Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Psalmen 76

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 76

Deze psalm schijnt geschreven te zijn bij gelegenheid van een grote overwinning door de kerk behaald over een dreigende vijand, en bestemd te zijn om de triomf te verheerlijken. De LXX noemen hem een lied op de Assyriërs vandaar dat vele goede Schriftverklaarders de gissing hebben gemaakt dat hij geschreven werd toen Sanheribs leger, dat toen voor Jeruzalem lag, geheel en al door een verderfengel werd uitgeroeid in Hizkia's tijd, en vele passages in de psalmen zijn zeer toepasselijk op dat wonderwerk, maar er was een Godsdienstige triomf bij gelegenheid van een andere overwinning, in Josafats tijd, die even goed het onderwerp van deze psalm kan wezen, 2 Chronicles 20:28, en het kon een lied van Asaf genoemd worden, omdat hij altijd door de kinderen van Asaf gezongen werd. Hij zou ook geschreven kunnen zijn door Asaf, die in Davids tijd heeft geleefd bij gelegenheid van de vele triomfen, waarmee God een welbehagen heeft gehad die regering te eren. Bij gelegenheid van die glorierijke overwinning welke het dan ook geweest zij.

I. Wenst de psalmist de kerk geluk, wijl zij zozeer de nabijheid Gods heeft mogen smaken, Psalms 76:2.

II. Bezingt hij de roem van Gods macht, waarvan dit een doorluchtig voorbeeld was Psalms 76:5.

III. Leidt hij hieruit af hoe grote reden allen hebben om voor Hem te vrezen, Psalms 76:8. En

IV. Welke reden Zijn volk heeft om op Hem te betrouwen en Hem hun geloften te betalen, Psalms 76:11. Het is een geschikte psalm voor een dag van dankzegging vanwege openbare voorspoed, en ook niet ongepast voor andere tijden, omdat het nooit ontijdig is God te verheerlijken voor de grote dingen, die Hij tevoren voor zijn kerk gedaan heeft, inzonderheid voor de overwinningen van de Verlosser over de machten van de duisternis, waarvan al deze Oud-Testamentische overwinningen typen geweest zijn, die tenminste welke in de psalmen worden bezongen.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 76

Deze psalm schijnt geschreven te zijn bij gelegenheid van een grote overwinning door de kerk behaald over een dreigende vijand, en bestemd te zijn om de triomf te verheerlijken. De LXX noemen hem een lied op de Assyriërs vandaar dat vele goede Schriftverklaarders de gissing hebben gemaakt dat hij geschreven werd toen Sanheribs leger, dat toen voor Jeruzalem lag, geheel en al door een verderfengel werd uitgeroeid in Hizkia's tijd, en vele passages in de psalmen zijn zeer toepasselijk op dat wonderwerk, maar er was een Godsdienstige triomf bij gelegenheid van een andere overwinning, in Josafats tijd, die even goed het onderwerp van deze psalm kan wezen, 2 Chronicles 20:28, en het kon een lied van Asaf genoemd worden, omdat hij altijd door de kinderen van Asaf gezongen werd. Hij zou ook geschreven kunnen zijn door Asaf, die in Davids tijd heeft geleefd bij gelegenheid van de vele triomfen, waarmee God een welbehagen heeft gehad die regering te eren. Bij gelegenheid van die glorierijke overwinning welke het dan ook geweest zij.

I. Wenst de psalmist de kerk geluk, wijl zij zozeer de nabijheid Gods heeft mogen smaken, Psalms 76:2.

II. Bezingt hij de roem van Gods macht, waarvan dit een doorluchtig voorbeeld was Psalms 76:5.

III. Leidt hij hieruit af hoe grote reden allen hebben om voor Hem te vrezen, Psalms 76:8. En

IV. Welke reden Zijn volk heeft om op Hem te betrouwen en Hem hun geloften te betalen, Psalms 76:11. Het is een geschikte psalm voor een dag van dankzegging vanwege openbare voorspoed, en ook niet ongepast voor andere tijden, omdat het nooit ontijdig is God te verheerlijken voor de grote dingen, die Hij tevoren voor zijn kerk gedaan heeft, inzonderheid voor de overwinningen van de Verlosser over de machten van de duisternis, waarvan al deze Oud-Testamentische overwinningen typen geweest zijn, die tenminste welke in de psalmen worden bezongen.

Verzen 1-7

Psalm 76:1-7

De kerk is hier overwinnend, zelfs temidden van haar strijdende toestand. In de naam van de kerk triomfeert de psalmist hier in God, het middelpunt van al onze triomfen.

I. In de openbaring, die God van zichzelf aan hen gedaan heeft, Psalms 76:2. Het is het voorrecht van Juda en Israël, dat God onder hen bekend is, en waar Hij bekend is, daar zal Zijn naam groot wezen. God is bekend, daar het Hem behaagt zich bekend te maken, en diegenen zijn gelukkig, aan wie Hij zich openbaart. Gelukkig volk, welks land vol is van de kennis van God, gelukkige mensen, wier hart vol is van deze kennis! God was bekend in Juda zoals Hij niet bekend was onder andere volken, hetgeen de gunst zoveel groter maakte, daar het een onderscheidende gunst was, Psalms 147:19,Psalms 147:20.

II. In de tekenen van Gods bijzondere tegenwoordigheid onder hen in Zijn inzettingen, Psalms 76:3. In het gehele land van Juda en Israël was God bekend en was Zijn naam groot, maar in Salem, in Zion was Zijn hut, Zijn woonstede, daar hield Hij Zijn hof, daar ontving Hij de hulde van Zijn volk in hun offeranden, en onthaalde Hij hen op de offermaaltijden, daarheen kwamen zij om zich tot Hem te wenden, en vandaar vaardigde Hij door Zijn orakelen Zijn orders uit, daar stichtte Hij Zijns naams gedachtenis en van die plaats heeft Hij gezegd: "Hier zal Ik wonen, want Ik heb ze begeerd.' Het is de heerlijkheid en het geluk van een volk, dat God in zijn midden is door Zijn inzettingen, maar Zijn woonstede is een tabernakel, een beweegbare woning, nog een kleine tijd is dit licht bij ons.

III. In de overwinningen, die zij over hun vijanden verkregen hebben: Aldaar heeft Hij verbroken de vurige pijlen van de boog.

Merk op hoe dreigend het gevaar was, hoewel Juda en Israël aldus bevoorrecht waren, wordt toch krijg tegen hen gevoerd, en de krijgswapenen werden in gereedheid gebracht. Hier zijn boog en pijlen, schild en zwaard en alles voor de krijg, maar alle zijn verbroken en nutteloos gemaakt, en het is aldaar geschied:

1. In Juda en Israël, ten gunste van dat volk nabij God. Zolang de krijgswapenen gebruikt werden tegen andere volken, beantwoordden zij aan het doel, maar als zij tegen dat heilig volk gericht werden, dan werden zij terstond verbroken. De Chaldeer omschrijft het aldus: Toen het huis van Israël Zijn wil deed, heeft Hij Zijn majesteit onder hen gesteld, en daar verbrak Hij de pijlen van hun boog, terwijl zij zich dicht aan Zijn dienst hielden, waren zij groot en veilig, ging alles goed met hen. Of:

2. In de tabernakel, Zijn woonstede, verbrak Hij de pijlen van de boog, het geschiedde op het slagveld, en toch wordt het gezegd in het heiligdom geschied te zijn, omdat het geschiedde in verhoring van hun gebed, dat Gods volk daar tot Hem had opgezonden, en ter vervulling van de beloften, die Hij hun daar gedaan had, zie van beide het voorbeeld in 2 Chronicles 20:5, 2 Chronicles 20:14. Openbare voorspoed is evenzeer te danken aan hetgeen gedaan is in de kerk als aan hetgeen gedaan wordt in het leger.

Deze overwinning nu strekte grotelijks: A. Tot onvergankelijke eer van de God Israëls, Psalms 76:5. Gij zijt, en hebt U getoond te zijn, doorluchtiger en heerlijker dan de roofbergen,

a. dan de groten en machtigen van de aarde in het algemeen, die hoog zijn en zich vastgeworteld wanen als bergen, maar in werkelijkheid roofbergen zijn, verdrukkend voor allen, die rondom hen zijn. Het is hun roem en hun heerlijkheid om te verwoesten, het is Uwe heerlijkheid om te verlossen.

b. Dan onze aanvallers in het bijzonder. Toen zij de steden van Juda belegerden, wierpen zij hoogten er tegen op, richtten zij er geschut tegen, maar Gij zijt meer instaat om ons te beschermen dan zij om ons te kwellen. In de zaak, waarin de vijanden van de kerk trotselijk gehandeld hebben, zal God blijken boven hen te zijn.

B. Tot eeuwige schande van Israëls vijanden, Psalms 76:6, Psalms 76:7. Het waren stouthartigen, mannen van grote moed en van vastberadenheid, opgeblazen door hun vorige overwinningen, in woede ontstoken tegen Israël, zeker van voorspoed en welslagen, het waren dappere mannen, krachtig, geschikt voor de dienst, die wagenen en paarden hadden, welke toen van grote waarde werden geacht in de krijg, en op welke men vertrouwde, Psalms 20:8. Maar die gehele krijgsmacht was van generlei nut als zij tegen Jeruzalem gericht was.

a. De stouthartigen hebben zichzelf beroofd en ontwapend zo lezen het sommigen, als het Gode behaagt, kan Hij maken dat Zijn vijanden zichzelf verzwakken en verderven. Zij hebben geslapen, niet de slaap van de rechtvaardigen, die ontslapen in Jezus, maar hun slaap, de slaap van de zondaren, die ontwaken zullen tot eeuwige versmaadheid en schande.

b. De dappere mannen kunnen hun handen niet meer vinden dan de stouthartigen hun moed en geestkracht kunnen vinden. Gelijk de stoutmoedigen ontmoedigd worden, zo worden de sterken verlamd, en kunnen niet eens hun handen vinden, om hun eigen hoofd te redden en nog veel minder om hun vijanden te schaden.

c. Van de wagenen en paarden kan in waarheid gezegd worden dat zij in slaap zijn gezonken, als dit met de bestuurders dier wagenen en met de ruiters alzo was. God heeft slechts het woord gesproken als de God van Jakob, die verlossingen gebiedt voor Israël, en op Zijn schelden zijn tezamen wagen en paard in slaap gezonken, toen de mannen door de verderfengel dood op de grond werden gelegd, waren paard en wagen niet langer geducht. Zie de kracht van Gods schelden. Met welk een welbehagen kunnen wij, Christenen dit alles toepassen op de voorrechten en weldaden, die wij genieten door de Verlosser! Het is door Hem, dat God bekend is, het is in Hem, dat Zijn naam groot is, aan Hem hebben wij het te danken dat God een tabernakel, een woonstede heeft in Zijn kerk. Hij was het, die de sterk-gewapende overwonnen heeft, overheden en machten heeft uitgetogen en in het openbaar tentoongesteld.

Verzen 1-7

Psalm 76:1-7

De kerk is hier overwinnend, zelfs temidden van haar strijdende toestand. In de naam van de kerk triomfeert de psalmist hier in God, het middelpunt van al onze triomfen.

I. In de openbaring, die God van zichzelf aan hen gedaan heeft, Psalms 76:2. Het is het voorrecht van Juda en Israël, dat God onder hen bekend is, en waar Hij bekend is, daar zal Zijn naam groot wezen. God is bekend, daar het Hem behaagt zich bekend te maken, en diegenen zijn gelukkig, aan wie Hij zich openbaart. Gelukkig volk, welks land vol is van de kennis van God, gelukkige mensen, wier hart vol is van deze kennis! God was bekend in Juda zoals Hij niet bekend was onder andere volken, hetgeen de gunst zoveel groter maakte, daar het een onderscheidende gunst was, Psalms 147:19,Psalms 147:20.

II. In de tekenen van Gods bijzondere tegenwoordigheid onder hen in Zijn inzettingen, Psalms 76:3. In het gehele land van Juda en Israël was God bekend en was Zijn naam groot, maar in Salem, in Zion was Zijn hut, Zijn woonstede, daar hield Hij Zijn hof, daar ontving Hij de hulde van Zijn volk in hun offeranden, en onthaalde Hij hen op de offermaaltijden, daarheen kwamen zij om zich tot Hem te wenden, en vandaar vaardigde Hij door Zijn orakelen Zijn orders uit, daar stichtte Hij Zijns naams gedachtenis en van die plaats heeft Hij gezegd: "Hier zal Ik wonen, want Ik heb ze begeerd.' Het is de heerlijkheid en het geluk van een volk, dat God in zijn midden is door Zijn inzettingen, maar Zijn woonstede is een tabernakel, een beweegbare woning, nog een kleine tijd is dit licht bij ons.

III. In de overwinningen, die zij over hun vijanden verkregen hebben: Aldaar heeft Hij verbroken de vurige pijlen van de boog.

Merk op hoe dreigend het gevaar was, hoewel Juda en Israël aldus bevoorrecht waren, wordt toch krijg tegen hen gevoerd, en de krijgswapenen werden in gereedheid gebracht. Hier zijn boog en pijlen, schild en zwaard en alles voor de krijg, maar alle zijn verbroken en nutteloos gemaakt, en het is aldaar geschied:

1. In Juda en Israël, ten gunste van dat volk nabij God. Zolang de krijgswapenen gebruikt werden tegen andere volken, beantwoordden zij aan het doel, maar als zij tegen dat heilig volk gericht werden, dan werden zij terstond verbroken. De Chaldeer omschrijft het aldus: Toen het huis van Israël Zijn wil deed, heeft Hij Zijn majesteit onder hen gesteld, en daar verbrak Hij de pijlen van hun boog, terwijl zij zich dicht aan Zijn dienst hielden, waren zij groot en veilig, ging alles goed met hen. Of:

2. In de tabernakel, Zijn woonstede, verbrak Hij de pijlen van de boog, het geschiedde op het slagveld, en toch wordt het gezegd in het heiligdom geschied te zijn, omdat het geschiedde in verhoring van hun gebed, dat Gods volk daar tot Hem had opgezonden, en ter vervulling van de beloften, die Hij hun daar gedaan had, zie van beide het voorbeeld in 2 Chronicles 20:5, 2 Chronicles 20:14. Openbare voorspoed is evenzeer te danken aan hetgeen gedaan is in de kerk als aan hetgeen gedaan wordt in het leger.

Deze overwinning nu strekte grotelijks: A. Tot onvergankelijke eer van de God Israëls, Psalms 76:5. Gij zijt, en hebt U getoond te zijn, doorluchtiger en heerlijker dan de roofbergen,

a. dan de groten en machtigen van de aarde in het algemeen, die hoog zijn en zich vastgeworteld wanen als bergen, maar in werkelijkheid roofbergen zijn, verdrukkend voor allen, die rondom hen zijn. Het is hun roem en hun heerlijkheid om te verwoesten, het is Uwe heerlijkheid om te verlossen.

b. Dan onze aanvallers in het bijzonder. Toen zij de steden van Juda belegerden, wierpen zij hoogten er tegen op, richtten zij er geschut tegen, maar Gij zijt meer instaat om ons te beschermen dan zij om ons te kwellen. In de zaak, waarin de vijanden van de kerk trotselijk gehandeld hebben, zal God blijken boven hen te zijn.

B. Tot eeuwige schande van Israëls vijanden, Psalms 76:6, Psalms 76:7. Het waren stouthartigen, mannen van grote moed en van vastberadenheid, opgeblazen door hun vorige overwinningen, in woede ontstoken tegen Israël, zeker van voorspoed en welslagen, het waren dappere mannen, krachtig, geschikt voor de dienst, die wagenen en paarden hadden, welke toen van grote waarde werden geacht in de krijg, en op welke men vertrouwde, Psalms 20:8. Maar die gehele krijgsmacht was van generlei nut als zij tegen Jeruzalem gericht was.

a. De stouthartigen hebben zichzelf beroofd en ontwapend zo lezen het sommigen, als het Gode behaagt, kan Hij maken dat Zijn vijanden zichzelf verzwakken en verderven. Zij hebben geslapen, niet de slaap van de rechtvaardigen, die ontslapen in Jezus, maar hun slaap, de slaap van de zondaren, die ontwaken zullen tot eeuwige versmaadheid en schande.

b. De dappere mannen kunnen hun handen niet meer vinden dan de stouthartigen hun moed en geestkracht kunnen vinden. Gelijk de stoutmoedigen ontmoedigd worden, zo worden de sterken verlamd, en kunnen niet eens hun handen vinden, om hun eigen hoofd te redden en nog veel minder om hun vijanden te schaden.

c. Van de wagenen en paarden kan in waarheid gezegd worden dat zij in slaap zijn gezonken, als dit met de bestuurders dier wagenen en met de ruiters alzo was. God heeft slechts het woord gesproken als de God van Jakob, die verlossingen gebiedt voor Israël, en op Zijn schelden zijn tezamen wagen en paard in slaap gezonken, toen de mannen door de verderfengel dood op de grond werden gelegd, waren paard en wagen niet langer geducht. Zie de kracht van Gods schelden. Met welk een welbehagen kunnen wij, Christenen dit alles toepassen op de voorrechten en weldaden, die wij genieten door de Verlosser! Het is door Hem, dat God bekend is, het is in Hem, dat Zijn naam groot is, aan Hem hebben wij het te danken dat God een tabernakel, een woonstede heeft in Zijn kerk. Hij was het, die de sterk-gewapende overwonnen heeft, overheden en machten heeft uitgetogen en in het openbaar tentoongesteld.

Verzen 8-13

Psalm 76:8-13

In de glorierijke overwinning, waarmee God Zijn kerk bevoorrecht en gezegend heeft spreken hier drie dingen.

I. Verschrikking voor Gods vijanden, Psalms 76:8. "Gij, vreeslijk zijt Gij, voor Uwe majesteit moet eerbied worden betoond, aan Uwe soevereiniteit moet men zich onderwerpen, Uwe gerechtigheid moet door hen, die U hebben beledigd, worden gevreesd." Laat de gehele wereld door deze gebeurtenis leren ontzag te hebben voor de grote God.

1. Laat allen vrezen voor Zijn toorn tegen de vermetele goddeloosheid van de zondaren, wie zal voor Uw aangezicht bestaan van de tijd Uws toorns af? Als God een verterend vuur is, hoe kunnen dan kaf en stoppelen voor Hem bestaan, al is het ook dat "Zijn toorn maar een weinig ontbrandt?" Psalms 2:12.

2. Laat allen Zijn ijver vrezen voor de verdekte onschuld en de benadeelde zaak van Zijn eigen volk, "Gij deedt een oordeel horen uit de hemel, toen Gij opstondt ten oordeel om alle zachtmoedigen van de aarde te verlossen, Psalms 76:9, Psalms 76:10 en toen de aarde vreesde en stil werd wachtende op hetgeen de uitkomst, het gevolg, zou zijn van deze Uw glorierijke verschijningen." Gods volk zijn "de zachtmoedigen van de aarde," Zephaniah 2:3, "de stillen in het land," Psalms 35:20, die alle onrecht kunnen dragen, maar er geen kunnen doen. Hoewel de zachtmoedigen van de aarde door hun zachtmoedigheid blootgesteld zijn aan schade en nadeel, zal God toch vroeg of laat verschijnen tot hun verlossing en hun zaak voorstaan. Als God komt om alle zachtmoedigen van de aarde te verlossen dan zal Hij een oordeel doen horen uit de hemel, Hij zal de wereld doen weten dat Hij toornig is op de verdrukkers Zijns volks, en hetgeen hun aangedaan wordt beschouwt als Hemzelf te zijn aangedaan. De rechtvaardige God schijnt lang te zwijgen, maar vroeg of laat zal Hij Zijn oordeel doen horen. Als God Zijn oordeel spreekt uit de hemel, dan is het voor de aarde tijd om zich tot eerbiedig zwijgen te bereiden. De aarde vreesde en werd stil, zoals stilte uitgeroepen wordt als het hof zijn zitting gaat houden. "Laat af, en weet dat Ik God ben," Psalms 46:11. Zwijg, "alle vlees, voor het aangezicht des Heeren, want Hij is ontwaakt, ten oordeel", Zacheria 2:13. Zij, die onderstellen dat deze psalm geschreven werd bij gelegenheid van de vernietiging van Sanheribs leger, nemen aan dat het nederkomen van de verderfengel, die het oordeel uitvoerde vergezeld ging van donder, waarmee God het oordeel deed horen uit de hemel, en dat de aarde vreesde, dat is: dat er een aardbeving was, maar spoedig voorbij was. Maar dit alles is volstrekt onzeker.

II. Troost voor Gods volk, Psalms 76:11. Wij leven in een zeer toornige, tergende wereld, dikwijls gevoelen wij veel en zijn geneigd om nog meer te vrezen, van de toorn des mensen, die grenzeloos schijnt te zijn. Maar het is ons een grote troost

1. dat, in zover God het toelaat dat de toorn des mensen te eniger tijd losbreekt, Hij er loffelijk door wordt gemaakt, Hij zal er Zijn eigen doeleinden door doen dienen, de grimmigheid des mensen zal U loffelijk maken, niet alleen doordat zij beteugeld wordt, bestraft en beschaamd wordt, als zij genoodzaakt zal zijn haar machteloosheid te bekennen, maar zelfs door de vrijheid, die haar voor een wijle gegeven wordt. De moeilijkheden, die Gods volk te verduren hebben door de toom hunner vijanden, strekken tot heerlijkheid van God en Zijn genade, en hoe meer de heidenen woeden en samenspannen legen de Heere en Zijn Gezalfde, hoe meer God geloofd zal worden, omdat Hij "Zijn Koning gezalfd heeft over Zion, de berg Diner heiligheid," in weerwil van hen Psalms 2:1, Psalms 2:6. Als de hemelse heirscharen het tot het onderwerp maken van hun lofliederen, dat God Zijn grote kracht heeft aangenomen en als koning heeft geheerst, hoewel de volken toornig zijn geworden, dan brengt de toorn des mensen luister bij aan de lof van God.

2. Dat aan hetgeen Hem niet loffelijk maakt niet toegelaten zal worden uit te breken, het overblijfsel van de grimmigheden zult Gij opbinden. Mensen moeten nooit zonde toelaten, omdat zij haar niet kunnen tegenhouden als zij willen, maar God kan het. Hij kan perken stellen aan de toorn des mensen, zoals Hij het doet aan de woedende, schuimende zee: Tot hiertoe zal zij komen, en niet verder, en hier zullen haar trotse golven tot staan worden gebracht. God heeft het overblijfsel van Sanheribs grimmigheid opgebonden, want Hij heeft een haak in zijn neus gelegd en een gebit in zijn lippen, Isaiah 37:29, en hoewel Hij hem toeliet groot te spreken, heeft Hij hem weerhouden van te doen wat hij van zins was.

III. Plicht voor allen, Psalms 76:12, Psalms 76:13. Laat allen zich onderwerpen aan deze grote God en Zijn getrouwe onderdanen worden.

Merk op:

1. De plicht, die van ons allen geëist wordt, van allen, die om Hem heen zijn, afhankelijk van Hem zijn, het nodig hebben om tot Hem te naderen, en wie heeft dit niet? Daarom wordt aan een ieder van ons geboden hulde te doen aan de Koning van de koningen: Doet gelofte en betaalt ze, doet Hem de eed van trouw, en maakt er een gewetenszaak van om die te houden. Belooft de zijnen te zijn, en houdt wat gij beloofd hebt. Verbindt uw zielen met een verbintenis aan Hem want dat is de aard van een gelofte, en leeft dan naar de verplichtingen, die gij op u genomen hebt, want het is beter geen geloften te doen, dan ze te doen en ze niet te betalen. En, Hem tot onze Koning aangenomen hebbende, laat ons Hem geschenken brengen, als onderdanen aan hun souverein, 1 Samuel 10:27. "Zendt het lam aan de heerser des lands" Isaiah 16:1. Niet dat God enigerlei geschenk nodig heelt, dat wij Hem kunnen brengen, of er bevoordeeld door van worden, maar aldus moeten wij Hem eer geven en erkennen dat wij alles van Hem hebben ontvangen. Onze gebeden en lofzeggingen, en inzonderheid ons hart, zijn de geschenken, die wij de Heere onze God moeten brengen.

2. De reden voor deze plicht: Geeft aan een ieder wat hem toekomt, vreze aan wie de vreze toekomt, en komt zij niet toe aan God? Ja.

a. Hij behoort gevreesd te worden. Hij is de vreze, aldus is het woord, Zijn naam is heerlijk en vreeslijk, en Hij is het gepaste voorwerp van onze vreze, bij Hem is ontzaglijke majesteit. De God van Abraham wordt de vreze Izaks genoemd, Genesis 31:42, en ons is geboden Hem tot onze vreze te maken Isaiah 8:13. Als wij Hem geschenken brengen dan moeten wij Hem beschouwen als grotelijks te vrezen, want Hij is vreeslijk uit Zijn heiligdommen.

b. Hij zal gevreesd zijn, zelfs door hen, die denken dat het hun kroonrecht is gevreesd te worden, Psalms 76:13. Hij zal de geest van de vorsten als druiven afsnijden, Hij zal hem even gemakkelijk afsnijden als wij een bloem afsnijden van haar stengel of een tros druiven van de wijnstok. Hij kan de stoutmoedigsten de moed benemen en hen lafhartig maken, want Hij is, of zal zijn, de koningen van de aarde vreeslijk, en vroeg of laat zal Hij, indien zij niet zo wijs zijn om zich te onderwerpen aan Hem, hen noodzaken om tevergeefs tot de rotsen en bergen te roepen om op hen te vallen en hen te verbergen voor Zijn toorn, Revelation 6:16. Daar er niet te strijden valt met God, is het evenzeer onze wijsheid als onze plicht om ons aan Hem te onderwerpen.

Verzen 8-13

Psalm 76:8-13

In de glorierijke overwinning, waarmee God Zijn kerk bevoorrecht en gezegend heeft spreken hier drie dingen.

I. Verschrikking voor Gods vijanden, Psalms 76:8. "Gij, vreeslijk zijt Gij, voor Uwe majesteit moet eerbied worden betoond, aan Uwe soevereiniteit moet men zich onderwerpen, Uwe gerechtigheid moet door hen, die U hebben beledigd, worden gevreesd." Laat de gehele wereld door deze gebeurtenis leren ontzag te hebben voor de grote God.

1. Laat allen vrezen voor Zijn toorn tegen de vermetele goddeloosheid van de zondaren, wie zal voor Uw aangezicht bestaan van de tijd Uws toorns af? Als God een verterend vuur is, hoe kunnen dan kaf en stoppelen voor Hem bestaan, al is het ook dat "Zijn toorn maar een weinig ontbrandt?" Psalms 2:12.

2. Laat allen Zijn ijver vrezen voor de verdekte onschuld en de benadeelde zaak van Zijn eigen volk, "Gij deedt een oordeel horen uit de hemel, toen Gij opstondt ten oordeel om alle zachtmoedigen van de aarde te verlossen, Psalms 76:9, Psalms 76:10 en toen de aarde vreesde en stil werd wachtende op hetgeen de uitkomst, het gevolg, zou zijn van deze Uw glorierijke verschijningen." Gods volk zijn "de zachtmoedigen van de aarde," Zephaniah 2:3, "de stillen in het land," Psalms 35:20, die alle onrecht kunnen dragen, maar er geen kunnen doen. Hoewel de zachtmoedigen van de aarde door hun zachtmoedigheid blootgesteld zijn aan schade en nadeel, zal God toch vroeg of laat verschijnen tot hun verlossing en hun zaak voorstaan. Als God komt om alle zachtmoedigen van de aarde te verlossen dan zal Hij een oordeel doen horen uit de hemel, Hij zal de wereld doen weten dat Hij toornig is op de verdrukkers Zijns volks, en hetgeen hun aangedaan wordt beschouwt als Hemzelf te zijn aangedaan. De rechtvaardige God schijnt lang te zwijgen, maar vroeg of laat zal Hij Zijn oordeel doen horen. Als God Zijn oordeel spreekt uit de hemel, dan is het voor de aarde tijd om zich tot eerbiedig zwijgen te bereiden. De aarde vreesde en werd stil, zoals stilte uitgeroepen wordt als het hof zijn zitting gaat houden. "Laat af, en weet dat Ik God ben," Psalms 46:11. Zwijg, "alle vlees, voor het aangezicht des Heeren, want Hij is ontwaakt, ten oordeel", Zacheria 2:13. Zij, die onderstellen dat deze psalm geschreven werd bij gelegenheid van de vernietiging van Sanheribs leger, nemen aan dat het nederkomen van de verderfengel, die het oordeel uitvoerde vergezeld ging van donder, waarmee God het oordeel deed horen uit de hemel, en dat de aarde vreesde, dat is: dat er een aardbeving was, maar spoedig voorbij was. Maar dit alles is volstrekt onzeker.

II. Troost voor Gods volk, Psalms 76:11. Wij leven in een zeer toornige, tergende wereld, dikwijls gevoelen wij veel en zijn geneigd om nog meer te vrezen, van de toorn des mensen, die grenzeloos schijnt te zijn. Maar het is ons een grote troost

1. dat, in zover God het toelaat dat de toorn des mensen te eniger tijd losbreekt, Hij er loffelijk door wordt gemaakt, Hij zal er Zijn eigen doeleinden door doen dienen, de grimmigheid des mensen zal U loffelijk maken, niet alleen doordat zij beteugeld wordt, bestraft en beschaamd wordt, als zij genoodzaakt zal zijn haar machteloosheid te bekennen, maar zelfs door de vrijheid, die haar voor een wijle gegeven wordt. De moeilijkheden, die Gods volk te verduren hebben door de toom hunner vijanden, strekken tot heerlijkheid van God en Zijn genade, en hoe meer de heidenen woeden en samenspannen legen de Heere en Zijn Gezalfde, hoe meer God geloofd zal worden, omdat Hij "Zijn Koning gezalfd heeft over Zion, de berg Diner heiligheid," in weerwil van hen Psalms 2:1, Psalms 2:6. Als de hemelse heirscharen het tot het onderwerp maken van hun lofliederen, dat God Zijn grote kracht heeft aangenomen en als koning heeft geheerst, hoewel de volken toornig zijn geworden, dan brengt de toorn des mensen luister bij aan de lof van God.

2. Dat aan hetgeen Hem niet loffelijk maakt niet toegelaten zal worden uit te breken, het overblijfsel van de grimmigheden zult Gij opbinden. Mensen moeten nooit zonde toelaten, omdat zij haar niet kunnen tegenhouden als zij willen, maar God kan het. Hij kan perken stellen aan de toorn des mensen, zoals Hij het doet aan de woedende, schuimende zee: Tot hiertoe zal zij komen, en niet verder, en hier zullen haar trotse golven tot staan worden gebracht. God heeft het overblijfsel van Sanheribs grimmigheid opgebonden, want Hij heeft een haak in zijn neus gelegd en een gebit in zijn lippen, Isaiah 37:29, en hoewel Hij hem toeliet groot te spreken, heeft Hij hem weerhouden van te doen wat hij van zins was.

III. Plicht voor allen, Psalms 76:12, Psalms 76:13. Laat allen zich onderwerpen aan deze grote God en Zijn getrouwe onderdanen worden.

Merk op:

1. De plicht, die van ons allen geëist wordt, van allen, die om Hem heen zijn, afhankelijk van Hem zijn, het nodig hebben om tot Hem te naderen, en wie heeft dit niet? Daarom wordt aan een ieder van ons geboden hulde te doen aan de Koning van de koningen: Doet gelofte en betaalt ze, doet Hem de eed van trouw, en maakt er een gewetenszaak van om die te houden. Belooft de zijnen te zijn, en houdt wat gij beloofd hebt. Verbindt uw zielen met een verbintenis aan Hem want dat is de aard van een gelofte, en leeft dan naar de verplichtingen, die gij op u genomen hebt, want het is beter geen geloften te doen, dan ze te doen en ze niet te betalen. En, Hem tot onze Koning aangenomen hebbende, laat ons Hem geschenken brengen, als onderdanen aan hun souverein, 1 Samuel 10:27. "Zendt het lam aan de heerser des lands" Isaiah 16:1. Niet dat God enigerlei geschenk nodig heelt, dat wij Hem kunnen brengen, of er bevoordeeld door van worden, maar aldus moeten wij Hem eer geven en erkennen dat wij alles van Hem hebben ontvangen. Onze gebeden en lofzeggingen, en inzonderheid ons hart, zijn de geschenken, die wij de Heere onze God moeten brengen.

2. De reden voor deze plicht: Geeft aan een ieder wat hem toekomt, vreze aan wie de vreze toekomt, en komt zij niet toe aan God? Ja.

a. Hij behoort gevreesd te worden. Hij is de vreze, aldus is het woord, Zijn naam is heerlijk en vreeslijk, en Hij is het gepaste voorwerp van onze vreze, bij Hem is ontzaglijke majesteit. De God van Abraham wordt de vreze Izaks genoemd, Genesis 31:42, en ons is geboden Hem tot onze vreze te maken Isaiah 8:13. Als wij Hem geschenken brengen dan moeten wij Hem beschouwen als grotelijks te vrezen, want Hij is vreeslijk uit Zijn heiligdommen.

b. Hij zal gevreesd zijn, zelfs door hen, die denken dat het hun kroonrecht is gevreesd te worden, Psalms 76:13. Hij zal de geest van de vorsten als druiven afsnijden, Hij zal hem even gemakkelijk afsnijden als wij een bloem afsnijden van haar stengel of een tros druiven van de wijnstok. Hij kan de stoutmoedigsten de moed benemen en hen lafhartig maken, want Hij is, of zal zijn, de koningen van de aarde vreeslijk, en vroeg of laat zal Hij, indien zij niet zo wijs zijn om zich te onderwerpen aan Hem, hen noodzaken om tevergeefs tot de rotsen en bergen te roepen om op hen te vallen en hen te verbergen voor Zijn toorn, Revelation 6:16. Daar er niet te strijden valt met God, is het evenzeer onze wijsheid als onze plicht om ons aan Hem te onderwerpen.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 76". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/psalms-76.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile