Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Spreuken 5

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, SPREUKEN 5

Het doel van dit hoofdstuk is ongeveer gelijk aan dat van Proverbs 11:1. Dezelfde dingen te schrijven in andere woorden moet ons niet verdrietig zijn, want het is zeker, Filipp. 3:1. Hier is:

I. Een vermaning om bekend te worden met en onderworpen te zijn aan de wetten van de wijsheid in het algemeen, Proverbs 5:2.

II. Een bijzondere waarschuwing tegen de zonde van de hoererij, Proverbs 5:3.

III. Remedies voorgeschreven tegen die zonde.

1. Huwelijksliefde, Proverbs 5:15..

2. Een besef van Gods alwetendheid, Proverbs 5:21.

3. Vrees voor rampzalig einde van de goddelozen, Proverbs 5:22, Proverbs 5:23. En dit alles is nog weinig genoeg om jonge lieden te wapenen tegen die vleselijke lusten, welke krijg voeren tegen de ziel.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, SPREUKEN 5

Het doel van dit hoofdstuk is ongeveer gelijk aan dat van Proverbs 11:1. Dezelfde dingen te schrijven in andere woorden moet ons niet verdrietig zijn, want het is zeker, Filipp. 3:1. Hier is:

I. Een vermaning om bekend te worden met en onderworpen te zijn aan de wetten van de wijsheid in het algemeen, Proverbs 5:2.

II. Een bijzondere waarschuwing tegen de zonde van de hoererij, Proverbs 5:3.

III. Remedies voorgeschreven tegen die zonde.

1. Huwelijksliefde, Proverbs 5:15..

2. Een besef van Gods alwetendheid, Proverbs 5:21.

3. Vrees voor rampzalig einde van de goddelozen, Proverbs 5:22, Proverbs 5:23. En dit alles is nog weinig genoeg om jonge lieden te wapenen tegen die vleselijke lusten, welke krijg voeren tegen de ziel.

Verzen 1-14

Spreuken 5:1-14

I. Wij hebben hier: een plechtige inleiding tot de waarschuwing, die zal volgen, Proverbs 5:1, Proverbs 5:2. Salomo wendt zich hier tot zijn zoon, dat is: tot alle jonge mannen als tot zijn eigen kinderen, die hij liefheeft en op wie hij invloed heeft. In de naam Gods eist hij aandacht, want hij schrijft door Goddelijke ingeving, en is een profeet, al begint hij zijn toespraak niet met een: Zo zegt de Heere.

Merk op, en neig uw oor, hoor niet slechts wat gezegd wordt, en lees niet slechts wat geschreven is, maar geef er uw hart, uw aandacht aan, en denk er zorgvuldig over na. Om die aandacht te verkrijgen, wijst hij:

1. Op de voortreffelijkheid van zijn rede: het is mijn wijsheid, het is mijn verstand, als ik het onderneem om u wijsheid te leren, kan ik niets voorschrijven, dat meer terecht aldus genoemd kan worden, zedelijke wijsbegeerte is mijn wijsbegeerte, en die in mijn school geleerd kan worden.

2. De nuttigheid ervan:, Let op hetgeen ik zeg.

a. Opdat gij verstandelijk handelt, opdat gij alle bedachtzaamheid behoudt. Salomo's lessen zijn niet bedoeld of bestemd om ons hoofd te vullen met denkbeelden, met stof tot spitsvondige redeneringen of bespiegelingen of twistige samensprekingen, maar om ons te leiden in de heerschappij over onszelf, opdat wij handelen met bedachtzaamheid, gelijk het ons betaamt en aan onze wezenlijke belangen bevorderlijk zijn zal.

b. Opdat gij spreekt met verstand, en uw lippen wetenschap bewaren, zodat gij haar gereed bij de hand hebt tot voordeel en nut van hen, met wie gij spreekt. De lippen des priesters worden gezegd wetenschap te bewaren, Malachi 2:7, maar zij die machtig zijn in de Schriften, kunnen niet slechts in hun Godsdienstige verrichtingen, maar ook in hun gesprekken, geestelijke priesters zijn.

II. De waarschuwing zelf, en die is: ons te onthouden van vleselijke lusten, van overspel hoererij en alle onreinheid. Sommigen passen het toe in overdrachtelijke zin, en onder de overspelige vrouw verstaan zij hier afgoderij, valse leerstellingen, die de strekking hebben om der mensen geest te verderven, of de zinnelijke lusten, waarop het even goed als op iets anders toegepast kan worden, maar de oorspronkelijke bedoeling is duidelijk ons te waarschuwen tegen overtreding van het zeverde gebod, waartoe de jeugd zo geneigd is, de verzoekingen waarvan zo heftig zijn, de voorbeelden waarvan zo menigvuldig zijn, en die, als er aan wordt toegegeven, zo verwoestend zijn voor alle zaden van deugd in de ziel. En het is niet vreemd dat Salomo's waarschuwingen er tegen zo dringend zijn en zo dikwijls herhaald worden.

Als een getrouwe wachter geeft Salomo hier aan allen een getrouwe waarschuwing, om, als zij hun leven en welzijn liefhebben, deze zonde te vrezen, want zij zal gewis hun verderf zijn. Wij worden hier gewaarschuwd, om voor twee dingen op onze hoede te zijn.

1. Dat wij niet luisteren naar de bekoring van deze zonde. Het is waar: de lippen van de vreemde vrouw druppen honingzeem, Proverbs 5:3, de genietingen van de vleselijke lusten zijn zeer verlokkend (zoals de wijn, die zijn verf geeft in de beker en recht opgaat) en haar gehemelte is gladder dan olie, opdat de giftige pijl glad naar beneden ga, en er geen verdenking zij van kwaad. Maar bedenk:

A. Hoe noodlottig de gevolgen zullen zijn, hoe bitter de vrucht zal wezen, die de zondaar heeft van zijn honingzeem en olie als het einde daar is.

a. De verschrikkingen van het geweten, die zijn bitter als alsem, Proverbs 5:4, wat zoet was in de mond, wordt zuur in de maag, bij nadenken snijdt het als een tweesnijdend zwaard, dat naar alle kanten wondt. Salomo kon spreken uit ervaring, Ecclesiastes 7:26.

b. De pijniging van de hel. Indien sommigen, die zich schuldig gemaakt hebben aan deze zonde, zich er van bekeerd hebben en behouden werden, is toch de directe strekking dier zonde het verderf van lichaam en ziel, haar voeten dalen naar de dood, ja haar treden houden de hel vast, om haar naar de zondaar heen te trekken, alsof de verdoemenis al te lang sluimerde, Proverbs 5:5. Aan hen, die in deze zonde verstrikt zijn, moet herinnerd worden, dat er tussen hen en de hel maar een schrede is, en dat zij op het punt zijn van er in neer te storten

B. Bedenk hoe vals deze bekoringen zijn. De overspeelster vleit en spreekt fraaie woorden, haar woorden zijn honing en olie, maar die naar haar luisteren zal zij bedriegen, haar gangen zijn ongestadig, dat gij het niet merkt, zij verandert dikwijls haar vermomming, en neemt een grote verscheidenheid van valse kleuren aan, omdat ze, als zij goed gekend wordt, gewis gehaat wordt. Evenals Proteus neemt zij allerlei gedaanten aan, ten einde in gunst te blijven bij hen, op wie zij het gemunt heeft. En wat is met al die kunstenarijen haar bedoeling? Niets anders dan hen er van terug te houden het pad des levens te wegen, want zij weet dat zij, zo zij er toe komen om dat te doen, hen zeker zal verliezen. Diegenen zijn onbekend met de gedachten van Satan, die niet begrijpen dat de grote zaak, die hij met al zijn verzoekingen beoogt, is:

a. Hen er van terug te houden om het pad des levens te kiezen te voorkomen dat zij Godsdienstig zijn en naar de hemel gaan, opdat hij, zelf van de gelukzaligheid buitengesloten zijnde, hen er ook van kan buitensluiten.

b. Hen te dien einde er van af te houden het pad des levens te wegen, te bedenken hoe redelijk het is dat ze op dat pad wandelen, en hoezeer dit in hun voordeel zou wezen. Tot eer van de Godsdienst zij opgemerkt, dat deze gewis zijn doel zal bereiken bij allen, die slechts de vrijheid willen nemen om ernstig na te denken, en de dingen met onpartijdigheid in een rechte weegschaal willen wegen, en dat de duivel geen ander middel heeft om de mensen in zijn belangen te krijgen, dan door hen voortdurend met allerlei vermaken af te leiden van het kalme en sobere bedenken van hetgeen tot hun vrede dient. En onkuisheid is een zonde, die even sterk als wat het ook zij, het verstand benevelt, het geweten toeschroeit, en de mensen er van afhoudt om het pad des levens te wegen. Hoererij neemt het hart weg, Hosea 4:11.

2. Dat wij tot de grenzen van deze zonde niet moeten naderen, Proverbs 5:7, Proverbs 5:8. Deze waarschuwing komt met een plechtige inleiding: "Nu dan, gij kinderen, wie gij ook zijt, die deze regels leest of hoort, hoort naar mij, let op hetgeen ik zeg, en mengt er geloof mede, bewaart het, en wijkt niet van de redenen mijns monds, zoals diegenen doen, die luisteren naar de woorden van de vreemde vrouw. Neemt hetgeen ik zeg niet slechts aan voor het ogenblik maar blijft er bij, en hebt het bij de hand, en laat het van gewicht voor u zijn, als gij op het heftigst door de verzoeking wordt aangevallen. De waarschuwing zelf is zeer dringend. Maak uw weg verre van haar) indien uw weg soms in haar nabijheid mocht zijn, en er zich een voorwendsel voor u opdoet, om door zaken te doen binnen het bereik van haar bekoring te komen, dan moet gij uw weg veranderen, er een andere richting aan geven, veeleer dan u aan gevaar bloot te stellen. Nader niet tot de deur van haar huis, ga aan de overzijde van de straat, ga door een andere straat, al is dit ook een omweg voor u. Dit geeft te kennen:

A. Dat wij een grote vrees voor en een sterke verfoeiing van die zonde moeten hebben. Wil moeten haar vrezen, zoals wij vrezen zouden voor een plaats, die door de pest is besmet, wij moeten haar verafschuwen, zoals wij een kreng verafschuwen waar wij niet bij willen komen. Wij zullen dan waarschijnlijk onze reinheid bewaren, als wij een ingewortelde afkeer hebben van alle vleselijke lusten.

B. Dat wij zeer zorgvuldig alles moeten vermijden, dat een aanleiding of gelegenheid kan wezen voor deze zonde, of er een stap nader toe brengen kan. Zij, die voor kwaad bewaard willen worden, moeten het kwaad uit de weg blijven. Er is in de verdorven natuur zoveel tonder, dat het waanzin is om onder enigerlei voorwendsel dicht bij de vonken te komen. Als wij ons in verzoeking begeven, dan hebben wij met God gespot toen wij baden: Leid ons niet in verzoeking.

C. Dat wij met een Godvruchtige ijver over onszelf moeten ijveren, en niet zo vast moeten vertrouwen op de kracht van eigen voornemens en besluiten, dat wij ons aan de rand van de zonde wagen met de belofte aan onszelf, dat wij tot hiertoe zullen komen en niet verder. Dat wij al wat een strik en een aanleiding tot zonde voor ons is geworden, al zou het ook als een rechteroog en een rechterhand zijn, moeten uitrekken en afhouwen en van ons werpen, moeten scheiden van hetgeen ons het dierbaarst is, veeleer dan onze eigen ziel in de waagschaal te stellen. Dat is het gebod van onze Heiland, Matthew 5:28.

De argumenten, die Salomo aanvoert, om aan deze waarschuwing kracht bij te zetten, zijn ontleend aan dezelfde opmerkingen als tevoren, namelijk het vele kwaad, dat door die zonde teweeg wordt gebracht.

a. "Zij vernietigt onze eer en goede naam. Gij geeft uw eer aan anderen, Proverbs 5:9. Gij zult haar zelf verliezen, gij zult aan ieder uwer naburen een steen in de hand geven om op u te werpen, want allen zullen zij met recht en rede schande over u roepen, u verachten en vertreden als een dwaas." Hoererij is een zonde, die de mensen verachtelijk en laag maakt, en geen man van verstand en deugd zal gaarne in het gezelschap zijn van iemand, die gezelschap houdt met hoeren.

b. "Zij verwoest de tijd, geeft de jaren, de jaren van de jeugd, de bloem van des mensen tijd, de wrede, aan deze uw lage lust, die met de uiterste wreedheid krijg voert tegen de ziel, die laaghartige hoer, die genegenheden voor u voorwendt, maar in werkelijkheid de kostelijke ziel, dat is, het kostelijk leven, jaagt." Deze jaren, die aan de eer van een genadig God moesten gegeven zijn, worden doorgebracht in de dienst van een wrede zonde.

c. "Zij ruïneert de bezitting, Proverbs 5:10. Vreemden verzadigen zich van uw vermogen, dat u toevertrouwd werd, om het als rentmeester te beheren voor uw gezin, en de vrucht van uw arbeid, die in de behoefte van uw eigen huis moet voorzien, zal in het huis des onbekenden komen, die er noch recht op heeft noch er u ooit dankbaar voor zal zijn."

d. Zij is verwoestend voor de gezondheid en verkort de dagen van de mensen uw vlees en uw lijf zullen er door verteerd worden," Proverbs 5:11. De lusten van de onreinheid voeren niet slechts krijg tegen de ziel, die de zondaar veronachtzaamt, en waarover hij in geen zorg is, maar voeren ook krijg tegen het lichaam, waaraan hij zo toegeeft, en waarvoor hij zo in zorg is om het te behagen en te vertroetelen, zo bedrieglijk, zo dwaas en zo schadelijk zijn deze lusten. Zij, die zich overgeven om alle onreinigheid gieriglijk te bedrijven, verwoesten hun kracht, werpen zich in zwakheid, en dikwijls zal hun lichaam vol zijn van walglijke kwalen, waardoor het getal hunner maanden in het midden wordt afgesneden, en zij de onbeklaagde slachtoffers worden van een wrede lust.

e. Indien ooit het geweten ontwaakt, zal zij de geest vervullen van afgrijzen. Hoewel gij thans vrolijk zijt, weelderig zijt in uw bedriegerijen, zult gij toch in uw laatste brullen, Proverbs 5:11. Al die tijd maakt gij werk voor berouw, hoopt gij de oorzaken op voor kwelling en pijniging bij het nadenken, als u de zonde in haar eigen kleuren wordt voorgesteld. Vroeg of laat zal zij u smart brengen, hetzij wanneer de ziel verootmoedigd is en tot bekering is gekomen, of wanneer vlees en lijf verteerd zijn, hetzij door ziekte, als het geweten de zondaar weerstaat, of door het graf als het lichaam daar wegrot, dan is de ziel in de pijniging van de hel waar de worm niet sterft, en het: "Kind, gedenk" het voortdurend geroep is.

Salomo stelt hier de overtuigde zondaar voor, zich verwijtingen doende, en zijn dwaasheid verzwarende. Dan zal hij het zeer bitter betreuren:

Ten eerste. Dat hij, omdat hij het haatte om verbeterd te worden, het haatte om ingelicht te worden, het niet kon verdragen om op zijn plicht te worden gewezen. (Hoe heb ik niet alleen de tucht van het onderwijs gehaat, maar ook het onderwijs zelf, hoewel het geheel en al waar en goed was.) Of om op zijn fouten en gebreken te worden gewezen: hoe heb ik de tucht gehaat, en heeft mijn hart de bestraffing versmaad, Proverbs 5:12. Hij moet wel erkennen dat zij, die het opzicht over hem hadden, ouders, leraren, hun plicht aan hem gedaan hadden, zij zijn zijn leermeesters geweest, hadden hem goede raad gegeven en getrouwelijk gewaarschuwd, Proverbs 5:13, maar tot zijn eigen schande zegt hij het en daarin rechtvaardigt hij God voor al de ellende, die over hem gekomen is hij had hun raad niet aangenomen, is hunner stem niet gehoorzaam geweest, want hij heeft zijn oor niet geneigd tot zijn leraars, nooit acht geslagen op hetgeen zij zeiden, er de indruk niet van willen ontvangen. Zij, die een goede opvoeding hebben ontvangen en er niet naar leven, zullen eenmaal zeer veel te verantwoorden hebben. En zij, die thans niet willen gedenken aan hetgeen hen geleerd was, om er zich naar te gedragen, zullen het moeten gedenken als een verzwaring van hun zonde, en bijgevolg van hun verderf.

Ten tweede. Dat door de menigvuldige daden van de zonde de gewoonte ervan zo ingeworteld en bevestigd was, dat zijn hart er volkomen toe gezet was om haar te bedrijven, Proverbs 5:14. Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden van de gemeente en de vergadering. Als hij in de synagoge kwam, of in de voorhoven van de tempel, om met de andere Israëlieten God te aanbidden, was zijn onrein hart vol van wellustige gedachten en begeerten, en waren zijn ogen van overspel. Eerbied voor de plaats en het gezelschap en voor het werk, dat gedaan werd kon hem niet in bedwang houden, hij was daar bijna even goddeloos en snood als overal elders. Aan een ontwaakt geweten zal geen zonde meer schrikkelijk voorkomen dan ontheiliging van het heilige, en geen verzwaring van de zonde zal haar meer uitermate zondig maken dan de plaats waarmee wij geëerd zijn in de gemeente en de vergadering, en de voorrechten, die wij daar genieten. Zimri en Kozbi hebben hun eerloosheid getoond "voor de ogen van Mozes en voor de ogen van de gehele vergadering," Numbers 25:6 en het overspel in het hart is even open en bloot voor God, en moet wel even aanstotelijk voor Hem zijn, als wij in Godsdienstige verrichtingen tot Hem naderen. Ik was in alle kwaad in trotsering van de magistraten en de rechters en hun vergaderingen, zo verstaan het sommigen. Anderen brengen het in verband met het kwaad van straf, niet van het kwaad van de zonde. "ik werd tot een voorbeeld gesteld, een schouwspel voor de wereld, ik ben onder bijna alle Gods oordelen geweest in het midden van de gemeente van Israël, tot een teken gesteld, opstaande, schreeuw ik in de gemeente Job 30:28. Laat datgene vermeden worden hetwelk later zo berouwd zal moeten worden.

Verzen 1-14

Spreuken 5:1-14

I. Wij hebben hier: een plechtige inleiding tot de waarschuwing, die zal volgen, Proverbs 5:1, Proverbs 5:2. Salomo wendt zich hier tot zijn zoon, dat is: tot alle jonge mannen als tot zijn eigen kinderen, die hij liefheeft en op wie hij invloed heeft. In de naam Gods eist hij aandacht, want hij schrijft door Goddelijke ingeving, en is een profeet, al begint hij zijn toespraak niet met een: Zo zegt de Heere.

Merk op, en neig uw oor, hoor niet slechts wat gezegd wordt, en lees niet slechts wat geschreven is, maar geef er uw hart, uw aandacht aan, en denk er zorgvuldig over na. Om die aandacht te verkrijgen, wijst hij:

1. Op de voortreffelijkheid van zijn rede: het is mijn wijsheid, het is mijn verstand, als ik het onderneem om u wijsheid te leren, kan ik niets voorschrijven, dat meer terecht aldus genoemd kan worden, zedelijke wijsbegeerte is mijn wijsbegeerte, en die in mijn school geleerd kan worden.

2. De nuttigheid ervan:, Let op hetgeen ik zeg.

a. Opdat gij verstandelijk handelt, opdat gij alle bedachtzaamheid behoudt. Salomo's lessen zijn niet bedoeld of bestemd om ons hoofd te vullen met denkbeelden, met stof tot spitsvondige redeneringen of bespiegelingen of twistige samensprekingen, maar om ons te leiden in de heerschappij over onszelf, opdat wij handelen met bedachtzaamheid, gelijk het ons betaamt en aan onze wezenlijke belangen bevorderlijk zijn zal.

b. Opdat gij spreekt met verstand, en uw lippen wetenschap bewaren, zodat gij haar gereed bij de hand hebt tot voordeel en nut van hen, met wie gij spreekt. De lippen des priesters worden gezegd wetenschap te bewaren, Malachi 2:7, maar zij die machtig zijn in de Schriften, kunnen niet slechts in hun Godsdienstige verrichtingen, maar ook in hun gesprekken, geestelijke priesters zijn.

II. De waarschuwing zelf, en die is: ons te onthouden van vleselijke lusten, van overspel hoererij en alle onreinheid. Sommigen passen het toe in overdrachtelijke zin, en onder de overspelige vrouw verstaan zij hier afgoderij, valse leerstellingen, die de strekking hebben om der mensen geest te verderven, of de zinnelijke lusten, waarop het even goed als op iets anders toegepast kan worden, maar de oorspronkelijke bedoeling is duidelijk ons te waarschuwen tegen overtreding van het zeverde gebod, waartoe de jeugd zo geneigd is, de verzoekingen waarvan zo heftig zijn, de voorbeelden waarvan zo menigvuldig zijn, en die, als er aan wordt toegegeven, zo verwoestend zijn voor alle zaden van deugd in de ziel. En het is niet vreemd dat Salomo's waarschuwingen er tegen zo dringend zijn en zo dikwijls herhaald worden.

Als een getrouwe wachter geeft Salomo hier aan allen een getrouwe waarschuwing, om, als zij hun leven en welzijn liefhebben, deze zonde te vrezen, want zij zal gewis hun verderf zijn. Wij worden hier gewaarschuwd, om voor twee dingen op onze hoede te zijn.

1. Dat wij niet luisteren naar de bekoring van deze zonde. Het is waar: de lippen van de vreemde vrouw druppen honingzeem, Proverbs 5:3, de genietingen van de vleselijke lusten zijn zeer verlokkend (zoals de wijn, die zijn verf geeft in de beker en recht opgaat) en haar gehemelte is gladder dan olie, opdat de giftige pijl glad naar beneden ga, en er geen verdenking zij van kwaad. Maar bedenk:

A. Hoe noodlottig de gevolgen zullen zijn, hoe bitter de vrucht zal wezen, die de zondaar heeft van zijn honingzeem en olie als het einde daar is.

a. De verschrikkingen van het geweten, die zijn bitter als alsem, Proverbs 5:4, wat zoet was in de mond, wordt zuur in de maag, bij nadenken snijdt het als een tweesnijdend zwaard, dat naar alle kanten wondt. Salomo kon spreken uit ervaring, Ecclesiastes 7:26.

b. De pijniging van de hel. Indien sommigen, die zich schuldig gemaakt hebben aan deze zonde, zich er van bekeerd hebben en behouden werden, is toch de directe strekking dier zonde het verderf van lichaam en ziel, haar voeten dalen naar de dood, ja haar treden houden de hel vast, om haar naar de zondaar heen te trekken, alsof de verdoemenis al te lang sluimerde, Proverbs 5:5. Aan hen, die in deze zonde verstrikt zijn, moet herinnerd worden, dat er tussen hen en de hel maar een schrede is, en dat zij op het punt zijn van er in neer te storten

B. Bedenk hoe vals deze bekoringen zijn. De overspeelster vleit en spreekt fraaie woorden, haar woorden zijn honing en olie, maar die naar haar luisteren zal zij bedriegen, haar gangen zijn ongestadig, dat gij het niet merkt, zij verandert dikwijls haar vermomming, en neemt een grote verscheidenheid van valse kleuren aan, omdat ze, als zij goed gekend wordt, gewis gehaat wordt. Evenals Proteus neemt zij allerlei gedaanten aan, ten einde in gunst te blijven bij hen, op wie zij het gemunt heeft. En wat is met al die kunstenarijen haar bedoeling? Niets anders dan hen er van terug te houden het pad des levens te wegen, want zij weet dat zij, zo zij er toe komen om dat te doen, hen zeker zal verliezen. Diegenen zijn onbekend met de gedachten van Satan, die niet begrijpen dat de grote zaak, die hij met al zijn verzoekingen beoogt, is:

a. Hen er van terug te houden om het pad des levens te kiezen te voorkomen dat zij Godsdienstig zijn en naar de hemel gaan, opdat hij, zelf van de gelukzaligheid buitengesloten zijnde, hen er ook van kan buitensluiten.

b. Hen te dien einde er van af te houden het pad des levens te wegen, te bedenken hoe redelijk het is dat ze op dat pad wandelen, en hoezeer dit in hun voordeel zou wezen. Tot eer van de Godsdienst zij opgemerkt, dat deze gewis zijn doel zal bereiken bij allen, die slechts de vrijheid willen nemen om ernstig na te denken, en de dingen met onpartijdigheid in een rechte weegschaal willen wegen, en dat de duivel geen ander middel heeft om de mensen in zijn belangen te krijgen, dan door hen voortdurend met allerlei vermaken af te leiden van het kalme en sobere bedenken van hetgeen tot hun vrede dient. En onkuisheid is een zonde, die even sterk als wat het ook zij, het verstand benevelt, het geweten toeschroeit, en de mensen er van afhoudt om het pad des levens te wegen. Hoererij neemt het hart weg, Hosea 4:11.

2. Dat wij tot de grenzen van deze zonde niet moeten naderen, Proverbs 5:7, Proverbs 5:8. Deze waarschuwing komt met een plechtige inleiding: "Nu dan, gij kinderen, wie gij ook zijt, die deze regels leest of hoort, hoort naar mij, let op hetgeen ik zeg, en mengt er geloof mede, bewaart het, en wijkt niet van de redenen mijns monds, zoals diegenen doen, die luisteren naar de woorden van de vreemde vrouw. Neemt hetgeen ik zeg niet slechts aan voor het ogenblik maar blijft er bij, en hebt het bij de hand, en laat het van gewicht voor u zijn, als gij op het heftigst door de verzoeking wordt aangevallen. De waarschuwing zelf is zeer dringend. Maak uw weg verre van haar) indien uw weg soms in haar nabijheid mocht zijn, en er zich een voorwendsel voor u opdoet, om door zaken te doen binnen het bereik van haar bekoring te komen, dan moet gij uw weg veranderen, er een andere richting aan geven, veeleer dan u aan gevaar bloot te stellen. Nader niet tot de deur van haar huis, ga aan de overzijde van de straat, ga door een andere straat, al is dit ook een omweg voor u. Dit geeft te kennen:

A. Dat wij een grote vrees voor en een sterke verfoeiing van die zonde moeten hebben. Wil moeten haar vrezen, zoals wij vrezen zouden voor een plaats, die door de pest is besmet, wij moeten haar verafschuwen, zoals wij een kreng verafschuwen waar wij niet bij willen komen. Wij zullen dan waarschijnlijk onze reinheid bewaren, als wij een ingewortelde afkeer hebben van alle vleselijke lusten.

B. Dat wij zeer zorgvuldig alles moeten vermijden, dat een aanleiding of gelegenheid kan wezen voor deze zonde, of er een stap nader toe brengen kan. Zij, die voor kwaad bewaard willen worden, moeten het kwaad uit de weg blijven. Er is in de verdorven natuur zoveel tonder, dat het waanzin is om onder enigerlei voorwendsel dicht bij de vonken te komen. Als wij ons in verzoeking begeven, dan hebben wij met God gespot toen wij baden: Leid ons niet in verzoeking.

C. Dat wij met een Godvruchtige ijver over onszelf moeten ijveren, en niet zo vast moeten vertrouwen op de kracht van eigen voornemens en besluiten, dat wij ons aan de rand van de zonde wagen met de belofte aan onszelf, dat wij tot hiertoe zullen komen en niet verder. Dat wij al wat een strik en een aanleiding tot zonde voor ons is geworden, al zou het ook als een rechteroog en een rechterhand zijn, moeten uitrekken en afhouwen en van ons werpen, moeten scheiden van hetgeen ons het dierbaarst is, veeleer dan onze eigen ziel in de waagschaal te stellen. Dat is het gebod van onze Heiland, Matthew 5:28.

De argumenten, die Salomo aanvoert, om aan deze waarschuwing kracht bij te zetten, zijn ontleend aan dezelfde opmerkingen als tevoren, namelijk het vele kwaad, dat door die zonde teweeg wordt gebracht.

a. "Zij vernietigt onze eer en goede naam. Gij geeft uw eer aan anderen, Proverbs 5:9. Gij zult haar zelf verliezen, gij zult aan ieder uwer naburen een steen in de hand geven om op u te werpen, want allen zullen zij met recht en rede schande over u roepen, u verachten en vertreden als een dwaas." Hoererij is een zonde, die de mensen verachtelijk en laag maakt, en geen man van verstand en deugd zal gaarne in het gezelschap zijn van iemand, die gezelschap houdt met hoeren.

b. "Zij verwoest de tijd, geeft de jaren, de jaren van de jeugd, de bloem van des mensen tijd, de wrede, aan deze uw lage lust, die met de uiterste wreedheid krijg voert tegen de ziel, die laaghartige hoer, die genegenheden voor u voorwendt, maar in werkelijkheid de kostelijke ziel, dat is, het kostelijk leven, jaagt." Deze jaren, die aan de eer van een genadig God moesten gegeven zijn, worden doorgebracht in de dienst van een wrede zonde.

c. "Zij ruïneert de bezitting, Proverbs 5:10. Vreemden verzadigen zich van uw vermogen, dat u toevertrouwd werd, om het als rentmeester te beheren voor uw gezin, en de vrucht van uw arbeid, die in de behoefte van uw eigen huis moet voorzien, zal in het huis des onbekenden komen, die er noch recht op heeft noch er u ooit dankbaar voor zal zijn."

d. Zij is verwoestend voor de gezondheid en verkort de dagen van de mensen uw vlees en uw lijf zullen er door verteerd worden," Proverbs 5:11. De lusten van de onreinheid voeren niet slechts krijg tegen de ziel, die de zondaar veronachtzaamt, en waarover hij in geen zorg is, maar voeren ook krijg tegen het lichaam, waaraan hij zo toegeeft, en waarvoor hij zo in zorg is om het te behagen en te vertroetelen, zo bedrieglijk, zo dwaas en zo schadelijk zijn deze lusten. Zij, die zich overgeven om alle onreinigheid gieriglijk te bedrijven, verwoesten hun kracht, werpen zich in zwakheid, en dikwijls zal hun lichaam vol zijn van walglijke kwalen, waardoor het getal hunner maanden in het midden wordt afgesneden, en zij de onbeklaagde slachtoffers worden van een wrede lust.

e. Indien ooit het geweten ontwaakt, zal zij de geest vervullen van afgrijzen. Hoewel gij thans vrolijk zijt, weelderig zijt in uw bedriegerijen, zult gij toch in uw laatste brullen, Proverbs 5:11. Al die tijd maakt gij werk voor berouw, hoopt gij de oorzaken op voor kwelling en pijniging bij het nadenken, als u de zonde in haar eigen kleuren wordt voorgesteld. Vroeg of laat zal zij u smart brengen, hetzij wanneer de ziel verootmoedigd is en tot bekering is gekomen, of wanneer vlees en lijf verteerd zijn, hetzij door ziekte, als het geweten de zondaar weerstaat, of door het graf als het lichaam daar wegrot, dan is de ziel in de pijniging van de hel waar de worm niet sterft, en het: "Kind, gedenk" het voortdurend geroep is.

Salomo stelt hier de overtuigde zondaar voor, zich verwijtingen doende, en zijn dwaasheid verzwarende. Dan zal hij het zeer bitter betreuren:

Ten eerste. Dat hij, omdat hij het haatte om verbeterd te worden, het haatte om ingelicht te worden, het niet kon verdragen om op zijn plicht te worden gewezen. (Hoe heb ik niet alleen de tucht van het onderwijs gehaat, maar ook het onderwijs zelf, hoewel het geheel en al waar en goed was.) Of om op zijn fouten en gebreken te worden gewezen: hoe heb ik de tucht gehaat, en heeft mijn hart de bestraffing versmaad, Proverbs 5:12. Hij moet wel erkennen dat zij, die het opzicht over hem hadden, ouders, leraren, hun plicht aan hem gedaan hadden, zij zijn zijn leermeesters geweest, hadden hem goede raad gegeven en getrouwelijk gewaarschuwd, Proverbs 5:13, maar tot zijn eigen schande zegt hij het en daarin rechtvaardigt hij God voor al de ellende, die over hem gekomen is hij had hun raad niet aangenomen, is hunner stem niet gehoorzaam geweest, want hij heeft zijn oor niet geneigd tot zijn leraars, nooit acht geslagen op hetgeen zij zeiden, er de indruk niet van willen ontvangen. Zij, die een goede opvoeding hebben ontvangen en er niet naar leven, zullen eenmaal zeer veel te verantwoorden hebben. En zij, die thans niet willen gedenken aan hetgeen hen geleerd was, om er zich naar te gedragen, zullen het moeten gedenken als een verzwaring van hun zonde, en bijgevolg van hun verderf.

Ten tweede. Dat door de menigvuldige daden van de zonde de gewoonte ervan zo ingeworteld en bevestigd was, dat zijn hart er volkomen toe gezet was om haar te bedrijven, Proverbs 5:14. Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden van de gemeente en de vergadering. Als hij in de synagoge kwam, of in de voorhoven van de tempel, om met de andere Israëlieten God te aanbidden, was zijn onrein hart vol van wellustige gedachten en begeerten, en waren zijn ogen van overspel. Eerbied voor de plaats en het gezelschap en voor het werk, dat gedaan werd kon hem niet in bedwang houden, hij was daar bijna even goddeloos en snood als overal elders. Aan een ontwaakt geweten zal geen zonde meer schrikkelijk voorkomen dan ontheiliging van het heilige, en geen verzwaring van de zonde zal haar meer uitermate zondig maken dan de plaats waarmee wij geëerd zijn in de gemeente en de vergadering, en de voorrechten, die wij daar genieten. Zimri en Kozbi hebben hun eerloosheid getoond "voor de ogen van Mozes en voor de ogen van de gehele vergadering," Numbers 25:6 en het overspel in het hart is even open en bloot voor God, en moet wel even aanstotelijk voor Hem zijn, als wij in Godsdienstige verrichtingen tot Hem naderen. Ik was in alle kwaad in trotsering van de magistraten en de rechters en hun vergaderingen, zo verstaan het sommigen. Anderen brengen het in verband met het kwaad van straf, niet van het kwaad van de zonde. "ik werd tot een voorbeeld gesteld, een schouwspel voor de wereld, ik ben onder bijna alle Gods oordelen geweest in het midden van de gemeente van Israël, tot een teken gesteld, opstaande, schreeuw ik in de gemeente Job 30:28. Laat datgene vermeden worden hetwelk later zo berouwd zal moeten worden.

Verzen 15-23

Spreuken 5:15-23

Salomo had het grote kwaad aangetoond, dat er is in overspel en hoererij en al zulke ongebonden handelingen, en nu schrijft hij de geneesmiddelen voor.

I. Geniet met voldoening de lieflijkheid van een wettig huwelijk, dat ingesteld is ter voorkoming van ontucht, en waarvan daarom intijds gebruik moet worden gemaakt, opdat het niet krachteloos blijke te zijn ter genezing van hetgeen het had kunnen voorkomen. Laat geen personen klagen, dat God onvriendelijk met hen gehandeld heeft door hun de genietingen te ontzeggen, waartoe zij een natuurlijke begeerte hebben, want Hij heeft genadiglijk voorzien in de wettige voldoening ervan. Gij moogt inderdaad niet van elke boom des hofs eten, maar kies er een uit, die u behaagt, en daarvan moogt gij vrijelijk eten, de natuur zal daarmee tevreden zijn, maar lusten zijn met niets tevreden. Door aldus de mensen tot een te bepalen, heeft God hun zo weinig iets hards opgelegd, dat Hij integendeel met hun ware belangen te rade is gegaan. Salomo weidt hier sterk over uit, het niet slechts voorschrijvende als een tegengif, maar er op aandringende als een argument tegen hoererij, dat de geoorloofde genietingen van het huwelijk (al is het ook dat goddelozen, die in dienst zijn van de onreine geest, er de spot mee drijven), al de valse, verboden genietingen van de hoererij ver overtreffen.

1. Laat jonge lieden trouwen, trouwen en niet branden. Heb een waterbak voor uzelf, Proverbs 5:15, namelijk de huisvrouw uwer jeugd, Proverbs 5:18. Gij moet u of volkomen onthouden, of huwen. "De wereld is groot, en er is een grote verscheidenheid van gaven, onder welke gij kunt kiezen."

2. Laat hem, die gehuwd is, verlustiging vinden in zijn huisvrouw, en laat hem haar zeer liefhebben, niet alleen omdat zij de vrouw is, die hij zelf voor zich gekozen heeft, en hij met zijn eigen keuze tevreden moet zijn, maar omdat zij de vrouw is, die God in Zijn voorzienigheid voor hem bestemd heeft, en hij nog veel meer tevreden moet zijn met Gods beschikking. Hij moet behagen in haar vinden omdat zij de zijne is. Uw springader zij gezegend, Proverbs 5:18. Acht u zeer gelukkig in haar, beschouw haar als een gezegende vrouw, laat haar uw zegen hebben, bid dagelijks voor haar en verblijd u dan met haar. Van die voorrechten zullen wij waarschijnlijk genot hebben, die ons geheiligd zijn door gebed en door de zegen van God. Het is ons niet slechts vergund, maar geboden, om aangenaam te leven met onze bloedverwanten, en inzonderheid betaamt het metgezellen om zich tezamen en in elkaar te verblijden. Wederzijdse verlustiging is de band van wederzijdse trouw. Het wordt niet alleen als een erkend feit beschouwd, dat "de bruidegom vrolijk is over de bruid," Isaiah 62:5, maar gegeven als een wet: geniet het leven met de vrouw, die glij liefhebt, Ecclesiastes 9:9. Diegenen verlustigen zich niet in het goede daar waar God het voor hen bestemd heeft die vrolijk en gezellig zijn met hun gezellen buitenshuis, maar zuur en gemelijk zijn in hun eigen huis en in hun familiekring.

3. Laat hem zijn huisvrouw tederlijk liefhebben, Proverbs 5:19. Laat haar als een lieflijke hinde en een aangenaam steengeitje zijn, zoals aanzienlijke lieden soms tam in hun huis hielden om er mee te spelen. Begeer geen beter vermaak of afleiding van strenge studie of zwaar werk dan het onschuldige en aangename gesprek van uw eigen vrouw, laat haar in uw schoot liggen, zoals het ooilam van de arme man in zijn schoot lag, 2 Samuel 12:3, en leg gij uw hoofd neer aan haar boezem om uit te rusten laat dit u te allen tijde bevredigen, en zoek geen vermaak bij een andere. Dool steeds in haar liefde. Als gij uw liefde buitensporig wilt laten worden, en voor iemand zeer grote liefde wilt koesteren, laat het dan alleen uw eigen vrouw zijn, waar wel het minst gevaar bestaat dat zij buitensporig zal worden. Dit is water te drinken om de dorst uwer begeerte te lessen uit uw eigen waterbak en stromen uit uw bornput, die helder en fris zijn en gezond, Proverbs 5:15, Proverbs 5:1 Corinthiers 7:2, 3.

4. Laat hem zich verlustigen in zijn kinderen, en hen beschouwen met vermaak, Proverbs 5:16, Proverbs 5:17. "Beschouw hen als stromen uit uw eigen zuivere fontein," (de Joden worden gezegd uit "de wateren van Juda te zijn voortgekomen", Isaiah 48:1, zodat zij delen zijn van uzelf zoals de stromen van de fontein. Houd u aan uw eigen vrouw en dan zult gij hebben:

a. "Een talrijke nakomelingschap, als stromen van water, die zeer ruim vloeien, en zij zullen daar buiten verbreid worden, door huwelijken verbonden worden aan andere geslachten, terwijl zij, die hoereren, niet zullen uitbreken, Hosea 4:10.

b. "Een bijzonder nakroost, dat het uwe alleen zal zijn, terwijl de kinderen van de hoererij, die u toegeschreven worden, waarschijnlijk de uwe niet zijn, maar voor zoveel gij weet, het kroost kunnen zijn van vreemden, terwijl gij ze toch moet aannemen."

c. Een eerbaar nakroost, dat u tot eer zal wezen, dat gij uit moogt zenden, en waarmee gij u op straat kunt vertonen, terwijl onechte kinderen uw schande zijn, gij zult u schamen ze te erkennen. In deze zaak heeft de deugd alle genot en alle eer, met recht wordt zij dus wijsheid genoemd.

5. Laat hem dus de aanbieding van verboden genoegens versmaden, als hij altijd bekoord is door de liefde, Proverbs 5:19, van een getrouwe, deugdzame echtgenote, dan bedenke hij hoe ongerijmd het voor hem zou zijn, om door een vreemde bekoord te worden, Proverbs 5:20, verliefd te zijn op een onreine hoer, de schoot van de onbekende te omvangen, waarvan, zo hij enig besef had van eer of deugd, het denkbeeld hem zou doen walgen. Waarom wilt gij zo zot zijn, zo'n vijand zijn van uzelf, om aan modderig water, dat nog wel vergiftigd en gestolen is, de voorkeur te geven boven het zuivere levende water uit uw eigen bron? Indien de voorschriften van de rede gehoord worden, dan zullen de wetten van de deugd worden gehoorzaamd.

II. Zie altijd het oog van God op u, en laat Zijn vreze heersen in uw hart, Proverbs 5:21. Zij, die leven in deze zonde, beloven zich geheimhouding, "het oog des overspelers neemt de schemering" waar, Job 24:15. Maar waartoe als het toch niet verborgen kan blijven voor God? Want

1. Hij ziet het. Eens iegelijks wegen, al zijn bewegingen, al zijn daden, zijn voor de ogen des Heeren, al de roerselen van het hart en al de uitgangen des levens, hetgeen nog zo in het verborgen gedaan wordt en nog zo behendig wordt bedekt. God ziet het in het ware licht, en kent het in al zijn oorzaken, omstandigheden en gevolgen. Hij werpt niet nu en dan een oog op de wegen van de mensen, zij zijn Hem steeds voor ogen, durft gij tegen God zondigen voor Zijn ogen, dat gij niet durft in de tegenwoordigheid van een mens gelijk gijzelf zijt?

2. Hij zal er de zondaar ter verantwoording voor roepen, want Hij ziet niet slechts zijn gangen, maar Hij weegt ze, beoordeelt ze, als een, die weldra de zondaar ervoor oordelen zal. Iedere daad wordt gewogen en zal "in het gericht worden gebracht," Ecclesiastes 12:14, hetgeen een goede reden is waarom wij de gang onzes voets zullen wegen, Hoofdst. 4:26, en aldus onszelf oordelen, opdat wij niet geoordeeld worden.

III. "Voorzie het zekere verderf van hen, die nog voortgaan in hun overtredingen." Zij, die in deze zonde leven, beloven zich straffeloosheid, maar zij bedriegen zich, hun zonde zal hen vinden, Proverbs 5:22, Proverbs 5:23. De apostel geeft de zin van deze verzen in weinig woorden "hoereerders en overspelers zal God oordelen" Hebrews 13:4.

1. Het is een zonde, waarvan de mensen moeilijk de kracht kunnen afschudden. Als de zondaar oud en zwak is, zijn zijn lusten sterk en werkzaam, "gedenkende aan de dagen van zijn jeugd," Ezechiël 23:19. Aldus zullen de ongerechtigheden van de zondaar, hem met zijn eigen toestemming gegrepen hebbende, daarbij zich vrijwillig als gevangene er aan overgegeven heeft, hem vasthouden met de banden van zijn zonde, en zij hebben zo'n volkomen bezit van hem verkregen, dat hij zich niet los kan maken, maar in de grootheid van zijn dwaasheid, ( en wat groter dwaasheid kan er zijn, dan zich als dienstknecht aan zulke wrede aandrijvers over te geven?) zal hij verdwalen, eindeloos omdolen. Onkuisheid is een zonde, waarvan de mensen, als zij er zich eens in gestort hebben, zeer moeilijk en zeer zelden terugkomen.

2. Het is een zonde, aan de straf waarvoor de mensen, als zij haar niet verlaten, bij geen mogelijkheid kunnen ontkomen, zij zal onvermijdelijk hun verderf ten gevolge hebben. Gelijk hun eigen ongerechtigheden hen vasthouden in de verwijtingen en bestraffingen van hun geweten, Jeremiah 7:19, zo zullen hun eigen ongerechtigheden hen ook vasthouden en overleveren aan Gods gericht. Er is geen gevangenis, er zijn geen ketenen nodig, zij zullen met de banden hunner eigen zonden vastgehouden worden, zoals de gevallen engelen, die ongeneeslijk goddeloos zijnde, met eeuwige banden onder de duisternis bewaard worden. De zondaar, die dikwijls bestraft zijnde, zijn nek verhardt, zal ten laatste sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, daar hem algemene waarschuwingen genoeg zijn gegeven, zal hij geen bijzondere waarschuwingen ontvangen, maar hij zal sterven zonder zijn gevaar van tevoren te zien, hij zal sterven, omdat hij de tucht niet wilde aannemen, maar in de grootheid van zijn dwaasheid wilde verdwalen en zo zal zijn oordeel wezen, hij zal de weg naar huis nooit wedervinden Zij, die zo dwaas zijn om de weg van de zonde te kiezen, worden rechtvaardiglijk door God aan zichzelf overgelaten, om er op voort te gaan, totdat zij komen tot het verderf naar hetwelk hij heenleidt. En dat is een goede reden waarom wij met vastberadenheid moeten waken tegen de verlokkingen van zinnelijke lusten.

Verzen 15-23

Spreuken 5:15-23

Salomo had het grote kwaad aangetoond, dat er is in overspel en hoererij en al zulke ongebonden handelingen, en nu schrijft hij de geneesmiddelen voor.

I. Geniet met voldoening de lieflijkheid van een wettig huwelijk, dat ingesteld is ter voorkoming van ontucht, en waarvan daarom intijds gebruik moet worden gemaakt, opdat het niet krachteloos blijke te zijn ter genezing van hetgeen het had kunnen voorkomen. Laat geen personen klagen, dat God onvriendelijk met hen gehandeld heeft door hun de genietingen te ontzeggen, waartoe zij een natuurlijke begeerte hebben, want Hij heeft genadiglijk voorzien in de wettige voldoening ervan. Gij moogt inderdaad niet van elke boom des hofs eten, maar kies er een uit, die u behaagt, en daarvan moogt gij vrijelijk eten, de natuur zal daarmee tevreden zijn, maar lusten zijn met niets tevreden. Door aldus de mensen tot een te bepalen, heeft God hun zo weinig iets hards opgelegd, dat Hij integendeel met hun ware belangen te rade is gegaan. Salomo weidt hier sterk over uit, het niet slechts voorschrijvende als een tegengif, maar er op aandringende als een argument tegen hoererij, dat de geoorloofde genietingen van het huwelijk (al is het ook dat goddelozen, die in dienst zijn van de onreine geest, er de spot mee drijven), al de valse, verboden genietingen van de hoererij ver overtreffen.

1. Laat jonge lieden trouwen, trouwen en niet branden. Heb een waterbak voor uzelf, Proverbs 5:15, namelijk de huisvrouw uwer jeugd, Proverbs 5:18. Gij moet u of volkomen onthouden, of huwen. "De wereld is groot, en er is een grote verscheidenheid van gaven, onder welke gij kunt kiezen."

2. Laat hem, die gehuwd is, verlustiging vinden in zijn huisvrouw, en laat hem haar zeer liefhebben, niet alleen omdat zij de vrouw is, die hij zelf voor zich gekozen heeft, en hij met zijn eigen keuze tevreden moet zijn, maar omdat zij de vrouw is, die God in Zijn voorzienigheid voor hem bestemd heeft, en hij nog veel meer tevreden moet zijn met Gods beschikking. Hij moet behagen in haar vinden omdat zij de zijne is. Uw springader zij gezegend, Proverbs 5:18. Acht u zeer gelukkig in haar, beschouw haar als een gezegende vrouw, laat haar uw zegen hebben, bid dagelijks voor haar en verblijd u dan met haar. Van die voorrechten zullen wij waarschijnlijk genot hebben, die ons geheiligd zijn door gebed en door de zegen van God. Het is ons niet slechts vergund, maar geboden, om aangenaam te leven met onze bloedverwanten, en inzonderheid betaamt het metgezellen om zich tezamen en in elkaar te verblijden. Wederzijdse verlustiging is de band van wederzijdse trouw. Het wordt niet alleen als een erkend feit beschouwd, dat "de bruidegom vrolijk is over de bruid," Isaiah 62:5, maar gegeven als een wet: geniet het leven met de vrouw, die glij liefhebt, Ecclesiastes 9:9. Diegenen verlustigen zich niet in het goede daar waar God het voor hen bestemd heeft die vrolijk en gezellig zijn met hun gezellen buitenshuis, maar zuur en gemelijk zijn in hun eigen huis en in hun familiekring.

3. Laat hem zijn huisvrouw tederlijk liefhebben, Proverbs 5:19. Laat haar als een lieflijke hinde en een aangenaam steengeitje zijn, zoals aanzienlijke lieden soms tam in hun huis hielden om er mee te spelen. Begeer geen beter vermaak of afleiding van strenge studie of zwaar werk dan het onschuldige en aangename gesprek van uw eigen vrouw, laat haar in uw schoot liggen, zoals het ooilam van de arme man in zijn schoot lag, 2 Samuel 12:3, en leg gij uw hoofd neer aan haar boezem om uit te rusten laat dit u te allen tijde bevredigen, en zoek geen vermaak bij een andere. Dool steeds in haar liefde. Als gij uw liefde buitensporig wilt laten worden, en voor iemand zeer grote liefde wilt koesteren, laat het dan alleen uw eigen vrouw zijn, waar wel het minst gevaar bestaat dat zij buitensporig zal worden. Dit is water te drinken om de dorst uwer begeerte te lessen uit uw eigen waterbak en stromen uit uw bornput, die helder en fris zijn en gezond, Proverbs 5:15, Proverbs 5:1 Corinthiers 7:2, 3.

4. Laat hem zich verlustigen in zijn kinderen, en hen beschouwen met vermaak, Proverbs 5:16, Proverbs 5:17. "Beschouw hen als stromen uit uw eigen zuivere fontein," (de Joden worden gezegd uit "de wateren van Juda te zijn voortgekomen", Isaiah 48:1, zodat zij delen zijn van uzelf zoals de stromen van de fontein. Houd u aan uw eigen vrouw en dan zult gij hebben:

a. "Een talrijke nakomelingschap, als stromen van water, die zeer ruim vloeien, en zij zullen daar buiten verbreid worden, door huwelijken verbonden worden aan andere geslachten, terwijl zij, die hoereren, niet zullen uitbreken, Hosea 4:10.

b. "Een bijzonder nakroost, dat het uwe alleen zal zijn, terwijl de kinderen van de hoererij, die u toegeschreven worden, waarschijnlijk de uwe niet zijn, maar voor zoveel gij weet, het kroost kunnen zijn van vreemden, terwijl gij ze toch moet aannemen."

c. Een eerbaar nakroost, dat u tot eer zal wezen, dat gij uit moogt zenden, en waarmee gij u op straat kunt vertonen, terwijl onechte kinderen uw schande zijn, gij zult u schamen ze te erkennen. In deze zaak heeft de deugd alle genot en alle eer, met recht wordt zij dus wijsheid genoemd.

5. Laat hem dus de aanbieding van verboden genoegens versmaden, als hij altijd bekoord is door de liefde, Proverbs 5:19, van een getrouwe, deugdzame echtgenote, dan bedenke hij hoe ongerijmd het voor hem zou zijn, om door een vreemde bekoord te worden, Proverbs 5:20, verliefd te zijn op een onreine hoer, de schoot van de onbekende te omvangen, waarvan, zo hij enig besef had van eer of deugd, het denkbeeld hem zou doen walgen. Waarom wilt gij zo zot zijn, zo'n vijand zijn van uzelf, om aan modderig water, dat nog wel vergiftigd en gestolen is, de voorkeur te geven boven het zuivere levende water uit uw eigen bron? Indien de voorschriften van de rede gehoord worden, dan zullen de wetten van de deugd worden gehoorzaamd.

II. Zie altijd het oog van God op u, en laat Zijn vreze heersen in uw hart, Proverbs 5:21. Zij, die leven in deze zonde, beloven zich geheimhouding, "het oog des overspelers neemt de schemering" waar, Job 24:15. Maar waartoe als het toch niet verborgen kan blijven voor God? Want

1. Hij ziet het. Eens iegelijks wegen, al zijn bewegingen, al zijn daden, zijn voor de ogen des Heeren, al de roerselen van het hart en al de uitgangen des levens, hetgeen nog zo in het verborgen gedaan wordt en nog zo behendig wordt bedekt. God ziet het in het ware licht, en kent het in al zijn oorzaken, omstandigheden en gevolgen. Hij werpt niet nu en dan een oog op de wegen van de mensen, zij zijn Hem steeds voor ogen, durft gij tegen God zondigen voor Zijn ogen, dat gij niet durft in de tegenwoordigheid van een mens gelijk gijzelf zijt?

2. Hij zal er de zondaar ter verantwoording voor roepen, want Hij ziet niet slechts zijn gangen, maar Hij weegt ze, beoordeelt ze, als een, die weldra de zondaar ervoor oordelen zal. Iedere daad wordt gewogen en zal "in het gericht worden gebracht," Ecclesiastes 12:14, hetgeen een goede reden is waarom wij de gang onzes voets zullen wegen, Hoofdst. 4:26, en aldus onszelf oordelen, opdat wij niet geoordeeld worden.

III. "Voorzie het zekere verderf van hen, die nog voortgaan in hun overtredingen." Zij, die in deze zonde leven, beloven zich straffeloosheid, maar zij bedriegen zich, hun zonde zal hen vinden, Proverbs 5:22, Proverbs 5:23. De apostel geeft de zin van deze verzen in weinig woorden "hoereerders en overspelers zal God oordelen" Hebrews 13:4.

1. Het is een zonde, waarvan de mensen moeilijk de kracht kunnen afschudden. Als de zondaar oud en zwak is, zijn zijn lusten sterk en werkzaam, "gedenkende aan de dagen van zijn jeugd," Ezechiël 23:19. Aldus zullen de ongerechtigheden van de zondaar, hem met zijn eigen toestemming gegrepen hebbende, daarbij zich vrijwillig als gevangene er aan overgegeven heeft, hem vasthouden met de banden van zijn zonde, en zij hebben zo'n volkomen bezit van hem verkregen, dat hij zich niet los kan maken, maar in de grootheid van zijn dwaasheid, ( en wat groter dwaasheid kan er zijn, dan zich als dienstknecht aan zulke wrede aandrijvers over te geven?) zal hij verdwalen, eindeloos omdolen. Onkuisheid is een zonde, waarvan de mensen, als zij er zich eens in gestort hebben, zeer moeilijk en zeer zelden terugkomen.

2. Het is een zonde, aan de straf waarvoor de mensen, als zij haar niet verlaten, bij geen mogelijkheid kunnen ontkomen, zij zal onvermijdelijk hun verderf ten gevolge hebben. Gelijk hun eigen ongerechtigheden hen vasthouden in de verwijtingen en bestraffingen van hun geweten, Jeremiah 7:19, zo zullen hun eigen ongerechtigheden hen ook vasthouden en overleveren aan Gods gericht. Er is geen gevangenis, er zijn geen ketenen nodig, zij zullen met de banden hunner eigen zonden vastgehouden worden, zoals de gevallen engelen, die ongeneeslijk goddeloos zijnde, met eeuwige banden onder de duisternis bewaard worden. De zondaar, die dikwijls bestraft zijnde, zijn nek verhardt, zal ten laatste sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, daar hem algemene waarschuwingen genoeg zijn gegeven, zal hij geen bijzondere waarschuwingen ontvangen, maar hij zal sterven zonder zijn gevaar van tevoren te zien, hij zal sterven, omdat hij de tucht niet wilde aannemen, maar in de grootheid van zijn dwaasheid wilde verdwalen en zo zal zijn oordeel wezen, hij zal de weg naar huis nooit wedervinden Zij, die zo dwaas zijn om de weg van de zonde te kiezen, worden rechtvaardiglijk door God aan zichzelf overgelaten, om er op voort te gaan, totdat zij komen tot het verderf naar hetwelk hij heenleidt. En dat is een goede reden waarom wij met vastberadenheid moeten waken tegen de verlokkingen van zinnelijke lusten.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Proverbs 5". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/proverbs-5.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile