Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Jesaja 62

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 62

Isaiah 62:1.

DE HEERLIJKHEID VAN DE KERK DES NIEUWEN TESTAMENTS.

V. Isaiah 62:1-Isaiah 62:12. De vijfde rede. In `t vorige hoofdstuk had de Knecht des Heren het begin en het einde van Zijne verlossende werkzaamheid ten opzichte van Israël als in een beeld voorgesteld, zonder hetgeen tussen die beide lag aan te stippen. Hier spreekt de Heere zelf, en betuigt Hij, welk ene staat van rechtvaardiging en verheerlijking Hij aan het einde der ontwikkeling van Zijn rijk op aarde aan Zijn Zion, de heilige stad Jeruzalem, had toegedacht. Hij wil dan ook, om Zich voortdurend aan het woord Zijner belofte te laten herinneren, zodat het noch aan de ene, noch aan de andere zijde in vergetelheid kan geraken, Jeruzalem wachters bestellen op Zijne muren, en niet rusten totdat het waarlijk tot dien heerlijken staat gekomen is. Zozeer is voor den Heere die toekomst als tegenwoordig, dat Hij ze reeds als aanwezig beschouwt, en reeds nu Zijn Woord en Zijne dienaren en de namen voor Zijne gemeente en Zijne stad laat horen.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 62

Isaiah 62:1.

DE HEERLIJKHEID VAN DE KERK DES NIEUWEN TESTAMENTS.

V. Isaiah 62:1-Isaiah 62:12. De vijfde rede. In `t vorige hoofdstuk had de Knecht des Heren het begin en het einde van Zijne verlossende werkzaamheid ten opzichte van Israël als in een beeld voorgesteld, zonder hetgeen tussen die beide lag aan te stippen. Hier spreekt de Heere zelf, en betuigt Hij, welk ene staat van rechtvaardiging en verheerlijking Hij aan het einde der ontwikkeling van Zijn rijk op aarde aan Zijn Zion, de heilige stad Jeruzalem, had toegedacht. Hij wil dan ook, om Zich voortdurend aan het woord Zijner belofte te laten herinneren, zodat het noch aan de ene, noch aan de andere zijde in vergetelheid kan geraken, Jeruzalem wachters bestellen op Zijne muren, en niet rusten totdat het waarlijk tot dien heerlijken staat gekomen is. Zozeer is voor den Heere die toekomst als tegenwoordig, dat Hij ze reeds als aanwezig beschouwt, en reeds nu Zijn Woord en Zijne dienaren en de namen voor Zijne gemeente en Zijne stad laat horen.

Vers 1

1. Om Zions wil, omdat het Mijne uitverkorene gemeente is, zal Ik 1) niet zwijgen, de prediking van Mijnen mond niet laten ophouden, en om Jeruzalems wil, omdat het Mijne heilige stad is, zal Ik niet stil zijn, niet ophouden te werken; totdat hare gerechtigheid voortkome als een glans, waarmee des morgens de zon den nacht doorbreekt (Isaiah 60:1 v. Proverbs 4:18), en haar heil als ene fakkel, die brandt, en door haar schijnsel zo ver het reikt, de duisternis verdringt.

1) Wie die Ik is, is uit Isaiah 62:6 niet onduidelijk op te maken. Niet de Profeet, zoals sommigen menen, ook niet de Knecht des Heren, maar Jehova zelf. Hij spreekt hier op bijzondere wijze door den Profeet, tot bemoediging en vertroosting van Zijn volk, van Zijn Zion. Zion is Hem dierbaar. Hij heeft Zion lief gehad v r de grondlegging der wereld. Hij zal niet rusten totdat het volkomen deelt in het volle heil, hetwelk Hij voor haar heeft beschikt.

De zaligheid en heerlijkheid van Zijn volk is het eigen werk des Heren.

Vers 1

1. Om Zions wil, omdat het Mijne uitverkorene gemeente is, zal Ik 1) niet zwijgen, de prediking van Mijnen mond niet laten ophouden, en om Jeruzalems wil, omdat het Mijne heilige stad is, zal Ik niet stil zijn, niet ophouden te werken; totdat hare gerechtigheid voortkome als een glans, waarmee des morgens de zon den nacht doorbreekt (Isaiah 60:1 v. Proverbs 4:18), en haar heil als ene fakkel, die brandt, en door haar schijnsel zo ver het reikt, de duisternis verdringt.

1) Wie die Ik is, is uit Isaiah 62:6 niet onduidelijk op te maken. Niet de Profeet, zoals sommigen menen, ook niet de Knecht des Heren, maar Jehova zelf. Hij spreekt hier op bijzondere wijze door den Profeet, tot bemoediging en vertroosting van Zijn volk, van Zijn Zion. Zion is Hem dierbaar. Hij heeft Zion lief gehad v r de grondlegging der wereld. Hij zal niet rusten totdat het volkomen deelt in het volle heil, hetwelk Hij voor haar heeft beschikt.

De zaligheid en heerlijkheid van Zijn volk is het eigen werk des Heren.

Vers 2

2. En de Heidenen zullen uwe gerechtigheid zien, zo ver zal zich de glans daarvan uitstrekken, en alle koningen zullen uwe heerlijkheid aanschouwen, als dit alles, wat zij heerlijks menen te bezitten, in de schaduw stelt, en gij zult, daar uw oude naam niet meer bij uwen nieuwen toestand past, met enen nieuwen naam genoemd worden, welken des HEEREN mond, daar Hij alleen een naam weet te vinden, die u toekomt en u verheerlijkt, uitdrukkelijk noemen zal, gelijk Hij eens aan Abraham en Jakob enen nieuwen naam gaf (Genesis 17:5, Genesis 17:15 v. 32:27 v. Isaiah 65:15. Openbaring :17).

Vers 2

2. En de Heidenen zullen uwe gerechtigheid zien, zo ver zal zich de glans daarvan uitstrekken, en alle koningen zullen uwe heerlijkheid aanschouwen, als dit alles, wat zij heerlijks menen te bezitten, in de schaduw stelt, en gij zult, daar uw oude naam niet meer bij uwen nieuwen toestand past, met enen nieuwen naam genoemd worden, welken des HEEREN mond, daar Hij alleen een naam weet te vinden, die u toekomt en u verheerlijkt, uitdrukkelijk noemen zal, gelijk Hij eens aan Abraham en Jakob enen nieuwen naam gaf (Genesis 17:5, Genesis 17:15 v. 32:27 v. Isaiah 65:15. Openbaring :17).

Vers 3

3. En gij zult, om uwen nieuwen toestand reeds nu door ene gelijkenis voor te stellen, ene sierlijke kroon zijn in de hand 1) des HEEREN, en een koninklijke hoed der aarde in de hand uws Gods.

1) Uitdrukkelijk staat er in de hand, niet, op het hoofd. Waarom? Een kroon op het hoofd van iemand vermeerderde zijn heerlijkheid. Juist de kroon stempelde een persoon tot koning. De kroon vermeerderde, toonde de heerlijkheid van den koning. Dit geldt niet van Zion. De heerlijkheid des Heren is een volkomen heerlijkheid. Alle zaligen zamen kunnen de heerlijkheid Gods met niets vermeerderen. De heerlijkheid Gods, zonder en met de gelovigen, is even volkomen.

Haar waar hier nu staat, in de hand, daar mede drukt de Heere het uit, dat Hij zelf altijd door bereid zal zijn, om de heerlijkheid van Zion te volmaken en te bevestigen. Hij werkt, opdat Zion een gekroond volk, dat is een koninklijk Priesterdom moge zijn.

De Profeet ziet ook hier dus weer, welke heerlijkheid Zion in de toekomst zal genieten.

Vers 3

3. En gij zult, om uwen nieuwen toestand reeds nu door ene gelijkenis voor te stellen, ene sierlijke kroon zijn in de hand 1) des HEEREN, en een koninklijke hoed der aarde in de hand uws Gods.

1) Uitdrukkelijk staat er in de hand, niet, op het hoofd. Waarom? Een kroon op het hoofd van iemand vermeerderde zijn heerlijkheid. Juist de kroon stempelde een persoon tot koning. De kroon vermeerderde, toonde de heerlijkheid van den koning. Dit geldt niet van Zion. De heerlijkheid des Heren is een volkomen heerlijkheid. Alle zaligen zamen kunnen de heerlijkheid Gods met niets vermeerderen. De heerlijkheid Gods, zonder en met de gelovigen, is even volkomen.

Haar waar hier nu staat, in de hand, daar mede drukt de Heere het uit, dat Hij zelf altijd door bereid zal zijn, om de heerlijkheid van Zion te volmaken en te bevestigen. Hij werkt, opdat Zion een gekroond volk, dat is een koninklijk Priesterdom moge zijn.

De Profeet ziet ook hier dus weer, welke heerlijkheid Zion in de toekomst zal genieten.

Vers 4

4. Tot U zal niet meer, gelijk tot hiertoe, gezegd worden: De verlatene, en tot uw land zal niet meer gezegd worden: Het verwoeste (Isaiah 60:15); maar gij zult genoemd worden, gelijk Hizkia's gemalin (2 Kings 21:1), Hefzibah, d. i. Mijn lust is aan haar, aan Jeruzalem, en uw Land: Beoelah d. i. het getrouwde; 1) want de HEERE heeft enen lust aan u, aan de inwoners, d. i. Hij wil het op nieuw en talrijk bevolkt hebben, en uw land zal getrouwd worden. De Heere zal Zijne kerk niet meer laten zijn als ene vrouw, die van haren man verlaten is, Hij zal haar aannemen niet alleen, maar de begunstigde doen zijn.

1) Men hoede zich er voor, om dit vers als een vervolg te beschouwen van Isaiah 62:2b. In Isaiah 62:2 wordt van een nieuwen naam gesproken, waardoor haar wezen zou worden aangeduid. Hier en elders wordt gesproken hoe Zion zich openbaren zal, als het dien nieuwen naam heeft ontvangen. Tot nu toe was Zion verlaten en verwoest, dewijl de Heere haar voor een wijle aan haar zelf en aan de vijanden had overgegeven. Maar de tijd der schijnbaar gehele verlating zou ten einde spoeden. De Heere zou zich weer harer ontfermen en het openbaar maken, dat de verbondsbetrekking niet was verbroken, maar de breuk weer was geheeld.

Vers 4

4. Tot U zal niet meer, gelijk tot hiertoe, gezegd worden: De verlatene, en tot uw land zal niet meer gezegd worden: Het verwoeste (Isaiah 60:15); maar gij zult genoemd worden, gelijk Hizkia's gemalin (2 Kings 21:1), Hefzibah, d. i. Mijn lust is aan haar, aan Jeruzalem, en uw Land: Beoelah d. i. het getrouwde; 1) want de HEERE heeft enen lust aan u, aan de inwoners, d. i. Hij wil het op nieuw en talrijk bevolkt hebben, en uw land zal getrouwd worden. De Heere zal Zijne kerk niet meer laten zijn als ene vrouw, die van haren man verlaten is, Hij zal haar aannemen niet alleen, maar de begunstigde doen zijn.

1) Men hoede zich er voor, om dit vers als een vervolg te beschouwen van Isaiah 62:2b. In Isaiah 62:2 wordt van een nieuwen naam gesproken, waardoor haar wezen zou worden aangeduid. Hier en elders wordt gesproken hoe Zion zich openbaren zal, als het dien nieuwen naam heeft ontvangen. Tot nu toe was Zion verlaten en verwoest, dewijl de Heere haar voor een wijle aan haar zelf en aan de vijanden had overgegeven. Maar de tijd der schijnbaar gehele verlating zou ten einde spoeden. De Heere zou zich weer harer ontfermen en het openbaar maken, dat de verbondsbetrekking niet was verbroken, maar de breuk weer was geheeld.

Vers 5

5. Want, gelijk een jongeling ene jonkvrouw trouwt, alzo zullen uwe kinderen, namelijk de nieuwe bewoners u trouwen; en gelijk de bruidegom vrolijk is over de bruid, alzo zal uw God, als waart gij Zijne eerste liefde, over u vrolijk zijn 1) (Zephaniah 3:17).

1) Hij zal zijn vermaak scheppen in Zijne Kerk; gelijk een bruidegom verheugd is over zijn bruid, zal Zijne verbintenis met haar, en hare genegenheid tot Hem, Hem zeer aangenaam zijn. Zo zal uw God over u vrolijk zijn met blijdschap. Hij zal zwijgen in Zijne liefde tot u. Dit is zeer toepasselijk op de liefde, die Christus tot zijne Kerk heeft, en het vermaak dat Hij in haar neemt, welk zo helder in Salomo's Hooglied doorstraalt, en in den hemel zal volmaakt zijn.

Vers 5

5. Want, gelijk een jongeling ene jonkvrouw trouwt, alzo zullen uwe kinderen, namelijk de nieuwe bewoners u trouwen; en gelijk de bruidegom vrolijk is over de bruid, alzo zal uw God, als waart gij Zijne eerste liefde, over u vrolijk zijn 1) (Zephaniah 3:17).

1) Hij zal zijn vermaak scheppen in Zijne Kerk; gelijk een bruidegom verheugd is over zijn bruid, zal Zijne verbintenis met haar, en hare genegenheid tot Hem, Hem zeer aangenaam zijn. Zo zal uw God over u vrolijk zijn met blijdschap. Hij zal zwijgen in Zijne liefde tot u. Dit is zeer toepasselijk op de liefde, die Christus tot zijne Kerk heeft, en het vermaak dat Hij in haar neemt, welk zo helder in Salomo's Hooglied doorstraalt, en in den hemel zal volmaakt zijn.

Vers 6

6. O Jeruzalem! Ik heb in de profeten, die Ik u schenk, wachters op uwe muren 1) besteld, die geduriglijk al den dag en al den nacht niet zullen zwijgen, des daags lerende en des nachts biddende (Luke 21:27. Acts 20:31. 1 Timothy 5:5 O gij, zo zeg Ik, de profeet, derhalve gij, die des HEEREN doet gedenken, die gedurig Hem hebt te herinneren, gunt u gene rust, daar volbrengt getrouw Mijne roeping; laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen, zodat de goddelijke belofte als het ware zou inslapen. 1) De stad wordt hier weer als herbouwd en de muren als hersteld beschouwd. De Profeet wist dat de Heere zijn Zion niet eeuwig gram zou zijn. En niemand anders den de Heere zelf wordt hier sprekend ingevoerd. Hij is het die Zijne wachters, die Zijn profeten en dienaren uitzendt om van Hem te getuigen, om Zijn Woord te openbaren, om boodschappers van de blijde boodschap des heils te zijn.

Zij, deze wachters, krijgen hier den ook de vermaning om niet te zwijgen, om zonder ophouden te roepen. De Kerk mag niet rusten aleer overal en alom het Evangelie der zaligheid is gepredikt, en de Kerk, zich heerlijk als een lof op aarde openbare.

Met Isaiah 62:6b begint weer de rede van den Profeet.

Vers 6

6. O Jeruzalem! Ik heb in de profeten, die Ik u schenk, wachters op uwe muren 1) besteld, die geduriglijk al den dag en al den nacht niet zullen zwijgen, des daags lerende en des nachts biddende (Luke 21:27. Acts 20:31. 1 Timothy 5:5 O gij, zo zeg Ik, de profeet, derhalve gij, die des HEEREN doet gedenken, die gedurig Hem hebt te herinneren, gunt u gene rust, daar volbrengt getrouw Mijne roeping; laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen, zodat de goddelijke belofte als het ware zou inslapen. 1) De stad wordt hier weer als herbouwd en de muren als hersteld beschouwd. De Profeet wist dat de Heere zijn Zion niet eeuwig gram zou zijn. En niemand anders den de Heere zelf wordt hier sprekend ingevoerd. Hij is het die Zijne wachters, die Zijn profeten en dienaren uitzendt om van Hem te getuigen, om Zijn Woord te openbaren, om boodschappers van de blijde boodschap des heils te zijn.

Zij, deze wachters, krijgen hier den ook de vermaning om niet te zwijgen, om zonder ophouden te roepen. De Kerk mag niet rusten aleer overal en alom het Evangelie der zaligheid is gepredikt, en de Kerk, zich heerlijk als een lof op aarde openbare.

Met Isaiah 62:6b begint weer de rede van den Profeet.

Vers 7

7. En zwijgt niet stil voor Hem, maar herinnert den Heere onophoudelijk aan Zijne belofte, roept tot Hem dag en nacht (Luke 18:1), totdat Hij bevestige, en totdat Hij Jeruzalem volgens zijne bestemming (Isaiah 61:11) stelle tot een lof op aarde.

Jehova schenkt aan het herstelde Jeruzalem getrouwe profeten, die Hij, opdat zij verre zouden kunnen zien en verre gehoord worden, op de muren der stad plaatst. Van daar gaat dag en nacht tot Jehova hun smeking op voor de heilige stad, die hun ter bescherming is gegeven, en hun getuigenis tot de wereld rondom. Want nadat Jeruzalem weer is opgestaan en bevolkt, is dit het doel, dat verder moet nagejaagd worden, dat Jehova de nieuw gestichte inwendig groter make, en uitwendig tot middelpunt en ereplaats make, gelijk haar die toestemming is gegeven. Zulke profeten na de ballingschap waren Haggai, Zacharia en Maleachi. Haggai staat op Jeruzalems muren en verkondigt de heerlijkheid van den tweeden tempel boven den eersten. Zacharia wijst van Jozua en Zerubbabel op den spruit van Jehova, die in n persoon priester en vorst is, en den waren tempel Gods bouwt. Maleachi voorzegt het komen van den Heere tot Zijnen tempel, en het opgaan van de Zon der gerechtigheid. Onder de ogen van deze profeten verhief zich op nieuw de stad Gods; zij staan op hare tinnen en zien van daar in hare heerlijke toekomst, en doen die komen door het woord van hun getuigenis.

Wel wordt Jeruzalem, de hoog gebouwde stad, onder de heidenen geprezen, maar nog steeds waken wachters over hare muren, en roepen en bidden en laten den Heere gene rust, totdat Hij Zijn werk voleindigd en Zion tot een lofzang over de gehele aarde gemaakt heeft. Op, tot de wacht op Zion, klinkt ook in onzen tijd de roepstem des ouden Profeets.

Vers 7

7. En zwijgt niet stil voor Hem, maar herinnert den Heere onophoudelijk aan Zijne belofte, roept tot Hem dag en nacht (Luke 18:1), totdat Hij bevestige, en totdat Hij Jeruzalem volgens zijne bestemming (Isaiah 61:11) stelle tot een lof op aarde.

Jehova schenkt aan het herstelde Jeruzalem getrouwe profeten, die Hij, opdat zij verre zouden kunnen zien en verre gehoord worden, op de muren der stad plaatst. Van daar gaat dag en nacht tot Jehova hun smeking op voor de heilige stad, die hun ter bescherming is gegeven, en hun getuigenis tot de wereld rondom. Want nadat Jeruzalem weer is opgestaan en bevolkt, is dit het doel, dat verder moet nagejaagd worden, dat Jehova de nieuw gestichte inwendig groter make, en uitwendig tot middelpunt en ereplaats make, gelijk haar die toestemming is gegeven. Zulke profeten na de ballingschap waren Haggai, Zacharia en Maleachi. Haggai staat op Jeruzalems muren en verkondigt de heerlijkheid van den tweeden tempel boven den eersten. Zacharia wijst van Jozua en Zerubbabel op den spruit van Jehova, die in n persoon priester en vorst is, en den waren tempel Gods bouwt. Maleachi voorzegt het komen van den Heere tot Zijnen tempel, en het opgaan van de Zon der gerechtigheid. Onder de ogen van deze profeten verhief zich op nieuw de stad Gods; zij staan op hare tinnen en zien van daar in hare heerlijke toekomst, en doen die komen door het woord van hun getuigenis.

Wel wordt Jeruzalem, de hoog gebouwde stad, onder de heidenen geprezen, maar nog steeds waken wachters over hare muren, en roepen en bidden en laten den Heere gene rust, totdat Hij Zijn werk voleindigd en Zion tot een lofzang over de gehele aarde gemaakt heeft. Op, tot de wacht op Zion, klinkt ook in onzen tijd de roepstem des ouden Profeets.

Vers 8

8. De HEERE heeft omtrent deze verheerlijking van Jeruzalem op aarde (Isaiah 62:7) gezworen bij Zijne rechterhand, die Hij alleen opheft, wanneer het ene gewichtige en vast beslotene zaak geldt (Isaiah 45:23. Hebrews 6:17), en bij den arm Zijner sterkte, waarmee Hij, wat eenmaal besloten is ook onweerstaanbaar doorzet (Isaiah 46:11): Indien Ik uw koren meer zal geven, gelijk gedurende den tijd uwer straffen het geval was (Deuteronomy 28:33 tot spijs voor uwe vijanden, en indien de vreemden zullen drinken uwen most, waaraan gij gearbeid hebt.

Vers 8

8. De HEERE heeft omtrent deze verheerlijking van Jeruzalem op aarde (Isaiah 62:7) gezworen bij Zijne rechterhand, die Hij alleen opheft, wanneer het ene gewichtige en vast beslotene zaak geldt (Isaiah 45:23. Hebrews 6:17), en bij den arm Zijner sterkte, waarmee Hij, wat eenmaal besloten is ook onweerstaanbaar doorzet (Isaiah 46:11): Indien Ik uw koren meer zal geven, gelijk gedurende den tijd uwer straffen het geval was (Deuteronomy 28:33 tot spijs voor uwe vijanden, en indien de vreemden zullen drinken uwen most, waaraan gij gearbeid hebt.

Vers 9

9. Maar die het koren inzamelen zullen, die zullen het eten, en zij zullen den HEERE prijzen; dat Hij nu voor altijd Zijn volk uit de macht van alle vijanden verlost heeft, en die hem (den most) vergaderen zullen, zullen hem drinken in de voorhoven Mijns heiligdoms. Getrouw het voorschrift in Deuteronomy 11:22, opvolgende, om door dankzegging den zegen des oogstes te heiligen, zullen zij al hun eten en drinken tot eer des Heren doen (1 Timothy 4:3)

De Profeet verzekert zijnen landgenoten niet alleen, dat de vreemden hun koren niet meer inoogsten, noch hunnen wijn drinken zouden, en stelt deze belofte voor als door God met enen eed bevestigd; maar hij zegt hun ook, wie het genot hunner inkomsten zou hebben, te weten zij, die het koren ingezameld, en die den most of de druiven vergaderd hadden, waarmee hij bedoelt de armen des lands, wier handen gewoonlijk gebruikt worden tot de inzameling van den oogst. Zij, wil hij zeggen, zullen de vrucht van hunnen arbeid genieten, en gij zult hun niet misgunnen, dat zij eten en drinken van uw koren en van uwen most. Uw oogst zal zo overvloedig zijn en uw wijnoogst zal zo wel uitvallen, dat gij hun zult toelaten van beide vrij hun genoegen te nemen, en zij zullen God voor deze en alle andere zegeningen loven in de voorhoven Zijns heiligdoms, dat is, in de gebouwen en vertrekken van den tempel, waarin volgens de wet van Mozes (Leviticus 16:18) de tienden moesten gegeten worden.

Vers 9

9. Maar die het koren inzamelen zullen, die zullen het eten, en zij zullen den HEERE prijzen; dat Hij nu voor altijd Zijn volk uit de macht van alle vijanden verlost heeft, en die hem (den most) vergaderen zullen, zullen hem drinken in de voorhoven Mijns heiligdoms. Getrouw het voorschrift in Deuteronomy 11:22, opvolgende, om door dankzegging den zegen des oogstes te heiligen, zullen zij al hun eten en drinken tot eer des Heren doen (1 Timothy 4:3)

De Profeet verzekert zijnen landgenoten niet alleen, dat de vreemden hun koren niet meer inoogsten, noch hunnen wijn drinken zouden, en stelt deze belofte voor als door God met enen eed bevestigd; maar hij zegt hun ook, wie het genot hunner inkomsten zou hebben, te weten zij, die het koren ingezameld, en die den most of de druiven vergaderd hadden, waarmee hij bedoelt de armen des lands, wier handen gewoonlijk gebruikt worden tot de inzameling van den oogst. Zij, wil hij zeggen, zullen de vrucht van hunnen arbeid genieten, en gij zult hun niet misgunnen, dat zij eten en drinken van uw koren en van uwen most. Uw oogst zal zo overvloedig zijn en uw wijnoogst zal zo wel uitvallen, dat gij hun zult toelaten van beide vrij hun genoegen te nemen, en zij zullen God voor deze en alle andere zegeningen loven in de voorhoven Zijns heiligdoms, dat is, in de gebouwen en vertrekken van den tempel, waarin volgens de wet van Mozes (Leviticus 16:18) de tienden moesten gegeten worden.

Vers 10

10. Gaat door, zo zal eens ene oproeping komen tot Mijn volk, dat zich in de ballingschap bevindt, gaat door, door de poorten der stad, die u tot hiertoe gevangen hield, want het uur, waarop gij moogt uittrekken, is gekomen (Isaiah 48:20; Isaiah 52:11); bereid den weg des volks, zo zal tevens het bevel komen tot degenen, die geroepen zijn tot dienaars van het Evangelie, tot medearbeiders van God (Isaiah 40:3; Isaiah 57:14). Verhoogt, verhoogt ene baan, maakt de straten gelijk, waarop het verloste Israël naar zijn vaderland moet terugtrekken (Isaiah 40:4); ruimt de stenen weg, opdat de voet zich aan niets stote, noch voortgaande belemmerd worde (Isaiah 57:14); steekt ene banier omhoog tot de volken, ene banier, die overal zichtbaar is, zodat de verjaagden van Israël en de verstrooiden uit Juda van de vier einden der aarde zich verzamelen, om zich aan te sluiten aan de menigte der terugkerenden (Isaiah 11:12; Isaiah 49:22).

Vers 10

10. Gaat door, zo zal eens ene oproeping komen tot Mijn volk, dat zich in de ballingschap bevindt, gaat door, door de poorten der stad, die u tot hiertoe gevangen hield, want het uur, waarop gij moogt uittrekken, is gekomen (Isaiah 48:20; Isaiah 52:11); bereid den weg des volks, zo zal tevens het bevel komen tot degenen, die geroepen zijn tot dienaars van het Evangelie, tot medearbeiders van God (Isaiah 40:3; Isaiah 57:14). Verhoogt, verhoogt ene baan, maakt de straten gelijk, waarop het verloste Israël naar zijn vaderland moet terugtrekken (Isaiah 40:4); ruimt de stenen weg, opdat de voet zich aan niets stote, noch voortgaande belemmerd worde (Isaiah 57:14); steekt ene banier omhoog tot de volken, ene banier, die overal zichtbaar is, zodat de verjaagden van Israël en de verstrooiden uit Juda van de vier einden der aarde zich verzamelen, om zich aan te sluiten aan de menigte der terugkerenden (Isaiah 11:12; Isaiah 49:22).

Vers 11

11. Ziet, de HEERE heeft het bericht, dat het uur der verlossing van Jakob ingekomen is (Isaiah 44:23; Isaiah 48:20), doen horen tot aan het einde der aarde: Zegt, zo luidt zijne opdracht aan de boden, zegt der dochter van Zion, der gemeente, die in Zion te huis behoort, maar zich nu nog in den vreemde bevindt (vgl. Matthew 21:5 met Zechariah 9:9 Zie, uw heil komt in den persoon van Hem, die Zich nu weer in genade tot Zijn volk wendt; zie Zijn loon is met Hem, en Zijn arbeidsloon is voor zijn aangezicht 1) (Isaiah 40:9, Isaiah 40:10).

1) Christus Jezus is niet alleen de heilaanbrenger, maar het heil, het volle inbegrip van alle heil en zaligheid voor alle zijne gunstgenoten. De zaligheid is in Christus besloten. En vandaar dat zij, die de Zijnen zijn, niet ledig zullen zijn, maar het volle genadeloon, voor al hetgeen zij door en voor Hem mogen doen, zullen ontvangen.

Vers 11

11. Ziet, de HEERE heeft het bericht, dat het uur der verlossing van Jakob ingekomen is (Isaiah 44:23; Isaiah 48:20), doen horen tot aan het einde der aarde: Zegt, zo luidt zijne opdracht aan de boden, zegt der dochter van Zion, der gemeente, die in Zion te huis behoort, maar zich nu nog in den vreemde bevindt (vgl. Matthew 21:5 met Zechariah 9:9 Zie, uw heil komt in den persoon van Hem, die Zich nu weer in genade tot Zijn volk wendt; zie Zijn loon is met Hem, en Zijn arbeidsloon is voor zijn aangezicht 1) (Isaiah 40:9, Isaiah 40:10).

1) Christus Jezus is niet alleen de heilaanbrenger, maar het heil, het volle inbegrip van alle heil en zaligheid voor alle zijne gunstgenoten. De zaligheid is in Christus besloten. En vandaar dat zij, die de Zijnen zijn, niet ledig zullen zijn, maar het volle genadeloon, voor al hetgeen zij door en voor Hem mogen doen, zullen ontvangen.

Vers 12

12. Zodra nu dat bericht wordt gehoord, zal al het heil, dat over Israël en Jeruzalem besloten is, verwezenlijkt worden. En zij zullen hen, de kinderen Israël's, noemen het heilige volk, de verlosten des HEEREN (Isaiah 60:21; Isaiah 51:11); En gij, Jeruzalem! van welks heerlijken toestand in dit hoofdstuk bijzonder sprake was, zult genoemd worden de gezochte, de stad, die niet verlaten is, de stad, tot welke de Heere Zich, na haar lang te hebben verlaten, met nieuwe liefde gewend heeft (Isaiah 54:6), en die voortaan nooit weer van mensen ontledigd en woest zal zijn (Isaiah 62:4).

Dit: "zegt der dochter Zion" werd reeds vernomen bij den eersten typischen intocht van Christus in Jeruzalem (Matthew 21:5). Het einde wordt afgeschaduwd bij den aanvang, om door dit teken de hoop te versterken.

Vers 12

12. Zodra nu dat bericht wordt gehoord, zal al het heil, dat over Israël en Jeruzalem besloten is, verwezenlijkt worden. En zij zullen hen, de kinderen Israël's, noemen het heilige volk, de verlosten des HEEREN (Isaiah 60:21; Isaiah 51:11); En gij, Jeruzalem! van welks heerlijken toestand in dit hoofdstuk bijzonder sprake was, zult genoemd worden de gezochte, de stad, die niet verlaten is, de stad, tot welke de Heere Zich, na haar lang te hebben verlaten, met nieuwe liefde gewend heeft (Isaiah 54:6), en die voortaan nooit weer van mensen ontledigd en woest zal zijn (Isaiah 62:4).

Dit: "zegt der dochter Zion" werd reeds vernomen bij den eersten typischen intocht van Christus in Jeruzalem (Matthew 21:5). Het einde wordt afgeschaduwd bij den aanvang, om door dit teken de hoop te versterken.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Isaiah 62". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/isaiah-62.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile