Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Psalmen 128

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 128

Evenals de vorige, is ook dit een psalm voor het gezin. In de vorige werd ons geleerd dat de voorspoed van de gezinnen afhangt van de zegen van God, in deze wordt ons geleerd dat het enige middel om die zegen te verkrijgen, die ons gezin vrede en voorspoed geeft, is te leven in de vreze Gods en in gehoorzaamheid aan Hem. Zij, die dit doen, zullen in het algemeen gezegend zijn, Psalms 128:1, Psalms 128:2, Psalms 128:4. In het bijzonder:

I. Zij zullen voorspoedig zijn in hun arbeid, Psalms 128:2.

II. Hun betrekkingen zullen aangenaam wezen, Psalms 128:3.

III. Zij zullen het beleven dat hun kinderen grootgebracht zijn, Psalms 128:6.

IV. Zij zullen de voldoening hebben om Gods kerk in bloeiende toestand te zien, Psalms 128:5, Psalms 128:6. Wij moeten deze psalm zingen in het vaste geloof aan deze waarheid, dat Godsdienst en vroomheid zeer bevorderlijk zijn aan uitwendige voorspoed, God er de lof voor gevende dat het zo is, en dat wij het aldus bevonden hebben en onszelf en elkaar er mee aanmoedigende.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 128

Evenals de vorige, is ook dit een psalm voor het gezin. In de vorige werd ons geleerd dat de voorspoed van de gezinnen afhangt van de zegen van God, in deze wordt ons geleerd dat het enige middel om die zegen te verkrijgen, die ons gezin vrede en voorspoed geeft, is te leven in de vreze Gods en in gehoorzaamheid aan Hem. Zij, die dit doen, zullen in het algemeen gezegend zijn, Psalms 128:1, Psalms 128:2, Psalms 128:4. In het bijzonder:

I. Zij zullen voorspoedig zijn in hun arbeid, Psalms 128:2.

II. Hun betrekkingen zullen aangenaam wezen, Psalms 128:3.

III. Zij zullen het beleven dat hun kinderen grootgebracht zijn, Psalms 128:6.

IV. Zij zullen de voldoening hebben om Gods kerk in bloeiende toestand te zien, Psalms 128:5, Psalms 128:6. Wij moeten deze psalm zingen in het vaste geloof aan deze waarheid, dat Godsdienst en vroomheid zeer bevorderlijk zijn aan uitwendige voorspoed, God er de lof voor gevende dat het zo is, en dat wij het aldus bevonden hebben en onszelf en elkaar er mee aanmoedigende.

Verzen 1-6

Psalm 128:1-6

Hier wordt aangetoond dat de Godzaligheid de belofte heeft des tegenwoordigen en des toekomenden levens.

I. Telkens en nogmaals wordt het hier als een ontwijfelbare waarheid vastgesteld, dat zij die waarlijk heilig zijn, waarlijk gelukkig zijn. Zij, van wier gelukzalige staat wij hier verzekerd worden, zijn de zodanigen, die de Heere vrezen en in Zijn wegen wandelen, in hun hart een diepe eerbied koesteren voor God en dit tonen door zich steeds in alles te gedragen naar Zijn wil. Waar de vreze Gods een heersend beginsel is in het hart, daar zal de levenswandel er mee in overeenstemming zijn. Tevergeefs beweren wij tot hen te behoren, die de Heere vrezen, als wij er geen gewetenszaak van maken om ons te houden op Zijn weg, en niet te beuzelen op die weg en er niet van af te wijken. De zodanigen zijn welgelukzalig, Psalms 128:1, en zullen gezegend worden, Psalms 128:4. God heeft hen gezegend, en doordat Hij hen gezegend noemt, zijn zij het. Zij zijn thans gezegend, en zullen voor eeuwig gezegend, dat is zalig zijn. Deze zaligheid, voortkomende uit die zegen, wordt hier verzekerd:

1. Aan al de heiligen in het algemeen. Welgelukzalig is een iegelijk, die de Heere vreest, een iegelijk, wie hij ook zij, in allen volke, die God vreest en gerechtigheid werkt, is Hem aangenaam, en daarom is hij gezegend welgelukzalig. Of hij hoog is of gering, rijk is of arm in de wereld, zo de Godsdienst hem regeert en bestuurt, zal hij hem beschermen en verrijken.

2. Aan zo'n heilige in het bijzonder, alzo zal zeker de man gezegend worden, niet alleen het volk, de kerk in haar openbare hoedanigheid, maar de afzonderlijke persoon in zijn bijzondere belangen.

3. Wij worden hier aangemoedigd om dit op onszelf toe te passen, Psalms 128:2. "Welgelukzalig zult gij zijn, gij kunt u de belofte toeëigenen en er de vertroosting van smaken, er de weldaad en het voordeel van verwachten, alsof zij tot u met name gericht was, indien gij God vreest en in Zijn wegen wandelt, welgelukzalig zult gij zijn, dat is: het zal wel met u wezen, wat u ook overkome, er zal goeds uit voortkomen, het zal wel met u wezen, terwijl gij leeft, het zal nog beter met u wezen, als gij sterft, en het beste met u wezen in de eeuwigheid." Het wordt verzekerd met een aandachtsteken, Psalms 128:4. Zie, alzo zal zeker die man gezegend worden, zie het door geloof in de belofte, zie het door waarneming in de vervulling van de belofte, zie het met verzekerdheid, dat het zo zijn zal, want God is getrouw, en met bewondering dat het zo zijn zou, want wij verdienen geen gunst, geen zegen van Hem.

II. Er worden hier aan bijzondere personen beloften gedaan, waarop zij kunnen staatmaken, in zoverre het tot Gods heerlijkheid is en tot hun welzijn, en dat is genoeg.

1. Dat zij door de zegen van God een goed en eerlijk levensonderhoud zullen hebben. Er is niet beloofd dat zij op hun gemak zullen leven, zonder zorg en moeite, maar gij zult eten de arbeid uwer handen. Hier is een dubbele belofte:

a. Dat zij iets te doen zullen hebben, (want een lui leven is een ongelukkig, armzalig leven) kracht en gezondheid zullen hebben en geestvermogens om het te doen niet genoodzaakt zullen zijn om van anderen afhankelijk te zijn voor het noodzakelijke voedsel, en te leven zoals de onbekwame armen, van de arbeid van anderen. Het is evenzeer een zegen als een plicht om met stilheid werkende ons eigen brood te eten, 2 Thessalonians 3:12.

b. Dat zij zullen welslagen in hun arbeid, dat zij en de hunnen wat zij verkrijgen zullen genieten, anderen zullen niet komen om hun het brood uit de mond te nemen, noch zal het hun ontnomen worden door verdrukkende heersers of invallende vijanden. God zal er niet in blazen, zoals Hij gedaan heeft, Haggai 1:9, en door Zijn zegen zal een weinig ver kunnen reiken. Het is zeer aangenaam om de vruchten van onze eigen vlijt te genieten, evenals de slaap zo is ook het voedsel des arbeiders zoet.

2. Dat zij veel genot en genoegen zullen smaken in hun familiebetrekkingen. Gelijk een vrouw en kinderen een grote zorg zijn voor een man, zo zijn zij ook, indien zij door de genade Gods zijn wat zij wezen moeten, een zeer groot genot voor een man.

a. De vrouw zal wezen als een vruchtbare wijnstok aan de zijden van het huis, niet slechts als een uitgespreide wijnstok, die tot sieraad dient, maar als een vruchtbare wijnstok, die tot voordeel is, en door welks vrucht God en de mensen geëerd worden. Judges 9:13. De wijnstok is een zwakke, tere plant, die ondersteund en gekoesterd moet worden, maar een zeer kostbare plant, en sommigen denken (omdat al de voortbrengselen ervan de nazireërs verboden waren) dat hij de boom van de kennis was. De plaats van de huisvrouw is in het huis van haar man, daar is haar werk, dat is haar kasteel. Waar is Sara uw huisvrouw? Zie, in de tent. Waar zou zij anders wezen? Haar plaats is aan de zijden van het huis, niet onder de voet om vertreden te worden, noch boven op het huis om te heersen, als zij daar wel is, dan is zij slechts als het gras op de daken in de volgenden psalm, maar aan de zijde van het huis, een ribbe zijnde uit de zijde des mans zal zij een liefhebbende vrouw zijn, zoals de wijnstok, die zich aan de zijde van het huis vasthecht, een gehoorzame vrouw, zoals de wijnplant, die buigzaam is, en groeit waar zij heengeleid wordt. Zij zal, evenals de wijnstok vruchtbaar zijn, niet slechts in kinderen, maar in de vruchten van wijsheid, en rechtvaardigheid, en een goed bestuur, welks takken over de muur lopen, Genesis 49:22, Psalms 80:12, als een vruchtbare wijnstok, niet onnut de grond beslaande of stinkende druiven voortbrengende of druiven van Sodom, maar goede vruchten.

b. De kinderen zullen zijn als olijfplanten, die waarschijnlijk mettertijd olijfbomen zullen worden, en hoewel van nature wild zijnde, toch in de goede olijfboom zijn ingeënt, en de wortels en de vettigheid ervan deelachtig zijn, Romans 11:17. Het is aangenaam voor ouders die een gedekte tafel hebben, al is het ook slechts met geheel gewoon voedsel, hun kinderen er rondom te zien, vele kinderen te hebben, genoeg om de tafel te omringen, ze tehuis te hebben, zodat zij dus niet verstrooid zijn noch de ouders met geweld van hen verdreven zijn. Job wijst er op als een voornaam bewijs van zijn vroegere voorspoed, dat zijn kinderen rondom hem waren, Job 29:5. Ouders zien hun kinderen gaarne aan hun tafel om aangename tafelgesprekken levendig te houden, hen gezond en verlangend naar spijzen te zien en niet naar medicijnen, hen als olijfplanten te zien, recht en groen, het sap indrinkende van hun goede opvoeding en de waarschijnlijkheid biedende van mettertijd goede diensten te zullen bewijzen.

3. Dat zij het goede zullen hebben, dat God beloofd heeft en waar zij om bidden. De Heere zal u zegenen uit Zion, waar de ark des verbonds is, en waarheen de vrome Israëlieten zich begeven tot gebed en Godsverering. Zegeningen uit Zion zijn de beste zegeningen, die voortkomen, niet uit Gods gewone voorzienigheid, maar uit bijzondere genade, Psalms 20:3.

4. Dat zij lang zullen leven om het lieflijke te genieten van het opkomend geslacht. Wij zult uw kindskinderen zien, zoals Jozef, Genesis 50:23. Uw gezin zal gebouwd en in wezen worden gehouden, en gij zult het genoegen smaken van het te zien." Als kindskinderen goede kinderen zijn, zijn zij de kroon van de ouden, Proverbs 17:6, die gewoonlijk grote liefde voor hen koesteren.

5. Dat zij het welvaren zullen zien van Gods kerk en van hun vaderland, waar ieder, die God vreest, geen minder belang in stelt dan in de voorspoed van zijn eigen gezin. "Gij zult gezegend zijn in Zions zegen, en u aldus gezegend achten. Gij zult het goede van Jeruzalem aanschouwen, zolang gij leeft, ofschoon gij lang leeft, en uw eigen gerieflijkheden en gemakken zullen niet voor u verbitterd worden door openbare rampen." Een Godvruchtige zou er weinig vertroosting in kunnen smaken om zijn kindskinderen te zien, zo hij daarbij ook niet vrede ziet over Israël en de hoop heeft om het erfdeel van de Godsdienst zuiver en ongeschonden na te laten aan hen, die na hem komen, want dat is het beste erfdeel.

Verzen 1-6

Psalm 128:1-6

Hier wordt aangetoond dat de Godzaligheid de belofte heeft des tegenwoordigen en des toekomenden levens.

I. Telkens en nogmaals wordt het hier als een ontwijfelbare waarheid vastgesteld, dat zij die waarlijk heilig zijn, waarlijk gelukkig zijn. Zij, van wier gelukzalige staat wij hier verzekerd worden, zijn de zodanigen, die de Heere vrezen en in Zijn wegen wandelen, in hun hart een diepe eerbied koesteren voor God en dit tonen door zich steeds in alles te gedragen naar Zijn wil. Waar de vreze Gods een heersend beginsel is in het hart, daar zal de levenswandel er mee in overeenstemming zijn. Tevergeefs beweren wij tot hen te behoren, die de Heere vrezen, als wij er geen gewetenszaak van maken om ons te houden op Zijn weg, en niet te beuzelen op die weg en er niet van af te wijken. De zodanigen zijn welgelukzalig, Psalms 128:1, en zullen gezegend worden, Psalms 128:4. God heeft hen gezegend, en doordat Hij hen gezegend noemt, zijn zij het. Zij zijn thans gezegend, en zullen voor eeuwig gezegend, dat is zalig zijn. Deze zaligheid, voortkomende uit die zegen, wordt hier verzekerd:

1. Aan al de heiligen in het algemeen. Welgelukzalig is een iegelijk, die de Heere vreest, een iegelijk, wie hij ook zij, in allen volke, die God vreest en gerechtigheid werkt, is Hem aangenaam, en daarom is hij gezegend welgelukzalig. Of hij hoog is of gering, rijk is of arm in de wereld, zo de Godsdienst hem regeert en bestuurt, zal hij hem beschermen en verrijken.

2. Aan zo'n heilige in het bijzonder, alzo zal zeker de man gezegend worden, niet alleen het volk, de kerk in haar openbare hoedanigheid, maar de afzonderlijke persoon in zijn bijzondere belangen.

3. Wij worden hier aangemoedigd om dit op onszelf toe te passen, Psalms 128:2. "Welgelukzalig zult gij zijn, gij kunt u de belofte toeëigenen en er de vertroosting van smaken, er de weldaad en het voordeel van verwachten, alsof zij tot u met name gericht was, indien gij God vreest en in Zijn wegen wandelt, welgelukzalig zult gij zijn, dat is: het zal wel met u wezen, wat u ook overkome, er zal goeds uit voortkomen, het zal wel met u wezen, terwijl gij leeft, het zal nog beter met u wezen, als gij sterft, en het beste met u wezen in de eeuwigheid." Het wordt verzekerd met een aandachtsteken, Psalms 128:4. Zie, alzo zal zeker die man gezegend worden, zie het door geloof in de belofte, zie het door waarneming in de vervulling van de belofte, zie het met verzekerdheid, dat het zo zijn zal, want God is getrouw, en met bewondering dat het zo zijn zou, want wij verdienen geen gunst, geen zegen van Hem.

II. Er worden hier aan bijzondere personen beloften gedaan, waarop zij kunnen staatmaken, in zoverre het tot Gods heerlijkheid is en tot hun welzijn, en dat is genoeg.

1. Dat zij door de zegen van God een goed en eerlijk levensonderhoud zullen hebben. Er is niet beloofd dat zij op hun gemak zullen leven, zonder zorg en moeite, maar gij zult eten de arbeid uwer handen. Hier is een dubbele belofte:

a. Dat zij iets te doen zullen hebben, (want een lui leven is een ongelukkig, armzalig leven) kracht en gezondheid zullen hebben en geestvermogens om het te doen niet genoodzaakt zullen zijn om van anderen afhankelijk te zijn voor het noodzakelijke voedsel, en te leven zoals de onbekwame armen, van de arbeid van anderen. Het is evenzeer een zegen als een plicht om met stilheid werkende ons eigen brood te eten, 2 Thessalonians 3:12.

b. Dat zij zullen welslagen in hun arbeid, dat zij en de hunnen wat zij verkrijgen zullen genieten, anderen zullen niet komen om hun het brood uit de mond te nemen, noch zal het hun ontnomen worden door verdrukkende heersers of invallende vijanden. God zal er niet in blazen, zoals Hij gedaan heeft, Haggai 1:9, en door Zijn zegen zal een weinig ver kunnen reiken. Het is zeer aangenaam om de vruchten van onze eigen vlijt te genieten, evenals de slaap zo is ook het voedsel des arbeiders zoet.

2. Dat zij veel genot en genoegen zullen smaken in hun familiebetrekkingen. Gelijk een vrouw en kinderen een grote zorg zijn voor een man, zo zijn zij ook, indien zij door de genade Gods zijn wat zij wezen moeten, een zeer groot genot voor een man.

a. De vrouw zal wezen als een vruchtbare wijnstok aan de zijden van het huis, niet slechts als een uitgespreide wijnstok, die tot sieraad dient, maar als een vruchtbare wijnstok, die tot voordeel is, en door welks vrucht God en de mensen geëerd worden. Judges 9:13. De wijnstok is een zwakke, tere plant, die ondersteund en gekoesterd moet worden, maar een zeer kostbare plant, en sommigen denken (omdat al de voortbrengselen ervan de nazireërs verboden waren) dat hij de boom van de kennis was. De plaats van de huisvrouw is in het huis van haar man, daar is haar werk, dat is haar kasteel. Waar is Sara uw huisvrouw? Zie, in de tent. Waar zou zij anders wezen? Haar plaats is aan de zijden van het huis, niet onder de voet om vertreden te worden, noch boven op het huis om te heersen, als zij daar wel is, dan is zij slechts als het gras op de daken in de volgenden psalm, maar aan de zijde van het huis, een ribbe zijnde uit de zijde des mans zal zij een liefhebbende vrouw zijn, zoals de wijnstok, die zich aan de zijde van het huis vasthecht, een gehoorzame vrouw, zoals de wijnplant, die buigzaam is, en groeit waar zij heengeleid wordt. Zij zal, evenals de wijnstok vruchtbaar zijn, niet slechts in kinderen, maar in de vruchten van wijsheid, en rechtvaardigheid, en een goed bestuur, welks takken over de muur lopen, Genesis 49:22, Psalms 80:12, als een vruchtbare wijnstok, niet onnut de grond beslaande of stinkende druiven voortbrengende of druiven van Sodom, maar goede vruchten.

b. De kinderen zullen zijn als olijfplanten, die waarschijnlijk mettertijd olijfbomen zullen worden, en hoewel van nature wild zijnde, toch in de goede olijfboom zijn ingeënt, en de wortels en de vettigheid ervan deelachtig zijn, Romans 11:17. Het is aangenaam voor ouders die een gedekte tafel hebben, al is het ook slechts met geheel gewoon voedsel, hun kinderen er rondom te zien, vele kinderen te hebben, genoeg om de tafel te omringen, ze tehuis te hebben, zodat zij dus niet verstrooid zijn noch de ouders met geweld van hen verdreven zijn. Job wijst er op als een voornaam bewijs van zijn vroegere voorspoed, dat zijn kinderen rondom hem waren, Job 29:5. Ouders zien hun kinderen gaarne aan hun tafel om aangename tafelgesprekken levendig te houden, hen gezond en verlangend naar spijzen te zien en niet naar medicijnen, hen als olijfplanten te zien, recht en groen, het sap indrinkende van hun goede opvoeding en de waarschijnlijkheid biedende van mettertijd goede diensten te zullen bewijzen.

3. Dat zij het goede zullen hebben, dat God beloofd heeft en waar zij om bidden. De Heere zal u zegenen uit Zion, waar de ark des verbonds is, en waarheen de vrome Israëlieten zich begeven tot gebed en Godsverering. Zegeningen uit Zion zijn de beste zegeningen, die voortkomen, niet uit Gods gewone voorzienigheid, maar uit bijzondere genade, Psalms 20:3.

4. Dat zij lang zullen leven om het lieflijke te genieten van het opkomend geslacht. Wij zult uw kindskinderen zien, zoals Jozef, Genesis 50:23. Uw gezin zal gebouwd en in wezen worden gehouden, en gij zult het genoegen smaken van het te zien." Als kindskinderen goede kinderen zijn, zijn zij de kroon van de ouden, Proverbs 17:6, die gewoonlijk grote liefde voor hen koesteren.

5. Dat zij het welvaren zullen zien van Gods kerk en van hun vaderland, waar ieder, die God vreest, geen minder belang in stelt dan in de voorspoed van zijn eigen gezin. "Gij zult gezegend zijn in Zions zegen, en u aldus gezegend achten. Gij zult het goede van Jeruzalem aanschouwen, zolang gij leeft, ofschoon gij lang leeft, en uw eigen gerieflijkheden en gemakken zullen niet voor u verbitterd worden door openbare rampen." Een Godvruchtige zou er weinig vertroosting in kunnen smaken om zijn kindskinderen te zien, zo hij daarbij ook niet vrede ziet over Israël en de hoop heeft om het erfdeel van de Godsdienst zuiver en ongeschonden na te laten aan hen, die na hem komen, want dat is het beste erfdeel.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 128". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/psalms-128.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile