Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 107". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/psalms-107.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 107". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 107In de twee voorgaande psalmen had de psalmist de wijsheid, macht en goedheid van God bezongen in zijn handelingen met zijn kerk in het bijzonder, thans let hij op sommige van de voorbeelden van zijn voorzienige zorg over de kinderen van de mensen in het algemeen, inzonderheid in hun benauwdheden, want Hij is niet alleen Koning van de heiligen, maar ook Koning van de volken niet alleen de God van Israël, maar de God van de gehele aarde en de algemene Vader van geheel de mensheid. Hoewel dit nu inzonderheid betrekking kan hebben op Israëlieten in hun persoonlijke hoedanigheid, waren er toch van de zodanigen, die niet behoorden tot het burgerschap Israëls, maar toch aanbidders waren van de ware God, en zelfs zij, die beelden aanbaden, hadden toch enige kennis van een opperste Numen, tot wie als ze in dringende nood waren, zij opzagen boven al hun valse goden. En voor dezen, die baden in hun benauwdheid, heeft God zeer bijzonder zorg gedragen.
I. Hij noemt sommige van de meest gewone rampen van het menselijk leven, en toont aan hoe God hen, die er onder lijden, ondersteunt in verhoring van hun gebed.
1. Ballingschap en verstrooiing, Psalms 107:2..
2. Gevangenschap, Psalms 107:10.
3. Ziekte van lichaam, Psalms 107:17..
4. Gevaar op zee: Psalms 107:23..
Dezen zijn genomen voor alle gelijksoortige gevaren, in welke zij, die tot God riepen. Hem altijd bevonden hebben een hulp te zijn in benauwdheden.
II. Hij noemt de verscheidenheid en wisselvalligheden van de gebeurtenissen betreffende volken en geslachten, in welke alle Gods hand gezien moet worden door Zijn eigen volk met blijde erkentenis van Zijn goedheid, Psalms 107:33. Als wij ons in deze of dergelijke benauwdheden bevinden, dan zal het troostrijk zijn om deze psalm te zingen met toepassing op onszelf, maar zo wij ons daar niet In bevinden, anderen bevinden er zich wel in of hebben er zich in bevonden, en het betaamt ons Gode de eer te geven van hun verlossing, want wij zijn elkanders leden.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 107In de twee voorgaande psalmen had de psalmist de wijsheid, macht en goedheid van God bezongen in zijn handelingen met zijn kerk in het bijzonder, thans let hij op sommige van de voorbeelden van zijn voorzienige zorg over de kinderen van de mensen in het algemeen, inzonderheid in hun benauwdheden, want Hij is niet alleen Koning van de heiligen, maar ook Koning van de volken niet alleen de God van Israël, maar de God van de gehele aarde en de algemene Vader van geheel de mensheid. Hoewel dit nu inzonderheid betrekking kan hebben op Israëlieten in hun persoonlijke hoedanigheid, waren er toch van de zodanigen, die niet behoorden tot het burgerschap Israëls, maar toch aanbidders waren van de ware God, en zelfs zij, die beelden aanbaden, hadden toch enige kennis van een opperste Numen, tot wie als ze in dringende nood waren, zij opzagen boven al hun valse goden. En voor dezen, die baden in hun benauwdheid, heeft God zeer bijzonder zorg gedragen.
I. Hij noemt sommige van de meest gewone rampen van het menselijk leven, en toont aan hoe God hen, die er onder lijden, ondersteunt in verhoring van hun gebed.
1. Ballingschap en verstrooiing, Psalms 107:2..
2. Gevangenschap, Psalms 107:10.
3. Ziekte van lichaam, Psalms 107:17..
4. Gevaar op zee: Psalms 107:23..
Dezen zijn genomen voor alle gelijksoortige gevaren, in welke zij, die tot God riepen. Hem altijd bevonden hebben een hulp te zijn in benauwdheden.
II. Hij noemt de verscheidenheid en wisselvalligheden van de gebeurtenissen betreffende volken en geslachten, in welke alle Gods hand gezien moet worden door Zijn eigen volk met blijde erkentenis van Zijn goedheid, Psalms 107:33. Als wij ons in deze of dergelijke benauwdheden bevinden, dan zal het troostrijk zijn om deze psalm te zingen met toepassing op onszelf, maar zo wij ons daar niet In bevinden, anderen bevinden er zich wel in of hebben er zich in bevonden, en het betaamt ons Gode de eer te geven van hun verlossing, want wij zijn elkanders leden.
Verzen 1-9
Psalm 107:1-9I. Hier is een algemene oproep aan alle mensen om Gode dank te zeggen, Psalms 107:1. Laat allen, die deze psalm zingen of biddend overdenken, er zich toe zetten om de Heere te danken, en zij, die geen bijzondere reden hebben tot lof en dank, kunnen zich genoegzaam van de stof er toe voorzien uit de algemene goedheid van God. Hij is goed in de bron, in de stromen is Zijn goedheid tot in eeuwigheid en faalt nooit.
II. Een bijzondere eis hiervoor gedaan aan de bevrijden des Heeren, hetgeen wel geestelijk toegepast kan worden op hen, die deel hebben aan de grote Verlosser, en door Hem bevrijd zijn van de zonde en de hel. Van alle mensen hebben zij het meeste reden om te zeggen dat God goed is en dat Zijn goedertierenheid tot in eeuwigheid is, deze zijn de kinderen Gods die verstrooid waren, en om welke uit alle landen tot een te vergaderen, Christus gestorven is, John 11:52, Matthew 24:31. Maar hier schijnt het bedoeld te zijn van een tijdelijke bevrijding, die voor hen gewrocht werd toen zij in hun benauwdheid tot de Heere riepen, Psalms 107:6. Is iemand in lijden? Dat hij bidde. Bidt iemand? God zal gewis horen en helpen. Als de benauwdheden op het hoogste zijn gekomen, dan is dit des mensen tijd om te roepen, zij, die tevoren slechts een gebed fluisterden, zullen dan luide roepen, en dan is het Gods tijd om te hulp te komen.
1. Zij waren in eens vijands land, maar God heeft hun bevrijding gewerkt. Hij heeft hen van de hand des wederpartijders bevrijd, Psalms 107:2, niet door kracht of geweld, misschien, Zacheria 4:6, noch voor prijs of geschenk, Isaiah 15:13, maar door de Geest Gods werkende op de geest van mensen.
2. Zij waren verstrooid als verworpelingen, maar God heeft hen vergaderd uit alle landen, waarheen zij in de dag van de wolk en van de donkerheid verstrooid waren. Zie Deuteronomy 30:4, Ezechiël 34:12. God kent degenen, die de Zijnen zijn, en weet waar hen te vinden.
3. Zij waren verlegen, verbijsterd, hadden geen weg om op te gaan, geen verblijfplaats om in uit te rusten, Psalms 107:4. Toen zij verlost waren uit de hand des wederpartijders en verzameld waren uit de landen, waren zij in gevaar om op hun terugreis door de dorre, onvruchtbare woestijnen om te komen, daar er geen begane weg in was en geen gezelschap gevonden werd. Het was een eenzame weg, geen herberg, geen gerieflijkheden voor de reiziger, geen bewoonde stad, waar zij nachtverblijf en voedsel konden vinden. Maar God heeft hen op de rechten weg geleid, Psalms 107:7, leidde hen naar een herberg, ja leidde hen naar een tehuis, opdat zij zouden gaan naar een stad ter woning, een bewoonde stad, ja die zij zelf zouden bewonen. Dit kan zien op arme reizigers in het algemeen, die inzonderheid, wier weg door de woestijn van Arabië liep, waarin zij, naar wij kunnen onderstellen, dikwijls verdwaald waren, en toch zijn velen in die benauwdheid wonderbaarlijk geholpen en gered, zodat slechts weinigen omkwamen. Wij behoren acht te geven op Gods goede hand over ons op onze reizen, uitgaande en inkomende, ons leidende op onze weg, en plaatsen voor ons voorziende beide om ons in te verversen en in uit te rusten. Of wel het ziet zoals sommigen denken op de omwandelingen van de kinderen Israëls gedurende veertig jaren in de woestijn. Er wordt gezegd, Deuteronomy 32:10, hij voerde hen rondom, en toch heet het hier: Hij leidde hen op een rechten weg. Gods weg kan ons wel een omweg toeschijnen, meer aan het einde zal hij blijken de rechte weg te zijn. Het is van toepassing op onze toestand in deze wereld, wij zijn hier als in een woestijn, hebben hier geen blijvende stad, maar wonen als gasten en vreemdelingen in tenten, maar wij zijn onder de leiding van een wijze en goede voorzienigheid, en als wij ons daaraan overgeven en toevertrouwen, dan zullen wij in de rechte weg geleid worden naar een stad, die fondamenten heeft.
4. Zij waren op het punt van honger om te komen, Psalms 107:5. Hun ziel was in hen overstelpt, zij waren uitgeput van vermoeienis, op het punt van te bezwijken uit gebrek aan voedsel. Zij, die gedurig overvloed hebben, elke dag ten volle verzadigd worden, weten niet hoe ellendig het is om honger en dorst te lijden en geen voorraad van spijs en drank te hebben. Dit was soms het geval met Israël in de woestijn, en misschien van andere arme reizigers, maar Gods voorzienigheid vindt middelen om de dorstige ziel te verzadigen en de hongerige ziel met goed te vervullen, Psalms 107:9. In Israëls gebrek werd tijdig voorzien, en velen zijn wonderbaarlijk geholpen toen zij op het punt waren van om te komen. Dezelfde God, die ons heeft geleid, heeft ons gevoed, ons leven lang, tot op de huidigen dag. Hij heeft de ziel van voedsel voorzien en de hongerige ziel met goed vervuld. Zij, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, naar God, de levende God, en naar gemeenschap met Hem, zullen overvloedig verzadigd worden met het goede van Zijn huis, beide in genade en eer.
Voor dit alles nu worden zij, die genade ontvangen hebben, opgeroepen om Gode dank te zeggen, Hem te loven, Psalms 107:8. Laat hen (die aldus genadiglijk door God geholpen en gered zijn) voor de Heere Zijn goedertierenheid loven Zijn goedertierenheid jegens hen in het bijzonder, en Zijn wonderwerken voor de andere kinderen der mensen. Gods werken van genade zijn wonderwerken, werken van wonderbare kracht, in aanmerking genomen de zwakheid, en van wonderbare genade, in aanmerking genomen de onwaardigheid van hen, aan wie Hij genade bewijst. Het wordt van hen, die genade van God ontvangen, verwacht dat zij Hem lof en dank zullen vergelden. Wij moeten Gods goedheid erkennen jegens de kinderen der mensen, zowel als jegens de kinderen van God, jegens anderen, zowel als jegens onszelf.
Verzen 1-9
Psalm 107:1-9I. Hier is een algemene oproep aan alle mensen om Gode dank te zeggen, Psalms 107:1. Laat allen, die deze psalm zingen of biddend overdenken, er zich toe zetten om de Heere te danken, en zij, die geen bijzondere reden hebben tot lof en dank, kunnen zich genoegzaam van de stof er toe voorzien uit de algemene goedheid van God. Hij is goed in de bron, in de stromen is Zijn goedheid tot in eeuwigheid en faalt nooit.
II. Een bijzondere eis hiervoor gedaan aan de bevrijden des Heeren, hetgeen wel geestelijk toegepast kan worden op hen, die deel hebben aan de grote Verlosser, en door Hem bevrijd zijn van de zonde en de hel. Van alle mensen hebben zij het meeste reden om te zeggen dat God goed is en dat Zijn goedertierenheid tot in eeuwigheid is, deze zijn de kinderen Gods die verstrooid waren, en om welke uit alle landen tot een te vergaderen, Christus gestorven is, John 11:52, Matthew 24:31. Maar hier schijnt het bedoeld te zijn van een tijdelijke bevrijding, die voor hen gewrocht werd toen zij in hun benauwdheid tot de Heere riepen, Psalms 107:6. Is iemand in lijden? Dat hij bidde. Bidt iemand? God zal gewis horen en helpen. Als de benauwdheden op het hoogste zijn gekomen, dan is dit des mensen tijd om te roepen, zij, die tevoren slechts een gebed fluisterden, zullen dan luide roepen, en dan is het Gods tijd om te hulp te komen.
1. Zij waren in eens vijands land, maar God heeft hun bevrijding gewerkt. Hij heeft hen van de hand des wederpartijders bevrijd, Psalms 107:2, niet door kracht of geweld, misschien, Zacheria 4:6, noch voor prijs of geschenk, Isaiah 15:13, maar door de Geest Gods werkende op de geest van mensen.
2. Zij waren verstrooid als verworpelingen, maar God heeft hen vergaderd uit alle landen, waarheen zij in de dag van de wolk en van de donkerheid verstrooid waren. Zie Deuteronomy 30:4, Ezechiël 34:12. God kent degenen, die de Zijnen zijn, en weet waar hen te vinden.
3. Zij waren verlegen, verbijsterd, hadden geen weg om op te gaan, geen verblijfplaats om in uit te rusten, Psalms 107:4. Toen zij verlost waren uit de hand des wederpartijders en verzameld waren uit de landen, waren zij in gevaar om op hun terugreis door de dorre, onvruchtbare woestijnen om te komen, daar er geen begane weg in was en geen gezelschap gevonden werd. Het was een eenzame weg, geen herberg, geen gerieflijkheden voor de reiziger, geen bewoonde stad, waar zij nachtverblijf en voedsel konden vinden. Maar God heeft hen op de rechten weg geleid, Psalms 107:7, leidde hen naar een herberg, ja leidde hen naar een tehuis, opdat zij zouden gaan naar een stad ter woning, een bewoonde stad, ja die zij zelf zouden bewonen. Dit kan zien op arme reizigers in het algemeen, die inzonderheid, wier weg door de woestijn van Arabië liep, waarin zij, naar wij kunnen onderstellen, dikwijls verdwaald waren, en toch zijn velen in die benauwdheid wonderbaarlijk geholpen en gered, zodat slechts weinigen omkwamen. Wij behoren acht te geven op Gods goede hand over ons op onze reizen, uitgaande en inkomende, ons leidende op onze weg, en plaatsen voor ons voorziende beide om ons in te verversen en in uit te rusten. Of wel het ziet zoals sommigen denken op de omwandelingen van de kinderen Israëls gedurende veertig jaren in de woestijn. Er wordt gezegd, Deuteronomy 32:10, hij voerde hen rondom, en toch heet het hier: Hij leidde hen op een rechten weg. Gods weg kan ons wel een omweg toeschijnen, meer aan het einde zal hij blijken de rechte weg te zijn. Het is van toepassing op onze toestand in deze wereld, wij zijn hier als in een woestijn, hebben hier geen blijvende stad, maar wonen als gasten en vreemdelingen in tenten, maar wij zijn onder de leiding van een wijze en goede voorzienigheid, en als wij ons daaraan overgeven en toevertrouwen, dan zullen wij in de rechte weg geleid worden naar een stad, die fondamenten heeft.
4. Zij waren op het punt van honger om te komen, Psalms 107:5. Hun ziel was in hen overstelpt, zij waren uitgeput van vermoeienis, op het punt van te bezwijken uit gebrek aan voedsel. Zij, die gedurig overvloed hebben, elke dag ten volle verzadigd worden, weten niet hoe ellendig het is om honger en dorst te lijden en geen voorraad van spijs en drank te hebben. Dit was soms het geval met Israël in de woestijn, en misschien van andere arme reizigers, maar Gods voorzienigheid vindt middelen om de dorstige ziel te verzadigen en de hongerige ziel met goed te vervullen, Psalms 107:9. In Israëls gebrek werd tijdig voorzien, en velen zijn wonderbaarlijk geholpen toen zij op het punt waren van om te komen. Dezelfde God, die ons heeft geleid, heeft ons gevoed, ons leven lang, tot op de huidigen dag. Hij heeft de ziel van voedsel voorzien en de hongerige ziel met goed vervuld. Zij, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, naar God, de levende God, en naar gemeenschap met Hem, zullen overvloedig verzadigd worden met het goede van Zijn huis, beide in genade en eer.
Voor dit alles nu worden zij, die genade ontvangen hebben, opgeroepen om Gode dank te zeggen, Hem te loven, Psalms 107:8. Laat hen (die aldus genadiglijk door God geholpen en gered zijn) voor de Heere Zijn goedertierenheid loven Zijn goedertierenheid jegens hen in het bijzonder, en Zijn wonderwerken voor de andere kinderen der mensen. Gods werken van genade zijn wonderwerken, werken van wonderbare kracht, in aanmerking genomen de zwakheid, en van wonderbare genade, in aanmerking genomen de onwaardigheid van hen, aan wie Hij genade bewijst. Het wordt van hen, die genade van God ontvangen, verwacht dat zij Hem lof en dank zullen vergelden. Wij moeten Gods goedheid erkennen jegens de kinderen der mensen, zowel als jegens de kinderen van God, jegens anderen, zowel als jegens onszelf.
Verzen 10-16
Psalm 107:10-16Wij moeten nota nemen van de goedheid Gods jegens gevangenen en gebondenen.
Merk op:
1. De beschrijving van deze ellende. Gevangenen worden gezegd in duisternis te zitten in donkere kerkerholen, in strenge gevangenschap Het geeft te kennen dat zij eenzaam, verlaten en troosteloos zijn, zij zitten in schaduw des doods, hetgeen niet slechts grote ellende en benauwdheid aanduidt, maar ook groot gevaar. Dikwijls zijn gevangenen ter dood veroordeeld, zij wanhopen aan bevrijding. Zij zijn gebonden met verdrukking, en menigmaal met ijzer, zoals Jozef. Zo zwaar een ramp is gevangenschap, hetgeen ons de vrijheid moet doen waarderen, en er ons dankbaar voor moet maken.
2. De oorzaak van deze beproeving, Psalms 107:11. Het is omdat zij weerspannig waren geweest tegen de woorden Gods. Moedwillige zonde is rebellie tegen de woorden Gods, het is een tegenspreken van Zijn waarheden en een verbreking van Zijn wetten. De raad des Allerhoogsten hebben zij onwaardiglijk verworpen, zij dachten dat zij hem niet nodig hadden, en dat hij hun toch ook geen nut of voordeel kon aanbrengen, en zij, die niet geraden willen worden, kunnen niet worden geholpen. Zij, die de profetie verachten, die geen achtslaan op de waarschuwingen van hun consciëntie verwerpen onwaardiglijk de raad des Allerhoogsten, en hierom zijn zij gebonden met verdrukking, zowel om hen te straffen voor hun rebellie als om er hen van te doen aflaten.
3. Het doel van deze beproeving, en dit was hun hart te vernederen, Psalms 107:12, hen te verootmoedigen voor de zonde, hen klein te maken in hun eigen ogen, elke hoogmoedige gedachte neer te werpen. Van beproevingen moet gebruik gemaakt worden als middelen tot verootmoediging, en wij verliezen er niet slechts het nut en voordeel van, maar wij werken Gods bedoelingen tegen en wandelen in tegenheid met Hem, als ons hart onverootmoedigd en onverbroken blijft, er even hoogmoedig en hard onder is. Is de bezitting verminderd door allerlei zwarigheid? Nemen eer en aanzien af? Zijn zij, die zich verhoogd hebben, gevallen, en is er niemand om hen te redden of te helpen? Laat dit de geest er dan toe brengen om belijdenis te doen van zonde, er de straf voor aan te nemen, en nederig om genade te smeken.
4. De plicht in die staat van beproeving, en deze is: te bidden, Psalms 107:13. Zij riepen tot de Heere in de benauwdheid, die zij hadden, en Hij verloste hen uit hun angsten. Tevoren hadden zij Hem misschien veronachtzaamd. Gevangenen hebben tijd om te bidden, die, toen zij in vrijheid waren, daar geen tijd voor konden vinden, zij zien dat zij Gods hulp nodig hebben, die vroeger dachten dat ze het zeer wel buiten Hem konden stellen. Het gevoel doet de mensen roepen, als zij in benauwdheid zijn, maar de genade leert en leidt hen, om tot de Heere te roepen, van wie de beproeving komt en die alleen vermag haar weg te nemen.
5. Hun verlossing uit de benauwdheid: roepende tot de Heere in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten, Psalms 107:13. Hij bracht hen uit de duisternis in het licht, in het welkome licht, dat toen dubbel lieflijk en aangenaam was, Hij voerde hen uit de schaduw des doods in de vertroosting en genieting van het leven, en hun vrijheid was hun als leven uit de doden, Psalms 107:14. Waren zij gebonden? Hij brak hun banden. Waren zij in versterkte kastelen gekerkerd? Hij heeft de koperen deuren gebroken en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen, waarmee die deuren toegesloten waren. Hij heeft ze niet weggeschoven, maar in stukken gebroken. Als God verlossing wil maken, dan worden de grootste moeilijkheden als niets geacht. Evenals koperen deuren en ijzeren grendelen Hem niet kunnen buitensluiten van Zijn volk (Hij was met Jozef in de gevangenis), zo kunnen zij hen ook niet insluiten als de tijd, de bestemde tijd, hunner verlossing gekomen is.
6. De dankerkentenis, die geëist wordt van hen, wier banden God verbroken heeft, Psalms 107:15. Laat hen voor de Heere Zijn goedertierenheid loven, en aanleiding nemen uit hun eigen ervaring ervan om Hem te loven voor de goedertierenheid, waarvan de aarde vol is, de wereld en die daarin wonen.
Verzen 10-16
Psalm 107:10-16Wij moeten nota nemen van de goedheid Gods jegens gevangenen en gebondenen.
Merk op:
1. De beschrijving van deze ellende. Gevangenen worden gezegd in duisternis te zitten in donkere kerkerholen, in strenge gevangenschap Het geeft te kennen dat zij eenzaam, verlaten en troosteloos zijn, zij zitten in schaduw des doods, hetgeen niet slechts grote ellende en benauwdheid aanduidt, maar ook groot gevaar. Dikwijls zijn gevangenen ter dood veroordeeld, zij wanhopen aan bevrijding. Zij zijn gebonden met verdrukking, en menigmaal met ijzer, zoals Jozef. Zo zwaar een ramp is gevangenschap, hetgeen ons de vrijheid moet doen waarderen, en er ons dankbaar voor moet maken.
2. De oorzaak van deze beproeving, Psalms 107:11. Het is omdat zij weerspannig waren geweest tegen de woorden Gods. Moedwillige zonde is rebellie tegen de woorden Gods, het is een tegenspreken van Zijn waarheden en een verbreking van Zijn wetten. De raad des Allerhoogsten hebben zij onwaardiglijk verworpen, zij dachten dat zij hem niet nodig hadden, en dat hij hun toch ook geen nut of voordeel kon aanbrengen, en zij, die niet geraden willen worden, kunnen niet worden geholpen. Zij, die de profetie verachten, die geen achtslaan op de waarschuwingen van hun consciëntie verwerpen onwaardiglijk de raad des Allerhoogsten, en hierom zijn zij gebonden met verdrukking, zowel om hen te straffen voor hun rebellie als om er hen van te doen aflaten.
3. Het doel van deze beproeving, en dit was hun hart te vernederen, Psalms 107:12, hen te verootmoedigen voor de zonde, hen klein te maken in hun eigen ogen, elke hoogmoedige gedachte neer te werpen. Van beproevingen moet gebruik gemaakt worden als middelen tot verootmoediging, en wij verliezen er niet slechts het nut en voordeel van, maar wij werken Gods bedoelingen tegen en wandelen in tegenheid met Hem, als ons hart onverootmoedigd en onverbroken blijft, er even hoogmoedig en hard onder is. Is de bezitting verminderd door allerlei zwarigheid? Nemen eer en aanzien af? Zijn zij, die zich verhoogd hebben, gevallen, en is er niemand om hen te redden of te helpen? Laat dit de geest er dan toe brengen om belijdenis te doen van zonde, er de straf voor aan te nemen, en nederig om genade te smeken.
4. De plicht in die staat van beproeving, en deze is: te bidden, Psalms 107:13. Zij riepen tot de Heere in de benauwdheid, die zij hadden, en Hij verloste hen uit hun angsten. Tevoren hadden zij Hem misschien veronachtzaamd. Gevangenen hebben tijd om te bidden, die, toen zij in vrijheid waren, daar geen tijd voor konden vinden, zij zien dat zij Gods hulp nodig hebben, die vroeger dachten dat ze het zeer wel buiten Hem konden stellen. Het gevoel doet de mensen roepen, als zij in benauwdheid zijn, maar de genade leert en leidt hen, om tot de Heere te roepen, van wie de beproeving komt en die alleen vermag haar weg te nemen.
5. Hun verlossing uit de benauwdheid: roepende tot de Heere in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten, Psalms 107:13. Hij bracht hen uit de duisternis in het licht, in het welkome licht, dat toen dubbel lieflijk en aangenaam was, Hij voerde hen uit de schaduw des doods in de vertroosting en genieting van het leven, en hun vrijheid was hun als leven uit de doden, Psalms 107:14. Waren zij gebonden? Hij brak hun banden. Waren zij in versterkte kastelen gekerkerd? Hij heeft de koperen deuren gebroken en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen, waarmee die deuren toegesloten waren. Hij heeft ze niet weggeschoven, maar in stukken gebroken. Als God verlossing wil maken, dan worden de grootste moeilijkheden als niets geacht. Evenals koperen deuren en ijzeren grendelen Hem niet kunnen buitensluiten van Zijn volk (Hij was met Jozef in de gevangenis), zo kunnen zij hen ook niet insluiten als de tijd, de bestemde tijd, hunner verlossing gekomen is.
6. De dankerkentenis, die geëist wordt van hen, wier banden God verbroken heeft, Psalms 107:15. Laat hen voor de Heere Zijn goedertierenheid loven, en aanleiding nemen uit hun eigen ervaring ervan om Hem te loven voor de goedertierenheid, waarvan de aarde vol is, de wereld en die daarin wonen.
Verzen 17-22
Psalm 107:17-22Lichaamskrankheid is ook een van de rampen dezes levens, die ons gelegenheid geeft om de goedertierenheid des Heeren te ervaren in onze herstelling, en daarvan spreekt de psalmist in deze verzen, waar wij kunnen opmerken:
I. Dat wij door onze zonden ziekte brengen over onszelf en dan is het onze plicht om te bidden, Psalms 107:17.
1. Het is de zonde van de ziel, die de oorzaak is van de ziekte. De zotten worden om de weg hunner overtreding en om hun ongerechtigheden geplaagd. Aldus worden zij gekastijd om de zonden, die zij bedreven hebben, en aldus worden zij genezen van hun boze neiging tot zonde. Als wij geen zonde kenden, wij zouden geen ziekte kennen, maar de overtreding van ons leven en de ongerechtigheid van ons hart maken haar noodzakelijk. Zondaren zijn zotten, zij doen onrecht aan henzelf, handelen in strijd met hun eigen belangen, niet alleen hun geestelijke, maar ook hun wereldlijke belangen. Zij benadelen de gezondheid van hun lichaam door hun onmatigheid, brengen hun leven in gevaar door toe te geven aan hun lusten. Deze hun weg is hun dwaasheid, en zij hebben de roede van de kastijding nodig om de dwaasheid van hen uit te drijven, die in hun hart gebonden is.
2. De uitwerking van ziekte is lichaamszwakte, Psalms 107:18. Als de mensen ziek zijn gruwt hun ziel van alle spijs zij hebben niet slechts geen begeerte neer spits en geen kracht om het te verteren, maar zij walgen ervan, en hier kunnen zij hun zonde lezen in hun straf, zij die het meest belust waren op de spijs, die vergaat, zullen, als zij ziek zijn, er van gruwen, de lekkernijen, waarop zij verzot waren, worden verafschuwd, van hetgeen, waarvan zij te veel gebruikten, kunnen zij nu niets gebruiken, het gewone gevolg van overmatigheid in spijs en van dronkenschap. En als de maag niet werkt is het leven een last, zij waren tot aan de poorten des doods gekomen, in hun eigen schatting en in de schatting van allen, die hen omringden, bevinden zij zich aan de rand des grafs, gereed om aan het verderf te worden overgegeven.
3. Dan is het de geschikte tijd om te bidden om te roepen tot de Heere, Psalms 107:19. Is iemand ziek? Dat hij bidde, dat er voor hem gebeden worde. Het gebed is een zalf voor iedere wond.
II. Dat het door de macht en genade van God is, dat wij uit ziekte worden opgericht, en dan is het onze plicht om dankbaar te zijn. Vergelijk hiermede Job 33:18, Job 33:28.
1. Als zij, die ziek zijn, tot de Heere roepen, geeft Hij hun een antwoord des vredes. Zij roepen tot Hem, en Hij verlost hen uit hun angsten, Psalms 107:19, Hij neemt hun leed, hun smart weg, en voorkomt hun vrees.
a. Hij doet het gemakkelijk, Hij zond Zijn woord uit en heelde hen, Psalms 107:20. Dit kan toegepast worden op de wondere genezingen, door Christus gewrocht toen Hij op de aarde was, door slechts een woord te spreken, Hij zei: "Word rein, word gezond," en het werk was geschied. Het kan ook toegepast worden op de geestelijke genezingen, gewerkt door de Geest van de genade in de wedergeboorte, Hij zendt Zijn woord uit en geneest de zielen, overtuigt ze van zonde, bekeert en heiligt ze, en dat alles door het woord. In de gewone gevallen van herstel uit ziekte spreekt God slechts in Zijn voorzienigheid, en het is geschied.
b. Hij doet het krachtdadiglijk, Hij rukt hen uit hun verdervingen, Psalms 107:20, opdat zij noch vernield zullen worden, noch benauwd door de vrees ervoor. Niets is te moeilijk voor die God, die doodt en levend maakt, in het graf brengt en weer opwekt uit het graf, die de mens bijna tot verbrijzeling doet wederkeren en toch zegt: Keert weer, gij mensenkinderen.
2. Als zij, die ziek waren, hersteld zijn, dan moeten zij Gode een antwoord des lofs geven Psalms 107:21, Psalms 107:22. Laat hen voor de Heere Zijn goedertierenheid loven, aan wie God aldus een nieuw leven heeft geschonken, en het doorbrengen in Zijn dienst, dat zij lofoffer offeren, niet slechts een dankoffer brengen op het altaar maar een dankbaar hart aan God. Dankzeggingen zijn de beste dankoffers, en zullen de Heere meer behagen dan een os of stier, en laat hen Zijn wonderwerken vertellen met gejuich tot Zijn eer, en ter bemoediging van anderen. De levende, de levende, die zal Hem loven.
Verzen 17-22
Psalm 107:17-22Lichaamskrankheid is ook een van de rampen dezes levens, die ons gelegenheid geeft om de goedertierenheid des Heeren te ervaren in onze herstelling, en daarvan spreekt de psalmist in deze verzen, waar wij kunnen opmerken:
I. Dat wij door onze zonden ziekte brengen over onszelf en dan is het onze plicht om te bidden, Psalms 107:17.
1. Het is de zonde van de ziel, die de oorzaak is van de ziekte. De zotten worden om de weg hunner overtreding en om hun ongerechtigheden geplaagd. Aldus worden zij gekastijd om de zonden, die zij bedreven hebben, en aldus worden zij genezen van hun boze neiging tot zonde. Als wij geen zonde kenden, wij zouden geen ziekte kennen, maar de overtreding van ons leven en de ongerechtigheid van ons hart maken haar noodzakelijk. Zondaren zijn zotten, zij doen onrecht aan henzelf, handelen in strijd met hun eigen belangen, niet alleen hun geestelijke, maar ook hun wereldlijke belangen. Zij benadelen de gezondheid van hun lichaam door hun onmatigheid, brengen hun leven in gevaar door toe te geven aan hun lusten. Deze hun weg is hun dwaasheid, en zij hebben de roede van de kastijding nodig om de dwaasheid van hen uit te drijven, die in hun hart gebonden is.
2. De uitwerking van ziekte is lichaamszwakte, Psalms 107:18. Als de mensen ziek zijn gruwt hun ziel van alle spijs zij hebben niet slechts geen begeerte neer spits en geen kracht om het te verteren, maar zij walgen ervan, en hier kunnen zij hun zonde lezen in hun straf, zij die het meest belust waren op de spijs, die vergaat, zullen, als zij ziek zijn, er van gruwen, de lekkernijen, waarop zij verzot waren, worden verafschuwd, van hetgeen, waarvan zij te veel gebruikten, kunnen zij nu niets gebruiken, het gewone gevolg van overmatigheid in spijs en van dronkenschap. En als de maag niet werkt is het leven een last, zij waren tot aan de poorten des doods gekomen, in hun eigen schatting en in de schatting van allen, die hen omringden, bevinden zij zich aan de rand des grafs, gereed om aan het verderf te worden overgegeven.
3. Dan is het de geschikte tijd om te bidden om te roepen tot de Heere, Psalms 107:19. Is iemand ziek? Dat hij bidde, dat er voor hem gebeden worde. Het gebed is een zalf voor iedere wond.
II. Dat het door de macht en genade van God is, dat wij uit ziekte worden opgericht, en dan is het onze plicht om dankbaar te zijn. Vergelijk hiermede Job 33:18, Job 33:28.
1. Als zij, die ziek zijn, tot de Heere roepen, geeft Hij hun een antwoord des vredes. Zij roepen tot Hem, en Hij verlost hen uit hun angsten, Psalms 107:19, Hij neemt hun leed, hun smart weg, en voorkomt hun vrees.
a. Hij doet het gemakkelijk, Hij zond Zijn woord uit en heelde hen, Psalms 107:20. Dit kan toegepast worden op de wondere genezingen, door Christus gewrocht toen Hij op de aarde was, door slechts een woord te spreken, Hij zei: "Word rein, word gezond," en het werk was geschied. Het kan ook toegepast worden op de geestelijke genezingen, gewerkt door de Geest van de genade in de wedergeboorte, Hij zendt Zijn woord uit en geneest de zielen, overtuigt ze van zonde, bekeert en heiligt ze, en dat alles door het woord. In de gewone gevallen van herstel uit ziekte spreekt God slechts in Zijn voorzienigheid, en het is geschied.
b. Hij doet het krachtdadiglijk, Hij rukt hen uit hun verdervingen, Psalms 107:20, opdat zij noch vernield zullen worden, noch benauwd door de vrees ervoor. Niets is te moeilijk voor die God, die doodt en levend maakt, in het graf brengt en weer opwekt uit het graf, die de mens bijna tot verbrijzeling doet wederkeren en toch zegt: Keert weer, gij mensenkinderen.
2. Als zij, die ziek waren, hersteld zijn, dan moeten zij Gode een antwoord des lofs geven Psalms 107:21, Psalms 107:22. Laat hen voor de Heere Zijn goedertierenheid loven, aan wie God aldus een nieuw leven heeft geschonken, en het doorbrengen in Zijn dienst, dat zij lofoffer offeren, niet slechts een dankoffer brengen op het altaar maar een dankbaar hart aan God. Dankzeggingen zijn de beste dankoffers, en zullen de Heere meer behagen dan een os of stier, en laat hen Zijn wonderwerken vertellen met gejuich tot Zijn eer, en ter bemoediging van anderen. De levende, de levende, die zal Hem loven.
Verzen 23-32
Psalm 107:23-32Hier roept de psalmist hen op om eer te geven aan God, die verlost zijn uit gevaren op zee. Hoewel de Israëlieten niet veel koophandel dreven, hebben hun naburen, de Tyriërs en Sidoniers, zich daar wel veel mee bezig gehouden, en voor hen was misschien dit gedeelte van de psalm geschikt en bedoeld.
I. Veel van de macht Gods wordt ten allen tijde gezien in de zee, Psalms 107:23, Psalms 107:24. Zij blijkt aan hen, die met schepen ter zee afvaren, zoals zeelieden, kooplieden, vissers of passagiers, handel doende op grote wateren, en geen anderen voorzeker zullen zich daar wagen, dan die er zaken te doen hebben. Onder al de aangename dingen van Salomo lezen wij van geen pleziervaartuig, maar zij, die op zaken, geoorloofde zaken, uitgaan, kunnen zich in het geloof aan de bescherming Gods toevertrouwen. Die zien de werken des Heeren en Zijn wonderwerken die des te meer verbazingwekkend zijn, omdat de meesten geboren en getogen zijn op het land, en hetgeen op zee voorvalt nieuw voor hen is. De diepte zelf is een wonder: haar grote uitgestrektheid, haar zoetheid, haar eb en vloed. De grote verscheidenheid van levende wezens in de zee is verwonderlijk. Laat hen, die naar zee gaan, door al de wonderen, die zij er aanschouwen, er toe geleid worden om de oneindige volmaaktheden van die God te overdenken en te bewonderen wiens de zee is, want Hij heeft haar gemaakt en heerst over haar.
II. Inzonderheid wordt zij gezien in stormen op zee, die veel schrikkelijker zijn dan stormen op het land.
Merk hier op:
1. Hoe gevaarlijk en vreeslijk een storm op zee is. De wonderen beginnen gezien te worden in de diepte als God spreekt en een stormwind doet opstaan, die Zijn woord doet, Psalms 148:8. Hij doet de winden opkomen, zoals een vorst door zijn oproeping troepen op de been brengt. Satan geeft voor de overste te zijn van de macht van de lucht, maar hij geeft het slechts voor zonder grond van recht, de machten van de lucht zijn onder Gods bevel, niet onder de zijne. Als de wind stormachtig wordt, dan verheft hij de golven van de zee omhoog, Psalms 107:25. Dan worden de schepen als kaatsballen heen en weer geworpen op de toppen van de golven, zij schijnen op te rijzen naar de hemel, en dan leggen zij zich weer, alsof zij nederdalen lot in de afgronden, Psalms 107:26. Een vreemdeling, die dat nooit gezien heeft, zou het niet mogelijk achten dat een schip tegen zo'n storm bestand is, hij zou verwachten dat de volgende golf het voor goed naar de diepte slingert en het er in doet verdwijnen, maar God, die de mens onderrichtte van de wijze om schepen te maken die zich verwonderlijk boven water houden bewaart hen door Zijn bijzondere voorzienigheid, opdat zij op bewonderenswaardige wijze aan het doel beantwoorden. Als de schepen aldus heen en weer geslingerd worden, versmelt de ziel des zeemans van angst en als de storm zeer zwaar is, dan kunnen zelfs bevaren zeelieden hun vrees noch van zich afschudden noch verdelen, zij dansen en waggelen als een dronken man, de gehele bemanning van het schip is in verwarring, zij zijn ten einde raad dat hun wijsheid wordt verslonden en zij zijn op het punt van zich reddeloos verloren te achten, Jonah 1:5 en vervolg.
2. Hoe gepast is het om op zulke tijden te bidden. Zij, die naar zee gaan, moeten zulke gevaren verwachten als hier beschreven zijh en de beste wijze om er zich op te bereiden is om zich te verzekeren van vrijheid van toegang tot de troon van de genade, want dan zullen zij roepen tot de Heere, Psalms 107:28. Er is een spreekwoord onder ons: "Laat hen, die willen leren bidden, naar zee gaan", ik zeg, laat hen, die naar zee willen gaan, leren bidden, zich gewennen om te bidden, ten einde met te meer vrijmoedigheid tot de troon van de genade te komen als zij zich in benauwdheid bevinden. Zelfs heidense zeelieden hebben, toen zij zich in een storm bevonden, een ieder tot zijn god geroepen, maar zij, die de Heere tot hun God hebben, hebben een dadelijke en krachtige hulp in deze en iedere andere tijd van nood zodat zij, als zij ten einde raad zijn, niet aan het einde zijn van hun geloof.
3. Hoe wonderbaar God soms verschijnt voor hen, die in nood zijn op zee, in verhoring van hun gebed. Hij voert hen uit hun angsten buiten het gevaar, en:
a. De zee is stil, Hij doet de storm stilstaan, Psalms 107:29. De wind legt zich, en dient slechts om door zacht suizen de golven weer te doen inslapen, zodat de oppervlakte van de zee effen en kalm is. Hierdoor heeft Christus zich bewezen meer dan mens te zijn, daar zelfs de winden en de zeeën Hem gehoorzaamden.
b. De zeelieden zijn gerustgesteld, zij zijn verblijd omdat zij gestild zijn, het geraas en gedruis is tot zwijgen gebracht zij zijn gerust, vrij van de vrees des kwaads. Kalmte na een storm is een zeer begerenswaardige zaak en uiterst aangenaam.
c. De reis wordt nu voorspoedig, Hij leidt hen tot de haven hunner begeerte, Psalms 107:30. Zo voert Hij Zijn volk veilig heen door al de stormen en orkanen, die zij op hun reis hemelwaarts ontmoeten, en doet hen ten laatste in de haven hunner begeerte aanlanden.
4. Hoe terecht er van allen, die veilig de zee zijn overgegaan, verwacht wordt, en inzonderheid van hen, die uit grote gevaren op zee gered werden, dat zij dit met dankbaarheid tot eer van God zullen erkennen. Laat hen het doen in hun binnenkamer en in hun gezin. Laat hen voor de Heere Zijn goedertierenheid loven jegens henzelf en jegens anderen Psalms 107:31. Laat hen het doen in het openbaar Psalms 107:32, in de gemeente des volks en in het gestoelte van de oudsten, laat hen daar de gedenktekenen oprichten van hun redding, tot eer van God en om anderen aan te moedigen om op Hem te vertrouwen.
Verzen 23-32
Psalm 107:23-32Hier roept de psalmist hen op om eer te geven aan God, die verlost zijn uit gevaren op zee. Hoewel de Israëlieten niet veel koophandel dreven, hebben hun naburen, de Tyriërs en Sidoniers, zich daar wel veel mee bezig gehouden, en voor hen was misschien dit gedeelte van de psalm geschikt en bedoeld.
I. Veel van de macht Gods wordt ten allen tijde gezien in de zee, Psalms 107:23, Psalms 107:24. Zij blijkt aan hen, die met schepen ter zee afvaren, zoals zeelieden, kooplieden, vissers of passagiers, handel doende op grote wateren, en geen anderen voorzeker zullen zich daar wagen, dan die er zaken te doen hebben. Onder al de aangename dingen van Salomo lezen wij van geen pleziervaartuig, maar zij, die op zaken, geoorloofde zaken, uitgaan, kunnen zich in het geloof aan de bescherming Gods toevertrouwen. Die zien de werken des Heeren en Zijn wonderwerken die des te meer verbazingwekkend zijn, omdat de meesten geboren en getogen zijn op het land, en hetgeen op zee voorvalt nieuw voor hen is. De diepte zelf is een wonder: haar grote uitgestrektheid, haar zoetheid, haar eb en vloed. De grote verscheidenheid van levende wezens in de zee is verwonderlijk. Laat hen, die naar zee gaan, door al de wonderen, die zij er aanschouwen, er toe geleid worden om de oneindige volmaaktheden van die God te overdenken en te bewonderen wiens de zee is, want Hij heeft haar gemaakt en heerst over haar.
II. Inzonderheid wordt zij gezien in stormen op zee, die veel schrikkelijker zijn dan stormen op het land.
Merk hier op:
1. Hoe gevaarlijk en vreeslijk een storm op zee is. De wonderen beginnen gezien te worden in de diepte als God spreekt en een stormwind doet opstaan, die Zijn woord doet, Psalms 148:8. Hij doet de winden opkomen, zoals een vorst door zijn oproeping troepen op de been brengt. Satan geeft voor de overste te zijn van de macht van de lucht, maar hij geeft het slechts voor zonder grond van recht, de machten van de lucht zijn onder Gods bevel, niet onder de zijne. Als de wind stormachtig wordt, dan verheft hij de golven van de zee omhoog, Psalms 107:25. Dan worden de schepen als kaatsballen heen en weer geworpen op de toppen van de golven, zij schijnen op te rijzen naar de hemel, en dan leggen zij zich weer, alsof zij nederdalen lot in de afgronden, Psalms 107:26. Een vreemdeling, die dat nooit gezien heeft, zou het niet mogelijk achten dat een schip tegen zo'n storm bestand is, hij zou verwachten dat de volgende golf het voor goed naar de diepte slingert en het er in doet verdwijnen, maar God, die de mens onderrichtte van de wijze om schepen te maken die zich verwonderlijk boven water houden bewaart hen door Zijn bijzondere voorzienigheid, opdat zij op bewonderenswaardige wijze aan het doel beantwoorden. Als de schepen aldus heen en weer geslingerd worden, versmelt de ziel des zeemans van angst en als de storm zeer zwaar is, dan kunnen zelfs bevaren zeelieden hun vrees noch van zich afschudden noch verdelen, zij dansen en waggelen als een dronken man, de gehele bemanning van het schip is in verwarring, zij zijn ten einde raad dat hun wijsheid wordt verslonden en zij zijn op het punt van zich reddeloos verloren te achten, Jonah 1:5 en vervolg.
2. Hoe gepast is het om op zulke tijden te bidden. Zij, die naar zee gaan, moeten zulke gevaren verwachten als hier beschreven zijh en de beste wijze om er zich op te bereiden is om zich te verzekeren van vrijheid van toegang tot de troon van de genade, want dan zullen zij roepen tot de Heere, Psalms 107:28. Er is een spreekwoord onder ons: "Laat hen, die willen leren bidden, naar zee gaan", ik zeg, laat hen, die naar zee willen gaan, leren bidden, zich gewennen om te bidden, ten einde met te meer vrijmoedigheid tot de troon van de genade te komen als zij zich in benauwdheid bevinden. Zelfs heidense zeelieden hebben, toen zij zich in een storm bevonden, een ieder tot zijn god geroepen, maar zij, die de Heere tot hun God hebben, hebben een dadelijke en krachtige hulp in deze en iedere andere tijd van nood zodat zij, als zij ten einde raad zijn, niet aan het einde zijn van hun geloof.
3. Hoe wonderbaar God soms verschijnt voor hen, die in nood zijn op zee, in verhoring van hun gebed. Hij voert hen uit hun angsten buiten het gevaar, en:
a. De zee is stil, Hij doet de storm stilstaan, Psalms 107:29. De wind legt zich, en dient slechts om door zacht suizen de golven weer te doen inslapen, zodat de oppervlakte van de zee effen en kalm is. Hierdoor heeft Christus zich bewezen meer dan mens te zijn, daar zelfs de winden en de zeeën Hem gehoorzaamden.
b. De zeelieden zijn gerustgesteld, zij zijn verblijd omdat zij gestild zijn, het geraas en gedruis is tot zwijgen gebracht zij zijn gerust, vrij van de vrees des kwaads. Kalmte na een storm is een zeer begerenswaardige zaak en uiterst aangenaam.
c. De reis wordt nu voorspoedig, Hij leidt hen tot de haven hunner begeerte, Psalms 107:30. Zo voert Hij Zijn volk veilig heen door al de stormen en orkanen, die zij op hun reis hemelwaarts ontmoeten, en doet hen ten laatste in de haven hunner begeerte aanlanden.
4. Hoe terecht er van allen, die veilig de zee zijn overgegaan, verwacht wordt, en inzonderheid van hen, die uit grote gevaren op zee gered werden, dat zij dit met dankbaarheid tot eer van God zullen erkennen. Laat hen het doen in hun binnenkamer en in hun gezin. Laat hen voor de Heere Zijn goedertierenheid loven jegens henzelf en jegens anderen Psalms 107:31. Laat hen het doen in het openbaar Psalms 107:32, in de gemeente des volks en in het gestoelte van de oudsten, laat hen daar de gedenktekenen oprichten van hun redding, tot eer van God en om anderen aan te moedigen om op Hem te vertrouwen.
Verzen 33-43
Psalm 107:33-43De psalmist had Gode de eer gegeven van de hulp, die Hij door Zijn voorzienigheid verleend heeft aan personen, die in nood en benauwdheid verkeerden, en nu geeft hij Hem de eer van de omwentelingen en de verbazingwekkende veranderingen, die Zijn voorzienigheid soms in de zaken van de mensen doet plaatshebben.
I. Hij geeft enige voorbeelden van die omwentelingen.
1. Vruchtbare landen worden dor en onvruchtbaar, en dorre, woeste landen worden vruchtbaar. Veel van de gerieflijkheden en aangenaamheid van dit leven hangt af van de grond, waarop wij wonen.
a. Nu heeft de zonde van de mens dikwijls de vruchtbaarheid van de grond geschaad en hem ondienstig gemaakt, Psalms 107:33, Psalms 107:34. Land, besproeid door rivieren, wordt soms in een woestijn verkeerd, en hetgeen vol is geweest van watertochten, heeft nu niet eens rivieren, het is tot een dorstig land geworden, dat geen vochtigheid genoeg heeft om iets van waarde voort te brengen. Menig vruchtbaar land is tot zoute grond geworden, niet zozeer uit natuurlijke oorzaken als wel door het rechtvaardig oordeel van God, die aldus de boosheid strafte dergenen, die daarin wonen, zoals het dal van Sodom de Zoutzee geworden is. Als het land slecht is, dan is het omdat de inwoners slecht zijn. Rechtvaardiglijk wordt de grond onvruchtbaar gemaakt voor hen, die Gode geen vrucht voortbrengen, maar met hun koren en most Baal dienen.
b. De goedheid van God heeft dikwijls de onvruchtbaarheid van de bodem verbeterd, en een woestijn, het dorre land, tot watertochten gesteld, Psalms 107:35. Het land van Kanan, dat eens vanwege zijn vruchtbaarheid de roem van alle landen was, wordt gezegd heden een onvruchtbare, onnutte, waardeloze plek gronds te zijn, zoals dit ervan voorzegd was, Deuteronomy 29:23. Ons land dat vroeger grotendeels een onbebouwde woestijn was, is nu vol van allerlei goed, en er is overvloediger eer gegeven aan hetgeen gebrek aan dezelve had. Laat de plantages in Amerika en de kolonies, die daar gevestigd zijn, vergeleken met veel verwoeste landen in Azië en Europa, die vroeger beroemd waren, hier de uitlegging van geven.
2. Arme, onaanzienlijke families worden verhoogd en verrijkt, terwijl welgestelde families verarmen en tot verval geraken. Als wij rondzien in de wereld, zien wij velen grotelijks toenemen, wier begin klein was, en wier voorouders gering waren en geen voorname rol hebben gespeeld in de wereld, Psalms 107:36, Psalms 107:38. Zij, die hongerig waren, wonen in een vruchtbaar land, waar zij wortel schieten, een vestiging verkrijgen, en een stad ter woning stichten voor henzelf en voor de hunnen na hen. Gods voorzienigheid gaf hun goed land in handen en zij bouwden er op. Steden ontstonden uit opkomende geslachten. Maar daar landerijen geen dienst kunnen doen aan de mensen, als er geen woningen op zijn, moeten zij een stad ter woning stichten, en evenzo zullen woningen hoe gerieflijk ook, niet kunnen baten zonder landerijen, en daarom moeten zij de akkers bezaaien en wijngaarden planten, Psalms 107:37, want de koning zelf wordt van het veld gediend. Maar de akkers, hoewel bevoorrecht met watertochten, zullen geen inkomende vrucht voorbrengen, tenzij zij bezaaid worden, der mensen vlijt moet samengaan met de zegen Gods, en dan zal Gods zegen de vlijt van de mensen kronen. De vruchtbaarheid van de grond moedigt de vlijt van de mensen aan en behoort hen dus tot vlijt aan te sporen, en gewoonlijk zal, door de zegen van God, de hand van de vlijtigen rijk maken Psalms 107:38.
a. Hij zegent hen, zodat zij binnen weinig tijds zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. Gelijk in den beginne, zo is het nog, dat door de zegen van God de aarde en alle schepselen "vruchtbaar zijn en zich vermenigvuldigen," Genesis 1:22, en wij zijn van God afhankelijk voor de vruchtbaarheid van het vee zowel als voor de vruchtbaarheid van de grond. Het vee zou op velerlei wijze verminderen indien God het slechts toeliet, en de mensen zouden er spoedig onder lijden.
b. Wij zien velen, die aldus plotseling zijn opgekomen, even plotseling wederom afnemen en tot niet worden, Psalms 107:39. Daarna verminderen zij en komen tenonder door verdrukking, kwaad en droefenis, en zo eindigen zij hun dagen in even nederige omstandigheden als zij ze begonnen zijn, of wel: hun kinderen na hen verliezen even snel als zij hebben gewonnen, en verstrooien wat zij bijeenvergaderd hebben. Wereldlijke rijkdom is een onzeker iets, en dikwijls zullen zij, die er veel van hebben, eer zij het weten zo gerust en zinnelijk er door worden, dat zij hem eer zij het weten weer verliezen. Vandaar dat zij bedrieglijke rijkdommen en onrechtvaardige mammon genoemd worden. God heeft velerlei middelen om de mensen arm te maken, Hij kan het doen door verdrukking, kwaad en droefenis, zoals Hij Job beproefd heeft, en hem zeer naar de diepte heeft gebracht.
3. Zij, die hoog en groot zijn in de wereld, worden vernederd, en zij, die gering en veracht waren, worden tot eer bevorderd, Psalms 107:40, Psalms 107:41. Wij hebben:
a. Vorsten onttroond gezien en in zeer armoedige omstandigheden gebracht. Hij stortte verachting over hen uit, zelfs onder degenen, die hen vroeger vergood hadden. Hen, -die zichzelf verhogen, zal God vernederen, en te dien einde zal Hij hen verdwaasd doen worden. Hij doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. Hij verijdelt hun raadslagen, waardoor zij zich in hun macht en pracht dachten staande te houden, en drijft hen blindelings voort, zodat zij niet weten waarheen zich te keren of te wenden, wat te doen of aan te vangen. Wij hebben dit tevoren ontmoet, Job 12:24, Job 12:25.
b. Personen van lage rang en afkomst worden verhoogd tot posten van eer, Psalms 107:41. "Maar Hij brengt de nooddruftigen uit de verdrukking in eer hoog vertrek, verheft de geringe uit het stof, om te doen zitten bij de prinsen," 1 Samuel 2:8, Psalms 113:7, Psalms 113:8. Zij die verdrukt en vertreden waren, zijn niet slechts verlost, maar in een hoog vertrek gesteld, buiten het bereik van hun moeilijkheden, boven hun vijanden, en zij hebben heerschappij over hen, aan wie zij onderworpen waren geweest. Hetgeen hun eer nog vermeerdert en hen versterkt in hun verheffing, is de menigte hunner kinderen. Hij maakt de huisgezinnen als kudden van schapen, zo talrijk, zo nuttig, zo gezellig onder elkaar, zo nederig, zachtmoedig en vreedzaam. Hij, die hun spijze zendt, zendt hun monden: Welgelukzalig is de man, die zijn pijlkoker gevuld heeft met pijlen, want hij zal met vrijmoedigheid spreken met de vijanden in de poort, Psalms 127:5. God moet erkend worden zowel in het oprichten als in het opbouwen van gezinnen. Laat de vorsten niet benijd en de armen niet veracht worden, want God heeft velerlei middelen om in de toestand van beide verandering te brengen.
II. Hij maakt enig gebruik van deze opmerkingen, zulke verbazingwekkende omkeringen zijn nuttig: 1. Tot vertroosting van de heiligen, zij nemen deze beschikkingen waar met genoegen, Psalms 107:42. De oprechten zien het en verblijden zich in de verheerlijking van Gods eigenschappen en de openbaring van Zijn heerschappij over de kinderen van de mensen. Het is voor een Godvruchtige een grote vertroosting om te zien hoe God de kinderen der mensen leidt en bestuurt, hen bewerkt zoals de pottenbakker het leem, om door hen Zijn eigen doeleinden te dienen, de geminachte deugd bevorderd te zien en de goddeloze hoogmoed in het stof te zien vernederd, het onbetwistbaar te zien aangetoond dat er een God is, die op de aarde richt.
2. Om aan zondaren het zwijgen op te leggen: alle ongerechtigheid stopt haar mond. Het zal een volkomen overtuiging zijn van de dwaasheid van de atheïsten en van hen, die de Goddelijke voorzienigheid loochenen, en in zover practisch atheïsme op de bodem is van alle zonde, zal het in werkelijkheid alle ongerechtigheid de mond stoppen. Als zondaren zien hoe hun straf beantwoordt aan hun zonde en hoe rechtvaardig God met hen handelt door hun Zijn gaven te ontnemen, die zij hadden misbruikt dan zullen zij geen woord hebben in te brengen want God zal gerechtvaardigd zijn, rein zijn in Zijn richten.
3. Ter voldoening van allen betreffende Gods goedertierenheid, Psalms 107:43. Wie is wijs, die neme deze dingen waar, deze onderscheidene beschikkingen van de Goddelijke voorzienigheid, zij zullen de goedertierenheden Gods verstaan, Psalms 107:43..
a. Hier is een begerenswaardig doel voorgesteld, namelijk de goedertierenheden des Heeren recht te verstaan. Het is van groot nut voor ons in de Godsdienst, om ten volle verzekerd te wezen van de goedertierenheid Gods, er uit ervaring mee bekend te zijn, zodat Zijn goedertierenheid voor onze ogen is, Psalms 26:3.
b. Een gepast middel voorgeschreven om dit doel te bereiken, en dat is: behoorlijk te letten op de voorzienigheid Gods. Wij moeten deze dingen bewaren, ze overleggen in ons hart, Luke 2:19. Een aanbeveling van het gebruik van dit middel als een blijk van ware wijsheid: Wie is wijs, laat hem hierdoor zijn wijsheid doen blijken en er gebruik van maken. Een verstandig letten op de leidingen van Gods voorzienigheid zal er zeer veel toe bijdragen om van de mens een goed Christen te maken.
Verzen 33-43
Psalm 107:33-43De psalmist had Gode de eer gegeven van de hulp, die Hij door Zijn voorzienigheid verleend heeft aan personen, die in nood en benauwdheid verkeerden, en nu geeft hij Hem de eer van de omwentelingen en de verbazingwekkende veranderingen, die Zijn voorzienigheid soms in de zaken van de mensen doet plaatshebben.
I. Hij geeft enige voorbeelden van die omwentelingen.
1. Vruchtbare landen worden dor en onvruchtbaar, en dorre, woeste landen worden vruchtbaar. Veel van de gerieflijkheden en aangenaamheid van dit leven hangt af van de grond, waarop wij wonen.
a. Nu heeft de zonde van de mens dikwijls de vruchtbaarheid van de grond geschaad en hem ondienstig gemaakt, Psalms 107:33, Psalms 107:34. Land, besproeid door rivieren, wordt soms in een woestijn verkeerd, en hetgeen vol is geweest van watertochten, heeft nu niet eens rivieren, het is tot een dorstig land geworden, dat geen vochtigheid genoeg heeft om iets van waarde voort te brengen. Menig vruchtbaar land is tot zoute grond geworden, niet zozeer uit natuurlijke oorzaken als wel door het rechtvaardig oordeel van God, die aldus de boosheid strafte dergenen, die daarin wonen, zoals het dal van Sodom de Zoutzee geworden is. Als het land slecht is, dan is het omdat de inwoners slecht zijn. Rechtvaardiglijk wordt de grond onvruchtbaar gemaakt voor hen, die Gode geen vrucht voortbrengen, maar met hun koren en most Baal dienen.
b. De goedheid van God heeft dikwijls de onvruchtbaarheid van de bodem verbeterd, en een woestijn, het dorre land, tot watertochten gesteld, Psalms 107:35. Het land van Kanan, dat eens vanwege zijn vruchtbaarheid de roem van alle landen was, wordt gezegd heden een onvruchtbare, onnutte, waardeloze plek gronds te zijn, zoals dit ervan voorzegd was, Deuteronomy 29:23. Ons land dat vroeger grotendeels een onbebouwde woestijn was, is nu vol van allerlei goed, en er is overvloediger eer gegeven aan hetgeen gebrek aan dezelve had. Laat de plantages in Amerika en de kolonies, die daar gevestigd zijn, vergeleken met veel verwoeste landen in Azië en Europa, die vroeger beroemd waren, hier de uitlegging van geven.
2. Arme, onaanzienlijke families worden verhoogd en verrijkt, terwijl welgestelde families verarmen en tot verval geraken. Als wij rondzien in de wereld, zien wij velen grotelijks toenemen, wier begin klein was, en wier voorouders gering waren en geen voorname rol hebben gespeeld in de wereld, Psalms 107:36, Psalms 107:38. Zij, die hongerig waren, wonen in een vruchtbaar land, waar zij wortel schieten, een vestiging verkrijgen, en een stad ter woning stichten voor henzelf en voor de hunnen na hen. Gods voorzienigheid gaf hun goed land in handen en zij bouwden er op. Steden ontstonden uit opkomende geslachten. Maar daar landerijen geen dienst kunnen doen aan de mensen, als er geen woningen op zijn, moeten zij een stad ter woning stichten, en evenzo zullen woningen hoe gerieflijk ook, niet kunnen baten zonder landerijen, en daarom moeten zij de akkers bezaaien en wijngaarden planten, Psalms 107:37, want de koning zelf wordt van het veld gediend. Maar de akkers, hoewel bevoorrecht met watertochten, zullen geen inkomende vrucht voorbrengen, tenzij zij bezaaid worden, der mensen vlijt moet samengaan met de zegen Gods, en dan zal Gods zegen de vlijt van de mensen kronen. De vruchtbaarheid van de grond moedigt de vlijt van de mensen aan en behoort hen dus tot vlijt aan te sporen, en gewoonlijk zal, door de zegen van God, de hand van de vlijtigen rijk maken Psalms 107:38.
a. Hij zegent hen, zodat zij binnen weinig tijds zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. Gelijk in den beginne, zo is het nog, dat door de zegen van God de aarde en alle schepselen "vruchtbaar zijn en zich vermenigvuldigen," Genesis 1:22, en wij zijn van God afhankelijk voor de vruchtbaarheid van het vee zowel als voor de vruchtbaarheid van de grond. Het vee zou op velerlei wijze verminderen indien God het slechts toeliet, en de mensen zouden er spoedig onder lijden.
b. Wij zien velen, die aldus plotseling zijn opgekomen, even plotseling wederom afnemen en tot niet worden, Psalms 107:39. Daarna verminderen zij en komen tenonder door verdrukking, kwaad en droefenis, en zo eindigen zij hun dagen in even nederige omstandigheden als zij ze begonnen zijn, of wel: hun kinderen na hen verliezen even snel als zij hebben gewonnen, en verstrooien wat zij bijeenvergaderd hebben. Wereldlijke rijkdom is een onzeker iets, en dikwijls zullen zij, die er veel van hebben, eer zij het weten zo gerust en zinnelijk er door worden, dat zij hem eer zij het weten weer verliezen. Vandaar dat zij bedrieglijke rijkdommen en onrechtvaardige mammon genoemd worden. God heeft velerlei middelen om de mensen arm te maken, Hij kan het doen door verdrukking, kwaad en droefenis, zoals Hij Job beproefd heeft, en hem zeer naar de diepte heeft gebracht.
3. Zij, die hoog en groot zijn in de wereld, worden vernederd, en zij, die gering en veracht waren, worden tot eer bevorderd, Psalms 107:40, Psalms 107:41. Wij hebben:
a. Vorsten onttroond gezien en in zeer armoedige omstandigheden gebracht. Hij stortte verachting over hen uit, zelfs onder degenen, die hen vroeger vergood hadden. Hen, -die zichzelf verhogen, zal God vernederen, en te dien einde zal Hij hen verdwaasd doen worden. Hij doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. Hij verijdelt hun raadslagen, waardoor zij zich in hun macht en pracht dachten staande te houden, en drijft hen blindelings voort, zodat zij niet weten waarheen zich te keren of te wenden, wat te doen of aan te vangen. Wij hebben dit tevoren ontmoet, Job 12:24, Job 12:25.
b. Personen van lage rang en afkomst worden verhoogd tot posten van eer, Psalms 107:41. "Maar Hij brengt de nooddruftigen uit de verdrukking in eer hoog vertrek, verheft de geringe uit het stof, om te doen zitten bij de prinsen," 1 Samuel 2:8, Psalms 113:7, Psalms 113:8. Zij die verdrukt en vertreden waren, zijn niet slechts verlost, maar in een hoog vertrek gesteld, buiten het bereik van hun moeilijkheden, boven hun vijanden, en zij hebben heerschappij over hen, aan wie zij onderworpen waren geweest. Hetgeen hun eer nog vermeerdert en hen versterkt in hun verheffing, is de menigte hunner kinderen. Hij maakt de huisgezinnen als kudden van schapen, zo talrijk, zo nuttig, zo gezellig onder elkaar, zo nederig, zachtmoedig en vreedzaam. Hij, die hun spijze zendt, zendt hun monden: Welgelukzalig is de man, die zijn pijlkoker gevuld heeft met pijlen, want hij zal met vrijmoedigheid spreken met de vijanden in de poort, Psalms 127:5. God moet erkend worden zowel in het oprichten als in het opbouwen van gezinnen. Laat de vorsten niet benijd en de armen niet veracht worden, want God heeft velerlei middelen om in de toestand van beide verandering te brengen.
II. Hij maakt enig gebruik van deze opmerkingen, zulke verbazingwekkende omkeringen zijn nuttig: 1. Tot vertroosting van de heiligen, zij nemen deze beschikkingen waar met genoegen, Psalms 107:42. De oprechten zien het en verblijden zich in de verheerlijking van Gods eigenschappen en de openbaring van Zijn heerschappij over de kinderen van de mensen. Het is voor een Godvruchtige een grote vertroosting om te zien hoe God de kinderen der mensen leidt en bestuurt, hen bewerkt zoals de pottenbakker het leem, om door hen Zijn eigen doeleinden te dienen, de geminachte deugd bevorderd te zien en de goddeloze hoogmoed in het stof te zien vernederd, het onbetwistbaar te zien aangetoond dat er een God is, die op de aarde richt.
2. Om aan zondaren het zwijgen op te leggen: alle ongerechtigheid stopt haar mond. Het zal een volkomen overtuiging zijn van de dwaasheid van de atheïsten en van hen, die de Goddelijke voorzienigheid loochenen, en in zover practisch atheïsme op de bodem is van alle zonde, zal het in werkelijkheid alle ongerechtigheid de mond stoppen. Als zondaren zien hoe hun straf beantwoordt aan hun zonde en hoe rechtvaardig God met hen handelt door hun Zijn gaven te ontnemen, die zij hadden misbruikt dan zullen zij geen woord hebben in te brengen want God zal gerechtvaardigd zijn, rein zijn in Zijn richten.
3. Ter voldoening van allen betreffende Gods goedertierenheid, Psalms 107:43. Wie is wijs, die neme deze dingen waar, deze onderscheidene beschikkingen van de Goddelijke voorzienigheid, zij zullen de goedertierenheden Gods verstaan, Psalms 107:43..
a. Hier is een begerenswaardig doel voorgesteld, namelijk de goedertierenheden des Heeren recht te verstaan. Het is van groot nut voor ons in de Godsdienst, om ten volle verzekerd te wezen van de goedertierenheid Gods, er uit ervaring mee bekend te zijn, zodat Zijn goedertierenheid voor onze ogen is, Psalms 26:3.
b. Een gepast middel voorgeschreven om dit doel te bereiken, en dat is: behoorlijk te letten op de voorzienigheid Gods. Wij moeten deze dingen bewaren, ze overleggen in ons hart, Luke 2:19. Een aanbeveling van het gebruik van dit middel als een blijk van ware wijsheid: Wie is wijs, laat hem hierdoor zijn wijsheid doen blijken en er gebruik van maken. Een verstandig letten op de leidingen van Gods voorzienigheid zal er zeer veel toe bijdragen om van de mens een goed Christen te maken.