Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Hooglied 4

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, HOOGLIED 4

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, HOOGLIED 4

Verzen 15-16

Hooglied 4:15-16

Dat schijnen de woorden te zijn van de bruid de kerk, in antwoord op de lof, die de Bruidegom, Christus, haar gegeven had als een aangename vruchtbaren hof. Is zij een hof?

1. Zij erkent haar afhankelijkheid van Christus zelf om deze hof vruchtbaar te maken. Op Hem heeft zij het oog als de fontein van de hoven, Song of Solomon 4:15, niet alleen als de stichter ervan, door wie zij geplant zijn, en aan wie zij hun bestaan verschuldigd zijn, maar de fontein ervan, door wie zij bewaterd worden en aan wie zij hun voortbestaan en welzijn te danken hebben, en zonder wiens voortdurende toevloeiingen en voorzieningen zij spoedig als de dorre en onvruchtbare woestijn zouden worden aan Hem geeft zij al de eer van haar vruchtbaarheid, als zijnde niets zonder Hem. O fontein van hoop, fontein van alle goed, van alle genade, begeef mij niet, zegt de gelovige tot de kerk: Al mijn fonteinen zijn binnen u, o Zion, Psalms 87:7, de kerk brengt die lof over op Christus, en zegt tot Hem: Al mijn fonteinen zijn in U, Gij zijt de springader van het levende water, Jeremiah 2:13, uit welke de stromen van de Libanon vloeien, de Jordaan, die aan de voet van de Libanon ontsprong, en de wateren van het heiligdom die van onder de drempel van het huis vloeiden Ezechiël 47:1. Zij, die voor Christus hoven zijn, moeten erkennen dat Hij een fontein voor hen is, uit wiens volheid zij ontvangen en aan wie het te danken is, dat hun ziel als een doorwaterde hof is, Jeremiah 31:12. De stad Gods op aarde wordt verblijd met de rivier, die uit deze fontein vloeit, Psalms 46:5 en het nieuwe Jeruzalem heeft de zuivere rivier van het water des levens, voortkomende uit de troon Gods en des Lams, Revelation 22:1.

2. Zij smeekt om de invloeden van de gezegende Geest, om deze hof geurig te maken, Song of Solomon 4:16. Ontwaak, noordenwind, en kom, gij zuidenwind. Dit is een gebed:

a. Voor de kerk in het algemeen, dat er een overvloedige uitstorting van de Geest over haar zijn zal, opdat haar toestand bloeiend moge zijn. De gaven van de leraren zijn de specerijen, als de Geest wordt uitgestort, dan vloeien deze naar buiten, en dan wordt de woestijn tot een vruchtbaar veld, Isaiah 32:15. Dit gebed werd verhoord in de uitstorting van de Geest, op de dag van het pinksterfeest, Acts 2:2, ingeleid door een geweldigen wind, toen zijn de apostelen, die tevoren als gebonden waren, voortgevloeid, en werden zij voor God een goede reuk, 2 Corinthiers 2:15.

b. Voor particuliere gelovigen. Geheiligde zielen zijn als hoven, hoven des Heeren, besloten voor Hem. Genade in de ziel is als specerijen in deze hoven, datgene in hen, dat van waarde en nuttig is. Het is zeer wenselijk dat de specerijen van de genade haar geuren uitzenden, beide in godvruchtige genegenheden en in heilige daden, opdat wij er God mee eren, onze belijdenis versieren, en datgene doen wat aangenaam is aan godvruchtige mensen. In Zijn werkingen in de ziel is de gezegende Geest als de noordenwind en de zuidenwind die blaast herwaarts hij wil en uit verscheidene windstreken, John 3:8. Daar is de noordenwind van de overtuiging van zonde, en de zuidenwind van vertroostingen, maar allen evenals de wind, voortkomende uit Gods schatkamers en Zijn woord vervullende. Het uitstromen van de geuren van de specerijen van de genade hangt af van het blazen van de Geest, Hij wekt goede genegenheden op, en werkt in ons beide het willen en het werken van hetgeen goed is, Hij is het, die de reuk van Zijn kennis door ons openbaart. Daarom moeten wij de Geest van de genade bidden om Zijn levenwekkende invloeden, en er onze ziel voor blootleggen. God heeft beloofd ons Zijn Geest te geven, maar Hij wil er om gebeden worden. 3. Zij nodigt Christus tot het beste van hetgeen de hof oplevert. O dat man liefste tof zien hof kwam en at Zijn edele vruchten, laat Hem de eer hebben van al de voortbrengselen van de hof, het is gepast, voegzaam, dat Hij die heeft, en laat mij de vertroosting hebben van Zijn aannemen ervan.

Merk op:

a. Zij noemt hem Zijn hof, want zij, die aan Christus ondertrouwd zijn, noemen niets het hun dan hetgeen zij Hem gewijd hebben, en begeren voor Hem gebruikt te worden. Als de specerijen hun geuren uitzenden, dan is het voegzaam om Zijn hof genoemd te worden, maar niet eerder. De vruchten van de hof zijn Gods edele vruchten, want Hij heeft ze geplant, ze goed gemaakt en er de wasdom aan gegeven. Wat kunnen wij zeggen van Christus te verdienen als wij Hem tot niets anders kunnen nodigen dan tot hetgeen reeds het Zijne is?

b. Zij bidt dat Hij hem zal bezoeken, en zal aannemen wat hij voortbrengt. De gelovige kan weinig genoegen smaken in zijn hof, tenzij Christus, de beminde van zijn ziel, tot hem komt, noch enig genot hebben van de vruchten ervan, tenzij zij op de een of andere wijze aan Christus eer en heerlijkheid toebrengen, en hij denkt dat alles wat hij heeft aan Hem wel besteed is.

Verzen 15-16

Hooglied 4:15-16

Dat schijnen de woorden te zijn van de bruid de kerk, in antwoord op de lof, die de Bruidegom, Christus, haar gegeven had als een aangename vruchtbaren hof. Is zij een hof?

1. Zij erkent haar afhankelijkheid van Christus zelf om deze hof vruchtbaar te maken. Op Hem heeft zij het oog als de fontein van de hoven, Song of Solomon 4:15, niet alleen als de stichter ervan, door wie zij geplant zijn, en aan wie zij hun bestaan verschuldigd zijn, maar de fontein ervan, door wie zij bewaterd worden en aan wie zij hun voortbestaan en welzijn te danken hebben, en zonder wiens voortdurende toevloeiingen en voorzieningen zij spoedig als de dorre en onvruchtbare woestijn zouden worden aan Hem geeft zij al de eer van haar vruchtbaarheid, als zijnde niets zonder Hem. O fontein van hoop, fontein van alle goed, van alle genade, begeef mij niet, zegt de gelovige tot de kerk: Al mijn fonteinen zijn binnen u, o Zion, Psalms 87:7, de kerk brengt die lof over op Christus, en zegt tot Hem: Al mijn fonteinen zijn in U, Gij zijt de springader van het levende water, Jeremiah 2:13, uit welke de stromen van de Libanon vloeien, de Jordaan, die aan de voet van de Libanon ontsprong, en de wateren van het heiligdom die van onder de drempel van het huis vloeiden Ezechiël 47:1. Zij, die voor Christus hoven zijn, moeten erkennen dat Hij een fontein voor hen is, uit wiens volheid zij ontvangen en aan wie het te danken is, dat hun ziel als een doorwaterde hof is, Jeremiah 31:12. De stad Gods op aarde wordt verblijd met de rivier, die uit deze fontein vloeit, Psalms 46:5 en het nieuwe Jeruzalem heeft de zuivere rivier van het water des levens, voortkomende uit de troon Gods en des Lams, Revelation 22:1.

2. Zij smeekt om de invloeden van de gezegende Geest, om deze hof geurig te maken, Song of Solomon 4:16. Ontwaak, noordenwind, en kom, gij zuidenwind. Dit is een gebed:

a. Voor de kerk in het algemeen, dat er een overvloedige uitstorting van de Geest over haar zijn zal, opdat haar toestand bloeiend moge zijn. De gaven van de leraren zijn de specerijen, als de Geest wordt uitgestort, dan vloeien deze naar buiten, en dan wordt de woestijn tot een vruchtbaar veld, Isaiah 32:15. Dit gebed werd verhoord in de uitstorting van de Geest, op de dag van het pinksterfeest, Acts 2:2, ingeleid door een geweldigen wind, toen zijn de apostelen, die tevoren als gebonden waren, voortgevloeid, en werden zij voor God een goede reuk, 2 Corinthiers 2:15.

b. Voor particuliere gelovigen. Geheiligde zielen zijn als hoven, hoven des Heeren, besloten voor Hem. Genade in de ziel is als specerijen in deze hoven, datgene in hen, dat van waarde en nuttig is. Het is zeer wenselijk dat de specerijen van de genade haar geuren uitzenden, beide in godvruchtige genegenheden en in heilige daden, opdat wij er God mee eren, onze belijdenis versieren, en datgene doen wat aangenaam is aan godvruchtige mensen. In Zijn werkingen in de ziel is de gezegende Geest als de noordenwind en de zuidenwind die blaast herwaarts hij wil en uit verscheidene windstreken, John 3:8. Daar is de noordenwind van de overtuiging van zonde, en de zuidenwind van vertroostingen, maar allen evenals de wind, voortkomende uit Gods schatkamers en Zijn woord vervullende. Het uitstromen van de geuren van de specerijen van de genade hangt af van het blazen van de Geest, Hij wekt goede genegenheden op, en werkt in ons beide het willen en het werken van hetgeen goed is, Hij is het, die de reuk van Zijn kennis door ons openbaart. Daarom moeten wij de Geest van de genade bidden om Zijn levenwekkende invloeden, en er onze ziel voor blootleggen. God heeft beloofd ons Zijn Geest te geven, maar Hij wil er om gebeden worden. 3. Zij nodigt Christus tot het beste van hetgeen de hof oplevert. O dat man liefste tof zien hof kwam en at Zijn edele vruchten, laat Hem de eer hebben van al de voortbrengselen van de hof, het is gepast, voegzaam, dat Hij die heeft, en laat mij de vertroosting hebben van Zijn aannemen ervan.

Merk op:

a. Zij noemt hem Zijn hof, want zij, die aan Christus ondertrouwd zijn, noemen niets het hun dan hetgeen zij Hem gewijd hebben, en begeren voor Hem gebruikt te worden. Als de specerijen hun geuren uitzenden, dan is het voegzaam om Zijn hof genoemd te worden, maar niet eerder. De vruchten van de hof zijn Gods edele vruchten, want Hij heeft ze geplant, ze goed gemaakt en er de wasdom aan gegeven. Wat kunnen wij zeggen van Christus te verdienen als wij Hem tot niets anders kunnen nodigen dan tot hetgeen reeds het Zijne is?

b. Zij bidt dat Hij hem zal bezoeken, en zal aannemen wat hij voortbrengt. De gelovige kan weinig genoegen smaken in zijn hof, tenzij Christus, de beminde van zijn ziel, tot hem komt, noch enig genot hebben van de vruchten ervan, tenzij zij op de een of andere wijze aan Christus eer en heerlijkheid toebrengen, en hij denkt dat alles wat hij heeft aan Hem wel besteed is.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Song of Solomon 4". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/song-of-solomon-4.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile