.
III. De kerk bewondert Jezus Christus in de persoon van Salomo, zijn draagstoel, en de lijfwacht er om heen, Song of Solomon 3:7, Song of Solomon 3:8, zijn koets, Song of Solomon 3:9, Song of Solomon 3:10. Zij spoort de dochters van Zion, die haar bewonderen, aan om veeleer Hem te bewonderen, inzonderheid zoals Hij verschijnt op de dag van Zijn kroning en op Zijn bruiloftsdag, Song of Solomon 3:11.
Verzen 1-5
Hooglied 3:1-5God had de gewoonte niet om tot de nakomelingen van Jakob te zeggen: Zoekt Mij tevergeefs, en toch hebben wij hier de bruid, gedurende lange tijd haar liefste tevergeefs zoekende, maar ten slotte vindt zij Hem toch tot haar onuitsprekelijke vreugde en voldoening. Het was voor de oud-testamentische kerk moeilijk om Christus te vinden in de ceremoniële wet en de typen en afschaduwingen, die er toen waren van toekomstige goederen, lang werd naar de vertroosting Israëls uitgezien eer zij kwam, de wachter van die kerk gaf weinig hulp aan hen die naar Hem vroegen, maar eindelijk hield Simeon Hem in zijn armen, die zijn ziel liefhad. Dat is van toepassing op de toestand van particuliere gelovigen, die dikwijls in duisternis wandelen, en wel gedurende lange tijd, maar in de avond zal het licht wezen, en zij, die Christus ten einde toe zoeken, zullen Hem ten slotte vinden.
Merk op:
1. Hoe de bruid Hem tevergeefs zocht op haar bed, Song of Solomon 3:1, toe zij op was en om zich heen zag, genade in werking en beoefening was, hoewel haar liefste zich had teruggetrokken, kon zij Hem toch niet zien in de verte, Song of Solomon 2:8, maar nu was het anders. Zij behield haar genegenheid voor Hem, nog was Hij het, die haar ziel liefhad, die band des verbonds bleef nog vast. Ofschoon Hij mij doodde, zal ik toch op Hem vertrouwen, al is het dat Hij mij verlaat, zal ik Hem toch liefhebben. "Als ik Hem niet in mijn armen heb, heb ik Hem toch in mijn hart." Maar zij verlangde naar de gemeenschap, die zij met Hem placht te hebben, zoals David, toen hij dorstte naar God, naar de levende God. Zij zocht Hem, maar:
a. Het was bij nacht op haar bed, zij was laat aam het zoeken. Haar verstand was beneveld, het was nacht, in het donker, haar genegenheden waren verkild, zij was op haar leger, half in slaap. De wijze maagden sluimerden in de afwezigheid van de Bruidegom. Het was een donkere tijd voor de gelovige ziel zij zag haar tekenen niet, en toch zocht zij ze. Zij, wier zielen Jezus Christus liefhebben, zullen Hem blijven zoeken, zelfs in de stilte en in de eerzaamheid, hun nieren onderwijzen hen om dit te doen zelfs in de nacht.
b. Zij faalde in haar streven. Soms wordt Hij gevonden van hen, die naar Hem niet zochten, Isaiah 65:1, maar hier wordt Hij niet gevonden door een, die naar Hem zocht, hetzij tot straf voor haar verdorvenheden, haar traagheid en valse gerustheid (wij ontberen vertroosting omdat wij haar niet op de juiste wijze zoeken) of ter beproeving van haar genade, haar geloof en haar lijdzaamheid, om te zien of zij zal voortgaan met haar zoeken. De Kananese vrouw zocht Christus maar heeft Hem in het eerst niet gevonden, opdat zij Hem ten slotte zoveel te meer tot haar eer en vertroosting vinden zou.
2. Hoe zij Hem tevergeefs zocht buiten op straat, Song of Solomon 3:2. Zij had de aanbidding in het verborgene beproefd, had de plichten volbracht van de binnenkamer, had aan Hem gedacht op haar leger, had aan Hem gepeinsd in de nachtwake, Psalms 63:7, maar zij ondervond geen vertroosting. Mijn hand was des nachts uitgestrekt, ik gedacht aan God en maakte misbaar, Psalms 77:3, Psalms 77:4, en toch wordt zij er door de teleurstelling niet toe gebracht om van het verdere gebruik van de middelen af te zien. Zij besluit: "Ik zal nu opstaan, als ik mijn liefste hier niet kan vinden, zal ik hier niet blijven liggen, noch er mee tevreden zijn dat Hij zich terugtrekt, Ik zal nu opstaan zonder uitstel of vertragen, en Hem terstond zoeken, opdat Hij zich niet nog verder van mij terugtrekt." Zij die Christus zo willen zoeken, dat zij Hem vinden, moeten geen tijd verliezen. Ik zal opstaan van een warm bed, en uitgaan in een donkere koude nacht, om mijn liefste te zoeken. Zij, die Christus zoeken, moeten niet terugdeinzen voor moeilijkheden. Ik zal opstaan in de stad omgaan, de heilige stad, in de straten en op de grote wegen, want zij wist dat Hij niet op een bijweg te vinden was, wij moeten zoeken in de stad, in Jeruzalem, dat een type was van de evangeliekerk. De plaats waar Christus het waarschijnlijkst gevonden zal worden, is de tempel, Luke 2:46, in de straten van de evangeliekerk, in heilige inzettingen, waar de kinderen van Zion op alle uren heen en weer gaan. Zij had een goed voornemen, toen zij zei: ik zal nu opstaan, maar het goede volbrengen was alles in alles, zij stond op en zocht Hem. Zij, die Christus willen vinden, Zijn kennis willen vinden, in gemeenschap met Hem willen komen, moeten niets onbeproefd laten, Hem overal zoeken. En toch vond zij Hem niet, zij was nog onvoldaan, ongerust, zoals Job, toen hij naar alle kanten uitzag om de tekenen van Gods gunst te zien, Job 23:8, Job 23:9, en dikwijls ook de psalmist, als hij klaagde dat God Zijn aangezicht voor hem had verborgen, Psalms 88:15. Wij kunnen op de weg zijn van onze plicht, en toch vertroosting missen, want de wind blaast waarheen hij wil. Hoe zwaar is de nadruk op deze herhaalde klacht: ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet, zoals de klacht van Maria Magdalena, Zij hebben mijn Heere weggenomen, en ik weet niet waar zij Hem gelegd hebben, John 20:13.
3. Hoe zij navraag naar Hem deed bij de wachters, Song of Solomon 3:3. Des nachts gaan de wachters in de stad rondom ter bewaring van de vrede en de veiligheid, om de rustigen en eerlijken te helpen en te leiden op de weg, zowel als om hen die wanordelijk zijn in bedwang te houden. De wachters ontmoetten haar, en zij vroeg hun of zij haar enigerlei tijding konden geven van haar liefste. In de straten en op de wegen van Jeruzalem had zij genoeg kunnen zien, dat haar zou kunnen afleiden van haar onderzoek, en haar zou kunnen vermaken, al kon zij haar liefste niet vinden, maar in vergelijking met Hem slaat zij op niemand acht. Godvruchtige zielen dringen heen door een gehele menigte van vermaken en genoegens om Christus te zoeken, aan wie zij de voorkeur geven boven het hoogste van hun blijdschap. Maria Magdalena ziet engelen in het graf, maar dat helpt haar niet, zij moet Jezus zien. Hebt gij die gezien, die mijn ziel liefheeft? Wij moeten de oprechtheid van onze liefde voor Christus doen blijken door ons zorgvol vragen naar Hem. De bruiloftskinderen zullen treuren als de bruidegom van hen weggenomen is, Matthew 9:15, inzonderheid om de zonde, die Hem er toe bracht om zich terug te trekken, en als wij dit doen dan zullen wij in zorg zijn om de bewustheid van Zijn gunst te herkrijgen, naarstig en standvastig zijn in het gebruik van de gepaste middelen. Te dien einde moeten wij de Schriften onderzoeken, veel in het gebed zijn, ons nauw aan de inzettingen houden, en dat alles terwijl dit op ons hart is: Hebt gij Hem gezien, die mijn ziel liefheeft? Alleen zij, die zelf Christus gezien hebben, zullen instaat zijn om anderen tot een gezicht op Hem te brengen. Toen de Grieken kwamen om op het feest te aanbidden, hebben zij zich tot Filippus gewend met een soortgelijke vraag als die van de bruid aan de wachters: Heer, Wij wilden Jezus wel zien, John 12:21.
4. Hoe zij Hem ten slotte vond, Song of Solomon 3:4. Zij ging van de wachters weg, zodra zij bemerkte dat die haar geen tijding van haar liefste konden geven. Zij wilde niet bij hen blijven omdat Hij zich niet onder hen bevond, maar ging voort met Hem te zoeken, want (zoals Ainsworth zegt) noch het gezelschap van broeders, noch van de kerk, noch van de leraren kan aan het bezwaarde geweten verlichting geven, tenzij Christus zelf door het geloof wordt gezien. Maar spoedig nadat zij van de wachters weggegaan was, vond zij Hem, die zij zocht, en toen noemde zij Hem: die mijn ziel liefheeft, met evenveel genot en verlustiging als tevoren met begeerte. Zij, die voortgaan met Christus te zoeken, zullen Hem ten slotte vinden, en wel op het ogenblik, dat zij bijna gereed zijn om er aan te wanhopen, dat zij Hem ooit zullen vinden, zie Psalms 42:8, Psalms 42:9, Psalms 77:10, Psalms 77:11, Isaiah 4:7, Isaiah 4:8. Teleurstellingen moeten ons niet van een godvruchtig streven afhouden, houd vol in geloof en lijdzaamheid, het gezicht zal nog voor een bestemde tijd zijn, en hoewel de wachter er geen bericht van kan geven, aan het einde zal Hij het voortbrengen en niet liegen, en de vertroosting, die komt na lang wachten in het gebruik van de middelen, zal ten slotte zoveel te lieflijker zijn.
5. Hoe dicht zij bij Hem bleef, nadat zij Hem had gevonden. Zij is nu in even grote vrees van Hem te verliezen, als zij tevoren in zorg was om Hem te vinden. Ik hield Hem vast, zoals de vrouwen, toen zij Christus ontmoetten na Zijn opstanding, Zijn voeten grepen en Hem aanbaden, Matthew 28:9. "Ik liet Hem niet gaan. Niet alleen zal ik nooit iets doen, dat Hem er toe brengt om heen te gaan, maar ik wilde door geloof en gebed bij Hem overmogen om te blijven en door de oefening van de genade inwendigen vrede te behouden." Zij, die weten hoe moeilijk aan vertroosting is te komen en hoe duur zij gekocht is, zullen bevreesd zijn om haar te verbeuren en haar te verspelen, en zullen niets te veel achten om te doen om haar veilig te bewaren. Zij, die de wijsheid aangrijpen, moeten haar vasthouden Proverbs 3:18. Zij, die Christus vasthouden in de armen des geloofs en van de liefde, zullen Hem niet laten gaan, Hij zal bij hen blijven.
6. Hoe begerig zij was om anderen met Hem bekend te maken, "ik heb Hem in het huis van mijn moeder gebracht, opdat al mijn familieleden, allen die mij dierbaar zijn, het voorrecht van gemeenschap met Hem mochten hebben." Toen Zacheus Christus gevonden heeft, of liever toen hij door Christus was gevonden, was zijn huize zaligheid geschied, Luke 19:9. Waar wij Christus ook vinden, moeten wij Hem meenemen naar huis, inzonderheid naar ons hart De kerk is onze moeder, en wij moeten haar belangen behartigen, begeren dat Christus bij haar is, en vurig bidden om Zijn voortdurende tegenwoordigheid bij Zijn volk en Zijn dienstknechten. Zij, die de tekenen hebben van Christus gunst jegens hun moeten begeren dat de kerk en alle godsdienstige vergaderingen in hun openbare hoedanigheid evenzo de tekenen van Zijn gunst deelachtig zullen zijn.
7. In welke zorg zij was dat Hem geen stoornis gegeven zal worden, Song of Solomon 3:5. Zij herhaalt de last, die zij tevoren gegeven had, Song of Solomon 2:7, aan de dochteren van Jeruzalem om haar liefste niet op te wekken of wakker te maken. Toen zij Hem in het huis van haar moeder had gebracht onder haar zusters, gaf zij haar opdracht om alles rustig te houden en in goede orde, zeer oplettend voor Hem te wezen, alles in het werk te stellen om Hem te behagen, en zeer bevreesd te zijn om Hem te beledigen. De opdracht, die aan de kerk in de woestijn gegeven werd betreffende de engel des verbonds, die in haar midden was, is hier de verklaring van Exodus 23:21. Hoed u voor zijn aangezicht en wees zijn stem gehoorzaam, en verbitter hem niet. Zie toe dat niemand van u zich van haar plaats beweegt, opdat gij Hem niet stoort, maar dat allen met stilheid werken en hun eigen dingen doen, maakt geen leven, alle bitterheid en toornigheid, en gramschap en geroep, en lastering zij van u geweerd, want dat bedroeft de Heiligen Geest Gods, Efeziers 4:30, 31. Sommigen houden dit voor de opdracht van Christus aan de dochters van Jeruzalem, om Zijn kerk niet te storen of te verontrusten, noch het gemoed van de discipelen te beroeren, want Christus is zeer tederlijk bezorgd voor de vrede van Zijn kerk en van al haar leden, zelfs van de kleinen, de kinderkens, en die hen ontroeren, zullen het oordeel dragen, Galatians 5:10.
Verzen 1-5
Hooglied 3:1-5God had de gewoonte niet om tot de nakomelingen van Jakob te zeggen: Zoekt Mij tevergeefs, en toch hebben wij hier de bruid, gedurende lange tijd haar liefste tevergeefs zoekende, maar ten slotte vindt zij Hem toch tot haar onuitsprekelijke vreugde en voldoening. Het was voor de oud-testamentische kerk moeilijk om Christus te vinden in de ceremoniële wet en de typen en afschaduwingen, die er toen waren van toekomstige goederen, lang werd naar de vertroosting Israëls uitgezien eer zij kwam, de wachter van die kerk gaf weinig hulp aan hen die naar Hem vroegen, maar eindelijk hield Simeon Hem in zijn armen, die zijn ziel liefhad. Dat is van toepassing op de toestand van particuliere gelovigen, die dikwijls in duisternis wandelen, en wel gedurende lange tijd, maar in de avond zal het licht wezen, en zij, die Christus ten einde toe zoeken, zullen Hem ten slotte vinden.
Merk op:
1. Hoe de bruid Hem tevergeefs zocht op haar bed, Song of Solomon 3:1, toe zij op was en om zich heen zag, genade in werking en beoefening was, hoewel haar liefste zich had teruggetrokken, kon zij Hem toch niet zien in de verte, Song of Solomon 2:8, maar nu was het anders. Zij behield haar genegenheid voor Hem, nog was Hij het, die haar ziel liefhad, die band des verbonds bleef nog vast. Ofschoon Hij mij doodde, zal ik toch op Hem vertrouwen, al is het dat Hij mij verlaat, zal ik Hem toch liefhebben. "Als ik Hem niet in mijn armen heb, heb ik Hem toch in mijn hart." Maar zij verlangde naar de gemeenschap, die zij met Hem placht te hebben, zoals David, toen hij dorstte naar God, naar de levende God. Zij zocht Hem, maar:
a. Het was bij nacht op haar bed, zij was laat aam het zoeken. Haar verstand was beneveld, het was nacht, in het donker, haar genegenheden waren verkild, zij was op haar leger, half in slaap. De wijze maagden sluimerden in de afwezigheid van de Bruidegom. Het was een donkere tijd voor de gelovige ziel zij zag haar tekenen niet, en toch zocht zij ze. Zij, wier zielen Jezus Christus liefhebben, zullen Hem blijven zoeken, zelfs in de stilte en in de eerzaamheid, hun nieren onderwijzen hen om dit te doen zelfs in de nacht.
b. Zij faalde in haar streven. Soms wordt Hij gevonden van hen, die naar Hem niet zochten, Isaiah 65:1, maar hier wordt Hij niet gevonden door een, die naar Hem zocht, hetzij tot straf voor haar verdorvenheden, haar traagheid en valse gerustheid (wij ontberen vertroosting omdat wij haar niet op de juiste wijze zoeken) of ter beproeving van haar genade, haar geloof en haar lijdzaamheid, om te zien of zij zal voortgaan met haar zoeken. De Kananese vrouw zocht Christus maar heeft Hem in het eerst niet gevonden, opdat zij Hem ten slotte zoveel te meer tot haar eer en vertroosting vinden zou.
2. Hoe zij Hem tevergeefs zocht buiten op straat, Song of Solomon 3:2. Zij had de aanbidding in het verborgene beproefd, had de plichten volbracht van de binnenkamer, had aan Hem gedacht op haar leger, had aan Hem gepeinsd in de nachtwake, Psalms 63:7, maar zij ondervond geen vertroosting. Mijn hand was des nachts uitgestrekt, ik gedacht aan God en maakte misbaar, Psalms 77:3, Psalms 77:4, en toch wordt zij er door de teleurstelling niet toe gebracht om van het verdere gebruik van de middelen af te zien. Zij besluit: "Ik zal nu opstaan, als ik mijn liefste hier niet kan vinden, zal ik hier niet blijven liggen, noch er mee tevreden zijn dat Hij zich terugtrekt, Ik zal nu opstaan zonder uitstel of vertragen, en Hem terstond zoeken, opdat Hij zich niet nog verder van mij terugtrekt." Zij die Christus zo willen zoeken, dat zij Hem vinden, moeten geen tijd verliezen. Ik zal opstaan van een warm bed, en uitgaan in een donkere koude nacht, om mijn liefste te zoeken. Zij, die Christus zoeken, moeten niet terugdeinzen voor moeilijkheden. Ik zal opstaan in de stad omgaan, de heilige stad, in de straten en op de grote wegen, want zij wist dat Hij niet op een bijweg te vinden was, wij moeten zoeken in de stad, in Jeruzalem, dat een type was van de evangeliekerk. De plaats waar Christus het waarschijnlijkst gevonden zal worden, is de tempel, Luke 2:46, in de straten van de evangeliekerk, in heilige inzettingen, waar de kinderen van Zion op alle uren heen en weer gaan. Zij had een goed voornemen, toen zij zei: ik zal nu opstaan, maar het goede volbrengen was alles in alles, zij stond op en zocht Hem. Zij, die Christus willen vinden, Zijn kennis willen vinden, in gemeenschap met Hem willen komen, moeten niets onbeproefd laten, Hem overal zoeken. En toch vond zij Hem niet, zij was nog onvoldaan, ongerust, zoals Job, toen hij naar alle kanten uitzag om de tekenen van Gods gunst te zien, Job 23:8, Job 23:9, en dikwijls ook de psalmist, als hij klaagde dat God Zijn aangezicht voor hem had verborgen, Psalms 88:15. Wij kunnen op de weg zijn van onze plicht, en toch vertroosting missen, want de wind blaast waarheen hij wil. Hoe zwaar is de nadruk op deze herhaalde klacht: ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet, zoals de klacht van Maria Magdalena, Zij hebben mijn Heere weggenomen, en ik weet niet waar zij Hem gelegd hebben, John 20:13.
3. Hoe zij navraag naar Hem deed bij de wachters, Song of Solomon 3:3. Des nachts gaan de wachters in de stad rondom ter bewaring van de vrede en de veiligheid, om de rustigen en eerlijken te helpen en te leiden op de weg, zowel als om hen die wanordelijk zijn in bedwang te houden. De wachters ontmoetten haar, en zij vroeg hun of zij haar enigerlei tijding konden geven van haar liefste. In de straten en op de wegen van Jeruzalem had zij genoeg kunnen zien, dat haar zou kunnen afleiden van haar onderzoek, en haar zou kunnen vermaken, al kon zij haar liefste niet vinden, maar in vergelijking met Hem slaat zij op niemand acht. Godvruchtige zielen dringen heen door een gehele menigte van vermaken en genoegens om Christus te zoeken, aan wie zij de voorkeur geven boven het hoogste van hun blijdschap. Maria Magdalena ziet engelen in het graf, maar dat helpt haar niet, zij moet Jezus zien. Hebt gij die gezien, die mijn ziel liefheeft? Wij moeten de oprechtheid van onze liefde voor Christus doen blijken door ons zorgvol vragen naar Hem. De bruiloftskinderen zullen treuren als de bruidegom van hen weggenomen is, Matthew 9:15, inzonderheid om de zonde, die Hem er toe bracht om zich terug te trekken, en als wij dit doen dan zullen wij in zorg zijn om de bewustheid van Zijn gunst te herkrijgen, naarstig en standvastig zijn in het gebruik van de gepaste middelen. Te dien einde moeten wij de Schriften onderzoeken, veel in het gebed zijn, ons nauw aan de inzettingen houden, en dat alles terwijl dit op ons hart is: Hebt gij Hem gezien, die mijn ziel liefheeft? Alleen zij, die zelf Christus gezien hebben, zullen instaat zijn om anderen tot een gezicht op Hem te brengen. Toen de Grieken kwamen om op het feest te aanbidden, hebben zij zich tot Filippus gewend met een soortgelijke vraag als die van de bruid aan de wachters: Heer, Wij wilden Jezus wel zien, John 12:21.
4. Hoe zij Hem ten slotte vond, Song of Solomon 3:4. Zij ging van de wachters weg, zodra zij bemerkte dat die haar geen tijding van haar liefste konden geven. Zij wilde niet bij hen blijven omdat Hij zich niet onder hen bevond, maar ging voort met Hem te zoeken, want (zoals Ainsworth zegt) noch het gezelschap van broeders, noch van de kerk, noch van de leraren kan aan het bezwaarde geweten verlichting geven, tenzij Christus zelf door het geloof wordt gezien. Maar spoedig nadat zij van de wachters weggegaan was, vond zij Hem, die zij zocht, en toen noemde zij Hem: die mijn ziel liefheeft, met evenveel genot en verlustiging als tevoren met begeerte. Zij, die voortgaan met Christus te zoeken, zullen Hem ten slotte vinden, en wel op het ogenblik, dat zij bijna gereed zijn om er aan te wanhopen, dat zij Hem ooit zullen vinden, zie Psalms 42:8, Psalms 42:9, Psalms 77:10, Psalms 77:11, Isaiah 4:7, Isaiah 4:8. Teleurstellingen moeten ons niet van een godvruchtig streven afhouden, houd vol in geloof en lijdzaamheid, het gezicht zal nog voor een bestemde tijd zijn, en hoewel de wachter er geen bericht van kan geven, aan het einde zal Hij het voortbrengen en niet liegen, en de vertroosting, die komt na lang wachten in het gebruik van de middelen, zal ten slotte zoveel te lieflijker zijn.
5. Hoe dicht zij bij Hem bleef, nadat zij Hem had gevonden. Zij is nu in even grote vrees van Hem te verliezen, als zij tevoren in zorg was om Hem te vinden. Ik hield Hem vast, zoals de vrouwen, toen zij Christus ontmoetten na Zijn opstanding, Zijn voeten grepen en Hem aanbaden, Matthew 28:9. "Ik liet Hem niet gaan. Niet alleen zal ik nooit iets doen, dat Hem er toe brengt om heen te gaan, maar ik wilde door geloof en gebed bij Hem overmogen om te blijven en door de oefening van de genade inwendigen vrede te behouden." Zij, die weten hoe moeilijk aan vertroosting is te komen en hoe duur zij gekocht is, zullen bevreesd zijn om haar te verbeuren en haar te verspelen, en zullen niets te veel achten om te doen om haar veilig te bewaren. Zij, die de wijsheid aangrijpen, moeten haar vasthouden Proverbs 3:18. Zij, die Christus vasthouden in de armen des geloofs en van de liefde, zullen Hem niet laten gaan, Hij zal bij hen blijven.
6. Hoe begerig zij was om anderen met Hem bekend te maken, "ik heb Hem in het huis van mijn moeder gebracht, opdat al mijn familieleden, allen die mij dierbaar zijn, het voorrecht van gemeenschap met Hem mochten hebben." Toen Zacheus Christus gevonden heeft, of liever toen hij door Christus was gevonden, was zijn huize zaligheid geschied, Luke 19:9. Waar wij Christus ook vinden, moeten wij Hem meenemen naar huis, inzonderheid naar ons hart De kerk is onze moeder, en wij moeten haar belangen behartigen, begeren dat Christus bij haar is, en vurig bidden om Zijn voortdurende tegenwoordigheid bij Zijn volk en Zijn dienstknechten. Zij, die de tekenen hebben van Christus gunst jegens hun moeten begeren dat de kerk en alle godsdienstige vergaderingen in hun openbare hoedanigheid evenzo de tekenen van Zijn gunst deelachtig zullen zijn.
7. In welke zorg zij was dat Hem geen stoornis gegeven zal worden, Song of Solomon 3:5. Zij herhaalt de last, die zij tevoren gegeven had, Song of Solomon 2:7, aan de dochteren van Jeruzalem om haar liefste niet op te wekken of wakker te maken. Toen zij Hem in het huis van haar moeder had gebracht onder haar zusters, gaf zij haar opdracht om alles rustig te houden en in goede orde, zeer oplettend voor Hem te wezen, alles in het werk te stellen om Hem te behagen, en zeer bevreesd te zijn om Hem te beledigen. De opdracht, die aan de kerk in de woestijn gegeven werd betreffende de engel des verbonds, die in haar midden was, is hier de verklaring van Exodus 23:21. Hoed u voor zijn aangezicht en wees zijn stem gehoorzaam, en verbitter hem niet. Zie toe dat niemand van u zich van haar plaats beweegt, opdat gij Hem niet stoort, maar dat allen met stilheid werken en hun eigen dingen doen, maakt geen leven, alle bitterheid en toornigheid, en gramschap en geroep, en lastering zij van u geweerd, want dat bedroeft de Heiligen Geest Gods, Efeziers 4:30, 31. Sommigen houden dit voor de opdracht van Christus aan de dochters van Jeruzalem, om Zijn kerk niet te storen of te verontrusten, noch het gemoed van de discipelen te beroeren, want Christus is zeer tederlijk bezorgd voor de vrede van Zijn kerk en van al haar leden, zelfs van de kleinen, de kinderkens, en die hen ontroeren, zullen het oordeel dragen, Galatians 5:10.
Vers 6
Hooglied 3:6Dat zijn de woorden van de dochters van Jeruzalem, aan wie de opdracht was gegeven, Song of Solomon 3:5. Zij hadden de bruid met schuwe blikken aangezien, omdat zij zwart was, Song of Solomon 1:6, maar nu bewonderen zij haar en spreken van haar met achting, Wie is zij? Hoe schoon ziet zij er uit! Wie zou verwacht hebben dat zo schoon en statig een persoon zou opkomen uit de woesternij? Zoals zij, toen Christus in triomf Jeruzalem binnenreed, zeiden: Wie is deze? En van het toenaderen van vreemdelingen tot de kerk zegt zij zelf met verwondering. Wie heeft mij deze gegenereerd? Isaiah 49:21.
1. Dit is toepasselijk op de Joodse kerk toen zij na hun veertigjarige omwandeling in de woestijn er uit tevoorschijn kwamen om een heerlijk bezit te nemen van het land van de belofte, en dit kan zeer goed opgehelderd worden door hetgeen Bileam van hen zei toen zij als rookpilaren uit de woestijn kwamen, en hij hen stond te bewonderen: van de hoogten van de steenrotsen zie ik hem, hoe goed zijn uw tenten Jakob! Numbers 23:9, Numbers 24:5.
2. het is toepasselijk op iedere openbare verlossing van Gods kerk, inzonderheid uit Babylon, het oud-testamentische en het nieuw-testamentische Babylon, dan is de kerk als rookpilaren opwaarts stijgende in vrome genegenheid, het reukwerk des lofs, waarvan God zoals van Noachs offerande, de liefelijken reuk ruikt, dan is zij liefelijk in de ogen van haar vrienden, en ook haar vijanden kunnen niet anders dan eerbied voor haar hebben en aanbidden aan haar voeten, bekennende dat God haar liefheeft, Revelation 3:9. Soms was de vrees van de Joden op hun naburen, als zij zagen dat God in waarheid met hen was, Esther 8:17.
3. Het is toepasselijk op het herstel van een godvruchtige ziel uit een toestand van verlatenheid en moedeloosheid.
a. Zij komt op uit de woestijn, het dorre en onvruchtbare land, waar geen weg is, geen water is, waar reizigers in nood van gebrek zijn, en altijd in verlegenheid en ten einde raad zijn. Hier kan een arme ziel alleen gelaten worden om rond te dwalen. maar ten slotte zal zij er toch uit opkomen onder de leiding van de Trooster.
b. Zij komt op als een rookpilaar, als een wolk van wierook, opstijgende van het altaar, of als de rook van de brandoffers. Dit duidt op een vuur van godvruchtige genegenheden in de ziel vanwaar deze rook komt, en het opwaarts stijgen van de ziel naar de hemel in die rook, zoals Judges 13:20, het hart opgeheven tot God in de hemel, zoals de vonken opwaarts vliegen. Christus' terugkeer tot de ziel geeft leven aan haar godsvrucht, en haar gemeenschap met God is het meest opwekkend, als zij opkomt uit een woestijn.
c. Zij is berookt, welriekend gemaakt, met mirre en wierook, zij is vervuld van de genadegaven van Gods Geest, die als geurige specerijen zijn, of als de heilige wierook, die nu, aangestoken zijnde door Zijn genaderijke terugkeer, een zeer liefelijke reuk opzendt, haar oefeningen van de godsvrucht zien nu zeer bijzonder levendig, zij is niet slechts aangenaam aan God, maar ook beminnelijk in de ogen van anderen, die gereed zijn om vol van bewondering uit te roepen: wie is zij? Welk een gedenkteken van genade is zij! De genadegaven en vertroostingen, waarvan zij doorgeurd is worden de poeders van van de kruidenier genoemd, want zij komen van verre en zijn duur gekocht, door onze Heere Jezus, die een lange reis gedaan heeft en grote onkosten heeft gemaakt niets minder dan Zijn dierbaar bloed heeft gegeven om ze voor ons te kopen. Zij zijn geen voortbrengselen van onze eigen grond, neen, zij zijn ingevoerd van het hemelse Kanan, het betere land.
Vers 6
Hooglied 3:6Dat zijn de woorden van de dochters van Jeruzalem, aan wie de opdracht was gegeven, Song of Solomon 3:5. Zij hadden de bruid met schuwe blikken aangezien, omdat zij zwart was, Song of Solomon 1:6, maar nu bewonderen zij haar en spreken van haar met achting, Wie is zij? Hoe schoon ziet zij er uit! Wie zou verwacht hebben dat zo schoon en statig een persoon zou opkomen uit de woesternij? Zoals zij, toen Christus in triomf Jeruzalem binnenreed, zeiden: Wie is deze? En van het toenaderen van vreemdelingen tot de kerk zegt zij zelf met verwondering. Wie heeft mij deze gegenereerd? Isaiah 49:21.
1. Dit is toepasselijk op de Joodse kerk toen zij na hun veertigjarige omwandeling in de woestijn er uit tevoorschijn kwamen om een heerlijk bezit te nemen van het land van de belofte, en dit kan zeer goed opgehelderd worden door hetgeen Bileam van hen zei toen zij als rookpilaren uit de woestijn kwamen, en hij hen stond te bewonderen: van de hoogten van de steenrotsen zie ik hem, hoe goed zijn uw tenten Jakob! Numbers 23:9, Numbers 24:5.
2. het is toepasselijk op iedere openbare verlossing van Gods kerk, inzonderheid uit Babylon, het oud-testamentische en het nieuw-testamentische Babylon, dan is de kerk als rookpilaren opwaarts stijgende in vrome genegenheid, het reukwerk des lofs, waarvan God zoals van Noachs offerande, de liefelijken reuk ruikt, dan is zij liefelijk in de ogen van haar vrienden, en ook haar vijanden kunnen niet anders dan eerbied voor haar hebben en aanbidden aan haar voeten, bekennende dat God haar liefheeft, Revelation 3:9. Soms was de vrees van de Joden op hun naburen, als zij zagen dat God in waarheid met hen was, Esther 8:17.
3. Het is toepasselijk op het herstel van een godvruchtige ziel uit een toestand van verlatenheid en moedeloosheid.
a. Zij komt op uit de woestijn, het dorre en onvruchtbare land, waar geen weg is, geen water is, waar reizigers in nood van gebrek zijn, en altijd in verlegenheid en ten einde raad zijn. Hier kan een arme ziel alleen gelaten worden om rond te dwalen. maar ten slotte zal zij er toch uit opkomen onder de leiding van de Trooster.
b. Zij komt op als een rookpilaar, als een wolk van wierook, opstijgende van het altaar, of als de rook van de brandoffers. Dit duidt op een vuur van godvruchtige genegenheden in de ziel vanwaar deze rook komt, en het opwaarts stijgen van de ziel naar de hemel in die rook, zoals Judges 13:20, het hart opgeheven tot God in de hemel, zoals de vonken opwaarts vliegen. Christus' terugkeer tot de ziel geeft leven aan haar godsvrucht, en haar gemeenschap met God is het meest opwekkend, als zij opkomt uit een woestijn.
c. Zij is berookt, welriekend gemaakt, met mirre en wierook, zij is vervuld van de genadegaven van Gods Geest, die als geurige specerijen zijn, of als de heilige wierook, die nu, aangestoken zijnde door Zijn genaderijke terugkeer, een zeer liefelijke reuk opzendt, haar oefeningen van de godsvrucht zien nu zeer bijzonder levendig, zij is niet slechts aangenaam aan God, maar ook beminnelijk in de ogen van anderen, die gereed zijn om vol van bewondering uit te roepen: wie is zij? Welk een gedenkteken van genade is zij! De genadegaven en vertroostingen, waarvan zij doorgeurd is worden de poeders van van de kruidenier genoemd, want zij komen van verre en zijn duur gekocht, door onze Heere Jezus, die een lange reis gedaan heeft en grote onkosten heeft gemaakt niets minder dan Zijn dierbaar bloed heeft gegeven om ze voor ons te kopen. Zij zijn geen voortbrengselen van onze eigen grond, neen, zij zijn ingevoerd van het hemelse Kanan, het betere land.
Verzen 7-11
Hooglied 3:7-11De dochters van Jeruzalem stonden de bruid te bewonderen, maar zij ziet haar lof voorbij, wordt er niet door opgeblazen, maar brengt al de eer en heerlijkheid over op Christus, en zegt haar, om haar blikken af te wenden van haar en ze te richten op Hem, beveelt Hem aan in haar achting, en begeeft er zich toe om Hem te prijzen. Hier wordt Hij driemaal Salomo genoemd, en in geheel dit lied hebben wij nog slechts driemaal die naam, Song of Solomon 1:5, Song of Solomon 8:11, Song of Solomon 8:12. Het is Christus, die hier bedoeld wordt, Christus, die meer is dan Salomo en van wie Salomo een doorluchtig type is geweest om zijn wijsheid en zijn rijkdom en inzonderheid om zijn bouwen van de tempel.
Zij bewondert Hem om drie dingen.
I. De veiligheid van zijn bed, Song of Solomon 3:7. Zie, het bed dat Salomo heeft het is zeer rijk en schoon, want zodanig waren de gordijnen van Salomo. Zijn bed dat boven Salomo's bed is zo lezen het sommigen. Hoewel Christus niet had waar Hij Zijn hoofd kon neerleggen, is Zijn bed toch beter dan dat van Salomo, de kerk is Zijn bed, want Hij heeft van haar gezegd: Dit is Mijne rust, hier zal Ik wonen. Het hart van de gelovigen is Zijn bed, want Hij ligt de gehele nacht tussen hun borsten, Efeziers 3:17. De hemel is Zijn bed, de rust, waartoe Hij is ingegaan, toen Hij Zijn werk volbracht had. 0, het kan bedoeld zijn van de lieflijke rust en de voldoening, die de gelovigen smaken in gemeenschap met Hem, het wordt Zijn bed genoemd omdat, hoewel wij er in toegelaten zijn het toch ons bed genoemd wordt, Song of Solomon 1:16, is het toch Zijn vrede, die onze rust is, John 14:27. Ik zal u rust geven, Matthew 11:28. Het is het bed van Salomo, wiens naam vrede betekent, omdat in zijn dagen Juda en Israël veilig woonden onder hun wijnstok en hun vijgeboom.
Waar ze Zijn bed om bewondert is de wacht waarvan het omgeven is. Zij, die rusten in Christus, wonen niet slechts zeker (velen doen dit, die toch in het grootste gevaar zijn) maar zij wonen veilig, hun heilige kalmte is onder de bescherming van een heilige zekerheid, dit bed was omgeven door zestig helden, van de helden Israëls-en een grote menigte van stoutmoedige, dappere mannen had Davids regering voortgebracht, de mannen van de lijfwacht zijn goed gewapend, zij allen houden zwaarden, en weten hoe ze te houden, zij zijn geleerd ten oorlog, geoefend en bedreven in de krijgskunst. Zij zijn op een geschikte afstand rondom het bed geposteerd, ieder van hen heeft zijn zwaard aan zijn heup, zij zijn in een houding van verdediging, zij houden hun hand op het zwaard gereed om het te trekken op het eerste alarm, en dat wel vanwege de schrik des nachts, vanwege het gevaar dat gevreesd wordt, want het leven van vorsten, zelfs van de wijste en beste, is, naarmate het zeer kostbaar is, ook het meest blootgesteld aan gevaar, en moet dus meer bewaakt worden dan het leven van gewone personen. Of, vanwege de vrees ervoor, het besef van gevaar, dat de bruid kan hebben, zijn deze wachters gesteld tot haar voldoening, opdat zij verlost kan zijn van de vrees des kwaads, waaraan de gelovigen zelf onderworpen zijn inzonderheid des nachts, als zij onder een wolk zijn ten opzichte van hun geestelijke staat, of meer dan gewoonlijk onder enigerlei uitwendige benauwdheid. Christus zelf was in geheel Zijn onderneming onder de bijzondere bescherming van Zijn Vader, onder de schaduw van Zijn hand heeft Hij Mij bedekt, Isaiah 49:2, Hij had legioenen van engelen tot Zijn dienst. De kerk is wel bewaakt, er zijn meer met haar de tegen haar opdat niemand deze wijngaard zal beschadigen, zal God zelf hem nacht en dag behoeden, Isaiah 27:3, als de gelovigen rusten in Christus, dan zullen zij, al is het ook nacht en al hebben zij ook de schrik des nachts, toch veilig zijn, even veilig als Salomo zelf in het midden van zijn lijfwacht. Aan de engelen is bevolen dat zij hen zullen behoeden, leraren zijn aangesteld om te waken over hun ziel, en zij behoren helden te wezen, kloeke mannen, geleerd in de geestelijke strijd, houdende het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord, en hebbende dat gegord aan hun heup, altijd gereed om de vrees van Gods volk tot zwijgen te brengen in de nacht. Al de eigenschappen Gods werken voor de veiligheid van de gelovigen, zij worden door Zijn macht bewaard als in een sterkte 1 Peter 1:5 zij zijn veilig in Zijn naam Proverbs 18:10, Zijn vrede beschermt hen, in wie hij heerst, Filipp. 4:7, en de uitwerking van gerechtigheid in hen is gerustheid en zekerheid Isaiah 32:17. Ons gevaar is van de geweldhebbers van de duisternis van deze eeuw, maar in de wapens van het licht zijn wij veilig.
II. De pracht van zijn draagkoets, Song of Solomon 3:9, Song of Solomon 3:10. Gelijk Christus en de gelovigen veilig rusten onder een genoegzame lijfwacht, zo zullen zij ook, wanneer zij als koningen in het openbaar verschijnen in hun staatsiekoetsen, in grote pracht en heerlijkheid verschijnen. Deze koets heeft Salomo zelf ontworpen en gemaakt de materialen waren zeer rijk, zilver en goud en cederhout en purper, hij maakte haar voor zichzelf, en toch maakte Hij haar voor de dochters van Jeruzalem, om haar genoegen te doen. Door die wagen of koets (het woord is nergens elders gebruikt in de Schrift), verstaan sommigen de menselijke natuur van Christus, waarin de goddelijke natuur reed als in een koets, het was een goddelijk maaksel, Gij hebt Mij het lichaam toebereid, de bouw was zeer schoon, maar wat op de bodem ervan was, was liefde, zuivere liefde voor de kinderen van de mensen. Anderen houden het voor een voorstelling van het eeuwig evangelie, waarin Christus zich als in een open koets vertoont, en waarin Hij als in een oorlogswagen triomfantelijk heenrijdt, overwinnende en opdat Hij overwonne. De pilaren, de zeven pilaren, Proverbs 9:1, zijn van zilver, want de woorden van de Heer zijn gelouterd zilver, Psalms 12:7, ja zij zijn beter dan duizenden van goud en zilver, zij is bekleed met purper, een vorstelijke kleur, al de versierselen ervan zijn geverfd in het dierbaar bloed van Christus, en dat geeft ze deze kleur, maar hetgeen de heerlijkheid ervan voltooit, is liefde, het binnenste ervan was bespreid met liefde, geen liefde van vreemden, zoals die van Salomo was in de dagen van zijn afval, maar liefde van de dochters van Jeruzalem, een heilige liefde. Zilver is beter dan cederhout, goud dan zilver, maar liefde is beter dan goud, beter dan alles, en zij wordt het laatst genoemd, want niets kan beter zijn dan dat. Het evangelie is een en al liefde. Ds. Durham past het toe op het verbond van de verlossing, het middel van onze zaligheid, zoals het beraamd was in de eeuwige raad van God en ons geopenbaard is in de Schrift. Dit is het werk van Christus, waarin de heerlijkheid van Zijn genade en liefde voor zondaren het duidelijkst gezien wordt en Hem beminnelijk en bewonderenswaardig maakt in de ogen van de gelovigen, in dit verbond wordt liefde tot hen gevoerd, en zij worden er tot de volmaaktheid van de liefde in gebracht, rijden er in triomf in, als het ware. Het is bewonderenswaardig beraamd en uitgevoerd, beide tot heerlijkheid van Christus en tot vertroosting van de gelovigen, het is in alles wel geordineerd en bewaard, 2 Samuel 23:5, het heeft pilaren, die niet kunnen wankelen, het is gemaakt van het hout van de Libanon, dat nooit kan rotten, de basis ervan is goud, het duurzaamste metaal, het bloed van het verbond, dat rijke purper, is de bedekking van deze koets door welke de gelovigen beschut zijn tegen de winden en stormen van de goddelijke toorn en de rampen en benauwdheden van deze wereld, maar het midden, het inwendige, ervan, hetgeen er alles in alles in is, is liefde, de liefde van Christus, die alle verstand teboven gaat, en waarvan de hoogte en diepte onmetelijk zijn.
III. De luister van Zijn koninklijke persoon, als Hij verschijnt in Zijn grootste pracht en heerlijkheid, Song of Solomon 3:11.
Merk hier op: 1. De roeping aan de dochteren van Zion om zich met de heerlijkheid van koning Salomo bekend te maken. Gaat uit, en aanschouwt Hem. De menigte van de toeschouwers verhoogt de schoonheid van een optocht te paard, in Zijn evangelie openbaart Christus zich. laat ons, een ieder van ons, toevoegen aan het getal van hen, die Hem eer geven, door ons de voldoening te geven van Hem te aanschouwen. Wie moet eerbied en achting betonen aan Zions koning? Wie anders dan Zions dochters? Zij hebben reden om zich grotelijks te verheugen als Hij komt, Zacheria 9:9,10.
a. Aanschouwt Hem dan, ziet met genoegen en verlustiging op Christus in Zijn heerlijkheid, ziet op Hem met het oog van het geloof, met een vast oog, hier is een gezicht, dat waard is om gezien te worden, aanschouwt en bewondert Hem aanschouwt en bemint Hem. ziet op Hem en erkent Hem.
b. Gaat uit en aanschouwt Hem gaat weg van de wereld, als degenen die er noch schoonheid, noch voortreffelijkheid inzien in vergelijking met hetgeen in de Heer Jezus te zien is. Gaat uit uit uzelf en laat het gezicht van Zijn alles overtreffende schoonheid uw ingenomenheid met uzelf teniet doen. Gaat uit naar de plaats waar Hij te zien is, naar de straat door welke Hij heengaat, zoals Zacheus.
2. De aanwijzing, die haar gegeven wordt, om inzonderheid te letten op hetgeen zij niet iedere dag zouden zien, en dat was Zijn kroon, hetzij de gouden kroon, versierd met edelgesteenten, die hij op de dag van zijn kroning droeg, (Salomo's moeder, Bathseba, heeft hem die wel niet verkregen, maar door haar tijdig tussenbeiden treden, heeft zij er toch toe bijgedragen om haar hem te verzekeren, toen Adonia er de hand naar uitstak) of de guirlande, de kroon van bloemen en groen, samengebonden met linten, die zijn modder voor hem maakte, om de plechtigheid van zijn bruiloft op te luisteren. Misschien was de dag van de kroning van Salomo ook zijn bruiloftsdag, toen de bloemkrans, waarmee zijn moeder hem kroonde, toegevoegd was aan de kroon, waarmee zijn volk hem kroonde. Dit toepassend op Christus, spreekt het:
A. Van de velerlei eer, die Hem werd aangedaan, en de macht en heerschappij waarmee Hij bekleed is. Ga uit, en aanschouwt koning Jezus met de kroon, waarmee Zijn Vader Hem bekroond heeft, toen Hij Hem verklaarde als Zijn geliefde Zoon, in wie Hij een welbehagen heeft, toen Hij Hem als koning gesteld heeft op Zijn heilige berg Zion, toen Hij Hem verhoogd heeft aan Zijn rechterhand, en Hem bekleed heeft met souverein gezag in hemel en op aarde, en alle dingen aan Zijn voeten onderworpen heeft.
B. De oneer, Hem aangedaan door Zijn vervolgers. Sommigen passen het toe op de doornenkroon:, waarmee Zijn moeder, de Joodse kerk, Hem gekroond heeft op de dag van Zijn dood, die de dag was van Zijn bruiloft met Zijn kerk, toen Hij haar liefgehad heeft en zichzelf voor haar heeft overgegeven Efeziers 5:25, en het is opmerkelijk dat Pilatus toen hij Hem uitbracht, dragende de doornenkroon, zei tot de dochters van Zion: Ziet de mens.
C. Het schijnt inzonderheid te bedoelen de eer, die Hem wordt aangedaan door Zijn kerk als Zijn moeder, en door alle ware gelovigen in wier hart Hij geformeerd is, en van wie Hij gezegd heeft: deze zijn Mijne moeder en mijne broeders, Matthew 12:49. Zij geven Hem de eer van Zijn onderneming, Hem is de heerlijkheid in de gemeente, Efeziers 3:21. Als de gelovigen Hem aannemen als de hunne, en zich met Hem verbinden in een eeuwig verbond: a. Dan is het Zijn kroningsdag in hun ziel voor hun bekering kroonden zij zichzelf maar dan beginnen zij Christus te kronen, en van die dag af gaan zij daarmee voort, zij stellen Hem tot hun hoofd, zij leiden iedere gedachte in gehoorzaamheid aan Hem, zij richten Zijn troon op in hun hart, en werpen hun kronen aan Zijn voeten.
b. Dan is het Zijn bruiloftsdag, waarop Hij hen voor eeuwig ondertrouwt in goedertierenheid en genade, hen aan zich verbindt in geloof en liefde, en zich aan hen geeft in de beloften en in alles wat Hij heeft om de hunne te zijn, gij zult niet van een ander zijn, en zo zal Ik voor u zijn, Hosea 3:3, en aan Hem worden zij als reine maagden voorgesteld
c. Dan is het de dag van de vreugde van Zijn hart. Hij is blij met de eer, die Zijn volk Hem aandoet, blij met de bevordering van Zijn belangen onder hen. Valt Satan voor hun aangezicht neer? Op die ure verheugt zich Jezus in de geest, Luke 10:18, Luke 10:21. Dan is er blijdschap in de hemel over zondaren, die zich bekeren, het gezin is blij als de verloren zoon terugkeert. Gaat uit en aanschouwt Christus genade jegens zondaren, als Zijn kroon, Zijn grootste heerlijkheid.
Verzen 7-11
Hooglied 3:7-11De dochters van Jeruzalem stonden de bruid te bewonderen, maar zij ziet haar lof voorbij, wordt er niet door opgeblazen, maar brengt al de eer en heerlijkheid over op Christus, en zegt haar, om haar blikken af te wenden van haar en ze te richten op Hem, beveelt Hem aan in haar achting, en begeeft er zich toe om Hem te prijzen. Hier wordt Hij driemaal Salomo genoemd, en in geheel dit lied hebben wij nog slechts driemaal die naam, Song of Solomon 1:5, Song of Solomon 8:11, Song of Solomon 8:12. Het is Christus, die hier bedoeld wordt, Christus, die meer is dan Salomo en van wie Salomo een doorluchtig type is geweest om zijn wijsheid en zijn rijkdom en inzonderheid om zijn bouwen van de tempel.
Zij bewondert Hem om drie dingen.
I. De veiligheid van zijn bed, Song of Solomon 3:7. Zie, het bed dat Salomo heeft het is zeer rijk en schoon, want zodanig waren de gordijnen van Salomo. Zijn bed dat boven Salomo's bed is zo lezen het sommigen. Hoewel Christus niet had waar Hij Zijn hoofd kon neerleggen, is Zijn bed toch beter dan dat van Salomo, de kerk is Zijn bed, want Hij heeft van haar gezegd: Dit is Mijne rust, hier zal Ik wonen. Het hart van de gelovigen is Zijn bed, want Hij ligt de gehele nacht tussen hun borsten, Efeziers 3:17. De hemel is Zijn bed, de rust, waartoe Hij is ingegaan, toen Hij Zijn werk volbracht had. 0, het kan bedoeld zijn van de lieflijke rust en de voldoening, die de gelovigen smaken in gemeenschap met Hem, het wordt Zijn bed genoemd omdat, hoewel wij er in toegelaten zijn het toch ons bed genoemd wordt, Song of Solomon 1:16, is het toch Zijn vrede, die onze rust is, John 14:27. Ik zal u rust geven, Matthew 11:28. Het is het bed van Salomo, wiens naam vrede betekent, omdat in zijn dagen Juda en Israël veilig woonden onder hun wijnstok en hun vijgeboom.
Waar ze Zijn bed om bewondert is de wacht waarvan het omgeven is. Zij, die rusten in Christus, wonen niet slechts zeker (velen doen dit, die toch in het grootste gevaar zijn) maar zij wonen veilig, hun heilige kalmte is onder de bescherming van een heilige zekerheid, dit bed was omgeven door zestig helden, van de helden Israëls-en een grote menigte van stoutmoedige, dappere mannen had Davids regering voortgebracht, de mannen van de lijfwacht zijn goed gewapend, zij allen houden zwaarden, en weten hoe ze te houden, zij zijn geleerd ten oorlog, geoefend en bedreven in de krijgskunst. Zij zijn op een geschikte afstand rondom het bed geposteerd, ieder van hen heeft zijn zwaard aan zijn heup, zij zijn in een houding van verdediging, zij houden hun hand op het zwaard gereed om het te trekken op het eerste alarm, en dat wel vanwege de schrik des nachts, vanwege het gevaar dat gevreesd wordt, want het leven van vorsten, zelfs van de wijste en beste, is, naarmate het zeer kostbaar is, ook het meest blootgesteld aan gevaar, en moet dus meer bewaakt worden dan het leven van gewone personen. Of, vanwege de vrees ervoor, het besef van gevaar, dat de bruid kan hebben, zijn deze wachters gesteld tot haar voldoening, opdat zij verlost kan zijn van de vrees des kwaads, waaraan de gelovigen zelf onderworpen zijn inzonderheid des nachts, als zij onder een wolk zijn ten opzichte van hun geestelijke staat, of meer dan gewoonlijk onder enigerlei uitwendige benauwdheid. Christus zelf was in geheel Zijn onderneming onder de bijzondere bescherming van Zijn Vader, onder de schaduw van Zijn hand heeft Hij Mij bedekt, Isaiah 49:2, Hij had legioenen van engelen tot Zijn dienst. De kerk is wel bewaakt, er zijn meer met haar de tegen haar opdat niemand deze wijngaard zal beschadigen, zal God zelf hem nacht en dag behoeden, Isaiah 27:3, als de gelovigen rusten in Christus, dan zullen zij, al is het ook nacht en al hebben zij ook de schrik des nachts, toch veilig zijn, even veilig als Salomo zelf in het midden van zijn lijfwacht. Aan de engelen is bevolen dat zij hen zullen behoeden, leraren zijn aangesteld om te waken over hun ziel, en zij behoren helden te wezen, kloeke mannen, geleerd in de geestelijke strijd, houdende het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord, en hebbende dat gegord aan hun heup, altijd gereed om de vrees van Gods volk tot zwijgen te brengen in de nacht. Al de eigenschappen Gods werken voor de veiligheid van de gelovigen, zij worden door Zijn macht bewaard als in een sterkte 1 Peter 1:5 zij zijn veilig in Zijn naam Proverbs 18:10, Zijn vrede beschermt hen, in wie hij heerst, Filipp. 4:7, en de uitwerking van gerechtigheid in hen is gerustheid en zekerheid Isaiah 32:17. Ons gevaar is van de geweldhebbers van de duisternis van deze eeuw, maar in de wapens van het licht zijn wij veilig.
II. De pracht van zijn draagkoets, Song of Solomon 3:9, Song of Solomon 3:10. Gelijk Christus en de gelovigen veilig rusten onder een genoegzame lijfwacht, zo zullen zij ook, wanneer zij als koningen in het openbaar verschijnen in hun staatsiekoetsen, in grote pracht en heerlijkheid verschijnen. Deze koets heeft Salomo zelf ontworpen en gemaakt de materialen waren zeer rijk, zilver en goud en cederhout en purper, hij maakte haar voor zichzelf, en toch maakte Hij haar voor de dochters van Jeruzalem, om haar genoegen te doen. Door die wagen of koets (het woord is nergens elders gebruikt in de Schrift), verstaan sommigen de menselijke natuur van Christus, waarin de goddelijke natuur reed als in een koets, het was een goddelijk maaksel, Gij hebt Mij het lichaam toebereid, de bouw was zeer schoon, maar wat op de bodem ervan was, was liefde, zuivere liefde voor de kinderen van de mensen. Anderen houden het voor een voorstelling van het eeuwig evangelie, waarin Christus zich als in een open koets vertoont, en waarin Hij als in een oorlogswagen triomfantelijk heenrijdt, overwinnende en opdat Hij overwonne. De pilaren, de zeven pilaren, Proverbs 9:1, zijn van zilver, want de woorden van de Heer zijn gelouterd zilver, Psalms 12:7, ja zij zijn beter dan duizenden van goud en zilver, zij is bekleed met purper, een vorstelijke kleur, al de versierselen ervan zijn geverfd in het dierbaar bloed van Christus, en dat geeft ze deze kleur, maar hetgeen de heerlijkheid ervan voltooit, is liefde, het binnenste ervan was bespreid met liefde, geen liefde van vreemden, zoals die van Salomo was in de dagen van zijn afval, maar liefde van de dochters van Jeruzalem, een heilige liefde. Zilver is beter dan cederhout, goud dan zilver, maar liefde is beter dan goud, beter dan alles, en zij wordt het laatst genoemd, want niets kan beter zijn dan dat. Het evangelie is een en al liefde. Ds. Durham past het toe op het verbond van de verlossing, het middel van onze zaligheid, zoals het beraamd was in de eeuwige raad van God en ons geopenbaard is in de Schrift. Dit is het werk van Christus, waarin de heerlijkheid van Zijn genade en liefde voor zondaren het duidelijkst gezien wordt en Hem beminnelijk en bewonderenswaardig maakt in de ogen van de gelovigen, in dit verbond wordt liefde tot hen gevoerd, en zij worden er tot de volmaaktheid van de liefde in gebracht, rijden er in triomf in, als het ware. Het is bewonderenswaardig beraamd en uitgevoerd, beide tot heerlijkheid van Christus en tot vertroosting van de gelovigen, het is in alles wel geordineerd en bewaard, 2 Samuel 23:5, het heeft pilaren, die niet kunnen wankelen, het is gemaakt van het hout van de Libanon, dat nooit kan rotten, de basis ervan is goud, het duurzaamste metaal, het bloed van het verbond, dat rijke purper, is de bedekking van deze koets door welke de gelovigen beschut zijn tegen de winden en stormen van de goddelijke toorn en de rampen en benauwdheden van deze wereld, maar het midden, het inwendige, ervan, hetgeen er alles in alles in is, is liefde, de liefde van Christus, die alle verstand teboven gaat, en waarvan de hoogte en diepte onmetelijk zijn.
III. De luister van Zijn koninklijke persoon, als Hij verschijnt in Zijn grootste pracht en heerlijkheid, Song of Solomon 3:11.
Merk hier op: 1. De roeping aan de dochteren van Zion om zich met de heerlijkheid van koning Salomo bekend te maken. Gaat uit, en aanschouwt Hem. De menigte van de toeschouwers verhoogt de schoonheid van een optocht te paard, in Zijn evangelie openbaart Christus zich. laat ons, een ieder van ons, toevoegen aan het getal van hen, die Hem eer geven, door ons de voldoening te geven van Hem te aanschouwen. Wie moet eerbied en achting betonen aan Zions koning? Wie anders dan Zions dochters? Zij hebben reden om zich grotelijks te verheugen als Hij komt, Zacheria 9:9,10.
a. Aanschouwt Hem dan, ziet met genoegen en verlustiging op Christus in Zijn heerlijkheid, ziet op Hem met het oog van het geloof, met een vast oog, hier is een gezicht, dat waard is om gezien te worden, aanschouwt en bewondert Hem aanschouwt en bemint Hem. ziet op Hem en erkent Hem.
b. Gaat uit en aanschouwt Hem gaat weg van de wereld, als degenen die er noch schoonheid, noch voortreffelijkheid inzien in vergelijking met hetgeen in de Heer Jezus te zien is. Gaat uit uit uzelf en laat het gezicht van Zijn alles overtreffende schoonheid uw ingenomenheid met uzelf teniet doen. Gaat uit naar de plaats waar Hij te zien is, naar de straat door welke Hij heengaat, zoals Zacheus.
2. De aanwijzing, die haar gegeven wordt, om inzonderheid te letten op hetgeen zij niet iedere dag zouden zien, en dat was Zijn kroon, hetzij de gouden kroon, versierd met edelgesteenten, die hij op de dag van zijn kroning droeg, (Salomo's moeder, Bathseba, heeft hem die wel niet verkregen, maar door haar tijdig tussenbeiden treden, heeft zij er toch toe bijgedragen om haar hem te verzekeren, toen Adonia er de hand naar uitstak) of de guirlande, de kroon van bloemen en groen, samengebonden met linten, die zijn modder voor hem maakte, om de plechtigheid van zijn bruiloft op te luisteren. Misschien was de dag van de kroning van Salomo ook zijn bruiloftsdag, toen de bloemkrans, waarmee zijn moeder hem kroonde, toegevoegd was aan de kroon, waarmee zijn volk hem kroonde. Dit toepassend op Christus, spreekt het:
A. Van de velerlei eer, die Hem werd aangedaan, en de macht en heerschappij waarmee Hij bekleed is. Ga uit, en aanschouwt koning Jezus met de kroon, waarmee Zijn Vader Hem bekroond heeft, toen Hij Hem verklaarde als Zijn geliefde Zoon, in wie Hij een welbehagen heeft, toen Hij Hem als koning gesteld heeft op Zijn heilige berg Zion, toen Hij Hem verhoogd heeft aan Zijn rechterhand, en Hem bekleed heeft met souverein gezag in hemel en op aarde, en alle dingen aan Zijn voeten onderworpen heeft.
B. De oneer, Hem aangedaan door Zijn vervolgers. Sommigen passen het toe op de doornenkroon:, waarmee Zijn moeder, de Joodse kerk, Hem gekroond heeft op de dag van Zijn dood, die de dag was van Zijn bruiloft met Zijn kerk, toen Hij haar liefgehad heeft en zichzelf voor haar heeft overgegeven Efeziers 5:25, en het is opmerkelijk dat Pilatus toen hij Hem uitbracht, dragende de doornenkroon, zei tot de dochters van Zion: Ziet de mens.
C. Het schijnt inzonderheid te bedoelen de eer, die Hem wordt aangedaan door Zijn kerk als Zijn moeder, en door alle ware gelovigen in wier hart Hij geformeerd is, en van wie Hij gezegd heeft: deze zijn Mijne moeder en mijne broeders, Matthew 12:49. Zij geven Hem de eer van Zijn onderneming, Hem is de heerlijkheid in de gemeente, Efeziers 3:21. Als de gelovigen Hem aannemen als de hunne, en zich met Hem verbinden in een eeuwig verbond: a. Dan is het Zijn kroningsdag in hun ziel voor hun bekering kroonden zij zichzelf maar dan beginnen zij Christus te kronen, en van die dag af gaan zij daarmee voort, zij stellen Hem tot hun hoofd, zij leiden iedere gedachte in gehoorzaamheid aan Hem, zij richten Zijn troon op in hun hart, en werpen hun kronen aan Zijn voeten.
b. Dan is het Zijn bruiloftsdag, waarop Hij hen voor eeuwig ondertrouwt in goedertierenheid en genade, hen aan zich verbindt in geloof en liefde, en zich aan hen geeft in de beloften en in alles wat Hij heeft om de hunne te zijn, gij zult niet van een ander zijn, en zo zal Ik voor u zijn, Hosea 3:3, en aan Hem worden zij als reine maagden voorgesteld
c. Dan is het de dag van de vreugde van Zijn hart. Hij is blij met de eer, die Zijn volk Hem aandoet, blij met de bevordering van Zijn belangen onder hen. Valt Satan voor hun aangezicht neer? Op die ure verheugt zich Jezus in de geest, Luke 10:18, Luke 10:21. Dan is er blijdschap in de hemel over zondaren, die zich bekeren, het gezin is blij als de verloren zoon terugkeert. Gaat uit en aanschouwt Christus genade jegens zondaren, als Zijn kroon, Zijn grootste heerlijkheid.