Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Jesaja 60

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 60

Dit gehele hoofdstuk heeft dezelfde strekking en is in dezelfde toon als het vorige, het bevat een deel van Gods verbond met de kerk, waarvan in het laatste vers van het vorige hoofdstuk gesproken is en de hier beloofde zegeningen zijn de vruchten van het Woord en de Geest, welke daar beloofd werden. De gestadige voortduring van de kerk, zelfs tot in de laatste tijden, was daar beloofd, en hier wordt de grote uitbreiding toegezegd, zelfs tot aan de uiterste einden van de aarde. En deze beide strekken tot eer van de Verlosser.

I. De kerk zal verlicht en bestraald worden, Isaiah 60:1,

II. Zij zal uitgebreid en velen zullen tot haar gevoegd worden, om zich te verenigen tot de dienst van God, Isaiah 60:3,

III. De nieuwbekeerden zullen de kerk en haar belangen zeer dienstig zijn, Isaiah 60:9,

IV. De kerk zal grote eer en goede naam onder de mensen hebben, Isaiah 60:14. V. Zij zal volkomen vrede en rust genieten, Isaiah 60:17,

Vl. Haar leden zullen allen rechtvaardigen zijn, en haar heerlijkheid en blijdschap zullen altijd duren, Isaiah 60:19. In zeker opzicht heeft dit betrekking op de vreedzamer en voorspoedige toestand waarin de Joden gedurende enigen tijd in hun eigen land waren na hun terugkeer uit de gevangenschap, maar het ziet voorzeker verder, en moest zijn gehele vervulling krijgen in het koninkrijk van de Messias, door de uitbreiding van dat koninkrijk door het toebrengen van de heidenen, en de geestelijke zegeningen in de tijden des Evangelies, door Christus Jezus, waarmee zij zou verrijkt worden, en al deze eerstelingen van eeuwige blijdschap en heerlijkheid.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 60

Dit gehele hoofdstuk heeft dezelfde strekking en is in dezelfde toon als het vorige, het bevat een deel van Gods verbond met de kerk, waarvan in het laatste vers van het vorige hoofdstuk gesproken is en de hier beloofde zegeningen zijn de vruchten van het Woord en de Geest, welke daar beloofd werden. De gestadige voortduring van de kerk, zelfs tot in de laatste tijden, was daar beloofd, en hier wordt de grote uitbreiding toegezegd, zelfs tot aan de uiterste einden van de aarde. En deze beide strekken tot eer van de Verlosser.

I. De kerk zal verlicht en bestraald worden, Isaiah 60:1,

II. Zij zal uitgebreid en velen zullen tot haar gevoegd worden, om zich te verenigen tot de dienst van God, Isaiah 60:3,

III. De nieuwbekeerden zullen de kerk en haar belangen zeer dienstig zijn, Isaiah 60:9,

IV. De kerk zal grote eer en goede naam onder de mensen hebben, Isaiah 60:14. V. Zij zal volkomen vrede en rust genieten, Isaiah 60:17,

Vl. Haar leden zullen allen rechtvaardigen zijn, en haar heerlijkheid en blijdschap zullen altijd duren, Isaiah 60:19. In zeker opzicht heeft dit betrekking op de vreedzamer en voorspoedige toestand waarin de Joden gedurende enigen tijd in hun eigen land waren na hun terugkeer uit de gevangenschap, maar het ziet voorzeker verder, en moest zijn gehele vervulling krijgen in het koninkrijk van de Messias, door de uitbreiding van dat koninkrijk door het toebrengen van de heidenen, en de geestelijke zegeningen in de tijden des Evangelies, door Christus Jezus, waarmee zij zou verrijkt worden, en al deze eerstelingen van eeuwige blijdschap en heerlijkheid.

Verzen 1-8

Jesaja 60:1-8

Hier wordt beloofd dat de tempel des Evangelies zeer glansrijk en zeer groot zijn zal.

I. Hij zal zeer glansrijk zijn. Uw licht komt! Toen de Joden uit de gevangenschap terugkeerden hadden zij licht en blijdschap, vreugde en eer, toen werd hun gegeven de Heere te kennen en zich over Zijn grote goedheid te verheugen en daardoor kwam er licht. Wanneer de Verlosser tot Zion zal komen, zal Hij licht medebrengen, Hij zelf kwam om een licht te zijn. Merk nu op:

1. Wat dit licht is en waar het zijn oorsprong heeft. De Heere zal over u opgaan Isaiah 60:2, de heerlijkheid des Heeren, Isaiah 60:1, zal over u gezien worden. God is de Vader en fontein van alle licht, en in Zijn licht zien wij het licht. Voorzoverre wij de kennis van God in ons hebben en Zijn gunst genieten, is ons licht gekomen. Wanneer God aan ons verschijnt en wij de vertroosting van Zijn gunst hebben, dan gaat de heerlijkheid des Heeren over ons op, als het morgenlicht, wanneer Hij voor ons verschijnt en wij hebben de belofte van Zijn gunst, wanneer Hij ons enig teken ten goede toont en Zijn gunst jegens ons uitspreekt, dan wordt Zijn heerlijkheid over ons gezien, gelijk Israël haar zag in de wolk- en vuurkolom. Wanneer Christus verrijst als de Zon van de gerechtigheid en in Hem de opgang uit de hoogte ons bezoekt, dan wordt de heerlijkheid des Heeren over ons gezien, een heerlijkheid als des Eengeborene van de Vader.

2. Welke tegenstelling dit licht zal hebben. De duisternis zal de aarde bedekken, maar ofschoon het zware duisternis zijn zal, duisternis die als de Egyptische getast kan worden, die de aarde bedekken zal, toch zal de kerk, evenals het land Gosen, terzelfder tijd licht hebben. Wanneer de toestand van de volken, die het Evangelie niet kennen, recht treurig zijn zal, en de donkere hoeken van de aarde vol woningen des gewelds zullen zijn voor de arme zielen, zal de staat van de kerk aangenaam zijn,

3. Tot welke plicht het verrijzen van het licht ons roept. Maak u op, wordt verlicht! ontvang niet alleen het licht en word er door verlicht, maar weerkaats het licht: maak u op en verlicht zelf met aan dat licht ontleende stralen, -want men kan ook lezen: Sta op verlicht! De kinderen des lichts moeten als lichten schijnen in de wereld. Indien Gods heerlijkheid tot onze eer op ons gezien wordt, behoren wij niet alleen met onze lippen, maar in ons leven Hem de lof van die eer weer te geven, Matthew 5:16, Philippians 2:15.

II. Hij zal zeer groot zijn. Toen de Joden opnieuw in hun eigen land gevestigd waren, na hun gevangenschap, voegden velen van de volken van de landen zich bij hen, maar we lezen nergens dat er zo'n talrijke vermeerdering was dat daardoor deze profetie geheel vervuld zou zijn. Daaruit volgt dat dit wijdere strekking heeft en wel tot de toebrenging van de heidenen in de kerk des Evangelies, en niet hun toevloeien tot een bepaalde plaats, of schoon het hier onder dat type voorgesteld wordt. Er is nu geen plek die als middelpunt van de eenheid van de kerk dient, maar de belofte bedoelt dat zij toestromen tot Christus en komen door geloof en hoop en heilige liefde in het gezelschap dat door Zijn Evangelie is gevestigd, het gezin dat naar Hem genoemd wordt, Efeziers 3:15. De kerk des Evangelies wordt uitdrukkelijk Zion en Jeruzalem genoemd en onder die benaming wordt van haar gezegd dat alle gelovigen tot haar komen, Hebrews 12:22. "Gij zijt gekomen tot de berg Zion, tot de stad des levenden Gods, het hemelse Jeruzalem." Deze woorden zijn de sleutel van deze profetie, Efeziers 2:19.

Merk op: 1. Wat zal zulke menigte bewegen om tot de kerk te komen? Zij zullen gaan tot uw licht en tot de glans die u is opgegaan. Zij zullen gelokt worden om zich bij u te voegen.

a. Door het licht dat u beschijnt, het licht van het heerlijke Evangelie, hetgeen de kerken laten zien, en naar aanleiding waarvan zij gouden kandelaren genoemd worden. Dit licht, dat ons zoveel openbaart van God en van zijn goedgunstigheid voor de mensen, en waardoor het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht zijn, zal alle ernstige mensen die van goeden wille zijn aanlokken om te komen en zich bij de kerk te voegen, opdat ze in de zegeningen daarvan mogen delen en geleerd worden omtrent waarheid en plicht.

b. Door het licht waarmee gij schijnt. De reinheid en liefde van de eerste Christenen, hun hemelsgezindheid, hun wereldverzaking, hun geduldig lijden, waren de stralen van de rijzende kerk, die menigeen aantrokken. De schoonheid van de heiligheid was de machtige aantrekkingskracht, waardoor Christus een gewillig volk tot Zich vergaderde in de dag van Zijn heirkracht, Psalms 110:3.

2. Welke menigten tot de kerk zullen komen. Grote getallen zullen komen, heidenen of volken van hen die gered zijn, zoals met zinspeling op deze profetie gezegd wordt in Revelation 21:24. De volken zullen onderwezen, tot discipelen gemaakt worden, Matthew 28:19, zelfs koningen, mannen van macht, aanzien en invloed zullen tot de kerk vergaderd worden. Zij komen van alle zijden, Isaiah 60:4. Hef uw ogen rondom op en zie, zie hen komen godvrezende mannen van alle volken, die onder de hemel zijn, Acts 2:5. Zie hoe wit de velden zijn om te oogsten John 4:35. Zie hen komen in een groep, als een enig man, met algemene instemming. Zij zijn allen vergaderd, de een sterkt de handen van de ander, zij moedigen elkaar aan. "Komt en laat ons opgaan!" Isaiah 2:3. Zij komen van de uiterste einden. Zij komen van verre, omdat zij uw gerucht gehoord hebben evenals de koningin van Scheba, of uw ster gezien hebben gelijk de wijzen uit het oosten, en ze zullen niet afgeschrikt worden door de lange reis, die zij te maken hebben om tot u te komen. Zij zullen komen van beide seksen. Op de eerbiedigste wijze zullen zonen en dochteren komen als uw zonen en dochteren, besloten om tot uw gezin te behoren, zich te onderwerpen aan de regelen van uw huisgezin, en zich onder de leiding daarvan te plaatsen. Zij zullen komen om aan uw zijde gevoedsterd te worden, om van de prilste jeugd hun opvoeding van u te ontvangen. De kinderen van de kerk moeten aan haar zijde gevoedsterd worden, niet bij vreemden uitbesteed worden. Daar waar de onvervalste melk van het woord verkrijgbaar is, moeten de pasgeboren kinderen van de kerk gevoedsterd worden, opdat zij daardoor mogen opgroeien, 1 Peter 2:1, 1 Peter 2:2. Zij, die de waardigheid en de voorrechten van het Christelijk huisgezin willen genieten, moeten zich aan de tucht en leiding daarvan onderwerpen.

3. Wat zij met zich zullen brengen en welk voordeel er voor de kerk uit hun toevoeging voortspruiten zal. Zij, die door de genade Gods in de kerk gebracht worden, zullen alles wat zij aan waarde hebben) zeker meebrengen om daarmee zich aan de verheerlijking en de dienst van God te wijden, en in hun kring goed te doen.

a. De kooplieden zullen op hun handelswaren en hun huizen schrijven: "Heiligheid des Heeren," zie Isaiah 23:1, 18. De menigte, of de overvloed van de zee (dat is al wat de zee voortbrengt, de vis en de parelen), of al wat langs de zee aangevoerd wordt, zal, tot uw nutte, tot u gekeerd worden. De rijkdom van rijke kooplieden zal besteed worden in werken van godsvrucht en liefdadigheid. b. De machtigen van de volken zullen hun macht in dienst van de kerk aanwenden. Het heir, of de troepen van de heidenen zullen tot u komen, om uw kusten te bewaken, uw belangen te behartigen en, zo nodig, uw veldslagen te leveren. De krachten en troepen van de heidenen waren menigmaal tegen de kerk gebruikt, maar nu zullen zij haar ten dienste staan, want God kan indien het Hem behaagt, en zal indien wij Hem behagen, zelfs onze vijanden met ons verzoenen, Proverbs 16:7. Wanneer Christus de sterke gewapende man overvalt, verdeelt hij zijn buit, neemt zijn wapenrusting en maakt dat hij Zijn belangen dient, gelijk hij, eerst Hem tegenstond, Luke 11:22.

c. De rijkdom, die over land aangevoerd wordt zowel als de schatten van de zee, zal ten dienste van God en Zijn kerk gebruikt worden.

De kamelen en snelle kamelen (dromedarissen) zullen goud en wierook aanbrengen (goud om het gouden reukaltaar te vervaardigen en wierook om daarop te branden). Die van Midian en Scheba zullen U hun voortreffelijkste voortbrengselen komen aanbieden, niet om er handel mee te drijven, maar om God er mee te vereren. En dat niet in kleine hoeveelheden, maar bij kameelvrachten. Dit werd ten dele vervuld toen de wijzen uit het Oosten (die wellicht uit de hier genoemde landen kwamen) aangetrokken door de schittering van de ster, tot Christus kwamen en Hem hun schatten aanboden, goud, wierook en mirre, Matthew 2:11.

4. Grote getallen van offeranden zullen op het altaar gebracht worden, aangename offeranden, die, ofschoon door heidenen gebracht, zullen worden aangenomen, Isaiah 60:7. Kedar was beroemd om zijn schapen, en wellicht waren de rammen van Nebajoth de vetste, deze zullen met vreugde komen op Gods altaar. God moet gediend en geëerd worden met al wat wij hebben, en met het beste wat wij hebben, naar de mate waarin Hij ons gezegend heeft. Dit werd vervuld toen de landvoogden aan deze zijde van de rivier van Darius order kregen om de tempel van Jeruzalem te voorzien van ossen, rammen en lammeren, ten brandoffer voor de God des hemels Ezra 6:9. De verdere vervulling zal komen, , en kwam reeds gedeeltelijk, door de toebrenging van de volheid van de heidenen tot de kerk, die de offerande van de heidenen genoemd wordt, Romans 15:16. Schapen en rammen zijn kostelijke zielen, want zij worden gezegd de kerk te dienen, en als levende offeranden te komen, zichzelf Gode aanbiedende als een redelijke offerande op zijn altaar, Romans 12:1.

5. Hoe God zal verheerlijkt worden door deze groei van de kerk en de toebrenging van zulke menigten.

a. Zij zullen er de eer van Gods naam mee bedoelen. Wanneer zij hun goud en hun reukwerk brengen, zal dat niet zijn om de schatten van hun land te vertonen of om voor zichzelf de roem van godsvrucht en toewijding te verkregen, maar om de overvloedigen lof des Heeren te boodschappen, Isaiah 60:6. Onze grotere diensten en gaven aan de kerk zijn niet aangenaam dan voorzover wij er de verheerlijking van God mee op het oog hebben. En dit moet het doel zijn bij het waarnemen van de uitwendige inzettingen, om de Heere de heerlijkheid Zijns naams te geven, want daartoe zijn wij, evenals dezen, geroepen uit de duisternis tot het licht, opdat wij de deugden zouden verkondigen dergenen, die ons geroepen heeft, 1 Peter 2:9.

b. God zal er de eer van Zijn naam door vergroten, Isaiah 60:7. Ik zal het huis Mijner heerlijkheid heerlijk maken. De kerk is het huis van Gods heerlijkheid, waar Hij de heerlijkheid van Zijn naam aan Zijn volk openbaart en de hulde ontvangt, welke dat volk Hem brengt. En het is voor de heerlijkheid van dat huis en van Hem, die daarin woont, dat de heidenen hun offeranden daar brengen en dat deze aangenomen worden.

6 Hoe de kerk zelf zal belangstellen in deze haar uitbreiding, Isaiah 60:5. a. Zij zal daardoor in een verrukking van vreugde geraken. Gij zult het zien en samenvloeien, in vreugdevolle aandoening over dat gezicht, vrolijk toelopen, er door verwonderd, maar grotelijks er door verblijd.

b. Er zal een vermenging van vrees en blijdschap zijn. Uw hart zal vervaard zijn, gij zult in twijfel staan of het wel geoorloofd is tot de onbesnedenen in te gaan en met hen te eten, Petrus was zo onder de indruk van deze vervaardheid, dat hij een visioen nodig had en een stem uit de hemel om hem daaruit te verlossen, Acts 10:28. Maar

c. Wanneer deze vervaardheid is overwonnen zal uw hart verwijd worden in heilige liefde, zo verwijd dat daarin plaats zal zijn voor alle bekeerden uit de heidenen, uw ziel zal niet zo bekrompen blijven en uw genegenheid zal zich niet langer binnen de Joodse grenzen beperken. Wanneer God de schoonheid en de voorspoed van Zijn kerk wil bevorderen, geeft Hij deze ruimheid van hart en menslievendheid.

d. De kudden van bekeerlingen zullen grotelijks bewonderd worden, Isaiah 60:8. Wie zijn dezen, die daar komen gevlogen als een wolk. Zie hier

Ten eerste. Hoe de bekering van de zielen wordt omschreven. Het is een toevliegen tot Christus en Zijn kerk, waarheen wij gericht worden. het is een vliegen als een wolk, in grote menigten, zodat de hemelen er door bedekt worden, maar met eenstemmigheid, als een enkele wolk. Zij zullen komen met spoed, gelijk een wolk komt aangevlogen op de vleugelen des winds, en openlijk, voor ieder zichtbaar, zodat zelfs hun vijanden het waarnemen, Revelation 11:12, zonder instaat te zijn het te verhinderen. Zij zullen aanvliegen gelijk duiven tot haar vensteren. Bij grote groepen, vele tegelijk, zij vliegen op de vleugelen van oprechte duiven, die laag vliegen, hetgeen haar onschuld en nederigheid aanduidt. Zij vliegen tot Christus, tot de kerk, tot het Woord en de instellingen, gelijk duiven instinctmatig naar haar vensteren, naar haar thuis. Daarheen vliegen zij om beschermd te zijn en schuilplaats te vinden tegen de vervolging van de roofvogels, en daarheen vliegen zij als zij vermoeid zijn van het ronddwalen, om uit te rusten, gelijk Noachs duif tot de ark kwam.

Ten tweede. Hoe deze bekering van zielen hier bewonderd wordt. Er wordt over gesproken met verwondering en genoegen. Wie zijn deze? Wij hebben reden om er ons over te verwonderen dat zovelen tot Christus komen, wanneer wij hen allen zullen bijeen zien, dan zullen wij er over verwonderd zijn vanwaar zij allen kwamen. En wij hebben reden om met verwondering en blijdschap te vragen: Wie zijn dezen? Hoe uitnemend, hoe beminnelijk zijn zij! Hoe heerlijk is het te zien dat arme zielen zich naar Christus haasten, met het vaste voornemen om bij Hem te blijven!

Verzen 1-8

Jesaja 60:1-8

Hier wordt beloofd dat de tempel des Evangelies zeer glansrijk en zeer groot zijn zal.

I. Hij zal zeer glansrijk zijn. Uw licht komt! Toen de Joden uit de gevangenschap terugkeerden hadden zij licht en blijdschap, vreugde en eer, toen werd hun gegeven de Heere te kennen en zich over Zijn grote goedheid te verheugen en daardoor kwam er licht. Wanneer de Verlosser tot Zion zal komen, zal Hij licht medebrengen, Hij zelf kwam om een licht te zijn. Merk nu op:

1. Wat dit licht is en waar het zijn oorsprong heeft. De Heere zal over u opgaan Isaiah 60:2, de heerlijkheid des Heeren, Isaiah 60:1, zal over u gezien worden. God is de Vader en fontein van alle licht, en in Zijn licht zien wij het licht. Voorzoverre wij de kennis van God in ons hebben en Zijn gunst genieten, is ons licht gekomen. Wanneer God aan ons verschijnt en wij de vertroosting van Zijn gunst hebben, dan gaat de heerlijkheid des Heeren over ons op, als het morgenlicht, wanneer Hij voor ons verschijnt en wij hebben de belofte van Zijn gunst, wanneer Hij ons enig teken ten goede toont en Zijn gunst jegens ons uitspreekt, dan wordt Zijn heerlijkheid over ons gezien, gelijk Israël haar zag in de wolk- en vuurkolom. Wanneer Christus verrijst als de Zon van de gerechtigheid en in Hem de opgang uit de hoogte ons bezoekt, dan wordt de heerlijkheid des Heeren over ons gezien, een heerlijkheid als des Eengeborene van de Vader.

2. Welke tegenstelling dit licht zal hebben. De duisternis zal de aarde bedekken, maar ofschoon het zware duisternis zijn zal, duisternis die als de Egyptische getast kan worden, die de aarde bedekken zal, toch zal de kerk, evenals het land Gosen, terzelfder tijd licht hebben. Wanneer de toestand van de volken, die het Evangelie niet kennen, recht treurig zijn zal, en de donkere hoeken van de aarde vol woningen des gewelds zullen zijn voor de arme zielen, zal de staat van de kerk aangenaam zijn,

3. Tot welke plicht het verrijzen van het licht ons roept. Maak u op, wordt verlicht! ontvang niet alleen het licht en word er door verlicht, maar weerkaats het licht: maak u op en verlicht zelf met aan dat licht ontleende stralen, -want men kan ook lezen: Sta op verlicht! De kinderen des lichts moeten als lichten schijnen in de wereld. Indien Gods heerlijkheid tot onze eer op ons gezien wordt, behoren wij niet alleen met onze lippen, maar in ons leven Hem de lof van die eer weer te geven, Matthew 5:16, Philippians 2:15.

II. Hij zal zeer groot zijn. Toen de Joden opnieuw in hun eigen land gevestigd waren, na hun gevangenschap, voegden velen van de volken van de landen zich bij hen, maar we lezen nergens dat er zo'n talrijke vermeerdering was dat daardoor deze profetie geheel vervuld zou zijn. Daaruit volgt dat dit wijdere strekking heeft en wel tot de toebrenging van de heidenen in de kerk des Evangelies, en niet hun toevloeien tot een bepaalde plaats, of schoon het hier onder dat type voorgesteld wordt. Er is nu geen plek die als middelpunt van de eenheid van de kerk dient, maar de belofte bedoelt dat zij toestromen tot Christus en komen door geloof en hoop en heilige liefde in het gezelschap dat door Zijn Evangelie is gevestigd, het gezin dat naar Hem genoemd wordt, Efeziers 3:15. De kerk des Evangelies wordt uitdrukkelijk Zion en Jeruzalem genoemd en onder die benaming wordt van haar gezegd dat alle gelovigen tot haar komen, Hebrews 12:22. "Gij zijt gekomen tot de berg Zion, tot de stad des levenden Gods, het hemelse Jeruzalem." Deze woorden zijn de sleutel van deze profetie, Efeziers 2:19.

Merk op: 1. Wat zal zulke menigte bewegen om tot de kerk te komen? Zij zullen gaan tot uw licht en tot de glans die u is opgegaan. Zij zullen gelokt worden om zich bij u te voegen.

a. Door het licht dat u beschijnt, het licht van het heerlijke Evangelie, hetgeen de kerken laten zien, en naar aanleiding waarvan zij gouden kandelaren genoemd worden. Dit licht, dat ons zoveel openbaart van God en van zijn goedgunstigheid voor de mensen, en waardoor het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht zijn, zal alle ernstige mensen die van goeden wille zijn aanlokken om te komen en zich bij de kerk te voegen, opdat ze in de zegeningen daarvan mogen delen en geleerd worden omtrent waarheid en plicht.

b. Door het licht waarmee gij schijnt. De reinheid en liefde van de eerste Christenen, hun hemelsgezindheid, hun wereldverzaking, hun geduldig lijden, waren de stralen van de rijzende kerk, die menigeen aantrokken. De schoonheid van de heiligheid was de machtige aantrekkingskracht, waardoor Christus een gewillig volk tot Zich vergaderde in de dag van Zijn heirkracht, Psalms 110:3.

2. Welke menigten tot de kerk zullen komen. Grote getallen zullen komen, heidenen of volken van hen die gered zijn, zoals met zinspeling op deze profetie gezegd wordt in Revelation 21:24. De volken zullen onderwezen, tot discipelen gemaakt worden, Matthew 28:19, zelfs koningen, mannen van macht, aanzien en invloed zullen tot de kerk vergaderd worden. Zij komen van alle zijden, Isaiah 60:4. Hef uw ogen rondom op en zie, zie hen komen godvrezende mannen van alle volken, die onder de hemel zijn, Acts 2:5. Zie hoe wit de velden zijn om te oogsten John 4:35. Zie hen komen in een groep, als een enig man, met algemene instemming. Zij zijn allen vergaderd, de een sterkt de handen van de ander, zij moedigen elkaar aan. "Komt en laat ons opgaan!" Isaiah 2:3. Zij komen van de uiterste einden. Zij komen van verre, omdat zij uw gerucht gehoord hebben evenals de koningin van Scheba, of uw ster gezien hebben gelijk de wijzen uit het oosten, en ze zullen niet afgeschrikt worden door de lange reis, die zij te maken hebben om tot u te komen. Zij zullen komen van beide seksen. Op de eerbiedigste wijze zullen zonen en dochteren komen als uw zonen en dochteren, besloten om tot uw gezin te behoren, zich te onderwerpen aan de regelen van uw huisgezin, en zich onder de leiding daarvan te plaatsen. Zij zullen komen om aan uw zijde gevoedsterd te worden, om van de prilste jeugd hun opvoeding van u te ontvangen. De kinderen van de kerk moeten aan haar zijde gevoedsterd worden, niet bij vreemden uitbesteed worden. Daar waar de onvervalste melk van het woord verkrijgbaar is, moeten de pasgeboren kinderen van de kerk gevoedsterd worden, opdat zij daardoor mogen opgroeien, 1 Peter 2:1, 1 Peter 2:2. Zij, die de waardigheid en de voorrechten van het Christelijk huisgezin willen genieten, moeten zich aan de tucht en leiding daarvan onderwerpen.

3. Wat zij met zich zullen brengen en welk voordeel er voor de kerk uit hun toevoeging voortspruiten zal. Zij, die door de genade Gods in de kerk gebracht worden, zullen alles wat zij aan waarde hebben) zeker meebrengen om daarmee zich aan de verheerlijking en de dienst van God te wijden, en in hun kring goed te doen.

a. De kooplieden zullen op hun handelswaren en hun huizen schrijven: "Heiligheid des Heeren," zie Isaiah 23:1, 18. De menigte, of de overvloed van de zee (dat is al wat de zee voortbrengt, de vis en de parelen), of al wat langs de zee aangevoerd wordt, zal, tot uw nutte, tot u gekeerd worden. De rijkdom van rijke kooplieden zal besteed worden in werken van godsvrucht en liefdadigheid. b. De machtigen van de volken zullen hun macht in dienst van de kerk aanwenden. Het heir, of de troepen van de heidenen zullen tot u komen, om uw kusten te bewaken, uw belangen te behartigen en, zo nodig, uw veldslagen te leveren. De krachten en troepen van de heidenen waren menigmaal tegen de kerk gebruikt, maar nu zullen zij haar ten dienste staan, want God kan indien het Hem behaagt, en zal indien wij Hem behagen, zelfs onze vijanden met ons verzoenen, Proverbs 16:7. Wanneer Christus de sterke gewapende man overvalt, verdeelt hij zijn buit, neemt zijn wapenrusting en maakt dat hij Zijn belangen dient, gelijk hij, eerst Hem tegenstond, Luke 11:22.

c. De rijkdom, die over land aangevoerd wordt zowel als de schatten van de zee, zal ten dienste van God en Zijn kerk gebruikt worden.

De kamelen en snelle kamelen (dromedarissen) zullen goud en wierook aanbrengen (goud om het gouden reukaltaar te vervaardigen en wierook om daarop te branden). Die van Midian en Scheba zullen U hun voortreffelijkste voortbrengselen komen aanbieden, niet om er handel mee te drijven, maar om God er mee te vereren. En dat niet in kleine hoeveelheden, maar bij kameelvrachten. Dit werd ten dele vervuld toen de wijzen uit het Oosten (die wellicht uit de hier genoemde landen kwamen) aangetrokken door de schittering van de ster, tot Christus kwamen en Hem hun schatten aanboden, goud, wierook en mirre, Matthew 2:11.

4. Grote getallen van offeranden zullen op het altaar gebracht worden, aangename offeranden, die, ofschoon door heidenen gebracht, zullen worden aangenomen, Isaiah 60:7. Kedar was beroemd om zijn schapen, en wellicht waren de rammen van Nebajoth de vetste, deze zullen met vreugde komen op Gods altaar. God moet gediend en geëerd worden met al wat wij hebben, en met het beste wat wij hebben, naar de mate waarin Hij ons gezegend heeft. Dit werd vervuld toen de landvoogden aan deze zijde van de rivier van Darius order kregen om de tempel van Jeruzalem te voorzien van ossen, rammen en lammeren, ten brandoffer voor de God des hemels Ezra 6:9. De verdere vervulling zal komen, , en kwam reeds gedeeltelijk, door de toebrenging van de volheid van de heidenen tot de kerk, die de offerande van de heidenen genoemd wordt, Romans 15:16. Schapen en rammen zijn kostelijke zielen, want zij worden gezegd de kerk te dienen, en als levende offeranden te komen, zichzelf Gode aanbiedende als een redelijke offerande op zijn altaar, Romans 12:1.

5. Hoe God zal verheerlijkt worden door deze groei van de kerk en de toebrenging van zulke menigten.

a. Zij zullen er de eer van Gods naam mee bedoelen. Wanneer zij hun goud en hun reukwerk brengen, zal dat niet zijn om de schatten van hun land te vertonen of om voor zichzelf de roem van godsvrucht en toewijding te verkregen, maar om de overvloedigen lof des Heeren te boodschappen, Isaiah 60:6. Onze grotere diensten en gaven aan de kerk zijn niet aangenaam dan voorzover wij er de verheerlijking van God mee op het oog hebben. En dit moet het doel zijn bij het waarnemen van de uitwendige inzettingen, om de Heere de heerlijkheid Zijns naams te geven, want daartoe zijn wij, evenals dezen, geroepen uit de duisternis tot het licht, opdat wij de deugden zouden verkondigen dergenen, die ons geroepen heeft, 1 Peter 2:9.

b. God zal er de eer van Zijn naam door vergroten, Isaiah 60:7. Ik zal het huis Mijner heerlijkheid heerlijk maken. De kerk is het huis van Gods heerlijkheid, waar Hij de heerlijkheid van Zijn naam aan Zijn volk openbaart en de hulde ontvangt, welke dat volk Hem brengt. En het is voor de heerlijkheid van dat huis en van Hem, die daarin woont, dat de heidenen hun offeranden daar brengen en dat deze aangenomen worden.

6 Hoe de kerk zelf zal belangstellen in deze haar uitbreiding, Isaiah 60:5. a. Zij zal daardoor in een verrukking van vreugde geraken. Gij zult het zien en samenvloeien, in vreugdevolle aandoening over dat gezicht, vrolijk toelopen, er door verwonderd, maar grotelijks er door verblijd.

b. Er zal een vermenging van vrees en blijdschap zijn. Uw hart zal vervaard zijn, gij zult in twijfel staan of het wel geoorloofd is tot de onbesnedenen in te gaan en met hen te eten, Petrus was zo onder de indruk van deze vervaardheid, dat hij een visioen nodig had en een stem uit de hemel om hem daaruit te verlossen, Acts 10:28. Maar

c. Wanneer deze vervaardheid is overwonnen zal uw hart verwijd worden in heilige liefde, zo verwijd dat daarin plaats zal zijn voor alle bekeerden uit de heidenen, uw ziel zal niet zo bekrompen blijven en uw genegenheid zal zich niet langer binnen de Joodse grenzen beperken. Wanneer God de schoonheid en de voorspoed van Zijn kerk wil bevorderen, geeft Hij deze ruimheid van hart en menslievendheid.

d. De kudden van bekeerlingen zullen grotelijks bewonderd worden, Isaiah 60:8. Wie zijn dezen, die daar komen gevlogen als een wolk. Zie hier

Ten eerste. Hoe de bekering van de zielen wordt omschreven. Het is een toevliegen tot Christus en Zijn kerk, waarheen wij gericht worden. het is een vliegen als een wolk, in grote menigten, zodat de hemelen er door bedekt worden, maar met eenstemmigheid, als een enkele wolk. Zij zullen komen met spoed, gelijk een wolk komt aangevlogen op de vleugelen des winds, en openlijk, voor ieder zichtbaar, zodat zelfs hun vijanden het waarnemen, Revelation 11:12, zonder instaat te zijn het te verhinderen. Zij zullen aanvliegen gelijk duiven tot haar vensteren. Bij grote groepen, vele tegelijk, zij vliegen op de vleugelen van oprechte duiven, die laag vliegen, hetgeen haar onschuld en nederigheid aanduidt. Zij vliegen tot Christus, tot de kerk, tot het Woord en de instellingen, gelijk duiven instinctmatig naar haar vensteren, naar haar thuis. Daarheen vliegen zij om beschermd te zijn en schuilplaats te vinden tegen de vervolging van de roofvogels, en daarheen vliegen zij als zij vermoeid zijn van het ronddwalen, om uit te rusten, gelijk Noachs duif tot de ark kwam.

Ten tweede. Hoe deze bekering van zielen hier bewonderd wordt. Er wordt over gesproken met verwondering en genoegen. Wie zijn deze? Wij hebben reden om er ons over te verwonderen dat zovelen tot Christus komen, wanneer wij hen allen zullen bijeen zien, dan zullen wij er over verwonderd zijn vanwaar zij allen kwamen. En wij hebben reden om met verwondering en blijdschap te vragen: Wie zijn dezen? Hoe uitnemend, hoe beminnelijk zijn zij! Hoe heerlijk is het te zien dat arme zielen zich naar Christus haasten, met het vaste voornemen om bij Hem te blijven!

Verzen 9-14

Jesaja 60:9-14

De beloften in de vorige verzen aan de kerk gedaan worden hier herhaald, verzekerd en uitgebreid, alles bedoeld tot vertroosting en aanmoediging van de Joden na hun terugkeer uit de gevangenschap, maar besluit met nog verdere strekking, tot uitbreiding en bevordering van de Evangelische kerk en om aan te tonen de overvloed van geestelijke zegeningen waarmee deze zal verrijkt worden.

I. God zal zeer genadig en voorkomend jegens hen zijn. Wij moeten met deze belofte beginnen, omdat al de andere daardoor in waarde rijzen. Het heiligdom, dat verwoest lag, begint hersteld te worden wanneer God Zijn aangezicht er over laat lichten, Daniel 9:17. Al de gunst, die het volk Gods vindt bij de mensen, heeft het te danken aan het licht van Gods aangezicht en Zijn gunst over hen, Isaiah 60:10. Allen zullen nu voorkomend voor hen zijn: want in Mijn verbolgenheid heb Ik u geslagen, toen gij in de gevangenschap waart. Het lijden van de kerk voornamelijk door haar bederf, afwijkingen en verdeeldheden, waartegen deze beloften haar moeten steunen, zijn treurige tekenen van Gods ongenoegen. Maar nu heb Ik Mij in Mijn welbehagen over u ontfermd, en daarom heb Ik al deze barmhartigheden voor u in voorraad.

II. Velen zullen in de kerk gebracht worden zelfs uit verre landen, (Isaiah 60:9). De eilanden zullen Mij verwachten, zullen het Evangelie welkom heten, en zullen God opzoeken met hun lof en hun gerede onderwerping aan het Evangelie. De schepen van Tarsis, transportschepen zullen zeilklaar liggen, om leden uit verste streken naar de kerk te brengen, of hetgeen op hetzelfde neerkomt, dienaren van de kerk naar verwilderde oorden te brengen, om daar het Evangelie te verkondigen en zielen tot de Heere toe te brengen.

Merk op:

a. Wie gebracht worden.Niet alleen voor het volk maar om ook de verstrooide kinderen Gods bijeen te vergaderen, John 11:52.

b. Wat zij zullen meebrengen. Zij wonen op zo'n afstand dat zij geen schapen en rammen kunnen medebrengen, maar gelijk de Joden die ver van Jeruzalem woonden als zij opkwamen naar de feesten geen kudden konden aanvoeren, maar de waarde in geld meebrachten, zo zullen deze hun zilver en hun goud meebrengen. Wanneer wij onszelf aan God geven, moeten wij ons geven met al wat wij zijn en hebben. Wanneer wij Hem vereren in de geest, moeten wij het ook met onze bezittingen doen.

c. Aan Wie zij zich en al het hun zullen toewijden: aan de naam van de Heere uw God. Aan God als de Heere van allen en de God en Koning van de kerk aan de Heilige Israëls, die Israël als de Heilige aanbidt in de heerlijkheid van Zijn heiligheid, dewijl Hij u heerlijk gemaakt heeft. De eer die God op Zijn volk en kerk legt, moet ons bewegen niet alleen om hen ook te eren, maar om ons bij hen te voegen. "Wij zullen met u gaan, want God is met u," Zacheria 8:23.

III. Allen die tot de kerk komen, zullen er welkom zijn, want er is in de heilige stad zoveel ruimte, dat, ofschoon alles gedaan is wat de Heere bevolen heeft, er nog plaats over is. Daarom zullen haar poorten steeds openstaan Isaiah 60:11, niet alleen omdat er geen reden is om vijanden te vrezen, maar ook omdat er reden is om vrienden te verwachten. Het is bij ons gewoonte de deur niet op nachtslot te doen, of iemand bij de hand te hebben om dadelijk als het nodig is te openen, wanneer wij een kind of een gast verwachten, die laat komen zal. Christus is altijd gereed om te ontvangen degenen, die tot Hem komen, Hij is nooit afwezig, en niemand komt Hem ooit ongelegen, de deur van de genade is altijd open, nacht en dag, of zal onmiddellijk geopend worden als wij kloppen. Zijn dienaren, de deurwachters, moeten altijd gereedstaan om hen, die zich de Heere komen aanbieden, binnen te laten. God heeft niet alleen een gastvrij huis, maar een open huis, opdat op alle tijden, door de prediking van het Woord, tijdig en ontijdig, de scharen van de heidenen en hun koningen en aanvoerders in de kerk gebracht mogen worden. Heft uw hoofden op, gij poorten, en laat zulke welkome gasten binnentreden.

IV. Allen die in de nabijheid van de kerk zijn, zullen op de n of andere wijze aan haar belangen dienstbaar gemaakt worden. Ondergeschiktheid en heerschappij vinden geen genade in de ogen van de mensen, maar wel in die van God. Hij die de lagere schepselen nuttig maakte voor de mens, zal de volken nuttig maken voor de kerk. De aarde kwam de vrouw te hulp. Alle dingen zijn van U. Zo ook hier, Isaiah 60:10. Vreemden, die geen kennis van U hebben noch vriendschap voor U gevoelen die altijd vervreemd waren van het burgerschap Israëls, zij zelfs zullen Uw muren bouwen, en hun koningen zullen op deze of die wijze U dienen en daarin geen vernedering zien. Dit werd vervuld toen de koning van Perzië en de landvoogden van zijn provincies op zijn bevel Nehemia hielpen en bijstonden in het herbouwen van de muren van Jeruzalem. Er zullen vreemdelingen verwekt worden om de muren van Jeruzalem te herbouwen, opdat deze niet in puin zullen blijven liggen. Zelfs zij die niet tot de kerk behoren, kunnen haar beschermen. En de grootsten van de mensen mogen het niet beneden zich achten de kerk te dienen, maar er zich over verheugen, wanneer zij in de gelegenheid zijn en er lust toe gevoelen om haar de dienst te bewijzen. Ja, het is de plicht van allen, een ieder in zijn kring om te doen wat in hun vermogen is om de belangen van Gods koninkrijk onder de mensen te bevorderen en het is voor hun verantwoording indien zij dat nalaten. Vers 12 :Het volk en het koninkrijk, die u niet zullen dienen, zullen vergaan. Niet dat zij zullen vergaan door het zwaard of door menselijke vervloeking, ook niet dat dit enig recht geeft om de verbreiding van het Evangelie door geweld te bevorderen, of dat men door boeten en andere straffen de mensen zou mogen dwingen om zich bij de kerk te voegen, -in genen dele. Maar zij, die zich niet door het geloof willen onderwerpen aan Jezus Christus, de Koning van de kerk, en Hem niet willen dienen, zullen voor eeuwig vergaan, Psalms 2:12. Zij, die zich niet willen buigen onder de gouden scepter van Christus, onder de heerschappij van Zijn Woord en Geest, die niet in Zijn gezin opgenomen en aan de regelen daarvan ondergeschikt gemaakt willen worden, zullen in stukken gebroken worden door Zijn ijzeren scepter. "Breng hen hier en sla hen hier voor Mij dood" Luke 19:27. Zij zullen geheel en voor eeuwig verwoest worden, wanneer Christus zal komen om wraak te nemen op hen die het Evangelie ongehoorzaam zijn, 2 Thessalonians 1:8.

V. Er zal overvloed van schoonheid gevoegd zijn bij de instellingen van Gods verering, Isaiah 60:13. "De heerlijkheid van de Libanon, de sterke en statige cederen die daar groeien zal tot u komen," gelijk vanouds tot Salomo, toen hij de tempel bouwde, 2 Chronicles 2:16. En daarbij zal ander bruikbaar hout gebracht worden, geschikt om het gebeeldhouwde werk te vervangen dat de vijand verbroken had, Psalms 74:5, Psalms 74:6. De tempel, de plaats van Godsheiligdom, zal niet alleen herbouwd, maar verfraaid worden. Het is de plaats van Zijn voeten waar Hij zetelt en rust, Ezechiël 43:7. De ark wordt genoemd Zijn voetbank, omdat die onder het verzoendeksel (de genadestoel) was, Psalms 132:7. Hij zal hem heerlijk maken in de ogen van zijn volk en al hun naburen. De heerlijkheid van het laatste huis, waarop de profetie betrekking heeft, ofschoon in vele opzichten kleiner, was toch in werkelijkheid groter dan die van het eerste want Christus kwam in die tempel, Malachi 3:1. Ook was hij versierd met kostelijke stenen en giften, Luke 21:5, waarop deze belofte in zekere zin doelen kan, maar toch sprak Christus daarover zo geringschattend dat wij moeten geloven dat de eigenlijke vervulling bestaat in de rijkdom van heiligheid en de genade en vertroostingen van de Heilige Geest, waarmee de instellingen van het Evangelie zijn versierd.

VI. De kerk zal waarlijk groot en eerwaardig verschijnen, Isaiah 60:14. Het Joodse volk werd, na de terugkeer uit de gevangenschap, gaandeweg aanzienlijker en maakte een betere figuur dan men zou verwacht hebben, nadat het zo omlaag gebracht geweest was, en beter dan een van de andere volken, die zich herstelden van de door Chaldeën ondergane vernedering. Het is waarschijnlijk dat velen, die hen in Babel verdrukt hadden, nadat zij zelf door de Perzen overheerd waren, bij de Joden toevlucht en schuilplaats zochten en gaarne met hen op goede voet kwamen. Voorts is deze profetie vervuld toen zij, die vijanden van Gods kerk waren, er door Gods genade toe gebracht werden om hun dwaling in te zien, en kwamen om zich bij haar te voegen. De kinderen dergenen, die u onderdrukt hebben-indien niet zij zelf, dan toch hun kinderen, zullen zich neerbuigen aan de planten uwer voeten, en u vergeving vragen voor hun dwaasheid, u smeken om uw gunst en bidden om in uw gezin opgenomen te worden, 1 Samuel 2:36. Een dergelijke belofte is aan de gemeente te Filadelfia gegeven, Revelation 3:9. En dit is bedoeld als:

1. Een bedreiging voor de trotse onderdrukkers van de kerk, die haar bedroefd en veracht hebben en daarin zich vermaakt hebben, zij zullen neergebogen worden, hun geestkracht zal gebroken worden, en hun toestand zal zo laag en ellendig worden dat zij zich gaarne zullen laten helpen door hen, die ze vroeger het verst van zich gestoten hebben. Vroeger of later zal God verachting uitstorten over hen, die Zijn volk veracht hebben.

2. Een verhoging voor de arme verdrukte leden van de kerk, en dit is de eer die hun zal worden aangedaan, zij zullen gelegenheid krijgen om goed te doen aan degenen die hen kwalijk gehandeld hebben, en hen te redden die hen bedroefd en veracht hebben. Het is een vermaak voor de godvrezende, en Hij rekent het zich een eer, om barmhartigheid te bewijzen aan hen, bij wie Hij geen barmhartigheid gevonden heeft. Maar dit is nog niet alles. Zij zullen zich niet alleen als smekelingen voor Uw voeten neerbuigen, in hun eigen belang meer zij zullen U ook eren. Zij zullen U noemen de stad des Heeren. Zij zullen eindelijk er van overtuigd zijn dat gij een gunstelinge des hemels zijt en de bijzondere zorg van de goddelijke voorzienigheid geniet. Die stad is waarlijk groot en vereerd, die is sterk en rijk, die is veilig en schoon, die is de begeerlijkste plaats om in te wonen, die de stad des Heeren is, die Hij als de Zijne erkent, waar Hij woont en waar de godsdienst de hoogste plaats inneemt. Zulk een plaats is Zion, zij is de stad welke God verkoren heeft om daar Zijn naam te stellen, zij is het Zion van de Heilige Israëls. En daarom zijn wij er zeker van dat zij een heilige plaats is, anders zou de Heilige Israëls zich nooit haar beschermer genoemd hebben.

Verzen 9-14

Jesaja 60:9-14

De beloften in de vorige verzen aan de kerk gedaan worden hier herhaald, verzekerd en uitgebreid, alles bedoeld tot vertroosting en aanmoediging van de Joden na hun terugkeer uit de gevangenschap, maar besluit met nog verdere strekking, tot uitbreiding en bevordering van de Evangelische kerk en om aan te tonen de overvloed van geestelijke zegeningen waarmee deze zal verrijkt worden.

I. God zal zeer genadig en voorkomend jegens hen zijn. Wij moeten met deze belofte beginnen, omdat al de andere daardoor in waarde rijzen. Het heiligdom, dat verwoest lag, begint hersteld te worden wanneer God Zijn aangezicht er over laat lichten, Daniel 9:17. Al de gunst, die het volk Gods vindt bij de mensen, heeft het te danken aan het licht van Gods aangezicht en Zijn gunst over hen, Isaiah 60:10. Allen zullen nu voorkomend voor hen zijn: want in Mijn verbolgenheid heb Ik u geslagen, toen gij in de gevangenschap waart. Het lijden van de kerk voornamelijk door haar bederf, afwijkingen en verdeeldheden, waartegen deze beloften haar moeten steunen, zijn treurige tekenen van Gods ongenoegen. Maar nu heb Ik Mij in Mijn welbehagen over u ontfermd, en daarom heb Ik al deze barmhartigheden voor u in voorraad.

II. Velen zullen in de kerk gebracht worden zelfs uit verre landen, (Isaiah 60:9). De eilanden zullen Mij verwachten, zullen het Evangelie welkom heten, en zullen God opzoeken met hun lof en hun gerede onderwerping aan het Evangelie. De schepen van Tarsis, transportschepen zullen zeilklaar liggen, om leden uit verste streken naar de kerk te brengen, of hetgeen op hetzelfde neerkomt, dienaren van de kerk naar verwilderde oorden te brengen, om daar het Evangelie te verkondigen en zielen tot de Heere toe te brengen.

Merk op:

a. Wie gebracht worden.Niet alleen voor het volk maar om ook de verstrooide kinderen Gods bijeen te vergaderen, John 11:52.

b. Wat zij zullen meebrengen. Zij wonen op zo'n afstand dat zij geen schapen en rammen kunnen medebrengen, maar gelijk de Joden die ver van Jeruzalem woonden als zij opkwamen naar de feesten geen kudden konden aanvoeren, maar de waarde in geld meebrachten, zo zullen deze hun zilver en hun goud meebrengen. Wanneer wij onszelf aan God geven, moeten wij ons geven met al wat wij zijn en hebben. Wanneer wij Hem vereren in de geest, moeten wij het ook met onze bezittingen doen.

c. Aan Wie zij zich en al het hun zullen toewijden: aan de naam van de Heere uw God. Aan God als de Heere van allen en de God en Koning van de kerk aan de Heilige Israëls, die Israël als de Heilige aanbidt in de heerlijkheid van Zijn heiligheid, dewijl Hij u heerlijk gemaakt heeft. De eer die God op Zijn volk en kerk legt, moet ons bewegen niet alleen om hen ook te eren, maar om ons bij hen te voegen. "Wij zullen met u gaan, want God is met u," Zacheria 8:23.

III. Allen die tot de kerk komen, zullen er welkom zijn, want er is in de heilige stad zoveel ruimte, dat, ofschoon alles gedaan is wat de Heere bevolen heeft, er nog plaats over is. Daarom zullen haar poorten steeds openstaan Isaiah 60:11, niet alleen omdat er geen reden is om vijanden te vrezen, maar ook omdat er reden is om vrienden te verwachten. Het is bij ons gewoonte de deur niet op nachtslot te doen, of iemand bij de hand te hebben om dadelijk als het nodig is te openen, wanneer wij een kind of een gast verwachten, die laat komen zal. Christus is altijd gereed om te ontvangen degenen, die tot Hem komen, Hij is nooit afwezig, en niemand komt Hem ooit ongelegen, de deur van de genade is altijd open, nacht en dag, of zal onmiddellijk geopend worden als wij kloppen. Zijn dienaren, de deurwachters, moeten altijd gereedstaan om hen, die zich de Heere komen aanbieden, binnen te laten. God heeft niet alleen een gastvrij huis, maar een open huis, opdat op alle tijden, door de prediking van het Woord, tijdig en ontijdig, de scharen van de heidenen en hun koningen en aanvoerders in de kerk gebracht mogen worden. Heft uw hoofden op, gij poorten, en laat zulke welkome gasten binnentreden.

IV. Allen die in de nabijheid van de kerk zijn, zullen op de n of andere wijze aan haar belangen dienstbaar gemaakt worden. Ondergeschiktheid en heerschappij vinden geen genade in de ogen van de mensen, maar wel in die van God. Hij die de lagere schepselen nuttig maakte voor de mens, zal de volken nuttig maken voor de kerk. De aarde kwam de vrouw te hulp. Alle dingen zijn van U. Zo ook hier, Isaiah 60:10. Vreemden, die geen kennis van U hebben noch vriendschap voor U gevoelen die altijd vervreemd waren van het burgerschap Israëls, zij zelfs zullen Uw muren bouwen, en hun koningen zullen op deze of die wijze U dienen en daarin geen vernedering zien. Dit werd vervuld toen de koning van Perzië en de landvoogden van zijn provincies op zijn bevel Nehemia hielpen en bijstonden in het herbouwen van de muren van Jeruzalem. Er zullen vreemdelingen verwekt worden om de muren van Jeruzalem te herbouwen, opdat deze niet in puin zullen blijven liggen. Zelfs zij die niet tot de kerk behoren, kunnen haar beschermen. En de grootsten van de mensen mogen het niet beneden zich achten de kerk te dienen, maar er zich over verheugen, wanneer zij in de gelegenheid zijn en er lust toe gevoelen om haar de dienst te bewijzen. Ja, het is de plicht van allen, een ieder in zijn kring om te doen wat in hun vermogen is om de belangen van Gods koninkrijk onder de mensen te bevorderen en het is voor hun verantwoording indien zij dat nalaten. Vers 12 :Het volk en het koninkrijk, die u niet zullen dienen, zullen vergaan. Niet dat zij zullen vergaan door het zwaard of door menselijke vervloeking, ook niet dat dit enig recht geeft om de verbreiding van het Evangelie door geweld te bevorderen, of dat men door boeten en andere straffen de mensen zou mogen dwingen om zich bij de kerk te voegen, -in genen dele. Maar zij, die zich niet door het geloof willen onderwerpen aan Jezus Christus, de Koning van de kerk, en Hem niet willen dienen, zullen voor eeuwig vergaan, Psalms 2:12. Zij, die zich niet willen buigen onder de gouden scepter van Christus, onder de heerschappij van Zijn Woord en Geest, die niet in Zijn gezin opgenomen en aan de regelen daarvan ondergeschikt gemaakt willen worden, zullen in stukken gebroken worden door Zijn ijzeren scepter. "Breng hen hier en sla hen hier voor Mij dood" Luke 19:27. Zij zullen geheel en voor eeuwig verwoest worden, wanneer Christus zal komen om wraak te nemen op hen die het Evangelie ongehoorzaam zijn, 2 Thessalonians 1:8.

V. Er zal overvloed van schoonheid gevoegd zijn bij de instellingen van Gods verering, Isaiah 60:13. "De heerlijkheid van de Libanon, de sterke en statige cederen die daar groeien zal tot u komen," gelijk vanouds tot Salomo, toen hij de tempel bouwde, 2 Chronicles 2:16. En daarbij zal ander bruikbaar hout gebracht worden, geschikt om het gebeeldhouwde werk te vervangen dat de vijand verbroken had, Psalms 74:5, Psalms 74:6. De tempel, de plaats van Godsheiligdom, zal niet alleen herbouwd, maar verfraaid worden. Het is de plaats van Zijn voeten waar Hij zetelt en rust, Ezechiël 43:7. De ark wordt genoemd Zijn voetbank, omdat die onder het verzoendeksel (de genadestoel) was, Psalms 132:7. Hij zal hem heerlijk maken in de ogen van zijn volk en al hun naburen. De heerlijkheid van het laatste huis, waarop de profetie betrekking heeft, ofschoon in vele opzichten kleiner, was toch in werkelijkheid groter dan die van het eerste want Christus kwam in die tempel, Malachi 3:1. Ook was hij versierd met kostelijke stenen en giften, Luke 21:5, waarop deze belofte in zekere zin doelen kan, maar toch sprak Christus daarover zo geringschattend dat wij moeten geloven dat de eigenlijke vervulling bestaat in de rijkdom van heiligheid en de genade en vertroostingen van de Heilige Geest, waarmee de instellingen van het Evangelie zijn versierd.

VI. De kerk zal waarlijk groot en eerwaardig verschijnen, Isaiah 60:14. Het Joodse volk werd, na de terugkeer uit de gevangenschap, gaandeweg aanzienlijker en maakte een betere figuur dan men zou verwacht hebben, nadat het zo omlaag gebracht geweest was, en beter dan een van de andere volken, die zich herstelden van de door Chaldeën ondergane vernedering. Het is waarschijnlijk dat velen, die hen in Babel verdrukt hadden, nadat zij zelf door de Perzen overheerd waren, bij de Joden toevlucht en schuilplaats zochten en gaarne met hen op goede voet kwamen. Voorts is deze profetie vervuld toen zij, die vijanden van Gods kerk waren, er door Gods genade toe gebracht werden om hun dwaling in te zien, en kwamen om zich bij haar te voegen. De kinderen dergenen, die u onderdrukt hebben-indien niet zij zelf, dan toch hun kinderen, zullen zich neerbuigen aan de planten uwer voeten, en u vergeving vragen voor hun dwaasheid, u smeken om uw gunst en bidden om in uw gezin opgenomen te worden, 1 Samuel 2:36. Een dergelijke belofte is aan de gemeente te Filadelfia gegeven, Revelation 3:9. En dit is bedoeld als:

1. Een bedreiging voor de trotse onderdrukkers van de kerk, die haar bedroefd en veracht hebben en daarin zich vermaakt hebben, zij zullen neergebogen worden, hun geestkracht zal gebroken worden, en hun toestand zal zo laag en ellendig worden dat zij zich gaarne zullen laten helpen door hen, die ze vroeger het verst van zich gestoten hebben. Vroeger of later zal God verachting uitstorten over hen, die Zijn volk veracht hebben.

2. Een verhoging voor de arme verdrukte leden van de kerk, en dit is de eer die hun zal worden aangedaan, zij zullen gelegenheid krijgen om goed te doen aan degenen die hen kwalijk gehandeld hebben, en hen te redden die hen bedroefd en veracht hebben. Het is een vermaak voor de godvrezende, en Hij rekent het zich een eer, om barmhartigheid te bewijzen aan hen, bij wie Hij geen barmhartigheid gevonden heeft. Maar dit is nog niet alles. Zij zullen zich niet alleen als smekelingen voor Uw voeten neerbuigen, in hun eigen belang meer zij zullen U ook eren. Zij zullen U noemen de stad des Heeren. Zij zullen eindelijk er van overtuigd zijn dat gij een gunstelinge des hemels zijt en de bijzondere zorg van de goddelijke voorzienigheid geniet. Die stad is waarlijk groot en vereerd, die is sterk en rijk, die is veilig en schoon, die is de begeerlijkste plaats om in te wonen, die de stad des Heeren is, die Hij als de Zijne erkent, waar Hij woont en waar de godsdienst de hoogste plaats inneemt. Zulk een plaats is Zion, zij is de stad welke God verkoren heeft om daar Zijn naam te stellen, zij is het Zion van de Heilige Israëls. En daarom zijn wij er zeker van dat zij een heilige plaats is, anders zou de Heilige Israëls zich nooit haar beschermer genoemd hebben.

Verzen 15-22

Jesaja 60:15-22

De gelukkige en verheerlijkte staat van de kerk wordt hier verder voorzegd, voornamelijk en uitsluitend met betrekking tot de Christelijke kerk en haar geestelijke vrede, maar onder het type van de kleine en uitwendige vrede welke de Joden nu en dan na hun terugkeer uit de gevangenschap genoten hebben. Derhalve wordt hier gesproken van haar:

I. In vergelijking met hetgeen zij geweest was. Dit maakt haar vrede en eer zoveel aangenamer, dat haar toestand zo geheel anders was.

1. Zij is veracht geweest, maar zal nu geëerd worden, Isaiah 60:15, Isaiah 60:16. Jeruzalem is verlaten en gehaat geweest, verlaten door haar vrienden, verafschuwd door haar vijanden, niemand ging door die vereenzaamde stad heen, allen vermeden haar als een treurig toneel, zij was een ontzetting en aanfluiting. Maar nu zal zij tot een eeuwige heerlijkheid gemaakt worden, hervormd worden van de afgoderij en de tekenen van Gods gunst terug ontvangen en zij zal de vreugde van de godvrezenden zijn van geslacht tot geslacht. Wanneer wij nu in aanmerking nemen hoe kort de heerlijkheid van Jeruzalem geduurd heeft, en hoeveel er tekort is gekomen aan de vervulling van deze belofte, moeten wij de volkomen vervulling verwachten in de voortdurende uitnemendheid van de kerk des Evangelies, welke die van de Oud Testamentische kerk verre overtreft, en de heerlijke voorrechten en zegeningen van de Christelijken godsdienst die werkelijk een vreugde zijn van geslacht tot geslacht. Van twee dingen wordt hier gesproken als van haar blijdschap en heerlijkheid, in tegenstelling met de vroegere verlatenheid en haat.

A. Zij zal door haar naburen ondersteund worden.

De volken en hun koningen, die er toe gebracht worden om het Christendom te omhelzen zullen zichzelf ten dienste stellen aan het welzijn van de kerk, en haar belangen behartigen met de tederheid, welke de voedster gevoelt voor het kind aan haar borst, Isaiah 60:16. Gij zult de melk van de heidenen zuigen, niet hun bloed, dat is niet in de geest des Evangelies. Gij zult de borsten van de koningen zuigen, die voor u als voedstervaders zullen zijn.

B. Zij zal ondersteund worden door God, Gij zult weten dat Ik de Heere ben, uw Heiland en uw Verlosser. Gij zult dat bij ondervinding weten, want er zal zo'n verlossing, zo'n verzoening voor u gewrocht worden, dat het onwedersprekelijk is dat dit het werk is van de Heere, het werk van de Machtige Jakobs, een grote verlossing, waardoor het welzijn van alle ware Israëlieten verzekerd wordt. Vroeger wisten zij dat de Heere hun God was nu kennen zij Hem als hun Heiland en Verlosser. De Heilige Israëls verschijnt als de Machtige Jakobs.

2. Zij was verarmd, maar nu zal zij verrijkt worden, en alle dingen zullen in haar voordeel veranderen, Isaiah 60:17. Wanneer zij, die uit het stof verhoogd werden, naast prinsen worden geplaatst, krijgen zij in plaats van koper goudgeld in de beurs, in plaats van ijzeren huisraad zilveren vaten, en allerlei andere aangename verbeteringen. Evenzeer zal de geestelijke heerlijkheid van de Nieuw Testamentische kerk de uitwendige pracht en de glans van de Joodse huishouding overtreffen, welke geen heerlijkheid had in vergelijking met deze uitnemende heerlijkheid, 2 Corinthiers 3:10. Toen wij de doop in plaats van de besnijdenis kregen, het avondmaal des Heeren in plaats van het paasfeest, de bediening des Evangelies in plaats van de Levietische priesterschap, kregen wij goud in plaats van koper. De zonde veranderde het goud in koper, toen Rehabeam koperen schilden maakte ter vervanging van de gouden, die hij moest afstaan, maar Gods gunst, als die terugkeert, verandert het koper weer in goud.

3. Zij was verdrukt geweest door haar eigen vorsten, waarover geklaagd was niet alleen als over een gevolg van haar zonden, maar ook als over haar ellende Isaiah 59:14, maar nu zullen alle grieven van die aard hersteld worden, Isaiah 60:17 :Ik zat al uw opzieners vreedzaam maken. Mannen des vredes zullen haar overheden zijn, waarlijk rechtvaardigen en geen beschermers van ongerechtigheid, vrederechters en geen werktuigen van moeite en verdrukking. Zij zullen vrede zijn, dat is, zij zullen oprecht uw welzijn zoeken en door hun beheer zult gij het goede genieten. Zij zullen vrede zijn, want zij zullen rechtvaardigen zijn. De vrede is als een rivier, wanneer de gerechtigheid is als de golven van de zee. Zelfs uw drijvers, zij die de belastingen moeten innen, ofschoon zij stipt zijn zullen, zullen niet partijdig zijn, maar rechtvaardig zowel jegens de onderdanen als jegens de vorsten. Zij mogen, zo gebood Johannes de Doper de tollenaren, niet meer eisen dan hetgeen hun gezet is, Luke 3:13.

4. Zij was door haar naburen beledigd, overrompeld, buit gemaakt, uitgeplunderd, maar nu zal dat niet meer zo zijn, Isaiah 60:18. Geen geweld zal meer gehoord worden in uw land. Geen zegekreten van hen die geweld doen, geen klachten of gekerm van hen die geweld lijden, zal meer gehoord worden, maar allen zullen in vrede het hun bezitten en genieten. Er zal geen verstoring of verbreking in uw landpalen zijn, noch van personen noch van eigendom, maar uw muren zult gij Heil heten en uw poorten Lof. Uw muren zullen veilig en middelen van beveiliging voor u zijn. Uw poorten zullen u lof brengen van ieder, die ziet in hoe goede staat zij zijn. En zij zullen de lof zijn van God, die de grendelen van uw poorten sterkt, Psalms 147:14. Wanneer Gods heil de muren sterkt, is het betamelijk dat Zijn lof gehoord wordt in de poort, de plaats van de samenkomst.

II. Zij zal in alles volmaakt zijn. Het schijnt dat wij in het slot van dit hoofdstuk geleid worden om nog verder te zien, en wel naar de heerlijkheid en het geluk des hemels, onder het beeld van de bloeiende toestand van de kerk op aarde, die echter nooit ook slechts in de verte geleek naar hetgeen hier voorzegd wordt. Vele van de beelden en uitdrukkingen, die hier gebruikt worden, vinden wij terug in de beschrijving van het nieuwe Jeruzalem, in Revelation 21:23 en 22:5. Gelijk de profeet meermalen en ongemerkt overgaat van de zegeningen van de Joodse kerk naar de geestelijke zegeningen van de Christelijke kerk, die eeuwig zijn, zo verheft hij zich soms van de strijdende kerk tot de zegevierende kerk. Daar en daar alleen zullen de beloofde vrede, blijdschap en heerlijkheid in volmaaktheid gevonden worden.

1. God zal alles in allen zijn in het hier beloofde geluk, dat is Hij altijd voor alle ware gelovigen, Isaiah 60:19. De zon zal u niet meer wezen tot een licht des daags, en tot een glans zal u de maan niet lichten. Gods volk, dat Zijn gunst geniet en wandelt in het licht Zijns aanschijns, maakt weinig staat op zon en maan en de overige geschapen lichten, maar wandelt getroost in het licht des Heeren, ofschoon die andere lichten ook hun schijnsel inhouden. In de hemel zal er geen behoefte meer zijn aan zijn maan, want de hemel is de erfenis van de heiligen in het licht, een licht dat even gemakkelijk de glans van de zijne verdooft, als de zijne het schijnsel van een kaars overtreft. Afgodendienaars aanbaden de zon en de maan, hetgeen sommigen houden voor de oudste en minst onredelijke afgoderij, maar deze zullen uw licht niet meer zijn, zij zullen niet meer verafgood worden, want de Heere zal uw bestendig licht zijn, bij dag en bij nacht, in de nacht van tegenspoed zowel als op de dag van voorspoed. Zij, die God voor hun enig licht houden, hebben in Hem een algenoegzaam licht, hun zijn en schild. Uw God zal uw sierlijkheid zijn. God is de sierlijkheid van hen, wier God Hij is, en Hij zal het eeuwig zijn. Het is hun, sierlijkheid dat zij Hem tot hun God hebben, hun heerlijkheid en hun schoonheid ligt daarin. Gods volk is daardoor een eerwaardig volk, ze hebben in God hun belang als in hun Verbondsgod.

2. De hier beloofde heerlijkheid zal geen verandering, vervanging of einde kennen, Isaiah 60:20. Uw zon zal niet meer ondergaan, maar het zal eeuwig dag zijn, eeuwig zonneschijn. Uw zon zal niet deze zijn, die soms verduisterd wordt, of bewolkt, en die al schijnt zij nog zo schitterend en verwarmend, binnen enkele uren wegzinkt en u in het donker en in de koude laat, maar Hij zal uw zon en uw fontein van licht zijn, die zelf de "Vader van de lichten is, en bij Wie geen verandering of schaduw van omkeren is." James 1:17. Wij lezen dat de zon eens stilstond en gedurende een gehele dag niet haastte om onder te gaan, en het was een heerlijke dag, die zijns gelijke niet had, maar wat is dit vergeleken bij de dag, waarop nooit een nacht volgen zal? En zelfs indien er een nacht daalde, zou het een lichte nacht zijn, want uw maan zal haar licht niet intrekken, zij zal nooit afnemen, nooit veranderen, maar altijd vol zijn. De vertroosting en de blijdschap des hemels, de heerlijkheid die als het licht van de zon voor de ziel bereid is, en de heerlijkheid van het verrezen lichaam die als het licht van de maan is, zullen nooit de minste verandering of onderbreking kennen. Hoe zouden ze ook indien de Heere uw eeuwig licht is, een licht dat nooit verminderd of geblust worden kan? En de dagen uwer treuring zullen een einde nemen zij zullen nooit terugkeren, al uw tranen zullen afgewist worden, en de fonteinen dier tranen, zonde en beproeving, zullen verdroogd zijn, zodat droefheid en zuchten voor eeuwig van u wijken zullen.

3. Zij, die voor dit geluk uitverkoren zijn en er voor bereid en geschikt gemaakt werden, zullen nooit van het bezit ervan beroofd worden, Isaiah 60:21. Uw volk, dat dit nieuwe Jeruzalem bewonen zal, zullen allen tezamen rechtvaardigen zijn, allen gerechtvaardigd door de gerechtigheid van de Messias, allen geheiligd door Zijn Geest, geheel dat volk, geheel Jeruzalem, moet rechtvaardig zijn, moet die heiligheid bezitten, zonder welke niemand de Heere zien zal. Zij zijn allen rechtvaardigen, want wij weten dat niemand, die de ongerechtigheid werkt, het Koninkrijk Gods beërven zal. Er is op aarde geen volk, dat uit enkel rechtvaardigen bestaat, aan deze zijde des hemels zijn er altijd enige slechten onder het beste gezelschap vermengd maar zulke-vermenging bestaat daar niet. Zij zullen allen rechtvaardigen zijn, dat is, zij zullen geheel en al rechtvaardig zijn, gelijk er geen bedorvene onder hen is zo zal er ook geen bederf onder hen zijn tot geesten van de volmaakte rechtvaardigen zijn zij gemaakt. En allen zullen zij, die het Nieuw Jeruzalem bevolken, rechtvaardigen zijn, zij worden de vergadering van de rechtvaardigen genoemd, Psalms 1:5. En omdat zij allen rechtvaardigen zijn, zullen zij de aarde in eeuwigheid erfelijk bezitten, want alleen de zonde zou hen kunnen verdrijven. De volmaaktheid van de heiligheid van de gelovigen is de waarborg voor de eeuwigen duur van hun geluk.

4. De heerlijkheid van de kerk zal de eer van de God van de kerk verhogen. Het zal blijken dat zij een spruit van Zijn plantingen zijn, het werk van Zijn handen, en Hij zal hen als zodanig erkennen. zij werden door de genade Gods voor dit geluk aangewezen, zij zijn een spruit van Zijn plantingen. Hij heeft hen uit de wilde olijfboom afgebroken en in de goede olijfboom geënt, hen uit het open veld waar zij als tengere plantjes stonden, overgeplaatst in Zijn hof. Nu zijn zij op aarde in Zijn tuin geplant, straks worden zij overgebracht naar het paradijs des levens. Door Zijn genade werden zij bereid en bekwaam gemaakt voor dit geluk, zij zijn het werk van Zijn handen. Efeziers 2:10, zijn hiervoor bereid, 2 Corinthiers 5:5. Het is een werk van tijd en wanneer het voltooid is, zal het blijken een wonderwerk te zijn, en God, die het begon en voleindde, zal er door verheerlijkt worden, want de Heere Jezus zal alsdan wonderlijk zijn in allen die in Hem geloven. Zij zullen te meer verheerlijkt worden en God zal des te meer in hen verheerlijkt worden wanneer men hetgeen zij zijn zullen vergelijkt met hetgeen zij waren, het geluk dat zij bereikt hebben met hun kleine begin, Isaiah 60:22. De kleinste zal tot duizend worden en de minste tot een machtig volk. De gevangenen, die uit Babel terugkwamen, werden bijzonder vermenigvuldigd en groeiden tot een sterk volk. De Christelijke kerk was bij de aanvang zeer klein, en bevatte niet meer dan honderd twintig namen, nu zijn er duizenden. De steen, zonder handen uit de berg afgehouwen is zo groot geworden dat zij de gehele aarde vervult. De zegevierende kerk, en elke verheerlijkte heilige zal zijn duizend uit een klein en een machtig volk uit een geringe. De genade en vrede van de heiligen zijn eerst gelijk een mosterdzaad maar zij groeien en vermenigvuldigen, en maken dat de kleinste tot duizend wordt en de zwakste gelijk David. Wanneer zij in de hemel komen en terugzien op de geringheid van hun aanvang, zullen zij er over verwonderd staan dat zij zover gekomen zijn. En zo wonderbaar is deze belofte dat zij aan het einde met een sterke verzekering bevestigd wordt. Ik de Heere, zal zulks te van Zijner tijd snellijk doen komen, alles wat hier gezegd is betreffende de Joodse en de Christelijke kerk, de strijdende en Zegevierende kerk, en iederen gelovige in het bijzonder.

a. Het schijnt te moeilijk om te kunnen geschieden en daarom kan er aan gewanhoopt worden, maar God de Almachtige heeft het ondernomen. Ik de Heere zal het doen, Ik die het doen kan en besloten heb het te doen. Het zal gedaan worden door Hem Wiens macht onwederstaanbaar en Wiens raadsbesluit onveranderlijk is.

b. Het kan schijnen zo vertraagd te worden dat alle hoop vergaat of het ook nog geschieden zal, maar de Heere die het doen zal, zal het haastig doen komen. Hij zal het doen met alle bekwamen spoed- ofschoon er veel tijd moge voorbijgaan eer alles geschied is, zal er toch geen tijd verloren gaan. Hij zal het te Zijner tijd snellijk doen komen, op Zijn eigen tijd, de tijd als `t het meest gepast is, Hij doet het op de tijd die Zijn wijsheid bepaald heeft en niet op die welke onze dwaasheid er voor kiest. En dat is werkelijk snel of schoon het langzaam schijnt te zijn, het is niet te laat als het op Gods tijd komt, want wij kunnen zeker zijn dat het de beste tijd is, waarop hij, die gelooft, geduldig wacht.

Verzen 15-22

Jesaja 60:15-22

De gelukkige en verheerlijkte staat van de kerk wordt hier verder voorzegd, voornamelijk en uitsluitend met betrekking tot de Christelijke kerk en haar geestelijke vrede, maar onder het type van de kleine en uitwendige vrede welke de Joden nu en dan na hun terugkeer uit de gevangenschap genoten hebben. Derhalve wordt hier gesproken van haar:

I. In vergelijking met hetgeen zij geweest was. Dit maakt haar vrede en eer zoveel aangenamer, dat haar toestand zo geheel anders was.

1. Zij is veracht geweest, maar zal nu geëerd worden, Isaiah 60:15, Isaiah 60:16. Jeruzalem is verlaten en gehaat geweest, verlaten door haar vrienden, verafschuwd door haar vijanden, niemand ging door die vereenzaamde stad heen, allen vermeden haar als een treurig toneel, zij was een ontzetting en aanfluiting. Maar nu zal zij tot een eeuwige heerlijkheid gemaakt worden, hervormd worden van de afgoderij en de tekenen van Gods gunst terug ontvangen en zij zal de vreugde van de godvrezenden zijn van geslacht tot geslacht. Wanneer wij nu in aanmerking nemen hoe kort de heerlijkheid van Jeruzalem geduurd heeft, en hoeveel er tekort is gekomen aan de vervulling van deze belofte, moeten wij de volkomen vervulling verwachten in de voortdurende uitnemendheid van de kerk des Evangelies, welke die van de Oud Testamentische kerk verre overtreft, en de heerlijke voorrechten en zegeningen van de Christelijken godsdienst die werkelijk een vreugde zijn van geslacht tot geslacht. Van twee dingen wordt hier gesproken als van haar blijdschap en heerlijkheid, in tegenstelling met de vroegere verlatenheid en haat.

A. Zij zal door haar naburen ondersteund worden.

De volken en hun koningen, die er toe gebracht worden om het Christendom te omhelzen zullen zichzelf ten dienste stellen aan het welzijn van de kerk, en haar belangen behartigen met de tederheid, welke de voedster gevoelt voor het kind aan haar borst, Isaiah 60:16. Gij zult de melk van de heidenen zuigen, niet hun bloed, dat is niet in de geest des Evangelies. Gij zult de borsten van de koningen zuigen, die voor u als voedstervaders zullen zijn.

B. Zij zal ondersteund worden door God, Gij zult weten dat Ik de Heere ben, uw Heiland en uw Verlosser. Gij zult dat bij ondervinding weten, want er zal zo'n verlossing, zo'n verzoening voor u gewrocht worden, dat het onwedersprekelijk is dat dit het werk is van de Heere, het werk van de Machtige Jakobs, een grote verlossing, waardoor het welzijn van alle ware Israëlieten verzekerd wordt. Vroeger wisten zij dat de Heere hun God was nu kennen zij Hem als hun Heiland en Verlosser. De Heilige Israëls verschijnt als de Machtige Jakobs.

2. Zij was verarmd, maar nu zal zij verrijkt worden, en alle dingen zullen in haar voordeel veranderen, Isaiah 60:17. Wanneer zij, die uit het stof verhoogd werden, naast prinsen worden geplaatst, krijgen zij in plaats van koper goudgeld in de beurs, in plaats van ijzeren huisraad zilveren vaten, en allerlei andere aangename verbeteringen. Evenzeer zal de geestelijke heerlijkheid van de Nieuw Testamentische kerk de uitwendige pracht en de glans van de Joodse huishouding overtreffen, welke geen heerlijkheid had in vergelijking met deze uitnemende heerlijkheid, 2 Corinthiers 3:10. Toen wij de doop in plaats van de besnijdenis kregen, het avondmaal des Heeren in plaats van het paasfeest, de bediening des Evangelies in plaats van de Levietische priesterschap, kregen wij goud in plaats van koper. De zonde veranderde het goud in koper, toen Rehabeam koperen schilden maakte ter vervanging van de gouden, die hij moest afstaan, maar Gods gunst, als die terugkeert, verandert het koper weer in goud.

3. Zij was verdrukt geweest door haar eigen vorsten, waarover geklaagd was niet alleen als over een gevolg van haar zonden, maar ook als over haar ellende Isaiah 59:14, maar nu zullen alle grieven van die aard hersteld worden, Isaiah 60:17 :Ik zat al uw opzieners vreedzaam maken. Mannen des vredes zullen haar overheden zijn, waarlijk rechtvaardigen en geen beschermers van ongerechtigheid, vrederechters en geen werktuigen van moeite en verdrukking. Zij zullen vrede zijn, dat is, zij zullen oprecht uw welzijn zoeken en door hun beheer zult gij het goede genieten. Zij zullen vrede zijn, want zij zullen rechtvaardigen zijn. De vrede is als een rivier, wanneer de gerechtigheid is als de golven van de zee. Zelfs uw drijvers, zij die de belastingen moeten innen, ofschoon zij stipt zijn zullen, zullen niet partijdig zijn, maar rechtvaardig zowel jegens de onderdanen als jegens de vorsten. Zij mogen, zo gebood Johannes de Doper de tollenaren, niet meer eisen dan hetgeen hun gezet is, Luke 3:13.

4. Zij was door haar naburen beledigd, overrompeld, buit gemaakt, uitgeplunderd, maar nu zal dat niet meer zo zijn, Isaiah 60:18. Geen geweld zal meer gehoord worden in uw land. Geen zegekreten van hen die geweld doen, geen klachten of gekerm van hen die geweld lijden, zal meer gehoord worden, maar allen zullen in vrede het hun bezitten en genieten. Er zal geen verstoring of verbreking in uw landpalen zijn, noch van personen noch van eigendom, maar uw muren zult gij Heil heten en uw poorten Lof. Uw muren zullen veilig en middelen van beveiliging voor u zijn. Uw poorten zullen u lof brengen van ieder, die ziet in hoe goede staat zij zijn. En zij zullen de lof zijn van God, die de grendelen van uw poorten sterkt, Psalms 147:14. Wanneer Gods heil de muren sterkt, is het betamelijk dat Zijn lof gehoord wordt in de poort, de plaats van de samenkomst.

II. Zij zal in alles volmaakt zijn. Het schijnt dat wij in het slot van dit hoofdstuk geleid worden om nog verder te zien, en wel naar de heerlijkheid en het geluk des hemels, onder het beeld van de bloeiende toestand van de kerk op aarde, die echter nooit ook slechts in de verte geleek naar hetgeen hier voorzegd wordt. Vele van de beelden en uitdrukkingen, die hier gebruikt worden, vinden wij terug in de beschrijving van het nieuwe Jeruzalem, in Revelation 21:23 en 22:5. Gelijk de profeet meermalen en ongemerkt overgaat van de zegeningen van de Joodse kerk naar de geestelijke zegeningen van de Christelijke kerk, die eeuwig zijn, zo verheft hij zich soms van de strijdende kerk tot de zegevierende kerk. Daar en daar alleen zullen de beloofde vrede, blijdschap en heerlijkheid in volmaaktheid gevonden worden.

1. God zal alles in allen zijn in het hier beloofde geluk, dat is Hij altijd voor alle ware gelovigen, Isaiah 60:19. De zon zal u niet meer wezen tot een licht des daags, en tot een glans zal u de maan niet lichten. Gods volk, dat Zijn gunst geniet en wandelt in het licht Zijns aanschijns, maakt weinig staat op zon en maan en de overige geschapen lichten, maar wandelt getroost in het licht des Heeren, ofschoon die andere lichten ook hun schijnsel inhouden. In de hemel zal er geen behoefte meer zijn aan zijn maan, want de hemel is de erfenis van de heiligen in het licht, een licht dat even gemakkelijk de glans van de zijne verdooft, als de zijne het schijnsel van een kaars overtreft. Afgodendienaars aanbaden de zon en de maan, hetgeen sommigen houden voor de oudste en minst onredelijke afgoderij, maar deze zullen uw licht niet meer zijn, zij zullen niet meer verafgood worden, want de Heere zal uw bestendig licht zijn, bij dag en bij nacht, in de nacht van tegenspoed zowel als op de dag van voorspoed. Zij, die God voor hun enig licht houden, hebben in Hem een algenoegzaam licht, hun zijn en schild. Uw God zal uw sierlijkheid zijn. God is de sierlijkheid van hen, wier God Hij is, en Hij zal het eeuwig zijn. Het is hun, sierlijkheid dat zij Hem tot hun God hebben, hun heerlijkheid en hun schoonheid ligt daarin. Gods volk is daardoor een eerwaardig volk, ze hebben in God hun belang als in hun Verbondsgod.

2. De hier beloofde heerlijkheid zal geen verandering, vervanging of einde kennen, Isaiah 60:20. Uw zon zal niet meer ondergaan, maar het zal eeuwig dag zijn, eeuwig zonneschijn. Uw zon zal niet deze zijn, die soms verduisterd wordt, of bewolkt, en die al schijnt zij nog zo schitterend en verwarmend, binnen enkele uren wegzinkt en u in het donker en in de koude laat, maar Hij zal uw zon en uw fontein van licht zijn, die zelf de "Vader van de lichten is, en bij Wie geen verandering of schaduw van omkeren is." James 1:17. Wij lezen dat de zon eens stilstond en gedurende een gehele dag niet haastte om onder te gaan, en het was een heerlijke dag, die zijns gelijke niet had, maar wat is dit vergeleken bij de dag, waarop nooit een nacht volgen zal? En zelfs indien er een nacht daalde, zou het een lichte nacht zijn, want uw maan zal haar licht niet intrekken, zij zal nooit afnemen, nooit veranderen, maar altijd vol zijn. De vertroosting en de blijdschap des hemels, de heerlijkheid die als het licht van de zon voor de ziel bereid is, en de heerlijkheid van het verrezen lichaam die als het licht van de maan is, zullen nooit de minste verandering of onderbreking kennen. Hoe zouden ze ook indien de Heere uw eeuwig licht is, een licht dat nooit verminderd of geblust worden kan? En de dagen uwer treuring zullen een einde nemen zij zullen nooit terugkeren, al uw tranen zullen afgewist worden, en de fonteinen dier tranen, zonde en beproeving, zullen verdroogd zijn, zodat droefheid en zuchten voor eeuwig van u wijken zullen.

3. Zij, die voor dit geluk uitverkoren zijn en er voor bereid en geschikt gemaakt werden, zullen nooit van het bezit ervan beroofd worden, Isaiah 60:21. Uw volk, dat dit nieuwe Jeruzalem bewonen zal, zullen allen tezamen rechtvaardigen zijn, allen gerechtvaardigd door de gerechtigheid van de Messias, allen geheiligd door Zijn Geest, geheel dat volk, geheel Jeruzalem, moet rechtvaardig zijn, moet die heiligheid bezitten, zonder welke niemand de Heere zien zal. Zij zijn allen rechtvaardigen, want wij weten dat niemand, die de ongerechtigheid werkt, het Koninkrijk Gods beërven zal. Er is op aarde geen volk, dat uit enkel rechtvaardigen bestaat, aan deze zijde des hemels zijn er altijd enige slechten onder het beste gezelschap vermengd maar zulke-vermenging bestaat daar niet. Zij zullen allen rechtvaardigen zijn, dat is, zij zullen geheel en al rechtvaardig zijn, gelijk er geen bedorvene onder hen is zo zal er ook geen bederf onder hen zijn tot geesten van de volmaakte rechtvaardigen zijn zij gemaakt. En allen zullen zij, die het Nieuw Jeruzalem bevolken, rechtvaardigen zijn, zij worden de vergadering van de rechtvaardigen genoemd, Psalms 1:5. En omdat zij allen rechtvaardigen zijn, zullen zij de aarde in eeuwigheid erfelijk bezitten, want alleen de zonde zou hen kunnen verdrijven. De volmaaktheid van de heiligheid van de gelovigen is de waarborg voor de eeuwigen duur van hun geluk.

4. De heerlijkheid van de kerk zal de eer van de God van de kerk verhogen. Het zal blijken dat zij een spruit van Zijn plantingen zijn, het werk van Zijn handen, en Hij zal hen als zodanig erkennen. zij werden door de genade Gods voor dit geluk aangewezen, zij zijn een spruit van Zijn plantingen. Hij heeft hen uit de wilde olijfboom afgebroken en in de goede olijfboom geënt, hen uit het open veld waar zij als tengere plantjes stonden, overgeplaatst in Zijn hof. Nu zijn zij op aarde in Zijn tuin geplant, straks worden zij overgebracht naar het paradijs des levens. Door Zijn genade werden zij bereid en bekwaam gemaakt voor dit geluk, zij zijn het werk van Zijn handen. Efeziers 2:10, zijn hiervoor bereid, 2 Corinthiers 5:5. Het is een werk van tijd en wanneer het voltooid is, zal het blijken een wonderwerk te zijn, en God, die het begon en voleindde, zal er door verheerlijkt worden, want de Heere Jezus zal alsdan wonderlijk zijn in allen die in Hem geloven. Zij zullen te meer verheerlijkt worden en God zal des te meer in hen verheerlijkt worden wanneer men hetgeen zij zijn zullen vergelijkt met hetgeen zij waren, het geluk dat zij bereikt hebben met hun kleine begin, Isaiah 60:22. De kleinste zal tot duizend worden en de minste tot een machtig volk. De gevangenen, die uit Babel terugkwamen, werden bijzonder vermenigvuldigd en groeiden tot een sterk volk. De Christelijke kerk was bij de aanvang zeer klein, en bevatte niet meer dan honderd twintig namen, nu zijn er duizenden. De steen, zonder handen uit de berg afgehouwen is zo groot geworden dat zij de gehele aarde vervult. De zegevierende kerk, en elke verheerlijkte heilige zal zijn duizend uit een klein en een machtig volk uit een geringe. De genade en vrede van de heiligen zijn eerst gelijk een mosterdzaad maar zij groeien en vermenigvuldigen, en maken dat de kleinste tot duizend wordt en de zwakste gelijk David. Wanneer zij in de hemel komen en terugzien op de geringheid van hun aanvang, zullen zij er over verwonderd staan dat zij zover gekomen zijn. En zo wonderbaar is deze belofte dat zij aan het einde met een sterke verzekering bevestigd wordt. Ik de Heere, zal zulks te van Zijner tijd snellijk doen komen, alles wat hier gezegd is betreffende de Joodse en de Christelijke kerk, de strijdende en Zegevierende kerk, en iederen gelovige in het bijzonder.

a. Het schijnt te moeilijk om te kunnen geschieden en daarom kan er aan gewanhoopt worden, maar God de Almachtige heeft het ondernomen. Ik de Heere zal het doen, Ik die het doen kan en besloten heb het te doen. Het zal gedaan worden door Hem Wiens macht onwederstaanbaar en Wiens raadsbesluit onveranderlijk is.

b. Het kan schijnen zo vertraagd te worden dat alle hoop vergaat of het ook nog geschieden zal, maar de Heere die het doen zal, zal het haastig doen komen. Hij zal het doen met alle bekwamen spoed- ofschoon er veel tijd moge voorbijgaan eer alles geschied is, zal er toch geen tijd verloren gaan. Hij zal het te Zijner tijd snellijk doen komen, op Zijn eigen tijd, de tijd als `t het meest gepast is, Hij doet het op de tijd die Zijn wijsheid bepaald heeft en niet op die welke onze dwaasheid er voor kiest. En dat is werkelijk snel of schoon het langzaam schijnt te zijn, het is niet te laat als het op Gods tijd komt, want wij kunnen zeker zijn dat het de beste tijd is, waarop hij, die gelooft, geduldig wacht.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 60". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-60.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile