Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 62". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-62.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 62". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 62Het werk van de profeten was beide: prediken en bidden. In dit hoofdstuk:
I. Besluit de profeet om zich stipt bij dat werk te houden, Isaiah 62:1.
II. God zegt hem en Zijn andere profeten om daarmee voort te gaan, ter aanmoediging van Zijn volk gedurende de tijd dat de bevrijding uitgesteld werd, Isaiah 62:6, Isaiah 62:7.
III. De beloften worden hier herhaald en bevestigd van de grote dingen welke God voor Zijn kerk doen zou voor de Joden na hun terugkeer uit de gevangenschap en voor de Christelijke kerk wanneer deze in de wereld gesticht zal zijn.
1. De kerk zal eerwaardig gemaakt worden in de dagen van de wereld, Isaiah 62:2.
2. Het zal blijken dat zij zeer dierbaar voor God en zeer kostelijk en eerwaardig in Zijn ogen is, Isaiah 62:3 -Isaiah 62:5.
3. Zij zal groten overvloed genieten, Isaiah 62:8 en 9.
4. Zij zal uit haar gevangenis verlost worden en opwassen tot een aanzienlijk volk, bijzonder door de hemel gezegend, Isaiah 62:10.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 62Het werk van de profeten was beide: prediken en bidden. In dit hoofdstuk:
I. Besluit de profeet om zich stipt bij dat werk te houden, Isaiah 62:1.
II. God zegt hem en Zijn andere profeten om daarmee voort te gaan, ter aanmoediging van Zijn volk gedurende de tijd dat de bevrijding uitgesteld werd, Isaiah 62:6, Isaiah 62:7.
III. De beloften worden hier herhaald en bevestigd van de grote dingen welke God voor Zijn kerk doen zou voor de Joden na hun terugkeer uit de gevangenschap en voor de Christelijke kerk wanneer deze in de wereld gesticht zal zijn.
1. De kerk zal eerwaardig gemaakt worden in de dagen van de wereld, Isaiah 62:2.
2. Het zal blijken dat zij zeer dierbaar voor God en zeer kostelijk en eerwaardig in Zijn ogen is, Isaiah 62:3 -Isaiah 62:5.
3. Zij zal groten overvloed genieten, Isaiah 62:8 en 9.
4. Zij zal uit haar gevangenis verlost worden en opwassen tot een aanzienlijk volk, bijzonder door de hemel gezegend, Isaiah 62:10.
Verzen 1-5
Jesaja 62:1-5De profeet zegt ons hier:
I. Wat hij voor de kerk zal doen. Als profeet is hij ziener en ook een man des woords. De profeet besluit zijn roeping, nauwgezet te vervullen. Isaiah 62:1. Hij zal niet zwijgen, en hij zal niet stil zijn. Hij zal aan zijn werk denken, hij zal er moeite voor doen, en nooit begeren zijn rust te nemen. Hierin was hij een type van Christus, die onvermoeibaar was in de uitoefening van Zijn roeping als profeet en deze tot Zijn spijs en drank maakte totdat Hij Zijn werk geëindigd had.
Merk hier op:
1. Wat het besluit van de profeet is: Hij zal niet zwijgen. Hij zal voortdurend zijn prediking vervolgen, niet alleen getrouw overleveren, maar geregeld herhalen de boodschappen, die hij van de Heere ontvangen heeft. Indien de mensen de voorschriften en beloften niet dadelijk aannemen, zal hij ze herhalen en hun regel op regel geven. En hij zal voortgaan in het gebed, hij zal niet stil zijn voor de troon van de genade, totdat hij van God de barmhartigheden van de beloften verkregen heeft. Hij zal volharden in de bediening des Woords en in het gebed gelijk de apostelen, Acts 6:4. De dienaren van Christus moeten voortdurend in beide bezig zijn en nooit vertragen in goeddoen. Het werk van de dienaren is tot het volk te spreken van God en tot God van het volk, en in beide opzichten nooit te zwijgen.
2. Welke beweegreden hij voor dit besluit had. Om Zions wil en om Jeruzalems wil, niet ter wille van enig belang van hemzelf, maar ter wille van de kerk, omdat hij liefde en belangstelling voor Zion gevoelt en dat hem nu aan het hart ligt. Wat er ook kome van zijn eigen huis en gezin, hij begeert het goede van Jeruzalem te zien en zal dat zoeken al de dagen zijns levens, Psalms 122:8, Psalms 122:9, Psalms 128:5. Het is Gods Zion en Zijn Jeruzalem, en daarom zijn zij hem dierbaar, want zij zijn het voor God en Gods heerlijkheid is betrokken bij hun voorspoed.
3. Hoelang hij besluit deze roeping voort te zetten: totdat de belofte van de gerechtigheid en het heil van de kerk in het voorgaande hoofdstuk gegeven, vervuld zal zijn. Jesaja zal zelf het ontslag van de gevangenen uit Babel niet beleven, nog veel minder de komst van het Evangelie waarin de genade door gerechtigheid zal heersen tot behoudenis en leven, en toch zal hij niet zwijgen totdat deze beloften vervuld worden, tenminste een deel er van, want door Zijn profetieën zal hij voortgaan er van te spreken, en er zal in elke eeuw een overblijfsel gevonden worden dat er voor zal blijven bidden, als zijn opvolgers, totdat de beloften vervuld zijn en daardoor de gebeden die er voor opgezonden werden verhoord zijn. Dan zullen de gerechtigheid en het heil van de kerk voortkomen als een glans en als een brandende fakkel, zo duidelijk dat zij haar eigen getuigenis medebrengen. Dat zal de kerk eer en troost geven, waardoor zij aangenaam en heerlijk zal verschijnen, en het zal leiding en onderricht aan de wereld geven, licht, niet alleen voor het oog maar ook voor de voet, en op de paden van hen die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods.
II. Wat God doen zal voor de kerk. De profeet kan slechts prediken en bidden, God kan Zijn woord bevestigen en Zijn gebeden verhoren
1. De kerk zal grotelijks bewonderd worden. Wanneer die gerechtigheid, die haar heil, haar lof en haar heerlijkheid is tot stand gebracht zal zijn, dan zullen de heidenen het zien. De heidenen zullen haar gerechtigheid zien en zich tot haar begeven, zij zullen die gerechtigheid zo zien, dat zij er in zullen delen tenzij door hun eigen verzuim. Zelfs koningen zullen het zien en de heerlijkheid hater gerechtigheid liefhebben, Isaiah 62:2. Zij zullen de fraaiheid van hun eigen hofhoudingen en koninkrijken voorbijzien en het oog vestigen op de geestelijke heerlijkheid van de kerk, die de hun ver overtreft.
2. Zij zal waarlijk bewonderenswaardig zijn. Grote namen maken de mensen aanzienlijk in de wereld en hun wordt veel eerbied bewezen. Men stemt algemeen toe dat eer haar waarde ontleent aan de waardigheid van hem die geëerd wordt. God is de fontein van alle eer en uit Hem vloeit de eer van de kerk. Gij zult met een nieuwe naam genoemd worden, een aangename naam, waarmee gij vroeger niet genoemd werdt, ook niet in de dagen van uw grootste voorspoed, en met het tegendeel waarvan gij genoemd werd ten tijde uwer beproeving. Gij zult een nieuw karakter hebben, verheven zijn tot een nieuwe waardigheid, en daarom zullen allen nieuwe denkbeelden over u hebben. Dit schijnt aangehaald te worden in de belofte, Revelation 2:17, "van de witte steen en op de steen een nieuwe naam," en die andere belofte, Revelation 3:12. "De naam van de stad van mijn God en Mijn nieuwe naam zal op hen zijn". Het is een naam, welke de mond des Heeren uitdrukkelijk noemen zal. En die mond noemt niets verkeerd, en zal anderen verplichten haar ook bij de naam te noemen die Hij haar geven zal, want Zijn oordeel is naar waarheid en allen zullen er vroeger of later mee overeenstemmen. Twee namen zal God haar geven:
a. Hij zal haar Zijn kroon noemen, Isaiah 62:3. Gij zult een sierlijke kroon zijn in de hand des Heeren-niet op Zijn hoofd alsof zij Hem werkelijk enige meerdere eer of macht toevoegde, zoals kronen dat aardse gekroonden doen, Naar in Zijn hand. Het behaagt Hem haar te rekenen en te vertonen als een heerlijkheid en schoonheid voor Hem. Toen Hij hen tot Zijn volk aannam, geschiedde dat opdat zij Hem zouden zijn tot een naam, en een lof en tot heerlijkheid, Jeremiah 13:11. "Gij zult zijn een kroon van de heerlijkheid en een koninklijke hoed" (of diadeem), door de goede hand uws Gods over u, Hij zal u dat maken, want Hij zal voor u een kroon van de heerlijkheid zijn, Isaiah 28:5. Gij zult dat zijn in Zijn hand, dat is: onder Zijn bescherming, Hij die al deze heerlijkheid op u leggen zal, zal ook een beschutting daarover scheppen, zodat de bloemen van uw kroon nooit verwelken en de juwelen van uw diadeem nooit zullen uitvallen.
b. Hij zal haar zijn echtgenote noemen, Isaiah 62:4, Isaiah 62:5. Deze eer is zoveel groter wanneer men bedenkt in welke verlaten toestand zij geweest is.
ten eerste. Haar geval was zeer betreurenswaard. Zij werd de verlatene genoemd en haar land lag gedurende de gevangenschap vereenzaamd, gelijk een met schande verstoten vrouw of een ontroostbare weduwe. Zo was de toestand van de godsdienst in de wereld v r de verkondiging van het Evangelie, hij was in zekere zin verstoten en verlaten, iets weer niemand naar omzag en waarvoor niemand werkelijk belangstelling gevoelde.
Ten tweede. Zij zal nu zeer aangenaam worden, want God zal in barmhartigheid tot haar wederkeren. Inplaats van beide schandnamen, zal zij twee eervolle namen dragen. Zij zal genoemd worden, Hephzibah, dat is Mijn lust is aan haar, zo heette de koningin van Hizkia, de moeder van Manasse, 2 Kings 21:1, een geschikte naam voor een vrouw, die de vreugde haars echtgenoots is, Proverbs 5:19. En hier is de Maker van de kerk haar man. Des Heeren lust is aan haar. God heeft door Zijn genade in Zijn kerk datgene gewrocht, waarin Hij zich verlustigt, zij is door Hem verfijnd, hervormd en tot Hem wedergebracht, door Zijn voorzienigheid doet Hij voor haar hetgeen toont dat Hij zich in haar verlustigt en dat het zijn lust is haar wel te doen.
Ten derde. Zij zal genoemd worden Herlas, dat is: de getrouwde, terwijl zij tot nog toe verlaten was, dus in een toestand geheel tegenovergesteld tegen die van een gehuwde vrouw, Isaiah 54:1. "Uw land zal getrouwd worden," dat is het zal weer vruchtbaar en bevolkt worden. Of schoon het zolang woest gelegen heeft, zal het weer bevolkt worden, het zal weer worden als een gelukkige moeder van kinderen omringd, Psalms 1:1-13:9. Het zal getrouwd worden:
A. Zijn zonen zullen van harte het land van hun geboorte en belangen huwen dat zij gedurende lange tijd verwaarloosd hadden, en waarvan zij gewanhoopt hadden dat zij er ooft meer gelukkig leven zouden. Hun zonen zullen u kennen, zij zullen gelukkig en met verheuging in u leven. Toen zij in Babel waren, scheen het dat zij dat land gehuwd hadden, want hun werd gezegd zich er in te vestigen en er de vrede voor te zoeken, Jeremiah 29:1, 5-7. Maar nu zullen zij weer hun eigen land trouwen, gelijk eenjongeling een jonkvrouw trouwt, in welke hij zich verlustigt, die hij zeer liefheeft en bij welke hij vele kinderen hoopt te krijgen. Het is goed voor een land, wanneer zijn eigen inboorlingen en inwoners er genoegen in hebben, het boven andere landen verkiezen, wanneer zijn vorsten het huwen en besluiten zich er geheel aan te wijden.
B. Haar God (en dat is nog veel beter) "zal haar Zich ondertrouwen in gerechtigheid en gericht," Hosea 2:1, 19, 20. Hij zal Zich over Zijn kerk verheugen "gelijk de bruidegom vrolijk is over de bruid," zich verblijdt over zijn betrekking tot haar en over haar genegenheid tot hem, Hij zal rusten in Zijn liefde tot haar, Zephaniah 3:17, Hij zal zich in haar verblijden, Psalms 147:11, en Hij zal haar goeddoen met geheel Zijn hart en geheel zijn ziel, Jeremiah 32:1, 41. Dit in zeer toepasselijk op de liefde van Christus voor Zijn gemeente en de voldoening die Hij in haar smaakt, welke zo heerlijk te voorschijn treedt in Salomo's hooglied, en in de hemel zal voltooid worden.
Verzen 1-5
Jesaja 62:1-5De profeet zegt ons hier:
I. Wat hij voor de kerk zal doen. Als profeet is hij ziener en ook een man des woords. De profeet besluit zijn roeping, nauwgezet te vervullen. Isaiah 62:1. Hij zal niet zwijgen, en hij zal niet stil zijn. Hij zal aan zijn werk denken, hij zal er moeite voor doen, en nooit begeren zijn rust te nemen. Hierin was hij een type van Christus, die onvermoeibaar was in de uitoefening van Zijn roeping als profeet en deze tot Zijn spijs en drank maakte totdat Hij Zijn werk geëindigd had.
Merk hier op:
1. Wat het besluit van de profeet is: Hij zal niet zwijgen. Hij zal voortdurend zijn prediking vervolgen, niet alleen getrouw overleveren, maar geregeld herhalen de boodschappen, die hij van de Heere ontvangen heeft. Indien de mensen de voorschriften en beloften niet dadelijk aannemen, zal hij ze herhalen en hun regel op regel geven. En hij zal voortgaan in het gebed, hij zal niet stil zijn voor de troon van de genade, totdat hij van God de barmhartigheden van de beloften verkregen heeft. Hij zal volharden in de bediening des Woords en in het gebed gelijk de apostelen, Acts 6:4. De dienaren van Christus moeten voortdurend in beide bezig zijn en nooit vertragen in goeddoen. Het werk van de dienaren is tot het volk te spreken van God en tot God van het volk, en in beide opzichten nooit te zwijgen.
2. Welke beweegreden hij voor dit besluit had. Om Zions wil en om Jeruzalems wil, niet ter wille van enig belang van hemzelf, maar ter wille van de kerk, omdat hij liefde en belangstelling voor Zion gevoelt en dat hem nu aan het hart ligt. Wat er ook kome van zijn eigen huis en gezin, hij begeert het goede van Jeruzalem te zien en zal dat zoeken al de dagen zijns levens, Psalms 122:8, Psalms 122:9, Psalms 128:5. Het is Gods Zion en Zijn Jeruzalem, en daarom zijn zij hem dierbaar, want zij zijn het voor God en Gods heerlijkheid is betrokken bij hun voorspoed.
3. Hoelang hij besluit deze roeping voort te zetten: totdat de belofte van de gerechtigheid en het heil van de kerk in het voorgaande hoofdstuk gegeven, vervuld zal zijn. Jesaja zal zelf het ontslag van de gevangenen uit Babel niet beleven, nog veel minder de komst van het Evangelie waarin de genade door gerechtigheid zal heersen tot behoudenis en leven, en toch zal hij niet zwijgen totdat deze beloften vervuld worden, tenminste een deel er van, want door Zijn profetieën zal hij voortgaan er van te spreken, en er zal in elke eeuw een overblijfsel gevonden worden dat er voor zal blijven bidden, als zijn opvolgers, totdat de beloften vervuld zijn en daardoor de gebeden die er voor opgezonden werden verhoord zijn. Dan zullen de gerechtigheid en het heil van de kerk voortkomen als een glans en als een brandende fakkel, zo duidelijk dat zij haar eigen getuigenis medebrengen. Dat zal de kerk eer en troost geven, waardoor zij aangenaam en heerlijk zal verschijnen, en het zal leiding en onderricht aan de wereld geven, licht, niet alleen voor het oog maar ook voor de voet, en op de paden van hen die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods.
II. Wat God doen zal voor de kerk. De profeet kan slechts prediken en bidden, God kan Zijn woord bevestigen en Zijn gebeden verhoren
1. De kerk zal grotelijks bewonderd worden. Wanneer die gerechtigheid, die haar heil, haar lof en haar heerlijkheid is tot stand gebracht zal zijn, dan zullen de heidenen het zien. De heidenen zullen haar gerechtigheid zien en zich tot haar begeven, zij zullen die gerechtigheid zo zien, dat zij er in zullen delen tenzij door hun eigen verzuim. Zelfs koningen zullen het zien en de heerlijkheid hater gerechtigheid liefhebben, Isaiah 62:2. Zij zullen de fraaiheid van hun eigen hofhoudingen en koninkrijken voorbijzien en het oog vestigen op de geestelijke heerlijkheid van de kerk, die de hun ver overtreft.
2. Zij zal waarlijk bewonderenswaardig zijn. Grote namen maken de mensen aanzienlijk in de wereld en hun wordt veel eerbied bewezen. Men stemt algemeen toe dat eer haar waarde ontleent aan de waardigheid van hem die geëerd wordt. God is de fontein van alle eer en uit Hem vloeit de eer van de kerk. Gij zult met een nieuwe naam genoemd worden, een aangename naam, waarmee gij vroeger niet genoemd werdt, ook niet in de dagen van uw grootste voorspoed, en met het tegendeel waarvan gij genoemd werd ten tijde uwer beproeving. Gij zult een nieuw karakter hebben, verheven zijn tot een nieuwe waardigheid, en daarom zullen allen nieuwe denkbeelden over u hebben. Dit schijnt aangehaald te worden in de belofte, Revelation 2:17, "van de witte steen en op de steen een nieuwe naam," en die andere belofte, Revelation 3:12. "De naam van de stad van mijn God en Mijn nieuwe naam zal op hen zijn". Het is een naam, welke de mond des Heeren uitdrukkelijk noemen zal. En die mond noemt niets verkeerd, en zal anderen verplichten haar ook bij de naam te noemen die Hij haar geven zal, want Zijn oordeel is naar waarheid en allen zullen er vroeger of later mee overeenstemmen. Twee namen zal God haar geven:
a. Hij zal haar Zijn kroon noemen, Isaiah 62:3. Gij zult een sierlijke kroon zijn in de hand des Heeren-niet op Zijn hoofd alsof zij Hem werkelijk enige meerdere eer of macht toevoegde, zoals kronen dat aardse gekroonden doen, Naar in Zijn hand. Het behaagt Hem haar te rekenen en te vertonen als een heerlijkheid en schoonheid voor Hem. Toen Hij hen tot Zijn volk aannam, geschiedde dat opdat zij Hem zouden zijn tot een naam, en een lof en tot heerlijkheid, Jeremiah 13:11. "Gij zult zijn een kroon van de heerlijkheid en een koninklijke hoed" (of diadeem), door de goede hand uws Gods over u, Hij zal u dat maken, want Hij zal voor u een kroon van de heerlijkheid zijn, Isaiah 28:5. Gij zult dat zijn in Zijn hand, dat is: onder Zijn bescherming, Hij die al deze heerlijkheid op u leggen zal, zal ook een beschutting daarover scheppen, zodat de bloemen van uw kroon nooit verwelken en de juwelen van uw diadeem nooit zullen uitvallen.
b. Hij zal haar zijn echtgenote noemen, Isaiah 62:4, Isaiah 62:5. Deze eer is zoveel groter wanneer men bedenkt in welke verlaten toestand zij geweest is.
ten eerste. Haar geval was zeer betreurenswaard. Zij werd de verlatene genoemd en haar land lag gedurende de gevangenschap vereenzaamd, gelijk een met schande verstoten vrouw of een ontroostbare weduwe. Zo was de toestand van de godsdienst in de wereld v r de verkondiging van het Evangelie, hij was in zekere zin verstoten en verlaten, iets weer niemand naar omzag en waarvoor niemand werkelijk belangstelling gevoelde.
Ten tweede. Zij zal nu zeer aangenaam worden, want God zal in barmhartigheid tot haar wederkeren. Inplaats van beide schandnamen, zal zij twee eervolle namen dragen. Zij zal genoemd worden, Hephzibah, dat is Mijn lust is aan haar, zo heette de koningin van Hizkia, de moeder van Manasse, 2 Kings 21:1, een geschikte naam voor een vrouw, die de vreugde haars echtgenoots is, Proverbs 5:19. En hier is de Maker van de kerk haar man. Des Heeren lust is aan haar. God heeft door Zijn genade in Zijn kerk datgene gewrocht, waarin Hij zich verlustigt, zij is door Hem verfijnd, hervormd en tot Hem wedergebracht, door Zijn voorzienigheid doet Hij voor haar hetgeen toont dat Hij zich in haar verlustigt en dat het zijn lust is haar wel te doen.
Ten derde. Zij zal genoemd worden Herlas, dat is: de getrouwde, terwijl zij tot nog toe verlaten was, dus in een toestand geheel tegenovergesteld tegen die van een gehuwde vrouw, Isaiah 54:1. "Uw land zal getrouwd worden," dat is het zal weer vruchtbaar en bevolkt worden. Of schoon het zolang woest gelegen heeft, zal het weer bevolkt worden, het zal weer worden als een gelukkige moeder van kinderen omringd, Psalms 1:1-13:9. Het zal getrouwd worden:
A. Zijn zonen zullen van harte het land van hun geboorte en belangen huwen dat zij gedurende lange tijd verwaarloosd hadden, en waarvan zij gewanhoopt hadden dat zij er ooft meer gelukkig leven zouden. Hun zonen zullen u kennen, zij zullen gelukkig en met verheuging in u leven. Toen zij in Babel waren, scheen het dat zij dat land gehuwd hadden, want hun werd gezegd zich er in te vestigen en er de vrede voor te zoeken, Jeremiah 29:1, 5-7. Maar nu zullen zij weer hun eigen land trouwen, gelijk eenjongeling een jonkvrouw trouwt, in welke hij zich verlustigt, die hij zeer liefheeft en bij welke hij vele kinderen hoopt te krijgen. Het is goed voor een land, wanneer zijn eigen inboorlingen en inwoners er genoegen in hebben, het boven andere landen verkiezen, wanneer zijn vorsten het huwen en besluiten zich er geheel aan te wijden.
B. Haar God (en dat is nog veel beter) "zal haar Zich ondertrouwen in gerechtigheid en gericht," Hosea 2:1, 19, 20. Hij zal Zich over Zijn kerk verheugen "gelijk de bruidegom vrolijk is over de bruid," zich verblijdt over zijn betrekking tot haar en over haar genegenheid tot hem, Hij zal rusten in Zijn liefde tot haar, Zephaniah 3:17, Hij zal zich in haar verblijden, Psalms 147:11, en Hij zal haar goeddoen met geheel Zijn hart en geheel zijn ziel, Jeremiah 32:1, 41. Dit in zeer toepasselijk op de liefde van Christus voor Zijn gemeente en de voldoening die Hij in haar smaakt, welke zo heerlijk te voorschijn treedt in Salomo's hooglied, en in de hemel zal voltooid worden.
Verzen 6-9
Jesaja 62:6-9Twee dingen worden hier Jeruzalem beloofd.
I. Overvloed van genademiddelen, overvloed van goede prediking en goede gebeden, Isaiah 62:6, Isaiah 62:7. Dit toont welke weg God volgt als Hij Zijn volk barmhartigheid bewijst, Hij brengt hen eerst tot hun plicht en stort de Geest van de gebeden over hen uit en geeft hun daarna heil. Er wordt voorziening gemaakt.
1. Dat de dienaren hun plicht als wachters vervullen. Hiervan wordt gesproken als van een teken ten goede, als een stap naar barmhartigheid en een eersteling daarvan dat Hij, neer aanleiding van hetgeen Hij voor hen bestemd heeft wachters op Jeruzalems muren gesteld heeft die al de dag en al de nacht niet zullen zwijgen. De dienaren zijn wachters op de muren van de kerk, want die is als een belegerde stad, wier belang het is schildwachten op de wallen te hebben, om kennis te nemen van en te waarschuwen tegen alle bewegingen des vijands. Het is noodzakelijk dat zij als wachters waakzaam en getrouw zijn en gewillig alle moeiten verdragen. Er wordt geëist dat-zij dag en nacht op hun post zijn, zij mogen hun plaats niet verlaten zolang de zielen over welke zij waken moeten, gevaar lopen. Zij mogen nooit zwijgen, zij moeten alle gelegenheden gebruiken om zondaren te waarschuwen, tijdig, ontijdig, en zij mogen nooit de zaak van Christus verraden door schandelijk en lafhartig zwijgen. Zij mogen nooit zwijgen voor de troon van de genade, zij moeten bidden en niet moede worden, gelijk Mozes de handen ophief en die niet liet zinken totdat Israël de overwinning behaald had over Amalek, Exodus 17:10, Exodus 17:12.
2. Het volk moet zijn plicht doen. Zij die de naam des Heeren vermelden, moeten ook nooit zwijgen, en niet denken dat het genoeg is als hun wachters bidden, maar zij moeten voor zichzelf bidden. Dat alles zal niet te veel zijn om de naderende genade met eerbied te ontmoeten.
a. Het is het kenmerk van Gods belijdend volk dat zij melding maken van de Heere, en daarmee ook voortgaan in slechte tijden, als het land verlaten en verwoest is. Zij moeten des Heeren doen gedenken (de gedenktekenen des Heeren zijn), zij herinneren zichzelf aan de Heere en brengen Hem in gedachtenis bij anderen.
b. Gods belijdend volk moet een biddend volk zijn, moet bidden in het openbaar, moet met God worstelen in het gebed en daarin volharden. Zwijgt niet, blijft nooit ten achter en wordt niet vermoeid in deze plicht. Geef hem geen rust, doe gelijk de onbeschaamde bedelaar, gelijk de weduwe die met haar voortdurend komen de onrechtvaardige rechter eindelijk het woord brak. God zei tot Mozes: Laat Mij toe (laat Mij los). En Jakob sprak tot Christus: Ik zal u niet laten gaan tenzij Gij mij zegent, Genesis 32:26.
c. Het is er zover vandaan dat het God mishaagt als wij bij Hem aanhouden, gelijk met mensen gewoonlijk het geval is, dat Hij er toe uitnodigt en het aanmoedigt. Hij gebiedt ons tot Hem te roepen, Hij is niet gelijk de discipelen die een smekeling afschrikten, Matthew 15:23. Hij spoort ons aan om dringend voor de troon van de genade te pleiten en Hem geen rust te geven, Luke 11:1-5, 8. Hij wil niet alleen dat wij tot Hem luidden, maar dat wij met Hem worstelen.
d. De openbare welvaart en voorspoed van Gods Jeruzalem moet ons voor de troon van de genade boven alles ter harte gaan, wij moeten bidden om het heil van de kerk. Ten eerste: dat zij veilig moge zijn, dat Hij haar bevestige, dat de belangen van de kerk verzekerd mogen zijn voor het tegenwoordige en voor de toekomst.
Ten tweede: dat zij groot moge zijn, een lof van de aarde, dat is dat zij moge geprezen worden en God in haar. Wanneer de waarheden des Evangelies opgehelderd worden en overwinnen, wanneer de Evangelische instellingen behoorlijk haar zuiverheid en kracht bediend worden, wanneer de kerk uitstekend wordt voor heiligdom en liefde, dan is Jeruzalem een lof van de aarde, dan heeft ze een goeden naam.
e. Wij moeten aanhouden in onze gebeden om genade voor de kerk tot de genade komt, wij moeten doen als de dienstknecht van de profeet, zeven maal gaan totdat de wolk als eens mans hand verschijnt 1 Kings 18:44.
f. Het is een goed teken dat God tot Zijn volk komt in de weg van de genade, indien Hij over hen de Geest des gebeds uitstort en hen opwekt om krachtig en volhardend te zijn in hun smekingen.
II. Overvloed van andere goede dingen, Isaiah 62:8. Dit volgt op het voorgaande, wanneer het volk God prijst, wanneer al de volken Hem prijzen, dan zal de aarde haar gewas geven, Psalms 67:5,Psalms 67:6. Uitwendige zegeningen zullen Jeruzalem, als kroon op haar getrouwheid, maken tot een lof van de aarde.
Merk op:
1. De grote droefheid waarin zij geweest waren, en de verliezen, die zij geleden hadden. Hun koren was spijs voor hun vijanden geworden, waarvan zij hoopten dat het hen en hun gezinnen voeden zou. Hier was een dubbele grief: dat zij zelf gebrek hadden aan hetgeen zij nodig hadden om in het leven te blijven en in gevaar waren bij gebrek daaraan van honger om te komen, en dat hun vijanden daardoor versterkt werden, hun leger er van voorzien hadden en zo zoveel beter in staat waren om hun kwaad te doen. God wordt gezegd hun koren aan hun vijanden te geven, omdat Hij dat niet alleen toeliet maar het zo beschikte als een rechtvaardige straf voor hun misbruik van de overvloed en hun gehechtheid aan de vreemden, Isaiah 1:7. De wijn, waaraan zij gearbeid hebben en die zij in hun droefenis nodig hadden om hen op te wekken, die een bezwaard hart hadden, dronken de vreemden naar hartelust. Dit zware oordeel was hen voor hun zonden bedreigd, Leviticus 26:16, Deuteronomy 28:33. Zie hoe onzeker onze aardse gemakken zijn en hoe verstandig het is om te werken om de spijs die niet vergaat.
2. De grote volheid en voldoening, waartoe zij nu hersteld zouden worden, Isaiah 62:9. Die het inzamelen zullen, zullen het eten en zij zullen de Heere prijzen. Zie hier.
A. Gods barmhartigheid in het geven van overvloed en vrede om die te genieten, dat de aarde haar gewas geeft, dat er handen zijn om het in te zamelen, dat zij niet door ziekte en ongelukken daarin verhinderd of in de oorlog gebruikt moeten worden, dat vreemden en vijanden niet komen en het voor zichzelf wegnemen, of het ons ontroven als wij het ingezameld hebben, dat wij eten de arbeid onzer handen en het brood ons niet uit de mond gestoten wordt, en vooral dat wij gelegenheid en een hart hebben om God er door te vereren, en dat Zijn voorhoven voor ons open zijn en wij niet verhinderd worden Hem daarin te ontmoeten. B. Onze plicht in het genieten van deze genade. Wij moeten met zorg en vlijt vergaderen hetgeen God ons geeft, wij moeten het gerust en blijmoedig eten, de giften van Gods goedheid niet opstapelen maar er gebruik van maken. Wij moeten, wanneer wij eten en verzadigd worden, de Heere zegenen, Hem dankzeggen voor Zijn goedheid jegens ons, en wij moeten Hem dienen met onze overvloed, die gebruiken in werken van godsvrucht en weldadigheid, eten en drinken in de voorhoven van Zijn heiligdom, waar het altaar, de priester en de arme er hun deel van ontvangen Het grootste genot dat een Godvrezende heeft van zijn spijs en drank is dat die hem voorzien van spijsoffer en drankoffer voor de Heere zijn God, Joel 2:14, het grootste genot dat hij van zijn bezittingen heeft is dat zij hem in staat stellen om God te verheerlijken en zijn naasten wel te doen. De wijn moet gedronken worden in de voorhoven des Heeren, met matigheid en ingetogenheid voor Gods aangezicht.
3. De plechtige bevestiging van deze belofte. De Heere heeft gezworen bij Zijn rechterhand en bij de arm van Zijn sterkte, dat Hij dit voor Zijn volk doen zal. God bevestigt het met een eed, opdat Zijn volk dat op Hem en op Zijn woord vertrouwt, "een sterke vertroosting moge hebben", Hebrews 6:17, Hebrews 6:18. En omdat Hij niemand meerder heeft om bij te zweren zweert Hij bij zichzelf, soms bij Zijn wezen. "Ik leef," Ezechiël 33:1 , soms bij Zijn heiligheid Psalms 89:35 , hier bij Zijn macht, Zijn rechterhand, welke in het zweren opgeheven werd. Deuteronomy 32:40, en de arm van Zijn sterkte. Het is een grote geruststelling voor hen, die hun hoop op Godsbeloften gevestigd hebben dat zij er zeker van zijn dat Hij machtig is ook te doen hetgeen Hij beloofd heeft, Romans 4:21. Om ons daarvan te verzekeren heeft Hij gezworen bij Zijn sterkte zich beroepende op de algemene bekendheid van Zijn almacht. Indien Hij het niet volbrengt, dan mag gezegd worden: Dat is omdat Hij niet kon! hetgeen de Egyptenaren nooit zullen zeggen, noch iemand anders. Numbers 14:16. Het is de troost van Gods volk, dat Zijn macht voor hen te werk gesteld wordt, Zijn rechterhand, aan welke de Middelaar gezeten is.
Verzen 6-9
Jesaja 62:6-9Twee dingen worden hier Jeruzalem beloofd.
I. Overvloed van genademiddelen, overvloed van goede prediking en goede gebeden, Isaiah 62:6, Isaiah 62:7. Dit toont welke weg God volgt als Hij Zijn volk barmhartigheid bewijst, Hij brengt hen eerst tot hun plicht en stort de Geest van de gebeden over hen uit en geeft hun daarna heil. Er wordt voorziening gemaakt.
1. Dat de dienaren hun plicht als wachters vervullen. Hiervan wordt gesproken als van een teken ten goede, als een stap naar barmhartigheid en een eersteling daarvan dat Hij, neer aanleiding van hetgeen Hij voor hen bestemd heeft wachters op Jeruzalems muren gesteld heeft die al de dag en al de nacht niet zullen zwijgen. De dienaren zijn wachters op de muren van de kerk, want die is als een belegerde stad, wier belang het is schildwachten op de wallen te hebben, om kennis te nemen van en te waarschuwen tegen alle bewegingen des vijands. Het is noodzakelijk dat zij als wachters waakzaam en getrouw zijn en gewillig alle moeiten verdragen. Er wordt geëist dat-zij dag en nacht op hun post zijn, zij mogen hun plaats niet verlaten zolang de zielen over welke zij waken moeten, gevaar lopen. Zij mogen nooit zwijgen, zij moeten alle gelegenheden gebruiken om zondaren te waarschuwen, tijdig, ontijdig, en zij mogen nooit de zaak van Christus verraden door schandelijk en lafhartig zwijgen. Zij mogen nooit zwijgen voor de troon van de genade, zij moeten bidden en niet moede worden, gelijk Mozes de handen ophief en die niet liet zinken totdat Israël de overwinning behaald had over Amalek, Exodus 17:10, Exodus 17:12.
2. Het volk moet zijn plicht doen. Zij die de naam des Heeren vermelden, moeten ook nooit zwijgen, en niet denken dat het genoeg is als hun wachters bidden, maar zij moeten voor zichzelf bidden. Dat alles zal niet te veel zijn om de naderende genade met eerbied te ontmoeten.
a. Het is het kenmerk van Gods belijdend volk dat zij melding maken van de Heere, en daarmee ook voortgaan in slechte tijden, als het land verlaten en verwoest is. Zij moeten des Heeren doen gedenken (de gedenktekenen des Heeren zijn), zij herinneren zichzelf aan de Heere en brengen Hem in gedachtenis bij anderen.
b. Gods belijdend volk moet een biddend volk zijn, moet bidden in het openbaar, moet met God worstelen in het gebed en daarin volharden. Zwijgt niet, blijft nooit ten achter en wordt niet vermoeid in deze plicht. Geef hem geen rust, doe gelijk de onbeschaamde bedelaar, gelijk de weduwe die met haar voortdurend komen de onrechtvaardige rechter eindelijk het woord brak. God zei tot Mozes: Laat Mij toe (laat Mij los). En Jakob sprak tot Christus: Ik zal u niet laten gaan tenzij Gij mij zegent, Genesis 32:26.
c. Het is er zover vandaan dat het God mishaagt als wij bij Hem aanhouden, gelijk met mensen gewoonlijk het geval is, dat Hij er toe uitnodigt en het aanmoedigt. Hij gebiedt ons tot Hem te roepen, Hij is niet gelijk de discipelen die een smekeling afschrikten, Matthew 15:23. Hij spoort ons aan om dringend voor de troon van de genade te pleiten en Hem geen rust te geven, Luke 11:1-5, 8. Hij wil niet alleen dat wij tot Hem luidden, maar dat wij met Hem worstelen.
d. De openbare welvaart en voorspoed van Gods Jeruzalem moet ons voor de troon van de genade boven alles ter harte gaan, wij moeten bidden om het heil van de kerk. Ten eerste: dat zij veilig moge zijn, dat Hij haar bevestige, dat de belangen van de kerk verzekerd mogen zijn voor het tegenwoordige en voor de toekomst.
Ten tweede: dat zij groot moge zijn, een lof van de aarde, dat is dat zij moge geprezen worden en God in haar. Wanneer de waarheden des Evangelies opgehelderd worden en overwinnen, wanneer de Evangelische instellingen behoorlijk haar zuiverheid en kracht bediend worden, wanneer de kerk uitstekend wordt voor heiligdom en liefde, dan is Jeruzalem een lof van de aarde, dan heeft ze een goeden naam.
e. Wij moeten aanhouden in onze gebeden om genade voor de kerk tot de genade komt, wij moeten doen als de dienstknecht van de profeet, zeven maal gaan totdat de wolk als eens mans hand verschijnt 1 Kings 18:44.
f. Het is een goed teken dat God tot Zijn volk komt in de weg van de genade, indien Hij over hen de Geest des gebeds uitstort en hen opwekt om krachtig en volhardend te zijn in hun smekingen.
II. Overvloed van andere goede dingen, Isaiah 62:8. Dit volgt op het voorgaande, wanneer het volk God prijst, wanneer al de volken Hem prijzen, dan zal de aarde haar gewas geven, Psalms 67:5,Psalms 67:6. Uitwendige zegeningen zullen Jeruzalem, als kroon op haar getrouwheid, maken tot een lof van de aarde.
Merk op:
1. De grote droefheid waarin zij geweest waren, en de verliezen, die zij geleden hadden. Hun koren was spijs voor hun vijanden geworden, waarvan zij hoopten dat het hen en hun gezinnen voeden zou. Hier was een dubbele grief: dat zij zelf gebrek hadden aan hetgeen zij nodig hadden om in het leven te blijven en in gevaar waren bij gebrek daaraan van honger om te komen, en dat hun vijanden daardoor versterkt werden, hun leger er van voorzien hadden en zo zoveel beter in staat waren om hun kwaad te doen. God wordt gezegd hun koren aan hun vijanden te geven, omdat Hij dat niet alleen toeliet maar het zo beschikte als een rechtvaardige straf voor hun misbruik van de overvloed en hun gehechtheid aan de vreemden, Isaiah 1:7. De wijn, waaraan zij gearbeid hebben en die zij in hun droefenis nodig hadden om hen op te wekken, die een bezwaard hart hadden, dronken de vreemden naar hartelust. Dit zware oordeel was hen voor hun zonden bedreigd, Leviticus 26:16, Deuteronomy 28:33. Zie hoe onzeker onze aardse gemakken zijn en hoe verstandig het is om te werken om de spijs die niet vergaat.
2. De grote volheid en voldoening, waartoe zij nu hersteld zouden worden, Isaiah 62:9. Die het inzamelen zullen, zullen het eten en zij zullen de Heere prijzen. Zie hier.
A. Gods barmhartigheid in het geven van overvloed en vrede om die te genieten, dat de aarde haar gewas geeft, dat er handen zijn om het in te zamelen, dat zij niet door ziekte en ongelukken daarin verhinderd of in de oorlog gebruikt moeten worden, dat vreemden en vijanden niet komen en het voor zichzelf wegnemen, of het ons ontroven als wij het ingezameld hebben, dat wij eten de arbeid onzer handen en het brood ons niet uit de mond gestoten wordt, en vooral dat wij gelegenheid en een hart hebben om God er door te vereren, en dat Zijn voorhoven voor ons open zijn en wij niet verhinderd worden Hem daarin te ontmoeten. B. Onze plicht in het genieten van deze genade. Wij moeten met zorg en vlijt vergaderen hetgeen God ons geeft, wij moeten het gerust en blijmoedig eten, de giften van Gods goedheid niet opstapelen maar er gebruik van maken. Wij moeten, wanneer wij eten en verzadigd worden, de Heere zegenen, Hem dankzeggen voor Zijn goedheid jegens ons, en wij moeten Hem dienen met onze overvloed, die gebruiken in werken van godsvrucht en weldadigheid, eten en drinken in de voorhoven van Zijn heiligdom, waar het altaar, de priester en de arme er hun deel van ontvangen Het grootste genot dat een Godvrezende heeft van zijn spijs en drank is dat die hem voorzien van spijsoffer en drankoffer voor de Heere zijn God, Joel 2:14, het grootste genot dat hij van zijn bezittingen heeft is dat zij hem in staat stellen om God te verheerlijken en zijn naasten wel te doen. De wijn moet gedronken worden in de voorhoven des Heeren, met matigheid en ingetogenheid voor Gods aangezicht.
3. De plechtige bevestiging van deze belofte. De Heere heeft gezworen bij Zijn rechterhand en bij de arm van Zijn sterkte, dat Hij dit voor Zijn volk doen zal. God bevestigt het met een eed, opdat Zijn volk dat op Hem en op Zijn woord vertrouwt, "een sterke vertroosting moge hebben", Hebrews 6:17, Hebrews 6:18. En omdat Hij niemand meerder heeft om bij te zweren zweert Hij bij zichzelf, soms bij Zijn wezen. "Ik leef," Ezechiël 33:1 , soms bij Zijn heiligheid Psalms 89:35 , hier bij Zijn macht, Zijn rechterhand, welke in het zweren opgeheven werd. Deuteronomy 32:40, en de arm van Zijn sterkte. Het is een grote geruststelling voor hen, die hun hoop op Godsbeloften gevestigd hebben dat zij er zeker van zijn dat Hij machtig is ook te doen hetgeen Hij beloofd heeft, Romans 4:21. Om ons daarvan te verzekeren heeft Hij gezworen bij Zijn sterkte zich beroepende op de algemene bekendheid van Zijn almacht. Indien Hij het niet volbrengt, dan mag gezegd worden: Dat is omdat Hij niet kon! hetgeen de Egyptenaren nooit zullen zeggen, noch iemand anders. Numbers 14:16. Het is de troost van Gods volk, dat Zijn macht voor hen te werk gesteld wordt, Zijn rechterhand, aan welke de Middelaar gezeten is.
Verzen 10-12
Jesaja 62:10-12Dit ziet, gelijk vele vroegere uitspraken, op de verlossing van de Joden uit Babel, en onder dat type op de grote verlossing, die door Christus Jezus gewrocht is, en de verkondiging van de Evangelische genade en vrijheid door Hem.
1. Er zal gelegenheid gemaakt worden voor dit heil, alle moeilijkheden zullen uit de weg geruimd worden en al wat zich ertegen verzet, wordt verwilderd, Isaiah 62:10. De poorten van Babel zullen opengeworpen worden, zodat zij in vrijheid daardoor naar buiten kunnen gaan, de weg van Babel naar het land van Israël zal bereid worden: verhoogde wegen zullen aangelegd worden door vochtige en moerassige streken en de stenen weggeruimd van de rotsachtige plaatsen. In de daarvoor geschikte plaatsen waar zij halt houden zullen, worden banieren opgericht, als hun wegwijzers en om hen aan te moedigen, zowel als tot hun grotere veiligheid. Zo werd Johannes de Doper gezonden om de weg te bereiden voor Christus, Matthew 3:3. En alvorens Christus door Zijn genade en vertroosting tot iemand komt ter redding wordt voor hem plaats gemaakt door berouw dat genoemd wordt de "bereidheid van het Evangelie des vredes". Efeziers 6:15. Hier wordt de weg er door gebaand, daar worden de voeten er door geschoeid, hetgeen op hetzelfde ziet, want beide zijn voor de reis nodig.
2. Er zal kennis gegeven worden van deze verlossing, Isaiah 62:11, Isaiah 62:12. Het zal de gevangenen meegedeeld worden dat zij in vrijheid gesteld zijn en gaan mogen waar het hun behaagt, het zal aan al hun naburen bekend gemaakt worden, ja zelfs tot aan het einde van de aarde, dat God de rechtvaardige, verongelijkte en verachte zaak van Zion gericht heeft. Tot Zion moet tot haar vertroosting gezegd worden: Zie, uw heil komt, dat is: uw Zaligmaker, die uw heil u brengt, hij zal in dat heil zo'n beloning meebrengen, dat allen zich er over verwonderen zullen, een beloning van vertroosting en vrede met Hem. Maar ook een werk van verootmoediging en hervorming voor Hem, om Zijn volk te bereiden voor de vergoeding voor al hun lijden, en dan volgt, ten aanzien van een ieder hunner, dat zij zullen genoemd worden: het heilige volk, de verlosten des Heeren. Het werk voor hen, dat in hen zal gewrocht worden, zal hen de naam verwerven van een heilig volk genezen van zijn neiging tot afgoderij en gewijd aan God alleen. En net loon dat Hij brengt, de door Hem bewerkte verlossing, geeft hun de naam van: de verlosten des Heeren, verlost toen niemand dan de Heere alleen hen verlossen kon, en door Hem uit de slavernij vrijgemaakt opdat zij Hem dienen zouden. Jeruzalem zal dan genoemd worden, de gezochte, de stad die niet verlaten is. Zij is gedurende vele jaren verlaten geweest, er waren geen handelaars en geen aanbidders, die gelijk vroeger naar de weg naar Jeruzalem vroegen, toen zij door beide geregeld bezocht werd. Maar God zal haar opnieuw aanzienlijk maken. Zij zal gezocht, bezocht en bewoond worden, men zal haar gelijk vroeger, in ere houden. Wanneer Jeruzalem een heilige stad genoemd wordt, dan wordt zij ook de gezochte genoemd, want heiligheid legt eer en schoonheid op een plaats en een persoon, dwingt achting af en maakt hen bewonderd, geliefd en veel gevraagd. Maar dat dit tot aan de einden van de wereld zal verkondigd worden, moet betrekking hebben op het Evangelie van Christus, dat aan alle creaturen moet gepredikt worden en het duidt aan:
A. De heerlijkheid van Christus. Die wordt onmiddellijk verkondigd aan de kerk, maar vandaar plant het gerucht zich voort over de gehele aarde: Zie, uw heil komt! Christus is niet alleen de Zaligmaker, maar de zaligheid zelf, want het geluk van de gelovigen is niet alleen door Hem, maar ook in Hem, Isaiah 12:2. Zijn heil bestaat in Zijn werk en in het arbeidsloon dat Hij met Zich brengt beide, want zij, die de Zijnen zijn, zullen nooit ledig zijn of hun arbeid verliezen. B. De schoonheid van de kerk. De Christenen zullen heiligen genoemd worden. 1 Corinthiers 1:2, "het heilige volk," want zij zijn verkoren en geroepen tot zaligheid door heiligmaking. Zij zullen genoemd worden "de verlosten des Heeren, " aan Hem danken zij hun vrijheid, en daarom danken zij aan Hem hun dienst, en in beide zullen zij nooit beschaamd worden dat te erkennen. Niemand wordt de verloste des Heeren genoemd, dan die behoort tot het heilige volk, het volk dat de Heere verlost heeft is een heilig volk. En daarom worden zij genoemd de gezochten. God zal hen uitzoeken en vinden, hoe zij ook verspreid, verborgen of in de menigte verloren zijn, de mensen zullen hen uitzoeken opdat zij zich bij hen voegen mogen, en hen niet verlaten. Het is goed zich aan te sluiten bij het heilige volk, opdat wij Zijn wegen mogen leren, en bij de verlosten des Heeren, opdat wij mogen delen in de zegeningen van de verlossing.
Verzen 10-12
Jesaja 62:10-12Dit ziet, gelijk vele vroegere uitspraken, op de verlossing van de Joden uit Babel, en onder dat type op de grote verlossing, die door Christus Jezus gewrocht is, en de verkondiging van de Evangelische genade en vrijheid door Hem.
1. Er zal gelegenheid gemaakt worden voor dit heil, alle moeilijkheden zullen uit de weg geruimd worden en al wat zich ertegen verzet, wordt verwilderd, Isaiah 62:10. De poorten van Babel zullen opengeworpen worden, zodat zij in vrijheid daardoor naar buiten kunnen gaan, de weg van Babel naar het land van Israël zal bereid worden: verhoogde wegen zullen aangelegd worden door vochtige en moerassige streken en de stenen weggeruimd van de rotsachtige plaatsen. In de daarvoor geschikte plaatsen waar zij halt houden zullen, worden banieren opgericht, als hun wegwijzers en om hen aan te moedigen, zowel als tot hun grotere veiligheid. Zo werd Johannes de Doper gezonden om de weg te bereiden voor Christus, Matthew 3:3. En alvorens Christus door Zijn genade en vertroosting tot iemand komt ter redding wordt voor hem plaats gemaakt door berouw dat genoemd wordt de "bereidheid van het Evangelie des vredes". Efeziers 6:15. Hier wordt de weg er door gebaand, daar worden de voeten er door geschoeid, hetgeen op hetzelfde ziet, want beide zijn voor de reis nodig.
2. Er zal kennis gegeven worden van deze verlossing, Isaiah 62:11, Isaiah 62:12. Het zal de gevangenen meegedeeld worden dat zij in vrijheid gesteld zijn en gaan mogen waar het hun behaagt, het zal aan al hun naburen bekend gemaakt worden, ja zelfs tot aan het einde van de aarde, dat God de rechtvaardige, verongelijkte en verachte zaak van Zion gericht heeft. Tot Zion moet tot haar vertroosting gezegd worden: Zie, uw heil komt, dat is: uw Zaligmaker, die uw heil u brengt, hij zal in dat heil zo'n beloning meebrengen, dat allen zich er over verwonderen zullen, een beloning van vertroosting en vrede met Hem. Maar ook een werk van verootmoediging en hervorming voor Hem, om Zijn volk te bereiden voor de vergoeding voor al hun lijden, en dan volgt, ten aanzien van een ieder hunner, dat zij zullen genoemd worden: het heilige volk, de verlosten des Heeren. Het werk voor hen, dat in hen zal gewrocht worden, zal hen de naam verwerven van een heilig volk genezen van zijn neiging tot afgoderij en gewijd aan God alleen. En net loon dat Hij brengt, de door Hem bewerkte verlossing, geeft hun de naam van: de verlosten des Heeren, verlost toen niemand dan de Heere alleen hen verlossen kon, en door Hem uit de slavernij vrijgemaakt opdat zij Hem dienen zouden. Jeruzalem zal dan genoemd worden, de gezochte, de stad die niet verlaten is. Zij is gedurende vele jaren verlaten geweest, er waren geen handelaars en geen aanbidders, die gelijk vroeger naar de weg naar Jeruzalem vroegen, toen zij door beide geregeld bezocht werd. Maar God zal haar opnieuw aanzienlijk maken. Zij zal gezocht, bezocht en bewoond worden, men zal haar gelijk vroeger, in ere houden. Wanneer Jeruzalem een heilige stad genoemd wordt, dan wordt zij ook de gezochte genoemd, want heiligheid legt eer en schoonheid op een plaats en een persoon, dwingt achting af en maakt hen bewonderd, geliefd en veel gevraagd. Maar dat dit tot aan de einden van de wereld zal verkondigd worden, moet betrekking hebben op het Evangelie van Christus, dat aan alle creaturen moet gepredikt worden en het duidt aan:
A. De heerlijkheid van Christus. Die wordt onmiddellijk verkondigd aan de kerk, maar vandaar plant het gerucht zich voort over de gehele aarde: Zie, uw heil komt! Christus is niet alleen de Zaligmaker, maar de zaligheid zelf, want het geluk van de gelovigen is niet alleen door Hem, maar ook in Hem, Isaiah 12:2. Zijn heil bestaat in Zijn werk en in het arbeidsloon dat Hij met Zich brengt beide, want zij, die de Zijnen zijn, zullen nooit ledig zijn of hun arbeid verliezen. B. De schoonheid van de kerk. De Christenen zullen heiligen genoemd worden. 1 Corinthiers 1:2, "het heilige volk," want zij zijn verkoren en geroepen tot zaligheid door heiligmaking. Zij zullen genoemd worden "de verlosten des Heeren, " aan Hem danken zij hun vrijheid, en daarom danken zij aan Hem hun dienst, en in beide zullen zij nooit beschaamd worden dat te erkennen. Niemand wordt de verloste des Heeren genoemd, dan die behoort tot het heilige volk, het volk dat de Heere verlost heeft is een heilig volk. En daarom worden zij genoemd de gezochten. God zal hen uitzoeken en vinden, hoe zij ook verspreid, verborgen of in de menigte verloren zijn, de mensen zullen hen uitzoeken opdat zij zich bij hen voegen mogen, en hen niet verlaten. Het is goed zich aan te sluiten bij het heilige volk, opdat wij Zijn wegen mogen leren, en bij de verlosten des Heeren, opdat wij mogen delen in de zegeningen van de verlossing.