Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Jozua 4

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JOZUA 4

Dit hoofdstuk geeft een nader bericht van Israëls wonderdadige tocht door de Jordaan.

I. De voorziening, die toen getroffen werd om er de gedachtenis van te bewaren, door twaalf stenen, die in de Jordaan werden opgericht, Joshua 4:9, en twaalf andere stenen, die uit de Jordaan werden opgenomen, Joshua 4:1..

II. De tocht des volks door de Jordaan, eerst de twee stammen, daarna al het volk, en ten slotte de priesters, die de ark droegen, Joshua 4:10.

III. Het terugkeren van de wateren in hun plaats, nadat zij met de ark uit de Jordaan waren opgekomen, Joshua 4:15.

IV. De oprichting van het monument te Gilgal om de herinnering van dit wonderwerk voor het nageslacht te bewaren, Joshua 4:20.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JOZUA 4

Dit hoofdstuk geeft een nader bericht van Israëls wonderdadige tocht door de Jordaan.

I. De voorziening, die toen getroffen werd om er de gedachtenis van te bewaren, door twaalf stenen, die in de Jordaan werden opgericht, Joshua 4:9, en twaalf andere stenen, die uit de Jordaan werden opgenomen, Joshua 4:1..

II. De tocht des volks door de Jordaan, eerst de twee stammen, daarna al het volk, en ten slotte de priesters, die de ark droegen, Joshua 4:10.

III. Het terugkeren van de wateren in hun plaats, nadat zij met de ark uit de Jordaan waren opgekomen, Joshua 4:15.

IV. De oprichting van het monument te Gilgal om de herinnering van dit wonderwerk voor het nageslacht te bewaren, Joshua 4:20.

Verzen 1-9

Jozua 4:1-9

Wij kunnen ons wel voorstellen dat Jozua en al de krijgslieden het op deze tocht door de Jordaan zeer druk gehad hebben. Zij trokken een vijandelijk land binnen onder de ogen des vijands, en het kon niet anders of er moet veel bij hen zijn omgegaan, de gedachten huns harten moeten zich vermenigvuldigd hebben. Zij hadden hun vrouwen en kinderen bij zich hun gezin, hun vee, hun tenten en al hun goederen, die zij langs dit vreemde, onbetreden pad hadden te vervoeren, dat of zeer modderig of zeer steenachtig moet geweest zijn, lastig voor de zwakken, en schrikwekkend voor de vreesachtigen, het afdalen naar de bodem van de rivier, en het opgaan naar de oever waren moeilijk wegens de steilte, zodat ieder man zijn hoofd wel vol zorgen gehad zal hebben en zijn handen vol van werk, en Jozua meer dan iemand hunner. En toch, temidden van al die bedrijvigheid moet zorg worden gedragen om de gedachtenis aan dit wonderwerk van God te vereeuwigen, en de zorg hiervoor mocht niet uitgesteld worden totdat zij meer vrije tijd zouden hebben. Hoeveel wij ook voor onszelf en ons gezin te doen hebben, toch moeten wij hetgeen wij te doen hebben voor de eer van God niet nalaten of verwaarlozen want dat is ons beste werk.

1. God gaf orders voor het toebereiden van dit gedenkteken. Indien Jozua het zonder Goddelijke aanwijzing of bevel gedaan had, dan zou het de schijn gehad hebben alsof hij zijn eigen naam en eer had willen vereeuwigen, en dan zou het nageslacht het niet met zoveel heilige eerbied beschouwd hebben, als nu het op Gods bevel werd opgericht. Gods wonderwerken moeten in eeuwige gedachtenis worden gehouden, en er moeten middelen worden beraamd om er de gedachtenis van te bewaren. Sommigen van de Israëlieten, die door de Jordaan gegaan zijn, waren misschien zo stompzinnig en zo weinig aangedaan door deze grote gunst van God over hen, dat zij er zich niet om bekommerden de gedachtenis er aan te bewaren, terwijl anderen er misschien zo door getroffen en aangedaan waren, er zo'n diepe indruk van hadden ontvangen, dat zij dachten dat het niet nodig was er een gedenkteken van op te richten, het hart en de tong van ieder Israëliet in alle eeuwen, zou er een levend, eeuwig gedenkteken van zijn. Maar God, die wist wat maaksel zij waren en hoe gemakkelijk en snel zij Zijn werken zouden kunnen vergeten, beschikte een hulpmiddel om dit voor alle geslachten in gedachtenis te houden, opdat zij die de vermelding er van in de gewijde geschiedenis niet konden of niet wilden lezen, er kennis van zouden verkrijgen door het opgerichte teken ter gedachtenis er van, waarvan de algemene overlevering des lands de verklaring zou geven, het zou ook dienen tot versterking van het bewijs van het feit, en als een blijvend getuigenis er van zijn voor hen, die in latere eeuwen aan de waarheid er van zouden twijfelen.

Er moet een monument opgericht worden en:

1. Jozua moet, als opperbevelhebber, er de orders voor geven, Joshua 4:1. Toen al hef volk geëindigd had over de Jordaan te trekken, zelfs de zwakken, die de laatsten waren, niet werden achtergelaten, zodat God Zijn werk volkomen gedaan had, en ieder Israëliet veilig in Kanan was, toen zei God aan Jozua de materialen bijeen te brengen voor dit monument. Het is de vrome gissing van de geleerde bisschop Patrick, dat Jozua zich ergens teruggetrokken had om God terstond voor deze wonderbare zegen te danken, en dat God hem toen ontmoette en aldus met hem sprak. Of het was misschien door Eleazar, de priester, dat God deze en andere instructies aan Jozua heeft gegeven, want hoewel hij hier niet genoemd wordt, heeft God toch, toen Jozua door oplegging van de handen tot dit grote werk geordend werd, bevolen, dat Eleazar voor hem raad zal vragen naar de wijze van urim voor het aangezicht des Heeren, en dat naar zijn mond Jozua en al de kinderen Israëls moeten uitgaan en ingaan. Numbers 27:21.

2. En man uit elke stam, en deze verkoren man, moet gebruikt worden om materialen te verzamelen voor dit monument, opdat aan iedere stam door iemand uit hun eigen midden het verhaal gedaan zou worden, en iedere stam hierdoor iets tot de eer Gods zou bijdragen, Joshua 4:2,Joshua 4:4. Uit elken stam een man. Niet de Levieten alleen, maar ieder Israëliet moet, in zijn plaats, helpen, om aan de mensenkinderen bekend te maken Gods mogendheden Psalms 145:12. De twee stammen, hoewel reeds gevestigd in hun bezitting, moeten, daar zij delen in de zegen, mee de hand lenen om er de gedachtenis van te bewaren.

3. Er wordt bevolen dat de stenen, waarvan dit gedenkteken opgericht zal worden, uit het midden van de bedding, (waar waarschijnlijk zeer veel grote stenen lagen) genomen moesten worden, en wel zo dicht mogelijk van de plek, waar de priesters met de ark gestaan hebben, Joshua 4:3. 5. Dit monument zou wel verdiend hebben vervaardigd te zijn geworden van stenen zeer kunstig gesneden door de bekwaamste kunstenaars, maar deze stenen van de bodem van de rivier waren natuurlijker en geschikter aanduidingen van het wonder, laat het nageslacht hieraan weten, dat de Jordaan teruggedreven was, want deze zelfde stenen werden er toen uit opgenomen. Voor de instelling van tekenen heeft God altijd verkoren hetgeen het meest geschikt en veelbetekenend was, veeleer dan hetgeen keurig en kunstig of schitterend was, want God heeft het dwaze van de wereld verkoren. Deze twaalf mannen moesten, nadat zij over de Jordaan waren gegaan, teruggezonden worden tot de plaats waar de ark stond, verlof hebbende om er nabij te komen (dat anderen niet mochten) voor deze dienst, gaat over voor de ark, Joshua 4:5, dat is "voor het aangezicht van de ark, die nu in het midden van de Jordaan staat, en haalt vandaar deze stenen."

4. Het gebruik van deze stenen wordt hier bevolen tot een teken, Joshua 4:6, ter gedachtenis Joshua 4:7. Zij zullen aan de kinderen aanleiding geven om in volgende tijden aan hun ouders te vragen: Hoe kwamen deze stenen daar? Het omliggende land was waarschijnlijk niet steenachtig, maar de ouders zullen hun dan mededelen wat aan henzelf was meegedeeld, dat in deze plaats de Jordaan door de almachtige kracht Gods verdeeld was, teneinde aan Israël een doortocht te geven naar Kanan zoals Jozua hier uitvoerig over gesproken heeft, Joshua 4:22 en verv.

II. Overeenkomstig deze orders werd de zaak gedaan.

1. Twaalf stenen werden uit het midden van de Jordaan opgenomen, en voor de ogen des volks gedragen naar de plaats waar zij voor die nacht hun hoofdkwartier opsloegen, Joshua 4:8. Waarschijnlijk waren deze stenen zo groot dat zij ze juist konden dragen, en in vorm en grootte ongeveer aan elkaar gelijk. Maar of zij ze terstond naar de bestemde plaats droegen, of wel de ark bleven vergezellen, en gelijken tred hielden met de plechtigen optocht daarvan, teneinde aan haar triomfantelijker intocht in Kanan nog meer statigheid bij te zetten, is onzeker. Door deze stenen, die zij moesten opnemen, heeft God hun, als het ware, acte van inbezitstelling gegeven van het goede land, het is nu geheel het hun, laat hen ingaan en bezit nemen, en daarom wordt gezegd dat de kinderen Israëls deden wat deze twaalf mannen gedaan hadden, Joshua 4:8, omdat zij de vertegenwoordigers waren van hun onderscheidene stammen. In zinspeling hierop kunnen wij opmerken dat toen de Heere Jezus, onze Jozua, het bittere des doods had overwonnen, en die Jordaan had uitgedroogd, Hij het koninkrijk van de hemelen voor alle gelovigen heeft geopend, Hij heeft Zijn twaalf apostelen, naar het getal van de stammen Israëls, geboden om door het gedenkteken des Evangelies de kennis hiervan tot de afgelegenste plaatsen en tot op de laatste tijden over te brengen.

2. Nog andere twaalf stenen (waarschijnlijk veel groter dan de eerste twaalf, want wij lezen niet, dat ieder derzelver door een man gedragen werd) werden opgericht in het midden van de Jordaan, Joshua 4:9, opgestapeld tot een hoop of zuil, zodat het bovenste gedeelte er van boven het water zou uitkomen, als de rivier op laag water stond of in het water gezien werd, als het helder en doorschijnend was, of tenminste zou het geraas en de beweging van het water als het er overheen stroomde, opgemerkt worden, en de schuitenvoerders zouden het mijden, zoals zij een rots mijden, op de een of andere wijze zal het waarschijnlijk zichtbaar zijn geweest, teneinde de plaats aan te duiden waar de ark stond, en om als duplicaat te dienen voor het andere monument, dat op droog land opgericht meest worden te Gilgal ter bevestiging van de getuigenis en ter bewaring van de overlevering. Het teken verdubbeld zijnde, was de zaak ongetwijfeld zeker.

Verzen 1-9

Jozua 4:1-9

Wij kunnen ons wel voorstellen dat Jozua en al de krijgslieden het op deze tocht door de Jordaan zeer druk gehad hebben. Zij trokken een vijandelijk land binnen onder de ogen des vijands, en het kon niet anders of er moet veel bij hen zijn omgegaan, de gedachten huns harten moeten zich vermenigvuldigd hebben. Zij hadden hun vrouwen en kinderen bij zich hun gezin, hun vee, hun tenten en al hun goederen, die zij langs dit vreemde, onbetreden pad hadden te vervoeren, dat of zeer modderig of zeer steenachtig moet geweest zijn, lastig voor de zwakken, en schrikwekkend voor de vreesachtigen, het afdalen naar de bodem van de rivier, en het opgaan naar de oever waren moeilijk wegens de steilte, zodat ieder man zijn hoofd wel vol zorgen gehad zal hebben en zijn handen vol van werk, en Jozua meer dan iemand hunner. En toch, temidden van al die bedrijvigheid moet zorg worden gedragen om de gedachtenis aan dit wonderwerk van God te vereeuwigen, en de zorg hiervoor mocht niet uitgesteld worden totdat zij meer vrije tijd zouden hebben. Hoeveel wij ook voor onszelf en ons gezin te doen hebben, toch moeten wij hetgeen wij te doen hebben voor de eer van God niet nalaten of verwaarlozen want dat is ons beste werk.

1. God gaf orders voor het toebereiden van dit gedenkteken. Indien Jozua het zonder Goddelijke aanwijzing of bevel gedaan had, dan zou het de schijn gehad hebben alsof hij zijn eigen naam en eer had willen vereeuwigen, en dan zou het nageslacht het niet met zoveel heilige eerbied beschouwd hebben, als nu het op Gods bevel werd opgericht. Gods wonderwerken moeten in eeuwige gedachtenis worden gehouden, en er moeten middelen worden beraamd om er de gedachtenis van te bewaren. Sommigen van de Israëlieten, die door de Jordaan gegaan zijn, waren misschien zo stompzinnig en zo weinig aangedaan door deze grote gunst van God over hen, dat zij er zich niet om bekommerden de gedachtenis er aan te bewaren, terwijl anderen er misschien zo door getroffen en aangedaan waren, er zo'n diepe indruk van hadden ontvangen, dat zij dachten dat het niet nodig was er een gedenkteken van op te richten, het hart en de tong van ieder Israëliet in alle eeuwen, zou er een levend, eeuwig gedenkteken van zijn. Maar God, die wist wat maaksel zij waren en hoe gemakkelijk en snel zij Zijn werken zouden kunnen vergeten, beschikte een hulpmiddel om dit voor alle geslachten in gedachtenis te houden, opdat zij die de vermelding er van in de gewijde geschiedenis niet konden of niet wilden lezen, er kennis van zouden verkrijgen door het opgerichte teken ter gedachtenis er van, waarvan de algemene overlevering des lands de verklaring zou geven, het zou ook dienen tot versterking van het bewijs van het feit, en als een blijvend getuigenis er van zijn voor hen, die in latere eeuwen aan de waarheid er van zouden twijfelen.

Er moet een monument opgericht worden en:

1. Jozua moet, als opperbevelhebber, er de orders voor geven, Joshua 4:1. Toen al hef volk geëindigd had over de Jordaan te trekken, zelfs de zwakken, die de laatsten waren, niet werden achtergelaten, zodat God Zijn werk volkomen gedaan had, en ieder Israëliet veilig in Kanan was, toen zei God aan Jozua de materialen bijeen te brengen voor dit monument. Het is de vrome gissing van de geleerde bisschop Patrick, dat Jozua zich ergens teruggetrokken had om God terstond voor deze wonderbare zegen te danken, en dat God hem toen ontmoette en aldus met hem sprak. Of het was misschien door Eleazar, de priester, dat God deze en andere instructies aan Jozua heeft gegeven, want hoewel hij hier niet genoemd wordt, heeft God toch, toen Jozua door oplegging van de handen tot dit grote werk geordend werd, bevolen, dat Eleazar voor hem raad zal vragen naar de wijze van urim voor het aangezicht des Heeren, en dat naar zijn mond Jozua en al de kinderen Israëls moeten uitgaan en ingaan. Numbers 27:21.

2. En man uit elke stam, en deze verkoren man, moet gebruikt worden om materialen te verzamelen voor dit monument, opdat aan iedere stam door iemand uit hun eigen midden het verhaal gedaan zou worden, en iedere stam hierdoor iets tot de eer Gods zou bijdragen, Joshua 4:2,Joshua 4:4. Uit elken stam een man. Niet de Levieten alleen, maar ieder Israëliet moet, in zijn plaats, helpen, om aan de mensenkinderen bekend te maken Gods mogendheden Psalms 145:12. De twee stammen, hoewel reeds gevestigd in hun bezitting, moeten, daar zij delen in de zegen, mee de hand lenen om er de gedachtenis van te bewaren.

3. Er wordt bevolen dat de stenen, waarvan dit gedenkteken opgericht zal worden, uit het midden van de bedding, (waar waarschijnlijk zeer veel grote stenen lagen) genomen moesten worden, en wel zo dicht mogelijk van de plek, waar de priesters met de ark gestaan hebben, Joshua 4:3. 5. Dit monument zou wel verdiend hebben vervaardigd te zijn geworden van stenen zeer kunstig gesneden door de bekwaamste kunstenaars, maar deze stenen van de bodem van de rivier waren natuurlijker en geschikter aanduidingen van het wonder, laat het nageslacht hieraan weten, dat de Jordaan teruggedreven was, want deze zelfde stenen werden er toen uit opgenomen. Voor de instelling van tekenen heeft God altijd verkoren hetgeen het meest geschikt en veelbetekenend was, veeleer dan hetgeen keurig en kunstig of schitterend was, want God heeft het dwaze van de wereld verkoren. Deze twaalf mannen moesten, nadat zij over de Jordaan waren gegaan, teruggezonden worden tot de plaats waar de ark stond, verlof hebbende om er nabij te komen (dat anderen niet mochten) voor deze dienst, gaat over voor de ark, Joshua 4:5, dat is "voor het aangezicht van de ark, die nu in het midden van de Jordaan staat, en haalt vandaar deze stenen."

4. Het gebruik van deze stenen wordt hier bevolen tot een teken, Joshua 4:6, ter gedachtenis Joshua 4:7. Zij zullen aan de kinderen aanleiding geven om in volgende tijden aan hun ouders te vragen: Hoe kwamen deze stenen daar? Het omliggende land was waarschijnlijk niet steenachtig, maar de ouders zullen hun dan mededelen wat aan henzelf was meegedeeld, dat in deze plaats de Jordaan door de almachtige kracht Gods verdeeld was, teneinde aan Israël een doortocht te geven naar Kanan zoals Jozua hier uitvoerig over gesproken heeft, Joshua 4:22 en verv.

II. Overeenkomstig deze orders werd de zaak gedaan.

1. Twaalf stenen werden uit het midden van de Jordaan opgenomen, en voor de ogen des volks gedragen naar de plaats waar zij voor die nacht hun hoofdkwartier opsloegen, Joshua 4:8. Waarschijnlijk waren deze stenen zo groot dat zij ze juist konden dragen, en in vorm en grootte ongeveer aan elkaar gelijk. Maar of zij ze terstond naar de bestemde plaats droegen, of wel de ark bleven vergezellen, en gelijken tred hielden met de plechtigen optocht daarvan, teneinde aan haar triomfantelijker intocht in Kanan nog meer statigheid bij te zetten, is onzeker. Door deze stenen, die zij moesten opnemen, heeft God hun, als het ware, acte van inbezitstelling gegeven van het goede land, het is nu geheel het hun, laat hen ingaan en bezit nemen, en daarom wordt gezegd dat de kinderen Israëls deden wat deze twaalf mannen gedaan hadden, Joshua 4:8, omdat zij de vertegenwoordigers waren van hun onderscheidene stammen. In zinspeling hierop kunnen wij opmerken dat toen de Heere Jezus, onze Jozua, het bittere des doods had overwonnen, en die Jordaan had uitgedroogd, Hij het koninkrijk van de hemelen voor alle gelovigen heeft geopend, Hij heeft Zijn twaalf apostelen, naar het getal van de stammen Israëls, geboden om door het gedenkteken des Evangelies de kennis hiervan tot de afgelegenste plaatsen en tot op de laatste tijden over te brengen.

2. Nog andere twaalf stenen (waarschijnlijk veel groter dan de eerste twaalf, want wij lezen niet, dat ieder derzelver door een man gedragen werd) werden opgericht in het midden van de Jordaan, Joshua 4:9, opgestapeld tot een hoop of zuil, zodat het bovenste gedeelte er van boven het water zou uitkomen, als de rivier op laag water stond of in het water gezien werd, als het helder en doorschijnend was, of tenminste zou het geraas en de beweging van het water als het er overheen stroomde, opgemerkt worden, en de schuitenvoerders zouden het mijden, zoals zij een rots mijden, op de een of andere wijze zal het waarschijnlijk zichtbaar zijn geweest, teneinde de plaats aan te duiden waar de ark stond, en om als duplicaat te dienen voor het andere monument, dat op droog land opgericht meest worden te Gilgal ter bevestiging van de getuigenis en ter bewaring van de overlevering. Het teken verdubbeld zijnde, was de zaak ongetwijfeld zeker.

Verzen 10-19

Jozua 4:10-19

De gewijde geschiedschrijver schijnt zo ingenomen met zijn onderwerp, dat hij er, als het ware, niet van kan scheiden, weshalve hij zeer omstandig is in zijn verhaal, inzonderheid om op te merken hoe nauwkeurig Jozua de orders opvolgde, die God hem had gegeven, en dat hij niets deed zonder de leiding en aanwijzing Gods, volbrengende alles wat de Heere hem geboden had, Joshua 4:10, hetgeen gezegd wordt ook te zijn wat Mozes geboden had. Wij lezen van geen bijzondere bevelen, die Mozes aan Jozua voor deze zaak heeft gegeven, de zaak was geheel nieuw voor hem. Daarom moet dit verstaan worden van de algemene instructies die Mozes hem gegeven heeft om de Goddelijke leiding te volgen, aan het volk over te leveren hetgeen hij van de Heere had ontvangen, en alle gelegenheden waar te nemen, om hen te herinneren aan hun plicht jegens God, als de beste wijze om hun dankbaarheid te tonen voor Zijn gunsten. Hetgeen Mozes, die nu dood was, tot hem gezegd had, herdacht hij en in overeenstemming hiermede handelde hij. Het is goed om de instructies, die wij hebben ontvangen klaar voor de geest te hebben, als het ogenblik is gekomen om ze ten uitvoer te brengen.

1. Het volk haastte en trok over, Joshua 4:10. Sommigen verstaan dit van de twaalf mannen die de stenen droegen, maar het schijnt veeleer bedoeld van de gehele massa des volks, want hoewel een bericht van hun overtocht gegeven is in Joshua 4:1, wordt het hier herhaald om de wille van deze bijzonderheid, die er aan toegevoegd is, dat het volk zich haastte en overtrok, hetzij dat Jozua hun door hun ambtlieden gebood haast te maken, want het moest het werk zijn van slechts n dag, en zij moesten geen klauw achterlaten, of wellicht was het hun eigen neiging om spoed te maken.

a. Sommigen haastten, omdat zij niet instaat waren op God te vertrouwen, en vreesden dat de wateren zouden wederkeren en hen overstelpen, zich bewust zijnde van schuld, en wantrouwig van de Goddelijke macht en goedheid.

b. Anderen, omdat zij God niet wilden verzoeken om het wonder langer te laten duren dan nodig was noch het geduld van de priesters, die de ark droegen, door onnodige vertraging op de proef wilden stellen.

c. Anderen, omdat zij vurig verlangden in Kanan te komen, en aldus wilden tonen hoe begerig zij waren dit lieflijk land te bereiken.

d. Nog anderen, die zelf het minst nadachten, maar haastten omdat anderen haastten. HU die gelooft zal niet haasten, zal Gods raad niet vooruit willen lopen, maar hem geduldig verbeiden, Isaiah 28:16.

2. De twee en een halve stam leidde de voorhoede, Joshua 4:12, Joshua 4:13. Dat hadden zij beloofd, toen hun hun erfdeel aan deze zijde van de Jordaan gegeven was, Numbers 32:27. En Jozua had hen nu onlangs aan hun belofte herinnerd, Joshua 1:12 en verv. Het was voegzaam, dat zij, die de eerste vestiging hadden verkregen, de eersten zouden zijn om de moeilijkheden en bezwaren tegemoet te gaan, te meer, wijl zij geen vrouwen en kinderen bij zich hadden, zoals de andere stammen, en zij waren allen uitgelezen mannen, geschikt tot de dienst, wel gewapend en toegerust. Het was een goede schikking om onder de leiding van zo sterk een legerafdeling voorwaarts te gaan, de anderen zullen er door aangemoedigd zijn. En de twee stammen hadden geen reden tot klagen: "de gevaarlijkste post is de meest eervolle post". 3. Toen al het volk aan de overzijde was gekomen, klommen de priesters met de ark op uit de Jordaan. Men zou denken dat dit vanzelf sprak, hun eigen verstand zal hun zeggen dat zij daar nu niet langer nodig waren, en toch hebben zij geen voet verzet, voordat Jozua hun gebood voort te gaan, en Jozua heeft hun niet geboden uit de Jordaan te gaan, voordat God het hem beval, Joshua 4:15. Zo gehoorzaam waren zij aan Jozua, en was Jozua aan God, hetgeen hun lof was, zoals het hun geluk was om onder zo goed een leiding te wezen. In hoe een lage staat God te eniger tijd Zijn priesters of Zijn volk ook moge brengen, laat hen geduldig wachten totdat Hij door Zijn voorzienigheid er hen uit oproept, zoals de priesters hier geroepen werden om uit de Jordaan op te komen, en laat hen het wachten niet moede worden, zolang zij in de diepte van hun lijden en verdrukking de ark des verbonds bij zich hebben, de tekenen namelijk van Gods tegenwoordigheid.

4. Niet zodra waren de priesters met de ark uit de Jordaan opgeklommen of de wateren van de rivier, die op een hoop hadden gestaan vloeiden weer in hun gewone loop afwaarts, en weldra was de bedding weer geheel gevuld, Joshua 4:18. Hieruit blijkt nog duidelijker dat de stilstand, die aan de rivier gegeven was, geen verborgen natuurlijke oorzaak had, maar zuiver en alleen de kracht van Gods tegenwoordigheid, en om de wille van Israël, want toen Israël over de Jordaan was, en het teken van Gods tegenwoordigheid was weggenomen stroomde het water weer voort, zodat, als er gevraagd wordt: "wat was u, Jordaan! dat gij achterwaarts keerdet?" geantwoord moet worden: het was zuiver en alleen in gehoorzaamheid aan de God Israëls en in goedertierenheid voor Gods Israël, "daarom is er niemand gelijk aan de God van Jeschurun, welgelukzalig zijt gij o Israël, wie is u gelijk, een volk verlost door de Heere." Sommigen merken hier op dat als de ark en de priesters, die haar dragen, van enigerlei plaats worden weggenomen de sluisdeuren des hemels geopend worden, de schaduw dat is, de bescherming, is geweken, en een overstroming van oordelen kan weldra verwacht worden. Zij, die uit de gemeente gestoten zijn, zullen spoedig ten verderve gaan. Als de ark genomen is, is de eer geweken.

5. Er wordt nota genomen van de eer, die door dit alles op Jozua gelegd werd, Joshua 4:14. "Te dien dage maakte de Heere Jozua groot," beide door de gemeenschap waartoe Hij hem met zich toeliet, bij alle gelegenheden tot hem sprekende, en bereid zijnde om door hem geraadpleegd te worden, en door het gezag, waarin Hij hem bevestigde zowel over de priesters als over het volk. Die God eren zal Hij eren, en als Hij iemand groot wil maken, zoals Hij gezegd had Jozua te willen grootmaken, Joshua 3:7, dan zal Hij het krachtdadig doen. Maar het was toch niet alleen om Jozua's wil, dat hij aldus groot werd gemaakt, het was om hem instaat te stellen om zoveel te meer dienst te doen aan Israël, want nu vreesden zij hem zoals zij Mozes gevreesd hadden. Zie hier wat het beste en zekerste middel is om de eerbied af te dwingen van minderen en hun gehoorzaamheid te verkrijgen, het is niet door te razen of te intimideren en een hoge toon te voeren, maar door heiligheid en liefde en alle mogelijke blijken te geven van hun welvaren en Gods wil en eer op het oog te hebben. Diegenen worden op de beste wijze en met het beste gevolg gevreesd, die doen blijken dat God met hen is en dat zij Hem voor ogen hebben. Zij, die geheiligd zijn, zijn in waarheid groot gemaakt, en zijn dubbele eer waardig. Voor de gunstgenoten des hemels moet men ontzag hebben.

6. Er wordt rekening gehouden van de tijd, wanneer deze grote gebeurtenis plaats had Joshua 4:19, het was op de tiende van de eerste maand op vijf dagen na juist veertig jaren nadat zij uit Egypte kwamen. God had gezegd in Zijn toorn, dat zij veertig jaren in de woestijn zouden omdwalen, maar om die veertig jaren vol te maken, moeten wij er het eerste jaar bij rekenen, dat toen al voorbij was, en een jaar van triomf was geweest in hun bevrijding uit Egypte, en dit laatste jaar, dat mee een Jaar van triomf was aan de overzijde van de Jordaan, zodat al die veertig jaren geen jaren van smart zijn geweest. En eindelijk bracht Hij hen in Kanan nog vijf dagen voordat de veertig jaren voleindigd waren, om te tonen hoe weinig Hij behagen schept in straffen, hoe vaardig Hij is om barmhartigheid te bewijzen, en dat terwille van de uitverkorenen de dagen van beroering en benauwdheid verkort worden, Matthew 24:22. God heeft het zo beschikt, dat zij Kanan binnentrokken vier dagen v r het jaarlijkse feest van het pascha, en op de eigen dag, dat zij moesten beginnen er zich op te bereiden Exodus 12:3 omdat Hij wilde dat hun intocht in Kanan lieflijk gemaakt en geheiligd zou worden door dit Godsdienstige feest, en hen herinnerd wilde hebben aan hun bevrijding uit Egypte, opdat zij die dagen en gebeurtenissen met elkaar vergelijkende, God verheerlijkt zou worden als "de Alfa en de Omega" van hun welzijn en geluk.

Verzen 10-19

Jozua 4:10-19

De gewijde geschiedschrijver schijnt zo ingenomen met zijn onderwerp, dat hij er, als het ware, niet van kan scheiden, weshalve hij zeer omstandig is in zijn verhaal, inzonderheid om op te merken hoe nauwkeurig Jozua de orders opvolgde, die God hem had gegeven, en dat hij niets deed zonder de leiding en aanwijzing Gods, volbrengende alles wat de Heere hem geboden had, Joshua 4:10, hetgeen gezegd wordt ook te zijn wat Mozes geboden had. Wij lezen van geen bijzondere bevelen, die Mozes aan Jozua voor deze zaak heeft gegeven, de zaak was geheel nieuw voor hem. Daarom moet dit verstaan worden van de algemene instructies die Mozes hem gegeven heeft om de Goddelijke leiding te volgen, aan het volk over te leveren hetgeen hij van de Heere had ontvangen, en alle gelegenheden waar te nemen, om hen te herinneren aan hun plicht jegens God, als de beste wijze om hun dankbaarheid te tonen voor Zijn gunsten. Hetgeen Mozes, die nu dood was, tot hem gezegd had, herdacht hij en in overeenstemming hiermede handelde hij. Het is goed om de instructies, die wij hebben ontvangen klaar voor de geest te hebben, als het ogenblik is gekomen om ze ten uitvoer te brengen.

1. Het volk haastte en trok over, Joshua 4:10. Sommigen verstaan dit van de twaalf mannen die de stenen droegen, maar het schijnt veeleer bedoeld van de gehele massa des volks, want hoewel een bericht van hun overtocht gegeven is in Joshua 4:1, wordt het hier herhaald om de wille van deze bijzonderheid, die er aan toegevoegd is, dat het volk zich haastte en overtrok, hetzij dat Jozua hun door hun ambtlieden gebood haast te maken, want het moest het werk zijn van slechts n dag, en zij moesten geen klauw achterlaten, of wellicht was het hun eigen neiging om spoed te maken.

a. Sommigen haastten, omdat zij niet instaat waren op God te vertrouwen, en vreesden dat de wateren zouden wederkeren en hen overstelpen, zich bewust zijnde van schuld, en wantrouwig van de Goddelijke macht en goedheid.

b. Anderen, omdat zij God niet wilden verzoeken om het wonder langer te laten duren dan nodig was noch het geduld van de priesters, die de ark droegen, door onnodige vertraging op de proef wilden stellen.

c. Anderen, omdat zij vurig verlangden in Kanan te komen, en aldus wilden tonen hoe begerig zij waren dit lieflijk land te bereiken.

d. Nog anderen, die zelf het minst nadachten, maar haastten omdat anderen haastten. HU die gelooft zal niet haasten, zal Gods raad niet vooruit willen lopen, maar hem geduldig verbeiden, Isaiah 28:16.

2. De twee en een halve stam leidde de voorhoede, Joshua 4:12, Joshua 4:13. Dat hadden zij beloofd, toen hun hun erfdeel aan deze zijde van de Jordaan gegeven was, Numbers 32:27. En Jozua had hen nu onlangs aan hun belofte herinnerd, Joshua 1:12 en verv. Het was voegzaam, dat zij, die de eerste vestiging hadden verkregen, de eersten zouden zijn om de moeilijkheden en bezwaren tegemoet te gaan, te meer, wijl zij geen vrouwen en kinderen bij zich hadden, zoals de andere stammen, en zij waren allen uitgelezen mannen, geschikt tot de dienst, wel gewapend en toegerust. Het was een goede schikking om onder de leiding van zo sterk een legerafdeling voorwaarts te gaan, de anderen zullen er door aangemoedigd zijn. En de twee stammen hadden geen reden tot klagen: "de gevaarlijkste post is de meest eervolle post". 3. Toen al het volk aan de overzijde was gekomen, klommen de priesters met de ark op uit de Jordaan. Men zou denken dat dit vanzelf sprak, hun eigen verstand zal hun zeggen dat zij daar nu niet langer nodig waren, en toch hebben zij geen voet verzet, voordat Jozua hun gebood voort te gaan, en Jozua heeft hun niet geboden uit de Jordaan te gaan, voordat God het hem beval, Joshua 4:15. Zo gehoorzaam waren zij aan Jozua, en was Jozua aan God, hetgeen hun lof was, zoals het hun geluk was om onder zo goed een leiding te wezen. In hoe een lage staat God te eniger tijd Zijn priesters of Zijn volk ook moge brengen, laat hen geduldig wachten totdat Hij door Zijn voorzienigheid er hen uit oproept, zoals de priesters hier geroepen werden om uit de Jordaan op te komen, en laat hen het wachten niet moede worden, zolang zij in de diepte van hun lijden en verdrukking de ark des verbonds bij zich hebben, de tekenen namelijk van Gods tegenwoordigheid.

4. Niet zodra waren de priesters met de ark uit de Jordaan opgeklommen of de wateren van de rivier, die op een hoop hadden gestaan vloeiden weer in hun gewone loop afwaarts, en weldra was de bedding weer geheel gevuld, Joshua 4:18. Hieruit blijkt nog duidelijker dat de stilstand, die aan de rivier gegeven was, geen verborgen natuurlijke oorzaak had, maar zuiver en alleen de kracht van Gods tegenwoordigheid, en om de wille van Israël, want toen Israël over de Jordaan was, en het teken van Gods tegenwoordigheid was weggenomen stroomde het water weer voort, zodat, als er gevraagd wordt: "wat was u, Jordaan! dat gij achterwaarts keerdet?" geantwoord moet worden: het was zuiver en alleen in gehoorzaamheid aan de God Israëls en in goedertierenheid voor Gods Israël, "daarom is er niemand gelijk aan de God van Jeschurun, welgelukzalig zijt gij o Israël, wie is u gelijk, een volk verlost door de Heere." Sommigen merken hier op dat als de ark en de priesters, die haar dragen, van enigerlei plaats worden weggenomen de sluisdeuren des hemels geopend worden, de schaduw dat is, de bescherming, is geweken, en een overstroming van oordelen kan weldra verwacht worden. Zij, die uit de gemeente gestoten zijn, zullen spoedig ten verderve gaan. Als de ark genomen is, is de eer geweken.

5. Er wordt nota genomen van de eer, die door dit alles op Jozua gelegd werd, Joshua 4:14. "Te dien dage maakte de Heere Jozua groot," beide door de gemeenschap waartoe Hij hem met zich toeliet, bij alle gelegenheden tot hem sprekende, en bereid zijnde om door hem geraadpleegd te worden, en door het gezag, waarin Hij hem bevestigde zowel over de priesters als over het volk. Die God eren zal Hij eren, en als Hij iemand groot wil maken, zoals Hij gezegd had Jozua te willen grootmaken, Joshua 3:7, dan zal Hij het krachtdadig doen. Maar het was toch niet alleen om Jozua's wil, dat hij aldus groot werd gemaakt, het was om hem instaat te stellen om zoveel te meer dienst te doen aan Israël, want nu vreesden zij hem zoals zij Mozes gevreesd hadden. Zie hier wat het beste en zekerste middel is om de eerbied af te dwingen van minderen en hun gehoorzaamheid te verkrijgen, het is niet door te razen of te intimideren en een hoge toon te voeren, maar door heiligheid en liefde en alle mogelijke blijken te geven van hun welvaren en Gods wil en eer op het oog te hebben. Diegenen worden op de beste wijze en met het beste gevolg gevreesd, die doen blijken dat God met hen is en dat zij Hem voor ogen hebben. Zij, die geheiligd zijn, zijn in waarheid groot gemaakt, en zijn dubbele eer waardig. Voor de gunstgenoten des hemels moet men ontzag hebben.

6. Er wordt rekening gehouden van de tijd, wanneer deze grote gebeurtenis plaats had Joshua 4:19, het was op de tiende van de eerste maand op vijf dagen na juist veertig jaren nadat zij uit Egypte kwamen. God had gezegd in Zijn toorn, dat zij veertig jaren in de woestijn zouden omdwalen, maar om die veertig jaren vol te maken, moeten wij er het eerste jaar bij rekenen, dat toen al voorbij was, en een jaar van triomf was geweest in hun bevrijding uit Egypte, en dit laatste jaar, dat mee een Jaar van triomf was aan de overzijde van de Jordaan, zodat al die veertig jaren geen jaren van smart zijn geweest. En eindelijk bracht Hij hen in Kanan nog vijf dagen voordat de veertig jaren voleindigd waren, om te tonen hoe weinig Hij behagen schept in straffen, hoe vaardig Hij is om barmhartigheid te bewijzen, en dat terwille van de uitverkorenen de dagen van beroering en benauwdheid verkort worden, Matthew 24:22. God heeft het zo beschikt, dat zij Kanan binnentrokken vier dagen v r het jaarlijkse feest van het pascha, en op de eigen dag, dat zij moesten beginnen er zich op te bereiden Exodus 12:3 omdat Hij wilde dat hun intocht in Kanan lieflijk gemaakt en geheiligd zou worden door dit Godsdienstige feest, en hen herinnerd wilde hebben aan hun bevrijding uit Egypte, opdat zij die dagen en gebeurtenissen met elkaar vergelijkende, God verheerlijkt zou worden als "de Alfa en de Omega" van hun welzijn en geluk.

Verzen 20-24

Jozua 4:20-24

De twaalf stenen, die neergelegd waren te Gilgal, Joshua 4:8, worden hier opgericht, hetzij opgestapeld, de een op de ander, maar toch zo, dat zij goed van elkaar onderscheiden en geteld konden worden, of wel in een rij, naast elkaar, want als zij opgericht zijn, worden zij niet een hoop van stenen genoemd, maar die stenen.

I. Hier wordt uitgegaan van de vaste veronderstelling, dat het nageslacht naar de betekenis er van zal vragen, begrijpende, dat zij daar waren opgericht ter gedachtenis. "Uw kinderen zullen hun vaderen vragen, (immers, aan wie anders zullen zij het vragen?) Wat zijn deze stenen?" Zij, die wijs willen wezen als zij oud zijn, moeten weetgierig wezen als zij jong zijn. Onze Heere Jezus heeft, hoewel Hij de volheid van de kennis had in zichzelf, door Zijn voorbeeld kinderen en jonge lieden geleerd te horen en te vragen, Luke 2:46. Toen Johannes dopende was in de Jordaan te Bethabara (het huis van de overtocht, waar het volk is overgetrokken) heeft hij misschien naar deze zelfde stenen gewezen, zeggende: "God kan uit deze stenen (die het eerst door de twaalf stammen werden opgericht) Abraham kinderen verwekken." Daar de stenen een gedachtenis waren aan de wonderen, kon de vraag van de kinderen gelegenheid geven om ze te verhalen, maar onze Heiland zegt, Luke 19:40, "Zo de kinderen zwijgen, zullen de stenen haast roepen," want op de een of andere wijze zal de Heere in Zijn wonderwerken worden verheerlijkt.

II. Aan de ouders wordt hier gezegd welk antwoord te geven op deze vraag, Joshua 4:22. "Gij zult uw kinderen te kennen geven, wat gij zelf vernomen hebt uit het geschreven woord en van uw vaderen." Het is de plicht van de ouders om hun kinderen op tijd bekend te maken met het woord en de werken Gods, opdat zij opgeleid, onderwezen worden in de weg, die zij te gaan hebben, Proverbs 22:6.

1. Zij moeten hun kinderen bekendmaken, dat de Jordaan voor het aangezicht van de kinderen Israëls achterwaarts werd gedreven, en dat zij op het droge door deze Jordaan zijn gegaan, en dat hier de plaats was, waar zij overgegaan waren. Zij zagen hoe diep en sterk een stroom de Jordaan nu was, maar de Goddelijke macht deed haar stilstaan, zelfs toen zij aan al haar oevers vol was-"en dit voor u, die zolang daarna leeft." Gods barmhartigheden aan onze vaderen waren barmhartigheden voor ons, en wij moeten van alle gelegenheden gebruik maken, om de grote dingen te gedenken, die God in de dagen vanouds voor onze vaderen gedaan heeft. De aldus gekenmerkte plaats zou een herinnering voor hen zijn. Israël is over deze Jordaan gekomen. Een lokale herinnering zal hun van nut wezen, en het aanschouwen van de plaats zou hen herinneren aan hetgeen hier gedaan was. En niet alleen de inwoners des lands, maar ook vreemdelingen en reizigers zullen deze stenen aanzien en onderricht ontvangen. Na de bezichtiging van deze stenen zullen velen hun Bijbels ter hand nemen, en er de geschiedenis lezen van dit wonderwerk, en sommigen zullen na het lezen van de geschiedenis hoewel zij op een afstand er van wonen, zich opgewekt gevoelen om er heen te reizen en de stenen te gaan zien.

2. Zij moeten die gelegenheid aangrijpen om hun kinderen te verhalen van het uitdrogen van de Rode Zee veertig jaren tevoren, "gelijk als de Heere, uw God, aan de Schelfzee gedaan heeft." Het verheerlijkt grotelijks latere zegeningen om ze te vergelijken met vroegere zegeningen want door die vergelijking blijkt dat God dezelfde is gisteren, en heden, en tot in eeuwigheid. Latere zegeningen moeten de vorigen in de herinnering terugroepen, en onze dankbaarheid er voor verlevendigen. 3. Zij moeten trachten een goed gebruik te maken van deze wonderwerken waarvan de kennis hun aldus zorgvuldig werd overgeleverd, Joshua 4:24.

a. Hierdoor werd de macht van God verheerlijkt. Geheel de wereld was overtuigd-of kon overtuigd zijn, dat de hand des Heeren sterk is, dat niets te moeilijk voor God is om te doen, en dat geen macht, zelfs niet die van de natuur zelf, verhinderen kan wat God wil tot stand brengen. De uitreddingen van Gods volk zijn voor alle volken leringen, en waarschuwingen om niet met Gods almacht te strijden.

b. Het volk van God werd opgewekt en aangemoedigd om in Zijn dienst te volharden: opdat gijlieden de Heere, uw God, vreest alle dagen, en bijgevolg uw plicht jegens Hem volbrengt, alle dagen. "iederen dag, al de dagen uws levens, en uw zaad tot in alle geslachten." De herinnering aan dit wonderwerk zal hen krachtdadig terughouden van andere goden te dienen, en hen nopen te blijven en overvloedig te zijn in de dienst van hun eigen God. Bij alles wat ouders hun kinderen leren en mededelen moeten zij voornamelijk dit op het oog hebben: hen te leren en op te wekken om God ten allen tijde te vrezen. Ernstige Godsvrucht is de beste geleerdheid.

Verzen 20-24

Jozua 4:20-24

De twaalf stenen, die neergelegd waren te Gilgal, Joshua 4:8, worden hier opgericht, hetzij opgestapeld, de een op de ander, maar toch zo, dat zij goed van elkaar onderscheiden en geteld konden worden, of wel in een rij, naast elkaar, want als zij opgericht zijn, worden zij niet een hoop van stenen genoemd, maar die stenen.

I. Hier wordt uitgegaan van de vaste veronderstelling, dat het nageslacht naar de betekenis er van zal vragen, begrijpende, dat zij daar waren opgericht ter gedachtenis. "Uw kinderen zullen hun vaderen vragen, (immers, aan wie anders zullen zij het vragen?) Wat zijn deze stenen?" Zij, die wijs willen wezen als zij oud zijn, moeten weetgierig wezen als zij jong zijn. Onze Heere Jezus heeft, hoewel Hij de volheid van de kennis had in zichzelf, door Zijn voorbeeld kinderen en jonge lieden geleerd te horen en te vragen, Luke 2:46. Toen Johannes dopende was in de Jordaan te Bethabara (het huis van de overtocht, waar het volk is overgetrokken) heeft hij misschien naar deze zelfde stenen gewezen, zeggende: "God kan uit deze stenen (die het eerst door de twaalf stammen werden opgericht) Abraham kinderen verwekken." Daar de stenen een gedachtenis waren aan de wonderen, kon de vraag van de kinderen gelegenheid geven om ze te verhalen, maar onze Heiland zegt, Luke 19:40, "Zo de kinderen zwijgen, zullen de stenen haast roepen," want op de een of andere wijze zal de Heere in Zijn wonderwerken worden verheerlijkt.

II. Aan de ouders wordt hier gezegd welk antwoord te geven op deze vraag, Joshua 4:22. "Gij zult uw kinderen te kennen geven, wat gij zelf vernomen hebt uit het geschreven woord en van uw vaderen." Het is de plicht van de ouders om hun kinderen op tijd bekend te maken met het woord en de werken Gods, opdat zij opgeleid, onderwezen worden in de weg, die zij te gaan hebben, Proverbs 22:6.

1. Zij moeten hun kinderen bekendmaken, dat de Jordaan voor het aangezicht van de kinderen Israëls achterwaarts werd gedreven, en dat zij op het droge door deze Jordaan zijn gegaan, en dat hier de plaats was, waar zij overgegaan waren. Zij zagen hoe diep en sterk een stroom de Jordaan nu was, maar de Goddelijke macht deed haar stilstaan, zelfs toen zij aan al haar oevers vol was-"en dit voor u, die zolang daarna leeft." Gods barmhartigheden aan onze vaderen waren barmhartigheden voor ons, en wij moeten van alle gelegenheden gebruik maken, om de grote dingen te gedenken, die God in de dagen vanouds voor onze vaderen gedaan heeft. De aldus gekenmerkte plaats zou een herinnering voor hen zijn. Israël is over deze Jordaan gekomen. Een lokale herinnering zal hun van nut wezen, en het aanschouwen van de plaats zou hen herinneren aan hetgeen hier gedaan was. En niet alleen de inwoners des lands, maar ook vreemdelingen en reizigers zullen deze stenen aanzien en onderricht ontvangen. Na de bezichtiging van deze stenen zullen velen hun Bijbels ter hand nemen, en er de geschiedenis lezen van dit wonderwerk, en sommigen zullen na het lezen van de geschiedenis hoewel zij op een afstand er van wonen, zich opgewekt gevoelen om er heen te reizen en de stenen te gaan zien.

2. Zij moeten die gelegenheid aangrijpen om hun kinderen te verhalen van het uitdrogen van de Rode Zee veertig jaren tevoren, "gelijk als de Heere, uw God, aan de Schelfzee gedaan heeft." Het verheerlijkt grotelijks latere zegeningen om ze te vergelijken met vroegere zegeningen want door die vergelijking blijkt dat God dezelfde is gisteren, en heden, en tot in eeuwigheid. Latere zegeningen moeten de vorigen in de herinnering terugroepen, en onze dankbaarheid er voor verlevendigen. 3. Zij moeten trachten een goed gebruik te maken van deze wonderwerken waarvan de kennis hun aldus zorgvuldig werd overgeleverd, Joshua 4:24.

a. Hierdoor werd de macht van God verheerlijkt. Geheel de wereld was overtuigd-of kon overtuigd zijn, dat de hand des Heeren sterk is, dat niets te moeilijk voor God is om te doen, en dat geen macht, zelfs niet die van de natuur zelf, verhinderen kan wat God wil tot stand brengen. De uitreddingen van Gods volk zijn voor alle volken leringen, en waarschuwingen om niet met Gods almacht te strijden.

b. Het volk van God werd opgewekt en aangemoedigd om in Zijn dienst te volharden: opdat gijlieden de Heere, uw God, vreest alle dagen, en bijgevolg uw plicht jegens Hem volbrengt, alle dagen. "iederen dag, al de dagen uws levens, en uw zaad tot in alle geslachten." De herinnering aan dit wonderwerk zal hen krachtdadig terughouden van andere goden te dienen, en hen nopen te blijven en overvloedig te zijn in de dienst van hun eigen God. Bij alles wat ouders hun kinderen leren en mededelen moeten zij voornamelijk dit op het oog hebben: hen te leren en op te wekken om God ten allen tijde te vrezen. Ernstige Godsvrucht is de beste geleerdheid.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Joshua 4". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/joshua-4.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile